Archeologisch onderzoek
POPERINGE - GROTE MARKT
Uitvoerder:
Monument Vandekerckhove NV ( team van 6 personen)
Begeleiding:
Archeo7, VIOE, Ruimte en Erfgoed
Financiering: Stad Poperinge Werkdagen veldwerk: 115 Fase 1 (blauw):
3 mei - 25 juni 2010
Fase 2 (rood):
10 augustus - eind december 2010
Fase 3 (zwart):
half november 2010 - half december 2010
Fase 4 (oranje):
maart 2011
Werkdagen verwerking + rapportage:
80
een blik onder de markt
Pré-middeleeuwen Sporen uit het neolithicum (2000 v. Christus) In één spoor op de opgraving zijn twee silexvondsten aangetroffen. Deze twee werktuigen lagen in een gracht, waar anders geen enkele vondst werd in gedaan. Dit kan er op wijzen dat deze gracht aangelegd is op het einde van de neolithische periode, toen de mens zich voor het eerst op één plaats ging vestigen en aan landbouw ging doen. De enige vondsten in de regio uit deze periode tot nu toe bevinden zich op de toppen van de West-Vlaamse bergen (Kemmelberg, Scherpenberg, Rodeberg,…). We moeten echter zeer voorzichtig zijn met onze uitspraken, want mogelijk zijn deze twee werktuigen in een jongere gracht terecht gekomen. Tijdens het analyseren van de sporen hopen we meer zekerheid te kunnen krijgen.
Romeinse periode (50 v. Chr.—450 na Chr.) Archeologische feiten In het midden van de 20ste eeuw toonde veearts Adriaen het bestaan van de Romeinse weg tussen Abele en Poperinge aan. De weg zou vanuit Cassel, de hoofdstad van de Romeinse ‘provincie’ civitas Menapiorum, richting het kustgebied trekken. De weg is opgebouwd uit een fundering met rolkeien en een bedekking met brokken ijzerzandsteen, samen met wat stukken van Romeinse dakpannen. In het centrum van Poperinge wordt de weg teruggevonden vanaf de Keer van de Ommegang tot aan de Gasthuisstraat nr. 15, met enkele onderbrekingen.
Archeologische hypothese Meester’ Adriaen vermoedt dat de weg via Elverdinge en Merkem richting Oudenburg en Aardenburg(Ned.) loopt, waar militaire kampen gevestigd zijn. In de jaren ’80 van de 20ste eeuw ontwikkelt Antoon Couttenye, toen werkzaam bij de technische dienst van de stad Poperinge, een nieuwe theorie. Volgens A. Couttenye bevindt er zich ter hoogte van het kruispunt Pottestraat-Gasthuisstraat een kruispunt van twee Romeinse wegen. De eerste weg loopt via de Pezelstraat, Woestenseweg en Zuidschote naar de aangetoonde Romeinse weg vanaf het gehucht Steenstrate richting kust. De tweede weg loopt via de Grote Markt, Ieperstraat, Prof. Dewulfstraat, Ouderdomseweg, Wijtschate naar Mesen, waar de weg aansluit op de weg tussen Cassel en de Romeinse vicus te Wervik. De eerste weg kreeg in 2006 wat meer bewijsmateriaal met de vondst van een inheems Romeinse nederzetting te Woesten. De tweede weg richting Mesen is echter nog niet voldoende gestaafd. Zowel de hypothese van Adriaen als die van Couttenye veronderstellen de aanwezigheid van een Romeinse weg op de Grote Markt.
Archeologische feiten op de Grote Markt Tijdens het onderzoek zijn er tot nu toe geen Romeinse sporen aangetroffen. Wel wordt nagegaan of een middeleeuwse weg mogelijk op een oud Romeins tracé lag, maar daar zijn nog geen bewijzen voor.
een blik onder de markt
500—1200 na Christus Vroege Middeleeuwen (500-1000) Poperinge in bezit van Sint-Bertinusabdij van Sint-Omer. De oudste vermelding van Poperinge, onder de naam Pupurninga Villa, dateert van ca. 850. De nederzetting wordt vermeld in een boek van de Sint-Bertinusabdij van Sint-Omer. Het grondgebied behoorde zeker vanaf die periode tot het bezit van de abdij. Of Poperinge al vroeger in het bezit was van de kerkelijke heren uit Sint-Omer, is tot op heden onzeker. Omdat Poperinge niet dicht bij de deur lag, vaardigde de abdij een proost af naar de stad, die de belangen van de abdij moest behartigen. Tijdens deze periode kent de stad een gestage groei want in 850 had de stad al een 1000-tal inwoners. Archeologische sporen uit de Vroege Middeleeuwen? Het ontbreekt tot nu toe aan archeologische sporen uit de Vroege Middeleeuwen tijdens de opgravingen. De ligging van de vroegmiddeleeuwse bebouwing moet mogelijk vooral gesitueerd worden aan de andere zijde van de kerk, op het Vroonhof. Het onderzoeksgebied was mogelijk in gebruik als weide of landbouwgrond of de vroegere sporen zijn vernield door de archeologische sporen uit de latere periodes.
Volle Middeleeuwen (1000-1200) Poperinge wordt een stad In 1147 ontvangt Poperinge een keure van de graaf van Vlaanderen, Diederik van de Elzas. Meestal wordt dit aanzien als de evolutie van Poperinge naar een echte stad. De keure heeft inderdaad grote gevolgen voor de organisatie van de stad, maar wordt waarschijnlijk slechts geschonken als het centrum in die mate gegroeid is dat men van een stad kon spreken. Na de 3 grote steden Brugge, Gent en Ieper mag Poperinge zich een belangrijke speler op de internationale ‘lakenmarkt’ noemen. Poperinge krijgt een markt In 1187 verkrijgt Poperinge het recht om wekelijks een markt te houden, de nu nog steeds bestaande vrijdagsmarkt. Of deze markt op de Grote Markt werd gehouden is maar de vraag. Door de aanwezigheid van woningen, een weg met afwateringsgrachten en een brede gracht aan de zuidzijde lijkt er nog weinig plaats over te zijn, behalve bij de beek. Maar daar liep het niveau af naar de Vleterbeek, niet meteen een ideale plaats voor een marktplein. Huizen op de Grote Markt In de sleuven aan de noordzijde van de Grote Markt werden verschillende bewoningssporen gevonden uit de Volle en Late Middeleeuwen. De verwerking van deze opgraving zal mogelijk enkele huisplattegronden opleveren uit deze periode. Deze huizen werden immers niet in baksteen gebouwd. De huizen hadden een houten skelet van palen en balken, waartussen lemen wanden werden opgetrokken. Bij deze huizen horen ook afvalkuilen, kleinere bijgebouwtjes, steegjes of straatjes, … Een reconstructie van dit deel van de markt zal mogelijk zijn als alle plannen aan elkaar gepuzzeld worden en de juiste sporen met elkaar gecombineerd worden.
een blik onder de markt
Late middeleeuwen Poperinge wordt ook in uitzicht een stad Kreeg Poperinge al de wettelijke stukken om als stad door het leven te gaan, dan duurde het waarschijnlijk tot de tweede helft van de 13de eeuw vooraleer ook de stad zelf grote veranderingen onderging. Poperinge, dat in de 13de eeuw een aantrekkingspool was geworden voor het omliggende gebied, breidde gestaag uit. In 1290 en 1292 werd dan ook beslist twee nieuwe parochiekerken te bouwen, de SintJanskerk en de Onze-Lieve-Vrouwekerk. Waarschijnlijk werd dit gecombineerd met andere planologische aanpassingen. In het begin van de 14de eeuw werd dan vermoedelijk de halle opgebouwd en het marktplein gevoelig uitgebreid. Na een lange wachttijd werd ook eindelijk gestart met de aanleg van de Poperingevaart. Een teken dat de stad op die periode over genoeg middelen beschikte en in de 14de eeuw dus een gouden periode kende. Enkele zware branden zorgden in de stad voor grote schade, maar we vermoeden dat er op het marktplein zelf weinig schade werd aangericht. Tijdens de opgraving werden geen brandlagen als zodanig herkend.
De kaart van Jacob van Deventer Alhoewel de kaart van Deventer uit de 16de eeuw dateert, geeft ze ons voor een deel van de stad een goed beeld van de periode van de late middeleeuwen. En dus ook van de Grote Markt: 1.
De aanwezigheid van de lakenhalle en de aangebouwde huisjes op de zuidzijde van het plein.
2.
De huizenrij L’Esperance—Het Fabriekje bestaat nog niet.
3.
De huizen aan de westzijde van de Vleterbeek, opgegraven in fase 1 van het onderzoek.
4.
De noordzijde van de Grote Markt ziet eruit als de dag van vandaag
5.
De aanwezigheid van een schandpaal op het midden van de Grote Markt. Of is het een waterput?
6.
De loskade aan de Grote markt?
4
Kaart van Jacob van Deventer uit 1550
5
3 6
2
1
een blik onder de markt
Een gracht op de markt Eén van de opmerkelijke vondsten op de Grote Markt is een gracht die aan de zuidzijde van de markt voorkomt. Hij loopt van de hoek van de Vlamingstraat naar het kruispunt van Grote Markt -Ieperstraat waar hij in de Vleterbeek terecht komt. Mogelijk gaat het om een natuurlijke beek, maar de gracht kan ook aangelegd zijn. In ieder geval werd deze gracht opgevuld op het einde van de 13de en het begin van de 14de eeuw.
Afwatering en verdediging? Bevaarbaar?
Onbekende constructie in de gracht
Een eerste functie van deze gracht zal natuurlijk de afwatering zijn van een bepaalde zone binnen de stad. Aangezien het verdere verloop van de gracht aan de kant van de Vlamingstraat onbekend is, kunnen we over dit gebied enkel gissen.
Bij café L’Esperance werd een driehoekige structuur opgegraven. Wat de functie van de zware fundamenten in ijzerzandsteen en baksteen is, blijft voorlopig onbekend. De constructie lijkt gebouwd te zijn in de 16de-17de eeuw, maar daar is geen duidelijkheid over. Op geen enkele kaart is er iets over terug te vinden. Misschien de sokkel van een monument?
De mogelijkheid dat deze gracht ook gebruikt werd ter verdediging bij het ontstaan van de stad in de middeleeuwen is een piste die volop onderzocht wordt. Het zou dan gaan om de verdediging van een gebied rond de Sint-Bertinuskerk. Het gebied rond de SintBertinuskerk (kerk met kerkhof) was ommuurd en werd in woelige tijden in de 16de eeuw vaak versterkt. De aanwezigheid van een gracht kan die verdedigingsfunctie in het begin nog versterkt hebben. Het zal echter vooral afhangen of er in komende archeologische opgravingen in het centrum nog resten van deze gracht kunnen aangesneden worden om dit na te gaan. De gracht aan de westzijde werd opgevuld in de 14de eeuw. Aan de oostzijde werd de gracht waarschijnlijk kleiner gemaakt na de bouw van de halle en verder als afwateringsgracht gebruikt. Was dit deel van de gracht bevaarbaar tot aan de halle? Dit lijkt onwaarschijnlijk, maar voorlopig kan dit ook niet uitgesloten worden.
een blik onder de markt
Opvulling van een gracht De uitrusting en eetgewoontes van de 14de eeuwse Poperingenaar Toen men de halle bouwde, werd de afwateringsfunctie van de gracht opgeheven. Waarschijnlijk is in dezelfde periode gestart met de opvulling van de gracht. Momenteel situeren we dit aan het begin van de 14de eeuw. De gracht werd opgevuld met afvalmateriaal en bevat dan ook een schat aan informatie over welk materiaal de Poperingenaar aan het begin van de 14de eeuw gebruikte. Naast grote hoeveelheden aardewerk zit de gracht vol met restanten van schoenen, dierlijk bot, nagels, hoefijzers, een ring, een fragment van een gesp, een stukje kistbeslag, lakenloodje (s), een aantal messen, een gouden armbandje, een lanspunt, een schop, enkele fragmenten glas, 95 munten en 115 benen dobbelstenen. Al deze vondsten zitten in donkerzwarte grond. Dit komt door de grote aanwezigheid van organisch materiaal in het afval. Donkerzwarte opvulling van de gracht
Dobbelstenen en munten
Zeefstalen!
In de gracht werden tot nu toe 115 dobbelstenen gevonden, wat een groot aantal is in vergelijking met andere archeologische sites in Vlaanderen, maar nog niet het hoogste. De dobbelstenen zijn gemaakt uit dierlijk bot en bijzonder klein.
Op dit ogenblik is slechts een klein deel van de gracht onderzocht op de aanwezigheid van vondsten. Om het onderzoek niet te vertragen, werd het overige deel van de gracht in grote zakken (ongeveer 20m³) opgeslagen die nu wachten om verder uitgezeefd te worden. Dat deze zakken een schat aan informatie bevatten is zeker, maar het zeven is een intensieve bezigheid die heel wat personeelsinzet vergt en dus ook een dure aangelegenheid is. Het zal afhangen of er voldoende middelen worden gevonden om dit op korte termijn uit te voeren.
Het merendeel van de dobbelstenen werd dicht bij elkaar gevonden, zodat we denken dat die in één keer in de gracht zijn beland. Hoe die daar terechtgekomen zijn, is natuurlijk moeilijk te achterhalen. Aangezien dobbelen in de middeleeuwen geregeld verboden was, is het goed mogelijk dat ze werden weggegooid. Typisch voor deze dobbelstenen is dat de plaatsing van de ogen afwijkt van de huidige dobbelstenen. Dit gebeurde van de 13de tot in de 15de eeuw. Dat er in de gracht 95 munten zijn gevonden, kan ons een grote stap dichter brengen bij de datering van de opvulling van de gracht. Toch is het opletten geblazen: munten kunnen een lange levensduur gehad hebben. Ook moet je de opvulling dateren met de jongste munt. Als er 85 munten dateren uit de 13de eeuw, maar 10 uit het begin van de 14de eeuw, dan moeten we besluiten dat de gracht pas definitief gevuld is in die 14de eeuw.
Verwerking van de vondsten Is het grootste deel van de vondsten al gewassen, dan moet de eigenlijke verwerking nog gebeuren: scherven moeten gepuzzeld en geplakt worden, metalen vondsten gereinigd en behandeld tegen corrosie, leer behandeld tegen uitdroging,… Als dit achter de rug is, moeten deze vondsten onderzocht worden en in verband worden gebracht met andere archeologische sites om de opvulling van de gracht te kunnen dateren en de leefwijze uit die periode van de middeleeuwen te leren kennen.
een blik onder de markt
Skeletten op de Grote Markt
Rechthoekige verkleuringen die de plaats van de kist aanduiden
een blik onder de markt
De skeletten op de Grote Markt Tot waar kwam het Kerkhof? Tot in 1784 waren de kerkhoven gelegen rond de 3 kerken binnen de stad. Daarna verhuisde het kerkhof naar de hoek van de Deken de Bolaan en het Rekhof, een gebied dat in die tijd aan de rand van de stad gelegen was. Vanaf de stichting van de eerste kerk in de stad (8ste eeuw?) was er ook een kerkhof rond de Sint-Bertinuskerk, dus over een periode van ongeveer 1000 jaar. Hoe groot dit kerkhof was, is echter vrij onduidelijk. Als we afgaan op oude kaarten kwam het aan de westzijde van de kerk tot aan de Vlamingstraat, ten noorden tot aan de eerder vermelde gracht op de Grote Markt, ten zuiden tot de gebouwen van de Proosdij en ten oosten mogelijk tot aan de Vleterbeek. In de loop van de tijd werd er echter voortdurend geknaagd aan het kerkhof. In 1548 werd het kerkhof verkleind voor de inrichting van de Eier – en Korenmarkt, nog later voor de huizen aan de zuidzijde van de Grote Markt en tenslotte aan de kant van de Vlamingstraat en het huidige Vroonhof.
13 begravingen Tijdens het onderzoek werden voorlopig 13 personen opgegraven, waarvan twee kinderen. Eén van deze kinderen is mogelijk zelfs een baby, maar voorlopig is deze nog niet uit de kist gehaald. Alle begravingen zijn te situeren aan de zuidzijde van de Grote Markt (kaartje links). Er wordt verwacht dat er in fase 4 nog heel wat skeletten zullen opduiken omdat we dan heel dicht bij de Sint-Bertinuskerk komen en de werken van de nutsleidingen hebben aangetoond dat het archeologisch archief dicht onder het oppervlak bewaard is. Alle begravingen zijn volgens de traditie oost-west georiënteerd met het hoofd aan de westelijke zijde. Speciaal was dat er één skelet op de buik werd begraven. Er wordt nu nagegaan wat de oorzaak hier kan van geweest zijn.
Begraven buiten het kerkhof
Boomstamgraven
Alle skeletten die werden gevonden, liggen in of ten noorden van de gracht op het marktplein. Dit gebied lag zo goed als zeker altijd buiten het kerkhof. Hoe dit komt is niet meteen duidelijk, maar in de historische bronnen vinden we wel een aantal redenen:
Op de Grote Markt werden twee skeletten opgegraven die begraven waren in een uitgeholde boomstam. Zoals alles is ook het begrafenisritueel onderhevig aan ‘modetrends’. Het begraven in een boomstam komt vooral voor in de vroege en volle middeleeuwen (6de-12de eeuw). Het dendrochronologisch onderzoek op het hout van de kisten zal waarschijnlijk aangeven of we de oudste Poperingenaar hebben opgegraven.
Personen die geen christenen zijn.
Christenen die niet genoeg hebben bijgedragen aan de kerk.
Misdadigers.
Ongedoopten.
Zelfmoordenaars.
De fysisch antropoloog De skeletten worden verder onderzocht door een fysisch antropoloog die de volgende dingen zal nagaan:
Geslacht
Leeftijd
Doodsoorzaak (ziektes, kwaad opzet, …)
...
een blik onder de markt
De halle van Poperinge Datering en uitzicht van de halle volgens de historische bronnen De eerste vermelding van de halle dateert uit de periode 1392-1395. In deze periode wordt de lakenhalle verbouwd en uitgebreid, vermoedelijk op kosten van de stad. Wanneer de halle dan gebouwd werd, dat is tot nu toe onbekend. In de 16de eeuw wordt de halle talloze keren vermeld, waaruit onder meer blijkt dat de halle over een toren en een verdieping beschikte. Daarnaast ligt de halle in de buurt van de Vleterbeek, omdat de bronnen ook vaak de ‘hallebrugge’ vermelden. Een schets van Poperinge uit 1550 van Jacob van Deventer toont de locatie van de halle met de aangebouwde huisjes aan de zuidzijde van de Grote Markt. Voor de opgraving van dit jaar werd uitgegaan van een verkeerde plaatsing van de Sint-Bertinuskerk. In 1564 werd van kracht dat er op vrijdag geen ‘bayen’ meer mocht verkocht worden ‘boven up de halle’ maar dat de verkopers ‘beneden in de halle’ moesten staan. Dit is het bewijs dat de halle wel degelijk over een verdieping beschikte, waarbij de lakenhandel zich op de eerste verdieping situeerde en dat de benedenverdieping gebruikt werd voor andere handelsactiviteiten, zoals het verkopen van vlas. In 1580 wordt vermeld dat er aan de halle acht huisjes en twee stallen waren gebouwd. Tijdens en na de godsdienstoorlogen(ca. 1566-1600) raakt de halle in verval, onder meer door een aanval van de Ieperlingen in 1585. In 1630 wordt het oude stadhuis ‘A la maison de ville’ opgericht. De locatie hiervan is opmerkelijk: Het staat vlak naast de halle. Betekent dit dat de ‘ruïnes ‘ van de halle nog niet helemaal verdwenen waren in die periode? Een bron uit 1638 verplicht de bewoners van de huizen aan de zuidzijde van de Grote Markt de deuren die op het kerkhof van de SintBertinuskerk uitgeven, dicht te metselen, zodat er zich geen ‘vuyligheid’ op het kerkhof ophoopt. Deze bron maakt ons duidelijk dat de halle toen zeker al vervangen is door de huizenrij die we tot op vandaag kennen. Als we de twee voorgaande bronnen naast elkaar leggen dan moeten we vaststellen dat de halle definitief verdwijnt tussen 1630 en 1635, nadat het verval definitief was ingezet in 1585.
Locatie van de halle
Situering van de halle en de huisjes op de kaart van Jacob van Deventer uit 1550. De enige cartografische weergave die we hebben.
Op de kabinetskaart van Ferraris uit 1775 is de bebouwing aan de zuidzijde van de markt compleet.
Zicht op Poperinge voor de uitgave van Sanderus in 1648. De halle was toen al verdwenen en zou ook aan het zicht ontrokken zijn door de Sint-Bertinuskerk. Vraag blijft wat het gebouw is aan de rechterzijde van de Proostdij.
Reconstructieplattegrond van de halle (zwart) en de huisjes en stallen (rood) op het huidige kadaster.
een blik onder de markt
De opgraving van de Halle Verschillende bouwfases Vooraf: Of er een voorloper is voor het stenen gebouw is niet achterhaald tijdens de opgraving. Wel zijn er op verschillende plaatsen palen gevonden. Of dit deel uitmaakte van een houten gebouw die daar stond is nog onderdeel van het onderzoek. Fase 1: Er wordt een gebouw opgetrokken met een fundering en het begin van de bovenbouw in ijzerzandsteen. Of ook de rest van het gebouw in dit materiaal was opgetrokken is niet te achterhalen. Momenteel denken we dat de halle werd gebouwd op het einde van de eerste helft van de 14de eeuw, op basis van de vulling van de gracht. Die datum kan vervroegd worden als zou blijken dat de vulling van de gracht onder de lakenhalle ouder is. Fase 2: Er worden steunberen gebouwd tegen de buitenzijde van de muur. Deze steunberen werden waarschijnlijk zeer kort na de oprichting aangebouwd, mede omdat de halle op een opgevulde gracht en dus onstabiele grond was gebouwd. Fase 3: De huisjes worden aangebouwd. De datering is nu onbekend, maar mogelijk gebeurde dit tijdens de verbouwingen en uitbreidingen in de jaren 1392-1395. Bakstenen steunbeer tegen muur in ijzerzandsteen.
De fundering van de halle helt af richting de Vleterbeek, mogelijk mee met de helling van het toenmalige loopniveau. Links bovenaan zie je mooie gekapte ijzerzandstenen, waarschijnlijk de start van de bovenbouw. Aan de beide korte zijden werd een uitsparing gevonden in de fundering van de muur. Het gaat om een goot die in de halle was ingebouwd. Had die te maken met de afwatering nu de gracht opgevuld was of in verband moet gebracht worden met een functie in de halle moeten verder uitgezocht worden.
Overzicht op de halle en de huisjes
Toren? De historische bronnen vermelden de aanwezigheid van een toren, maar die zijn tot nu niet teruggevonden. We dachten even dat de rechthoekige massieve fundering (onderaan op overzichtsfoto) het fundament was van een toren, maar dat bleek achteraf niet zo te zijn. Waar de toren(s) dan wel stonden en hoe die eruit zag, blijft dus tot op vandaag giswerk.
In de muur was één onderdeel grondig aangetast. Een deel van de stenen fundering was weggezakt en verschoven. Dit kan meerdere oorzaken hebben:
Verzakking door de instabiliteit door de aanwezigheid van de vroegere gracht. Dit kan meteen de reden geweest zijn voor het aanbrengen van de steunberen.
Bij de afbraak van het gebouw. Bominslag uit WO I of II.
een blik onder de markt
De huisjes aan de halle Winkeltjes aan de Grote Markt Tijdens het onderzoek werd al snel duidelijk dat de bakstenen uitbreidingen aan de muur van de halle huisjes waren. Deze huisjes en enkele stallen worden vermeld in een tekst van 1580. We tellen zeker acht ruimtes aan de marktzijde. De vondsten in de huisjes laten vermoeden dat er overal een ambacht werd uitgeoefend. We interpreteren deze ruimtes als winkelruimtes aan de Grote Markt. Of er ook gewoond werd, is afhankelijk van de aanwezigheid van eventuele etages, wat uiteraard niet kon achterhaald worden tijdens de opgraving.
De huisjes aan de uiterste zijden waren telkens wat groter en beschikten over een stenen haard. Daarnaast zijn er nog funderingen, waarvan de functie wat onzeker is. Of het over die stallen gaat, konden we voorlopig niet achterhalen. Tenslotte werd er aan de oostzijde nog een grote kelder aangetroffen, mogelijk een citerne of beerput.
Ambachten Binnen de huisjes werden verschillende sporen aangetroffen die in verband kunnen gebracht worden met een ambacht. De verwerking van de grondstalen moet ons meer vertellen over welke activiteit in welk huis werd uitgevoerd.
Oven op een restant van een steunbeer van de halle.
Bakstenen ‘kelder’ met een donkerzwarte vulling.
Een houten ton die herbruikt werd als opslagplaats en/of afvalput Een gecoupeerde oven op een restant van een steunbeer
een blik onder de markt
Weginfrastructuur op de Grote Markt Oostzijde markt Aan de oostzijde zijn drie verschillende wegtracés boven elkaar gevonden. Dit komt door de verschillende ophogingen die men dichter bij de beek moest uitvoeren om de markt vlakker te maken. De evolutie van de stad en de Grote Markt in het bijzonder vereiste dus ook verschillende aanpassingen aan het wegennet. De datering is echter geen gemakkelijke zaak aangezien wegen lang in gebruik zijn en er weinig materiaal wordt gevonden. Maar het hout van de oudste twee fases kan waarschijnlijk via dendrochronologie gedateerd worden.
Oudste weg (volle middeleeuwen?) Aanleg toen de gracht nog niet opgevuld was en daardoor stevig afgeboord met houten balken zodat de weg niet in de gracht wegzakte.
‘halle’-weg (late middeleeuwen) Deze weg werd mogelijk aangelegd na de bouw van de halle en bij de aanleg of de uitbreiding van de Grote Markt. Ook deze weg is afgeboord met houten paalwerk aan de zijde van de gracht, al is die nu duidelijk deels opgevuld.
Jongste weg (17de eeuw?) De aanleg van deze weg kan mogelijk in verband gebracht worden met de bouw van het oude stadhuis waar nu het ‘standbeeld’ staat en de teloorgang van de halle.
Westzijde Markt
Brug over de Vleterbeek
Aan de westzijde werd maar één weg aangesneden, aan beide zijden begrensd door een V-vormige afwateringsgracht. Ook was de ‘bestrating’ zelf verdwenen en bleef tussen de twee grachten enkel een bolle zandlemige laag zichtbaar. Voordien werd aangenomen dat dit mogelijk teruggaat op de Romeinse weg, maar daar is tot nu toe geen enkel bewijs voor geleverd.
Ter hoogte van de Vleterbeek moest uiteraard een brug aangelegd worden. Tijdens het onderzoek werden delen van een bruggenhoofd aangetroffen, opgebouwd uit ijzerzandsteen, aangesloten op het oudste wegsysteem. Wanneer het huidig gewelf over de beek werd aangelegd is onzeker, maar mogelijk gaat dit terug tot de 17de eeuw.
een blik onder de markt
Wat gebeurt er met het hout ? Dendrochronologie Op de Grote Markt werd tijdens het onderzoek heel wat hout gevonden. Dit hout zal hoogst waarschijnlijk de belangrijkste vondst zijn om te weten te komen hoe oud de sporen zijn die we hebben gevonden. Op basis van de dendrochronologische methode kunnen we exact gaan zeggen hoe oud het hout is dat we hebben gevonden.
Hoe gaat dit in zijn werk? Als we een schijf uit een boomstam zagen, dan zien we een heel aantal ringen, de groeiringen van de boom, waarbij iedere ring staat voor één jaar groei. Als we de ringen tellen dan kunnen we achterhalen hoe oud die boom was. Daarnaast is iedere ring wat anders gevormd. Zo kunnen we door stalen te nemen van oud eikenhout een tijdslijn opstellen door dezelfde jaarringen te zoeken en overlappingen te maken. Zo kan men vanaf de dag van vandaag terugkeren in de tijd ( zie schema hieronder).
Op basis van hout uit Ieper Gelukkig moet niet vanaf morgen gestart worden met de opmaak van een lange sequentie die teruggaat in de tijd. In onze streek bestaat reeds een zeer goede lijn op basis van eikenhout uit opgravingen in Ieper, zoals in de Verdronken Weiden. Hierdoor kunnen we goede stalen van het hout in Poperinge vrij gemakkelijk in de bestaande sequentie inpassen of bestaande leemtes opvullen. Een goed staal wil zeggen:
eikenhout
Groot aantal ringen, zeer afhankelijk van hoe men het hout vervaardigde
Inpasbaar in de bestaande tijdslijn
Schematische weergave dendrochronologie
Wat gaan we dateren? Huizen op de Grote Markt. Van de houten woningen die ooit op de Grote Markt stonden zijn op verschillende plaatsen nog resten van de palen teruggevonden.
Wegen op de Grote Markt. De versteviging van de wegen aan de zijkant gebeurde met zware balken of stevige palen. Dankzij dit hout kunnen we deze wegen gaan dateren.
Kisten van de skeletten. Indien de planken van de kisten en de boomstamgraven uit eik zijn gemaakt, dan zal het zeker mogelijk zijn om te weten te komen wanneer die bomen geveld zijn en wanneer ze dus ongeveer gebruikt zijn binnen het begrafenisritueel.
een blik onder de markt