Een goede voorbereiding is het halve werk Geslaagd op het Regius College: klaar voor de toekomst?
Rapport over de resultaten van een onderzoek onder de geslaagde VWO-leerlingen van het
William Klaver
Regius College uit 2008 en 2009
Schagen, juli 2011
Inhoudsopgave 1. Samenvatting
3
2. Aanleiding
5
3. Onderzoeksopzet
6
3.1. Probleemstelling
6
3.2. Onderzoeksmethode
6
4. Geslaagden in kaart
8
5. Studiekeuze
9
6. Studievoortgang
11
7. Aansluiting Regius College
13
8. Resultaten
14
9. Evaluatie onderzoek
15
9.1. Kanttekeningen
15
9.2. Voortzetting
16
Bijlagen A. Referenties
18
B. Vragenlijst
19
C. Grafieken
22
1. Route Regius College
22
2. Profielkeuze
22
3. Na het VWO
23
4. Nooit meer studeren?
23
5. Invloedrijke personen
24
6. Profiel vs. soort studie
24
7. Regionale verdeling
25
8. Studiepunten jaar 1
25
9. Zelfde studie jaar 2?
26
10. Studievertraging?
26
11. Studie afronden?
27
D. Tabellen
28
1. Respons
28
2. Informatiebron studiekeuze
28
3. Zoeken vervolgopleiding
28
4. Motivatie studiekeuze
28
5. Stadkeuze versus andere factoren
29
Onderzoek geslaagden – William Klaver
pagina 2
1.
Samenvatting
De onderwijsinspectie heeft het Regius College de afgelopen jaren niet onverdeeld positief beoordeeld. Het VWO kreeg op de meeste vlakken een onvoldoende en het eindoordeel 'zwak'. Daarmee kwam de afdeling onder intensief toezicht van de inspectie. Een aspect dat niet wordt meegenomen in de onderzoeken, zijn de prestaties in het vervolgonderwijs, meestal de hogeschool of universiteit. Hoe het de geslaagden van het Regius College afgaat in het jaar daarna, is minstens zo relevant. Zeker nu het hoge percentage uitvallers in het eerste jaar van een studie en de langstudeerders onderwerp van maatschappelijke discussie zijn. Als oud-leerling is William Klaver nog steeds met de school begaan. De negatieve vermeldingen strookten niet met het beeld dat hij van het VWO en zijn medeleerlingen had. De nieuwsgierigheid naar de prestaties van alle geslaagden nam toe. Met als belangrijkste inzet de harde feiten te achterhalen, heeft het Regius College zijn initiatief omarmd en hem de kans gegeven het onderzoek uit te voeren. Het heeft geresulteerd in dit rapport. Van de 156 geslaagden van de lichtingen 2008 en 2009 hebben 96 geslaagden een vragenlijst ingevuld. De respons ligt daarmee op 62%. Zij staan goed model voor de hele groep als het gaat om profielkeuze en het gemiddelde eindcijfer op het diploma. Het meest voor zich sprekende cijfer is het percentage eerstejaarsstudenten dat van het Regius College komt en in het eerste studiejaar stopt met de gekozen opleiding. Dat is 15,4%, terwijl het landelijk gemiddelde 25,5% is. Na het slagen kiest 75% voor de universiteit, 12% studeert niet direct door. Die cijfers zijn respectievelijk 4 en 3 procentpunt beter dan de landelijke benchmark. Uiteindelijk is 99% binnen 3 jaar gaan studeren. Wat betreft de studiekeuze valt op, dat 73% de ouders aangeeft als meest invloedrijk en 1% de decaan. Open dagen en meeloopdagen zijn de waardevolste informatiebronnen, 33% geeft de 'koudere' bronnen internet en brochures aan. 61% heeft actief gezocht, 23% passief en de overige 16% zeer actief. De motivatie voor de uiteindelijke keus wordt op een schaal van 1 tot 10 een 8,1 gegeven. Van de studenten blijft 44% in de buurt: Alkmaar of Amsterdam. Deze groep kiest minder gemotiveerd, heeft minder actief en meer op basis van internet en brochures gezocht dan de andere 56%. Deze groep had een lager gemiddelde op het VWO, doet geen tweede studie en geeft de aansluiting met het Regius College een hoger cijfer. Dat laatste is verklaarbaar doordat het percentage Hbo’ers hoger is in deze groep; die overgang is kleiner. Hbo’ers begonnen gemotiveerder en kozen bewuster. Grotendeels zaten zij ook bij de leerlingen met de laagste cijfers op het VWO. Op het HBO presteren ze uitstekend; geslaagden voor wie die vorm van onderwijs geschikter lijkt, komen daar dus ook terecht. Er zijn geen landelijke cijfers bekend over het aantal studiepunten in het eerste jaar en de studievoortgang als men het eerste jaar eenmaal door is. Studenten afkomstig van het Regius College halen in 52% van de gevallen direct hun propedeuse, 8% gaat er een tweede
Onderzoek geslaagden – William Klaver
pagina 3
studie naast doen. Het gemiddelde aantal studiepunten in het eerste jaar is 51 van de 60 en 32% geeft aan (inmiddels) studievertraging opgelopen te hebben. Soms is dat bewust, meestal doordat het verschil tussen VWO en vervolgstudie te groot is. Over het afronden van de studie is de student zeer positief. Als ieders verwachting uitkomt, haalt 97% van de geslaagden een diploma. Dat is een goed perspectief, met landelijke cijfers van 87% een diploma en 7% afgehaakt na 9 jaar. Een duidelijke positieve correlatie is ook zichtbaar tussen de hoogte van het gemiddelde op het VWO en de kans op het halen van de propedeuse, het aantal studiepunten in het eerste jaar en de motivatie voor aanvang van de studie. De aansluiting tussen het Regius College en de vervolgactiviteit krijgt gemiddeld een 6,68. Respondenten die een hoog cijfer geven, wijten dat aan hun kennisniveau. Bij een mindere aansluiting is de belangrijkste reden daarvoor het grote verschil in zelfstandigheid en de beperkte aandacht voor het opdoen van vaardigheden die nodig zijn op met name de universiteit. Ook in de vrije ruimte wordt regelmatig aangegeven dat dit een mogelijk punt voor verbetering is. De belangrijkste resultaten van het onderzoek op een rij: 1. De prestaties van geslaagden zijn relatief goed. Velen stromen naar het hoger onderwijs door, weinig uitval in het eerste jaar, weinig vertraging en veel vertrouwen in een goede afronding. 2. Het levert meer inzicht in wat effectief is bij de ondersteuning van het maken van een studiekeuze. 3. Er hoeft niet meer aandacht naar de voorlichting over het HBO. De categorie geslaagden voor wie dat een geschiktere onderwijsvorm lijkt, kiest daar ook nu al voor. 4. Met het kennisniveau van de geslaagden is niets mis. Dat strookt ook met de cijfers voor het Centraal Examen, die boven de norm zijn. 5. Het probleem is het grote verschil tussen de wijze van onderwijs op het VWO en in het hoger onderwijs. Een betere voorbereiding op die overstap is de moeite meer dan waard. Het is tot slot aan te bevelen jaarlijks de informatie over geslaagden te vergaren. Dat kan zo, maar kan ook een wettelijke taak voor de vervolginstellingen worden. Bijkomend voordeel is, dat op een gegeven moment de ontwikkeling van de school door de jaren heen bekeken kan worden.
Onderzoek geslaagden – William Klaver
pagina 4
2.
Aanleiding
De onderwijsinspectie heeft het Regius College de afgelopen jaren niet onverdeeld positief beoordeeld. Het VWO kreeg op de meeste vlakken een onvoldoende en het eindoordeel 'zwak'. Daarmee kwam de afdeling onder intensief toezicht van de inspectie. De onderdelen waarop de afdeling slecht scoorde, zijn de onderwijskwaliteit door onvoldoende opbrengsten, de waarborging van de kwaliteit van schoolexamen en van onderwijsleerproces, het niet voldoen aan wettelijke voorschriften omtrent de schoolgids en de eisen aan de gerealiseerde onderwijstijd. In de bekende jaarlijkse vergelijking van Elsevier kwam de school ook negatief naar voren. Niet gek, het weekblad maakt voor de beoordeling gebruik van de gegevens van de inspectie. Ook in de lokale media werden de resultaten genoemd. Alles bij elkaar is het niet goed geweest voor het imago van de toenmalige GSg Schagen. Een aspect dat niet wordt meegenomen in de onderzoeken zijn de prestaties in het vervolgonderwijs, meestal de hogeschool of universiteit. Hoe het de geslaagden van het Regius College afgaat in het jaar daarna, is minstens zo relevant. Zeker nu het hoge percentage uitvallers in het eerste jaar van een studie en de langstudeerders onderwerp van maatschappelijke discussie zijn. Als oud-leerling ben ik nog steeds met de school begaan. De negatieve vermeldingen strookten niet met het beeld dat ik van het VWO en mijn medeleerlingen had. De nieuwsgierigheid naar de prestaties van alle geslaagden nam toe. In november 2010 ben ik via mijn docent economie en begeleider van het profielwerkstuk, Frank Prins, in contact gekomen met de sectordirectie. Het voorstel om de prestaties van de geslaagden te onderzoeken, werd met enthousiasme ontvangen. De maanden daarna zijn we aan de slag gegaan, resulterend in dit rapport waarin de harde feiten van de lichting 2008 en 2009 centraal staan. Met veel plezier heb ik dit onderzoek uitgewerkt en uitgevoerd. Ik dank het Regius College voor het lef mij die kans te geven en voor het enthousiaste meedenken. Ik was verheugd vlak voor het verschijnen van dit rapport te horen dat de lichting 2011 van de VWO-afdeling van het Regius College een slagingspercentage van 100% kende. Met dit onderzoek hoop ik een bescheiden bijdrage te leveren aan de verdere ontwikkeling van het onderwijs in Schagen. Ik hoop, dat u met interesse de analyse en resultaten doorneemt. William Klaver Geslaagd in 2009 op het VWO van het Regius College Student economie en bestuurskunde aan de Erasmus Universiteit Rotterdam
Onderzoek geslaagden – William Klaver
pagina 5
3. 3.1
Onderzoeksopzet Probleemstelling
Doel van het onderzoek is een completer beeld creëren van de kwaliteit van de VWO-afdeling van het Regius College, door kennis te vergaren over de vervolgprestaties en het oordeel van de geslaagden van de lichting 2008 en 2009. Aangenomen wordt dus dat er een verband bestaat tussen de kwaliteit van het VWO dat een leerling doorloopt en de prestaties bij de vervolgstudie. Het beste bewijs daarvoor is de naamgeving zelf: Voorbereidend Wetenschappelijk Onderwijs. Daar komt ook de titel van het rapport vandaan: “Een goede voorbereiding is het halve werk”. De doelgroep van het onderzoek zijn de sectordirectie, de decanen, het bestuur, de teamleiders en andere betrokkenen bij de school. De centrale vraag van het onderzoek luidt als volgt:
“Wat is de kwaliteit van de VWO-afdeling van het Regius College afgaande op de vervolgprestaties en het oordeel van de geslaagden van de lichting 2008 en 2009?” Het antwoord daarop wordt gegeven in vier delen. In het eerste deel wordt een beeld geschetst van de geslaagden. De groep die nog geen vervolgstudie is begonnen, wordt hier ook kort besproken. Deel twee belicht de studiekeuze. Wie heeft daar invloed op, welke informatiebronnen worden gebruikt en hoe actief en gemotiveerd wordt er gekozen. Na de totstandkoming van de keuze komt de werkelijke keuze aan bod: HBO of Universiteit? En welke instellingen en studies? En sluit die keuze aan bij het profiel waarin eindexamen is gedaan? De voortgang van de gekozen studie is het onderwerp in deel drie. Wat zijn de resultaten in het eerste jaar, is de keuze de juiste geweest, wordt er veel studievertraging opgelopen en wat zijn de verwachtingen wat betreft het afronden van de studie? Tot slot, in deel vier, de conclusies met betrekking tot het Regius College. Hoe wordt de aansluiting van de vervolgstudie op het VWO ervaren, kunnen ze een beter studiekeuzeproces mogelijk maken en wat kan op basis van de onderzoeksresultaten gezegd worden over de kwaliteit van de afdeling. 3.2
Onderzoeksmethode
De nodige data van de geslaagden zijn verzameld met een vragenlijst (Bijlage B). De vragenlijst kon online ingevuld worden. In eerste instantie is iedereen daar per e-mail heen verwezen. De herinnering ging bij de meesten via e-mail, bij een aantal via Facebook. Getracht is om een zo hoog mogelijke respons te verkrijgen. Van de 156 geslaagden is naar 16 mensen niets verzonden, omdat er geen of een foutief e-mailadres bekend was. Van de overige 140 heeft 68,6% gereageerd. Het gemiddelde eindexamencijfer van de respondenten wijkt nagenoeg niet af van dat van alle geslaagden in totaal, namelijk een 6.55 respectievelijk 6.49. Tabel 1 (Bijlage C) bevat een gedetailleerde tabel over de respons. Van de school zijn de namen van alle geslaagden ontvangen, de mailadressen die bekend waren en de jaarboeken voor het verzamelen van de onbekende. Per geslaagde zijn het profiel en de examencijfers beschikbaar. De uitkomsten van het Regius College worden in het juiste perspectief geplaatst door deze waar mogelijk te vergelijken met landelijke cijfers. Die zijn verkregen bij het CBS, het ministerie van onderwijs of de onderwijsinspectie.
Onderzoek geslaagden – William Klaver
pagina 6
Het heeft een behoorlijke database opgeleverd, waarvan de meest in het oog springende resultaten terugkomen in dit rapport. In de tekst wordt veelal verwezen naar de bijlagen voor een grafische of schematische weergave.
Onderzoek geslaagden – William Klaver
pagina 7
4.
Geslaagden in kaart
Het traject dat geslaagden op het Regius College doorlopen hebben, is vrij normaal. Uiteindelijk is het 13% van de geslaagden die een keer is blijven zitten of gezakt. Meer dan drie kwart heeft in zes jaar het diploma gehaald en de overige 4% heeft eerst het HAVO afgerond (Grafiek 1). Wat betreft de profielkeuze is er een opvallende afwijking van de landelijke verdeling. Het percentage dat CM en EM gekozen heeft is met 10 respectievelijk 34 procent nagenoeg gelijk aan de landelijke cijfers. Het verschil zit in de verdeling tussen NG en NT. Landelijk heeft 35% NG gekozen en 20% NT. Op het Regius College is dat 30 respectievelijk 26 procent en daarmee beter verdeeld (Grafiek 2). Van de geslaagden verkiest 15% na het VWO een andere activiteit dan studeren in het hoger onderwijs (een universitaire of HBO-vervolgopleiding). Die gaan aan het werk, reizen of hebben een andere reden (Grafiek 3). Uiteindelijk is ruim 1% niet in het hoger onderwijs terechtgekomen binnen drie jaar. Eén respondent is het MBO gaan doen en een is aan het werk gebleven (Grafiek 4).
Onderzoek geslaagden – William Klaver
pagina 8
5.
Studiekeuze
Dit onderdeel is er een waar het onmogelijk is een vergelijking te maken met landelijke cijfers. Het biedt cijfermatig inzicht in hoe leerlingen hun studiekeuze maken. Daar is geen landelijke informatie over bekend. Dat is ook niet interessant, de cijfers spreken voor zich en kunnen als handvat dienen voor de decanen. Kennis over hoe een keuze gemaakt wordt, betekent ook dat je deze keuze beter kunt faciliteren. Die facilitaire rol van de decaan blijkt uit de eerste vraag, welke persoon het meest van invloed is geweest op de studiekeuze. De ouders blijken van niet te onderschatten belang. Maar liefst 73% noemt hen als belangrijkste. Medeleerlingen en overige familie krijgen 10%, docenten 6% en de decaan 1% (Grafiek 5). De belangrijkste bron van informatie zijn de open dagen van instellingen met 39%. Internet en brochures volgen met 33%, meeloopdagen met 20% en het proefstuderen voegt met 3% weinig toe (Tabel 2). Die eerste twee liggen voor de hand, het verschil tussen een meeloopdag en proefstuderen is, dat bij de laatste het programma door de universiteit wordt aangepast aan de geïnteresseerde. Een meeloopdag geeft een realistischer beeld en is mede daarom misschien een invloedrijkere bron. Uiteindelijk geeft 23% aan passief naar een vervolgopleiding te hebben gezocht. Bij deze groep bleek de kans ook groter dat ze uiteindelijk met de gekozen studie stopten. Zeer actief zocht 16% en de overige 61% zocht actief (Tabel 3). Positief is de mate waarin men achter de studiekeuze stond. Op een schaal van 1 tot 10 werd daar gemiddeld een 8.09 voor gegeven. De groep uit 2009 gaf bijna een half punt hoger aan dan de groep uit 2008 (Tabel 4). Ook hier gold weer: een beter gemotiveerde studiekeuze zorgt voor een kleinere kans op uitval. Dan de daadwerkelijk gekozen studie en de aansluiting op het profiel. Alle studies zijn ingedeeld in drie categorieën: alfa, bèta en gamma. Die scheidslijn is voor interpretatie vatbaar, maar aangehouden is de beschrijving van de Universiteit van Utrecht (juni 2011). Alfawetenschappen bestuderen het product van menselijk handelen, bètawetenschappen de niet-menselijke natuur en gammawetenschappen het menselijk handelen. Onder alfa vallen geschiedenis, talen, enz. Bèta is bijvoorbeeld natuurkunde of biologie en voorbeelden van gammawetenschappen zijn psychologie, sociologie en economie. In grafiek 6 is per profiel de verdeling over de drie categorieën weergegeven. Verklaring voor het hoge alfagehalte in de maatschappijprofielen is dat het voor deze leerlingen vaak onmogelijk is om een bètastudie te gaan doen, omdat daar meestal eisen omtrent het niveau van wiskunde aan verbonden zijn. De profielkeuze koppelend aan andere factoren wijst uit, dat deze niets zegt over hoe gemotiveerd of actief de studiekeuze is gemaakt of hoeveel studiepunten in het eerste studiejaar behaald worden. Het enige duidelijk zichtbare verband is dat leerlingen met een N-profiel de aansluiting tussen studie en het Regius College een hoger cijfer geven. Tot slot van dit onderdeel studiekeuze de stad waar geslaagden terechtkomen. Het blijkt, dat 44% in Noord-Holland blijft. In een enkel geval is dat Alkmaar, meestal Amsterdam. De rest waaiert uit over geheel Nederland (grafiek 7). Alle factoren omtrent studiekeuze en
Onderzoek geslaagden – William Klaver
pagina 9
studievoortgang zijn ook geanalyseerd voor de keus in Noord-Holland te blijven of verder weg te gaan. De relatief gelijke grootte maakte de twee groepen goed vergelijkbaar. Opvallend is, dat geslaagden die dicht bij huis zijn gebleven, minder gemotiveerd hun keuze maakten, minder actief zochten, internet en brochures verkozen boven meeloopdagen, de aansluiting met het Regius College een hoger cijfer gaven, geen tweede studie gingen doen en voor het eindexamen gemiddeld een lager cijfer haalden (tabel 5). Deze kenmerken zijn goed met elkaar te rijmen. De eerste drie geven aan, dat de bewuste studiekiezer ook bewuster een stad kiest; zij kunnen zich ook minder goed een misser veroorloven. De hogere waardering voor de aansluiting met het Regius College kan komen doordat een nieuwe stad een extra grote verandering is. Niet alleen een nieuwe vorm van onderwijs, maar ook een compleet nieuw leven. Amsterdamse studenten blijven vaker thuis wonen. Het lagere eindexamencijfer wordt grotendeels veroorzaakt doordat het percentage Hbo’ers onder de Noord-Hollanders veel hoger is. Dat Amsterdammers geen twee studie gaan doen, is opvallend. Het kan aangeven, dat geslaagden die het verder weg zoeken, ook op studiegebied meer de uitdaging aangaan en ambitieuzer zijn, naast het feit dat ze bewuster kiezen.
Onderzoek geslaagden – William Klaver
pagina 10
6.
Studievoortgang
Dit onderdeel is waar het uiteindelijk om draait: de harde cijfers in de eerste jaren na de afronding van het VWO. Dit moet aangeven hoe de geslaagden aan het Regius College in het vervolg presteren. Als eerst is gevraagd hoeveel studiepunten men in het eerste studiejaar voor de hoofdopleiding heeft behaald. Daar zijn vier keuzes gegeven: <20, 20-39, 4059 en 60. Bij 60 punten is de propedeuse behaald. In totaal behaalde 52% van de geslaagden direct zijn of haar propedeuse. Opvallend is het grote verschil tussen de lichtingen 2008 en 2009. Respectievelijk 75 en 89 procent haalde 40 of meer punten (grafiek 8). Dat is bij het overgrote deel van de studies ook de grens voor het BSA (Bindend Studie Advies). Bij minder moet noodgedwongen worden gestopt met de studie. Daarop sluit de vraag aan of men in het tweede jaar nog dezelfde studie volgde. Dat geldt in totaal voor 84%. Een deel daarvan, 8% van het totaal, volgde zelfs een tweede studie. Die keus werd 2,5 keer zoveel gemaakt in 2009 als in 2008. Slechts 16% is dus met de eerst gekozen studie gestopt, tegenover landelijk 26%. Een bijzonder groot verschil. Het grootste deel daarvan ging direct een nieuwe studie volgen, slechts één iemand (1,3%) is helemaal gestopt (grafiek 9). Landelijk is dat 4%. Opvallend is, dat de nieuwe studie voor mensen die eerst naar de universiteit gingen, regelmatig een HBO-opleiding is. Momenteel geeft 68% aan geen studievertraging te hebben. Daarbij is geen onderscheid gemaakt tussen mensen die een, twee of drie jaar studeren. De overige 32% geeft oorzaken aan die te maken hebben met de nieuwe manier van studeren, de motivatie, andere prioriteiten als nevenactiviteiten of doet het bewust of door omstandigheden rustiger aan. Opvallend is, dat slechts 2% aangeeft dat het gebrek aan basiskennis de oorzaak is (grafiek 10). Ondanks studievertraging of een wisseling van studie denkt 99% de studie af te ronden. Daarvan twijfelt 5% wel over de gemaakte studiekeuze, maar ziet dat niet als een belemmering (grafiek 11). De mensen die nu al geen hoger onderwijs meer volgen meegenomen zou als deze verwachting werkelijkheid wordt 97% een studie afronden. Het landelijk gemiddelde na zeven jaar is 86 tot 93%. Die 7% speling zijn studenten die dan nog bezig zijn. Het is natuurlijk niet mogelijk hier conclusies aan te verbinden, hoopgevend is het wel. Interessant om te zien is dat het gemiddelde eindexamencijfer ook een voorspellende waarde heeft voor drie belangrijke factoren. In grafiek I hieronder is dit goed te zien. De cijfers zijn verdeeld in vijf groepen, van laag naar hoog staan die op de horizontale as. Verticaal staat 1 voor de maximale waarde van de variabele en 0 voor de minimale waarde. De relatie met de studiekeuzemotivatie, het aantal behaalde studiepunten in het eerste jaar en het wel dan niet behalen van de propedeuse is helder. De knik bij de allerlaagste cijfers is te verklaren doordat deze laagste groep, tussen 5.5 en 6.0 gemiddeld, buitengewoon veel naar het HBO gaat.
Onderzoek geslaagden – William Klaver
pagina 11
Dat is vaak een bewuste keuze en de studiepunten worden iets makkelijker behaald. Een ander verschil tussen de HBO en WO is dat de eerste volgens de studenten beter aansluit op het Regius College. Het HBO blijkt dus een bewuste keuze van geslaagden die inzien dat ze het op de universiteit lastig zouden krijgen en daar goed tot hun recht komen.
Onderzoek geslaagden – William Klaver
pagina 12
7.
Aansluiting Regius College
Over de aansluiting tussen het Regius College en de vervolgopleiding zijn twee vragen gesteld. Bij de eerste moest men een cijfer geven op een schaal van 1 tot 10 voor de overgang. Vervolgens moest in de vervolgvraag aangegeven worden welk facet het belangrijkste was voor het geven van dat cijfer. Gekozen kon worden tussen begeleiding (18%), kennisniveau (64%), sfeer (7%) en anders, inclusief motivatie (11%) (tabel 5). Bij anders kwamen vooral verschillen tussen het voortgezet en het hoger onderwijs naar voren. De grote zelfstandigheid, een ander soort stof en een andere manier van leven. Het gemiddelde cijfer bij de eerste vraag was een 6.68. Voor dit cijfer is het onderscheid tussen een hoge en lage waardering gemaakt. Daaruit blijkt dat bij een laag cijfer vaker de facetten begeleiding en anders gekozen worden en bij een hoog cijfer het kennisniveau meer naar voren komt. In de laatste open vraag, waar om tips voor het Regius College wordt gevraagd, zijn de antwoorden vaak ook terug te leiden tot de term begeleiding. In het bijzonder gaat het dan om de zelfstandigheid die in het hoger onderwijs vereist is. Men mist vaardigheden die kunnen helpen om beter met de plotselinge vrijheid op vooral de universiteit om te gaan.
Onderzoek geslaagden – William Klaver
pagina 13
8.
Resultaten
De vijf belangrijkste uitkomsten van bovenstaande analyse voor het Regius College zijn: 1. De prestaties van geslaagden zijn relatief goed. Er is weinig uitval in het eerste studiejaar, men loopt weinig vertraging op en heeft veel vertrouwen in een goede afronding. 2. De decaan heeft weinig directe invloed op de studiekeuze. Wel is duidelijk hoe indirect invloed uitgeoefend kan worden. Zorg voor het erbij betrekken en goed voorlichten van ouders en focus op meeloopdagen. Beide hebben als gevolg een bewustere studiekeuze. Studenten buiten Noord-Holland presteren relatief goed. 3. Het dilemma HBO of WO lijkt zichzelf effectief op te lossen. Zonder dat het Regius College veel aandacht besteed aan het HBO bij de studievoorlichting, maken geslaagden waar die vorm van onderwijs beter bij past, daar de keuze voor. 4. Met het kennisniveau van de geslaagden is niets mis. Dit strookt met het feit dat de cijfers voor het Centraal Examen die jaren boven de norm lagen. 5. Het belangrijkste probleem voor de geslaagden dat opspeelt in het hoger onderwijs, is omgaan met de nieuwe manier van leren en leven. Er liggen kansen bij de begeleiding daar naartoe en het opdoen van relevante vaardigheden.
Onderzoek geslaagden – William Klaver
pagina 14
9.
Evaluatie onderzoek
Dit onderzoek is vooruitstrevend. Het wiel moest nog uitgevonden worden. Van het verzamelen van de contactgegevens, tot het samenstellen van de vragenlijst en het analyseren van de resultaten. Vanzelfsprekend komen er kanttekeningen, verbeterpunten en nieuwe ideeën naar boven. Hier was eerder niet aan gedacht, het is deze eerste keer bewust achterwege gelaten of het is een automatisch gevolg van keuzes die gemaakt zijn. Deze evaluatie is verdeeld in te plaatsen kanttekeningen en een onderdeel over de voortzetting in aankomende jaren. 9.1
Kanttekeningen
Er zijn één inhoudelijke en twee methodologische aanmerkingen op het onderzoek te maken. Om met die eerste te beginnen: slechts in kleine mate kan meegenomen worden wat het niveau en de vaardigheden zijn van iemand met een VWO-diploma van het Regius College in vergelijking met de rest van Nederland. Misschien is het zesjarige voortraject dermate selectief dat een geslaagde op deze school het in het hoger onderwijs relatief eenvoudiger heeft. Het onderzoek gaat er dus van uit dat de geslaagden een gemiddeld niveau hebben. Die aanname kan echter niet perfect gecontroleerd worden. Het gemiddelde eindcijfer voor het Centraal Examen is een redelijke maatstaf, deze wijkt niet noemenswaardig af van het landelijk gemiddelde. Het niet statistisch toetsen van de verkregen data is een tweede kanttekening. Het doet af aan de betrouwbaarheid van de hierboven getrokken conclusies. Daarbij moet wel opgemerkt worden, dat alleen uitspraken zijn gedaan wanneer deze rationeel bekeken voldoende onderbouwd konden worden door de cijfers. De non-respons van 32% is ook een aspect dat de betrouwbaarheid niet ten goede komt. De gedachte kan zijn dat juist dit gedeelte dat de vragenlijst niet heeft ingevuld, in het vervolg ondermaats presteert. Naast het feit dat dit effect groot moet zijn om de resultaten wat betreft studiekeuze en -voortgang gelijk te trekken met de landelijke cijfers, is daar een aantal argumenten tegen in te brengen:
Wat betreft de profielkeuze zijn de respondenten ook zeer representatief voor de gehele groep geslaagden.
Het gemiddelde eindcijfer op het VWO is een goede indicator voor de prestaties in het vervolg. Het cijfer van de respondenten wijkt slechts +0,06 af van de hele groep geslaagden. De groep respondenten is dus representatief.
Onderverdeeld naar de twee lichtingen spreekt dit gemiddelde eindcijfer de kanttekening nog meer tegen. Het verschil in eindcijfer tussen de respondenten en de hele groep geslaagden in 2008 is 0,10 punt. Dat is voor de lichting 2009 0,02 punt. De gedachte dat minder studenten de vragenlijst niet invullen wordt hierdoor tegengesproken. Uit de lichting 2008 vullen de geslaagden met een hoger eindcijfer en dus meer kans op studiesucces de vragenlijst in, maar de prestaties van die groep respondenten zijn duidelijk minder dan de respondenten uit 2009.
Onderzoek geslaagden – William Klaver
pagina 15
Het mechanisme kan ook juist andersom werken. De geslaagden die nu minder presteren, kunnen middels de vragenlijst juist hun kans gepakt hebben om de ontevredenheid over de periode op het Regius College te uiten en dat de resultaten in werkelijkheid nog beter zijn. Dit is niet te onderbouwen, maar laat zien, dat de gedachte dat de groep respondenten de werkelijkheid rooskleurig weergeeft, ongegrond is.
9.2
Voortzetting
In de aanleiding is het belang van kennis over de vervolgprestaties van geslaagden duidelijk benoemd. Uiteindelijk is het Voorbereiden van leerlingen op het Wetenschappelijk Onderwijs de kerntaak van het VWO. Of de school daar ook daadwerkelijk in slaagt, is een belangrijke, zo niet de belangrijkste, graadmeter voor de kwaliteit van het onderwijs. Dit ook voor aankomende lichtingen doen, geeft een beeld van de ontwikkeling door de jaren heen. Het zou goed zijn als universiteiten en hogescholen bij wet verplicht worden om de resultaten van een student naar zijn/haar middelbare school te sturen. Het voorkomt een wildgroei aan onderzoeken op eigen initiatief van scholen en is technisch gezien vrij simpel realiseerbaar. Tussen voortgezet onderwijs en basisonderwijs gebeurt het al. Zolang dit niet het geval is, kan het Regius College de werkwijze van deze eerste keer herhalen. Ik geef enkele suggesties voor een volgende editie: Verzamel voor het definitief verlaten van de school de e-mailadressen van leerlingen. Deze zullen in sommige gevallen de jaren daarna veranderen, maar er hoeft niet vanaf nul begonnen te worden. Schrap onbruikbare vragen. Voorbeelden zijn vraag 1 en 13 (Bijlage B). Bij 1 zijn de groepen te klein om een vergelijking te kunnen maken en bij vraag 13 is de data te gefragmenteerd en afhankelijk van de indeling van het academisch jaar die per faculteit verschilt. Verder is het discutabel of het Regius College nog invloed heeft op de prestaties in jaar 2 en verder. Vraag 11 over het aantal punten in jaar 1 is waar het onderzoek om draait. De uitkomst is betrouwbaar en goed met andere jaren te vergelijken. Deze vraag wordt nog bruikbaarder door er een open vraag van te maken en zo exacte antwoorden te verkrijgen. Zelf kan dan de indeling in categorieën gemaakt worden. Voeg specifieke vragen toe voor groepen geslaagden. De vragenlijst biedt de school de mogelijkheid om een aantal vragen te stellen aan bijvoorbeeld alleen de
geslaagden die Wiskunde D gehad hebben of in een Accent-klas zaten. Of de
mening over de voorlichting over technische studies te peilen, aan geslaagden die na een jaar studeren van studie veranderd zijn of dit door betere voorlichting (en hoe dan?) voorkomen had kunnen worden, enzovoort. Dit zijn slechts voorbeelden, het gaat om daar waar beleidsmatig vraag naar is vanuit de school.
Zoek naar relevant wetenschappelijk onderzoek. Misschien is bekend dat de invloed van het voortgezet onderwijs vanaf het tweede jaar nihil is. Vragen die verder dan het eerste jaar gaan, zijn dan irrelevant. Een ander voorbeeld is het verband tussen een in- of uitwonende student en zijn/haar betere prestaties. Wat veroorzaakt nu precies wat? Het is deze editie een onbeantwoorde vraag gebleven. Ook over
Onderzoek geslaagden – William Klaver
pagina 16
begeleiding richting de zelfstandige manier van leren is voldoende wetenschappelijke kennis beschikbaar. De volgende editie hoeft het wiel niet opnieuw uitgevonden te worden. Probeer zoveel mogelijk vragen hetzelfde te formuleren, om daadwerkelijk de ontwikkeling door de jaren heen te kunnen zien. De 6,68 die gegeven wordt voor de overgang tussen Regius College en vervolgstudie, zegt nu weinig en moet in een meerjarig perspectief geplaatst worden. Deze editie is het merendeel van de beschikbare tijd besteed aan het uitvinden van het wiel en overwinnen van obstakels. Voor onderzoeker én school. Volgende keren kan dit gestoken worden in verdere ontwikkeling van de vragenlijst en analyse, om tot concretere en betrouwbaardere resultaten te komen.
Onderzoek geslaagden – William Klaver
pagina 17
A: Referenties Elsevier (2010). Beste scholen 2010 – VWO.
[http://www.elsevier.nl/web/Weekblad/Onderzoeken/Beste-scholen-2010-Havo/Bestescholen-2010-VWO.htm]. 7 juli 2011. Inspectie van het Onderwijs (2011). Opbrengstenoordeel 2011.
[http://tkrtp.owinsp.nl/opbrengstenkaart/pls/inet/ios_pck.show_opboor?p_brin=16CX&p_ vestnr=0]. 7 juli 2011.
Universiteit Utrecht (2010). Alpha, bèta, gamma.
[http://www.uu.nl/wetfilos/bijsluiter/alphabetagamma.html]. 7 juli 2011.
Onderzoek geslaagden – William Klaver
pagina 18
B: Vragenlijst Sommige vragen komen in deze weergave meerdere keren terug. Online is een route ingevoerd, waardoor bij bepaalde antwoorden vragen overgeslagen worden. In de vragen 5 en 19 wordt voor de school nog de naam GSg gebruikt. Dit omdat ten tijde van het verlaten van het voortgezet onderwijs door de respondenten de school nog zo heette. In vraag 21 is de benaming Regius College gebruikt. Dit was hier juist weer gepaster, de vraag gaat over de school anno 2011. In de begeleidende teksten is de situatie duidelijk toegelicht om verwarring te voorkomen. 1. Welke route heb je gevolgd op het VWO? Meerdere opties mogelijk. a. Ik heb in 6 jaar mijn diploma behaald b. Ik ben 1x blijven zitten c. Ik ben 1x gezakt d. Ik heb eerst mijn HAVO-diploma behaald 2. Wat ben je in het jaar na het behalen van je diploma gaan doen? a. Studeren (HBO) b. Studeren (WO) c. Deeltijdstudie d. Werken e. Reizen/vrijwilligerswerk (en werken) f.
Anders, namelijk ...
3. Ben je later nog gaan studeren? a. Ja (HBO) b. Ja (WO) c. Nee 4. Wat is je belangrijkste drijfveer geweest om (nog) niet te gaan studeren? a. Leuk werk b. Geld c. Motivatiegebrek d. Geen interessante opleiding gevonden e. Anders, namelijk ... 5. Welk cijfer geef je de aansluiting tussen de GSg en je vervolgactiviteit op een schaal van 1 op 10? i. Dropdown.
Onderzoek geslaagden – William Klaver
pagina 19
6. Welke factor is het meest van invloed op dit cijfer? a. Begeleiding b. Kennisniveau c. Sfeer d. Anders, namelijk ... 7. Welke informatiebronnen heb je geraadpleegd om informatie over opleidingen te vinden? a. Open dagen b. Proefstuderen c. Meeloopdagen d. Internet en brochures e. Anders, namelijk ... 8. In welke stad en aan welke instelling ben je gaan studeren? i. Stad: ... ii. Universiteit/hogeschool: ... 9. Welke studie ben je gaan volgen? (open vraag) 10. Hoe sterk was je motivatie om deze studie te gaan volgen op een schaal van 1 tot 10? i. Dropdown. 11. Hoeveel studiepunten heb je in het eerste jaar van je studie behaald? a. <20 b. 20-40 c. 40-59 d. 60+ 12. Volg je nu nog dezelfde studie? a. Ja b. Ja, en ook nog een tweede studie, namelijk … c. Nee, ik studeer nu … d. Nee, ik ben gestopt met studeren. 13. Hoeveel studiepunten heb je tot nu voor je huidige hoofdopleiding behaald? a. <40 b. 40-60 c. 60-80 d. 80-120 e. 120-160 f.
>160
Onderzoek geslaagden – William Klaver
pagina 20
14. Als je studievertraging hebt opgelopen, waardoor komt dit? a. Ik heb geen studievertraging b. Ik heb/had moeite met studieplanning c. Ik heb/had motivatieproblemen d. Mijn basiskennis was onvoldoende e. Anders, namelijk ... 15. Hoe kijk je aan tegen het vervolg van je studie? a. Ik betwijfel of ik deze studie ga afronden b. Ik twijfel over mijn keuze, maar rond mijn studie af c. Ik denk dat ik mijn studie ga afronden 16. Hoe actief ben je geweest in het zoeken naar een vervolgopleiding? a. Zeer actief b. Actief c. Passief 17. Welke persoon/personen is/zijn het meest van invloed geweest op je studiekeuzeproces? a. Ouders/verzorgers b. Overige familie c. Decaan d. Medeleerlingen e. Docenten 18. Aan welke informatiebron heb je het meest gehad bij je studiekeuze? a. Open dagen b. Proefstuderen c. Meeloopdagen d. Internet en brochures e. Anders, namelijk ... 19. Welk cijfer geef je de aansluiting tussen de GSg en je vervolgopleiding op een schaal van 1 tot 10? i. Dropdown. 20. Welke factor is het meest van invloed op dit cijfer? a. Begeleiding b. Kennisniveau c. Sfeer d. Anders, namelijk ... 21. Heb je verder nog opmerkingen over of tips voor dit onderzoek of het Regius College? Dank!
Onderzoek geslaagden – William Klaver
pagina 21
C: Grafieken
Onderzoek geslaagden – William Klaver
pagina 22
Onderzoek geslaagden – William Klaver
pagina 23
Onderzoek geslaagden – William Klaver
pagina 24
Onderzoek geslaagden – William Klaver
pagina 25
Onderzoek geslaagden – William Klaver
pagina 26
Onderzoek geslaagden – William Klaver
pagina 27
D: Tabellen 1. Respons
2008
2009
Totaal
Geslaagden
68
88
156
Verzonden
54
86
140
Respons
29
67
96
Respons % geslaagden
43%
76%
62%
Respons % verzonden
54%
78%
69%
Gem. cijfer geslaagden
6.46
6.52
6.49
Gem. cijfer respons
6.56
6.54
6.55
D2 Informatiebron studiekeuze
%Totaal
Open dagen
39
Proefstuderen
3
Meeloopdagen
20
Internet en brochures
33
Anders, namelijk
D3 Zoeken vervolgopleiding
4
%Totaal
Zeer actief
16
Actief
61
Passief
23
D4 Motivatie studiekeuze
Schaal van 1-10
2008
7.79
2009
8.22
Totaal
8.09
Onderzoek geslaagden – William Klaver
pagina 28
D5 Stadkeuze versus andere factoren Studiekeuze
A'dam/Alkmaar
Overige
Motivatie studiekeuze
7.93
8.22
Actief zoeken?
2.28
1.92
Aansluiting
7.00
6.42
Informatiebron studiekeuze Open dagen
%A'dam/Alkmaar
%Overige
38
40
5
2
Meeloopdagen
13
26
Internet en brochures
45
24
0
8
Proefstuderen
Anders, namelijk Nog steeds dezelfde studie? Ja
%A'dam/Alkmaar
%Overige
80
73
Ja, en
3
12
Nee, nu
5
14
Nee, gestopt
3
2
Eindexamencijfer vs stadkeuze <6.5 gemiddelde eindexamen
Onderzoek geslaagden – William Klaver
%A'dam/Alkmaar 66
%Overige 43
pagina 29