Een bloem bloeit niet alle dagen
Pierre van Amelsvoort
Een bloem bloeit niet alle dagen
Zomaar een relaas van ’n wandeling naar Santiago de Compostela
Een bloem bloeit niet alle dagen, zomaar een relaas van ‘n wandeling naar Santiago de Compostela ISBN 978-90-806070-6-4
e
1 druk, 2007 e 2 druk, 2007
Productie: Pierre van Amelsvoort
Pierre van Amelsvoort
Voor hen die wel willen, maar niet kunnen.
© P. van Amelsvoort
1. Het afscheid DAG 1. VESSEM , 14 MAART. 30 KM Alles heeft zijn uur en ieder ding onder de hemel zijn tijd (Prediker 3.1) Na een voorbereiding van zo’n twee jaar vertrek ik vandaag. Voor zover je je kunt voorbereiden heb ik in deze tijd veel gewandeld, veel reisverslagen gelezen, spulletjes aangeschaft en gesproken met ex-pelgrims. Maar écht voorbereiden op een dergelijke langdurige inspanning is eigenlijk niet mogelijk. Ik zal het moeten ervaren. Waar ben ik toch aan begonnen? De grootsheid van de reis begint nu pas goed tot me door te dringen. Had ik mijn plan maar niet wereldkundig gemaakt. En het woordje stoppen ken ik nu niet meer. Moet ik dan maar vertrouwen op mijn wilskracht en de gastvrijheid van nu nog onbekende mensen? Ik ben niet de eerste die naar Santiago de Compostela loopt. Al eeuwen zijn er pelgrims op pad, dus waarom zou het mij niet lukken? Vaak ben ik gewaarschuwd om niet te denken aan de hele reis. Het is beter te genieten van dag tot dag. Zo kom je vanzelf verder. Maar dat is gemakkelijker gezegd dan gedaan! De mentale steun van familie, vrienden en bekenden was ontroerend. Ook het afscheid van Sylvie en Baukje en Tom, die me vanochtend verrassen door nog eens vroeg uit Tilburg te komen en voor de tweede keer afscheid te nemen. Ik wil geen groots afscheid met gedoe en zo. Dat past niet bij mij en bovendien is afscheid nemen geen specialisme van me. Het zal voor Syl en het thuisfront wellicht lastiger worden dan voor mij. Ik ben iedere dag in beweging en met dagelijkse verrassingen en gebeurtenissen zal ik me wel bezig kunnen houden. Zij kijkt iedere avond tegen een lege stoel aan en wordt met leegte geconfronteerd. Ongetwijfeld zal ze veel aanloop hebben en er wel doorheen komen. En vier maanden, zo is mijn plan, zijn zo voorbij. Voor de deur in Boxtel nemen we snel afscheid en ik kijk nog één keer om voordat ik het hoekje omga. Het is prachtig weer vandaag. Schijnbaar heeft mijn reis goedkeuring van boven. Door de Kampina, langs de Beerze loop ik naar de Heilige Eik. Een
-5-
plek waar ons moeder, toen ze nog wat meer geloof in de kerk had, graag kwam. In de laatste fase van haar leven hoefde dat niet meer zo. Tóch steek ik daar een kaarsje aan. Niet omdat ik denk dat het veel zal helpen, het is meer een symbool waarbij ik nog even iedereen die ik de komende maanden achter me laat, in gedachten neem. Hier besluit ik mijn lunch te nemen. Het eerste deel van de dagtocht is een prachtige wandeling, zoals overigens in veel gebieden van de Meierij een mooie natuur te vinden is. Veel mensen weten dat niet en, gelukkig misschien, toeristen ook nog niet. Zo blijft het tenminste rustig. Ik kom in die eerste uren niemand tegen. Wel zijn er ongelofelijk veel vogels te zien en te horen. Ook vijf meesjes, die me al een paar weken met regelmaat vergezellen. Ik ben benieuwd of het misschien engelen zijn die tot Santiago meevliegen. Twee reeën die ik onderweg tegenkom slaan voor mij op de vlucht. ’s Middags kom ik in Vessem aan. Broeder Fons beheert hier een pelgrimshuis en vervult een belangrijke plek in een boerderij met wereldwinkel, boekenwinkel, ontmoetingsplek, stiltecentrum en dergelijke. Alles wordt opgepakt door vrijwilligers en het is hartstikke druk op deze woensdagmiddag. Er is een groep kinderen die wordt voorbereid op het vormsel. En een van de kinderen komt me vragen of ik aan de groep wat wil vertellen over de pelgrimstocht naar Santiago. In lesgeven heb ik geen zin, dus laat ik ze zelf maar vragen bedenken en de kinderen bevragen me honderduit. Zelfs op hun vrije woensdagmiddag zijn ze gedisciplineerd en serieus bezig met hun les. Vervolgens gaat de hele groep met mij mee naar het stiltecentrum, waar ik gevraagd word om mijn steentje achter te laten bij een grote rots met kabbelend water. Het water wordt gezien als de bron van het leven. Het leggen van het steentje is een symbool voor de start van mijn reis. In de avond vertelt broeder Fons over zijn ervaringen die hij opgedaan heeft tijdens zijn reis. Hij benadrukt het belang van vertrouwen in de medemens. Als je hulp nodig hebt, dan wordt die gegeven. Dat gaat niet vanzelf, je zult daar ook zelf initiatieven voor moeten nemen en hulp vragen. De reis moet je niet helemaal willen plannen, de reis vraagt om loslaten en om je te laten leiden door gebeurtenissen, dingen gaan zoals ze
-6-
gaan. Je bent daarbij geen passieve toeschouwer, die naar vissen in een vissenkom zit te kijken, maar onderdeel van de gebeurtenis. Het klinkt me logisch in de oren en lijkt me wel spannend.
Boxtel
Namen Parijs Reims
Auxerre Vezelay Périgeux Santiago de Compostela
St. Jean Pied de Port
Finisterre León Pamplona Logrono Burgos
-7-
DAG 2. DESSEL (B), 15 MAART. 32 KM Engelen dat zijn we zelf Het is vandaag weer een prachtige dag, waarop de gehele dag de zon schijnt. Na het ontbijt lopen Gert-Jan en ik samen weg. Gert-Jan start vandaag met zijn reis naar Santiago. Gisterenavond dacht ik dat hij zo iemand is die alles beter weet, en zijn waarheid is dé waarheid. Mensen die onbewust zichzelf als middelpunt van deze planeet zien en vanuit dat centrum redeneren. Overigens vaak met weinig oprechte interesse in de ander. Nú denk ik dat zijn manier van praten hem een soort veiligheid geeft in onzekere situaties. Het is meer de verpakking die hij daarmee laat zien. En dat zegt nog niks over zijn inborst. Vandaag oogt hij wat minder gespannen. Zijn vrouw is helemaal niet blij met zijn plan dat nu werkelijkheid gaat worden. Ze is erg bang voor de eenzaamheid en dat geeft hem geen fijn gevoel bij zijn vertrek. Ze geeft hem onwetend een meereizend bezwaar mee. Zo’n last kun je niet anders dan wegdrukken. Anders draag je een gewicht mee dat zwaarder is dan je rugzak. “En wat als ik na een tijdje wat minder aan haar denk?”, vraagt hij zich hardop af. “Is het niet uit het oog, uit het hart? Stel dat ik haar niet mis, wat dan?” Stom eigenlijk dat ik me zo snel een beeld en oordeel van iemand vorm. En is het niet zo dat zo’n beeld niet snel meer verdwijnt? En dat je alleen nog dát ziet wat je enge beeld bevestigt? Hij vertelt over zijn leven en zijn werk. Ik vind het prettig om samen te lopen. Zo bouw je wat sneller routines in het reizen op. En ook kunnen we de ervaringen van broeder Fons nog eens bespreken. Deze komen neer op de volgende wijze lessen: stel je open voor gebeurtenissen, vertrouw op mensen, ga uit van het goede en er komt altijd en zeker een betere tijd, dus ben niet zo krampachtig. We passeren de grens met België, en net daarna drinken we op het terras van de abdij van Postel een kop koffie. Ik ga richting Dessel en Gert-Jan vindt het te vroeg om op de abdij te blijven slapen en loopt nog even mee. Hij begint nu wat vaker met zijn GPS te spelen. Daarin leest hij de gemiddelde loopsnelheid af, de afgelegde kilometers, de hotels in de buurt
-8-
et cetera. Hij heeft er geen gedetailleerde wandelkaarten inzitten, want die zijn erg duur. Hij gebruikt het ding om zich te oriënteren. Verder heeft Gert-Jan nauwelijks andere gedetailleerde kaarten bij zich. Ik vraag me hardop af of hij daarmee ver zal komen op de wandelroutes. Tot nu toe is mij het nut van zo’n GPS-apparaat niet duidelijk geworden. Je kunt er leuk mee spelen en achteraf kun je de route nog eens bekijken. Het betekent ook meer gewicht en een derde adapter, naast die voor de telefoon en fotocamera! De laatste kilometers gaan langs lange rechte wegen. En bij de Vlaamse dorpen is dat veelal door lintbebouwing die het zicht op de achterliggende velden en bossen ontneemt. Het lijkt of de Vlamingen als maar doorgaan met bebouwen. In de buurt van dorpen zijn dat appartementgebouwen en daarbuiten grote villa’s, waar zeker lang niet altijd Hollanders wonen. Deze lange wegen zijn dodelijk voor het wandelmoreel, er komt geen eind aan. In mijn schoenen voel ik mijn enkels schuren, het lijkt wel of er blaren opkomen. Dat is vreemd, want tijdens de twee jaar voorbereiding heb ik geen enkele blaar gehad. Ik heb nogal wat kilometers gemaakt, maar nu loop ik iedere dag, zo’n 100 dagen lang achter elkaar en daar kun je je niet op voorbereiden. Vandaag heb ik de koolmeesjes ook niet meer gezien. Zouden mijn engelen me in België al verlaten hebben? Met nog vijf kilometer te gaan neem ik afscheid van Gert-Jan. Ik denk dat we elkaar nog wel zullen tegenkomen. Toch geeft het een vreemd eenzaam gevoel, maar ik heb nog een goed vooruitzicht. Vanavond ben ik te gast bij Lies, Joan en Han. M’n voeten gaan nu echt pijn doen. Klote, dit gaat m’n wandeltempo mooi onderbreken. Dessel binnenlopen duurt eindeloos en ik ben blij dat Joan me in het centrum met zijn auto oppikt. Met een pintje en hapjes word ik hartelijk ontvangen. Ik ben blij dat ik mijn schoenen kan losmaken. De enkels van beide voeten liggen open en ik ontdek dat de binnenvoering van beide schoenen gescheurd is. Deze bebloede scheuren zijn de irritatiebron van de voeten. Wat nu? Schoenen weggooien en nieuwe kopen? Via Syl raadpleeg ik mijn schoenmaker in Nederland en krijg ik tips voor de reparatie. Stom eigenlijk om alleen maar de buitenkant van de
-9-
schoenen in de gaten te houden en niet de binnenkant. Schijnbaar ben ik teveel georiënteerd op uiterlijk vertoon… Als een speer ga ik met Joan naar Turnhout, naar de “huisschoenmaker” van de familie Van Sas. Tegen zes uur stappen we de winkel binnen, en ik zit al te denken aan het oponthoud van een halve dag. Dat zie ik nu nog als tijdsverlies. Ik zit dus nog in de wereld van planning, verplichting en drang om een prestatie neer te zetten! De schoenmaker deelt droogjes mee dat -ie morgen op verlof gaat voor een week. Dus is er een probleem. Overigens heb ik in mijn rugzak nog een paar lage, lichte wandelschoenen. Het is prettig om ’s avonds andere schoenen aan te hebben. Wel is dat een soort verzekeringspremie van ongeveer 400 gram. Toevallig moet de schoenmaker morgenvroeg nog heel even naar de zaak en uiteindelijk zal hij proberen mijn schoenen te maken. En als echte vakman wil hij ook een steentje bijdragen aan de tocht naar Santiago. Als er dan geen engeltjes zijn in België, dan zijn het de mensen zelf wel!
Terug in Retie is het te koud om nog buiten te zitten, het is immers pas 15 maart. We hebben een heerlijke avond met lekker eten en ook een drankje erbij. Als het zo alle dagen gaat, dan blijf ik nog lang onderweg.
- 10 -
DAG 3. DIEST, 16 MAART. 34 KM Vertrouwen en controle gaan goed samen Na een uitgebreid ontbijt brengt Joan me naar de plek waar ik gisteren gestopt ben. Als een echte pelgrim heb ik me immers voorgenomen om alle meters van de tocht te lopen. Lies en hij zouden later mijn schoenen ophalen en dan naar mij brengen. Van Joan heb ik nog een kaart gekregen die meer kleinere wegen weergeeft dan de kaart die ik heb. In België loop je immers best vaak langs wegen met druk, hard rijdend verkeer. En dat wil ik zoveel mogelijk vermijden. Wandel- of fietspaden zijn hier minder bekend dan in Nederland. Rondom Mol moet ik echter nog goed de weg zoeken. En het vragen naar de weg geeft ook problemen. Mensen kunnen je vol overtuiging naar links sturen, terwijl je volgens de kaart echt naar rechts moet. Anderen vertrouw ik meer op hun geografisch inzicht. Iedereen doet echt zijn best, maar veel mensen kennen hun eigen streek of stadje niet goed. Maar waarom zeggen ze dat niet gewoon? Willen ze gewoonweg vriendelijk zijn en me niet teleurstellen? Maar daar ben ik niet mee geholpen. De waarheid, hoe hard dan ook, is beter dan een slap aftreksel. Je moet dus ook op jezelf vertrouwen en misschien had ik het traject in België toch beter moeten voorbereiden. Het stuk naar Namen dat ik gekozen heb, is nog geen Jacobuspad. Pas in Namen zal ik aansluiten op de gangbare route, die goed beschreven is. Vertrouwen op anderen betekent dus ook vertrouwen op jezelf. En daar kun je met een kleine voorbereiding aan werken. Af en toe de weg kwijt zijn is niet erg, maar het heeft wel een prijs in de vorm van extra uren lopen. Een vriendelijke cafébaas helpt me door me te wijzen op een mooie en bovendien kortere route. De Jacobschelp op mijn rugzak is een wonderbaarlijk symbool. Het roept hulp en vriendschap op bij de mensen die het herkennen als een teken van een pelgrim die naar Santiago gaat. Mensen die het symbool niet kennen zien overigens een vermoeid gezicht en een zware rugzak van 15 kilo en beginnen daarom een praatje, geven je koffie en een boterham. Zo stopt er een motorrijder, Rob, die me als pelgrim herkent en vraagt of ik op zoek ben naar Martinus van Nistelrooij. Ja, de oom van Ruud. Die woont in de
- 11 -
buurt en heeft de route ook gelopen. Rob nodigt me uit voor een lunch. Maar ik bedank hem vriendelijk, omdat Joan en Lies straks komen om mijn schoenen te brengen. Het lijkt me een leuk idee om dan samen te lunchen. Ik heb vandaag flink doorgelopen op een bewolkte dag. En na 23 kilometer ontmoet ik hen in Tessenderloo. We eten lekker en ik moet het niet wagen om te betalen. In Boxtel zou dat wel een keer goed komen en uiteindelijk nemen we voor het laatst écht afscheid. In Diest vind ik via de VVV een kamer op een beneden verdieping van een vriendelijke hospita. Diest is een aardig provinciestadje met veel geschiedenis, een mooie kerk en begijnhof. Maandelijks is hier een bekende boekenmarkt. Na een kopje soep en een eierstruif ga ik nog even naar een plaatselijk lokaal. Hier ga ik maar wat achteraf zitten om te luisteren naar wat de stamgasten heftig met elkaar aan de toog te bepraten hebben. Gesprekken die overigens nergens over gaan. Iedereen bestelt zijn eigen pintje zonder iets te vragen, maar door 1.20 euro naar voren te schuiven. De kasteleinsvrouw weet door het rollend geluid genoeg. Een vrouw staat bij de gokkast voortdurend euro’s in het apparaat te stoppen en bestelt af en toe zwijgend een cola. Ik weet niet of daar nog iets anders inzit. Bij het aanduwen van de gokkast gebruikt ze heel haar lichaam en ze kijkt af en toe schichtig naar mij en de andere bezoekers. Alsof ze zich schaamt voor een dergelijk zinloos spelletje. De kasteleinsvrouw, blonde Dolly die zo kan zijn weggelopen uit een Suske en Wiske boek, houdt alles goed in de gaten. Afgaand op het volume van het gepraat en gekwek zijn de bezoekers al een tijdje binnen. Overigens zijn het de vrouwen die de boventoon voeren. M’n buurvrouw, de gokster, krijgt het warm en doet haar winterjas los en wrijft het zweet van haar voorhoofd. Hopelijk kan ze lang blijven dromen van de schokkende gokkast, die af en toe voor de schijn wat uitkeert. Het gesprek krijgt plots een wending richting de wereldse problemen van het wielerrennen. De mannen worden wakker en nemen het gesprek over. De één weet het nog beter dan de ander. Zo blijft iedereen scherp. Ik bestudeer op de kaart de route voor morgen. Ik kan eindeloos naar kaarten turen en wel drie keer de kilometers weer optellen. Tienen is niet zo ver morgen, een kleine 25 kilometer. Namen is weer té ver. Dus zit ik
- 12 -
wat te puzzelen over een tussenstop. Nee, wat een onzin. Broeder Fons heeft gewoon gelijk: maak je toch niet druk overde planning, dan wel het verkorten daarvan. Als er maar een richting is. En trouwens als die er niet is; wat dan nog!
DAG 4. JODOIGNE, 17 MAART. 42 KM Vertrouwen zonder je eigen richtingsgevoel leidt tot dwaling Bij de VVV heb ik een gedetailleerde kaart gekocht om via veldwegen in Tienen te komen. Na een prima ontbijt met mijn hospita ga ik om 8.00 uur op pad. Zoals je bij het navragen van de weg niet iedereen blind moet vertrouwen, geldt dat ook voor kaarten. De kaart klopt wel met de wegen, maar ik kom er laat achter dat de namen van de straten inmiddels veranderd zijn! Dus raak ik al snel de weg kwijt. De vrouw bij de VVV had het al gezegd: kies maar een beetje op gevoel de weg. Ik heb dat te laat in de gaten en ik heb het geweten. Van de 24 kilometer heb ik zeker zes km “om” gelopen door de modder en over oude hobbelige kasseienwegen. Het lijkt hier wel de Betuwe van Vlaanderen. Er wordt hier zelfs wijn verbouwd, een witte wijn die ik helaas niet heb geproefd. Vandaag heb ik een slaapplaats gekregen bij mijn Belgische collega Geert en zijn vrouw Chris. Ze pikken me onderweg op, dus ik hoef niet te kijken naar een eindstation met een mogelijke slaapplaats. Daardoor kan ik kilometers maken en wordt morgen Namen haalbaar. Vóór Namen zijn er volgens mijn informatie weinig overnachtingsmogelijkheden. In Tienen vraag ik bij de VVV naar de wandelpaden richting Namen. De mevrouw weet dat er een oude spoorweg, Ravel 2, is. Dit is een oude spoorweg die nu dient als fiets- en wandelpad. Ze heeft er helaas geen informatie over, want over enkele kilometers is de grens naar Wallonië. En daar is een andere informatiedienst. Ze vertelt het als of dat de gewoonste zaak van de wereld is. Behalve de Vlamingen en de Walen vindt niemand dat gewoon, denk ik dan maar. Wat doen die Belgen elkaar toch aan om door één natie te willen blijven lijken? Wat een geld en gedoe voor iets wat niets samen had, heeft en zal krijgen. Zelfs scholen zijn her en der anders.
- 13 -
Vlaanderen besteedt veel meer geld aan onderwijs dan Wallonië, dus ook in de toekomst zal dat spanningen blijven geven. Ondanks de hoge werkloosheid in Wallonië zijn het momenteel Polen die in Vlaanderen het werk dat blijft liggen, komen verzetten. De Walen hebben schijnbaar een hekel aan reizen of zijn erg honkvast. Gelukkig wonen ze wat hoger dus kunnen ze na het stijgen van de zeespiegel daar blijven wonen. Na Tienen ga ik de taalgrens over. Je voelt en ziet de Franse invloed hier. De mensen zijn hier ook wat gesloten. Als je ze groet, krijg je geen groet terug. Dat heeft overigens niets met de Franse invloed te maken, mensen lijken hier wat achterdochtig. Chagrijnig zijn is een keuze denk ik dan maar. Op mijn tandvlees haal ik Jodoigne. Door de reparatie van mijn schoenen moeten mijn voeten weer wennen. Chris haalt me op en ik word in KesselLoo fantastisch ontvangen. Een lekker tripeltje, een warme douche, goed eten en mijn kleren worden, voorlopig voor de laatste keer, heerlijk gewassen en gedroogd. Het wordt weer een gezellig avondje en de wonden van mijn voeten worden ook nog door Geert verzorgd.
DAG 5. NAMEN, 18 MAART. 35 KM Een trage slak ziet meer dan een snelle haas Om 9.00 uur zet Chris me weer af bij de Ravel 2 route. Ietsjes verder dan waar ik gisteren gekomen ben. Jacobus moet maar een oogje dichtknijpen. Ik heb gisteren wel erg ver gelopen en vandaag is het weer een heel eind naar Namen. Het is een lang pad en ik kom de hele dag niemand tegen. Het pad loopt door weidse velden en het is slecht weer. Wind, regen en natte sneeuw laten op de open stukken weten dat ze er zijn. Naast een regenjas heb ik ook mijn poncho aan. Dat helpt allemaal niet veel, want mijn benen worden toch nat en koud. Bovendien ga je daar erg van zweten. Die poncho had ik net zo goed thuis kunnen laten. Chris en Geert zijn voorlopig de laatste pleisterplaats waar ik bij bekenden terecht kan. Nu moet ik ’t echt alleen gaan doen. Niemand meer om tegen aan te kletsen, naar te luisteren, te ontwijken om rust te hebben, de schuld te geven, mee te overleggen, ruzie te maken, nog eens mee te overleggen en te genieten.
- 14 -
Op de eerste dag zei een boertje in Spoordonk dat wel heel mooi: “Dan moet je antwoord geven op je eigen gestelde vragen!” Daar heeft -ie gelijk in en dan zal ik mezelf maar niet zulke moeilijke vragen stellen.
Het lopen gaat goed, ondanks of misschien wel dankzij het chagrijnige weer. Dan ga je vanzelf harder lopen om snel op de bestemming te komen. Als voorproefje op Noord-Frankrijk is het hier weids, onbewoond en eenzaam. Uiteindelijk kom ik in Namen aan. Maar zoals in iedere grote stad duurt het lang voordat je vanaf de gemeentegrens uiteindelijk bent waar je wezen wilt. Dat geldt overigens niet alleen voor steden, maar voor het hele leven. De laatste kilometers kosten veel energie en
- 15 -
doorzettingsvermogen. Je denkt té snel dat je er bent, en daarmee sta je jezelf toe dat je moe bent en dat je pijn aan voeten en benen hebt. In het eerste beste café ga ik een biertje drinken. Ik vraag om een tripeltje maar de barkeeper begrijpt dat niet. Hij blijkt een Belgische allochtoon te zijn. Met een bezoeker raak ik aan de praat over Santiago. Beiden zijn onder de indruk van zo’n voettocht. Zij hebben ook zoiets, zeggen ze, Mekka. Maar lachend vertellen ze erbij dat je daar met het vliegtuig naar toegaat. Ik hoor ze denken: “rare jongens, die Christenen”. Overigens drinken ze een stevig pilsje door. Ze raken helemaal van streek als ik de rekening vraag. Nee, ik hoef niet te betalen. Als ik toezeg dat ik wel een kaarsje zal opsteken voor hen, waarderen ze dat. Ze wensen me toe dat Jezus de komende tijd met me zal meereizen. De eerste vraag waar iedereen mee op de proppen komt als ik vertel dat ik naar Santiago loop, is de vraag naar het waarom. Met deze vraag vertrekt iedereen, maar je komt er ook mee aan. Om het certificaat, een bewijs dat je de tocht als voetganger hebt volbracht, in Santiago te verkrijgen wordt er gevraagd naar jouw beweegredenen. Alsof alles van tevoren een uitgedokterde reden moet hebben. Mij gaat het in eerste instantie om wat langere tijd afstand van de hectiek in mijn werk. In combinatie met een fysieke opgave, een mooie natuur en historie. Mijn reisdoel had evengoed Rome kunnen zijn. En de traagheid van wandelen heeft wel wat. Je ervaart meer de veranderingen in de natuur, de bouw van de huizen. En je voelt je lijf en met name de voeten en benen iedere dag weer. De rust en het genieten komen niet voor niks. Naïevelingen denken dat wandelen eenvoudig is, voetje voor voetje en dan kom je er wel. In al zijn simpelheid klopt dat ook wel, maar het doet wel pijn. Sommigen vinden zo’n wandeling waanzin, en misschien hebben ze wel gelijk. Maar eigenlijk weet ik het waarom nog niet. Ik heb allerlei beelden bij mijn tocht, maar geen hooggespannen verwachtingen. Hopelijk weet ik het op het einde. Ik overnacht in een jeugdherberg en ik verwonder me dat ik bijna al door België heen ben. En nu sluit ik echt aan op het bekende Jacobuspad.
- 16 -
2. Eenzaamheid in de hel van het Noorden DAG 6. DINANT,19 MAART. 30 KM Leffe en het meervoud: leven (gebaseerd op Frans van Dooremalen) Het concept “jeugdherberg” is eigenlijk wel aardig. Je slaapt met meerdere gasten op een kamer. Je dekt zelf je bed, wast zelf af en dergelijke. Van enige luxe is geen sprake, maar ik heb goed geslapen. Die soberheid spreekt me wel aan. Na het ontbijt dat die naam niet verdient, loop ik naar buiten. Het heeft vannacht gesneeuwd en het zou vandaag winters weer worden, maar het ziet er goed uit. Na die paar dagen denk ik al een soort weerman geworden te zijn. Vandaag loop ik weer via de Ravel 2 langs de Maas naar Dinant. Hier kronkelt de Maas door bergjes met her en der prachtige huizen. Om half 11 is het tijd voor een bakje koffie en stap ik een café binnen. Iedereen, allen mannen, zit al aan de pils en velen hebben er, zo bezien, al meer dan één op. De barkeeper kijkt me wat verbaasd aan als ik koffie bestel. Tegen de middag begint het hard te sneeuwen met een harde wind van voren. Dat is niet fijn. Mijn broek wordt nat en de benen worden hartstikke koud. Dat zijn mindere momenten, die je overigens in de avond snel vergeten bent. Het spreekwoord “na regen komt zonneschijn”, wordt na een uurtje bewaarheid. Door de zon kan mijn broek drogen en kunnen de benen weer warm worden. Ik ga maar een bakje koffie drinken. Ook hier zit de bar vol met mannen die er uitzien als holbewoners. Zou het verhaal over inteelt in de Ardennen dan toch waar zijn? Er is hier niet veel werk, maar dan kunnen ze beter thuis gaan zitten chargerijnen dan in een openbaar café! De wonden aan mijn enkels irriteren pijnlijk. Daardoor strompel ik wat, waardoor ook de onderkant van mijn voeten pijn doet. Ik wissel mijn hoge schoenen maar weer met de lage schoenen. Hopelijk genezen de wonden dan wat sneller. Dinant is een leuk stadje en ik kan gelukkig meteen op mijn kamer om de natte zooi uit te trekken en te laten drogen. Ik overnacht op de abdij NotreDame de Leffe. Je kunt zien dat de naamsverbintenis met het bier Leffe
- 17 -
geen windeieren legt. Leffe brengt hier echt leven in de brouwerij. De abdij ziet er prachtig uit. Ik krijg een mooie, grote kamer, de mooiste die ik tijdens de reis zal hebben. Een douche kennen ze hier niet, dus was ik me na 100 jaar maar weer eens met een washandje.
Na het wassen van mijn kleren ga ik de stad in op zoek naar een grotere kaart van Noord-Frankrijk. Ik heb wel gedetailleerde kaarten bij me, maar als ik geen beeld hebt van het grotere geheel, dan vind ik dat lastig. Zicht op het geheel helpt me bij het indelen van de wandeldag. Ik ga niet precies de GR 654 volgen. Veel paden zijn nat en glad, dus daar kom je niet gemakkelijk over heen. Bij de oneffenheden op het pad heb ik nog veel last van mijn enkels. En de bedenkers van de Grand Randonée hebben gemeend om iédere heuvel in de route op te moeten nemen. Hierdoor moet je behoorlijk om lopen en daar heb ik geen zin in. Ik ben meer van recht toe, recht aan.
- 18 -
Om 18.30 uur ga ik naar de vespers. Er zitten 14 monniken in de kerk en zingend brengen zij dit half uur door. Het klinkt prachtig, een mooi meditatief moment. Ik mag met het souper mee-eten, maar wel in een apart kamertje. De monniken zijn vriendelijk en er zijn ook relatief veel jongeren bij. Buiten de kerk dragen ze in plaats van hun pijen gewone kleren. Na het eten tuur ik weer eens naar mijn kaarten, bel naar huis, werk mijn dagboek bij en ga vroeg slapen. Een Leffe hou ik nog wel te goed.
DAG 7. GIVET (F), 20 MAART. 24 KM Leven is nu Om half acht bezoek ik de lauden in de kerk en daarna is er een ontbijt in “mijn” kamertje. Het is een echt Frans “ontbijt”: stokbrood met wat zoete jam. Vandaag gaat de tocht weer langs de Maas. Dit stuk is veel minder volgebouwd en de weg is gelukkig ook minder druk. Het door de VVV beloofde wandelpad is zeker tot halverwege niet aanwezig. Aan deze weg ligt een mooi kasteel Freijr, ook wel petite Versailles genoemd. Als ik enkele foto’s sta te maken, gaat het raam open en vraagt een oudere vrouw in pyjama roepend of ik op weg ben naar Santiago. We raken aan de praat en ze vraagt me binnen om een bakje koffie te drinken en wat te eten. De twee dames verblijven deze week op het kasteel, dat van vrienden is. Ze zijn zusters uit Brussel en zijn hier om te bidden. Ze kletsen honderduit. Ik kan het Frans redelijk volgen, maar dat kost wel energie. Het is weer wonderbaarlijk hoe de Jacobsschelp deuren en harten opent. Alsof alle mensen met zo’n schelp te vertrouwen zijn. Er zijn natuurlijk ook bedriegers bij, maar gelukkig laten deze mensen zich leiden door vertrouwen in het goede van de mens. De streek is hier eenzaam en onderweg is noch een café, noch een winkeltje te bekennen. Voortaan moet ik gaan opletten dat ik op tijd voedsel koop en mijn waterfles vul. Gelukkig heb ik mijn standaard pakket bij van wat brood, twee appels, een banaan en een Snicker. Nu het weer wat frisser is, drink ik weinig water en dat is eigenlijk niet goed. Je moet toch voldoende vocht per dag opnemen.
- 19 -
Vandaag passeer ik al de Franse grens en overnacht in Givet. Een aardig klein plaatsje met een citadel, net als Dinant en Namen. De plaatselijke VVV is dicht, dus ga ik maar naar het gemeentehuis om een slaapplaats te zoeken. Mij is verteld dat in Frankrijk de burgemeester de plicht heeft om voor pelgrims een overnachtingplaats te zoeken. Maar dan moet het gemeentehuis wel open zijn, wat in heel veel kleine dorpen maar beperkt het geval is. Vandaag is het gelukkig open. Na wat heen en weer gebel kan ik overnachten in het clubhuis van de mountainbike club, drie kilometer terug buiten het dorp en de kosten zijn 30 euro. Daar heb ik geen zin in en vraag naar een lijst van hotels en chambre d’hôtes. Uiteindelijk kom ik in het centrum terecht bij een chambre d’hôtes. Een prachtig onderkomen dat normaal voor zes personen bedoeld is. Daar zit ik helemaal alleen. Ik kom ook geen andere pelgrims tegen. In het gastenboek van Leffe zag ik dat er enkele dagen geleden een pelgrim uit Nijmegen op bezoek was. Verder is er dus niemand op pad. Ik loop nog steeds op mijn lage schoenen, wat met de regen en sneeuw niet zo prettig is. Mijn benen zijn ook behoorlijk stijf, maar ik besluit om in een hoger tempo door te lopen. Mijn voeten zijn op het einde van de dag minder vermoeid dan de voorgaande dagen. Vreemd eigenlijk dat er over de looptechniek weinig geschreven is. De Romeinen hielden ieder uur 10 minuten rust, en dat is overigens knap zonder een horloge. Sommigen zweren bij 15 minuten per twee uren, en weer anderen zeggen juist vooral niet te rusten omdat je daar zo stijf van wordt. Tot nu toe hoor ik ’s ochtends bij de laatste categorie en ’s middags bevalt het Romeinse ritme me beter. Het valt me op dat de Belgische biercultuur de landsgrenzen overschrijdt. Ook hier is er een grote diversiteit aan bieren. In een leeg café werk ik onder het genot van een Chimay van het vat mijn dagboek bij. De stijfheid van mijn benen en pijn aan de voeten zijn daarmee snel vergeten. Het is eigenlijk wel grappig dat je fysieke ellende snel vergeet. Het lijkt wel of er een soort vuilnisbak in je hoofd zit, waar je die ellende in kunt gooien en de deksel er op kunt doen. Met verdriet en andere mentale ellende is dat anders. Dat gaat niet zo snel voorbij. Vergeten en vergeven zijn trage functies van ons menselijk brein.
- 20 -
Na een week wandelen is mijn hoofd al aardig leeg van allerlei beslommeringen. Ik ben nu vooral bezig met de dag van vandaag, het hier en nu, meer niet. Dat ik nog vele dagen moet lopen naar Santiago, daar moet ik niet aan denken want dat maakt je helemaal gek. Het lijkt een onmogelijke opgave. Als dat soort denkbeelden opkomen, moet ik ze snel en nog wel geforceerd onderdrukken. Hoeveel procent van ons denken gaat niet over zaken die ons eigenlijk niet aangaan, of die we niet kunnen beïnvloeden, of die we niet durven? Zouden die elektrische prikkels in onze bol voor 90% of 92% ballast zijn?
DAG 8. REVIN, 21 MAART. 34 KM Je kunt alleen iets vinden als je iets kwijt bent Tijdens het ontbijt kletst mijn hospita, een Vietnamese eigenaresse, me de oren van mijn kop. Ze is werelds en zeer geïnteresseerd in Nederland. Verbazend hoe snel ze is geïntegreerd in de Europese cultuur. Vandaag vervolg ik opnieuw de weg langs de Maas. Het weer is zoals het hoort in de Ardennen: hagel, regen en sneeuw. In de ochtend loop ik langs een drukke weg. Het is oppassen geblazen. Niet zozeer voor de auto’s die je tegemoet komen, maar voor auto’s die van achteren komen en bezig zijn met een inhaalmanoeuvre. Het blijkt wel weer dat standaardregels, zoals links lopen, niet altijd en onbeperkt houdbaar zijn. Ze kunnen je ook niet ontslaan van de plicht om zelf te blijven denken. De capuchon van de regenjas belemmert mijn hoorvermogen. En op dit soort wegen wil ik graag het passerend verkeer horen aankomen. Een baseballpet is nu wel aan te raden, want daardoor valt de capuchon niet voortdurend voor je ogen. En een hoed is wel mooi, maar kan niet in de capuchon. De Ardennen vormen een gekke combinatie van vergane glorie en toch een bijzonder mooi landschap, dat vaak ontsierd wordt door lelijke en vervallen stacaravans op campings. Aan de overkant van de Maas loopt een wandelpad, dus heb ik vanochtend verkeerd gegokt. In het volgende dorp kan ik de Maas oversteken. Alleen blijkt later dat ik geen rekening heb gehouden met een omweg van twee kilometer. Aan de overkant is het gras
- 21 -
altijd groener. Mentaal tikken die extra kilometers toch wel aan. Eerder is me verteld dat het wel goed komt als je de derde dag wandelend door komt. Anderen zeggen weer dat het twee weken duurt voordat het wandelritme er in zit. En raspessimisten wijzen erop, dat die pijn gewoon blijft, tot op de laatste dag, al zijn het er 100 dan dus nog... Ik ben bang dat deze laatste groep “wijzen” wel eens gelijk kan gaan krijgen. In Revin probeer ik een slaapplaats te krijgen. Ik heb al eerder gebeld naar enkele adressen uit de VVVgids, maar die mogelijkheden bestaan inmiddels niet meer. Bij het gemeentehuis wordt duidelijk, dat er op deze adressen geen chambres d’hôtes meer zijn. Het blijkt maar weer eens dat het moeilijk is om blind te vertrouwen op informatie. Geschreven, maar ook mondeling. Eén kilometer blijkt tien kilometer te zijn, tien kilometers blijken er één te zijn, links is eigenlijk rechts. Och, zo’n vertwijfeling is eigenlijk wel goed om te leren te vertrouwen op de gebeurtenissen en maakt je ook een actief deelnemer. Hier is alles vol. Ik heb zitten denken om mijn tent maar naar huis te sturen, want die verzekeringspremie weegt 900 gram. Wellicht komt deze nu goed van pas. Het is ‘s nachts wel koud en vochtig, maar goed. De barkeeper van hotel Wigwam doet zijn uiterste best om een plekje te vinden en belt al zijn collega’s op. Uiteindelijk kom ik in een duurder hotel terecht met enkele sterren. Qua kamer kunnen ze wat mij betreft de sterren wel inleveren, maar ik ben blij dat ik iets heb. Laat ik maar niet chagrijnig worden. Schijnbaar ben ik in het gemeentehuis mijn aanbevelingsbrief van bisschop Muskens van Breda en mijn credential voor de stempels vergeten. Van de Bisschop heb ik een brief gekregen die ik bij kloosters kan gebruiken om een slaapplaats te krijgen. Mocht het echt moeilijk worden om te overnachten dan heb ik de bisschop achter me. Ik denk niet dat ik hem nodig zal hebben, maar het is een leuk aandenken. Vroeger was zo’n brief belangrijk. De pelgrims moesten af en toe een bewijs van goed gedrag laten zien. In iedere plaats waar ik overnacht, haal ik een stempel als bewijs dat ik daar echt ben geweest. Dat is nodig om in Santiago een certificaat te verkrijgen als bewijs dat je als pelgrim te voet tenminste 100 kilometer in aaneengesloten dagen hebt gelopen. Voor fietsers geldt 200 kilometer.
- 22 -
Maar het is vooral leuk om al die stempels straks te zien. De medewerkers van het gemeentehuis hebben me opgespoord en de verloren spullen liggen keurig bij de receptie op mij te wachten. En ik heb niet eens tot St. Anthonius hoeven te bidden. Nogal wiedes, want als je niks kwijt bent, dan kun je ook niks vinden.
DAG 9. SIGNY - L’ABBAYE, 22 MAART. 42 KM Als je ver wilt komen, moet je blijven lopen Vandaag ga ik de Maasvallei verlaten. Dat is wel goed, ik heb nu genoeg langs het water gelopen. Het wordt een lange tocht, dus vertrek ik om 7.30 uur. Het eerste stukje gaat langs een drukke weg en is bovendien een klim tot 400 meter hoogte. Ik moet nu niet alleen rekening gaan houden met de afstand, maar ook met de hoogtes, dat had ik me nog niet beseft langs de vlakke Maasoevers. Bij stijgingen komen de twee bergstokken wel van pas. Daarmee kun je gewicht omhoog drukken en komt niet alle last op de benen terecht. En bij het afdalen worden ze gebruikt om het gewicht tegen
- 23 -
te houden. Vervolgens gaat de tocht in de ochtend door donkere bossen met nauwelijks iets van bebouwing. Ik weet nu weer waarom de paden door de bossen niet erg prettig zijn. Ze zijn echt superglad en vormen een echte glijbaan. En je zakt hier tot over je enkels in de modder. Vanwege mijn blessures heb ik nog steeds mijn lage schoenen aan, dus worden mijn voeten zeiknat. In het bos staat een bord dat nog 2523 kilometer naar Santiago aangeeft. In Den Bosch staat er ook zo een, maar daar staat + 2600 kilometer op. Dát geeft de burger moed, of zou het een grapje zijn? De vraag is alleen van wie: van de kuboos of van de Fransen van hier? In de middag wordt de natuur wat gevarieerder. Een glooiend landschap is gevuld met loofbossen, akkers, weilanden en af en toe een boerderij. Nu kun je van dorp naar dorp lopen. Het zijn mooie dorpjes, maar er is niks te doen. Geen cafeetje voor een bakje koffie of iets anders. Op straat kom je niemand tegen. Het zijn werkelijk doodse dorpen. Een beeld dat ik in de komende dagen vaak zal aantreffen. Voordat ik in mijn pleisterplaats arriveer, moet ik nog enkele kilometers door natte klei. Die zuigt je vast en blijft aan je schoenen plakken. Mijn zolen krijgen de dikte van de schoenen van de mannen van Mud en er is geen doorkomen aan. Verschrikkelijk! Waarom ben ik hier toch aan begonnen, of heb ik dan zóveel zonden op mijn kerfstok? Gelukkig is het de hele dag droog, dat is weer eens iets anders. In het hotel hebben ze ervaring met pelgrims. In de hal hangt een briefje, ook in het Nederlands, met het verzoek om de schoenen in de hal te laten staan. Ik ben vanavond de enige gast. Mijn benen blijven vandaag lang stijf. En ik voel mijn rugzak goed. Er zijn wandelaars die beweren, dat je op een gegeven moment de rugzak niet meer voelt. Dat heb ik nog niet meegemaakt. Ik voel hem zelfs in mijn slaap. Waarschijnlijk moet ik dat “gegeven moment” nog krijgen. Over het gewicht van de rugzak hoor je veel meningen en wijze lessen. Natuurlijk telt iedere kilo. De een zegt maximaal 15 kilo, de ander 12 kilo en weer anderen zeggen 10 % van je eigen gewicht. Ik heb zelfs mensen gezien die hun tandenborstels uitboren om gewicht te besparen, anderen gooien eenmaal gelezen bladzijden uit een boek weg. Als je zo neurotisch met je bagage omgaat, dan doet je rugzak al pijn wanneer je hem ziet, laat staan
- 24 -
als je hem om hebt. Natuurlijk moet je goed nadenken over wat je echt nodig hebt, natuurlijk moet je lichtgewicht spullen hebben en uiteindelijk neem je toch teveel mee. Ondanks de waarschuwingen kiezen veel mensen voor zekerheid, gemak en denken ze bepaalde spullen niet te kunnen missen. Dat moeten ze vooral doen, je moet zelf de overbodigheid van veel zaken ervaren. En als je iets kwijt wilt dan kun je dat simpelweg achterlaten of terugsturen. Je kunt dingen die je mist onderweg ook gewoon kopen. In het dagelijks leven is dat eigenlijk ook zo. Wat een hoop overbodige rotzooi en hebbedingetjes hebben we toch. Ik heb mijn slaapzak, mijn bedje en tent nog niet nodig gehad. Zou dat echt overbodige luxe zijn? En zou ik zonder die spullen harder gaan of minder moe worden? Het is als het nemen van een moeilijk besluit. De toekomst laat zich niet geheel voorspellen. Als de situatie in de toekomst een andere, onverwachte wending krijgt, dan heb je geen verkeerd besluit genomen. Nee, dan heb je pech gehad. Soms heb je geluk, soms pech. Maar ik moet gewoon doorlopen. Niet omkijken en niet te ver vooruit kijken.
DAG 10. RETHEL, 23 MAART. 26 KM Blaffende honden bijten niet, omdat ze vast zitten aan een ketting Vandaag heb ik een “normale” etappe van ca. 26 kilometer. De omgeving is één groot agrarisch gebied met grootschalige landbouw. En het is nog steeds eenzaam en het miezert. Af en toe een dorpje of een grote boerderij. Mensen zie je nauwelijks op straat, maar wel veel honden. En meestal niet de meest vriendelijk ogende honden. Het pad gaat plotseling over een erf van een boer. Er staat geen auto voor de deur, waaruit ik concludeer dat er niemand thuis is. Extra oppassen dus, want de honden luisteren hier goed naar hun baas. Wie moet nu de hond tot de orde roepen als die mij aan het verscheuren is? Argwanend loop ik het erf over en verbaas me geen hond te zien of te horen. Iedere Fransman op het platteland heeft immers een hond. Bijna ben ik het erf over en jawel: als ik me omdraai zie een groot, wild beest hard blaffend en grommend in een razend tempo op me af rennen. Op één meter afstand van mij stort hij ter aarde alsof /ie door een
- 25 -
bliksemschicht wordt geveld. Hij zit tóch aan een ketting! Als ik een hartpatiënt zou zijn, dan had ik dit niet overleefd. Vertrouwen in de goede afloop vraagt wel om heel veel geloof! Na al die akkers komt er weer eens een stukje bos. Hopelijk kan ik in het volgende dorpje een bakje koffie krijgen, want vaak zijn de cafés in dit haast uitgestorven gebied gesloten. Ik heb geluk en neem deze keer een wat langere pauze, want ik heb tijd genoeg. Dan kunnen mijn benen goed uitrusten. Meestal neem ik een korte pauze van ca. 20 minuten. Na de pauze is de vermoeidheid in mijn voeten een stuk minder. Het wordt tijd dat ik mijn hoge wandelschoenen weer aan kan. Daarmee worden mijn voeten minder moe en pijnlijk en ben ik tevens een behoorlijk gewicht uit mijn rugzak kwijt. In Rethel, de poort naar de Ardennen en voor mij de uitgang, zijn maar twee hotels en geen chambre d’hôtes. Ik neem alleen een kamer, zonder diner en ontbijt. Vanavond wil ik gewoon heel simpel een pizza eten. En ik heb geen zin in het Franse ontbijt, ik pak onderweg wel een bakje koffie. En bij de Huit à Huit supermarkt koop ik een sandwich met ham voor morgenochtend. Na de douche doe ik een dutje en loop daarna het stadje in en ga de mooie kerk (XIIe eeuw) bekijken. In het speciaal bier café prijst de serveerster enthousiast de bieren van het vat aan. Ze praat erover zoals Boske over de wijnen in het restaurant En Garde in Boxtel. Zo krijg je de neiging om ze allemaal te proeven. Ik geniet niet alleen van een lekker biertje, maar ook van haar passie in het werk. In alle rust bel ik mijn broer Goof om hem te feliciteren met zijn verjaardag. In de pizzeria is het druk. Het is lang geleden dat ik in een volle eetzaal heb gezeten. Tegenover mij een stel met een kind. Hij zit, stevig in het vet, teepeetje aan, kale kop en plakplaatjes op in ieder geval zijn armen, de krant te lezen. Zij, nog erg jong en waarschijnlijk een kind gekregen om thuis weg te vluchten, zit te kijken met een chagrijnige vent. Het kind kan niks goeds doen en krijgt voortdurend op haar donder. De appel valt niet ver van de boom. Als ze 17 is, zal ze ook wel snel trouwen om het huis uit te vluchten… Naast mij komt een overdreven artistiek stel zitten. Zij vraagt mij welke pizza ik aan het eten ben. Hij is popi jopie zelf. Vreemd dat ik me weer snel een beeld vorm van mensen, zonder dat echt te toetsen. Franse honden hebben het vast gemakkelijker, iedere onbekende is een
- 26 -
indringer die te grazen genomen moet worden. Vreemd dat de beelden die je als eerste van iemand hebt, lang blijven zitten. Ik heb me na mijn terugkomst zeker twee weken verbaasd over de gele nummerborden van de Nederlandse auto’s. Deze zijn in Nederland net zo normaal als de witte in Spanje…
ook nog open is en voor een euro krijg ik een grote koffie. Het tentje ziet er niet uit, echte vergane glorie, maar de cafébaas is vriendelijk. In de regen loop ik door naar het volgende dorpje. Daar krijg ik bij een oud vrouwtje een kamer en ze wil vanavond wel een eitje voor me bakken. In het dorp is naast een winkel, die net zo goed op het platteland in Peru had kunnen staan, niks te vinden. Vóór mijn eitje krijg ik nog een soepje en kaas als nagerecht. In een klein donker kamertje eet ik dat op. Ik voel me een klein manneke dat op zaterdagavond liever thuis had gezeten.
DAG 12. REIMS, 25 MAART. 25 KM Met de bouw van kerken verdween het geloof
DAG 11. BRIENNE SUR AISNE, 24 MAART. 32 KM Grootsheid is klein zijn Vandaag loop ik door de vallei van de Aisne. De route volgt de rivier en dat betekent geen heuvels om te beklimmen en af te dalen. Het is weer een stille dag, waarop ik niemand tegenkom. Het is bovendien grauw, koud met miezerregen. Mijn “one size fits all-handschoenen” komen nu goed van pas. Het is echt het eenzame Noord-Frankrijk met nergens een plek om koffie te drinken. Het pad wordt weer een moeras van modder, geen doorkomen aan. Wel vind ik een bankje waarop ik in de regen mijn boterhammetje eet. Uiteindelijk vind ik na 25 kilometer een cafeetje dat
- 27 -
Voordat ik op pad ga, spreek ik nog een sympathiek Engels stel dat schijnbaar ook hier overnacht heeft. Vol interesse informeren ze bij mij hoe het gaat. Om ze wat te pesten vraag ik wie het zeslanden rugbytoernooi gewonnen heeft. Ik wist natuurlijk dat Engeland niet gewonnen had. Vol enthousiasme vertelt hij dat in de laatste minuut Frankrijk winnaar is geworden. En passant zegt hij lachend dat Nederland Schotland in een cricketwedstrijd verslagen heeft. Ik ontdek dat ik mijn telefoonoplader ergens op een van de vorige dagen heb laten liggen. Dat is vervelend, want mijn telefoon is tevens mijn horloge. En bovendien geniet ik van mijn dagelijks telefoontje naar huis. Vandaag kom ik in Reims aan, maar op zondag zijn natuurlijk de winkels gesloten. Misschien heb ik maandag een kans, maar dan moet ik tot de middag wachten. En daar heb geen zin in. Enfin, ik zie het wel en er zal vast wel iemand ergens een oplader hebben. Vandaag loop ik weer van dorpje naar dorpje, of beter van kerktoren naar kerktoren. Ieder Frans dorpje heeft immers een kerk, vaak uit de middeleeuwen. Alles met enige historie wordt door de Fransen breed uitgemeten. Ook heeft ieder dorp een monument voor de herdenking van de doden uit de eerste en tweede wereldoorlog. Alle monumenten zijn goed onderhouden. De geschiedenis leeft voor de Fransen. Ze zijn er trots op.
- 28 -
De kathedraal in Reims is een machtig mooi monument. Je vraagt je af hoe zoiets in die tijd gebouwd werd. Dat moet veel geld en menskracht gekost hebben. Nu zijn ze weer bezig met het restaureren van de kerk. Alle beelden zijn door de tijd of de zure regen aangetast. Zo’n monument is natuurlijk niet alleen uit verering van God gebouwd. Het gebouw imponeert en maakt normale stervelingen klein en nederig. Geloof betekende toen vast en zeker omhoog kijken, naar de plek waar over je lot wordt beslist. “Zou met de bouw van dergelijke kerken het geloof niet teveel weg zijn gehaald van het aardse en teveel gekoppeld zijn aan rituelen en stenen?”, vraag ik me af. Ik overnacht in een soort jeugdherberg. Prima en goed geregeld, maar zonder enige sfeer. Niet leuk om hier te zitten op de verjaardag van Baukje, en ik ga na een wandeling door de stad maar vroeg slapen.
- 29 -
- 30 -
3. De zon geeft weer moed DAG 13. CONDÉ SUR MARNE, 26 MAART. 33 KM Geen wonder dat de zon god was Vannacht heb ik slecht geslapen. Zonder de klok in mijn telefoon is het moeilijk inschatten hoe laat het is. Dus wacht ik maar op het ochtendgloren voordat ik opsta. Het heeft gevroren en het is kraakhelder. De eerste 10 kilometer gaat over een recht pad langs alweer het kanaal Aisne - Marne de stad uit. Een vervelend recht stuk, maar even het tempo verhogen en dan ben ik er van af. Daarna ga ik de wijnvelden van de champagne in. Na een stevige klim kom ik in de champagnevelden. Overal zijn de wijnboeren bezig met het snoeien en leiden van de wijnranken. Ze groeten me allemaal heel vriendelijk en maken een praatje. Het is prachtig te ervaren wat de zon, na donkere dagen, met mensen doet. In een dorpje dreig ik verkeerd te lopen, maar de plaatselijke bewoners komen ineens hun huis uit en corrigeren me door de juiste weg te wijzen. Onderweg kom ik enkele ex-pelgrims tegen en ze delen hun ervaring met mij. Mensen onderweg toeteren, zwaaien en doen hun duim omhoog. Zou de vriendelijkheid door het weer komen of is het de Champagnestreek? Dat heb ik afgelopen tijd wel gemist, die hartelijkheid. Maar toen zat iedereen binnen met dat kloteweer. Met deze zon is iedereen buiten en vrolijk. Ik neem nu wat vaker een pauze om in de zon te zitten en te genieten van de vrolijkheid van de mensen op de wijngaarden. Eigenlijk eet ik niet uitgebreid, zoet brood, twee appels, een banaan en wat chocolade en dat is eigenlijk voldoende. Ik kom daarom niet aan, maar val veel kilo’s af. De Champagnestreek heeft strenge regels vastgesteld wat betreft het gebied en methode voor het maken van champagne. Het duurt niet lang voordat ik er doorheen ben. Dan ga ik weer de vallei van de Marne in en volgen weer de uitgestrekte eenzame gebieden. Na een volgeboekt hotelletje ga ik toch maar bellen naar de volgende plaats. Het geeft toch wel een goed gevoel als er ergens een plekje is waar je welkom bent. Natuurlijk kan ik in een bushokje gaan liggen, maar dat is wel wat koud en om de spieren rust te
- 31 -
geven is dat niet alles. Dan ben ik op die momenten maar liever een luxe pelgrim met een creditcard. Ik vind een hotelletje waar toevallig enkele dagen eerder een gast zijn telefoonoplader heeft laten liggen. De gastvrouw geeft deze aan mij, want wat moet zij ermee? Er zijn enkele andere gasten, waarschijnlijk werkers aan de weg die niet zo gek zijn om iedere dag uren in de file te gaan staan, maar dicht bij het werk blijven. Net als eigenlijk de bouwers van de kerken, die bij het werk zelf gingen wonen. Ik reken uit dat ik ongeveer 500 uur per jaar in de file sta, wat een waanzin eigenlijk! Al vroeg lig ik in mijn koffer, maar ik ben om drie uur ook al vroeg wakker.
DAG 14. SAINT GERMAIN DE LA VILLE, 27 MAART. 32 KM Genieten doe je met maten Vandaag ga ik niet meer door de modder lopen en pak voor een deel de verharde weg. Ik ga ook niet langs het water lopen, die rivieren en kanalen heb ik nu wel gezien. Châlons-en-Champagne (voorheen -sûr-Marne) kent een prachtige kerk die in 1157 is gebouwd ter vervanging van de vorige kerk. Er is een glas-in-loodvenster te zien, waarin de apostel Jacobus de
- 32 -
Meerdere als matador verschijnt in de slag van Clavijo in 844 en de Moren verslaat. Dat zou nu een gevoelig schilderij zijn, want dat gaat natuurlijk over de onzinnige strijd tussen de moslims en de christenen, die allebei het “ware” geloof prediken. Beiden kennen een agressieve godsdienst beleving waarin bekering van de arme heidenen nagestreefd wordt. Beide groepen van gelovigen leefden vroeger naast elkaar. Totdat in de eerste kruistocht de islamieten in Jeruzalem tot de knieën in het bloed zijn afgeslacht. Zo’n kruistocht ijlt lang na. Met wat voor een onzin zijn we toch bezig? Bij mijn terugkomst in Nederland vallen de eerste doden onder de Nederlandse militairen in Afghanistan. Zo’n strijd ijlt wel erg lang na… Volgens de legende heeft Jacobus Karel de Grote gestimuleerd om Spanje terug te veroveren en de Moren terug te dringen. Doordat volgens de legende Jacobus als matador in de slag meedoet en de overwinning aan hem wordt toegeschreven, krijgt in die tijd de pelgrimstocht naar Santiago een impuls. Door de komst van pelgrims zijn er langs de route kerken, abdijen en kaststelen verrezen en dorpen ontstaan. De hele economie van deze streken was op de pelgrimsroute gebaseerd. En hier loop ik nu … Ik vind een chambre d’hôtes à la ferme. De prijzen van chambres d’hôtes zijn vastgelegd volgens een classificatiesysteem dat iets zegt over de vierkante meters, het toilet en de douche op de kamers en dergelijke. Na mijn aankomst krijg ik van mijn hospita een lekker lokaal biertje en ze zegt dat ik aan de hond maar geen aandacht moet besteden, dan doet -ie niks. Ik heb daar mij eigen gedachten bij en blijf argwanend op mijn hoede. Er blijken ook andere gasten te zijn. Een Vlaams (echt)paar (tijdens de weg vraag je daar niet naar) en Ludo uit Nederland eten mee. Madame Nicole heeft voortreffelijk gekookt en voor het eerst sinds lange tijd zit ik met andere mensen te eten en lekker Nederlands te kletsen. De Vlamingen gaan ieder jaar champagne kopen bij de kleine huizen. Enkele proeven we vanavond. En Ludo werkt hier enkele dagen per maand voor een behangfabriek. Hij beschrijft de klassieke tweedeling tussen het management en de verschillende bonden. Bij de jaarlijkse staking in mei voor de loonsverhoging worden de borden en de vlaggen van stal gehaald. Maar ook de barbecue wordt van zolder gehaald en op de binnenplaats
- 33 -
ontstoken. Het gaat niet goed met de fabriek en hij zal binnenkort wel gesloten worden. De scheiding der geesten is immers té groot geworden. Het is òf afslanken en behoud van het resterende werk òf met z’n allen naar de klote gaan. Dat laatste schijnt hier de meeste kans te maken. Toch maar goed dat we in Nederland een poldercultuur hebben, waarin we tenminste normaal met elkaar praten. Het gezamenlijk belang en het respect voor de verschillen zijn belangrijker dan de openbaarheid van de achterkamer. Prima, houden zo. Praten doe je met elkaar en niet alleen.
DAG 15. VITRY EN FRANÇOIS, 28 MAART. 25 KM Het schip is beschadigd, misschien wel vergaan, maar de reizigers leven nog en de lading is goed (Paolo di Tarso) Het is vandaag prachtig weer en ik loop over de heuvels van de Marnevallei. Ik kom twee Franse dames tegen die de route in trajecten van twee weken lopen. Ze lopen in een moordend tempo, maar zij hebben ook geen rugzak! De man van een van hen volgt dagelijks met de camper. Deze zorgt voor proviand en slaapplaatsen. Later op de dag passeer ik ook twee Duitstalige Belgen. Zij hebben er drie weken op zitten en gaan naar huis. Zelf zou ik niet zo snel kiezen om de route in korte trajecten op te knippen. Het lijkt me dat de beleving dan een stuk minder is. Maar niet iedereen krijgt of neemt de kans om er voor een langere tijd tussen uit te piepen. De terrassen in Vitry en François zitten vol met zomers geklede mensen. Het is ongelofelijk wat zo’n voorjaarszonnetje met mensen doet. Ze komen hun huizen uit en gaan de straat op. Iedereen heeft goede zin en ziet er mooi uit. De zon is een échte god. Ik kan overnachten in een klooster van zusters, waar ik een klein kamertje met kookplaat krijg. De gastvrouw vertelt me dat ik de vergoeding voor de overnachting zelf maar moet bepalen. Het lijkt me niet zo gezellig om hier op mijn kamertje te koken en te eten. De keuze voor een couscoustent blijkt een verkeerde te zijn. Het eten is niet te vreten, had ik toch maar een sandwich gemaakt op mijn kamertje. De vriendelijke zuster heeft ook de
- 34 -
tijd van de mis in de prachtige kathedraal gegeven. Vandaag zal ik me eens als een echte pelgrim gedragen en ga de kerk in. Er gebeurt niks, er zit niemand in de kerk. Later blijkt de mis in een kapel opgedragen te zijn, want er zijn te weinig mensen om de grote kerk te vullen. Ik ga toch maar zitten en luister naar de prachtige achtergrondmuziek. Zo’n moment heeft toch wel iets. De “kerk” zit niet in een mis, in een kerkboek of in een hostie. De “kerk” is gewoon op straat tussen de mensen, in het leven. Paolo di Tarso zegt het mooi: het schip is beschadigd, misschien wel vergaan, maar de reizigers leven nog en de lading is goed.
mijn rugzak. Net als mijn tent, die denk ik niet nodig te hebben. Bij een postkantoor stuur ik uiteindelijk mijn tent voor 16 euro terug naar huis. Dat scheelt een verzekeringspremie van 900 gram. Na de middag stopt de regen en begint de zon te schijnen. Mijn broek doet wat beloofd is: snel droog worden. Doordat ik wat loop te dromen, mis ik een pijl en daardoor de weg door het bos. Na één à twee kilometer kom ik daar achter, maar ik heb geen zin om terug te lopen. Via de verharde weg kom ik er ook wel. Deze is niet druk en ik vind het wel leuk om door de dorpjes te lopen. Een vriendelijke dorpsbewoner overtuigt me om nog een kortere weg te nemen. Een dorpje verder stopt een auto met een vrouw, die vraagt of ik al een slaapplaats heb. Ze vindt dat ik die maar moet afzeggen want in Chavanges hebben ze een slaapplaats. Ik moet dáár en dáár naar monsieur Le Blanc gaan en zeggen dat zij, madame Petit, heeft gezegd, dat ik in het parochiehuis kan slapen. Zo gezegd, zo gedaan. Het parochiehuis is in de winter een kerk. Dit gebouw kan beter opgewarmd worden dan de grote kerk. Er zijn een keuken, een toilet, een douche en enkele slaapkamers. Monsieur Le Blanc geeft me de sleutel en legt uit hoe de elektriciteit werkt. De sleutel moet ik morgen maar in de brievenbus doen. Ik kan een vergoeding voor de kosten achterlaten in een bakje met als opschrift “A votre bon coeur”. Ik bedank M. Le Blanc, maar hij vindt dat niet nodig. Het is voor hem maar een kleine moeite. En sinds zijn vrouw overleden is, vindt hij het wel prettig om af en toe iemand te zien.
DAG 16.CHAVANGES, 29 MAART. 29 KM Hoe kleine dingen mensen groot kunnen maken Het heeft bijna de hele nacht geregend en dat belooft wat voor vandaag. Het is gelukkig droog als ik vertrek, maar dat duurt niet lang. De hele ochtend regent het. Mijn poncho doe ik niet aan, want veel meer dan mijn regenjas beschermt -ie eigenlijk niet. De poncho kan dus net zo goed uit
- 35 -
Gisteren is de kruidenier gesloten en mijn proviand is op. De sympathieke uitbaters van het plaatselijke café weten, via Madame Petit, al dat ik er ben. De gastvrouw wil vanavond wel voor me koken en morgen kan ik er ontbijten. Het diner is magnetronwerk zoals vaak in dit soort tenten. Voor één persoon koken kan ook niet meer. Ik vraag me af hoe zo’n combinatie van café, tijdschriftenwinkel en “restaurant” eigenlijk kan bestaan. En dat kan gewoonweg ook niet.
- 36 -
DAG 17. AMANCE, 30 MAART. 29 KM Wie wat bewaart, heeft wat Bij het ontbijt vanochtend zitten de meeste klanten van gisterenavond al weer binnen. Nu voor een bakje koffie. Van de 14 kilometers naar het stadje Brienne en Chateau zijn er acht kaarsrecht en aan beide zijden wordt koolzaad, dat al dagen hier de natuur bepaalt, verbouwd. De enige afwisseling is een groepje van zeven reeën dat dicht bij de weg staat en voor mij wegvluchten. Het stadje wordt gedomineerd door een prachtig kasteel dat op een heuvel staat, en nu dienst doet als een psychiatrische inrichting. In een Casino-winkel ga ik een energie-injectie, een Mars, kopen. Gemakshalve ga ik ervan uit dat ik later nog wel langs een winkel kom om mijn proviand aan te vullen. De eigenaar vraagt of ik naar Santiago loop en vertelt dat hij zelf ook bezig is om de weg in afzonderlijke etappes te lopen. Enthousiast haalt hij zijn kaarten en documentatie erbij en geeft me nog wat adressen van overnachtingsmogelijkheden. Hij vindt het gekronkel van de GR 654 ook niks. Vroeger liepen de pelgrims gewoon van kerktoren naar kerktoren, recht toe recht aan. Bij het afscheid geeft de kruidenier me nog een appel en een banaan mee. De meiden van de VVV zijn zeer vriendelijk en bekwaam helpen ze me aan een lijst van overnachtingsadressen voor pelgrims. De laatste winkel die ik tegenkom is dicht en ik vertrouw er maar op dat het goed komt met het eten. De laatste vijf kilometer gaat over een bospad en het begint weer hard te regenen. Ook dit pad is moeilijk begaanbaar en eigenlijk moet ik hier wegblijven. Bovendien zijn de paden eenzaam, je komt er geen mens tegen. Vlak voor Amance begint het te sneeuwen en is het koud. Volgens mijn informatie moet ik me bij de VVV melden, maar die hebben ze hier niet. De tweede optie is de cafébaas, die ook een sleutel zou hebben. Hij vertelt me chagrijnig dat de hut pas op 1 april open gaat. De burgemeester heeft nu de sleutel. Toevallig is het gemeentehuis open en is de burgemeester aanwezig. Hij verwijst me weer door naar madame Noël. Door de sneeuw ga ik dan maar weer op zoek naar madame Noël. Zij zegt weer dat de burgemeester toestemming moet geven, want het is nog geen 1 april. Voor de derde keer vertel ik deze plichtsgetrouwe Franse vrouw, dat écht de
- 37 -
burgemeester zelf me naar haar heeft verwezen. Tegen betaling van acht euro krijg ik uiteindelijk de sleutel mee. Het is een eenvoudige hut met tien bedden, een douche en een toilet. Er is geen verwarming, maar wel een open haard, die ik snel aansteek. In het dorp is verder niks, geen winkel en geen restaurant. In het plaatselijke café vraag ik subtiel of ik niet wat eten, brood of zo en wijn kan kopen. Nee, is het korte maar duidelijke antwoord. Hij vindt het maar vreemd dat madame Noël nu de sleutelbewaker is en hij niet meer. Alsof ik daar iets aan kan doen! Op een gegeven moment begrijpt hij dat ook wel en kan ik een flesje tafelwijn kopen. Voor dit soort gevallen heb ik altijd een “noodrantsoen” bij me: een pakje soep met veel vermicelli en een droge worst. Terwijl buiten het sneeuwen aanhoudt, maak ik soep. En ik heb vervolgens een diner voor mijn open haard.
DAG 18. BAR-SUR-SEINE, 31 MAART. 27 KM In het heden ligt ’t verleden (Bilderdijk) De etappe van vandaag gaat door een glooiend landschap met afwisselend: bos, weide en akkers. Het is bewolkt, maar het regent vandaag niet. Wel is er een koud windje. Ook een keer iets anders. In Bar-sur-Seine krijg ik een kamertje in een schuur van een wijnboer. Voor pelgrims is het gratis, en als je toch iets wilt betalen, dan kun je een gift voor de restauratie van de kerk achterlaten. De vriendelijke man geniet ervan om iets voor pelgrims te doen, dat straalt hij helemaal uit. Naast de schuur heeft hij een nieuwe gîte gebouwd in de stijl van de Cisterciënzers. Bernard van Clairvaux is tijdens zijn publiciteitscampagne voor de tweede kruistocht over het naastgelegen pad vanuit de bergen naar beneden komen wandelen. De heilige Bernard van Clairvaux (1090 - 1153) was een Franse abt en één van de belangrijkste hervormers van het middeleeuwse kloosterleven van de cisterciënzers. Ook was hij één van de drijvende krachten achter de tweede kruistocht. Hij stelde soberheid als een vereiste tot leven. Bernardus wilde terugkeren naar de oorspronkelijke zuiverheid van het Benedictijnenideaal van ora et labora, “bid en werk”. Zijn monniken moesten niet alleen in geestelijke grond ploeteren (het “ora”), maar ook de handen uit de mouwen steken en
- 38 -
werken op het land (het “labora”). Sommige historici zien de kruistochten als een belangrijke verklaring voor de hedendaagse spanning tussen de islamitische en de westerse wereld. De scheiding tussen moslims en christenen is er in ieder geval door gemarkeerd. De moslims vinden tijdens de tweede kruistocht hun eenheid, en de slag wordt voor de christenen een nachtmerrie. Als Bernard dát allemaal geweten had, had hij beter in zijn klooster kunnen blijven. Bij de VVV krijg ik nog nieuwe adressen van overnachtingsmogelijkheden. Door dit nieuwe inzicht kan ik mijn weg anders indelen en in twee dagen in Tonnere komen. Volgens mijn gastheer mis ik dan wel enkele historische bezienswaardigheden. Maar ja, als de Fransen een scherf vinden dan is het al snel een “site pre-historique”. En als er een spijker uit de XIIe eeuw in de kerk zit, dan wordt dat breed uitgemeten. In een café voor speciaal bier zitten dezelfde gasten als twee dagen geleden in Chavanges. Het geeft de reikwijdte aan (60 km) waar jongeren hun vertier zoeken. In deze streek, zeg maar geheel Noord-Frankrijk, zal de vergrijzing de dorpen verder ontvolken. Er is alleen maar grootschalige landbouw en weinig werk, er zijn nauwelijks winkels en scholen en er is niks te doen. Misschien dat er in de zomer wat meer toerisme is, maar ik acht die kans klein. Vreemd genoeg worden er nog wel nieuwe huizen gebouwd. Er ontstaan aan de grenzen van de dorpen nieuwe slaapwijken, terwijl de oude huizen in het dorp leegstaan.
DAG 19. LA GESSE, 1 APRIL. 26 KM Toeval bestaat niet Vannacht heb ik voor het eerst aan één stuk geslapen. De winkel “Huit à Huit” opent pas om 9.00 uur en onderweg kom ik vandaag niks meer tegen. Dus moet ik wachten en kan ik uitslapen. In Café de Ville drink ik een bakje koffie. Om 8.30 uur zit het al bomvol. Velen zijn via de TV bezig met een of andere loterij en anderen zitten in heftige gesprekken verwikkeld. Het valt op dat er in Frankrijk veel PMU-cafés zijn waar
- 39 -
gegokt wordt op paardenraces en meegedaan wordt aan allerlei loterijen. Er zijn er maar weinig die net als ik koffie drinken. Er staan soms prachtige huizen langs mijn pad, maar ook hier is er niks te doen en kom je niemand tegen op straat. Op de akkers staat nog steeds koolzaad, dat langzaam in het geel gaat bloeien. Een boer vertelt me, dat ze er olie van maken. En volgens mij wordt het ook al gebruikt als alternatieve brandstof. Zou de Franse korenschuur straks het Arabië van Europa worden? Hopelijk blijven ze dan vriendjes met Amerika. Ik slaap op een manege waar er voor groepen een slaapaccommodatie is. Er is ruimte voor tien personen en ik zit er alleen. De manage ligt ver van het dorp. Gezellig is anders. Gelukkig schijnt het zonnetje en kan ik nog even buiten zitten. Toevallig is er vandaag in de kantine een kaartconcours voor de dorpsbewoners. De mensen van het organisatiecomité vinden het leuk om wat te kletsen. Ze zijn echt geïnteresseerd in hoe mijn tocht naar Santiago verloopt. Belangrijke vraag die hen bezighoudt, is het waarom van de reis. Ik lul daar maar een beetje omheen, want ik vraag het mezelf ook nog steeds af. Bij hen kan ik een koud biertje kopen en een wijntje voor mijn diner van tomatensoep en brood. Vandaag moet ik weer terugvallen op mijn noodrantsoen.
DAG 20. TONNERE, 2 APRIL. 26 KM Het is beter om te geven dan te krijgen Het is vandaag prachtig weer en in de ochtend loop ik door de heuvels van de Ardennes-Champagne. Ook hier overheerst het koolzaad en na de oogst zal het hier geel zien van het koren. Kon ik gisteren nergens koffie krijgen, vandaag moet ik opletten om steeds voldoende water te hebben. Dorpen, huizen en mensen zie ik vandaag niet veel. Het glooiende landschap wordt langzaam een landschap met bulten, echte kuitenbijters. Ook komen er meer hellingen met wijngaarden. Hier begint Bourgondië. Tonnere is een klein stadje met 6000 inwoners en een paar bezienswaardigheden. Bekend is het ziekenhuis Saint-Antoine, dat in de XIIe eeuw is gesticht door
- 40 -
Marguerite van Bourgogne. Dit ziekenhuis is destijds speciaal voor de pelgrims gebouwd. Ik kan pas om 16.00 uur terecht bij het gemeentehuis om me te presenteren voor het “logement municipal”. Als ik door het dorp wandel, stopt er een auto en een man stapt uit en geeft me een hand. Hij heet Pierre en is in 2005 naar Santiago gewandeld en werkt bij de gemeente. Na wat kletsen neemt hij afscheid en zegt me straks wel bij het gemeentehuis te zien. Ik loop naar de Fosse, een bron waar water uit een diepe ondergrondse rivier komt. Als ik bij de ingang van een café sta, vertelt een vrouw me dat het vandaag gesloten is. Het is maandag en dan zijn veel horecagelegenheden gesloten. Jaqueline nodigt me uit om bij haar een glas sinas te drinken. Binnengekomen zet ze een fles met koude rosé op tafel en vult de glazen. Ze praat volop over de aankomende verkiezingen en de show die daar omheen is. Dat ze maar eens iets doen voor de armen, vindt ze. Op het platteland valt het wel mee, daar heeft iedereen een tuintje en wat kippen. En via de jacht komt men wel aan vlees. In de kleine stadjes is dat veel moeilijker en hebben mensen niet veel te verteren. Zij ook niet, denk ik. Ze heeft één woon-slaapkamer, waar ze tevreden mee is. Ze vertelt dat vanavond veel restaurants gesloten zijn, en nodigt me uit om vanavond bij haar te eten. Ik twijfel of ik dat wel kan maken, zo breed heeft ze het niet. Maar ze weet me over de streep te trekken. Bij het gemeentehuis moet ik me identificeren en krijg ik de sleutel van mijn slaapplaats. Pierre heeft al zijn fotoboeken, kaarten en stempelkaarten bij zich. Hij is nog steeds vol enthousiasme over zijn voettocht. Het diner bij Jacqueline is simpel maar lekker. Een kopje soep en een salade met kalkoen. Ze vertelt over haar jeugd en hoe het er binnen een gezin van tien kinderen op het Franse platteland aan toe ging. Haar broers en zussen wonen verspreid over heel Frankrijk en die ziet ze niet zo vaak. Triest vertelt ze dat ze geen kinderen heeft en dat een goede vriendin, met wie ze veel op reis ging niet lang geleden is overleden. Sindsdien heeft ze nog maar weinig goesting om iets te ondernemen. Ik realiseer me dat de twintig dagen eenzaamheid die ik nu ken, niks zijn bij de eenzaamheid van Jacqueline. Ik moet dus niet zo zeuren.
- 41 -
DAG 21. HAUT SOLEINE (VENOY), 3 APRIL. 34 KM Gedeelde smart is halve smart In de ochtend loop ik door de bossen en in de middag door de wijngaarden van de chablis. Er zit een aantal stevige klimmetjes in de route. Daarbij heb ik veel baat van mijn bergstokken. De Nordic walkers worden nogal eens voor de gek gehouden, maar als de stokken goed gebruikt worden dan helpen ze wel! Tissey, een dorpje voor Chablis, is gelegen aan het spoor van de TGV. En niet ieder uur, zoals ik dacht, maar iedere tien minuten raast hier met een gigantisch lawaai een trein langs. Het rustige dorp is voorgoed verminkt. Ik denk dat de dorpsbewoners zich dat niet vooraf gerealiseerd hebben. En zo ja, wat is er tegen het centrale planbureau in Parijs te doen? Chablis is een mooi stadje waar toeristische wijnliefhebbers heerlijk in de zon op de terrassen zitten te genieten. Het is prachtig voorjaarsweer. De hagedissen liggen op de rotsen te zonnen en schieten weg zodra ik langskom. Halverwege de middag kom ik een Zwitser tegen. Hij is een weekje aan het wandelen. Enkele jaren geleden heeft hij de route van Le Puy-en-Velay naar Santiago gelopen. Hij vond het prachtig, twijfelde iedere dag of hij zou stoppen, maar heeft toch doorgezet. Ben ik dus niet de enige die daar vaak over denkt! Vooral in de middag wanneer mijn voeten pijn beginnen te doen. Het delen van dergelijke ervaringen vind ik prettig en het sterkt me om door te zetten. Alleen jammer dat ik maar weinig lotgenoten ontmoet. Vanmiddag gebeurt waar ik al bang voor was, door het zweet beginnen mijn billen tegen elkaar aan te schuren en dat is erg pijnlijk. Tijdens het lopen probeer ik met mijn handen mijn billen uit elkaar te houden om de schade te beperken. Ik moet wachten tot ik op mijn kamer kan gaan rusten om er babyzalf tegen een schraal huidje op te smeren. Ik overnacht bij een chambre d’hôtes op een heus kasteel. Wel sjiek, maar helemaal afgelegen en ik ben wederom de enige gast. De gastheer wil wel een eenvoudige maaltijd maken, maar een koud biertje zit er niet in. Hij verzorgt een keurige maaltijd en is gul met de wijn. Hij heeft het kasteel gekocht om er in alle rust te werken, wanneer hij zin heeft. Ik krijg niet de
- 42 -
indruk dat hij nog veel werkt. Hij kan via het internet op afstand werken: plaats- en tijdonafhankelijk. Zijn vrouw heeft een apotheek in Parijs en ze zien elkaar alleen in het weekend. “Zo blijft het langer spannend”, zegt hij lachend. Hij vindt de drukte in het werk en in de grote steden maar niks. Hier leven de mensen nog simpel. Mensen worden minder snel ziek en blijven lang zelfstandig. Maar hij zegt ook dat het beeld van de Fransman met baret en stokbrood wat naïef is. Wat bijvoorbeeld te denken van de Airbus en TGV? En de Franse wijnboeren hebben allang bedrijven gekocht in de nieuwe wijnlanden zoals Chili, Zuid-Afrika e.d. Ik heb nooit de indruk gehad dat de Fransen simpel zijn, en de Franse slag ligt me wel. Veel Nederlanders vinden Fransen nors, maar ik ontmoet alleen maar gastvrije en vriendelijke mensen.
DAG 22. VERMENTON, 4 APRIL. 32 KM Als je iets geeft, dan heb je wat Vandaag loop ik voor een belangrijk deel over een Romeinse weg, aangelegd door Agrippa. Als het maar even kon maakten de Romeinen kaarsrechte wegen, zoals later de Amerikanen dat hebben overgenomen. Wel handig maar niet gezellig. Het recht toe recht aan lopen houdt op als ik in het Yonne-en-Curedal kom. Al kronkelend kom je in mooie dorpen met het bekende verhaal: alles is dicht. Ik neem ook een verkeerde weg en moet wat capriolen uithalen om weer terug op de route te komen. In Frankrijk is het niet slim om zomaar een bosweg in te slaan, want veel van die paden stoppen plotseling. En een uur omlopen is voor het moreel niet fijn. En het moreel is bij lange wandelingen erg bepalend voor de benen en voeten. Het lijkt wel of ik na drie weken minder snel pijn voel en wat gemakkelijker loop. Gelukkig heeft die babyzalf goed werk gedaan en voel ik vandaag niks meer aan mijn billen. Vandaag slaap ik bij mensen die een oude kinderkamer aan pelgrims ter beschikking stellen. Ze zijn pas om 18.00 uur thuis. Maar gelukkig is Vermenton een leuk plaatsje met een supermarkt en enkele cafés. En ze zijn bovendien open! Ik mag bij mijn gastgezin mee-eten en krijg de
- 43 -
volgende ochtend een ontbijt. M. en Mme. Verrier zijn erg aardige mensen, die het fijn vinden om iets voor andere mensen te betekenen. Het is ook ontroerend om die gastvrijheid te mogen ontvangen.
DAG 23. VEZELAY, 5 EN 6 Leven na de dood
APRIL. 29 KM
Voordat ik vertrek, krijg ik van de gastheer nog een privérondleiding door de kerk. Uit de archieven tovert hij nog een Nederlandse beschrijving. Het prachtige kerkje is normaal gesloten, omdat men bang is voor diefstal. Het is een mooie dag en een mooie route die naar het magische Vezelay loopt. Onderweg kom ik twee Nederlanders tegen, Sjaak en Nel. Van afstand lijken het golfspelers vanwege de loopkar die Sjaak heeft. Hij heeft een slechte knie en heeft daarom voor een kar in plaats van een rugzak gekozen. De laatste dagen heeft hij veel last van zijn knie en sjokt hij vooruit. Nel loopt deze week met hem mee. Sjaak is op 4 maart uit Namen vertrokken. Het is prettig om ervaringen uit te wisselen. Gezellig kletsend lopen we verder. Vanwege zijn knie heeft hij vandaag een andere route uitgezet met wat minder stijgingen en dalingen. Onze wegen scheiden hier en ik hoop dat hij Santiago op tijd haalt, want hij heeft maar tot 1 juli de tijd.
- 44 -
Op verre afstand kun je de basiliek Sainte-Marie-Madeleine in Vezelay zien liggen. Het stadje is op een heuvel gebouwd en wordt door het klooster met basiliek gedomineerd. In de XIe eeuw bemachtigt het Karolingische klooster de beenderen van Maria Magdalena. Daarmee groeit het klooster uit tot een van de belangrijkste pelgrimsplaatsen van Frankrijk. Er is dus toch leven na de dood. Niet dat we elkaar tegenkomen, maar herinneringen brengen en houden iemand nabij. Het hiernamaals is een verzameling herinneringen die betekenisvol kunnen zijn. Er zijn ook dode levenden die ongemerkt van het leven in de dood overgaan. Niemand zal zich hen herinneren. De basiliek is prachtig en geeft een speciaal gevoel. Met name de crypte van Maria Magdalena is magisch. Het levendige stadje is erg toeristisch, maar ik geniet ervan om er doorheen te wandelen en al die mensen te zien. In het begin van de avond arriveren Baukje, Paulus en Fleur. Leuk om hen weer te zien en wat gezelligheid te hebben. We gaan lekker eten en drinken een goed glas wijn. De volgende dag kent prachtig weer en voor mij is het een rustdag. We bekijken Vezelay en rijden vervolgens naar Auxerre. Op de terugweg leggen we ook nog in Avallon aan. Het lijkt wel of we al dagen zo op vakantie zijn. In Vezelay kom ik Sjaak en Nel nog tegen. Zij blijven nog wat langer in Vezelay. Jammer, ik had het leuk gevonden om nog even met Sjaak mee te mogen wandelen.
- 45 -
- 46 -
4. Ook eenzaamheid went DAG 24. CORBIGNY, 7 APRIL. 36 KM De balans: nog niet aangekomen, wel afgevallen Om 8.00 uur nemen we afscheid en ik loop in de mist naar beneden. De mist maakt deze plaats nog magischer. Zijn het de beenderen van Maria Magdalena of is het feit dat hier miljoenen pelgrims over hetzelfde pad hebben gelopen, dat het zo magisch maakt? Vandaag loop ik door het prachtige landschap van het nationale park van de Morvan. Afwisselend groene weiden met koeien, rivieren en beekjes, akkers. Ook hier prachtige dorpjes, maar allemaal uitgestorven. Op sommige wegen duurt het uren voordat je een auto tegenkomt. De benen zijn goed en 36 kilometer gaat prima. Het begint er inderdaad op te lijken dat na drie weken er iets van gewenning van de fysieke belasting optreedt. Vandaag heb ik mijn korte broek aan, het is gewoon heet. Onderweg valt een bij in mijn schoen en het arme beestje steekt me in mijn voet. De steek voel ik hooguit vijf minuten en dan is het voorbij. Het is vandaag paaszaterdag, maar ik heb weinig gevoel bij het ritme van de week. Voor mij is iedere dag hetzelfde. Met Pasen zou het wel eens druk kunnen zijn, daarom heb ik voor de komende drie dagen slaapplaatsen gereserveerd. Vandaag overnacht ik in een herberg van de Franse vrienden van Sint Jacob. Ze stellen een vleugel van een internaat met enkele bedden ter beschikking aan de pelgrims. Van 16.00 uur in de middag tot 10.00 uur in de ochtend is er altijd iemand aanwezig om pelgrims op te vangen en daar waar nodig is te helpen. Het zijn allemaal vrijwilligers die twee weken dienst hebben. Vrijwilligheid is overigens iets anders dan vrijblijvendheid. De vrijwilligers zetten zich voor 100% in. Prachtig is het om de inzet van al die vrijwilligers te ervaren. Ze hebben allemaal zelf de voettocht gemaakt en zijn dus op de hoogte van wat er met een pelgrim kan gebeuren. De gastvrouw, die uit Parijs komt, vindt dat de camino (zo wordt de weg in Spanje genoemd) ophoudt bij de Spaanse grens. Daarna wordt het zo druk, dat je in files naar Santiago wandelt. “Iets drukker zou toch wel leuk zijn”, denk ik bij mezelf.
- 47 -
Het is een mooie dag om de tussenbalans van mijn tocht op te maken. Vezelay is voor mij toch een eerste richtpunt. Het weer is me niet tegengevallen. Het heeft regelmatig geregend en soms gesneeuwd, maar gemiddeld is het droog geweest met vaak ook een zonnetje. Fysiek is het wel zwaar. Op het einde van de dag doen de voeten pijn en zijn de benen stijf. Ik ben geen dag ziek geweest en een flink stuk afgevallen. De natuur is prachtig en de mensen zijn vriendelijk en ongekend gastvrij. Je krijgt als pelgrim veel vertrouwen en ik heb ook geleerd om te vertrouwen dat er hulp is op de momenten dat je die nodig hebt. Alleen kom ik maar weinig mensen tegen. Het is geen flauwekul om zo lang alleen te zijn en ik mis thuis. Natuurlijk wist ik wel dat Noord-Frankrijk eenzaam zou zijn. Maar weten is iets anders dan ervaren. Pas als je het zelf ervaren hebt, dan weet je het écht. ’s Nachts gaat buiten de sirene brullen en de brandweer moet uitrukken. Vast een ongeluk met jongelui in een auto. Het gebeurt vaak dat jongelui na een avond goed stappen met volle snelheid over de Franse binnenwegen crossen, en de macht over het stuur verliezen. Het is wel aan het verminderen, maar ieder ongeluk is er één teveel.
DAG 25. PRÉMERY, 8 APRIL. 34 KM Het is beter een kaars te ontsteken dan te klagen over de duisternis (Oosterse wijsheid) Ik heb goed geslapen en ik krijg een ontbijt met vers brood van de vriendelijke beheerster. Ze vertelt dat ze in de buurt een tweede huis heeft. Ik heb de indruk dat hier in de Morvan de meeste huizen vakantiehuizen zijn. En die zijn buiten de vakantieperiode hermetisch afgesloten. Ook rijden hier regelmatig Nederlandse auto’s, waarschijnlijk van Nederlandse huizenbezitters. De huizen zijn hier immers nog niet duur. De binnenwegen beginnen al aardig op te drogen en de klei wordt nu keihard. Door tractorsporen zijn de paden oneffen en dat is ook niet fijn om te lopen. In Prémery is geen bal te doen. Het is Pasen en alles is dicht.
- 48 -
Eén cafeetje heeft het wel begrepen en heeft enkele tafels en stoelen buitengezet. Hier kan ik lekker in de zon mijn dagboek bijwerken en de route voor morgen bekijken. Morgen kan ik in Nevers bij de VVV proberen om nieuwe informatie over slaapplaatsen te krijgen. De pelgrimsgidsen zijn niet altijd actueel en er verandert nogal wat. Hotels en winkels die dicht zijn, nieuwe chambres d’hôtes et cetera. Een tent geeft natuurlijk meer flexibiliteit, maar die is nu echt weg en naar huis gestuurd. Dié weg is afgesloten en het heeft geen zin om te zeuren over wat je niet (meer) hebt.
DAG 26. NEVERS, 9 APRIL. 32 KM Geloof geneest, geloof ik Het is vandaag weer prachtig weer en ik verbrand zelfs mijn armen. Dat gebeurt normaal niet zo snel. De route is goed aangegeven met bordjes. Maar daar kun je niet blind op vertrouwen. Er zijn van die grapjassen die zo’n bordje verdraaien, en voordat je het weet loop je gauw een uur teveel. En ook weer een uur terug, áls je het in de gaten krijgt. Een goede kaart is dan onontbeerlijk. Het overkomt me vandaag een keer. Het gaat dan maar over één kilometer, maar het is wel een kilometer met een forse stijging en terug een daling. Bij het dalen voel ik mijn tenen tegen de schoenen drukken. Na zoveel tijd veranderen je voeten, die worden wat breder en misschien ook wel wat platter. Je zou daar eigenlijk tijdens de aanschaf van je schoenen rekening mee moeten houden. Nevers is een grote stad en ik slaap in het klooster waar Bernadette uit Lourdes verbleef. Er is een heel centrum over haar ingericht. Ze is hier overleden en er zijn nog relikwieën van haar in de kapel. Overigens denk ik dat een rotsvast geloof in God helend kan werken. De overtuiging in het werk van een goede God geeft mensen vertrouwen en rust. En deze mentale rust zal vast en zeker wel uitwerkingen hebben op het fysieke. En andersom ook. Het maken van een fysiek intensieve pelgrimage geeft mentale rust. En is fysiek gezond. Bernard van Clairvaux was zijn ora en labora natuurlijk niet dom.
- 49 -
Ik moet daarbij denken aan Theo, de kamergenoot van ons vader toen hij in het verpleegtehuis opgenomen moest worden. Theo was al op zijn 42e jaar een “kasplantje” vanwege een hersentumor. In bed is hij toen naar Lourdes gegaan. En, écht, hij keerde als een ander mens terug. Hij kon zich weer voortbewegen in zijn rolstoel, hij praatte honderduit en af en toe ging hij een biertje drinken in de kantine. Deze gedaanteverwisseling was werkelijk ongelofelijk. Zou deze wonderbaarlijke verandering een wonder zijn geweest? Het centrum van de stad is mooi met een kathedraal, Romaanse kerk, een kasteel en een bisschoppelijk paleis. De winkelstraten stellen niet veel voor. In Frankrijk zijn alle grote winkels buiten de stad gevestigd op goedkope locaties van een “industriepark”. Hiermee wordt het centrum autoluw. Maar als er geen bezienswaardigheden zijn, geen evenementen zijn en geen goede horeca is, dan wordt zo’n centrum maar een doodse boel. Ik heb hier ook maar één terras ontdekt, het is immers tweede paasdag en diverse cafés zijn dicht. Hans en Petra met hun kinderen Sofie, Marthe en Jet zijn op de terugweg van hun vakantiehuisje naar Nederland en passeren Nevers. We eten gezellig en kletsen wat bij.
DAG 27. ST. PIERRE LE MÔUTIER, 10 APRIL. 30 KM Een kaarsje geeft licht, en licht geeft hoop Voordat ik aanloop, steek ik bij de grot van Bernadette nog een kaarsje aan voor iedereen die dat nodig heeft. Misschien dat het helpt om een wonder te stimuleren. Een mirakel is voor mij een onverwachte gebeurtenis, die op dat moment onverklaarbaar is en je prettig verrast. Waarschijnlijk is het gewoon toeval, of zou iets of iemand wel degelijk de loop van het leven kan beïnvloeden? Zo’n kaarsje geeft mensen wellicht hoop en het is ook wel prettig om te weten dat er iemand aan je denkt en met je meeleeft. Henk en Cis Verhagen steken iedere dag een kaarsje voor mij aan. Dat is toch wel een extra reden om niet te stoppen en door te lopen. Maar aan
- 50 -
stoppen denk ik niet meer, ik heb de fysieke ontberingen en eenzaamheid overwonnen. Ik geloof niet dat wonderen en de normale gebeurtenissen van boven in een soort controlekamer on line gestuurd worden. Voor mij is het geloof, de kerk of God meer een soort collectief geweten of geheugen dat richting geeft aan de dingen die we doen en aan wat we goed of slecht vinden. Goed en slecht zijn relatieve begrippen, die zonder context leeg zijn. Ik heb al weken geen krant gelezen of TV gezien, maar slecht nieuws heeft veel meer nieuwswaarde dan goed nieuws. Ik heb de krant of het nieuws op de TV geen moment gemist. In een kerk kun je door meditatie en reflectie proberen het onbewuste wat meer naar het bewuste te brengen. Hiermee kun je onderhoud plegen aan het eigen individuele geweten en tevens je geweten voeding geven. Jammer dat door de nadruk van de kerk op rituelen, schrift en symbolen de achterliggende betekenis van het geloof is verdwenen. Die “kerk” kan immers op iedere plek en op ieder moment zijn. In- en uitgaande wegen van steden zijn meestal vervelend en saai. Gelukkig ben ik redelijk rap de stad uit. Het landschap begint te veranderen. Veel weiden met mooie hagen en af en toe wat bomen, solitair of in kleine groepjes. Vandaag kan ik overnachten bij Patricia waar ook Joop, Hans en Yvonne, Maxim en Carlolein met hun kinderen zijn. Het is leuk om haar huis eens te zien en gezellig bij te kletsen met iedereen en lekker te eten. Ook kan ik mijn kleren weer eens in een wasmachine stoppen. En dat is ook wel lekker. Sommigen stellen dat een pelgrimage Spartaans moet zijn, en dat je die helemaal alleen moet ondergaan. Dat kan wel zo zijn, maar gelukkig hoef ik daarover alleen maar verantwoording aan mezelf af te leggen.
- 51 -
DAG 28. VALIGNE, 11 APRIL. 33 KM Leegte vult zich vanzelf In de ochtend loop ik stevig door. Meestal gaat het in de middag minder hard. Het lijkt wel of door het warme weer de planten en bomen versneld uitlopen en groen worden. Onderweg vragen twee boertjes of ik naar Santiago onderweg ben. Ze wijzen me de weg, want de bewijzering wordt hier minder frequent. Het mooie huis wordt opgeknapt door een Nederlander. En voor veel geld vertellen ze met hun vingers. Verderop woont ook een Engelsman in een groot huis. Ik vraag me in stilte af wat ze daarvan vinden. Het is natuurlijk mooi dat die huizen opgeknapt worden. De dorpen vergrijzen en jonge mensen vertrekken. Door de leegloop en leegstand kopen “snelle” buitenlanders en Fransen uit de grote steden de huizen tegen voor hen redelijke prijzen. Door de beperkte bewoning verdwijnt natuurlijk wel de dagelijkse dorpsgezelligheid, maar die verdwijnt sowieso. Mooie huizen blijven zo behouden, maar behoud van de gemeenschapszin hangt af van de integratiezin. Overigens kennen we dat in Nederland ook. In veel dorpen koopt “import” voor veel geld huizen. De jonge lokale bevolking wil wel, maar kan vaak de vraagprijs niet betalen. Je zou overigens denken dat door internet tijd- en plaatsonafhankelijk werk op het platteland zou toenemen. Waarom blijven we met zijn allen in de file staan? We zijn en denken nog erg behoudend op dit terrein en ik denk dat er nog veel gaat veranderen. Zal Europa dan één worden? In Valigne overnacht ik in een simpel hotelletje. Als pelgrim krijg ik een kleine zolderkamer voor een speciale prijs. Het is duidelijk wie hier de baas is. Als ik iets aan de man vraag, wijst hij met twee vingers op zijn schouders naar achteren. “Vraag het maar aan de chef”, zegt hij dan en schenkt nog een glas rode wijn in, dat hij snel naar binnen slaat. Het vrouwtje doet alles: ze bedient, ze kookt (met de magnetron), doet de administratie en dergelijke. Ze loopt maar heen en weer te dartelen. Hij vindt dat prima. Na mijn wasje en een bad kijk ik gewoontegetrouw naar mijn route. Er volgen enkele korte routes en ik bestudeer de mogelijkheid
- 52 -
om deze te combineren. Etappes van ca. 20 kilometer betekenen dat ik op het middaguur al arriveer en dan? In een dorpje met drie straten en een hotel dat tussen de middag dicht is… Dan loop ik liever door. Het uitstippelen van de route wordt bepaald door overnachtingsmogelijkheden en niet door mijn benen. Dat is soms een gepuzzel, maar wel leuk.
DAG 29. ST.-AMAND-MONTROND, 12 APRIL. 33 KM Parijs is niet het centrum van Frankrijk
allerlei informatie over de tocht. Mijn biertje hoef ik van de madame achter de bar niet te betalen. En ik krijg van de stamgasten meteen weer een glas voor mijn neus. Iemand met zoveel moed hoeft niet af te rekenen, vinden ze. Vind ik ook. Vervolgens ga ik op zoek naar de VVV voor een stadskaart en informatie over overnachtingsplekken langs de volgende etappes. Je weet nooit hoeveel nieuwe adressen er zijn. Dat is altijd een verrassing. Soms weten ze bij het toeristenbureau niet eens van het bestaan van het Jacobspad. Maar vaker ligt het vervolg van de route net in een ander departement, en daar is geen informatie van. Het lijkt nog erger dan de grens Vlaanderen en Wallonië!
Zoals gewoonlijk ben ik vannacht tegen drie uur wakker. Een of andere oelewapper heeft zijn TV nog aanstaan en die hoor ik ruisen. Ik lig dan de rest van de nacht te draaien en slaap niet meer. Het is vandaag bewolkt, maar wel lekker warm. Na een kwartier lopen kom ik erachter dat ik de hotelsleutel nog in mijn broekzak heb en keer om die terug te brengen. Ik vergeet de laatste tijd wel vaker dingen: mijn telefoonoplader, tandenborstel, sjaal, leesbril, shampoo. En dat gebeurt me normaal gesproken nooit. Vreemd, ik zal bewust iedere dag nog even controleren of ik alles heb. Ben ik vervreemd van mijn schaarse bezittingen in mijn rugzak of is het gewoon onoplettendheid? Het lijkt wel of het vandaag dierendag is, alle honden lopen los. En verschillende keren komt zo’n “chien mechant” oftewel klote joekel naar me toe. Ik ken wel het spreekwoord blaffende honden bijten niet, maar ik vertrouw ze van geen kanten. Ze komen namelijk laf achter je lopen. Mijn wandelstokken doen goed dienst om die blaffers van me af te houden. Op mijn gemakje kom ik bij het kanaal Berry in St.-Amand-Montrond. Nog voor het dorp vraag ik een vrouw om mijn fles te mogen vullen met kraanwater. Ze weigert. Nee, legt ze uit, ik moet ijskoud water uit haar ijskast hebben. Dat blijft nog lekker lang koel met deze warmte. Ze vertelt dat hier het centrum van Frankrijk is. Dit is het kruispunt van alle lijnen die tussen de uiterste grenspunten lopen. Ook nu weer loop ik naar de kerk van het dorp, want daar is meestal het centrum. Dit keer niet, maar er is wel een dorpscafeetje waar ik even ga rusten. De twee stamgasten vinden het geweldig wat ik doe en vragen
- 53 -
- 54 -
Vandaag overnacht ik bij de zusters Franciscanen. Ze hebben achter hun huis een ruimte met douche, WC, keuken en slaapkamers. Ook hier mag je zelf de vergoeding vaststellen. Maar geen nachtbrakerij! Je wordt verzocht om voor 20.30 uur binnen de poorten te zijn. Dat je zelf de vergoeding mag vaststellen, is toch wel een bijzondere vorm van gastvrijheid. Er is geen enkele druk of verplichting aan gekoppeld. Er is een gasfornuis en ik besluit om een simpele maaltijd te maken.
DAG 30. LE CHÂTELET, 13 APRIL. 29 KM Vergeet het eindpunt, 2500 km komt stap voor stap Vannacht heeft het geregend en vandaag valt er af en toe een druppeltje. Na al die dagen met volop zon is dat eigenlijk wel lekker. Het lopen gaat vandaag niet zo lekker. Zou dat komen omdat het vrijdag de 13e is, of omdat ik vandaag maar 29 kilometer loop en dat je je dan mentaal té gemakkelijk opstelt? Wandelen is eigenlijk vooral een mentale opgave. Overigens gaan de slechte benen niet ten koste van de voortgang. In de bermen beginnen steeds meer bloemen te bloeien. Zelfs paardenbloemen kunnen er mooi uitzien tussen andere witte en paarse bloemen. Ook zijn hier weer wat meer bossen. Dat is ook niet vreemd, immers 22% van het centrum van Frankrijk bestaat uit bossen. Van wat ik tot nu toe gezien heb, lijkt de rest wel uit landbouwgrond te bestaan. Nauwelijks bewoning of industrie. En de fabrieken die ik gezien heb, waren gesloten. Na 17 kilometer kom ik in het eerste dorpje aan en je kunt er zelfs koffie drinken. Het is ook het laatste dorpje tijdens deze etappe. In Châtelet is een hotelletje waar pelgrims een speciaal tarief hebben. De eigenaar maakt van alle pelgrims een foto en bundelt ze in een boek. Hartstikke leuk. In het gastenboek staan dit jaar hooguit tien bezoekers en niet één is jonger dan zestig jaar. Het lijkt wel of er vorig jaar meer pelgrims op pad waren. Vanavond ben ik weer de enige gast. Alleen voor mij wordt er gekookt en de tent open gehouden. Normaal gaat hij morgen pas om 8.00 uur open, maar de sympathieke eigenaar heeft er geen probleem van om er 7.30 uur van te maken.
- 55 -
DAG 31. LA CHÂTRE, 14 EN 15 APRIL. 32 KM Eenzaamheid is nodig om van samenzijn te genieten Het heeft de hele nacht geregend, maar nu is het droog. Zou de tuinman boven weten dat ik vertrek? Voor ik vertrek maakt de eigenaar de foto van mij voor zijn fotoboek. Ik loop stevig door om Syl en de anderen op tijd te zien in La Châtre. Gisteren is zij met Hans en Gerie, Hans en Dinie, Fried en Wim op de motor vertrokken en vandaag zullen we elkaar na 31 dagen weer zien. In de middag breekt het zonnetje door en is het weer een prima dag. Onderweg kom ik geen enkel dorpje tegen en heb ik slechts vier auto’s gezien. Het landschap wordt bepaald door weilanden met hagen en nieuwsgierige koeien. Ze hebben een soort oorbel met hun nummer in. Dat is geen gezicht. Dit zou een issue voor de Partij van Dieren moeten zijn. Koeien hebben immers ook recht op schoonheid. La Châtre is een behoorlijk stadje met redelijk wat restaurants en cafés. Daar hebben we geluk mee. Ik ben blij Syl en iedereen te zien. Het cafeetje naast het hotel is al door de motormuizen ingenomen. Na het douchen lopen we het stadje in. We zitten daar heerlijk op een terras met gruwelijk veel slappe klets. We trakteren ons vanavond op een goed diner in een sjiek restaurant. En om 23.00 uur gaat bij mij het kaarsje uit. De volgende dag heb ik een dagje “vrij”. We gaan heerlijk op de motor toeren. Het is werkelijk prachtig weer en een prachtige omgeving. Ik geniet er met volle teugen van om zo op de motor door het landschap te rijden en te kijken. De schaarse inwoners vinden vijf Harleys achter elkaar een bezienswaardigheid. Ik denk al aan de dag van morgen, de dag van het afscheid en krijg tranen in mijn ogen. Dat moet ik ook niet doen, ik moet nú genieten. En dat geldt ook voor de reis. Als ik bedenk hoeveel kilometers ik nog naar Santiago moet maken, dan word ik gek. Denk alleen maar aan vandaag en geniet ervan. Dat klopt natuurlijk allemaal wel, maar het is makkelijker gezegd dan gedaan. Het is zondag en weer is bijna alles dicht. Dat blijft toch een beetje vreemd, vind ik. Natuurlijk heeft ook de horeca recht op rust en willen de mensen de zondag met hun gezin doorbrengen, maar ja kiezen om in de horeca te
- 56 -
werken heeft ook consequenties voor de vrije dagen. We kunnen uiteindelijk terecht bij een Franse Chinees en het eten smaakt voortreffelijk. Daarna nog een afzakkertje bij het stamcafé en daar krijg ik echt buikpijn van het lachen om al die moppen en klets. Het waren fijne dagen en ik heb er van genoten om weer samen met Syl te zijn en mijn vrienden te zien.
doen. Dat klinkt heel vreemd, praat maar gewoon Frans tegen me. Ik kan dat redelijk goed verstaan en daar leer ik van. Hoewel het leuke mensen zijn en we gezellig samen eten, heb ik wel het gevoel “mijn” huisje en privacy kwijt te zijn. Er zijn nu eindelijk medereizigers en dan is het ook weer niet goed. Wat is een mens toch een vat vol tegenstrijdigheden. We slapen met z’n drieën in de slaapruimte, en halverwege de nacht begint een van hen te snurken en slaap ik nauwelijks meer.
DAG 32. CLUIS EN BERRY, 16 APRIL. 24 KM Is het dan nooit goed? Het onvermijdelijke moet toch maar weer gebeuren: het afscheid. Wat heb ik daar toch en hekel aan. Liever had ik gisterenavond afscheid genomen en was vanochtend “stiekem” weggegaan. We ontbijten nog samen en krijgen uiteindelijk na veel gezeur ook wat gekookte snoteieren (die overigens voor een paar eurocent op de rekening gezet worden). Nou, dan ga ik maar. Ik kan niet zoveel meer zeggen en na een hand en kus loop ik aan. Ik durf nog maar één keer uit de verte om te kijken. Keimoeilijk is dat en ik kan het een half uur niet droog houden. Gezien de omweg die de route aangeeft, heb ik zelf maar een route bepaald. Dan moet ik wel een tijdje lopen zonder een gedetailleerde kaart. En dat is eigenlijk wel lastig op de binnenwegen. Uiteindelijk loop ik door een verkeerde weg vier kilometer om. Ik kom al vroeg in Cluis aan en twijfel of ik door zal gaan, maar dat is dan wel meteen vijftien kilometer. Ik puzzel nog wat met mijn kaart, maar doorlopen heeft niet veel zin. Dus ga ik maar van het mooie weer genieten, na mist in de ochtend schijnt de zon immers weer. Ik overnacht in een leuke refuge met vier bedden. De refuge wordt door de plaatselijke bevolking ter beschikking gesteld en beheerd. Ik besluit om weer eens te koken. In een klein winkeltje koop ik wat spullen en bij het afrekenen krijg ik spijt. Ik had beter een menu in het restaurant kunnen nemen dan zelf inkopen, want het is belachelijk duur. In mijn kleine huisje komen later op de dag ook twee andere pelgrims aan. Jean en Annie uit Le Mans. Ze spreken tegen mij aangepast Frans, zoals wij met allochtonen wel eens
- 57 -
DAG 33. CROZANT, 17 APRIL. 35 KM De grootste openbaring is de stilte (Lao-tse) Ik sta vroeg op en neem afscheid van Jean en Annie. Het is mistig en dat is doodzonde omdat ik de vergezichten vanaf een aquaduct mis. Het aquaduct is eigenlijk een spoorwegbrug. In de zestiger jaren hebben ze alle spoorwegen afgebroken, die tot dan toe op het platteland voor de onderlinge verbindingen tussen de dorpen zorgden. In de ochtend zijn het
- 58 -
weer weilanden met koeien. Verder is er helemaal niets te zien en gebeurt er niets. Als Gerard Reve hier “De Avonden” had geschreven, en zeker in de winter, dan had hij vast en zeker de Nobelprijs gewonnen. In de middag verandert het landschap. Gelukkig maar, want ik heb het inmiddels wel even gehad met die koeien. De weg gaat wat slingeren om de rivier La Creuse. Het is een geheel ander landschap, met meer stijgen en dalen. De etappe van 35 kilometer kost me eigenlijk weinig moeite. Op de oevers van de rivier zijn verschillende kastelen gebouwd. Hier was immers de grens tussen het XIIe eeuwse Frankrijk (wat nu Noord-Frankrijk is) en Engeland. Hoewel dat wel zo lijkt, is Frankrijk niet altijd één land geweest. Het is verbazend dat Parijs als hoofdstad niet ter discussie staat. In veel landen is er wel enige rivaliteit tussen een paar steden. Hier leiden alle wegen naar Parijs en vanuit Parijs wordt alles gestuurd en gestandaardiseerd. Kijk maar eens naar een Frans handschrift, daar is voor ons geen verschil tussen personen in te ontdekken. Wellicht dat CSI daar iets voor bedacht heeft. In de middag wordt het erg mooi weer en is het erg warm voor de tijd van het jaar. Het hotel in Crozant heeft ook een aanbieding speciaal voor pelgrims. Het hotel ligt schitterend en ik kijk vanuit mijn kamer uit op de rivier die vanwege een barrage erg breed is. In de rivier heeft de hoteleigenaar een rondvaartboot liggen. Deze vaart in de zomer de rivier af. Tot laat kan ik op mijn kamer met open ramen in mijn blote bast in de zon zitten. Zo raak ik een beetje de wielrennersbruine grenzen op mijn lijf kwijt. Het hotel wordt door een sympathiek Nederlands echtpaar gerund. Ze zitten hier nu anderhalf jaar en doen hun best om het iedereen naar de zin te maken. Ik hoop dat ze het redden, want een Nederlandse kok zal het in Frankrijk niet gemakkelijk hebben. Van de specialiteiten uit de Nederlandse keuken zal hij het niet moeten hebben, want naast de frikadel speciaal en stamp ken ik die eigenlijk niet.
- 59 -
DAG 34. LA SOUTERRAINE, 18 APRIL. 26 KM Er komt een moment dat je alleen verder moet gaan In het begin van de dag is het nog erg mistig, maar dat duurt niet lang. Weldra schijnt de zon door een dun wolkennet. Het begin van de tocht gaat langs een snel stromend riviertje en door de vallei van de Sédelle. Met de muziek van de vogels op de achtergrond is dat prachtig. Na een tijdje stijg ik weer en ga ik door het landschap van de Limousin en haar bekende koeien. En ook weer de stilte. Ik dacht eerst dat alleen Noord-Frankrijk eenzaam zou zijn, maar ook het Midden-Frankrijk is dat. La Souterraine is een redelijk groot plaatsje met veel winkeltjes in het centrum. Op een terras ontmoet ik Jet uit Nederland. Zij is 68 en doet de weg in kleine etappes van 15 kilometer. Ik heb haar naam al eens in de gastenboeken gezien. Twee jaar geleden had ze eigenlijk willen starten, maar toen overleed haar man plotseling. Na de leegte en het verdriet is ze toch maar vertrokken. Helemaal alleen. Je moet toch éénmaal verdergaan. Ze volgt de GR 654 en dat is toch wel een heel andere route dan de klassieke pelgrimsroute die ik volg. De GR 654 is langer en veel heftiger. Ze maakt daarom heel veel kilometers en is zeven maanden bezig waar ik drie maanden over doe. Zij geniet ervan en neemt de tijd. Ik heb grote waardering voor haar en dat ze het zo doet. Ook Sjaak volgt met zijn slechte knie deze route, hopelijk heeft hij dat doorgekregen anders, zal hij nooit voor 1 juli in Santiago zijn. Ik overnacht in een chambre d’hôtes bij een Engels echtpaar. Een chambre d’hôtes mag officieel maar vijf kamers hebben en maximaal 15 gasten. Anders is het een hotel en daar gelden weer andere, strengere regels voor. Hier zijn zeven kamers, maar er worden er maar vijf gebruikt. Het is een prachtig en groot huis en het sympathieke Engelse echtpaar is bezig om het op hun gemak te renoveren. Ook Annie en Jean zijn hier vanavond en het is leuk om hen weer te zien. We eten met zijn allen in het huis. Samen met een Engels stel met een dochter van elf jaar. Ze hebben vandaag in de Creuze een boerderij gekocht. Dit gebied is momenteel erg in trek bij de Engelsen. In mei vertrekken ze uit Engeland en emigreren naar Frankrijk.
- 60 -
Ze zijn voor het eerst in Frankrijk, spreken geen woord Frans en gaan in een gehucht met drie andere huizen wonen. Ze prefereren de kalmte en de zon boven Engeland, dat volgens hen inmiddels onbewoonbaar is geworden. Alsof hier altijd de zon schijnt, en rust betekent ook eenzaamheid. Ik ben benieuwd hoe het hen zal vergaan.
DAG 35. BÉNNEVENT D’ABBAYE, 19 APRIL. 22 KM Pelgrimeren is reizen in de tijd, in de ruimte, in jezelf (Marc Govers) en is niet aan een minimum aantal kilometers gekoppeld Ik heb vandaag maar een laffe, korte etappe voor de boeg. Een etappe van 22 kilometer noem ik laf, maar dat is natuurlijk onzin. Ik moet gewoon leren beter te genieten als ik vroeg aankom. Alle gasten genieten tezamen het ontbijt. Het gebied wordt bosrijker en de heuvels steiler. Daar waar ik huizen tegenkom, zien de moestuintjes er prima uit. De wat oudere mensen werken samen in hun tuintjes en genieten daar zichtbaar van. Ze lijken tevreden met wat de aarde hen biedt. Ook vandaag is het prachtig weer. Er is wel wat meer wind, die bovendien koud is. Regelmatig toeteren de automobilisten en zwaaien me bon courage toe. Er is moed nodig. Dát snap ik inmiddels ook. Angst brengt je niet ver en leidt je af van wat je moet doen. Bénevent d’Abbaye heeft een prachtige Romaanse kerk uit de XIe eeuw. De kerk is een restant van de abdij waar omheen het stadje ontstaan is. Jean en Annie komen later aan en slapen ook in de refuge. Dat is leuk, want dan ben ik niet helemaal alleen. In het dorp doe ik wat inkopen, morgen is er waarschijnlijk de hele dag niks te koop. De route van morgen is niet zo lang, dus kan ik wel het een en ander meesjouwen. In de namiddag zit ik buiten mijn dagboek bij te werken en mijn wasgoed hangt lekker in het zonnetje te drogen. In het plaatselijke café eten Jean, Annie en ik gezamenlijk een pelgrimsmaaltijd. Een simpele maaltijd, die met veel plezier is bereid. We raken in het gesprek met de eigenaresse over de uitgestorven dorpen. “Ja”,
- 61 -
zegt ze, “in de winter is het koud en zijn de luiken dicht, in de zomer is het heet en zijn de luiken ook dicht”. Het doet me teveel denken aan een struisvogel, die niet ziet dat er niemand meer woont. Ik besluit toch maar om de volgende etappe te verlengen tot 37 kilometer, dan kan ik de volgende dag in Limoges zijn. Voor ik ga slapen, zit ik nog even op het bankje bij de kerk. Daar boven heb je een prachtig vergezicht over het landschap en het is vandaag erg helder. Naast kronkelende en kabbelende rivieren horen vergezichten tot mijn favorieten.
DAG 36. CHÂTENET-EN-DOGNON, 20 APRIL. 37 KM Als het gras door vuur verwoest is, komt het ’s zomers toch weer op (Chinese wijsheid) Vanochtend vertrek ik vroeg. Ik was mijn gezicht en poets mijn tanden met drie bekertjes water, zodat ik Jean en Annie niet wakker hoef te maken. Ze slapen op de kamer waar ook de badkamer is. Als ontbijt heb ik wat zoete melkbroodjes, een appel en een banaan. Het is een mooie ochtend en een mooie route. Het lijkt erop dat ik meer en meer in mijn eentje kan genieten van de natuur. Vroeg in de ochtend hoor je veel meer vogels fluiten. Als die wakker worden, moeten ze laten horen dat ze er nog zijn, denk ik, en laten weten dat ze de nacht overleefd hebben. Ik zie hier regelmatig herten en ik denk ook een grote muskusrat gezien te hebben. Hagedissen zie je in groten getale, net zoals je vroeger bij ons salamanders onder iedere steen zag. Ik ga nu echt de bossen in. Het is even voorbij met de koeien en de koeiengeur. Hier ruikt het heerlijk naar dennenhout. Ik merk dat ik steeds meer op dat soort kleine dingen ga letten, en het lijkt alsof mijn waarnemingsvermogen is verbeterd. Soms kan ik al op 50 meter afstand bloemen ruiken. Krijg je na vier weken een loopritme, dan komt het mentale ritme bij mij na vijf à zes weken. Het kan ook samenhangen met de natuur en het weer. Vandaag is het echt warm en loop ik liever in de schaduw dan in de zon. Ik begrijp ook waarom de oorspronkelijke etappe volgens het boek maar 18 kilometer is. De route bestaat uit stevige hellingen. Het hoogste punt is hier
- 62 -
694 meter. Vlak bij de top ligt een klein dorpje en de tuinman van de kerk vraagt of ik de stier wil zien. Nieuwsgierig loop ik met hem mee en denk dat ik het niet goed verstaan heb. Binnen laat hij een of andere Saint zien met een limousine stier. Hier prikken vrouwen voor hun huwelijk een speld in om hun vruchtbaarheid te zegenen. Op het hoogste punt bevinden zich restanten van een Gallo-Romaans theater en een tempel van Jupiter. Meer dan wat stenen is het niet en de lange rechte weg ernaar toe is geplaveid met grote rotsblokken. Je voelt op zo’n plek toch wel iets bijzonders. Het is niet voor niks dat ze vroeger op dit soort plaatsen tempels bouwden. Het kan een uitzicht vanaf het hoogste punt in de omgeving zijn, maar ook andere natuurverschijnselen waren goddelijke plekken. Grote eikenbomen, rivieren die konden overstromen of waar mensen verdronken. Maar ook zon, regen en aarde die over leven en dood, beschikken waren natuurlijk onderwerpen om te aanbidden.
- 63 -
Het moet veel werk voor de christelijke kerk zijn geweest om dit soort natuur- en afgoden uit te bannen en iedereen te overtuigen van het bestaan van één almachtige God. Om nog maar niet te denken aan de geleerden die heiligen en apostelen moesten creëren om aan te sluiten bij de heidense goden en feestdagen. Naast de verhalen over wonderen, zonden, vooruitzicht van hemel of hel en barmhartige werken zullen ook de indrukwekkende kerken en abdijen die een soort kenniscentra waren, hebben bijgedragen aan de overtuiging. En ongetwijfeld ook het zwaard en geld. Het is vandaag toch wel een stevige etappe. Veel stijgen en dalen op paden met veel stenen. Die stenen die voelen op een gegeven moment als een spuit van de tandarts in je bovengehemelte. Uiteindelijk kom ik in Châtenet-en-Dognon aan. In het hotel krijg ik een speciale pelgrimskamer. Dat wil gewoon zeggen de kleinste of de smerigste, met een smerig bad. Maar eerlijk gezegd interesseert mij dat niet zo. In de heerlijke avondzon werk ik op het terras mijn dagboek bij. In de eetzaal, waar wel 60 mensen in kunnen, zijn twee tafels bezet. Eén voor mij en één voor een opa en oma met vier kleinkinderen. De kinderen gedragen zich zeer netjes. Je kunt hier een grote fles cola bestellen voor iets meer dan de supermarkt prijs. Dat maakt uit eten gaan met kinderen nog interessant. Als ze dat nu ook eens met de wijn deden…
- 64 -
5. Gewoon doorlopen DAG 37. LIMOGES, 21 APRIL. 32 KM Passie is een keuze Vandaag leidt de reis naar Limoges, de stad van porselein en emaille. Het is warm weer (28 graden). Geleidelijk verandert de bouw van de huizen, die meer een zuidelijk karakter krijgen. Je ziet dat aan de vorm en aan de dakpannen. Als eerste stadje passeer ik St. Leonard-de-Noblat. Een mooi stadje waar het vandaag markt is. De kerk is werelderfgoed van de Unesco en is prachtig. Mijn benen zijn vandaag niet goed, dus ik moet mijn verwachtingen dat ik in de middag Limoges kan bekijken bijstellen. Bij een kerkje ontmoet ik Norbert uit Limoges, die enkele weken met zijn hond een stuk van de weg gelopen heeft. Tijdens de hele reis kom je zelden pelgrims met een hond tegen. Het is lastig om met een hond onderdak te vinden. Niet iedereen zit te wachten op de vlooien van zo’n beestje. En een hond kan, zeker in de hitte, geen lange afstanden afleggen. In twee weken tijd heeft de gendarme hem al driemaal aangehouden. Met zijn hond, met de naam Santiago, ziet hij er voor hen uit als een landloper. Hij stopt vandaag en gaat terug naar huis. Norbert is al eens naar Santiago gelopen vanuit de Le Puy-en-Velay. Dat is een veel drukkere route met veel meer refuges dan deze route. Hij wandelt nu in delen de route vanuit Vezelay. We hebben het over de routebeschrijvingen van de Jacobsweg. Van deze route heb ik al drie verschillende beschrijvingen gezien. De ene schrijver beweert de meest klassieke route te volgen en de andere heeft weer een mooiere route. We nemen afscheid, want hij volgt een andere route. Enkele uren later, bij aankomst in Limoges, kom ik hem weer tegen en lopen we samen de stad in. De brug naar de kathedraal is speciaal voor pelgrims gebouwd, want de edelen wilden die stinkers zo ver mogelijk van hun kastelen houden. Zijn maat Marc komt hem ophalen. Samen zijn ze aan de wandeling begonnen, maar Marc had snel zijn voeten vol met blaren en heeft de strijd moeten staken. We krijgen het over schoenen. De mijne moeten bijna verzoold worden. Even later zit ik in de auto van Marc
- 65 -
en zijn we op zoek naar een schoenmaker. Na een rondreis door de stad vinden we een schoenmaker die vandaag, het is zaterdag, tot 20.00 uur wel door wil werken om een pelgrim te helpen. Ik heb nu toch de stad gezien én ik ben geholpen. Mijn slaapplaats, een soort jeugdherberg, is vijf minuten van de schoenmaker vandaan. Wat een toeval weer vandaag. Terwijl er aan mijn schoenen gewerkt wordt, ga ik douchen en mijn kleren wassen. Samen met de schoenmaker drink ik een biertje op een terrasje. In de tussentijd kan de lijm van mijn schoenen drogen. Volgens hem kan ik nu wel drie keer heen en weer lopen naar Santiago. Hij vertelt vol trots over het werk dat hij heeft verricht. De baas van de naastgelegen bistro komt er ook nog even grappend bijzitten en ik besluit bij hem te gaan eten. De serveerster wil me een tafel aansmeren met uitzicht op een muur. Die wil ik niet. Gelukkig ziet de chef me en geeft me een prima tafel. De gerechten komt hij zelf brengen naar zijn gasten. Bij het hoofdgerecht probeert hij me uit te leggen wat het is en hoe het bereid is. Hoewel mijn Frans redelijk goed is, begrijp ik hem maar half. Met een grijns beëindigt hij het gesprek en zegt dat het ook niet uitmaakt, als het mij maar goed smaakt. Hij geeft je het gevoel dat je de enige gast bent, terwijl alle tafels vol zitten. En alleen dit ene stukje vlees uit het gehele departement is voor mij voorbestemd. Geen magnetron, geen frietjes en geen taart van de Super U. Ik heb waardering voor mensen met passie in hun werk, daarmee wordt de wereld een stuk prettiger. En passie in je werk is een keuze.
DAG 38. FLAVIGNAC, 22 APRIL. 28 KM Op plekken met een goed hart ben je nooit te veel Ik ben al weer een tijdje onderweg. Het gaat nu snel en Spanje komt dichterbij. Het duurt een tijdje voordat ik de stad uit ben. Hierdoor zie ik nog weer nieuwe dingen van Limoges, het lijkt me de moeite waard om er nog eens terug te komen. In een dorpje raak ik met een vrouw in gesprek over de openingstijden van de kerk. We praten wat over de pelgrimstocht en ze denkt dat er in Flavignac, de etappeplaats voor vandaag, op zondag geen restaurants open zijn. Ze nodigt me uit voor een lunch met haar
- 66 -
gezin. En ze belooft me met de auto op deze plek terug te brengen, zodat ik geen kilometers smokkel. Om niet teveel te zijn, zeg ik dat ik nog eten bij me heb. Ik heb immers nog soep bij me. Stom eigenlijk. Als zoiets gebeurt, moet je gewoon ingaan op het aanbod. Mensen willen je van harte iets te eten geven en je bent echt niet te veel. Té veel denken te zijn, té bescheiden zijn een eigen mentale creatie die je voortgang op het pad remt.
Na mijn douche loop ik naar het stadje Coquille. Er zijn daar veel Engelsen. Er is een café dat door Engelsen wordt uitgebaat. Op het prikbord hangen veel kaartjes van Engelsen die zich aanbieden als timmerman, tuinman, kinderoppas enzovoort. Ze vormen zo een stukje Engeland in Frankrijk. Ik geloof niet dat de Fransen hierop zitten te wachten!
De gerestaureerde schoenen moeten ingelopen worden. Door de nieuwe zolen doen mijn voeten de hele dag pijn. Klote is dat. De refuge in Flavignac is nog dicht, dus ga ik de kerk bezoeken en wandel door het dorpje. Er zijn een terrasje en een simpel restaurant, waar ik vanavond kan eten. Dat is altijd lekkerder dan wat soep en water en ook gezelliger. De buurvrouw van de refuge heeft inmiddels de sleutelbeheerster gevonden en haar gewaarschuwd dat ik wat eerder gearriveerd ben dan gepland. Het is een prachtige refuge die na twee jaar nog als nieuw ruikt. In het gastenboek zie ik dat Hans van der Kooij uit Doorn er ook weer instaat. Al een tijdje zit ik twee dagen achter hem en hij is ook uit Nederland gelopen. Twee dagen geleden zaten hier vier pelgrims en ik ben altijd alleen, net als Remy. Maar ik ben daar nu wat meer aan gewend en kan er beter mee omgaan.
Bij het eten in het klooster zijn alle gasten aanwezig. Een stelletje en een familie met twee meisjes, een tweeling. Het is gezellig en we hebben het over de Engelsen door wie de huizenprijzen stijgen. Ook komt de teruggang in de kwaliteit van het onderwijs aan bod. Een eeuwenoude discussie. Ik ben moe en heb eigenlijk niet zo’n zin om de hele avond Frans te praten. Dus zeg ik af en toe enkel maar “Oui”, maar weet niet altijd op welke vraag. Vandaag ben ik er even niet en wil gaan slapen.
DAG 39. ST. MARIE-DE-GUDRIE, 23 APRIL. 28 KM Het is goed zo Om 7.15 uur loop ik het dorpje uit. Het is heerlijk weer en het is prachtig om de zon op te zien gaan en de vogels te horen fluiten. Om 10.00 uur is het al 28 graden. Al stijgend en dalend loop ik de Dordogne binnen. Op grote afstand ruik ik de seringen en blauwe regen die langs de weg staan. Ik heb veel pijn in mijn voeten en iedere stap is zwaar. Op het einde van de dag ben ik erg moe in de benen. Het lijkt wel of die schoenen een kilo zwaarder zijn geworden. Hoopvol denk ik dat het inlopen niet oneindig zal duren. Vandaag overnacht ik in een oud klooster, waar nog maar twee zusters zijn. Naast een kamertje voor pelgrims verhuren ze ook kamers aan niet-pelgrims.
- 67 -
DAG 40. SORGES, 24 APRIL. 38 KM Recht toe, recht aan Vandaag heb ik een lange etappe, dus vertrek ik vroeg. De eerste honderd meter gaan slecht en ik besluit een stukje second skin op mijn kleine teen te plakken. Dat werkt vrij snel en ik kan doorlopen. Ik voel mijn rugzak nog maar nauwelijks en voordat ik het weet ben ik in Thiviers. Hier ga ik een krantenknipsel bezorgen bij Nederlanders die hier een chambre d’hôtes geopend hebben. Het is een krantenknipsel uit het Brabants Dagblad over hun werk in Frankrijk. Natuurlijk hebben ze het krantenbericht over de opening al, maar het is leuk om even met hen te praten en het huis te zien. Het is een groot huis, midden in de stad, met in de tuin een prachtig uitzicht. Het is hier de Perigord, het noorden van de Dordogne, een ruige streek met veel bossen. Het uitzicht geeft daar een mooi beeld van. In de middag gaat het laatste deel over de Napoleonweg, een recht-toe-recht-aan stuk. In de hitte verveelt me dit. Ik troost me met de gedachte dat het in de regen waarschijnlijk nog erger zou zijn geweest. De laatste vijf kilometer gaan zoals gewoonlijk slecht.
- 68 -
Sorge is een klein plaatsje met een prachtige kerk. Het is het centrum van de truffels, dus de moeite waard om nog eens naar terug te gaan. Ook hier is de refuge prima. Net als in Corbigne wordt deze beheerd door de Franse vereniging van St. Jacobsvrienden. David is deze twee weken de beheerder en hij komt uit Londen. Hij heeft de tocht na het overlijden van zijn vrouw in 2004 gelopen. Zijn vrouw is aan longkanker gestorven, zonder dat ze ooit een sigaret gerookt heeft. Hij laat foto’s zien van zijn tocht. En bij een foto van een markt zegt hij ,dat zijn vrouw zo van de kleuren en geuren van de Franse markten hield. Hij krijgt tranen in zijn ogen. Eergisteren was hier ook een Nederlander. Jawel, Hans van der Kooij, en hij beschrijft Hans als een lange man die net met pensioen is. Hoewel een ongeschreven regel zegt dat pelgrims nooit over hun werk praten, verklapt hij Hans zijn beroep. Als ik door het dorpje loop valt me op, dat de mensen meer praten over het mooie weer dan over de presidentsverkiezing van komend weekend.
DAG 41. PÉRIGEUX, 25 APRIL. 24 KM In der Beschränkung zeigt sich der Meister Om 7.00 uur sta ik op, maar door het geklets van David ben ik pas tegen 8.00 uur op pad. De tocht gaat door de bossen, waar af en toe een dorpje of een hoeve verscholen zit. In de ochtend trekt het dicht en lijkt het te gaan regenen, maar in de middag is de lucht strak blauw. Ik overnacht in Périgeux in een soort bejaardencentrum voor religieuzen, waar pelgrims een kamer kunnen huren. Het zijn prima kamers en gelukkig hoef ik niet te wachten en kan meteen op mijn kamer terecht. Ik heb nu rustig de tijd om de volgende etappes te plannen. Périgeux is een behoorlijke en gezellige stad met veel winkels en terrassen. De moeite waard om eens te bezoeken. Hier kan ik buiten op een terrasje eten. De Franse keuken is eigenlijk buitengewoon simpel. Er komen weinig fratsen aan te pas en die zijn ook niet nodig om het lekker te maken. Juist door de beperking kun je de ingrediënten veel beter proeven. Rode huiswijn komt hier uit de koelkast. Zo wordt die minder snel zuur, maar het nadeel is dat de smaak daarmee weggaat. Of zou dat juist de bedoeling zijn?
- 69 -
DAG 42. ST. ASTIER, 26 APRIL. 26 KM Door je druk te maken over wat anderen hebben, vergeet je wat je hebt Het ontbijt is in de refter van het grote complex. Een bakje koffie, weer eens een keertje jus d’orange, stokbrood met roomboter. Achter me zit een pater te eten. Net als alle andere Fransen slurpt hij zijn koffie naar binnen, tussendoor op zijn brood smekkend. De Fransen willen hun eten goed proeven en dat gaat niet zonder geluid. Het duurt lang voordat ik door de Amerikaans aandoende buitenwijken van Périgeux ben. In Chancelade kom ik langs een prachtige pastoriepriorij van de kanunniken van St. Augustin. Hier had ik ook kunnen
- 70 -
overnachten, maar dan had ik Périgeux gemist. Dat maakt kiezen altijd zo lastig. Niet over wat je hebt, maar over wat je niét hebt maken we ons altijd zo druk. Daardoor vergeet je te genieten van wat je wél hebt. Ik ga nu door de bossen en hoor het geraas van de auto’s allang niet meer. In het gehucht Les Andrivaux kom ik langs een geweldig mooie commanderij van de tempeliers. Deze hielden zich bezig, naast de kruistochten, met het beschermen van de pelgrims, ondermeer de Santiago-pelgrims. Sinds Dan Brown is er mysterieuze rook rondom deze orde ontstaan en staan ze weer flink in de belangstelling. Na enkele beklimmingen kom ik via de vallei van de rivier l’Isle in St.Astier. Het is een toeristisch plaatsje en in de zomer zal het wel redelijk druk zijn, vermoed ik. In een chambre d’hôtes krijg ik een mooie kamer met uitzicht over de rivier met barrage en brug. De eigenaars hebben het huis onlangs gekocht en zijn oprecht nieuwsgierig naar de voetreis. En daarmee bedoel ik écht geïnteresseerd in hoe zo’n reis in elkaar zit en wat de achtergronden zijn. Oprechte nieuwsgierigheid is iets anders dan gemaakte beleefdheid, zoals vaak bij mensen uit Amerika-achtige landen voorkomt. Het is ook iets anders dan roddel-nieuwsgierigheid. Die is gericht op nieuwtjes om door te vertellen en daarmee zelf in de belangstelling te komen. Zeker de nieuwtjes die je als eerste kunt vertellen, zijn waardevol. En nog mooier zijn de verhalen die iets van een dramatisch sausje hebben. Ziekelijk wordt het pas echt als het vertrouwelijke wetenswaardigheden zijn, of wanneer er meer fantasie dan realiteit doorgeklept wordt.
DAG 43. MUSSIDAN, 27 APRIL. 24 KM Brabantse gezelligheid kent geen tijd Vandaag volg ik de rivier l’Isle. In de kleinste plaatsjes staan mooie Romaanse kerkjes uit de XIe tot XIIIe eeuw. Ze hebben de religieuze oorlog met de protestanten overleefd. De Noormannen hebben dat enkele eeuwen daarvoor wat hardhandiger aangepakt en alles vernield. Regelmatig zie ik
- 71 -
onbekende plantjes, vogeltjes en vlinders. Onderweg begint het wat te waaien. Zou dat een voorbode van de omslag van het weer zijn? Mussidan is een redelijk plaatsje. De gemeentelijke refuge is simpel en midden in het dorp gelegen. Ook Hans was hier enkele dagen eerder. De beheerder, Joël, is een oud rugbyer en een aardige gast. Als het hier te koud is, kunnen de gasten bij hem thuis terecht. Vorig jaar hebben hier van mei tot en met oktober 256 gasten overnacht. Hiervan waren er 32 jonger dan 45 jaar. De meerderheid (120) kwam uit Frankrijk en Nederland staat met 52 gasten op de tweede plaats. Vervolgens 30 Belgen en 26 Duitsers. In St.Jean-Pied-de-Port, de overgang van Frankrijk naar Spanje, kwamen in 2006 25.630 officieel geregistreerde pelgrims de grens over. Hiervan was 44% vrouw. 14% was fietser. Van de fietsers vormen de Nederlanders met 38% de grootste groep. Van de totale groep St. Jean-pelgrims is 4% Nederlander. Joël adviseert om te gaan eten in het plaatselijke chauffeursouvriersrestaurant. In zo’n restaurant krijg je voor weinig geld het normale oorspronkelijke voedsel en niet de toeristenmenu’s die niets met de Franse keuken te maken hebben. Als dit soort resto’s verdwijnen, dan is Frankrijk echt failliet. Op de achtergrond wordt Frans op zijn Nederlands gesproken. Ik stap daar gewoon op af en ontmoet een stel uit Gemert, dat hier in de buurt woont. Zij zijn ook eens met de fiets naar Santiago geweest en daarna naar Rome. Gezellig zitten we op zijn Brabants te keuvelen. Ik mis dat, maar zij ook. Zeker in de winter als het hier echt uitgestorven is. Voordat we het weten, is het half elf. En dan moeten zij nog gaan eten en ik ga slapen.
DAG 44. ST. FOY LA GRANDE, 28 APRIL. 34 KM ’t Is altijd wat en er gebeurt altijd iets Voor het eerst sinds lange tijd is er vandaag af en toe een wolkendek te zien, maar de zon overheerst nog steeds. Ik loop de hele ochtend door een bos waarin af en toe een dorpje verschijnt. Maar nergens een cafeetje voor een bakje koffie. Aangezien ik om 6.30 uur al op pad ben gegaan, zou dat nu toch wel lekker zijn. De bouwvakkers die buiten koffie zitten te drinken,
- 72 -
horen mij het denken en nodigen me uit voor een klein bakje koffie. Sinds de nieuwe zolen heb ik vandaag voor het eerst minder last van mijn voeten. Maar vandaag willen de benen niet zo lang vooruit. ’t Is ook altijd wat, hè. Ik heb de hele dag de tijd en hoef geen trein te halen, dus rust ik wat vaker uit. Na de bossen komen er weer wijngaarden in zicht. Ik nader de vallei van de Dordogne. St. Foy la Grande ligt aan de andere kant van de rivier en daar begint het departement van de Gironde. Bijna alle 95 Franse departementen in Europa, er zijn daarnaast 5 overzeese departementen, zijn verbonden met de naam van een rivier. Veelal vormt een rivier met haar omgeving een ecologisch en sociaal samenhangend gebied. Hierdoor is een departement een natuurlijke bestuurseenheid. Wellicht is dat iets voor Nederland. De bestuurseenheid provincie leeft niet tot nauwelijks bij de bevolking. Wegen, water en natuur zijn onderdelen die allemaal bij verschillende instanties zijn ondergebracht. We hebben geen overlegcultuur, maar zijn gedwongen door die fragmentatie om maar te blijven kletsen. Ook over de gemeentelijke herindeling, die bedoeld was om een kwaliteitsimpuls aan het ambtenarenapparaat te geven heb ik mijn twijfels. Gemeente en provincie lopen elkaar in de weg. Verdamping van de provincie, terug naar kleine kernen en iets van departementen: dat is een interessante optie. Maar welke mafkees heeft het lef om de knuppel in het hoederhok te gooien? Sinds politicus een beroep is geworden, is de politiek verder verwijderd van het volk. En wie durft het aan zijn eigen functie op te heffen? Alleen zij die van grote kwaliteit zijn! Het valt me op dat er in het stadje diverse zwervers rondlopen. Een tehuis dat vroeger onderdeel was van het ziekenhuis, biedt slaapgelegenheid voor pelgrims aan. Tegen 18.00 uur kan ik er terecht. Ruim op tijd loop ik naar het adres en ga buiten op een bankje zitten wachten. Eén voor één komen ook de zwervers die ik in de stad zag, naar hetzelfde adres. Eerst denk ik nog dat ze om een praatje verlegen zitten of mijn goedgevendheid willen testen. Maar al snel blijkt dat het vannacht mijn huisgenoten zijn. Het is een tehuis waar daklozen maximaal twee nachten kunnen overnachten. En ze krijgen ook eten, dat ze zelf moeten koken. Op grond van vooroordelen heb ik toch een wat onbehagelijk gevoel. De conciërge fluistert me zachtjes
- 73 -
in, dat ik een kamer krijg die op slot kan, maar ik moet niet laten merken dat ik een sleutel heb. Alsof die gasten debiel zijn, dat snappen ze toch ook wel. In het gesprek met de mannen vertel ik over mijn reis. Zij vinden zichzelf ook wel een beetje pelgrims. Ze trekken ook wat rond. Maar het verschil is, zo vinden zij, dat ze geen huis hebben. Ze vinden het eigenlijk heel logisch om geen huis te hebben. Geen zorgen, geen gedoe en goedkoop. En zonder huis kom je nog eens ergens. Het is juist erg onlogisch om wel een huis te hebben, dat gaat ook tegen de menselijke natuur in. Twee van hen zijn alcoholist, althans dat lijkt zo, en ik heb geen zin in een zware discussie. Misschien hebben ze wel gelijk. Veel mensen genieten immers in de zomer op de camping van een onbezorgd primitief leven. Alleen maar een tent, maar wel op een afgebakend stukje. Een andere is een nette jongeman. Ook hij heeft even geen huis, geen werk en wel problemen, maar hij gaat daar verder niet op in. Het geeft wel een gek gevoel om hier te overnachten, maar ook dit moet je meegemaakt hebben.
DAG 45. MONSEGUR, 29 APRIL. 34 KM God straft onmiddellijk, maar kan ook blind vertrouwen geven Op grond van mijn vooroordeel ben ik ’s nachts niet op mijn gemak. Ik heb geen zin om naar de WC beneden te gaan en heb een leeg blikje klaargezet. Uiteraard wordt dit volgeplast, en wel tot op de rand. Ik word al vroeg wakker en zoek mijn telefoon om te zien hoe laat het is. Die valt op de grond en nu moet ik een lichtknop zoeken. En jawel, in het pikkedonker stoot ik het blikje om. Al mijn kleren worden nat van mijn eigen zeik. Ik doe de kleren in een natte zak en zal ze vanavond wel uitwassen. Om 6.00 uur sta ik op straat en dat geeft ten onrechte een opgelucht gevoel. Het is nog donker en ik moet met mijn zaklamp de kaart lezen. Bij de etappes in deze streek is er geen wegbewijzering voor de route. Hoewel ik wel in de goede richting loop, wijk ik ongewild van de route af en maak ik enkele extra kilometers. En ik kan niemand anders dan mezelf de schuld geven… Het lopen gaat echt klote, er zit vandaag weinig voortgang in. De hele week eigenlijk al. Ik ben snel moe in de benen, en heb pijn in de voeten.
- 74 -
Misschien is de mentale instelling bij niet té lange etappes niet goed, waardoor ik eerder toegeef aan vermoeidheid? Of zou ik ziek zijn en een of ander virus onder de leden hebben? Soms moet ik om het uur pauzeren en merk dat het langer duurt voordat ik recupereer. Bij een bak koffie kijk ik eens lief naar mijn zolen en zie nu dat het zolen zijn voor echte bergbeklimmers. Die zijn onnodig vele malen stugger, ook dikker en veel zwaarder. Ik wissel dus maar van schoenen en vanmiddag loop ik op de lichte schoenen verder. Als een vlinder lijkt het wel, maar het kan ook dat mijn mentale instelling is veranderd. Ik heb nu immers een “schuldige” voor mijn slechte voeten gevonden. Deze week zal ik het nog verder onderzoeken. Schoenen zijn voor een wandelaar even essentieel als een zadel voor een fietser en banden voor een formule 1 rijder.
overkoepelingen met veel terrassen. Bij het café Du Commerce kan ik de sleutel van mijn overnachtingplaats ophalen. Vandaag heb ik een kamer bij Madame Crégut, die echter zelf niet thuis is maar naar haar kinderen. Ze zegt me door de telefoon, dat ze me vertrouwt en dat haar huis mijn huis is. Ze verontschuldigt zich voor haar afwezigheid, omdat ze dan geen maaltijd voor me kan maken! Het is een prima kamer, het bed is opgemaakt, er liggen handdoeken en washandjes klaar en een instructiebriefje over waar ik de sleutel moet laten als ik morgen weer vertrek. We kunnen ons dit vertrouwen in Nederland niet voorstellen, maar op de weg naar Santiago gebeurt dat gewoon. Monsegur was vroeger een Engels vestigingstadje. Er komen hier veel Engelsen, maar ik vermoed dat ze zelf de geschiedenis niet eens kennen. Ze ontvluchten Engeland en gaan goedkoop op het platteland van Frankrijk wonen. Velen spreken nauwelijks een woord Frans en zijn lid van Engelse clubs. Ze integreren nauwelijks tot niet. Het valt mee dat ze met euro’s betalen en niet met ponden. De Fransen zijn daar niet al te blij mee en spreken over de tweede immigratiegolf. De eerste was net na de eerste wereldoorlog, toen vele Franse jongemannen niet meer terugkwamen uit het oorlogsgeweld. In Noord-Italië was weinig werk en veel jonge Italianen zijn toen naar Frankrijk vertrokken.
Het landschap wordt vandaag gedomineerd door wijngaarden en enkele prachtige dorpjes, waar geen toerist te zien is. In Nederland zouden dit soort dorpjes op zondag afgeladen vol zitten. Hier blijkbaar niet. In mijn etappeplaats Monsegur zijn er rondom de markt mooie gewelfde
- 75 -
- 76 -
6. Stilte voor de storm DAG 46. BROUQUEYRAN, 30 APRIL. 35 KM Geluk is met de dommen Het is mistig als ik in de ochtend vertrek. Voor zover ik het landschap kan zien, bestaat het uit wijngaarden, weilanden en boerderijen. Op korte afstand van elkaar zijn hier mooie kerken, abdijen, commandoposten van de tempeliers en kastelen te vinden. Het is ongelooflijk hoeveel invloed de weg naar Santiago heeft gehad. Vanaf met name de XIIe eeuw zijn langs het pelgrimspad abdijen gesticht en zijn er dorpen ontstaan. Er zijn ziekenhuizen en kastelen gebouwd. Ongetwijfeld zal ook de kennis van de monniken ten goede zijn gekomen aan de land- en wijnbouw. Omstreeks twaalf uur passeer ik een restaurant en twijfel of ik een stokbroodje zal eten. Nee, ik besluit om nog even te wachten. Bij een complex van kerk, abdij, watermolen en mooie brug staat een deur van een keuken open. Ik luister of ik iemand hoor om wat water te vragen, maar hoor niets. Op de brug ga ik foto’s maken en hoor nú wel gerommel in de keuken en loop terug naar de keukendeur. Meteen word ik uitgenodigd voor de lunch. M. en Mme. Roulet zijn enkele jaren terug naar Santiago gewandeld en zijn daar nog steeds enthousiast over. Er komt een complete lunch van drie gangen op tafel. De gastvrouw verontschuldigt zich, dat het kliekjes van gisteren zijn. Maar ik ben toch van 12.00 uur tot 15.00 uur onder de pannen. De gastheer geeft me nog een rondleiding door de kerk gewijd aan St. Antonius la Grande. Niet te verwarren met St. Antonius onze vriend, die zorgt dat je je verloren dingen terug vindt. Een deel van de huidige kerk was bestemd voor de opvang van pelgrims. Ze konden hier soep krijgen en de leprozen kregen hier medicijnen. Na de middag let ik niet zo goed op en loop in de bosrijke omgeving twee kilometer verkeerd. Op zich is dat niet zo erg, maar het begint te onweren en stevig te regenen. Gelukkig is het niet koud. Met wat improvisatie probeer ik terug te komen op de oorspronkelijke route. Plotseling sta ik op een erf van een wijnkasteel. Het is nu gokken: of kilometers teruglopen of - 77 -
hopen dat er geen hond losloopt. Met spoed steek ik met bonzend hart het erf over en loop de oprijlaan af. Bij de poort kijk ik nog even achterom. Er is niets te zien. Is dit puur geluk of heb ik dit na al die kilometers verdiend? Enkele dorpen verder logeer ik op een echt kasteel van een wijnboer, wiens familie als sinds 1840 in het kasteel woont. Als vergoeding voor overnachting, diner en ontbijt wordt een zelf te bepalen bijdrage gevraagd.
DAG 47. CAPTIEUX, 1 MEI. 30 KM Wanneer de wolken vol zijn, gieten zij hun regen uit over de aarde (Prediker) Het heeft de hele nacht geregend en ik pep me op voor de komende dag. Ik verheug me op iedere nieuwe dag en ben benieuwd naar wat er komen gaat. Na het ontbijt laat de kasteelvrouw me de kapel van het kasteel zien. Het is een nationaal monument en ziet er prachtig uit. Met name de houten versieringen zijn uniek. In de rest van het kasteel staan nog vele mooie beelden, wapens en andere versierselen. Het regent nog steeds als ik vertrek. Op de kleine binnenwegen kom ik niemand tegen. Het is 1 mei, dag van de arbeid, en dat is in Frankrijk een nationale feestdag. Met zo’n weer blijven de meeste Fransen lekker binnen thuis zitten. In Bazas bezoek ik de imposante kathedraal, die hoog boven het stadje uitsteekt. Ook deze is beschermd door Unesco en behoort tot het werelderfgoed. Bij de ingang kom ik een Duitse pelgrim op de fiets tegen. Hij “instrueert” me om minstens een half uur te nemen om de kerk te bezichtigen. Een aardige gast, maar dát bepaal ik zelf wel. Binnen bekruipt je inderdaad een vreemd gevoel, hier gebeurt iets met je. De kathedraal zal niet voor niks op deze plek gebouwd zijn. De weg vervolgt over bospaden en het regent nog steeds pijpenstelen. Hier begint de lange rechte weg door de Landes. Ik besluit om toch op zoek te gaan naar een verharde weg, want met al die blubber schiet het niet echt op. Bij een restaurantje à la ferme pak ik een kop koffie en het vrouwtje komt met een soort platgeslagen oliebollen aanzetten. Deze smaken prima en ik hoef niks te betalen. “Het is wel goed zo”, zegt ze lachend vanuit de keuken.
- 78 -
Het laatste stuk loopt over een oude spoorbaan, waarvan af en toe de bielsen nog in de weg zitten. Morgen gaat deze weg nog eens dertig kilometer door. Het is verschrikkelijk. De weg gaat door een bos van voornamelijk dennenbomen en tussendoor is er helemaal niks. Net als in een tent op de camping luister ik naar de druppels op mijn pet. Worden het er meer of nemen ze af? Hoopvol kijk ik met regelmaat naar de hemel of deze lichter wordt. Nee, vandaag niet meer. Helemaal doorweekt en koud kom ik in Captieux aan. De binnenkomende weg wordt hier niet omgeven door platanen, zoals in veel Franse dorpen. De platanen hebben al veel verkeersslachtoffers op hun naam. Ze zijn nog een erfenis van Napoleon en bedoeld om te zorgen dat de wegen niet al te nat zouden worden. Ik bel mijn hospita, die me zou komen ophalen. Haar man neemt de telefoon op en zegt doodleuk dat ik om 18.00 uur wordt opgehaald bij het café naast de kerk. Het is net drie uur geweest en ik hoop dat het café open is. Nu kan ik nat en koud zo lang gaan zitten wachten. Na een kop koffie besluit ik om me toch maar in het toilet om te kleden en droge kleren aan te doen. En juist op dat moment komt er een jonge vrouw binnen om me op te halen. Ze verontschuldigt zich voor haar man, die had het toch niet zo goed begrepen, een doorweekte pelgrim kun je niet laten zitten. Ze heeft de verwarming van mijn kamer alvast aangezet. Ik neem een lekker warm bad en hang alle kleren op de verwarming en stop kranten in mijn lage schoenen om het vocht op te nemen. De lage schoenen zijn nu verschrikkelijk, ze zijn immers niet waterdicht en staan vol water. Hopelijk is alles morgen droog. Ik kan mee-eten met het jonge sympathieke gezin en haar man excuseert zich voor de verkeerde inschatting. Als ik wil, kan ik morgen met hem een eindje meerijden. Maar ik weersta deze duivelse verleiding.
DAG 48. ROQUEFORT DES LANDES, 2 MEI. 36 KM Wijk niet van het rechte pad af Het heeft de hele nacht geregend en het regent nog steeds. Gelukkig is alles droog. Vandaag staat weer de oude spoorweg door het bos van
- 79 -
dennenbomen op het programma. De enige variatie in de natuur is de afstand tussen de bomen. Gerard Reve zou hier zelfs “De Avonden” niet eens hebben kunnen schrijven. Zo saai is het hier. Het regent niet erg hard maar mijn schoenen zijn zeiknat. Ik moet hoognodig een winkel vinden om nieuwe hoge schoenen te kopen en de oude zware schoenen in mijn rugzak moet ik eigenlijk naar Nederland zien te krijgen. Op een gegeven moment wordt er een alternatieve route aangeduid. Deze is nieuw en staat niet op mijn kaart. Ik wil wel weg van die spoorbaan en probeer deze route. Zodoende loop ik nu zonder dat ik een kaart van het traject heb. Ik weet niet waar ik loop en raak ook de signalen kwijt. Nu maar op goed gevoel verder. Hierdoor loop ik enkele kilometers extra. Uiteindelijk kom ik weer op een andere oude spoorlijn uit…
Het is saai en het lijkt of mijn gedachten stilstaan. Ik heb vandaag niet veel tegen mezelf te vertellen. Ik begin mijn natte voeten te voelen en bang voor blaren trek ik droge sokken en ook mijn hoge zware wandelschoenen aan. In Roquefort wordt een prima refuge door de gemeente ter beschikking gesteld. Uit het gastenboek blijkt dat Werner, de Duitser die ik gisteren in
- 80 -
Bazas zag, hier gisteren overnacht heeft. Dan hou ik de fietsers te voet toch redelijk bij. Daar ben ik best trots op.
DAG 49. MONT-DE-MARSAN, 3 MEI. 30 KM Wie altijd op de wind let, komt nooit aan zaaien toe (Prediker) Het is zwaar bewolkt als ik het kleine stadje uitloop. Ik let niet goed op en loop twee keer verkeerd. In de buitenwijken is zowaar industriële bedrijvigheid. Die heb ik in Frankrijk, althans waar ik ben geweest, nog niet veel gezien. Natuurlijk is de nieuwe fabriek door de EEG gefinancierd. Zonder de EEG zal Frankrijk het moeilijk hebben, denk ik. Hier vertelt een bord hoeveel subsidiegeld erin zit. Bij de boeren staat zo’n bord niet. De vredelievende intentie bij het ontstaan van één Europa lijkt door te slaan naar een bureaucratisch instituut van regelgeving. Ze vinden het maar vreemd dat Nederland “nee” heeft gezegd tegen de grondwet. Juist Nederlanders zijn immers Europeser dan vele andere Europeanen. Ja, dat klopt denk ik ook wel, maar we zijn ook niet gek. We hechten ook aan onze autonomie en de euro heeft ons niet veel goeds gebracht. Het gevoel dat één gulden één euro is geworden behalve bij de salarissen, overheerst. In Mont-de-Marsan kan ik eindelijk nieuwe schoenen kopen bij een sportzaak. Helaas hebben ze weinig keuze, maar ik heb ook geen keus. Ik kan wel wachten op een nieuwe kans, maar wanneer komt die? En ik wil met ingelopen schoenen de Pyreneeën in. Na lang twijfelen en alle schoenen gepast te hebben, koop ik toch maar een paar schoenen. Het zijn lichte schoenen, veel lichter dan de onnodig zware Duitse schoenen waar iedere Nederlander op loopt. De refuge waar ik overnacht, is erg mooi en ik word er erg vriendelijk ontvangen. Er is veel informatie over de volgende etappes. In het gastenboek lees ik dat ik Hans tot op een dag ben genaderd. Ben wel benieuwd wie het is. Op het einde van de dag komt af en toe het zonnetje door de wolken.
- 81 -
DAG 50. ST.-SEVER, 4 MEI. 20 KM Na mij de zondvloed Het is in de ochtend bewolkt, maar het regent gelukkig niet. Ik twijfel nog of ik de etappe van vandaag en morgen niet moet combineren, maar neem nog geen besluit. De hele dag loop ik door een bosrijk gebied. Alleen het aantal dennenbomen wordt minder, dit komt de variatie wel ten goede. Ik merk dat ik mijn schoenen moet inlopen want die knellen vervelend, dus kies ik voor een korte etappe. St.-Sever is een prachtig plaatsje, met weer een door Unesco beschermde abdijkerk met klooster. Ik overnacht in het Jacobijnenklooster (1280). Er zijn in deze refuge veel slaapplaatsen. Er zijn diverse kamers met 3 - 4 bedden en worden gratis aangeboden door de gemeente. Het is een prachtig complex en dit had ik niet willen missen. Ik vind het leuk om me wat te verdiepen in de geschiedenis van de dorpen, maar voor folders of boeken heb ik in mijn rugzak geen plaats. Er is ook een museum met prachtige tekeningen van de Apocalyps van St-Jean. Nadat ik geïnstalleerd ben, verdwijnt de zon en begint het verschrikkelijk te onweren en hard te regenen. Verder in Zuid-Frankrijk worden zelfs dorpen weggespoeld door de modder. Zou dat vroeger als een prominente openbaring opgevat zijn? Ik ben blij dat ik hier ben gestopt, en niet nog eens 17 kilometer ben doorgelopen. Langzaam nader ik Spanje en voel dat als een belangrijk “tussenpunt”. Het grootste deel zit er dan op en nu ik zover ben gekomen, kan ik Spanje ook wel aan. Nu kan ik nog genieten van de rust en ruimte in de refuges. Dat zal in Spanje vast anders worden. Dan is het voorbij met de stilte. Als ik naar buiten ga om een maaltijd te zoeken, komt een drijfnatte Bernard binnen. Hij is helemaal gesloopt, heeft 50 kilometer gelopen en is verrast door het onweer. Vijftig kilometer met een zware rugzak kan wel, maar ik vraag me af of dat slim is.
- 82 -
DAG 51. HAGETMAU, 5 MEI. 17 KM Liefde maakt blind Gisteren zijn er nog twee Fransen aangekomen, Thierry en Renée uit Grenoble. Om zes uur hoor ik hen al op de gang rommelen. Erg vroeg voor zo’n feestetappe van vandaag, dus draai ik me nog maar eens om. Slapen gaat echter niet meer en net als ik wil opstaan begint het knoerthard te regenen. Ik blijf maar lekker liggen en wacht tot de regen minder wordt. Na zeven kilometer tref ik de drie andere gasten en we lopen samen op. Bernard heeft niet alleen gisteren vijftig kilometer gelopen, maar ook de andere dagen. Hij heeft nu last van zijn hielen en pezen. Ik ben bang dat hij de prijs gaat betalen voor acht dagen té hard lopen. Hij heeft dit gedaan uit heimwee. Sinds zijn huwelijk is hij nog nooit één dag zonder zijn vrouw geweest en hij wil zo snel mogelijk doorlopen om haar weer te zien. Zij wilde nog naar St.-Jean-Pied-de-Port komen, maar hij durft een nieuw afscheid niet aan. Ik ken dat wel. De last van het verdriet bij afscheid remt ontmoeting en binding. Gelukkig hebben we herinneringen om het dragelijk te maken. Bernard is een aardige, lieve man, die nu wat meer tijd krijgt, omdat zijn zoon de winkel gaat overnemen. Hij heeft altijd hard gewerkt en zal wel moeten wennen aan een ander tempo. Door hard werken geniet je niet altijd van het leven, maar ontloop je ook de hardheid daarvan. Ontwijken van het leven geeft ogenschijnlijk rust. Een plotselinge confrontatie kan als een stevige dreun aankomen. Thierry en Renée zijn 1 april uit Vezelay vertrokken. Ik was daar 7 april, dan heb ik toch goed doorgelopen. Het vlakke landschap is nu voorbij en het wordt heuvelachtig. Bernard heeft daar moeite mee. Mijn tempo ligt nu stukken lager dan normaal, maar dat is voor hem nog te hard. De refuge in Hagetmau is een tent met acht bedden. Dat schrikt mijn medereizigers af en ze nemen een chambre d’hôtes. Ze zijn bang voor de kou. Misschien is dat voor Bernard ook wel beter. Ik vind het een prima plekje. Na een dutje doe ik in mijn blote bast de was. Het is lekker weer. Op het einde van de middag gaan we de crypte van St. Girons bekijken. Girons was een missionaris die halverwege de IVe eeuw door de paus op pad was gestuurd
- 83 -
om de bevolking van Aquitanië te bekeren. Hij werd door de Vandalen vermoord. Hij is dus een soort Franse Bonifatius. De hostess van de Fransen brengt ons met de auto naar de crypte, waarvan we bij de VVV de sleutel hebben gekregen. Ze vertelt me dat Hans hier gisteren was. Zijn vrouw komt binnenkort op bezoek en loopt dan een paar dagen mee. Zonder hem te kennen krijg ik een completer beeld van Hans. Zal ik hem nog ontmoeten, vraag ik me af. Bernard is er slecht aan toe en de dokter heeft hem één tot twee dagen rust voorgeschreven. En zoals altijd in Frankrijk heeft hij 121 kilo medicijnen moeten kopen. Thierry is een gepensioneerde chirurg en denkt dat eigenlijk vijf dagen rust nodig is, maar zegt daar tegen Bernard maar niks over. Het voelt alsof we een kameraad moeten achterlaten. Hopelijk zie ik hem nog in Spanje. Hij was ook blij dat hij gezelschap had gevonden.
DAG 52. ORTHEZ, 6 MEI. 27 KM Naar welke kant een boom ook valt, naar het Noorden of het Zuiden, hij blijft liggen op de plaats waar hij valt (Prediker) Het heeft vannacht flink geregend en het is zwart als ik wil vertrekken. Ieder moment kan het losbarsten. Ik kan daar wel op wachten, maar hoe lang dan? Als het moet gaan regenen, dan gaat het regenen, zo simpel is dat. En ik moet toch ééns vertrekken. Er vallen in de ochtend maar een paar druppels. Bij het eerste dorp word ik door de burgemeester uitgenodigd om bij het stembureau een bakje koffie te drinken en een croissant te eten. Vandaag is de tweede ronde van de Franse presidentsverkiezingen. Er zit een heuse commissie van liefst zeven personen, die de verkiezingen in goede banen moet leiden en nauwgezet de procedure moet bewaken. Iedereen heeft er wel lol in en we hebben een gesprek over het verschil tussen het Nederlandse en het Franse democratische systeem. Daar zitten wel verschillen tussen, maar beide hebben als overeenkomst afstandelijke anonimiteit, populistische beloftes en trage feedback. En beide lijken een circus. Of zijn ze dat? Plato had al vroeg in de gaten, dat een dom volk een
- 84 -
domme leider kan kiezen, maar een verkeerde leider kan een volk misleiden met een werelddrama tot gevolg. Ik geloof niet in grootschalig gedoe. Schumacher stelde: “Small is beautifull”, en ik geloof die hij daar gelijk in heeft. Het is niet voor niks dat de opkomst voor de Europese verkiezingen niet zoveel voorstelt. Orthez is een aardig plaatsje met een eeuwenoude refuge. Als ik aankom, zijn er al twee andere gasten. Een Fransman, Alain, die vanuit Portugal via Santiago naar zijn huis in Straatsburg loopt, en een Waal die fietsend onderweg is naar Santiago. Later komen ook Thierry en Renée aan. In april telde Alain in Spanje dagelijks zeker 300 pelgrims die hij tegemoet liep. De refuges zitten vaak vol en er wordt hard gelopen om als eerste bij de refuge te zijn. Dat zijn weinig hoopvolle verhalen, want ik had eigenlijk gehoopt deze drukte voor te zijn. Hopelijk staat er gezelligheid tegenover. Later komen nog een Duitse man en zijn zoon op de fiets aan. Volgens de gemeenteregels mogen ze er niet in, dat zou teveel zijn. En regels zijn in Frankrijk soms regels. Soms ook weer niet. Ik weet nog steeds niet wanneer wel en wanneer niet. Of is het gewoon subjectief? Erg flauw, want er is ruimte zat. Ze zoeken een hotel, maar als Thierry vraagt of ze die avond mee gaan eten zijn ze zeer verheugd. Ze hebben nog geen enkele avond in gezelschap gegeten. Ik ken dat gevoel. Waarom moeten we zonodig alles in regelgeving proberen te vangen? Deze onnodige beheersdrift lijkt me bovendien onnatuurlijk. De laatste jaren is het regelgevingsapparatski alleen maar gegroeid (we noemen dat geloof ik beleid). In Nederland kan alles, maar mag niks; geef mij maar een land waar niks kan en alles mag! Bij het eten wordt er in het bonte gezelschap Frans, Duits en Engels door elkaar gesproken. En ik ben vaak de klos om tolk te spelen en dat is vermoeiend. Het is verbazend om te zien hoe snel een dergelijk gezelschap verbroedert. Naast ont-moeten is ontmoeten toch ook een belangrijk element van de weg.
- 85 -
DAG 53. SAUVETERRE DE BÉARN, 7 MEI. 24 KM Wat niet weet, wat niet deert Om 5.45 uur loopt de eerste wekker af en natuurlijk is iedereen dan wakker. De fanatieke Belg heeft gisteren al spaghetti gemaakt en die moet nu gegeten worden. Al vroeg ga ik dan maar op pad. De bewolking is vandaag laag, zodat ik de Pyreneeën niet kan zien. Misschien is dat ook maar goed, dan schrikken ze niet zo af. Al lang ben ik gefocust op de etappe in de Pyreneeën. Ik heb geen goed beeld van de inspanning die het vraagt om deze bergketen over te steken. Maar ik ben er klaar voor. De paden zijn glad en ik glij vaak uit. Door de nattigheid zijn er onderweg weinig plaatsen te vinden om op een droog plekje te rusten en ik loop dus maar door. Al vroeg kom ik in Sauveterre de Bearn aan. Pas om 16.00 uur kan ik in mijn kamer terecht. Het is een mooi dorpje en ik vermaak me wel met het bekijken van de kerk en het kasteel. Morgen is hier een wielerwedstrijd dus het “hele dorp” is in rep en roer. In de avond wil iedereen uitrusten en is alles dus dicht. Uiteindelijk vind ik twee kilometer verderop een simpel restaurant dat open is. Daar is ook een Duitser die fietsend naar Santiago gaat. Hans-Peter spreekt geen woord Frans en is écht blij me te ontmoeten om weer eens in het Duits te kunnen praten. Ook kan ik hem helpen om te communiceren met zijn gastvrouw. Het lijkt me overigens lastig om Frankrijk te doorkruisen als je geen woord Frans spreekt. Ik heb immers veel baat bij mijn beperkte kennis van het Frans. We kletsen wat en het is ook weer eens goed om te ontdekken dat Duitsers en Nederlanders veel meer overeenkomen dan we altijd stoer laten blijken.
DAG 54. OSTABAT, 8 MEI. 27 KM Pelgrimeren kan ook gezellig zijn Als het in de ochtend nog stil is, is het prima lopen. Al snel zit ik op de steile en gladde bospaden. Geleidelijk gaan deze over in een melange van weiden, bossen en huizen. In de verte zie ik de ploerten van bergen liggen.
- 86 -
Glanzend met nog volop sneeuw. De zon schijnt inmiddels volop en het is een mooie dag. De wegen stijgen behoorlijk en de uitzichten zijn weids. Aan de huizen merk je dat je in een bergstreek bent. Alles is netjes en schoon. Typisch dat vaak in dergelijke streken alles opgeruimd is. Het klimmen gaat me goed af en ik vind het zelfs leuker dan dalen. De plaatsen worden, net als in Friesland, in twee talen weergegeven. In het Frans en in het Baskisch. Vandaag komen in Ostabat de routes vanuit Le-Puy-enVelay, Vezelay en Tours bij elkaar. Het zal dus wel wat drukker worden. De refuge waar ik vandaag overnacht, is me onderweg vaak aangeraden en schijnt erg gezellig te zijn. Er zijn vandaag liefst 30 gasten in de refuge en ik weet niet wat me overkomt. De meeste komen vanuit Le Puy. Ik ontmoet een Amerikaans echtpaar en raak in gesprek over het gewicht van de rugzak. Zij hebben slechts zeven kilo bij zich. Mijn lege rugzak weegt al drie kilo en die van hen een halve kilo! Achteraf heb ik mijn rugzak misschien te impulsief gekocht. Ik heb dan wel levenslange garantie voor mogelijke gebreken van mijn rugzak, maar dan heb je ook wat. Vooral ook in de vorm van kilo’s. Overigens deert me dat nauwelijks meer want inmiddels ben ik wel gewend geraakt aan mijn “gewichtig” huishouden. Enkele Fransen vertellen me dat ze enkele dagen met Joop en Marianne hebben gelopen. Zij zijn ook in Nederland gestart. Thierry en Renée zijn inmiddels ook gearriveerd. ’s Avonds zitten we met zijn allen aan lange tafels te eten, onbeperkt wijn te drinken en er wordt flink gezongen. Vanuit alle Franse streken komt er wel een lied. Ik leer diverse mensen kennen, maar ken weinig namen. Namen worden in grotere groepen niet snel uitgewisseld. Overigens ben ik de jongste van het stel. Om 21.30 uur is het voorbij en gaat iedereen slapen. Ik slaap met drie anderen op een kamer. Ze wisselen elkaar af met snurken, het lijkt wel afgesproken werk.
- 87 -
- 88 -
7. De stilte voorbij DAG 55. ST.-JEAN-PIED-DE-PORT, 9 MEI. 20 KM Wandelaar, jouw voetstappen zijn de weg, niets meer; Wandelaar, er is geen weg, de weg maak je al lopende. Al lopende maak je de weg, en als je omkijkt, zie je het spoor, dat je nooit meer zult bewandelen. Wandelaar, er is geen weg, alleen de rimpelingen van de zee (Antonio Machado) De hele nacht heb ik zowat wakker gelegen en ik vertrek na het ontbijt in een stevig tempo. Ik probeer voor de middag in St. Jean aan te komen, dan kan ik nog wat informatie over de route in Spanje verzamelen en een nieuwe stempelkaart bemachtigen, want deze is nu vol. In de middag kan ik dan het dorpje bekijken en wat rusten voor de etappe van morgen. Vlak voor St. Jean passeren me twee fietsers in een RABO-shirt. Dat moeten Nederlanders zijn, dus groet ik ze in het Nederlands. Ze groeten terug en één van hen kijkt nog even om. Later als ik weer terug in Nederland ben, krijg ik een e-mail van een oud-student. Hij is met zijn vader naar Santiago de Compostela gefietst en heeft van zijn baas, een plaatsgenoot van mij, gehoord dat ik dezelfde reis te voet heb afgelegd. Hij vraagt zich af of ik op 9 mei in de buurt van St. Jean ben geweest, want iemand die hen groette had een bekende stem. Het is inderdaad mijn stem die de fietsers hebben herkend. In St.-Jean-Pied-de-Port is een Nederlandse refuge en daar zou ik graag overnachten. Eigenlijk had ik moeten reserveren, maar gelukkig hebben vijf mensen hun reservering niet bevestigd en krijg ik toch een plekje - 89 -
toegewezen. Het is een gezellige refuge en Huberta en Arno zijn sympathieke mensen die hier gedurende een half jaar als vrijwilliger de zaak beheren. De andere zes maanden proberen ze hun geld in Nederland te verdienen. Een leuke tijdindeling. Mijn zware schoenen kan ik achterlaten en broeder Fons, die later hier als vrijwilliger komt werken, zal ze dan wel mee terug naar Nederland nemen. Althans, dat hoop ik. Eindelijk van die extra kilo’s verlost. Later blijkt dat een van de snurkers van gisteren, Jean-Luc, vannacht weer bij mij op de kamer ligt. Daar word ik niet vrolijk van. In St. Jean begint pas echt de Santiago industrie. Vandaag hebben zich 195 pelgrims ingeschreven en per jaar komen hier ca. 30.000 pelgrims die Santiago hopen te bereiken. Overigens lukt dat lang niet iedereen. Velen starten hier of in Roncevalles, de etappeplaats na de Pyreneeën. Slechts een enkeling is zo gek dat -ie vanuit Nederland loopt. Degenen die hier beginnen krijgen wel meteen een vuurdoop. Morgen is het 20 kilometer stijgen en tot Roncevalles 8 kilometer dalen. Starten in Roncevalles heeft dus ook zijn voordelen. Tussen de middag eet ik vandaag eens warm, die energie zal ik morgen nodig hebben. Mijn nieuwe schoenen breng ik nog naar een schoenmaker om ze wat uit te laten rekken. De schoenmaker vindt een paar uur rekken te kort om succes te garanderen, maar hij zal zijn best doen en ik hoef hem niks te betalen. In de tuin van de refuge is het lekker koel en ik kom in gesprek met Karl, een fietser uit Duitsland. Hij zou eigenlijk vorig jaar de tocht gemaakt hebben, maar door een hartinfarct is dat niet doorgegaan. Knap dat hij nu al weer een dergelijke inspanning aangaat en aankan. Thuis vinden ze het maar niks en maken ze zich ongerust. Maar hij is terecht trots. Hij kijkt me verbaasd aan als ik hem uitnodig om samen door het dorp te wandelen en een terrasje te pakken. Deze vorm van kameraadschap heeft hij tijdens zijn tocht nog niet ervaren. Voor het eten wordt door Huberta om een speciaal moment van stilte gevraagd. Gisteren heeft hier een priester uit Costa Rica overnacht en hij is vandaag tijdens de tocht als gevolg van een hartinfarct overleden. Karl en ik kijken elkaar
- 90 -
begrijpend aan en we denken hetzelfde. Tijdens het eten maak ik kennis met Kees en Cees uit Nederland en Karel uit Vlaanderen. Zij zijn vandaag aangekomen en beginnen morgen met een stevige etappe. Als afscheid krijgen we bovenstaand gedicht mee.
DAG 56. RONCESVALLES (S), 10 MEI. 28 KM Soms een voorgevoel, hoe dit moment, later pas herinnering wordt (bron onbekend) Iedereen is al vroeg uit de veren en we krijgen hier geen petit dejeuner, maar een echt ontbijt. Dat hebben we deze etappe nodig. Ik neem ook een lunch pakket mee, met een broodje gebakken ei en ham. Vandaag heb ik een hoog tempo en sta ik van mezelf te kijken. Het lijkt wel of ik een ervaren klimmer ben, maar de twee maanden zitten natuurlijk al in de kuiten. Ik passeer mensen uit Zuid-Afrika, Japan, Korea, Spanje, uit alle landen zijn hier mensen aan het ploeteren. Velen lopen met twee stokken, maar kennen de techniek niet. Ze lopen er als sukkels bij, zo heb je meer last dan baat van die stokken. Sommigen help ik met wat tips voor een beter gebruik van hun stokken. Het is een tocht die prachtige vergezichten toont. Ik kom ook door de Roelandspas. Volgens de legende blies de moedige Roeland veel te laat op zijn hoorn om hulp in te roepen. De achterhoede van het leger van Karel de Grote werd aangevallen door de inwoners van Pamplona. Deze stad was door Karel de Grote vernietigd om te voorkomen dat de Saracenen hier een pleisterplaats zouden hebben. Je zou overigens de moed ook hoogmoed, onderschatting of dommigheid kunnen noemen. Het hoogste punt is voor mij wel een emotioneel moment, omdat ik voor mijn gevoel de zwaarste dagen wel gehad heb. Het voelt als een soort overwinning. De laatste kilometers loop ik met Karel. Hij is samen met Cees en Kees vertrokken, maar heeft op een gegeven moment zijn eigen tempo aangehouden. En dat is hoog, Karel loopt erg hard. De refuge gaat pas om 16.00 uur open en dat betekent twee uur wachten. Ons slaapadres is een oud hospitaal en bestaat uit een grote zaal waar 140
- 91 -
bedden staan. Het beheer is in handen van vrijwilligers van het Nederlands genootschap van Sint Jacob. Bij de binnenkomst ontmoet ik Joop, Marianne en Sylvia uit Deurne. Joop en Marianne zijn vanuit Deurne vertrokken en Sylvia loopt alleen het Spaanse deel met hen mee. Karel, Cees en Kees en ik eten samen in een restaurant waar ieder uur een volgende lichting binnen valt. Dooreten dus. Vooral Cees had een zware dag. Grote Kees wijkt als een trouwe knecht niet van zijn zijde. Mocht Cees iets overkomen dan draagt Kees hem wel in zijn rugzak naar Santiago. Voor 21.30 uur ligt iedereen op zijn bed, want dan gaat het licht uit. En de meesten zijn moe. De grens tussen Spanje en Frankrijk is voor mij een kantelpunt van rust en eenzaamheid naar drukte en gezelligheid. Voor de één eindigt de weg hier, voor de ander is dit de start en voor mij hoort dit erbij. Wat is eenzaamheid als je gezelligheid niet kent?
DAG 57. LARASOAINA, 11 MEI. 28 KM Wie lacht krijgt een lach Om tien minuten voor zes in de ochtend start de dag met rustige kloostermuziek. En om zes uur gaan de lichten aan. Vóór acht uur moet iedereen vertrokken zijn, want dan begint de schoonmaak. Iets verder is een café waar Karel, Cees en Kees en ik een ontbijt nemen. Naast koffie hebben ze hier broodjes met divers beleg en ook allerlei zoetigheid. Wat een genot als je het Franse ontbijt en de hoge prijzen gewend bent. Vandaag bestaat voornamelijk uit afdalen en dat is voor de voeten niet fijn. Karel en ik lopen samen op en later loop ik alleen. Karel heeft voor mij een té hoog tempo. En bovendien vind ik alleen lopen wel fijn. Later haal ik hem wel weer in. Ik begrijp nu ook het gemak van een waterzak in je rugzak. Via een slang kun je in de bergen kleine slokjes drinken zonder te hoeven stoppen om je waterfles te pakken. Volgens mij moet je wel oppassen, dat er geen algen in gaan groeien. We zijn al vroeg in Larasoaina. Iedereen haast zich om op tijd bij de refuge te zijn, die pas om 15.30 uur open gaat. Als deze vol is, wordt overigens een andere ruimte geopend en vindt iedereen onderdak. Gelukkig is het
- 92 -
lekker weer en is wachten in de zon niet erg. We moeten ons melden bij een chagrijnige vrouw. Ik probeer een beetje Spaans te praten en ben vrolijk. Tegen mij is ze hartstikke vriendelijk en ze neemt alle tijd. Vriendelijkheid wordt met vriendelijkheid beantwoord. Als eerste sta ik onder de douche, het warme water kan straks wel op zijn. Later raak ik in gesprek met Joop en Marianne. We kunnen veel gelijksoortige ervaringen delen en voelen ons lotgenoten. Bij het eten is het gezellig en breidt het groepje zich uit met het Amerikaanse stel, Thierry en Renée, Elizabeth uit Australië, Bill uit Engeland, Entzo uit Frankrijk, Irene uit Canada en anderen van wie ik de naam niet weet. Sinds St. Jean is de gemiddelde leeftijd lager en ik zie steeds vaker bekende gezichten.
DAG 58. CEZUR MENOR/PAMPLONA, 12 MEI. 20 KM Wat is stilte, als je de drukte niet kent Vannacht heb ik weer eens goed geslapen. Samen met Karel, Cees en Kees lopen we het berglandschap uit. Het landschap wordt opener, maar blijft heuvelachtig. Cees en Kees hebben nu ook goed het tempo te pakken en
- 93 -
voorspoedig gaan we richting Pamplona. Karel loopt door en we nemen afscheid. De anderen van het “clubje” lopen door naar Cezur Menor. Ik blijf nog even in Pamplona om onderdak te zoeken. Mijn oudstudiegenoten Hans, Karel en Hub komen vanavond uit Nederland om enkele dagen mee te lopen. Pamplona lijkt me wel een gezellige en mooie stad om de avond met hen door te brengen. Al snel heb ik twee kamers in een pension gevonden. Na wat proviand voor morgen gekocht te hebben, regel ik voor hen een credential. Deze is nodig om te kunnen overnachten in de refuges, die alleen voor pelgrims toegankelijk zijn. Vervolgens loop ik naar Cezur Menor, zodat we daar morgen kunnen starten. Dan is voor de “beginnelingen” de etappe morgen niet te zwaar en ik denk dat de auto daar veiliger staat dan in de stad. Ik ga met de bus terug en een student, aan wie ik de weg vraag, staat erop om mijn buskaartje te betalen. Dat gaat hier met een chippas, dus merkt hij er volgens hem niks van. Bovendien vindt hij dat pelgrims die zo’n eind gelopen hebbe,n als gasten moeten worden behandeld. Pamplona is een mooie stad met prachtige stadsmuren. Door Hemingway is de stad door het stierenlopen bekend geworden. Van 7 tot 14 juli sturen ze hier stieren door de straten. De jongemannen kunnen dan hun moed bewijzen. Het is een groots feest dat door anderhalf miljoen mensen wordt bezocht. Ik gebruik de middag om de stad te bekijken en wat uit te rusten. Met temperaturen van 33 tot 35 graden is het verstandig om nu en dan het lichaam rust te gunnen. Het is leuk om tegen de avond Hans, Karel en Hub te zien. Ze hebben een voorspoedige reis gehad en onder genot van een pilsje praten we gezellig bij op de Plaza del Castillo. Ze willen morgen meteen aan de bak. We kennen elkaar van onze studietijd en jaarlijks hebben we een soort reünie. Ook al hebben we elkaar lang niet gezien, binnen de kortste keren is het als vanouds. Op de kamer worden de rugzakken ingepakt en de helft eruit gehaald. Dit zijn onnodige zaken, en de mogelijke luxe weegt niet op tegen het gewicht. We eten in een eenvoudig restaurant, waar geen toerist te zien is. Later op de avond wordt het een gezellige boel, als enkele bezoekers begeleid met gitaar liederen beginnen te zingen. Voor mijn doen lig ik laat
- 94 -
op bed en hoor tot diep in de nacht mensen op straat. Maar de Spaanse sfeer en drukte bevallen me wel.
Nederlandse tafel met Marianne, Joop, Sylvia, Kees en Cees. Dat geeft een hoop lawaai en lol. Hub sluit als Limburger natuurlijk geregeld aan bij de Duitse tafel, zodat die ook van onze grappen en grollen kunnen genieten. Ik hoop alleen dat hij niet alles vertaald heeft…
DAG 59. CIRAUQUI, 12 MEI. 27 KM Vrijheid bestaat uit het erkennen van grenzen (Krishnamurti) Om zes uur trommel ik iedereen uit bed en een uur later gaan we op weg. Het is dan al 21 graden en licht bewolkt. We lopen over paden met veel kleurige bloemen en prachtig gezang van vogels. Volgens mij zijn het kanariepietjes. Het is opvallend dat de honden in Spanje niet tot nauwelijks blaffen. Je kunt ze zelfs aaien. Halverwege de ochtend drinken we ergens koffie. Daar ontmoeten we veel bekenden. In Puenta la Reina komen we Ivan en Ambrosio uit Milaan tegen en hebben we een gesprek over voetbal. Daar ontmoeten we ook Anna en Rosalinde, twee vrouwen op leeftijd uit München. Rosalinde heeft de tocht altijd al willen maken, maar durfde niet alleen. Haar man is niet zo’n wandelaar. De sportieve Anna “offert” zich op om Rosalinde te vergezellen. Anna heeft tijd genoeg, want haar twintig jaar jongere man werkt in Rusland. Hierdoor heeft ze veel vrijheid, vertelt ze. Dat ze een vrije vrouw is, blijft ze wel erg vaak en nadrukkelijk herhalen. De verlegen Rosalinde lacht er maar een beetje ongemakkelijk bij. Het is nog vroeg, dus besluiten we door te lopen. In Cirauqui vinden we een prima refuge. Hub, Karel en Hans kennen inmiddels al veel mensen. De refuge is snel vol en mensen worden naar het volgende dorp, op vijf kilometer afstand, doorverwezen. Hopelijk vinden ze daar wel een plek, want anders moeten ze nog eens vijf kilometer doorlopen. En dat zijn geen grappen als je mentaal hebt ingesteld op een plaats, of aantal kilometers of tijdstip. Susan uit Zwitserland krijgt bij de uitbaatster ook nul op het rekwest. Vervolgens zoekt ze de man van de uitbaatster op en na een gesprek mag ze plotseling wel op de grond slapen. Ik zou niet weten wat voor een gesprek ze met hem gehad heeft. Susan is op reis met een minimaal budget en werkt af en toe bij voor kost en inwoning. Zou ze hier morgen afwassen? Bij het eten hebben we een
- 95 -
DAG 60. VILLAMAYOR DE MONTJARDIN, 14 MEI. 22 KM Sin pan y vino no camino Vandaag is het bewolkt en als we vertrekken gaat het regenen. We verlaten het dorpje via een oude Romeinse weg. We passeren veel oude abdijen, kerken en bruggen die veelal speciaal voor de pelgrims aangelegd zijn. Later begint de zon te schijnen en drinken we koffie op een terrasje. Het wandelen is gezellig en het is alsof we al dagen samen onderweg zijn. Er
- 96 -
wordt zelfs gezongen en onze snelheid neemt daardoor ongemerkt toe. We komen langs een oud Benedictijnenklooster, waar vroeger brood en wijn (pan y vino) aan pelgrims uitgedeeld werd. De plaatselijke wijnboeren hebben die gewoonte overgenomen en hier kun je wijn uit een kraan tappen. Die moeten we natuurlijk proeven en ook de waterflessen worden gevuld. Helaas ontbreekt nog het brood. In Villamayor de Montjardin overnachten we in een Nederlandse refuge, die door een christelijke stichting beheerd wordt. In het katholieke Navarra vinden ze dat niet zo leuk en het geeft wat spanningen in het dorp. Na het eten is er een meditatie- en gebedsessie, die ik maar eens bezoek. Een half uurtje reflectie bevalt me goed en is prettig. Hub mist de sessie en is in een diepgaand gesprek met Cees over de vraag of echte liefde wel bestaat. Ik weet niet tot welke conclusie ze gekomen zijn. Cees en Kees zijn twee verschillende mensen. Cees is meer de filosoof en kan zijn mond bijna niet dicht houden. Hij ziet er veel jonger uit dan hij werkelijk is. Hij gebruikt de weg om zijn leven nog eens terug te filmen. Kees is een echte doener, die stilzwijgend het zijne ervan denkt. Hij is net met pensioen en enkele jaren jonger dan Cees en voelt zich verantwoordelijk voor hem. Vandaag maken we ook kennis met Harrie uit Augsburg.
DAG 61. LOGRONO, 15 MEI. 40 KM De moeilijkheid is niet om geld te verdienen, de moeilijkheid is om het te verdienen met iets wat de moeite waard is om je leven aan te wijden (Carloz Ruiz Zafón) In de ochtend is het wat fris, maar na de koffiepauze gaan de truien uit en de korte broeken aan. We lopen door een prachtig gebied met veel variatie van wijngaarden, beboste heuvels, struiken, bloemen, vergezichten, kerken en kastelen. In de ochtend loopt Inge uit München met ons mee. Ze is in Pamplona gestart, omdat ze niet al te veel tijd heeft en lijkt naarstig aansluiting bij een groepje te zoeken. Na wat heen en weer geklets loopt ze door als wij koffie gaan drinken. Wij zijn niet zo interessant voor haar. Ons groepje blijft immers niet zo lang meer in stand. Omstreeks het middaguur
- 97 -
nemen we van Hans afscheid. En Hub en Karel vertrekken morgenmiddag. Dan komen Frans, Coby en Peer en Neel nog een dagje en dan ben ik weer alleen. Dat geeft een dubbel gevoel. Het is een triest gevoel van afscheid nemen, en anderzijds kan ik weer mijn ritme alleen oppakken. We komen vroeg bij de voorgenomen etappeplaats aan en besluiten op een terrasje om door te lopen. Hier zit Susan grote potten bier te drinken met een jongeman, bij wie de tranen over zijn wangen rollen. In de tijd dat wij er zitten gaan er zeker twee halve liters bier in beide lijven. Ik denk dat ze haar ex-vriendje ontmoet heeft. Onderweg kletsen we wat met Sonja uit Duits Limburg. Sonja is een vrouw op middelbare leeftijd en ze neemt regelmatig de tijd om alleen op reis te gaan. Ze is altijd opgewekt en vrolijk, vertelt ze honderduit. Dat kun je ook wel zien. Als zij op reis is, kan, denk ik, haar man lekker tot rust komen. Na 40 kilometer komen we in Logrono aan. Logrono is de hoofdstad van de Rioja en een mooie stad. De refuge is vol en we kunnen eventueel in de kerk slapen. Maar we pakken een pension, want dan hoeven we vanavond ook niet voor tien uur terug te zijn. Later komt ook Susan met haar ex in het pension aan. Knap dat ze na die liters bier nog zo’n eind gelopen heeft. In de refuge zie ik Karel uit Vlaanderen weer terug. Ik had gedacht dat hij al veel verder zou zijn, maar hij heeft een dagje rust gehad. Harry gaat met ons mee een biertje drinken. Hij heeft niet zo’n groot budget, dus zijn rondje zijn blikjes bier uit de supermarkt, die hij stiekem op een terras in onze glazen giet. Ik voel me daar niet prettig bij en laat me dat niet meer gebeuren. Harry is net terug van een verblijf van een jaar in India, waar hij van 10 euro per dag ruim kon leven. In de zomer gaat hij enkele maanden naar de kust van Zuid-Spanje en in september wil hij van Sevilla naar Santiago de Compostela gaan wandelen. Hoe hij dat allemaal financieel regelt, weet ik niet, maar met een klein budget kun je dat natuurlijk lang volhouden. De restaurants bevinden zich in enkele smalle straten. Iedereen staat hier buiten een glas wijn te drinken en tapas te eten. Erg gezellig. Hier pakken we pinchos. Dat is een glas goede wijn met een klein gerechtje van de dag.
- 98 -
De Riojawijnen smaken eigenlijk erg goed. De West-Europese wijnboeren hebben het niet gemakkelijk. Steeds meer nieuwe wijnlanden dringen binnen op de Europese wijnmarkt. De laatste jaren zijn ze de typische Rioja houtsmaak ietsjes aan het terugdringen om de wijn voor een groter publiek toegankelijk te maken. Het zou jammer zijn als ze die traditie helemaal gaan loslaten. Als het alléén om geld gaat, dan verliezen we ons zijn. Wat is dat toch, dat we altijd de grootste willen zijn? Zou daar buiten de aandeelhouders nog iemand gelukkig van worden? Groot is groot genoeg zou ik zeggen.
DAG 62. NÁJERA, 16 MEI. 29 KM Actie geeft reactie De dag van gisteren, 40 kilometer en laat naar bed, voelen we vandaag goed. Vanmiddag gaan Karel en Hub naar het vliegveld en morgen vliegen ze terug naar huis. De route vandaag komt vaak in de buurt van een autoweg en is niet zo interessant. Nájera is een wat groter dorp met een refuge van 92 plaatsen. Ik ben nummer 85 en kan dus nog net binnen. Er komen nog veel pelgrims na mij en die moeten iets anders zoeken. Een hotel of pension. Om 21.00 uur gaat er een sporthal open waar de laatsten een plekje op de grond vinden. Ik begrijp niet waarom dat nauwelijks vooraf gecommuniceerd is. De camino lijkt nu echt een weg te worden waar iedereen gaat haasten om bij de eersten te zijn. Ik heb daar geen zin in, want ik kwam om te onthaasten. En ik heb inmiddels leren vertrouwen dat het wel goed komt. Het komt zoals het komt. Ik neem afscheid van Karel en Hub en kom Kees tegen. Hij is op pad om een slaapplaats te regelen en is wat in paniek. Rustig loop ik met hem mee naar Cees en Guy, die op een terras zitten. Ik heb nog wat telefoonnummers van hotels en pensions in het stadje en vraag aan de cafébaas of hij wil bellen of er nog plaats is en wat dat kost. Binnen vijf minuten is het geregeld, ook nog voor een paar andere pelgrims die aan kwamen lopen. Ze denken nu allemaal dat ik vloeiend Spaans spreek, maar
- 99 -
ik ken echt maar een paar woorden. Zo’n taalwonder ben ik nooit geweest. Het is meer een kwestie van erop afstappen en proberen hen te begrijpen.
DAG 63. ST. DOMINGO DE LA CALZADA, 17 MEI. 21 KM We zetten de wereld op z’n kop Om een uur of vijf in de ochtend beginnen er al mensen aan de plastic zakken in de rugzakken te frummelen. De verschillende soorten kleren zitten in plastic zakken. Dat is gemakkelijk om iets te zoeken en het biedt een extra bescherming tegen de regen. En een half uur later is de helft al uit bed. Om op tijd een slaapplaats te hebben, gaat iedereen er iedere dag nog vroeger op uit. Voordat we het weten zijn straks de dag en de nacht omgedraaid. En zetten we voor schijnzekerheid de wereld op zijn kop. Dan slapen we overdag en wandelen ’s nachts. Wat laten mensen zich toch opnaaien. Ietsjes later ga ik er ook maar uit. Natuurlijk lag ik weer langs een snurker, maar ik heb af en toe toch geslapen. Het is een mooie tocht door rood gekleurde heuvels. Daarna wordt het een glooiend landschap met wijngaarden en korenvelden. Het is vandaag een feestetappe qua afstand en ik neem ook regelmatig pauze, anders kom ik veel te vroeg aan. Mijn benen voel ik nog nauwelijks en ik kan lopen wat ik wil. De voeten branden toch nog wat, als ik in de buurt van de 35 kilometer kom. Het laatste stukje loop ik met Joop, Marianne en Sylvia. Gisteren hebben ze vanwege de drukte hun tent op de camping opgezet. Vanwege de drukte en het gesnurk is een tent hier toch wel handig en ondanks het extra gewicht de moeite waard. Sylvia heeft met Anne en Rosalinde een hotelkamer gedeeld. Rosalinda heeft veel last van de blaren op haar voeten en huilend van de pijn is ze gisteren aangekomen. Via de VVV zoek ik een pension en bij de kathedraal ontmoet ik Frans, Coby, Peer en Neel. Na een week wandelen in de bergen komen ze morgen nog een dagje met me meelopen. Het is leuk hen weer te zien en bij te kletsen. Uiteraard op een terras in een lekker zonnetje. We lopen nog even door het dorp en gaan daarna wat eten. Zoals gewoonlijk een
- 100 -
pelgrimsmenu. Je kunt hier overal voor een bedrag van tussen de zes en negen euro een driegangen menu krijgen (inclusief brood en wijn). Hoewel bijna overal de gerechten hetzelfde zijn, is het goed eten voor een pelgrim. Het eten wordt vandaag in een razend tempo geserveerd. Terwijl je nog eet wordt je bord onder je neus weggehaald. Elizabeth en Paul (Engeland) lopen nog even binnen en we wisselen telefoonnummers uit. Dat is wel gemakkelijk om ,als het nodig is, elkaar te helpen. Voordat we gaan slapen, lopen we nog even door het dorpje.
neem ik vanavond afscheid. Dan kunnen zij morgen lekker uitslapen, voordat ze terug naar Pamplona gaan om het vliegtuig naar Nederland te pakken. Ik voel dat ik nu aan de laatste fase van mijn voettocht ga beginnen. Het begin van het einde.
DAG 64. BELORADO, 18 MEI. 23 KM De weg geeft heimwee voordat -ie ten einde is We staan al vroeg op de keien. Gezien de hitte in de middag is dat geen onverstandige keuze. Het landschap wordt gedomineerd door korenvelden, omzoomd door heuvels en in de verte hoge bergen. Het is jammer dat we vaak in de buurt van drukke, lawaaierige wegen wandelen. Het is maar een dagje, maar Peter, Neel, Coby en Frans krijgen zo wel een indruk van de reis in het Spaanse deel. Ik word nauwelijks nog moe in mijn benen. Met gemak zou ik grotere etappes kunnen maken. Maar waarom zou ik? Ik zie zelfs wat op tegen het einde van de reis. Natuurlijk is het straks weer fijn om thuis te zijn, maar ik heb hier een prachtige tijd. Vrij, zorgeloos, lekker buiten en met leuke mensen in de buurt, mensen die uit alle delen van de wereld komen. En iedere dag reizen naar een nieuwe, onbekende plek. Dat bevalt eigenlijk prima. Natuurlijk heb ik geluk dat ik gezond ben, en niet ziek ben geworden. Ik vraag me af of ik straks weer aan het vaste patroon kan wennen. Het gehaast, de volle agenda, de bekende patronen en de vervreemding van het leven. Ik zal wel zien. Belorado is een mooi plaatsje met een gezellig pleintje. In de middag zit ik op het plein mijn dagboek bij te houden. Gelukkig waait het wat en ik zit hier prima. In Spanje is zo’n pleintje een belangrijke ontmoetingsplaats. In de avond zit iedere dorpeling op het pleintje. Er spelen kinderen en de oudjes zitten gezellig met elkaar te keuvelen. Morgen sta ik vroeg op, dus
- 101 -
- 102 -
8. Samen komen we er wel DAG 65. ATAPUERCA, 19 MEI. 29 KM De grootste bedreiging zijn we zelf Het is vandaag bewolkt en helaas mistig. Dat is jammer, want nu mis ik de vergezichten van de Montes de Oca. Dit is een bergje en daarna komt een bospad van 12 kilometer. In de middeleeuwen was dit een gevreesde etappe vanwege de boeven en de dieven die zich hier schuil hielden. Onderweg kom ik Harrie tegen en we lopen samen naar Atapuerca. Hier overnachten we in een prachtige nieuwe refuge. Ambrosio, Ivan en Elizabeth komen ook hier terecht en we maken samen een lunch. We delen brood, wijn en salade. In deze omgeving hebben ze resten van de oudste West-Europese mens gevonden. We bezoeken in de middag het archeologisch museum, weer eens wat anders. Onze voorouders blijken kannibalen te zijn geweest. Geen wonder dat de vorming van Europa zo moeizaam gaat. En de grootste bedreiging voor de mensheid vormen we nog steeds zelf. We kannibaliseren immers onze aarde. Dit gaat zo gemakkelijk, omdat de gevolgen voor onze kleinkinderen zijn. Of kunnen we zorgeloos met uitputten en vervuilen doorgaan, omdat we een rotsvast geloof hebben dat er wel een technologische oplossing gevonden wordt? Dat lijkt me een naiëve optimistische stelling die ons van onze verantwoordelijkheid ontslaat.
industrieparken lopen. Daar komt bijna geen eind aan. Uiteindelijk vinden we een banketbakker waar we koffie kunnen drinken. Voor het eerst maak ik een boze Spanjaard mee. Elizabeth maakt haar schoenen los omdat ze last heeft van blaren. De bakker is daar helemaal niet blij mee en maakt snel duidelijk dat hij daar niet van gediend is in zijn prachtige zaak. Gelijk heeft hij, we leven te veel in onze beperkte pelgrimswereld. In tegenstelling tot in Frankrijk heb ik hier eigenlijk nauwelijks contact met de lokale bevolking. Ik spreek maar enkele woorden Spaans, maar omdat je van refuge naar refuge trekt, hoeft er maar weinig geregeld te worden. Alles is ingericht op de stroom van pelgrims. En de contacten zijn vooral tussen de pelgrims. De reis in Spanje is daarom niet te vergelijken met het deel door Frankrijk.
DAG 66. TARJADOS, 20 MEI. 31 KM Met beide voeten op de grond Zoals voorspeld regent het vandaag flink. Ik loop samen met Elizabeth aan en Harrie zal ons wel wat later volgen. Na een stijging daalt de weg af naar Burgos. Burgos is een grote stad en voordat we in het centrum komen, moeten we een aantal kilometers door de lelijke voorsteden en - 103 -
- 104 -
Harrie haalt ons hier in, maar heeft veel last van zijn voeten. Hij blijft in Burgos nog wat rusten, terwijl wij in de regen doorlopen. Voorbij Burgos is er in Tarjados in de refuge nog plek. Met Joop, Marianne en Sylvia krijgen we de reservekamer. Die wordt vol met matrassen gelegd en we slapen op de grond. Ik vind het eigenlijk prima zo en slaap liever op de grond dan in de gammele en piepende stapelbedden. Zeker als ik boven slaap, heb ik het wat benauwd. De beheerder houdt er maar een vreemd beleid op na. De één krijgt te horen dat het vol is, terwijl de volgende gewoon binnen mag. Carmen, een Spaanse pelgrim uit Salou, legt me uit dat het geen willekeur is. Hij kijkt naar de afgelegde kilometers en de leeftijd van de zoekende. Knap dat hij dat zo op een weegschaal kan leggen. Het is wel vreemd, dat alleen maar vrouwen binnen mogen komen. Ook vandaag zijn alle slaapplaatsen in de hele omtrek bezet. Er stoppen zelfs auto’s om mensen uit te nodigen voor hotels en pensions. Achteraf blijkt dat er in het volgende dorpje nog een sporthal is geopend. Alleen zijn maar weinig mensen dat te weten gekomen. Deze drukte is het gevolg van een boek over de camino van een Duitse komiek, Haapee Kerkeling, een soort Duitse Paul de Leeuw. Dit boek is nu al geruime tijd het best verkochte boek in Duitsland en heeft een grote stroom Duitsers naar Spanje op de been gebracht. Onbeschrijfelijk dat een roman in korte tijd een zo grote beweging kan veroorzaken. De paus mag hem wel een bedankbriefje schrijven.
DAG 67. CASTOJERIZ, 21 MEI. 31 KM Wie haast heeft, moet eerst gaan zitten Het heeft de hele nacht geregend en ook de hele ochtend gaat dat door. De paden zijn erg nat en vol met natte modder. Na een behoorlijke stijging kom je op de gevreesde Meseta. Dit is een oneindige hoogvlakte, die in de zomer dor is en waar geen schaduwplekje te zien is. Ook het water is hier schaars, maar vandaag niet. Juist de oneindigheid accentueert kleine nuances in de natuur. Ik vind het eigenlijk wel een mooi gebied, met veel verschillende kleuren groen van het koren. En ik vrees niks meer, denk ik
- 105 -
wat overmoedig. (Althans van de wandeletappes!) Hier kent de wereld geen einde. Harrie neemt vandaag een dag rust om zijn benen te laten genezen. Het voelt alsof we hem achter moeten laten. Ik wandel de etappe samen met Elizabeth. Haar vader is anderhalf jaar geleden aan kanker overleden en haar moeder heeft onlangs een borstoperatie ondergaan. De camino is voor haar een groot moment van bezinning en verwerking. Dat geldt overigens voor veel caminogangers. Sommigen hebben een partner verloren, weer anderen zijn vastgelopen in hun werk, zo heeft iedereen wel een verhaal. Een langdurige bezinning kan echter omslaan in naar binnen keren. Het hier en nu is dan een blinde vlek, terwijl dat ook een medicijn kan zijn. Onderweg komen diverse pelgrims teruggelopen. Ze zeggen dat het pad door de regen onbegaanbaar is geworden en nemen een alternatieve route. Ik denk dat ik in Frankrijk wel iets gewend ben geraakt als het gaat over modderige paden, dus ik loop rustig door. Ik trek me niks aan van de wel gemeende adviezen. Uiteindelijk stelt de hindernis niks voor. Ik vraag me af hoeveel pelgrims met eigen ogen deze “hindernis” hebben gezien. Vermoedelijk weinig. Er is een soort collectieve paniek ontstaan, zonder dat mensen weten waarover ze praten. Die verhalen-van-horen-zeggen zijn natuurlijk vanuit sensatiezucht opgeklopt. Ze moeten nu vijf kilometer omlopen. Eigen schuld, dikke bult. Vanuit de verte zie je Castojeriz liggen. Een mooi dorpje, dat in het verleden nog door Julius Cesar is gesticht. Hij bouwde, of beter liet bouwen, een kasteel op de berg. Die Romeinen waren natuurlijk niet dom en hadden vanuit de berg een weids zicht over de gehele Meseta. Onderweg ontmoet ik Kaatje, die vanuit Antwerpen is gewandeld en niet gelopen. (Lopen is in het Vlaams synoniem met hardlopen!) Ik had haar naam al vaker horen noemen. Degenen die zo ver gelopen hebben, hebben al snel bekendheid onder de medelopers. Het is een knappe prestatie om als vrouw van 18 jaar oud alleen op pad te gaan. In Spanje zie je overigens veel jonge vrouwen die geheel alleen de camino wandelen. Dat is hier in ieder geval goed te doen. Ik heb maar één verhaal gehoord over een potloodventer. Normaal gesproken ben je natuurlijk hier niet echt alleen.
- 106 -
Er is altijd wel iemand in je nabijheid. In Frankrijk loop je echt alleen. Daar is op vele plekken niemand in de nabijheid. Om twee uur is de refuge bijna vol en krijg ik een noodplaats in de kelder op de grond. Er zijn relatief veel jonge mensen vandaag. Dat maakt het wel leuk, want stel je voor dat er alleen maar pensionadas zouden zijn. Dat zou ook voor hen niet leuk zijn. Met de vergrijzing voor de deur zou dat nog wel eens kunnen gebeuren. Of zouden ze dan in hun campertjes in de file in Frankrijk staan? Juist variatie in een gezelschap is leuk, maar ook gezond. Het houdt ouderen jong en maakt jongeren wijs. Ik raak met Irene uit Son aan de praat en ze vraagt of ze morgen met ons mag meelopen. Ze is het groepje waar ze nu mee loopt, een beetje beu en wil daarom wat vroeger vertrekken. ’s Avonds eten Irene en Luis, een “Fidel Castro” uit Brazilië, met ons mee. In het iets chiquere restaurant zitten ook Ivan en Ambrosio. Luis verafschuwt de refuges en slaapt in hotels of pensions. Ik kan hem daar eigenlijk geen ongelijk in geven, maar dan wordt het wel een duurdere aangelegenheid, en mis je vooral de contacten met de andere pelgrims. Maar dat is voor hem geen probleem, want iedereen kent de sympathieke Braziliaan, die opvalt door zijn grote grijze baard.
mooie vergezichten. Het tempo is hoog. Als je met meerderen loopt, dan prikkel je elkaar onbewust tot een hoger tempo. En ik merk dat ik de neiging heb om degene die voor me loopt, in te halen. Of in ieder geval de afstand niet groter te laten worden. Hier op de vlakke velden zijn geen bomen en zie je je voorgangers. Halverwege de dag gaat de zon weer schijnen. Met de wind is dat bedrieglijk en verbrand je snel.
DAG 68. VILLALCÁZAR DE SIRGA, 22 MEI. 40 KM Hoe krachtiger de donder, hoe zwakker de regen In het donker grabbel ik m’n natte zooitje bij elkaar. Later zal ik ontdekken, dat ik mijn handdoek vergeten ben. Het regent niet dus kan ik de natte kleren aan mijn rugzak hangen om te drogen. Ik heb in het totaal drie onderbroeken, drie T-shirts, een shirt met lange mauwen, drie paar sokken, een bloes, een trui en twee afritsbroeken. Allemaal van sneldrogend materiaal. Iedere dag was ik wat ik aan heb gehad. Als dat een keer niet gebeurt, of als het nog niet droog is, is dat niet zo’n probleem. Het wordt pas vervelend als ik natte spullen moet gaan aantrekken. Irene is wel vroeg opgestaan, maar blijft nog even zitten. Zonder haar lopen we aan. Vandaag weer een dag op de Meseta. Ik vind dat prima en geniet van de
- 107 -
Elizabeth krijgt vandaag als een donderslag bij heldere hemel te horen, dat bij haar moeder ook kanker aan haar andere borst is geconstateerd en dat deze geopereerd moet worden. Het bericht maakt haar erg gespannen en ongemakkelijk. Op zo’n moment is Australië ver weg. Enkele dagen geleden is een naaste en goed bevriende collega van Joop overleden. Zij had graag enkele dagen met hen meegelopen, maar haar hoop was op een nieuwe gentherapie uit China gevestigd en ze is naar Peking gereisd. Ze heeft er geen baat meer bij gehad en uiteindelijk is ze na de terugreis thuis ingeslapen. Het is niet gemakkelijk om te besluiten wanneer je de reis
- 108 -
afbreekt. Zowel Joop als Elizabeth heeft besloten door te gaan. Tja, een caminoganger leeft dankzij de moderne communicatiemiddelen niet meer geïsoleerd en is niet gevrijwaard van de trieste dingen in het leven. Op zo’n moment is een lange wandeling van 40 kilometer wellicht prettiger dan al vroeg in een refuge rond te hangen. Mentaal heb ik me voorbereid om nog eens zeven kilometer door te lopen voor het geval er geen slaapplaats zou zijn. Tot mijn verbazing zijn er slechts twee personen. De drukte bij de refuges is onvoorspelbaar. Uiteindelijk loopt de kleine herberg ook weer vol. Ook hier kunnen jonge mensen die maar tien of vijftien kilometer hebben gelopen wachten tot 17.30 uur. Echte lange-afstandlopers hebben voorrang. In de avond eet ik met een gezelschap van twee Nederlanders, een Braziliaan en twee Duitse vrouwen. Een van de twee corrigeert voortdurend mijn Duitse grammatica. Ze zal wel een strenge, overspannen lerares zijn. Iemand die graag de baas wil spelen. Ik ben hier niet gekomen om Duits te leren en ik ben mijn eigen baas, dus schakel ik over op Engels. We hebben veel plezier en helaas moeten we om tien uur in de refuge zijn, want de deur gaat dan dicht.
DAG 69. LÉDIGOS, 23 MEI. 30 KM Gewoon doorlopen, er is niets te zien (Rudolf Bakker)
Op het einde van de dag kom ik zeiknat in Lédigos aan en ik heb het koud. Gelukkig heeft de refuge hier kleine kamers met drie bedden, zodat ik niet op zo’n volgepropte zaal met stinkers en snurkers hoef te slapen. Op een verstopt plekje vind ik een badkamer. Niemand heeft dat in de gaten en bij de douches staan mensen te wachten. Ik kan nu ongegeneerd lang in bad blijven liggen. De refuge is een heerlijke oase in de regen. Er is een klein winkeltje, dat op verzoek geopend wordt. Hier koop ik wat brood, serano ham en een flesje wijn. Een picknick op de kamer is zo eenvoudig geregeld. Een open haard erbij en het zou helemaal af zijn geweest. Ondanks de regen is het eigenlijk wel een prima dag en zo’n recht-toe-recht-aan-stuk maakt me eigenlijk niks uit. Toen ik weer thuis was, heb ik mee gedaan aan een onderzoek. En een van de vragen ging over wat of wie het meest irritant was. Zo’n vraag ben ik niet meer gewend en snap ik niet. Ik heb me namelijk niet geërgerd. Zelfs een etappe als vandaag irriteert me niet meer. Irriteren doe je je zelf aan. Wanneer ik geen zin heb om te praten dan versnel of vertraag ik mijn loop. Dat is eigenlijk heel simpel. Ik hoef en moet niks, ik mag de camino lopen. Waarom zou ik, door me te ergeren, een klotedag bezorgen? Nu niet, dan niet en hopelijk nooit meer. Het leven is met 15 kilo op je nek niet zo moeilijk. Geen zorgen over een hypotheek, Arbo-wet, autopech, conflicten op het werk, bezettingsgraad, roddels en gedoe. Het is goed zo, ook al regent het, het maakt mij allemaal niet uit. Ik kom toch wel verder en zo niet, dan is het ook goed. Het is zoals het is.
Voor het eerst sinds lange tijd staat er niemand voor 6.00 uur op. De meeste gasten zijn wat jonger en hoeven niet als eerste bij een refuge te zijn. Het heeft vannacht geregend. Het begint om acht uur weer te regenen en dat zal de hele dag blijven duren. De weg is vandaag weinig inspirerend. Na een bakje koffie in het eerstvolgende dorpje is het vervolg het saaiste stuk van alle dagen dat ik onderweg ben. De weg gaat hier 17 kilometer lang rechtdoor met links en rechts groene velden. Verder niks, geen dorpje, geen huis, geen boom, geen waterpunt, alleen van die maffe pelgrims die net doen of het leuk is om hier doorheen te lopen. Om hier zo snel mogelijk van af te komen zit er maar één ding op en dat is gewoon doorlopen.
Ik tref Luis nog even en na een wijntje gedronken te hebben, loopt hij door. Sonja is er ook en is vanochtend naar de tandarts geweest. Ze is bezig om haar schoenen te repareren. Als een ervaren schoenmaker naait ze de openstaande randen dicht. Tijdens het eten kom ik met een Engelsman in gesprek over de diversiteit aan mensen die de camino lopen. Iedereen heeft eenzelfde kloffie aan, zodat de achtergrond niet zichtbaar is. Rijk of arm, putjesschepper of directeur, iedereen moet gewoon zwoegen en zweten. Over de achtergrond van anderen wordt ook nauwelijks gesproken. Tijdens zomervakanties probeer ik op de camping vaak het beroep van mensen te raden. Die behoefte heb ik hier niet. Maar dit is ook geen vakantie, althans zo voelt het bij mij niet.
- 109 -
- 110 -
DAG 70. EL BURGO RANERO, 24 MEI. 37 KM De stilte is een vriend die je nooit verraadt (Confucius) Vandaag is de hemel blauw. De weg is in het begin best aardig en daarna weer saai. Ik kom langs een plek waar koffie en thee staan. Ook fruit en chocolade zijn uitgestald. Je kunt hier wat pakken en zelf geld in een mandje leggen, er is niemand aanwezig. Regelmatig wordt de koffie ververst. Er is niemand die hier iets steelt, of iets pakt zonder wat geld in het mandje te leggen. Dat is voor mij normaal geworden, maar kun je het je voorstellen in Nederland? Wat normaal was, is nu niet meer normaal, en wat nu normaal is, zal straks ook niet meer normaal zijn. Ik merk dat ik wat vervreemd ben geraakt van de dingen zoals ze gaan. Niet van de mensen thuis, maar van de gewoontes. Kan ik nog wel terugkomen, of zal ik voor eens en altijd “verpest” zijn voor al dat gedoe dat de gemoederen bezighoudt? Ik weet het niet en wil ook geen antwoord vinden. Ik ben immers niks kwijt. Onderweg kom ik Karel weer tegen. Hij loopt samen met Piet uit Limburg. Allebei hardlopers, maar ik haal ze toch in bij een koffietent. Karel pakt straks de trein, want hij heeft niet veel tijd meer en wil nog naar Finisterra. Finisterra is het eindpunt van de oorspronkelijke Keltische route en ligt drie dagen wandelen verder dan Santiago. Het ligt aan de kust op het meest westelijke punt van Europa, zo dachten de Kelten. Daar hield volgens de Kelten de wereld op. Ik besluit daar ook naar toe te lopen. Elizabeth is vandaag erg in zichzelf gekeerd en neemt plotseling, zonder veel te zeggen, een andere route. Ik raak een wandelmaatje kwijt en dat voelt stil en eenzaam. Het afscheid is plotseling en koud. In de Amerikaanse cultuur zijn onderlinge contacten soms toch wel erg koud. Vreemde vogels, of is het zelfbescherming in een sterk individuele overlevingscultuur? Deze overlevingscultuur met grote vrijheid lijkt ook erg individueel gericht te zijn. Het houdt me de rest van de dag bezig en ik vraag me af of ik haar nog terug zal zien. Europa en de “nieuwe” landen zoals Amerika en Australië zijn toch wel verschillend. De emotionele en sociale binding heeft in Europa meer waarde. Soms lijkt het wel of de mensen van de nieuwe landen een knopje “aan” en “uit” hebben, voor als
- 111 -
je niet meer in de buurt bent en dus geen waarde meer hebt. Is hun lach wel echt, vraag ik me af. Of zijn ze zo gewend geraakt om te overleven in een louter rationele, kapitalistische wereld, waar alleen geld en status belangrijk zijn?. Wie ben ik om ze dat kwalijk te nemen en gaan we in Nederland niet dezelfde kant op? In de refuge zitten diverse Nederlanders. Robert uit Breda is een jongeman van 19 jaar, die gisteren een voedselvergiftiging heeft gehad. Hij heeft net als al de andere dagen vandaag weer 40 kilometer gelopen. Dat lijkt me niet verstandig, want dat is niet niks. Samen met Annemieke uit Haarlem bekommer ik me om hem en we zorgen dat hij wat eet en gaat slapen. Robert is gaan wandelen, omdat zijn studie niet bracht wat hij er van verwacht had. Maar hij vindt er niet veel aan en loopt iedere dag ca. 40 kilometer om snel weer thuis te zijn. Nog even denk ik dat je dan ook nú kunt stoppen, maar houd mijn oordeel voor me. Uit een sms-je van Joop blijkt dat “mijn” clubje een halve dag achter me loopt. En dat geeft een eenzaam gevoel. In het cafeetje wordt het weer gezellig. Robert is weer wakker, Annemieke is er ook en Joke en Mieke uit de Achterhoek. Later komt Anne uit België samen met Louis uit Frankrijk binnen. Er ontstaat snel een groepje van vreemde mensen, die een onderlinge band hebben. Een onderlinge band die niet alleen gezellig is maar ook onderlinge steun en hulp geeft. Onbevoordeeld is iedereen geïnteresseerd in de ander en dat is bijzonder. Er zijn toch veel leuke mensen op de wereld.
DAG 71. LEÓN, 25 MEI. 39 KM Verschillende paden kruisen zich daar waar nodig Ik ben vandaag om 5.00 uur al helemaal wakker. In stilte pak ik mijn spullen om de anderen niet wakker te maken. Op de gang pak ik mijn rugzak in en loop naar het café, waar ik koffie en een broodje neem. Op mijn Spaanse manier had ik gisteravond aan de barkeeper gevraagd om open te zijn. En het café is open! Het lijkt of ik in Spanje begrepen word met kennis van tien woorden Spaans. Of zegt mijn gezicht voldoende? Ik
- 112 -
wil al vroeg in de middag in León zijn om de stad te bekijken. De weg is saai en gaat grotendeels langs een autoweg. Een paar keer moet ik deze weg oversteken en dat is levensgevaarlijk. Op dergelijke trajecten versnel ik mijn tempo en dus ben ik al vroeg in León. León is een mooie stad, maar in de refuge aangekomen ken ik niemand. Door mijn tempo ben ik mijn “clubje” kwijt geraakt. Hopelijk zijn de komende etappes interessanter en kan ik wat vertragen om weer aansluiting te krijgen. In de refuge begroet Inge me hartelijk en ze wil een foto van ons samen. Het is een tijd geleden dat ik haar gezien heb. Gelukkig heeft ze een clubje gevonden, waar ze al dagen mee oploopt. Robert is inmiddels ook aangekomen en samen gaan we de kathedraal bekijken. Die is echt fantastisch en wordt niet voor niets gezien als de mooiste kerk van Spanje. Tegen 19.00 uur ga ik wat eten, voor het eerst in Spanje weer alleen. Tegenover mij zit een man in een Duits routeboek te lezen. Ik vraag in het Duits of ik even in het boek mag kijken en hij zegt mij dat ik gewoon Nederlands kan praten. “Dan ben jij Hans van de Kooij” zeg ik. En dat klopt. Eindelijk zie ik de man waar ik in Frankrijk dagenlang op één dag afstand van heb gelopen. Samen halen we herinneringen uit Frankrijk op, het lijkt wel jaren geleden. Dit is toch wel een wonderlijk moment en er zal vandaag nog iets wonderlijks gebeuren. We gaan terug naar de refuge waar Hans meer Nederlanders kent. Eén ervan is Christine. Zij stelt zich voor en ik zeg haar dat ze uit Nijmegen komt. En dat klopt, ook weer. Hub heeft me gisteren ge-smst dat ik binnenkort een Christine uit Nijmegen zou tegenkomen. Hij heeft haar weblog gevonden. Na de wandeling is hij helemaal in de ban van de camino geraakt. Verbaasd kijken we elkaar aan en denken dat dit geen toeval kan zijn. Het is de camino die uit wonderen bestaat. Dit is wel een vreemde avond. Later maak ik kennis met Ettie. Ik heb haar vanmiddag al zien huilen bij de kathedraal en wilde nog naar haar toe gaan om te vragen of er iets mis was. Een domme vraag, want dat zie je zo wel. Soms kan ik uit onnozelheid wel wat spontaan dom zijn. Fijn dat dat ook gewoon mag. Problemen thuis met haar dochter hebben haar helemaal van streek gemaakt. Volgens de ongeschreven code van de weg
- 113 -
geef ik nu maar geen uitleg van die problemen. Die houd ik maar voor me en hoop dat het haar goed vergaat… Overigens huilt iedereen tijdens de camino wel eens een keer. Stil ga ik naar de zegening van de pelgrims door de zusters van het klooster. Dat is mooi en ik word er nog stiller van, terwijl ik voor mijn doen wel veel praat. Maar een praatjesmaker zal ik niet worden, dat hoop ik in ieder geval.
DAG 72. VILLAR DE MAZARIFE, 26 MEI. 22 KM Open your heart Spread your wings And fly on the wind of change To wherever the camino takes you… (bron: onbekend) Om 6.15 uur gaat hier het licht aan. De bedoeling is dat tot die tijd iedereen rustig blijft en door kan slapen. De voordeur gaat pas om 6.45 uur open. Toch zijn er weer van die mafkezen die eerder aan de plasticzakken in hun rugzak zitten te friemelen. Schijnbaar zijn ze zo hyper van de adrenaline die door het lijf spuit, dat ze niet kunnen wachten. Ook ik voel regelmatig in de ochtend echt de adrenaline of zoiets in mijn lichaam, zeker als er een langere tocht op het programma staat. Ik denk niet dat ik door een dopingcontrole zou komen. Op sommige momenten, als ik in een cadans kom met lopen, dan heb ik het gevoel dat ik langer ben en de afstand tot het asfalt groter is. Dat zal wel door een of ander chemisch goedje in mijn hersenpan komen. Na een uurtje lopen ben ik de stad uit en ruik ik weer de schapen. Gelukkig gaat de route niet meer langs een autoweg en wordt de natuur mooier. Hier eindigt de Meseta. Deze door velen gevreesde hoogvlakte vind ik eigenlijk wel prima. Maar de zon heeft niet volop geschenen, want dan zal het wel anders zijn.
- 114 -
wandelt de weg en heeft daar moeite mee. Ze heeft veel last van blaren en komt maar langzaam vooruit. Patrick doet de kleine stukken met zijn moutainbike. Hij maakt tevens een film van de camino en vraagt me of hij mij daarvoor mag interviewen. Ze zijn moe en gaan na het eten snel slapen. Ik kom in gesprek met een groep van zeven Nederlanders die aan een tafeltje naast me zitten. Het zijn broers en zussen, en één zwager mocht mee, die een week met elkaar wandelen. Ze hebben de grootste pret. Zeer geïnteresseerd vragen ze naar mijn ervaringen. Ze zijn de lokale borreltjes aan het uitproberen. Voor ik het weet, is het tegen 24.00 uur! Het is lang geleden dat ik zo laat ben gaan slapen.
Ik loop een halve ochtend met Hans mee en we delen onze verhalen van de reis. Hij heeft zijn broek met spelden kleiner gemaakt, zoveel is hij afgevallen. Als ik voor een tweede rondje koffie stop, loopt hij door. Hij gaat vandaag wat verder dan ik, en ik zal hem verderop wel weer zien. Het is lekker weer en ik wil vanmiddag van de zon genieten. Ik vind een gezellige refuge in Villar de Mazarife, met een tuin en een leuk binnenplaatsje. Op de muren hebben pelgrims tekeningen gemaakt en spreuken geschreven. Eén ervan is het bovenstaande gedicht. En de eigenaar, Jezus, is een vriendelijke man. Het is een privé-refuge, waar een vrijwillige bijdrage van de gasten gevraagd wordt. Wel sympathiek en het zou me niet verbazen als de inkomsten niet minder zijn dan bij een vaste prijs. Later op de dag komt Ettie binnen. Ze is gebroken en heeft de hele nacht niet geslapen. De rust thuis lijkt weer hersteld te zijn en ze kan blijven om haar tocht af te maken. Ze excuseert zich dat ze vandaag weer niet gezellig is en gaat op het einde van de middag al pitten. Een Duits stelletje, Patrick en Heike, vraagt of ik met hen wil eten. We gaan bij Tio Pepe eten. Het eten stelt niet veel voor en we moeten lang wachten. Tio Pepe’s personeel heeft er niet veel zin in vandaag. Patrick en Heike doen de camino in twee stukken. Ze zijn gisteren in León begonnen aan het laatste deel. Heike
- 115 -
DAG 73. ASTORGA, 27 MEI. 30 KM De reis van het leven gaat verder Door de wind is het in het begin van de ochtend koud. De eerste uren laten niet veel fraais zien. Daarna wordt het heuvelachtig en fraai. Vanaf Hospital y Puente de Órbigo loop ik aanvankelijk zwijgend met Margot uit Trier op. Heel voorzichtig raken we aan de praat. Bij een bakje koffie in
- 116 -
Santibáñez de Valdeiglesias vertelt ze, dat ze eigenlijk met haar tweede man deze reis had willen maken. Huilend zegt ze dat hij onlangs is overleden aan een hartinfarct (43 jaar). Na zijn dood is ze goed opgevangen door haar kinderen, familie en vrienden. Het is wel iets té veel bemoederen geworden en daar heeft ze geen meer zin in. Ze gebruikt de tocht om te trachten weer alleen door het leven te gaan. Dat zou voor haarzelf een grote overwinning zijn, maar ook een signaal naar haar naaste omgeving, die ongerust thuis zit. Het is frappant hoe snel de camino ervoor zorgt dat mensen open worden over allerlei persoonlijke kwesties. Ook frappant hoe dat op emoties werkt. Onderweg kom ik 30 Amerikaanse wandelaars uit New York tegen. Ze zijn met een bus en lopen per dag 10 kilometer en rijden dan wat verder naar het volgende hotel. Ieder doet de camino op zijn eigen manier. Met één van de vrouwen wissel ik voor 100 meter onze rugzakken. Dan hebben ze thuis weer een verhaal en 29 anderen kunnen een foto maken. In Astorga zie ik veel vaag bekende gezichten, maar niemand uit mijn “clubje”. Het regent af en toe en die eenzaamheid geeft een triest gevoel. Het zou toch wel leuk zijn om de laatste etappes nog wat gezelligheid te hebben. Ik zal morgen maar niet zo ver lopen, dan pikken ze wel weer aan. In de middag bezoek ik de stad. Het museum met oude religieuze voorwerpen is zeer de moeite waard. En dat geldt ook voor de kathedraal. Als ik op een terrasje zit, komt Margot eraan. Ze komt er gezellig bij zitten en is vrolijk. Ook Patrick vergezelt ons als we samen gaan eten. Heike is doodmoe en een beetje ziek en blijft op haar kamer. Margot is uitgelaten en kwebbelt aan één stuk door. Op het eind van de avond merkt ze dat op, en vraagt of ze niet teveel gekletst heeft. Nee, ik vind het prima dat het haar oplucht, en je ziet haar werkelijk langzaam opbloeien.
DAG 74. RABANAL DEL CAMINO, 28 MEI. 25 KM Door hard te werken hoef je het leven niet aan te kijken
Nieuw-Zeelandse, Duitser en Australiër, zijn wakker. Ik loop langzaam de bergen in door een prachtig natuurgebied. Er staan veel bloemen met mooie kleuren langs de weg. Er is naar mijn gevoel nauwelijks sprake van een stijging, maar mijn wandelgevoel is na twee maanden wandelen wat anders ontwikkeld. Al vroeg loop ik samen met Hans, die ik onderweg tegen ben gekomen, Rabanal del Camino binnen. Ik kan nog wel doorlopen, maar in het volgende plaatsje is maar een kleine herberg. En met een beetje pech is deze vol, dus blijf ik maar hier. Het is vandaag koud en zelfs van een warme douche word ik niet helemaal warm. Wat later op de middag probeer ik op een bankje in het dorp warm te worden door de zon. In de middag hoor of zie je niemand in de Spaanse dorpen. Het is hier immers siëstatijd. Dit staat momenteel ter discussie als gevolg van de vorming van één modern Europa. De hervormers vinden dat het immers niet zo mag zijn in een modern Europees land dat een groot deel van de middag niemand te bereiken is! En bovendien komt zo’n siësta de productiviteit niet ten goede. Deze maatregel zal niet met veel applaus ontvangen worden. Schijnbaar moeten we allemaal hard werken om erbij te horen en genieten van het leven beperken tot vier weken vakantie per jaar. Ik verblijf in een prima refuge. Er zijn wat gezellige Zuid-Amerikanen en Zuid-Afrikanen. Ook Patrick en Heike komen binnen. Joop, Marianne en Sylvia zitten in een andere herberg. En met Joop ga ik samen een biertje drinken bij “onze” bar. Samen evalueren we de weg. Joop is blij dat hij nu met de vut is. Hij zou na de camino niet meer zo snel zijn werk kunnen oppakken. Als manager heeft hij altijd hard gewerkt en was hard naar de medewerkers toe. Hij zou dat nu niet meer kunnen. De camino hakt er in, zou je kunnen zeggen. Patrick maakt van de gelegenheid gebruik om ons beiden te interviewen. Twee van die gekke Hollanders, die helemaal vanuit Nederland gelopen zijn, dat is voor de kijkers wel smullen. Zeker met zo’n Rudi Carell-accent.
Het is vandaag maar een korte etappe en ik probeer wat langer in bed te blijven liggen. Dat wil niet echt lukken. Ook mijn kamergenoten, een Ierse,
- 117 -
- 118 -
DAG 75. MOLINASECA, 29 MEI. 25 KM Ieder begin heeft een eind, en een eind is een nieuw begin Vandaag kom ik langs het Cruz de Ferro. Met 1504 meter is dat het hoogste punt van de camino. Hier leggen pelgrims een steentje neer, dat ze van thuis hebben meegenomen. Met het neerleggen van het steentje wordt gesymboliseerd dat je je lasten, zorgen of zonden hebt achtergelaten. Om een uur of vijf beginnen de eerste mafkezen alweer aan hun plastic zakken te rommelen. Alsof uitgerekend vandaag het ijzeren kruis zal weg lopen. Het is koud, mistig en miezerig. De stijging naar het kruis valt wel mee. Ik ben om 8.00 uur bij het kruis en leg mijn steentje neer op een grote berg. Het is toch wel een emotioneel moment om mijn lasten kwijt te zijn. Niet dat ik de verlichting al voel, maar het is wel bijzonder dat al eeuwen lang hier pelgrims stenen neerleggen. Volgens mij halen ze die ieder jaar met een bulldozer weer weg, maar wat niet weet, wat niet deert. Zo’n symbool is een markering in het leven. Soms is het niet slecht om met een nieuw hoofdstuk van het leven te beginnen. Voor het eerst sinds dagen zie ik Lizzy weer. Ze heeft het zwaar bij het kruis en ik laat haar maar in gedachten staan. De afdaling gaat door een prachtige natuur en loop ik een tijdje samen met Willem die uit Houffalize in de Belgische Ardennen is komen wandelen. Hij gaat erg snel en ik laat hem gaan. Ik heb alle tijd en geniet van de natuur. Ik besluit in Molinaseca in een refuge te overnachten. De beheerder waardeert dat ik Spaans met hem probeer te praten. Liftend ga ik naar Pontferrada om naar een tentoonstelling over de camino te gaan kijken. Binnen vijf minuten heb ik een lift, alleen blijkt dat de tentoonstelling gesloten is. Dat had ik eigenlijk kunnen weten, want het is siësta-tijd. Ik vraag aan een Spanjaard waar en hoe laat de bus terug gaat. Emilo weet dat ook niet precies en spreekt een-en-twintig woorden Nederlands. Hij werkt bij Philips in Leuven en is hier bij zijn ouders op vakantie. Ook de bussen rijden tijdens de siësta niet, dus brengt hij me met zijn auto terug. Hij vraagt nog netjes of ik dat erg vind! De beheerder, Carlos, praat veel met mij. Hij vraagt me of ik getrouwd ben, want ik heb geen trouwring om.
- 119 -
En hij vindt me er voor mijn leeftijd erg jong uit zien. Nu vind ik dat ook wel… maar dit is me teveel een versiertruc. Later op de middag ga ik met de bus terug naar Pontferrada. Josette uit de Vaucluse vraagt of we samen zullen gaan. Ze wil geld gaan pinnen en dan kunnen we op de terugweg de taxi delen. We gaan naar de tentoonstelling die helaas alleen in het Spaans beschreven is. Als ik vraag waarom er geen Engelse beschrijving is, zeggen ze lachend dat Spaans toch de tweede wereldtaal is. Ik probeer nog helder te maken dat het toch een internationale tentoonstelling is, en dat er vele buitenlandse pelgrims zijn. Maar dat argument snijdt voor hen geen hout. Met een stalen gezicht vraag ik dan maar of ze misschien een boekje in het Nederlands hebben. Een antwoord heb ik nooit gekregen, maar daar heb ik niet lang op gewacht.
Josette is ook alleen, haar vrienden zitten een etappe achter haar en ´s avonds gaan we samen eten. Bij het verlaten van het restaurant annex bar komt onze beheerder Carlos binnen. Twee minuten later haalt Carlos ons in met zijn auto en biedt me een lift aan. Hij heeft wel erg snel iets
- 120 -
gedronken! Nadat ik Josette heb ingefluisterd dat ik niet alleen instap, zeg ik wat aarzelend okay. Lachend begrijpt ze me meteen en stapt ook in. In de tussentijd is er een zwaar gehandicapte Spanjaard te voet aangekomen. Ik heb hem vandaag al gezien, hij loopt op zware verhoogde schoenen. Hij maakt nog geen drie kilometer per uur. Hij is de vrolijkheid zelve en geniet van alle hulp die hij krijgt. Helaas heeft niemand wijn meer, want een glaasje zou er bij hem wel ingaan. Het is een prima herberg, maar ik doe geen oog dicht!
DAG 76. TRABADELO, 28 MEI. 39 KM Het koren wordt niet verstikt door het onkruid, maar door de nalatigheid van de boer (Chinees gezegde) Vandaag heb ik een lange etappe uitgestippeld en vertrek al om 6.00 uur. Het eerste deel bestaat uit het in- en uitlopen van Pontferrada, een redelijk grote stad. Van deze steden is het centrum altijd prachtig, maar de rest van de wandeling door de stad is vervelend. Ook is het niet eenvoudig de weg te vinden. Zeker vroeg in de morgen als er geen inwoners, zijn die je wel corrigeren als je verkeerd dreigt te lopen. Daarna wordt de weg prachtig door de heuvels en gevarieerde natuur. De kersen zijn al rijp en sommige pelgrims vinden het nodig om deze zelf te plukken. Het is niet voor iedereen eenvoudig om zich als gast te gedragen. Na Villafranca del Bierzo neem ik een alternatieve route. In plaats van de weg door het dal, die langs een autoweg gaat, neem ik de camino duro. Deze gaat werkelijk steil omhoog, maar is prachtig. Je hebt hier fantastische vergezichten. Er zijn maar weinig pelgrims die dit traject kiezen, maar bijna op de top aangekomen zitten daar de dappere Nederlanders Hans en Shajid te picknicken. Dat lijkt me ook een goed idee en ik sluit bij ze aan. De gele pijlen zijn hier schaars, maar ik heb vandaag geluk en gok bij iedere afslag goed. Veel pijlen zijn onzichtbaar door het onkruid of staan op omgevallen bomen. Diverse anderen zijn hier wel verdwaald en komen pas laat aan.
- 121 -
Na een lange afdaling kom ik aan in Trabadelo waar ik Joop, Marianne en Sylvia weer zie. Willem is er ook al en Hans en Shajid komen later. Shajid uit Haarlem kent veel mensen. Er komen nog diverse pelgrims langs in de namiddag en hij kent ze allemaal. Het is prachtig weer en met Joop en Marianne drink ik een biertje op het terras. Sylvia voelt zich niet lekker en is erg moe. Haar maag is van streek en ze heeft lichte koorts. Ze besluit om haar rugzak morgen met een taxi omhoog te laten brengen, want morgen krijgen we een redelijk zware bergtocht voor de kiezen. Hans, Willem en ik eten wat in het plaatselijke restaurant.
DAG 77. O CEBREIRO, 31 MEI. 20 KM Als je een varken vooruit wil krijgen, dan moet je hem aan zijn staart naar achteren trekken Vandaag bestaat de route uit een vlakke weg door de vallei en vervolgens een fikse stijging van acht kilometer. Sylvia besluit niet alleen haar rugzak mee te geven met de taxi, maar om ook zelf in te stappen. Ze zit er even doorheen. Het is vandaag een Nederlandse wandeling met Hans, Marianne en Joop. Met zijn vieren hebben we zo´n 10.000 kilometer in de benen en dat geeft wel een speciaal gevoel. Het regent nagenoeg de hele dag en dat is jammer voor het zicht. Regen is niet écht fijn. Tijdens het wandelen maakt me een beetje regen eigenlijk niet zoveel uit. Maar als je vroeg aankomt en de refuge is niet zoveel, dan is een regenachtige middag niet het leukste moment. De refuge in O Cebreiro wordt momenteel verbouwd en we slapen in portocabins. Deze zijn volgepropt met stapelbedden en ik krijg daar echt engtevrees. Ik zou willen dat deze dag snel voorbij was en verveel me. Iedereen ligt op bed en ik loop het toeristische Keltische dorpje in. Daar probeer ik dobbelstenen te kopen, wat natuurlijk niet lukt. Ik kom Luis tegen die lekker zit te eten. Na het eten loopt hij met twee andere Brazilianen door tot de avond. Later wordt het droog en lopen ook Joop en Marianne wat rond. Samen bekijken we de kerk en wat gebouwen. Joop en ik proberen nog een lokale borrel, licour herbas. ´s Avonds eten we met een grote groep: Hans, Marianne, Joop, Carmen, Ivan, Ambrosio, Elizabeth en
- 122 -
Sylvia probeert ook een beetje te eten. Zij wil morgen nog een keer een taxi nemen en hopelijk is het dan voorbij. De cabine stinkt als een varkenskot en het is er verschrikkelijk benauwd, maar gelukkig snurkt er niemand. Uitgerekend hier slaap ik als een roos.
DAG 78. SAMOS, 1 JUNI. 30 KM Het is een zegen om te kunnen vergeten (Loe Hsün) Het ziet er vandaag weer slecht uit. De donkere wolken voorspellen niet veel goeds. Ik loop alleen aan, want ik heb geen zin om op de anderen te wachten. We zien elkaar op het eindpunt in Samos wel. Er moeten nog twee korte beklimmingen gemaakt worden en dan volgt een lange afdaling. Gelukkig wordt het weer beter en dat doet mijn gemoed goed. Tijdens de afdaling tref ik Anne uit Bonn. Shajid heeft me al eens aan haar voorgesteld. Door ontstekingen aan haar pezen van haar voeten komt ze
- 123 -
nauwelijks vooruit. Desondanks heeft ze goede zin en geniet ze van haar reis. Volgens mij heeft ze altijd goede zin en dat helpt haar om met de pijnlijke voeten door te lopen. Ze stopt bij ieder bloementje en bij ieder vogeltje dat ze hoort fluiten. Dalen is voor je voeten geen fijne bezigheid, dat kan ik inmiddels wel vertellen. Ze verbaast zich erover dat Nederlanders meestal goed Duits spreken, maar dat andersom de Duitsers geen Nederlands spreken. Dat is niet zo vreemd, leg ik haar droog uit. Wij hebben er moeite voor gedaan om de taal te bestuderen. Het tempo is voor mij te laag en ik loop door. Galicië kent een mooie natuur. Het is een arm gebied met mooie dorpjes en boerderijen. De meeste schuren zijn vervallen, maar er zijn ook huizen die prachtig opgeknapt zijn. Dat zullen wel vakantiehuizen zijn. Je vraagt je af, wat er gebeurt als de oude boeren er niet meer zijn. Zal deze streek dan ontvolken? Want het lijkt me niet eenvoudig om het bedrijf over te dragen. Een toename van vakantiehuizen ligt dan voor de hand. Jammer, daarmee verandert wel het karakter van de streek. Het is net als in de natuur. Dingen verdwijnen en in de open ruimte ontstaat wel iets nieuws. Daar moeten we niet té krampachtig over doen. Tegen de middag hoor ik in een verlaten straat in Triacastela iemand naar me roepen. Het blijkt Luis te zijn, die uit een hotelkamer hangt. Hij is net wakker en gaat ontbijten. Hij heeft een ander ritme dan de meesten. Tegen drie uur neemt hij een warme lunch met een lekker flesje wijn en loopt daarna tot de avond door. Eigenlijk helemaal niet zo gek. Vandaag verblijf ik in een klooster in Samos. Het klooster (VIe eeuw) is het oudste van WestEuropa. Onderweg halen Joop, Marianne en Elizabeth me tijdens mijn picknick in. Elizabeth heeft dagen met Carmen opgelopen en heeft nu aansluiting gevonden bij Marianne en Joop. Waarschijnlijk is ze uitgekeken op het gezelschap van Carmen, of is ze de stemmingswisselingen van Carmen beu. Carmen kan uitgelaten en vrolijk zijn en plotseling omslaan naar afwezigheid. Alsof ze je niet meer kent. Hans heeft in Triacastela onderdak gevonden en vertraagt wat om gelijktijdig met zijn vrouw in Santiago aan te komen. Vanochtend heb ik afscheid van hem genomen. Met zijn vieren lopen we in marstempo door.
- 124 -
Vanuit de hoogte zien we het klooster in een dal liggen. Een prachtig gezicht. Kloosters met een oude binnentuin hebben iets speciaals. Zeker zoiets ouds. Het is echt een bijzondere ervaring om hier te lopen. Om hier te zijn. Tijdens een wandeling door het dorp kom ik Sjoerd tegen. Hij is met een brommerauto vanuit Amsterdam onderweg naar Portugal. Hij heeft zeer zware epilepsie en daarom is zijn auto versterkt met een stalen kooi. Als hij op de weg een aanval krijgt, dan is dat een beperkte verzekering voor hem. Hij heeft al twintig dagen geen Nederlander gezien of gesproken en vindt het leuk om wat te kletsen. Ik ken dat wel. Hij mag niet meer werken en hoeft ook niet meer te werken. Dat laatste heeft als prijs dat hij zijn ouders niet meer heeft. In Portugal woont zijn broer en hij wil daar ook een huis kopen. ´s Nachts blijk ik omsingeld te zijn door snurkers, boven, links en rechts, en doe ik dus weer geen oog dicht. Het zou toch heerlijk zijn, als ik zelf zo zou kunnen snurken. Maar ik heb geleerd om me daar niet druk over te maken en rust wel uit.
- 125 -
- 126 -
9. Het einde in zicht DAG 79. PORTOMARIN, 2 JUNI. 35 KM Een vogel zingt niet omdat hij ergens antwoord op heeft; hij zingt omdat hij een lied heeft (Chinese wijsheid) Vandaag is het prachtig weer. Galicië heeft een klimaat dat met Bretagne te vergelijken is en kent dus veel regen. Maar nu is het prima. De natuur is groen en er bloeien veel bloemen. Het weer in Spanje schijnt in 200 jaar nog niet zo slecht geweest te zijn, dus geniet ik maar van het zonnetje. Sylvia begint vandaag weer en ik loop met haar rustig aan. Zo kunnen Joop en Marianne nog wat dagen samen lopen en nakletsen over hun reis. Sylvia kan nu haar tempo zelf bepalen en ik pas me wel aan. De weg gaat door kleine dorpjes en het is stijgen en dalen. In Sarria bezichtigen we nog een klooster. Een indrukwekkend klooster met mooie kloostergangen en een prachtige vloer, gemaakt van kiezelstenen. In de kloosterkerk krijg je weer een magisch gevoel. Het complex staat op de juiste plek! Langs de weg staan veel oude eikenbomen en er zijn diverse eeuwen oude erfafscheidingen van stenen. We passeren het punt waar de afstand tot Santiago nog maar 100 kilometer is. Het einde komt in zicht. Het wordt ook drukker door de pelgrims die alleen dit laatste stuk doen. Dat is voor het verkrijgen van het caminocertificaat voldoende. In het katholieke Spanje doet een vermelding van de camino op je CV het wel goed. In juli en augustus komen er ook veel jonge Spanjaarden die proberen een goedkope vakantie te hebben. Iedereen loopt de camino op zijn eigen manier. Mij irriteert het niet. Ook Carmen sluit zich af en toe bij ons aan en gezamenlijk lunchen we buiten. We delen worst, kaas, chocolade en brood. Hartelijk begroeten we de pelgrims die ons passeren en we voelen ons als God in Frankrijk.
is behoorlijk vol en het is warm. Als we met de hele club gaan eten vraagt Mathias, een Duitser ,of hij mag aansluiten. Mathias is een aardige gast en is overspannen, zo vertelt hij binnen vijf minuten. Hij werkt een jaar niet, voelt zich eenzaam en heeft veel heimwee. Zo snel als mogelijk is wil hij weer naar huis. Hij heeft al antwoord op zijn vragen. Hij wil het werk blijven doen en heeft de conclusie getrokken dat hij tóch een family man is. Door zijn heimwee denkt hij toch bij zijn familie op zijn plek te zijn. Ik hoop dat zijn antwoord écht is en dat hij zichzelf niet voor de gek houdt. Deze gedachten houd ik maar voor mezelf. Hij straalt nog steeds de stress uit, die de bron van zijn overspannenheid is. Ik raad hem aan om wat rustiger te gaan lopen en te vertrouwen op het feit dat hij later op de dag ook wel een slaapplek vindt. Twijfels heb ik ook over het afdwingen van een antwoord op levensvragen tijdens de camino. Natuurlijk kunnen er antwoorden komen, maar wellicht ook niet. Er is niet op alle vragen een antwoord en momenten van inzicht kunnen overal komen. Tijdens de wandeling, op het toilet, in de auto of in je slaap. Joop en ik nemen nog een borrel, dan kan ik tenminste met dat gesnurk weer eens slapen.
Voordat we Portomarin binnenlopen, staat er een tafel met frisdrank. Voor een zelf te bepalen vergoeding kun je hier iets pakken. Het geld leg je op een schotel en er is niemand die er niks oplegt of iets van afpakt. De refuge - 127 -
- 128 -
DAG 80. PALAS DE REI, 3 JUNI. 25 KM Een dag zonder lach is een dag niet geleefd
DAG 81. ARZÚA, 4 JUNI. 31 KM Samen uit, samen thuis
Bij het vertrek is het mistig. Als je loopt, zweet je al snel en als je even stil staat, is het koud. Nu is Elizabeth ziek en ze heeft dezelfde verschijnselen als Sylvia. Beiden drinken uit zo´n waterzak. Het zou mij niet verbazen als die de bron van het kwaad is. In de slang blijft natuurlijk water zitten en bij warmte kunnen zich daar allerlei ziektekiemen ontwikkelen. Sylvia, Elizabeth en ik lopen met z’n drieën aan, maar al snel ga ik op mijn eigen tempo door. Ook vandaag is het een mooie tocht door kleine dorpen en er zijn vaker koffietentjes. Er is een continue stroom van pelgrims onderweg. Het zijn er echt honderden. Je vraagt je af waar die allemaal slapen.
Santiago komt nu écht dichtbij. De tocht van vandaag gaat voornamelijk door bossen van eucalyptussen. Dit is geen inheemse boom, die oorspronkelijk uit Australië komt. Waarschijnlijk zullen monniken of zeevaarders enkele exemplaren meegenomen hebben en dat is natuurlijk uit de hand gelopen. Als onkruid heeft de boom zich verspreid. In Arzúa komt de gehele groep weer bij elkaar. Gezamenlijk gaan we inktvis en octopus eten. De ober die ons bedient, heeft het wel gehad met pelgrims. Ik kan me daar wel iets bij voorstellen. Sommige pelgrims proberen voor een appel en een ei de reis te maken. Veel zullen ze in het restaurant niet spenderen en een goede fooi zit er ook niet in. Vermoeid neemt hij onze bestelling op. En ik denk: “Kies dan een ander vak en ga afwassen of zoiets”. Misschien moet hij dat straks nog doen en maakt dat hem chagrijnig. We laten de gezelligheid niet door hem verpesten. Iedereen voelt dat het einde en daarmee ook het afscheid dichterbij komt. Je ziet nu steeds minder mensen alleen lopen. De meeste kiezen ervoor om samen de laatste dagen naar Santiago te lopen. Het is prachtig om te zien en te ervaren hoe er een vriendschapsband ontstaat tussen zomaar een groepje wandelaars.
We stoppen bij een nieuwe refuge aan het begin van het dorp. Elizabeth kan daar gaan rusten en Joop, Marianne, Sylvia en ik gaan in de zon picknicken. Volgens de beheerster kunnen we op zondagmiddag in het dorp niets meer kopen. De winkels zijn al dicht. Eigenwijs als ik ben, denk ik dat dat klopt, en doe ik toch een poging. Het zal vreemd zijn als ik niet ergens brood en wijn kan vinden en ik loop enkele kilometers door naar het dorp. De bakker is nog open en in een café vraag ik de baas onnozel naar een supermarkt. Hij zegt dat alles dicht is, maar ik moet maar even gaan zitten. Hij zal gaan kijken en praten. Binnen vijf minuten is de supermarkt alleen voor mij open en kan ik kopen wat ik wil. De eigenaresse vindt het prima om toch even open te gaan om me te helpen. Ik spreek haar aan als de directeur en bedank haar hartelijk. Breed grijnzend kom ik de refuge binnen. De beheerster heet me hartelijk welkom en begrijpt er niks van hoe ik dat geflikt heb. Ik eigenlijk ook niet en knipoog naar boven. Ambrosio en Ivan komen uit het dorp terug na om ons op te zoeken en tegen de avond komt Luis ook nog langs gelopen. Als hij ons ziet, komt hij nog even kletsen en moppen vertellen. Die nacht slaap ik prima.
- 129 -
DAG 82. MONTE DO GOZO, 5 JUNI. 35 KM Bloemen bloeien ook niet het gehele jaar De hele nacht heb ik op de plastic matrassen die op de grond tegen elkaar liggen, liggen draaien en heb ik geen oog dicht gedaan. Dat geeft me een onrustig gevoel. Joep uit Boxtel komt me de laatste dagen vergezellen. Ik pik hem in Pedrouzo op. We hebben onderweg een picknick georganiseerd, dus Joep valt met zijn neus in de boter. Met simpele dingen maken we er een waar feest van. Mooi, hoe je van kleine, simpele dingen kunt genieten. Als Joep nu maar niet het beeld krijgt, dat het alléén maar feest is. Maar we hebben het ook niet slecht. Al die moeilijke dagen en momenten ben ik alweer vergeten. De leuke momenten herinner ik me nog wel. Prettig, een
- 130 -
selectief geheugen. Als je aan planten denkt, dan denk je aan bloemen. Alsof die het hele jaar bloeien… Joop vertelt dat je na wat glazen wijn best door kunt lopen, maar wel stevig dan loop je het eruit. Vooruit, dat doen we dan maar. Joep houdt ons goed bij, maar Sylvia en Elizabeth haken af. Ze zijn ook maar net hersteld. In Monte do Gozo staat een refuge voor liefst 800 pelgrims. De barakken zijn gebouwd voor het bezoek van de paus enkele jaren geleden. Eerst overwegen we nog om Joep, die geen pelgrimspas heeft, binnen te “smokkelen”. Maar al snel laten we die kwajongensstreken maar voor wat ze zijn. We hebben geen zin om straks als pubers uit de refuge te worden gezet. Joep en ik pakken samen een hotel. En dat is eigenlijk veel gezelliger dan die ongezellige barakken. Bovendien kunnen we samen wat bijkletsen.
- 131 -
DAG 83. SANTIAGO DE COMPOSTELA, 6 JUNI. 5 KM Het pad gaat omhoog En weer naar beneden Gaat weg, ver weg, Maar keert ook weer om En gaat terug Uiteindelijk, wel Zoals alles Het is vandaag prachtig weer en opgewekt lopen we de vijf kilometer naar Santiago de Compostela. Het is indrukwekkend om het plein van de kathedraal op te lopen. Ik heb nog niet het gevoel dat het erop zit, want ik wandel nog drie dagen door naar Finisterre. Finisterre, het einde van de wereld, was het eindpunt van de Kelten. Bij hen was de sterrenweg al een belangrijk religieus ritueel. Na een eerste indruk van de kathedraal gaat iedereen naar het pelgrimsbureau om een certificaat te halen. Het certificaat is het bewijs dat de tocht voltooid is. Voor het bureau staan diverse mensen, die een kamer aanbieden. Bij één van hen reserveer ik een appartement voor zes mensen. Als ik als “trotse bezitter” van mijn diploma, het papiertje doet me niet veel, naar buiten loop, ontmoet ik Josette. Zij is onderweg naar haar vertrekplaats en loopt nog even langs het bureau om te kijken wie er aangekomen is. Toevallig dat we elkaar nog net treffen. Daarna kom ik Karel, en dan Willem tegen. Dat kan geen toeval meer zijn. Natuurlijk niet, het is gewoon kansberekening. Iedereen komt op het plein en bij het bureau. De plaats is dus geen toeval. Het moment wel, daarbij heb ik het gevoel dat het geen statistisch toeval is. Om 12.00 uur is er een indrukwekkende mis in de kathedraal en het is er hartstikke druk. Volgepakte Kees en Cees zie ik nog in een flits door de kerk sjouwen. Het is een lange tijd geleden dat ik hen gezien heb. Het bekende, grote wierookvat wordt gerestaureerd. Ik mis nu het ritueel dat liefst acht personen het vat laten rondslingeren om de stank van de pelgrims te verdrijven. Tijdens de viering denk ik aan alle mensen die me op het pad geholpen hebben, en iedereen die ik heb ontmoet. En dat zijn er velen. Mijn ogen hou ik niet helemaal droog. Na de mis omhelzen we
- 132 -
volgens eeuwenoud gebruik het beeld van Jacobus om hem te bedanken voor zijn bescherming tijdens de lange tocht. In de middag nemen Joep en ik een luxe lunch en drinken daar bij Cava, een Spaanse champagne. Sonja, die ik vele dagen ben tegengekomen, komt er ook bij zitten en tettert me de oren van onze kop. Ze heeft allang geleden haar terugreis geboekt en is vroeger dan gepland aangekomen. Ze heeft daarom een reis naar Fatima geboekt. Santiago is een mooie stad met veel toeristen, maar om hier nu een week rond te hangen lijkt me wel erg lang. Ik zie veel bekende gezichten. Ze stralen allemaal uit dat ze blij en trots zijn het gehaald te hebben. En het is natuurlijk ook een hele prestatie, ongeacht waar je begonnen bent. ’s Avonds eten we voor het laatst met het hele stel en neem ik afscheid van Carmen en Entzo.
- 133 -
- 134 -
10. Naar het einde van de wereld en het begin van de weg DAG 84. NEGREIA, 7 JUNI. 22 KM Verdwalen is een onvermijdelijke omweg die iets nieuws brengt In de ochtend neem ik afscheid van Joop, Marianne en Sylvia. Dat is lastig, ik heb intensief met hen opgetrokken. En op een gegeven moment raak je aan elkaar gehecht. Ze wonen niet ver van me vandaan in Nederland en hen zal ik vast en zeker nog eens zien. Ook al hebben we adressen uitgewisseld, vrees ik dat ik de anderen nooit meer zal zien. Ik neem afscheid van Joepie, die zie ik binnenkort in Boxtel weer. De route uit Santiago is maar kort en al snel ben ik in de mooie natuur. Helaas is het in de ochtend mistig en kan ik niet genieten van het uitzicht op de stad. Ik vergis me in de route en loop gedurende een uur volgens rode pijlen omhoog een berg op. Op de top geef ik toch maar aan mezelf toe dat ik verdwaald ben en besluit de route terug te volgen. Eigenlijk dom, ik had moeten weten dat er regelmatig gele pijlen hadden moeten staan. Ik heb mezelf voor de gek gehouden. Ik maak me niet druk om die extra twee uur, ik kan niemand de schuld geven en het woord irritant komt niet eens in me op. Het is een mooi stukje natuur dat ik anders niet gezien zou hebben. Verdwalen is maar een mentaal construct. Niets meer en niets minder. Tegen de middag komt de zon door en is het meteen erg warm. Het is maar een korte etappe en ik neem de tijd. In een afgelegen plaats ga ik koffie drinken en als vanzelfsprekend doen ze er hier ongevraagd een borrel in. Een grappige gewoonte en ik heb er vandaag geen problemen mee. Als een van de laatsten krijg ik bij de refuge nog een matras en ik installeer me buiten op de veranda. Ik ontmoet nieuwe mensen: Chris uit Engeland, de Amerikaan Mathew, Holger een Duitser en Maikel uit Denemarken. Tot laat in de avond drinken we in het donker met elkaar een wijntje buiten op de veranda. Pedro, een Spanjaard, komt er ook bijzitten. Vanmiddag ging
- 135 -
hij erg onredelijk tekeer tegen andere gasten. Hij beschuldigde hen ervan, dat ze niet gelopen hadden maar de taxi hadden gepakt. Daardoor heeft hij geen goede slaapplaats. Ik vind dat ongewenste stemmingmakerij. Hij laat me zien, dat hij nauwelijks spieren in zijn benen heeft en daarom niet zo snel kan lopen. En hij laat nu merken spijt te hebben van zijn uitval. Hopelijk kan hij het ook opbrengen om dat aan de beschuldigden over te brengen.
DAG 85. CORCUBIÓN, 8 JUNI. 54 KM Het gezicht van een mens herken je bij licht, zijn karakter bij donker (Oosterse wijsheid) Alweer gaan enkele mensen vroeg in het donker weg. Ik vraag me af hoe ze de weg dan vinden. Van de natuur zien ze in ieder geval niks. Het is de hele dag bewolkt en er waait een fris windje. De eucalyptussen verdwijnen en struikgewassen domineren nu het landschap. Ik kom al vroeg in de beoogde etappeplaats aan en besluit door te gaan. Waarschijnlijk nog 20 kilometer. In totaal wordt dat dan 55 kilometer. Ik wil nog één keer, net als in Frankrijk, mijn benen voelen en alleen zijn. De afstand valt eigenlijk wel mee. Natuurlijk voel ik mijn benen, maar dat is wel een voldaan gevoel. Ik overnacht in een plaatsje aan de Atlantische kust. Het heet hier de kust van de dood. Al snel wordt de oceaan hier 4000 meter diep en er verdwenen hier vroeger nogal wat schepen. Vandaar die naam. Ik ben weer eens een dag helemaal alleen en die rust is wel prettig. Zo heb ik tijd om een tussenbalans op te maken. De Spaanse camino is heel anders dan de Franse chemin. Beide onderdelen zijn nauwelijks te vergelijken. Het Spaanse deel is druk, ongelofelijk druk eigenlijk. Dat merk je met name bij de refuges. Soms lijkt het wel een ratrace om op tijd bij de refuge te zijn. In de nacht gaan sommigen al nerveus op pad. Ze gaan voor de zekerheid en hebben nog niet de rust om op de weg te vertrouwen. Overigens heb ik geen enkele keer meegemaakt dat mensen geen slaapplaats hebben gevonden. Er zijn ook meer jongeren en het is gezellig. Het Spaanse deel is voor mij het ervaren van vriendschap, onderlinge hulp en steun van de
- 136 -
pelgrims. Natuurlijk is dat ook zo in Frankrijk, maar daar ben ik bijna geen pelgrim tegengekomen. Diverse mensen zie je regelmatig en er ontstaat al snel een hechte band. Als je wilt ben je hier geen enkele dag en avond alleen. Echt vervelende mensen ben ik niet tegengekomen. De weg selecteert, denk ik, mensen die op een of andere manier elkaar verstaan. Spanje is helemaal ingericht op de stroom van pelgrims. Er zijn refuges, pelgrimmenu’s en overal gele pijlen. Je hebt wel minder contact met de lokale bevolking, voor zover je al door gebrekkige taalbeheersing met hen kunt communiceren. De meeste Spanjaarden beheersen immers alleen het Spaans. Vaak blijft het bij een vriendelijke wens van goedendag. In Spanje heb ik sterke benen gehad. Ik heb kunnen lopen wat ik wil. Mijn voeten gaan nog wel iedere dag branden, als ik in de buurt van de 35 kilometer kom. Verder ben ik niet ziek geweest. Spanje is een behoorlijk stuk goedkoper dan Frankrijk. Dat scheelt echt meer dan één slok op een borrel. De natuur en dorpen zijn prachtig, maar ik had daar grootsere verwachtingen van. Met name enkele etappes die veel langs autowegen komen, zijn vervelend.
Bij de vuurtoren kom ik Anne uit Bonn weer tegen. Ze heeft ondanks haar blessures Santiago gehaald en is met de bus naar Finisterre gekomen om nog wat uit te rusten. Ze heeft haar terugreis kunnen uitstellen. In het zonnetje bespreken we onze ervaringen. Beiden zijn we het erover eens, dat de camino nu pas begint nu hij ten einde lijkt. De vraag is: wat blijft erover en wat ga je er mee doen? Ik zie dat wel en zal dat wel ervaren. In het dorpje kom ik Inge weer eens tegen. Haar clubje is naar huis en ze blijft nog enkele dagen om te genieten van het strand. Zonder clubje kan ze zich nu ook ontspannen en dat is leuk om te merken. Ook Holger blijft hier nog even genieten. We gaan gezellig samen eten. Geen van ons heeft kleren verbrand. Een symbool voor dit moment heb ik niet nodig.
DAG 86. FINISTERRE, 9 JUNI. 14 KM Belangrijk is niet alleen de weg die je gaat Maar ook het spoor dat je achterlaat (bron onbekend) Vandaag heb ik uitgeslapen tot 7.30 uur. Het is nog maar een korte etappe met mooie uitzichten op baaien aan de oceaan. In de verte zie ik Finisterre al liggen. Het is een mooi dorpje met prachtige stranden. Iets voorbij het dorpje staat een vuurtoren op het meest westelijke punt van het vasteland van Europa. Hier heeft een Keltische zonnetempel gestaan. Voor de Kelten hield hier de wereld op. Volgens de Kelten werd je hier als ander mens herboren. Je moest dan eerst baden in de oceaan, je kleren verbranden, de zon onder zien gaan en de volgende ochtend werd je als ander mens wakker. Later is deze Keltische route “omgetoverd” tot een katholieke bedevaartroute. Het is een mooi eindpunt van mijn tocht. Het is mooi geweest. Basta.
- 137 -
In het huis waar ik een kamer heb, zitten ook drie oudere vrouwen. Eén van hen komt uit Amsterdam en is begin februari in Maastricht gestart. In Frankrijk heb ik haar naam al enkele malen in de gastenboeken zien staan. Vreemd om haar op de valreep nog te ontmoeten. We drinken gezellig samen een slaapmutsje en de dag is weer voorbij.
- 138 -
SANTIAGO, 10 EN 11 JUNI Het najagen van de wind
daar niks meer van, maar je kunt nooit weten. We nemen op het plein afscheid. Op de valreep kom ik Ivan en Ambrosio nog tegen. Ze gaan morgenochtend terug en we nemen hartelijk afscheid van elkaar.
Vandaag ga ik met de bus terug naar Santiago. Ik maak nog een tussenstop in Cee en Muxia. In Cee koop ik een nieuwe spijkerbroek. Eindelijk weer eens nieuwe kleren aan. Dat is een fijn gevoel. Hier heb ik lang naar uitgekeken. Ik moet nog even wachten op de bus tot ik naar Muxia kan. In Muxia heeft de apostel Jacobus nog gepredikt, maar zonder al te veel succes. Muxia is een rustig dorpje aan de oceaan en ik loop daar nog een paar uur wat rond te slenteren. In de bus naar Santiago zit Margot. Ze heeft nieuwe kleren aan en heeft haar ogen opgemaakt. Voordat ik haar herken, vliegt ze me om mijn nek. Ze glundert en ziet er echt uit als herboren. Hebben die Kelten toch gelijk gehad. Nu kijkt ze ernaar uit om boven de wolken te vliegen, terwijl ze eerst niet durfde te vliegen. Zo kan ze even nog iets dichter bij Peter, haar overleden man, komen, zodat hij mee kan genieten van de nieuwe Margot. Ze kan weer alleen zijn, ze durft weer met mannen te praten, ze wil weer leven. Ik was de laatste die nog op haar lijstje stond van mensen die ze nog wilde ontmoeten. En dat ze mij op het laatste moment nog ontmoet heeft, vindt ze een wonder. Misschien is het dat ook. Ze wist me te vertellen, dat het goed met Ettie gaat en ook haar dochter is weer bijgetrokken. Maar voor hoe lang, denk ik dan. Ettie is onderweg naar Finisterre en ik zal haar niet meer zien. Ik verbaas me dat Margot Ettie kent en dat ze weet dat ik Ettie ken, ik kan daar wel om lachen. Het lijkt wel een bewegend dorpje of camping. In Santiago nemen we bij de bushalte afscheid. En lopend door een motregentje denk ik aan haar en haar hergeboorte. Tof. Het is vandaag sacramentsdag en dus druk in de stad. Ik heb met Thierry en Renée afgesproken op het plein. Samen gaan we op zoek naar een kamer voor mij, want ik heb nog niks gevonden. Bij het vragen naar kamers komen we nog in wat duistere cafés terecht en uiteindelijk vind ik een prachtige kamer. We eten samen in het mooiste hotel van Santiago, Hotel dos Reis Católicos. De prijs valt voor Nederlandse begrippen wel mee en bovendien vind ik dat ik het verdiend heb. We kletsen wat bij over het traject in Spanje en wisselen adresgegevens uit. Waarschijnlijk komt
- 139 -
De volgende dag loop ik wat door de stad te slenteren om wat kleine souvenirs te kopen. Overdag kom ik Christine, Irene, Bill, Paul, Leo en zijn zus en de Zuid-Afrikanen tegen. De rest is vandaag echt weg. Het voelt nu als echt voorbij en alsof ik nog maar alleen in de stad ben. In de avond kom ik op het plein Anna en Roselinde tegen. Het is alsof ze op mij hebben zitten wachten. Het is bijzonder om hen weer te zien en het had ook niet anders kunnen zijn. Ik heb uiteindelijk hier iedereen weergezien die ik wilde zien. Ettie en Harry heb ik gemist, zij zijn onderweg naar Finisterre. Elizabeth heb ik niet meer gezien. Dat is jammer. Irene komt me vertellen dat enkele mensen uit Veghel mij zoeken. Ze hebben dagenlang achter mij gelopen in Frankrijk, zoals ik achter Hans, en ze weten dat ik in Santiago
- 140 -
ben. Samen dweilen we langs de kroegen waar we telkens een wijntje en een tapas nemen. Ik heb ze niet meer gevonden. Het is vandaag de tweede dag sinds lange tijd dat ik niet wandel. Dat geeft een onrustig gevoel. Het is goed dat ik morgen nog een dag heb, voordat ik dinsdag terug naar huis vlieg. Zo kan ik nog de indrukken verwerken en me voorbereiden op de terugkeer in het gewone leven. Dat zal wel wennen worden. Gedurende drie maanden ben ik steeds met reizen in de ruimte bezig geweest, geen zorgen, geen afspraken waar ik op tijd moest zijn, geen deadlines, geen e-mail. Al die tijd verbonden met de natuur. Met de mist, regen, zon, sneeuw, bergen, saaie lange wegen, vlaktes. Leegte, drukte en eenzaamheid. Na die tijd is het duidelijk hoezeer we ons in het dagelijks leven met onbenullige dingen bezighouden en ons druk maken om niks. We zijn bezig met het najagen van de wind, die lucht is, en die we nooit zullen vangen (Prediker). Ik heb me verwonderd over de vele mensen, vaak wat ouder, die met weinig geld een rustig leven leiden. Je zou dat soberheid kunnen noemen. Ze werken op het land en hebben tijd. Alles gaat met een rust en een gemak. Ze hebben niet meer dan twee paar schoenen en maar één net pak. Een trouwpak van 40 jaar geleden. De laatste modetrends zullen ze niet kennen en internet en een mobilo hebben ze ook niet. Geen hectiek, geen gedoe en geen geneuzel. Het is onbeschrijfelijk en ontroerend om de gastvrijheid te ervaren. Daadwerkelijke gastvrijheid, waarbij mensen dankbaar zijn om te mogen en te kunnen geven. Geven om niet. Wij zijn dat verloren, als we het ooit gehad hebben. Mensen vertrouwen erop dat je met respect omgaat met hun gastvrijheid. Ik heb blind vertrouwen mee mogen maken. Dat heeft mij geleerd om te vertrouwen op menselijke hulp en steun. Het zijn allemaal geen wonderen, maar het is wonderbaarlijk als mensen gevraagd en ongevraagd hulp bieden op de momenten dat je die nodig hebt. Het is jammer dat daar een eenvoudige Jakobsschelp voor nodig is. Een simpel schelpje, dat de harten van mensen opent en wantrouwen wegneemt. Belangrijk is het oprecht hulp te vragen. Oprecht wanneer dat echt nodig is en niet om gemakzuchtig te leunen op een schouder van een ander. Het is wonderbaarlijk hoe snel in een groep vriendschap ontstaat. Onderlinge hulp en steun zijn vanzelfsprekend. Jong,
- 141 -
oud, man, vrouw, mensen die verschillende talen spreken, verstaan elkaar. Dit zijn allemaal geen grootse en verrassende inzichten, maar het is goed om het te mogen ervaren en mee te mogen maken. Het gaat allemaal niet vanzelf: de pijn in de benen en voeten, maar vooral de eenzaamheid weegt zwaar en is een hoge prijs. Een bloem bloeit niet alle dagen.
Boxtel, 12 juni. Het gaat echt om de golfballetjes Voor de laatste keer pak ik mijn rugzak in en loop naar de bus die me naar het vliegveld brengt. Daar gaat alles heel soepel. Ik krijg nog spontaan een zoen van een Italiaanse caminogangster als afscheid van Spanje en vlieg naar huis. Op London Stansted is het druk. Ik ben vergeten dat je hier niet met euro’s kunt betalen. Althans niet met losse en ik heb geen zin om ponden terug te krijgen. Europa anno 2007! Het is hier ook belachelijk duur. Iedereen is onvriendelijk en opzichtig lopen bewakers met grote geweren rond. Het inchecken is een vervelende aangelegenheid. Uiteindelijk onderga ik vier controles. Ik ben weer terug in de “echte” wereld. Een wereld die ingericht is op basis van wantrouwen. Niet het goede, maar het kwade is het inrichtingsprincipe. Dit komt me allemaal wat vreemd over. Op de winkels in de luchthaven prijken mooie neonlichten van de wereldmerken in kleding, elektronica, auto’s en dergelijke. We jagen niet alleen de lucht na, we verkopen en kopen het óók nog. Met veel geld kopen we middels dit soort spul status. Helaas hebben we nooit genoeg, het gaat om het grootste, mooiste, snelste… We werken hard en plannen de avonden en vrije dagen vol. Zelfs voor de vrije tijd hebben we een agenda nodig. We geloven nog dat met geld alles te koop is. “Geld hebben is mooi, zolang men niet het plezier verloren heeft in dingen die men niet met geld kan kopen” (Salvador Dali). Gelukkig kom ik uiteindelijk aan op het kleinschalige en gemoedelijke vliegveld, Airport heet dat nu, Eindhoven. Het heeft iets weg van het oude Schiphol. Op het moment dat ik Sylvie zie staan, struikel ik bijna van de trap van het vliegtuig. Bijna was ik niet heel thuis gekomen. Thuis hebben
- 142 -
de kinderen het huis versierd en tapas bereid. Gelukkig geen groots onthaal met veel poespas voor een held, want zo voel ik me helemaal niet. Wel groots om ze allemaal weer te zien. Later in de week hoor ik op de radio het wereldnieuws. De naam van de verslaggever die als eerste Paris Hilton mag interviewen, wordt bekend gemaakt. Nú weet ik het zeker: ik ben vervreemd. Ik weet niet eens wie het is en begrijp werkelijk niet waarom dit als nieuws gemeld moet worden. Gelukkig bracht de postbode dezelfde dag een leuk briefje. Van Liesbeth en Bert kreeg ik “Zomaar een berichtje…: Een leraar stond voor zijn klas. Er stonden allerlei dingen voor hem op zijn bureau. Toen het lesuur begon, pakte hij zonder woorden een lege glazen pot en deed hem vol met golfballetjes. Toen de pot tot de rand gevuld was vroeg hij de jongeren of de pot vol was. Ze zeiden: “Ja.” Toen pakte de leraar een doos met kleine kiezelsteentjes en goot die uit in de pot. Hij schudde de pot een beetje en de kiezelsteentjes rolden in de openingen tussen de golfballetjes. Toen vroeg hij de leerlingen opnieuw of de pot vol was en ze beaamden dat. Nu pakte de leraar een doos met zand. En, natuurlijk het zand vulde alles verder op. En weer vroeg hij of de pot nu vol was en weer zeiden ze:”Ja de pot is vol.” Toen zei de leraar: “Deze pot staat voor je leven. De golfballetjes zijn de belangrijkste dingen in het leven – je familie, je kinderen, je gezondheid, je vrienden. Het zijn de dingen die zo belangrijk voor je zijn, dat wanneer al het andere er niet meer zou zijn, maar dit nog wel, je leven nog steeds meer dan de moeite waard zou zijn. De kiezelsteentjes zijn de andere dingen die er toe doen, als je huis, je werk. Het zand is al het andere, de kleine dingen. Wanneer je het zand eerst in de pot doet, is er geen ruimte meer voor de kiezelsteentjes of golfballetjes. Dit geldt ook voor het leven. Wanneer je heel de dag al je tijd en energie geeft aan kleine dingen, zul je nooit de ruimte of de tijd vinden voor dingen die echt belangrijk voor je zijn.(Bron: onbekend)” Ik ben weer terug van weggeweest.
- 143 -
- 144 -
Reisschema
plaats
afstand
totaal 27 59 93 135 170 200 224 258 300 326 358 382 415 447 472 501
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17
Vessem Dessel Diest Jodoigne Namen Dinant Givet Revin Signy-l'Abbaye Rethel Brienne sur Aisne Reims Condé sur Marne St. Germain de la Ville Vitry en François Chavanges Amance
27 32 34 42 35 30 24 34 42 26 32 24 33 32 25 29 29
18 19 20 21 22 23
Bar-sur-Seine La Gesse Tonnerre Haut Soleine Vermenton Vézelay rustdag Corbigny Prémery
27 26 26 36 32 29
530 557 583 609 645 677 706
36 34
742 776
24 25
- 145 -
26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 54 55 56 57
Nevers Saint Pierre le Môutier Valigne Saint Amand-Montrond Le Châtelet La Châtre rustdag Cluis en Berry Crozant La Souterraine Bénévant l'Abbaye Châtenet-en-Dordogne Limoges Flavignac St. Marie-de-Gudrie Sorges Périgeux St. Astier Mussidan St. Foye la Grande Monsegur Brouqueyran Captieux Roquefort de Landes Mont-de-Marsan St.-Sever Hagetmau Orthez Sauveterre de Béarn Ostabat St.-Jean-Pied-de-Port Roncesvalles Larrasoaina - 146 -
32 30 32 30 29 32
808 838 870 900 929 961
24 35 26 22 37 32 28 28 38 24 26 24 34 34 35 30 36 29 20 17 27 24 27 20 28 28
985 1020 1046 1068 1105 1137 1165 1193 1231 1255 1281 1305 1339 1373 1408 1438 1474 1503 1523 1540 1567 1591 1618 1638 1666 1694
58 59 60 61 62 63 64 65 66 67 68 69 70 71 72 73 74 75 76 77 78 79 80 81 82 83 84 85 86
Cezur Menor Cirauqui Villamayor de Monjardin Logrono Nájera St. Domingo de la Calzada Belorado Atapuerca Tardajos Castrojeriz Villalcazar de Sirga Lédigos El Burgo Ranero León Villar de Mazarife Astorga Rabanal del Camino Molinaseca Trabadelo O Cebreiro Samos Portomarin Palas de Rei Arzúa Monte de Gozo Santiago de Compostela Negreira Corcubión Finisterre Cee/Muxia/Santiago de Compostela
20 27 22 40 29 21 23 29 32 31 39 30 37 39 22 30 21 25 39 20 30 35 25 31 35 5 22 54 14
1714 1741 1763 1803 1832 1853 1876 1905 1937 1968 2007 2037 2074 2113 2135 2165 2186 2211 2250 2270 2300 2335 2360 2391 2426 2431 2453 2507 2521
Gemiddeld 29,3 km per dag - 147 -
- 148 -