50 jaar www.internationaaldanstheater.nl
Een gekleurd palet aan internationale dansers en choreografen Vijftig jaar Internationaal Danstheater: dat betekent eerst en vooral een lange ketting van bevlogen dansers en choreografen. Waar ze ook vandaan komen, één ding hebben ze gemeen. Ze worden allemaal voortbewogen door een onstuitbare drang nieuwe choreografieën te creëren en te dansen op de inspirerende basis van folklore uit de hele wereld en de meest uiteenlopende muziek. Ze genieten van de ontmoeting met een breed publiek. Er waaide na de bevrijding een nieuwe wind door Nederland en steeds meer mensen wilden dansen. Dansscholen en volksdanscursussen stroomden vol. Allemaal Hollanders die letterlijk hun bewegingsruimte wilden vergroten, hun horizon verruimen en andere culturen ontdekken. In het amateurveld gingen ze steeds beter dansen, de opleiding van de docenten werd gedegen uitgewerkt en gereguleerd. Op het theaterpodium professionaliseerde de volksdans dankzij het Internationaal Danstheater. “Hier in Nederland heb ik eigenlijk pas echt geleerd dat dans een serieus vak is, dat discipline vereist en onafgebroken inzet.” Dat zegt Andras Asboth die jarenlang bij grote gezelschappen in eigen land danste voordat hij in Amsterdam arriveerde. “In Hongarije danste ik alleen Hongaarse dansen, in Polen alleen Poolse dansen. Hier bij het Folkloristisch Danstheater moest ik opeens alles dansen. Niet eenvoudig, ongelooflijk zwaar. Maar als ik alles over zou mogen doen zou ik precies weer zo’n dansleven willen hebben.” Een gekkenhuis was het, in de woorden van Roemeen Cristian Catargiou. “We moesten zoveel leren, zoveel met de bus reizen en gaven zoveel voor58
stellingen. Maar het was een leuk gekkenhuis.” Landgenoot Lucian Martin: “In Amsterdam begonnen we aan ons nieuwe leven. [...] Maar het mooiste wat me overkwam was wel dat ik hier leerde wat folkloristische dans inhield.”
Beste van het beste Geweldig zoals het gezelschap zich heeft ontwikkeld, vindt John Beek. Hij leidde vanaf 1975 tien jaar lang een eigen gezelschap met fanatieke volkdansamateurs in Rotterdam en was daarnaast als danser en later als balletmeester verbonden aan het Internationaal Danstheater. “Ik zag destijds in Tilburg een voorstelling van de groep waarin een jongen danste die ik al heel lang kende. Het was een amateurdanser, maar in een korte tijd was hij enorm goed geworden. Toen wilde ik ook auditie doen, ik had tenslotte snelle benen en was goed in het bestuderen van de meest uiteenlopende muziek. Pianoles, turnen, schooltoneel, ook dat had ik allemaal gedaan.” Beek werd aangenomen, maar moest wel klassieke balletlessen volgen aan de Scapino Dansacademie. Daar stond hij dan, met meisjes van dertien samen aan de barre. Beek: “Na twee jaar dacht ik: nu moet ik maar weer eens iets serieus gaan doen en dat
John Beek
is toen een rechtenstudie geworden. Maar de volksdans bleef trekken dus bleef ik ook bij het Internationaal Danstheater. En na het derde jaar daar, plus al die jaren in Rotterdam, kon ik zeggen dat ik mijn volksdansopleiding had afgerond. Ik was toen zesentwintig jaar en wilde alles uit de kast halen. En dat is helemaal gelukt: ik kon me echt ontwikkelen in het gezelschap en ook mijn interesse voor andere culturen werd gevoed. Keer op keer werden er hele bijzondere choreografen en docenten uitgenodigd, je kwam echt in aanraking met het beste van het beste op volksdansgebied. Al was het toen min of meer een intuïtieve keuze, het heeft mijn leven absoluut een goede richting gegeven.” Hoe authentiek kan het en moet het? Dat was volgens Beek een vraag die in die tijd door het gezelschap waarde. In Hongarije werd die discussie ook gevoerd, door choreografen als Ferenç Novák. Deze was zich ervan bewust dat het in de folkloredanskunst niet alleen moest draaien om het pure materiaal. Voor een podiumgezelschap was het zaak een theatrale context en nieuwe betekenis te realiseren. Dat uitgangspunt viel in Amsterdam in goede aarde. Novák was een graag geziene gast.
Zoevende zwaarden Ahmet Demirbag is een man die behoort tot het beste van het beste als het om Turkse dansen gaat. Vanaf 1984 werkte hij regelmatig mee aan de programma’s van het Internationaal Danstheater. Hij leerde de dansers hier tal van Turkse dansen aan, zonodig compleet met bijbehorend zoevend zwaard, maar tegelijkertijd zegt hij, heeft hij zelf ook veel geleerd in Amsterdam. Daardoor wist hij later hoe hij de kersverse afdeling dans van het Conservatorium in Istanbul zou gaan bestieren. Demirbag: “Het moeilijkste voor de dansers was, dat de repetitieperiode’s voor een nieuw programma vaak zo kort waren. Bovendien moesten ze natuurlijk heel veel verschillende dansen leren.” En dat terwijl de choreograaf het heel belangrijk vindt dat de dansers ook de spirituele kant van de dansen weten te behouden. “Het samengaan met de ritmes in de muziek vraagt veel aandacht, net als de passen, maar de uitvoering moet nooit te technisch en te kunstmatig worden.” Maar, zo meldt hij vanuit Turkije, “De dansers zijn altijd heel enthousiast en gaan er helemaal voor. Het is heerlijk om met hen te werken. Een bron van inspiratie voor mijn hele leven.” >> 59
Desiree Rebel Stampende stilte, De Adelaar 60
“Het begon bij Ahmet,”, verklaart Desiree Rebel. “Door hoe ik hem tijdens de repetities voor het programma Van Zwarte Woud tot Zwarte Zee voor ons zag staan. De schouders losjes naar beneden hangend, dat was voor mij een heel andere basishouding dan die waaraan ik als danser gewend was. Dat wilde ik doorgronden, want ik kan nooit een Turkse worden, maar ik kan het wel zo goed mogelijk proberen aan te voelen. Dan zien de passen er veel beter uit.” Rebel, bijna achttien jaar lang danseres bij het Internationaal Danstheater en nu als balletmeester terug op het honk, werd geboren in een echt dansnest. Vader en moeder waren aan het Scapino Ballet verbonden en leidden later een eigen dansschool aan huis. Na anderhalf jaar op de Scapino Dansacademie deed Rebel auditie en werd ze aangenomen bij het Internationaal Danstheater. Ze voelde zich er meteen thuis. Alle dansstijlen zo ‘authentiek’ mogelijk aan het publiek laten zien, dat werd haar persoonlijke missie. Elke stijl heeft zijn eigen ins en outs en Rebel zette haar tanden er net zolang in tot ze er het fijne van begreep. Spaanse, Indiase, Chinese dansen – regelmatig nam ze extra lessen buiten de repetities van het gezelschap om. De hand net even iets anders gebogen, de draai net even later ingezet, het hoofd net iets meer in een knik. Rebel oefende tot ze ook de details onder de knie had en ontving in 1994 de Prijs van Verdienste van de Stichting Dansersfonds ’79: wegens haar grote liefde voor het vak. Rebel: “Een stijl volkomen leren beheersen, dat vind ik magnifiek. Je wordt er echt rijker van als danseres en ik ben heel blij dat ik dat allemaal heb mogen doen in dit gezelschap.”
Nieuwe mix Het balanceren tussen pure traditionele folklore en creatief eigentijds theater blijft ondertussen een rode draad. Opmerkelijk is dat artistiek leider Maurits van Geel het afgelopen decennium vooral choreografen inviteerde die enerzijds het belang van de eigen nationale dansen beamen en anderzijds niet schromen er iets nieuws mee te creëren. In 2001 is Paylak Sarkisian terug bij het gezelschap. Zo’n tien jaar eerder was hij er voor het eerst en nu kijkt hij zijn ogen uit. “De
dansers zijn gegroeid. Ze kunnen heel snel materiaal oppakken en onthouden.” Armeen Sarkisian is doordrongen van de waarde van het danserfgoed in zijn land. Na zijn opleiding aan de dansacademie in eigen land heeft hij echter zowel folkloristische als klassieke en moderne dans in zijn rugzak als hij choreografieën maakt en dat doet hij bij gezelschappen door heel Europa. “Echte folkloredansen zoals die in de dorpen gedanst worden kun je niet overplaatsen naar het toneel,” stelt Sarkisian onomwonden. “Dat werkt niet voor publiek. Je moet bepaalde elementen polijsten en een nieuwe compositie bedenken. Ik neem kleine elementen uit bestaande, traditionele dansen, bewerk ze en verwerk ze dan in verschillende combinaties. Het uitgangspunt daarbij is: hoe past het op het toneel en hoe past het op de dansers waarmee ik werk.” De Georgische Ilia Sukhisvili die in hetzelfde seizoen met de dansers van het Internationaal Danstheater werkt, studeerde ook volksdans-mèt: ballet, modern en tap. “Als ik een productie creëer, begin ik altijd met de oude dansen. De eerste passen zijn de traditionele, maar ik maak een nieuwe mix. Ik behoud de basisingrediënten maar ben daar gaandeweg steeds meer eigen dingen aan gaan toevoegen. Dat is niet zonder risico, niet iedereen kan dat waarderen. Maar dans is geen museum. Dans moet levend blijven en dan moet je haar vernieuwen.” Voor de uit Irak afkomstige Muhanad Rasheed zijn traditionele dansen naar eigen zeggen niet echt een issue. Twee jaar geleden creëerde hij samen met tien danseressen van het Internationaal Danstheater Mourning, een dansstuk over het ritueel van rouwen door de vrouwen in zijn land. Zijn danseressen reikten onophoudelijk naar de hemel op de repetitieve klanken van Philip Glass. Daarmee sleepte hij verschillende prijzen in de wacht. Daarvóór maakte hij al Crying of my mother dat in Amsterdam te zien was tijdens het festival Dancing on the Edge. Vervolgens nodigde Van Geel hem uit. “Maar ik maak geen traditionele dans,” heeft Rasheed hem toen verteld, “mijn werk gaat over universele onderwerpen en is juist eigentijds.” Rasheed studeerde in eigen land beeldende kunst en theater en begon >> 61
vervolgens met een aantal vrienden voorstellingen te maken onder de naam Iraqi Bodies. Rasheed: “Ik heb een idee en zet dat om in dans. Samen met het toneelbeeld en de muziek vormt dat voor mij een geheel. Bij het Internationaal Danstheater kreeg ik alle vrijheid en dat was heel fijn.” Dit seizoen maakt hij nog een stuk bij het Internationaal Danstheater, Henna, gebaseerd op de rituelen rondom het huwelijk in zijn geboorteland. Maar dan heeft hij in zijn ogen wel genoeg met zijn eigen cultuur gedaan. Dan wil hij verder op het spoor van slapeloosheid, dromen en transformaties, dat hij dit jaar heeft ingezet met zijn nieuwe productie Insomnia en zijn korte film. Bovendien wil hij meer tijd aan muziek besteden, met de computer en elektrische gitaar. “In de toekomst gaat het in mijn werk dus niet meer over Irak.”
Hele wereld Zo liet het Internationaal Danstheater in een halve eeuw tijd een spoor achter in de danswereld dat loopt van de oorspronkelijke Roemeense en andere Balkandansen, via alle Indiase variëteiten en de enigszins hybride Sarkisian-stijl met de flamenco-flavour en een vleug klassiek ballet tot de rouwende vrouwen op minimal music van Philip Glass. Dansproducties die tot stand kwamen door de samenwerking met een gekleurd palet aan internationale choreografen, geënt op dans uit verschillende culturen en op de persoonlijke bagage en ervaring van creatieve kunstenaars. Danskunst is wat choreografen en dansers samen maken en als zij zichzelf vernieuwen en nieuwe generaties blijven inspireren blijft de folkloristische dans bij de tijd. Voor de dansers betekende het werken in het gezelschap een vorm van thuiskomen, na omzwervingen in het buitenland of langs balletscholen en academies in Nederland. Voor de volksdans betekende het een ontwikkeling in de richting van een danstheaterversie van globalisering. Wie zich dansend door de wereld heen beweegt kan zichzelf tegenkomen door de ander te ontmoeten.
Ziel van de Zwarte Zee 62
Tekst: Jacq. Algra Foto’s: Mauits van Geel, Péter Korniss
Mourning 63