Een evaluatie van open warmtenetten Een studie voor Eneco Warmte & Koude
07/10/2015 Faruk Dervis, Sam Nierop, Ewald Slingerland
De Warmtevisie stelt open netten voor om de groei van collectieve warmtenetten te versnellen In de Warmtevisie presenteert Minister Kamp een brede aanpak om de warmtevoorziening te verduurzamen. • Uitgangspunt is dat aardgas in 2050 grotendeels zal moeten verdwijnen als bron van warmte in de gebouwde omgeving. • Zo moet ook worden voorkomen dat Nederland afhankelijk wordt van Russisch gas, nu de Nederlandse gaswinning afneemt. • De Warmtevisie beoogt regionale diversiteit aan warmtetechnieken: warmtepompen, WKO, aardwarmte, biomassaketels en restwarmte, afhankelijk van het lokale aanbod en het profiel van de warmtevraag. In binnensteden zal dit voor een aanzienlijk deel door collectieve warmtelevering via warmtenetten zijn, die dus moeten groeien. In de Warmtevisie constateert de Minister dat het potentieel voor collectieve warmtelevering niet voldoende benut wordt. • Risico’s rond de leveringszekerheid en de magere rendementen van restwarmteprojecten worden genoemd als belangrijkste oorzaken hiervan. • Er wordt tevens verwezen naar de ongelijkwaardige positie van warmte naast gas en elektriciteit.
De Minister vraagt zich af of ‘open netten’ deze situatie kunnen verbeteren en laat nieuwe marktmodellen onderzoeken. De term ‘open net’ is een abstract verzamelbegrip dat refereert aan de geslotenheid in de bestaande situatie, waarin: • Warmteleveranciers monopolisten zijn • Warmteleverancier en netwerkeigenaar één (vaak private) partij is • Deze netwerkeigenaar-leverancier naar eigen inzicht beslist over het aansluiten van warmteproducenten • Er een beperkt aantal warmteproducenten is. De term ‘marktmodel’ verwijst naar een set rollen, verantwoordelijkheden en afspraken van/tussen partijen actief in de warmteketen, al dan niet vastgelegd in regulering. De term ‘marktwerking’ verwijst naar een situatie waarin (prijs)informatie beschikbaar is waarmee marktpartijen en investeerders kunnen overwegen om actief te zijn op een markt. Deze activiteit concurreert met die van anderen, waardoor een evenwichtsprijs tot stand komt bij een bepaald vraag en aanbod. De mate van marktwerking is een uitkomst van het gekozen marktmodel.
Doelstellingen van open netten kunnen betrekking hebben op verschillende schakels in de warmteketen: Productie • Verbeteren van de mogelijkheden voor nieuwe producenten om warmte in te voeden. • Creëren van aantrekkelijker business model voor bedrijven met restwarmte.
2
Netbeheer • Warmte krijgt gelijkwaardige plek krijgt ten opzichte van gas en elektriciteit. • Bevorderen van integrale beslissingen omtrent ontwikkeling van energienetwerken.
© ECOFYS | 07/10/2015 | Faruk Dervis, Sam Nierop, Ewald Slingerland
Levering • Verbeteren van de mogelijkheden voor nieuwe leveranciers om warmte te leveren. • Realiseren van meer keuzevrijheid voor afnemers.
Er zijn verschillende invalshoeken voor het openen van netten Open netten in verschillende schakels in de warmteketen De schakels in de warmteketen kennen ieder hun eigen vorm van ingrijpen om openheid te realiseren: Openen van productiezijde: makkelijkere toegang voor nieuwe producenten
Openen van leveringszijde: makkelijkere toegang voor nieuwe leveranciers Splitsen van netwerkeigendom en productie/levering Voor iedere vorm van ingrijpen bestaan verschillende varianten, afhankelijk van de mate waarin derdentoegang of splitsing wordt doorgevoerd. Third party access kent verschillende vormen Third party access (TPA, ofwel derdentoegang) is het regelen van toegang van niet-netwerkeigenaren tot een netwerk. Hiervoor bestaan drie reguleringsvormen: Vrijwillige negotiated TPA
Onderhandelingen tussen netwerkeigenaar en derde producent of leverancier over toegang.
Verplichte negotiated TPA
Onderhandelingen tussen netwerkeigenaar en derde producent of leverancier over toegang met bepaalde vormvereisten.
Regulated TPA
Voorafgaande normstelling over toegang derde producenten/leveranciers, bijvoorbeeld aan de hand van tarieven en technische voorwaarden.
Deze vormen van ingrijpen kunnen in principe allemaal gecombineerd worden tot een marktmodel. Maar niet alle combinaties zijn even zinvol: • TPA voor leveranciers is vaak alleen zinvol in combinatie met TPA producenten. Het ligt voor de hand om bij toegang van derden-leveranciers ook een TPA voor producenten te hebben, zodat leveranciers en producenten de mogelijkheid hebben eigen productiebronnen aan te sluiten waarmee geconcurreerd kan worden met de geïntegreerde netbeheerder. Toch is dit niet strikt noodzakelijk, bijvoorbeeld in een situatie waarin reeds meerdere producenten aanwezig zijn. Als er te weinig concurrentie aan de productiezijde is, kunnen producenten leveranciers tegen elkaar uitspelen, wat leidt tot een hogere kostprijs voor de te leveren warmte. • Splitsing is in theorie mogelijk in combinatie met alle andere situaties, maar meest zinvol in combinatie met TPA aan beide zijden van de keten. Splitsing is echter in principe ook mogelijk zonder dat er meerdere leveranciers actief zijn. Het doel kan dan zijn dat een onafhankelijke netbeheerder zich onpartijdiger kan opstellen bij de aansluiting van nieuwe warmteproducenten of anderszins onpartijdige beslissingen kan maken bij de ontwikkeling van het netwerk.
3
© ECOFYS | 07/10/2015 | Faruk Dervis, Sam Nierop, Ewald Slingerland
We beoordelen de meest relevante marktmodellen in termen van betaalbaarheid, betrouwbaarheid en duurzaamheid In 1. 2. 3.
onze analyse kijken we daarom naar de volgende 3 marktmodellen: Sterkere TPA aan producentenzijde, met instandhouding van single buyer principe Sterkere TPA aan leverancierszijde, gecombineerd met TPA aan producentenzijde Splitsing voor de volgende varianten: a) Alleen transportnet onderbrengen bij onafhankelijk netbeheerder b) Volledige netwerk onderbrengen bij onafhankelijk netbeheerder c) Idem, inclusief prijsvorming via onafhankelijk handelsplatform en programmaverantwoordelijkheid (E & G model) Niet gesplitst 1 leverancier
1 producent
Gesloten net
TPA producenten
Marktmodel 1
TPA leveranciers Marktmodel 2
Gesplitst 1 leverancier
Marktmodel 3
Deze marktmodellen beoordelen we in termen van betaalbaarheid, betrouwbaarheid en duurzaamheid: • Betaalbaarheid: de prijs die warmteafnemers betalen. • Betrouwbaarheid: korte en lange termijn leveringszekerheid. Voor de lange termijn speelt de investeringszekerheid een belangrijke rol. Hiervoor is het noodzakelijk dat alle ketenspelers voldoende inkomsten hebben zodat zij de nodige investeringen kunnen doen. • Duurzaamheid: het aantal aansluitingen op warmtenetten en de emissiefactor van geleverde warmte. Soms betreft dit een delicate afweging, waarbij spanningsvelden ontstaan. Meer openheid biedt mogelijk kansen om meer duurzame warmte en restwarmte te ontsluiten, maar tegelijkertijd is er een risico dat marktwerking juist een minder duurzaam alternatief stimuleert en meer duurzame warmte uit de markt prijst.
4
TPA leveranciers
© ECOFYS | 07/10/2015 | Faruk Dervis, Sam Nierop, Ewald Slingerland
Schematische indeling van behandelde marktmodellen aan de hand van de drie reguleringsvormen
De drie marktmodellen laten zich als volgt samenvatten Marktmodel 1: sterkere vorm van TPA voor producenten • Geïntegreerde netwerkeigenaar-leverancier (single buyer) koopt warmte in en heeft leveringsplicht. • In de huidige situatie is sprake van vrijwillige negotiated TPA. • Sterkere vorm zou zijn verplichte negotiated TPA (vormvereisten voor onderhandeling of verplichte aanbesteding) of regulated TPA (ex-ante voorgeschreven toegangsvoorwaarden). Marktmodel 2: sterkere vorm van TPA voor leveranciers • Ook wel het ‘telecommodel’: geïntegreerde netwerkeigenaar-leverancier, biedt toegang aan derden-leveranciers die daarvoor een redelijke vergoeding betalen. • Leveranciers hebben eigen productie of maken afspraken met producenten. • Afnemers kunnen hun leverancier kiezen. • Vooral zinvol met TPA voor producenten. Reguleringsvorm 3: splitsing tussen netwerkeigendom en levering • Aanstellen van onafhankelijke netbeheerder die niet meer als leverancier of producent optreedt. • Mogelijk op gehele netwerk of alleen transportnetwerk. • Prijsvorming tussen producent en leverancier gaat via bilaterale afspraken of onafhankelijk handelsplatform (à la APX/ENDEX en TTF). • Onafhankelijke netbeheerder kan netbalancering als taak hebben, naar analogie van de gas- en elektriciteitsmarkt.
5
Arcering: niet noodzakelijke component. Het is mogelijk dat de bestaande partij geen productie of levering meer doet, voor leesbaarheid niet weergegeven
© ECOFYS | 07/10/2015 | Faruk Dervis, Sam Nierop, Ewald Slingerland
Voor de splitsingsvorm bestaan drie varianten Reguleringsvorm 3a: splitsing van alleen transportnetwerk • Onafhankelijke netbeheerder voor transportnetwerk. • Op transportnetwerk kunnen meerdere geïntegreerde distributienetwerkeigenaar-leveranciers aansluiten, maar splitsing is ook mogelijk bij 1 eigenaarleverancier. • Er is ook TPA voor leveranciers mogelijk op het distributienet van de geïntegreerde eigenaarleverancier. Reguleringsvorm 3b: splitsing van gehele netwerk (onderste afbeelding vorige slide) • Prijsvorming vindt plaats via bilaterale afspraken producent-leverancier
Reguleringsvorm 3c: splitsing van gehele netwerk met onafhankelijk handelsplatform • Vergelijkbaar met marktmodel elektriciteits- en gassector. • Prijsvorming (deels) via onafhankelijk handelsplatform (à la APX/ENDEX en TTF). • Aan de productie- en leveringszijde zijn er programmaverantwoordelijke partijen (PV-partijen) die programma’s communiceren met de netbeheerder. • Op het handelsplatform wordt de optimale match gemaakt tussen vraag en aanbod (voor de laagst mogelijke prijs). • Iedere productie-unit en afnemer valt onder een PVpartij. Omgekeerd hoeft niet iedere producent of leverancier ook PV-partij te zijn. • Netbeheerder kan verantwoordelijk zijn voor netbalancering.
6
Arcering: niet noodzakelijke component. Het is mogelijk dat de bestaande partij geen productie of levering meer doet, voor leesbaarheid niet weergegeven. Groen/blauw: PV-partij, kunnen zowel bestaande als nieuwe producenten/leveranciers zijn
© ECOFYS | 07/10/2015 | Faruk Dervis, Sam Nierop, Ewald Slingerland
Warmtenetten hebben enkele bijzondere kenmerken die van invloed zijn op de haalbaarheid van marktmodellen Warmtenetten zijn een lokaal fenomeen • Warmte is over beperkte afstand te transporteren: netwerkverliezen in warmtenetwerken zijn 15-25%, vergeleken met circa 2% bij gas en 5% bij elektriciteit • Netwerkkosten voor warmtenetten zijn verhoudingsgewijs groot. Dit komt onder meer omdat bij warmte zowel een aanvoer- als een retourleiding nodig is en de energiedichtheid van warmte veel lager is dan van gas waardoor grotere leidingen nodig zijn om dezelfde hoeveelheid energie te distribueren. • Het aantal hoge temperatuur productiebronnen is beperkt, en zeer locatieafhankelijk (industrie, energiecentrales, toekomstige aardwarmtebronnen).
Warmtenetten
Elektriciteitsnet
Als gevolg hiervan zijn warmtenetten van een andere schaal dan elektriciteits- en gasnetten • Nederlandse woningen gebruiken grofweg 10 miljard m3 gas voor ruimteverwarming: circa 300 PJ. Een warmtenetwerk met 50.000 woningen (het grootste net in Nederland) neemt circa 4 PJ aan warmte af. • De grootste warmtenetten in Zweden en Duitsland, waar nadrukkelijk is gekeken naar open netten, zijn 5-10 keer groter dan die in Nederland. Warmtenetten kennen locatieafhankelijke variatie in fysieke parameters • Er zijn meerdere variërende parameters in een warmtenetwerk (druk, stroomsnelheid, aanvoer- en retourtemperatuur), die bovendien variëren naarmate de afstand tot de productiebron toeneemt. • Dit maakt het onderling verbinden van warmtenetwerken dan wel het inkoppelen van nieuwe productiebronnen op een optimaal efficiëntieniveau ingewikkelder dan bij elektriciteits- en gasnetten.
Warmtenetten kenmerken zich door technisch-economische ketenoptimalisatie • Productie en afname zijn op elkaar gestemd in termen van hoeveelheid en jaarprofiel. • Er is een bepaalde verhouding tussen base-load vermogen en piek/back-up vermogen waarbij het productiepark rendabel is. Als deze verhouding verandert kan dit niet-lineaire gevolgen hebben voor de business case van het productiepark. • Voor de rentabiliteit van het productievermogen zijn van belang: het aantal vollasturen, het percentage deellast, elektriciteitsproductie en -prijzen, en must-run versus like-to-run. Bovengenoemde kenmerken zijn vaak tegelijkertijd van invloed • Zo leidt het overdimensioneren van een warmtenet in voorbereiding op aansluiting van meer productievermogen en warmteafname tot relatief hoge additionele kapitaalslaten (hoge kosten warmtenet), extra leidingverliezen (lager debiet) en potentieel ongunstige exploitatie van het productiepark.
7
© ECOFYS | 07/10/2015 | Faruk Dervis, Sam Nierop, Ewald Slingerland
De uitgangspositie van warmtenetten is daarmee aanzienlijk anders dan die van elektriciteits- en gasnetten bij het begin van de liberalisering. • Toen bestonden al nationale elektriciteits- en gasnetwerken met interconnectie tussen regio’s en meerdere productiebronnen. • Deze waren tot stand gekomen doordat er een concrete aanleiding was: vergroten van de netstabiliteit (elektriciteit) en dominantie van één productiebron (gas). • Met de interconnectie waren aanzienlijke investeringen door gemeentelijke en regionale energiebedrijven gemoeid (in publieke handen).
Een nieuwe bron kan een significante impact hebben op de rentabiliteit van bestaande bronnen In warmtenetwerken wordt de warmtevraag voor een groot deel geleverd door één (of soms meerdere) basislastbron(nen). Dit betekent dat een basislastbron met een capaciteit van 30% al gemiddeld 80% van de warmtevraag kan dekken. Het vermogen van de basislast is daarmee afgestemd op de jaarbelastings-duurkromme. Deze afstemming is vastgelegd in langjarige afspraken in de keten. Een nieuwe, goedkopere bron met een capaciteit van 15% van de totale warmtevraag kan grotendeels de plaats innemen van bestaande bronnen, zodat de rentabiliteit van deze bronnen sterk vermindert. Dit kan weliswaar lagere kosten voor de warmte betekenen maar heeft grote impact op de investeringszekerheid in de keten. In het elektriciteitssysteem is sprake van een veelvoud van bronnen met allemaal een eigen kostenprofiel, waardoor de impact van nieuwe productiecapaciteit veel diffuser is.
8
Capaciteit
100% Pieklast
30% Basislast
8760
Uren per jaar
Capaciteit
100%
Nieuwe bron
30% 15%
© ECOFYS | 07/10/2015 | Faruk Dervis, Sam Nierop, Ewald Slingerland
8760
Uren per jaar
Sterkere TPA aan de productiezijde (model 1) kan bijdragen aan meer incentives om warmteaanbod te benutten Dit vergt echter wel zeer flexibele regulering omtrent prijsbepaling en rendementseffecten. Een sterkere vorm van TPA kan meer inzicht bieden in mogelijke verdiensten voor potentiele warmteproducenten. • In de huidige situatie is deze ‘markt’ weinig zichtbaar omdat alles op basis van vrijwillige onderhandelingen gaat. • Inkoopcondities- en tarieven worden bilateraal vastgelegd in commerciële (vertrouwelijke), langjarige afspraken en zijn niet openbaar bekend. • TPA kan dit mogelijk oplossen: het wordt bekend onder welke voorwaarden in principe toegang kan worden verleend aan een producent. Het bepalen van de inkoopprijs voor warmte is echter niet eenduidig omdat er sprake is van ketenoptimalisatie. • De inkoopprijs is afhankelijk van de situatie in het net, het moment van leveren (dag, week en seizoensprofielen), gas-, kolen- en elektriciteitsprijzen, de verdeling tussen piek en baseload, etc. • Als er sprake is van eigen productiebronnen van de single buyer bestaat er het risico op kruissubsidiering, waardoor de eigen productie goedkoper kan lijken dan deze daadwerkelijk is. Andere warmteproducenten zijn dan niet concurrerend. • Dit wijst in de richting van een gereguleerde methode voor prijsbepaling en andere toelatingscondities, die rekening houdt met complexiteit en onderlinge variëteit van netten. • Deze methode moet ook rekening houden met negatieve rendementseffecten op bestaande productiebronnen als gevolg van toevoeging van een nieuwe productiebron, om te voorkomen dat er stranded assets en negatieve impact op de investeringszekerheid ontstaan. Er is bovendien vaak sprake van langjarige (tot 30 jaar) contracten om de leveringszekerheid te kunnen garanderen. Eenzijdig openbreken leidt tot verlies in de keten, omdat de producent de warmte niet op een ander net kan leveren, zoals bij elektriciteit of gas. • Iedere producent heeft zijn eigen kostencurve, waardoor het op bepaalde momenten voor de een voordeliger is warmte te produceren dan voor de ander. De single buyer zal dus per uur of per kwartier een inkoopprijs voor warmte moeten bepalen. In de relatief kleine Nederlandse warmtenetten is het te verwachten effect van concurrentie aan de productiezijde beperkt • Binnen de huidige typische netwerkomvang is het aantal mogelijke producenten beperkt, ook gezien de minimale schaalgrootte van warmtebronnen om economisch aantrekkelijk te zijn. Hoge temperatuur restwarmte is schaars en zeer locatieafhankelijk. • Nieuwe producenten hebben een beperkt effect op de verkoopprijs omdat het netwerkdeel bij warmte een relatief groot aandeel in de totale kostprijs is. • TPA voor producenten lijkt daarom vooral zinvol als netten vergroot worden door ze onderling te verbinden met transportleidingen, zoals voorgenomen in de plannen voor de Warmterotonde Zuid-Holland. Dit vereist grote investeringen die in de gas- en elektriciteitsmarkt voorafgaand aan de liberalisatie met publieke middelen zijn gedaan. TPA kan leiden tot grotere beschikbaarheid van duurzame warmte en restwarmte • Dit kan indirect tot versnelde groei van warmtenetten leiden, als er sprake is van verlaging van de verkoopprijs met behoud van rendement en investeringszekerheid voor alle partijen. • Concurrentie kan ook leiden tot dominantie van minder duurzame warmte (bijvoorbeeld restwarmte uit kolencentrales), eventueel te verhelpen met een voorrangssysteem. 9
© ECOFYS | 07/10/2015 | Faruk Dervis, Sam Nierop, Ewald Slingerland
Onderzoek door Zweeds Energieagentschap • In het onderzoeksprogramma Fjärrsyn is door middel van modellering onderzocht wat de verwachte gevolgen van TPA aan productiezijde zijn op de rendementen van bestaande warmteproducenten in Zweden. • Uit de resultaten blijkt dat de toevoeging van nieuwe productiecapaciteit kan leiden tot een aantal procenten rendementsverlies. • In netten met een grootte vergelijkbaar aan Nederlandse netten worden financiële rendementen van huidige producenten negatief.
Sterkere TPA aan de leverancierszijde (model 2) kent vooral nadelen Regulering omtrent kosten voor nettoegang zou moeten voorzien in een veelvoud van situaties. Het gebrek aan afnamezekerheid zou gecompenseerd moeten worden door (publieke) garanties. TPA voor leveranciers betekent dat tarieven voor netwerktoegang bekend moeten zijn. Netwerkkosten zijn niet zondermeer duidelijk: • Netwerk- en leveringskosten van de geïntegreerde netwerkeigenaar/leverancier zijn moeilijk te scheiden. Ook hier bestaat het risico op kruissubsidiering: de geïntegreerde netwerkeigenaar/leverancier heeft een prikkel om kosten aan het netwerk toe te schrijven waardoor de kosten voor toegang van derden zo hoog mogelijk uitvallen. • Netwerkkosten en warmteafname vertonen onderlinge afhankelijkheid. Uitkoeling van de warmte bij de afnemer is mede bepalend voor de efficiëntie van het net (en ook die van de productie). Netwerkkosten zijn deels afhankelijk van de hoeveelheid warmte die getransporteerd wordt. In een relatief zacht jaar wordt er minder warmte getransporteerd maar zijn de netwerkkosten nagenoeg gelijk. • Een warmtenet kent variabiliteit in efficiency en kosten per locatie, die nu uitgemiddeld worden in de business case. • Netverliezen en de kosten voor toegang moeten in redelijke verhouding tot elkaar staan. • Het moet daarnaast duidelijk zijn hoe nieuwe investeringen in het net betaald worden uit de bijdrage van de (derden-)leveranciers. • Dit pleit dus wederom voor een gereguleerde methode om netwerkkosten te bepalen, die flexibel is en rekening houdt met alle partijen. Indien TPA leidt tot sterk verminderde afnamezekerheid zal de investeringsbereidheid in netwerken en productie sterk afnemen • Dit is niet per se het geval: indien er aansluitplicht geldt, of er de facto geen alternatieve warmtevoorziening voorhanden is in een gebied, is er redelijke zekerheid over de langjarige afname. Dit geldt echter vooral voor woningen, voor zakelijke afnemers bestaan vaak wel alternatieven. • Wanneer er geen sprake is van aansluitplicht (zoals in veel binnensteden) vermindert de afnamezekerheid wel sterk. • Grote investeringen in productie of infrastructuur kunnen zodoende niet rekenen op inkomsten op de lange termijn, waardoor de investeringsbereidheid in warmtenetwerken en productievermogen flink zal afnemen. • Leveranciers kunnen geen langjarige inkoopcontracten met producenten meer afsluiten, waardoor de leveringszekerheid op losse schroeven komt te staan. Het effect van niet-nakoming door een producent (zolang dit niet kan worden opgevangen door een voldoende aantal overgebleven producenten) is zeer groot: er moet een aanzienlijk periode overbrugd worden met duurdere capaciteit. De ruimte die netwerktoegang biedt voor economische efficiëntieverbetering, eventueel resulterend in lagere tarieven, is beperkt. • Er verandert niets aan de netwerkkosten. • Elke leverancier heeft een leveringsplicht, waarvoor in principe backup- en piekcapaciteit ingekocht moet worden. Dit kunnen zij bij één partij onderbrengen, maar dit vermindert de ruimte voor prijsdifferentiatie tussen aanbieders (en de potentiële voordelen van marktwerking). • In theorie kan het NMDA-principe uit de Warmtewet in dit model worden losgelaten omdat er marktwerking aan de leverancierskant is. Het lijkt echter maar zeer de vraag of marktwerking zal leiden tot een lagere prijs. Prijsregulering lijkt daarom nog steeds nodig te zijn. • Als TPA aan de leveringszijde niet gecombineerd wordt met voldoende marktwerking aan de productiezijde kan een situatie ontstaan waarin de marktmacht verplaatst naar de producent, die meerdere leveranciers tegen elkaar kan uitspelen. De kostprijs van de warmte zal dan toenemen. • Nieuwe leveranciers kunnen de best renderende klanten uitkiezen (cherry picking), waarbij de netwerkeigenaar/leverancier vanuit de bestaande leveringsplicht met minder renderende klanten overblijft. Op buitenlandse netten, waaronder die in Stockholm en Kopenhagen, zijn nooit derden-leveranciers toegelaten. Uit uitgebreide studie bleek dat dit negatief zou uitpakken voor tarieven voor afnemers en de investeringszekerheid in de keten. In Warschau bestaat op papier de mogelijkheid, omdat geen onderscheid bestaat in regelgeving tussen warmte, gas en elektriciteit. In de praktijk komt het echter nauwelijks voor. 10
© ECOFYS | 07/10/2015 | Faruk Dervis, Sam Nierop, Ewald Slingerland
Door de hogere netwerkkosten draagt marktwerking op het nietnetwerk gedeelte beperkt bij aan lagere prijzen voor afnemers Kostenopbouw van verkoopprijs geleverde warmte De werkelijke kostenopbouw van geleverde warmte wijkt sterk af van de NMDA (gefactureerde) opbouw. • NMDA volgt de kostenopbouw van de verkoopprijs van geleverd gas Netwerkkosten van warmte vormen vergeleken met gas een relatief groot deel van de verkoopprijs: • Warmteleidingen zijn 1,5 tot 3 keer zo duur als gasleidingen. • Netwerkverliezen in warmtenetwerken zijn 1525% vergeleken met circa 2% bij gas.
Kostenopbouw van verkoopprijs geleverde gas
NMDA (=gefactureerde) opbouw van verkoopprijs geleverde warmte
Levering Energiebelasting
Commodity Levering Warmteprijs
Levering: • Facturatie, klantenservice, sales & marketing. • Bruto marge van 5% (aanname).
Commodity
ommodity
Commodity: • Inkoopprijs van de producent Netwerk: • CAPEX voor afschrijving/kapitaalslasten en instandhouding, inclusief onderstations en uitkoppeling. • OPEX voor operatie, onderhoud & beheer van netwerk.
Netwerk Netwerk en
Energiebelasting gas: • 19ct/m3 (ex btw): circa 1/3e van de totale verkoopprijs van het variabele deel.
ketel Deze verhouding kan variëren bij verschillende leeftijden van een net. Een oud net heft mogelijk lagere kapitaalslasten maar vaak hogere OPEX.
11
© ECOFYS | 07/10/2015 | Faruk Dervis, Sam Nierop, Ewald Slingerland
De ketelkosten omvatten afschrijvingen en onderhoud van de ketel.
Vastrecht Vastrecht
Splitsing (model 3) kan meer transparantie in de keten verschaffen en marktwerking stimuleren Er zijn echter ook duidelijke nadelen. Bepaling van netwerktarieven is complex en tarieven zijn hoog. Splitsing kan investeringen in netwerken en in productiecapaciteit faciliteren. • Splitsen van het net kan de invoeding van warmte versimpelen, omdat nu op een gereguleerde, gegarandeerd non-discriminatoire manier duidelijkheid ontstaat over de kosten voor het netwerk. • Publiek netbeheer kan lange termijn continuïteit creëren en ervoor zorgen dat publieke investeringsmiddelen eenvoudiger aangewend kunnen worden. Hier gelden lagere kapitaalslasten/rendementseisen, waardoor de kosten van het netwerk lager kunnen uitvallen. • Als gas, elektriciteit en warmte-infrastructuur in dezelfde handen komen kan makkelijker een integrale afweging gemaakt worden voor infrastructuur tegen optimale maatschappelijke baten.
Splitsing van netbeheer en levering leidt tot extra kosten in de keten. • Uit Zweeds onderzoek blijkt dat warmteprijzen 2% tot 3% moeten stijgen om de extra marge voor de onafhankelijk netbeheerder te bekostigen. • Ook stijgen de transactiekosten, omdat meerdere partijen moeten samenwerken om het net in balans te houden. Nu de netbeheerder zelf geen invloed op productie en levering heeft, moeten zij veiligheidseisen (met marges) stellen aan producenten en leveranciers om zorg te dragen voor balancering van de verschillende fysieke parameters. Met andere woorden: de risico-opslag per ketenonderdeel zal stijgen. Indien splitsing ook betekent dat netwerkkosten apart inzichtelijk gemaakt (en mogelijk gefactureerd) worden, zullen de vaste kosten voor afnemers sterk stijgen (en de variabele kosten dalen). • Netwerkkosten zijn immers een groot deel van de totale kosten, die nu conform het NMDA-beginsel voor een deel in het variabele warmtetarief versleuteld zitten, maar bij splitsing volgens de werkelijke kosten doorberekend kunnen gaan worden. • Dit hoeft geen consequenties te hebben voor de totale prijs die alle afnemers gezamenlijk betalen, maar zal wel tot verschuivingen leiden tussen afnemers: afnemers met laag verbruik zullen bijvoorbeeld meer gaan betalen. De prikkel tot energiebesparing zou dan ook kunnen verminderen. Er kan een spanningsveld ontstaan tussen netbeheerder en leverancier(s) over het aansluiten en investeren in nieuwe netwerken. • Leveranciers zullen geneigd zijn hun zekerheid over de (toekomstige) warmteafname te overdrijven, om ervoor te zorgen dat de netbeheerder investeert in netten. Het risico op onderbenutting van kapitaal ligt nu namelijk bij de netbeheerder (vergelijk met windmolenparken op zee). • Het potentieel om dit terug te verdienen met hogere netwerktarieven is beperkt, omdat een vorm van NMDA nog altijd nodig kan zijn. • Een algemene aansluitplicht zoals bij gas zal een zeer kostbare zaak zijn bij warmte, omdat dit zou betekenen dat er een ruim gedimensioneerd (transport)net ligt dat voor een bepaalde periode onderbenut blijft.
In de huidige ontwikkeling naar een meer decentrale energievoorziening worden de huidige splitsingseisen ook steeds meer als beklemmend ervaren. Om daaraan te beantwoorden is onlangs het Besluit experimenten decentrale duurzame elektriciteitsopwekking in werking getreden, zodat op kleine schaal afgeweken kan worden van bepaalde artikelen uit de Elektriciteitswet 1998. Binnen Europese regelgeving is er overigens ook ruimte voor enige flexibiliteit: zo bestaat de mogelijkheid om de onafhankelijkheideisen niet te laten gelden voor distributiebedrijven met minder dan 100.000 aangesloten afnemers of voor kleine geïsoleerde systemen.
12
© ECOFYS | 07/10/2015 | Faruk Dervis, Sam Nierop, Ewald Slingerland
Elk marktmodel kent kansen en risico’s in termen van betaalbaarheid, betrouwbaarheid en duurzaamheid Criterium Betaalbaarheid
Betrouwbaarheid
Duurzaamheid Criterium Betaalbaarheid
Betrouwbaarheid
Duurzaamheid Criterium Betaalbaarheid
Betrouwbaarheid
Duurzaamheid
13
Kansen en risico’s van verplichte negotiated TPA voor producenten + Verbeteren markttransparantie door inzicht in toegangsvoorwaarden. - Beperkt effect op verkoopprijs omdat netwerkkosten hoog zijn, de rendementen van bestaande bronnen verminderen en coördinatiekosten toenemen. - Kruissubsidiering van netwerkkosten met eigen productiebronnen door single-buyer. - Weinig ruimte voor nieuwe producenten indien warmtenetten niet onderling worden verbonden met transportleidingen. + Technische en financiële flexibiliteit om invoedingsvoorwaarden aan te passen aan lokale omstandigheden (negotiated TPA) + Internationale ervaring in meerdere Europese landen met verplichte negotiated TPA. - Bij kleine netwerken zonder groei kan nieuwe productie al snel grote financiële gevolgen hebben voor bestaande producenten. Dit kan leiden tot stranded assets en verminderde investeringszekerheid, funest voor de groei van warmtenetten. - Mogelijkheid voor producenten om te vertrekken zodat andere partijen kostbare aanvullende investeringen moeten doen.
+ Mogelijkheden voor duurzame (rest)warmte - Mogelijkheden voor restwarmte uit kolencentrales waarvan duurzaamheid betwistbaar is. Kansen en risico’s van sterkere vorm van TPA voor leveranciers - Aanzienlijke efficiëntievermindering indien elke leverancier moet investeren in dure back-up/piek capaciteit. - Klein effect op warmterekening door hoog aandeel van de kosten voor productie en netwerk, en geringe aantal producenten. - Vermindering investeringsbereidheid omdat grote investeringen in infrastructuur niet kunnen rekenen op vaste inkomstenstromen van gebonden afnemers. - Cherry picking doordat nieuwe leveranciers de best renderende klanten uitkiezen. - Nauwelijks internationale ervaring met een sterkere vorm van TPA voor leveranciers. + Keuzevrijheid voor afnemers kan leiden tot meer enthousiasme voor de ontwikkeling van warmtenetten. + Duurzame leveranciers indien leveranciers zich differentiëren met ‘groene’ warmte. Kansen en risico’s van splitsing netbeheer en productie/levering - Extra kosten door creëren nieuwe partij, hogere transactiekosten en hogere eisen om zorg te dragen voor balancering van de verschillende fysieke parameters. - Hogere rekening voor afnemers met laag verbruik: de vaste kosten voor afnemers met een laag verbruik zullen sterk stijgen, omdat netwerkkosten nu voor een deel in het variabele warmtetarief versleuteld zitten.
+ Faciliteren van investeringen in netwerken doordat benodigde investeringen in infrastructuur duidelijker zichtbaar zijn en het gemakkelijker is om investeringen in ‘publieke’ goederen als transportnetwerken te doen. + Minder directe noodzaak voor TPA, omdat netbeheerder geen productie- of leveringsbelangen heeft. - Geen internationale ervaring met splitsing van warmtenetten. + Integrale afweging over energienetwerken: indien gas-, elektriciteits- en warmte-infrastructuur in dezelfde handen komt, kan een integrale afweging gemaakt worden over de meest geschikte warmtetechniek (warmtenetten, gasnetten of warmtepompen). - Onteigening noodzakelijk indien eigendom van warmtenetten moet worden ondergebracht bij publieke netbeheerders. - De beslissing over investeringen in nieuwe netten en aansluiten van gebruikers kan ingewikkelder worden en langer duren.
© ECOFYS | 07/10/2015 | Faruk Dervis, Sam Nierop, Ewald Slingerland
Wij bevelen aan om warmtenetten in kleine stappen geleidelijk te openen In combinatie met aanvullende maatregelen om transparantie en level playing field te vergroten
Onafhankelijk netbeheer op transportnetten • Geeft duidelijkheid over toegangscondities (en -prijzen) voor (potentiële) producenten • Geeft inzicht in maatschappelijke investeringen die gedaan dienen te worden om warmtenetten te koppelen • Opent de weg naar langlopende financiering hiervoor • Relatief kleine stap vanuit de huidige situatie
Transparante boekhouding en overleg tussen afnemers en warmtebedrijven • Geeft, indien goed uitgevoerd, meer duidelijkheid over totstandkoming van tarieven • Overleg met consumentenorganisaties gericht op voorkomen van onverwachte discussies over tarieven. • Naar analogie van ‘Prisdialogen’ in Zweden
Herformuleren Besluit Aanleg Energie-Infrastructuur • Alternatief om te komen tot integrale warmte- en energienetwerken • Geeft marktpartijen de bevoegdheid netten aan te leggen, mits daaraan een openbare procedure is vooraf gegaan • In huidige vorm weinig effectief, maar gedachte is goed
Verplichte negotiated TPA voor producenten • Impact in de praktijk op marktwerking lijkt klein • Goed om deze concrete stap te zetten om te zien of producenten daadwerkelijk aansluiten en meer potentieel ontsloten wordt
14
© ECOFYS | 07/10/2015 | Faruk Dervis, Sam Nierop, Ewald Slingerland