EEN BEKNOPTE GESCHIEDENIS VAN JOANNES ZWIJSEN
Het gloednieuwe Woonzorgcentrum Joannes Zwijsen heeft een geschiedenis die toch al tot het begin van de 19e eeuw teruggaat. Niet alleen de naam Zwijsen herinnert aan dat bijzondere verleden, maar ook de straatnamen rondom. Het pand ligt ingeklemd tussen de Fraterstraat, de Gasthuisring en de Lochtstraat, straten die stuk voor stuk verwijzen naar wat zich hier vroeger afspeelde. Laten we eens terugblikken op de boeiende geschiedenis van deze plaats.
het eerste Gasthuis Het terrein waar het nieuwe Joannes Zwijsen oprijst, is voor de stad Tilburg een plaats van historische betekenis. Lange tijd was het, ongeveer in het midden gelegen tussen de kernen van ’t Heike en ’t Goirke, een onbebouwd stuk land gebleven, waar nog wat natuur en frisse lucht te vinden was. Daarom werd de plek in de volksmond ook wel De Locht genoemd. Er lagen enkele uitspanningen en in 1829 verrees er in deze groene en rustige omgeving ook het eerste Gasthuis van de zich snel ontwikkelende stad. De weg die ernaartoe leidde, heette dan ook al gauw Gasthuisstraat en zou later Gasthuisring worden genoemd.
klein statig kloostertje Naast het Gasthuis, waar de verpleging in handen was van enkele katholieke zusters, werd in het voorjaar van 1845 een klein statig kloostertje gebouwd voor een nieuwe congregatie van fraters. Het was een mooie locatie voor een religieuze gemeenschap, niet ver van de zusters, tamelijk centraal gelegen en toch enigszins buiten. Al in september van datzelfde jaar trokken de eerste drie fraters, die juist in België hun noviciaat hadden afgerond, in het nog naar verf riekende pand. Er was niemand die toen kon voorzien wat er op datzelfde kloosterterrein allemaal nog zou ontstaan.
weeshuis en kweekschool De fraters begonnen in hetzelfde jaar al met de opvang van enkele weesjongens in hun huis: na enkele jaren zouden er zoveel weeskinderen zijn, wel dertig of veertig, dat er naast het klooster een apart weeshuis moest worden gebouwd. De jongens kregen van de fraters niet alleen onderwijs, maar werden ook aan het werk gezet in een kleine drukkerij en uitgeverij die Drukkerij RK Jongensweeshuis werd genoemd en later tot de bekende Uitgeverij Zwijsen zou worden omgedoopt. De fraters begonnen ook met onderwijs voor andere kinderen, maar hun scholen bouwden ze niet op deze buitenplaats maar midden in de stadskernen van onder meer ’t Heike en ’t Goirke. De eerste school was de Vincentiusschool die in 1850 haar deuren opende: hij staat er niet meer, maar opnieuw zijn het de straatnamen Schoolstraat, Vincentiuspad, Frater Paulussenhof die er de Tilburgers aan herinneren. Het aantal scholen groeide snel en er ontstond dus behoefte aan onderwijzers. Zo begonnen de fraters in de spreekkamers van hun klooster met een Kweekschool, die al snel uitgroeide tot een opleiding met elk jaar wel vijftig kwekelingen, waarvoor een aparte vleugel en later een eigen gebouw werd ingericht. De kweekschool zou later in de Pedagogische Academie en in Fontys opgaan.
1
350 zielen voeden Het complex bleef zich verder ontwikkelen, met een grotere kapel en later ook een eigen kerk, de zogeheten Paterskerk: dat was een plaats waar tal van koren, muziekgezelschappen en jongerenverenigingen uit Tilburg bijeen kwamen. Tevens begonnen de fraters op hetzelfde terrein met een ambachtschool en een zondagschool, om ook de werkende jeugd nog aanvullende scholing te bieden, en tenslotte ook met het eerste Tilburgse gymnasium. Dat gymnasium startte in 1900, ruim vijftig jaar nadat de fraters het pand aan de Gasthuislaan hadden betrokken. Het klooster had zich inmiddels ontwikkeld tot een enorm complex, waar wel honderdvijftig fraters woonden en misschien wel tweehonderd jongeren in de leer waren. Binnen de kloostermuren, die deels nog te zien zijn, moesten meer dan 350 zielen worden gevoed. Behalve de genoemde internaten en onderwijsinstellingen waren er ook diverse werkplaatsen, een kleermakerij, bakkerij, smederij, wasserij, bibliotheek en kerkhof.
groot katholiek cluster Tegenwoordig zouden we het Moederhuis van de fraters aanduiden als een groot katholiek cluster voor onderwijs, zorg en opvoeding, want de verschillende takken van liefdewerk hingen nauw met elkaar samen en versterkten elkaar. De missie van de fraters was breed geformuleerd, de congregatie wilde vanuit een evangelische bewogenheid de noden van de tijd aanpakken en werken aan een menselijker wereld. Maar de fraters maakten daarbij ook een aantal keuzes, namelijk om zich in het bijzonder te richten op de doelgroep van jongeren en kansarmen. Voor deze mensen begonnen ze met hun activiteiten op het gebied van onderwijs, opvoeding en religieuze vorming. De congregatie had twee beschermheiligen: ze werd genoemd naar Onze Lieve Vrouw, Moeder van Barmhartigheid, maar stond tevens onder het bijzondere patronaat van Vincentius a Paolo, een heilige die ook wel de ‘vader van de armen’ werd genoemd. In een geest van barmhartigheid en met een bijzondere aandacht voor de armen verrichtten de fraters hun opbouwende werk.
een wereldwijde beweging Ze deden het met zo’n enorme gedrevenheid en toewijding dat er sprake zou zijn van een sneeuwbaleffect. Niet alleen in de fabrieksstad Tilburg en zijn omgeving zetten de fraters zich in voor armen en achtergestelden, ook in andere delen van Nederland en in andere landen. Het opvallende was dat hun missie zich blééf ontwikkelen, omdat ze telkens nieuwe groepen van mensen in nood ontdekten. Steeds meer mensen traden tot hun gemeenschap toe en voortdurend kwamen er nieuwe liefdewerken bij, zoals de uitbreiding van hun Moederhuis – het middelpunt en bestuurscentrum van die enorme beweging van barmhartigheid – treffend zichtbaar maakt.
de daadkrachtige Zwijsen Al deze activiteiten sproten voort uit het initiatief van één man, Joannes Zwijsen (1794-1877), de priester die in 1844 de fraters had gesticht en al enkele jaren eerder, in 1832, ook de congregatie van de Zusters van Liefde had opgericht. Zwijsen was een daadkrachtig man. Geboren in Kerkdriel als zoon van een molenaar, koos hij er in een tijd van onderdrukking van het katholieke geloof voor om priester te worden. Met zijn ondernemende geest, scherpe
2
tong en aangeboren bravoure werd hij een van de grote organisatoren van de Nederlandse kerk in opbouw: vanaf 1842 was hij bisschop en vanaf 1853 aartsbisschop. Hij beschikte over een wijd netwerk van zakelijke, kerkelijke en politieke contacten, hij was onder meer bevriend met de koningen Willem I en Willem II en tal van ministers. Geheel in de geest van zijn tijd ontwikkelde hij zich tot een soort kerkvorst die vanuit Den Bosch over katholiek Nederland regeerde en in de nabije omgeving een grote residentie bouwde, Huize Gerra. In zijn Bossche periode was Zwijsen een machtig bisschop die overal in Europa werd bewonderd: over het algemeen is dat het beeld dat we nu van de man hebben.
christelijk offensief tegen armoede Maar Zwijsen had ook een Tilburgse tijd gehad, een periode waarin hij zeker zulke indrukwekkende dingen had ondernomen. Tilburg was de plaats van zijn eerste benoeming: daar werd Zwijsen voor het eerst assistent van de parochie ’t Heike, in 1818. Na enige tijd als pastoor in Best te hebben gewerkt, kwam hij in 1832 terug als pastoor in zijn geliefde Tilburg. Vanaf dat jaar tot zijn verhuizing naar Den Bosch in 1854 zou hij in de stad wonen en er werken aan de opbouw van kerk én samenleving. Zwijsen was bij aankomst in de stad enorm geschrokken van de armoede, het analfabetisme en de geestelijke verwaarlozing van de jeugd. Hij besefte hoe al deze dingen met elkaar samenhingen en begon met een christelijk offensief ertegen. Een van de eerste maatregelen die hij nam, was het verbieden van de eerste communie aan kinderen die niet eerst een behoorlijke schoolopleiding hadden gekregen. Dat was kerkelijk gezien misschien een dubieuze richtlijn, maar ze had wel een groot maatschappelijk effect: in de praktijk nam de kinderarbeid erdoor af en steeg het aantal leerlingen op de scholen aanzienlijk.
de organisatie van barmhartigheid Met de congregaties van zusters en fraters die Zwijsen stichtte, gaf hij een enorme impuls aan het onderwijs: de zusters en fraters werden leerkracht op tientallen scholen. Met hun medewerking begon hij ook tal van zorginstellingen: behalve het reeds genoemde Sint Elisabeth Gasthuis ook instituten voor weeskinderen, gehandicapten, voogdijkinderen, bejaarden en andere zorgbehoeftigen. Zwijsen werkte vanuit een krachtig visioen aan een betere wereld, waarin de zwakkere mensen niet aan hun lot zouden worden overgelaten, maar volledig meetelden. En in zijn ogen lag er voor álle mensen een kans om zich persoonlijk te ontwikkelen, juist door zich voor die barmhartigheid in te zetten: in de medemens in nood konden ze de persoon van Christus ontmoeten. Daar geloofde hij zielsveel in en met die bevlogenheid wist Zwijsen ook veel andere mensen aan het werk te zetten. Maar hij was niet alleen een visionair. Nuchter en concreet, door de juiste samenwerkingsverbanden op te zetten, wist hij veel van zijn idealen te verwezenlijken. Barmhartigheid was in zijn ogen vooral ook een kwestie van goed organiseren.
pionier van onderwijs en zorg Het woonzorgcentrum Joannes Zwijsen is naar deze pionier op het gebied van onderwijs en zorg genoemd. Het is een eerbetoon aan een man die bewogen was door het leed dat hij zag en die het lef had om de handen uit de mouwen te steken en de misère aan te pakken. Om te reüsseren moet men eerst beginnen, om te slagen moet je gewoon beginnen, was een van zijn
3
geliefde uitspraken. De naamgeving is tevens een eerbetoon aan alle zusters en fraters die in zijn spoor aan het werk zijn gegaan. Het woonzorgcentrum Joannes Zwijsen staat op een plaats waar de wortels liggen van veel Tilburgse zorg- en onderwijsvoorzieningen: waar het visioen van barmhartigheid begon en nog steeds verdergaat.
enkele kernwoorden Er zijn verschillende woorden die de bijzondere geschiedenis van het Woonzorgcentrum Joannes Zwijsen typeren. We noemden al barmhartigheid. Ook het woord broederschap viel al: het is een heel oude christelijke traditie dat mensen elkaar als ‘broeders’ en ‘zusters’ willen zien en die wordt door de fraters (de naam zegt het al) voortgezet. Dat houdt meer in dan respectvol samenleven en goed samenwerken, het is ook een werkelijk willen delen van de dingen die belangrijk zijn: van het dagelijks brood tot de vreugden en noden van elke dag. Wie de geschiedenis van de plaats overziet, beseft dat die broederschap niet in zichzelf besloten was, maar zich voortdurend voor anderen openstelde. Telkens weer kwamen nieuwe groepen op het terrein wonen, werken of studeren, en telkens opnieuw werden die door de fratergemeenschap ontvangen en opgenomen. Hartelijkheid en gastvrijheid zijn eveneens kernwoorden die bij de levenshouding en traditie van de fraters horen. Het is een wonderlijke speling van de geschiedenis, dat wat ooit begon met een gasthuis van zusters en een klooster van fraters en paters, nu verdergaat met het Woonzorgcentrum waarin al die groepen opnieuw aanwezig zijn.
traditie en vernieuwing Zin voor traditie, dat hoort dus bij de fraters. Maar niet zonder het besef dat die traditie moet worden voortgezet én vernieuwd. Zowel traditie als vernieuwing zijn dan ook kernwoorden van deze gemeenschap en deze plaats. De bouwgeschiedenis maakt dat zichtbaar: voortdurend werd er bijgebouwd, maar soms was het ook nodig daarvoor iets af te breken. Enkele keren in de geschiedenis werd er zo ingrijpend vernieuwd dat veel oude gebouwen tegelijk tegen de vlakte gingen: misschien wel meer dan we nu zouden willen. Na de oorlog werd het oude gasthuis afgebroken, het leverde ruimte op in wat inmiddels een erg volgebouwd stukje stad was, onder andere een mooie tuin en binnenplaats (het ‘vliegplein’). In 1956 verdween de Paterskerk, die eigenlijk geen functie meer had, om plaats te maken voor het nieuwe bestuursgebouw van de fraters, het Generalaat dat vanaf 1962 werd opgetrokken. In 1972 werd het grootste deel van het oude Moederhuis gesloopt, inclusief weeshuis en monumentale kapel: het terrein werd verkaveld en op een gedeelte ervan kon in 1975 het moderne verzorgingscentrum Joannes Zwijsen worden neergezet. Toen dat na enkele decennia niet meer aan de nieuwste brandvoorschriften en modernste eisen van verzorging beantwoordde, moest het gebouw het weer ontgelden. In 2002 werd het gesloten en enkele jaren later staat er een nieuw torengebouw, dat niet alleen functioneler is maar ook een nieuw woonzorgconcept uitdraagt. Het huisvest onder meer een kinderdagverblijf en houdt daarmee een oude traditie in stand: geen fraterhuis zonder jeugdafdeling. De bouwgeschiedenis verbeeldt wat eigenlijk geldt voor heel het religieuze leven: er zijn dierbare tradities die je koestert, maar je moet ook de moed hebben om het te vernieuwen en eigentijds te houden.
4
vandaag en morgen Tenslotte nog een laatste serie kernwoorden: eenvoudig, nuchter en concreet. Fraters zijn trots op hun roemrijke geschiedenis, maar ze blijven er eenvoudig en nuchter onder. Het gaat er immers om dat we die barmhartigheid en broederschap, die kwaliteit van evangelisch leven en werken, blijven waarmaken: niet gisteren, maar vandaag en morgen.
Charles van Leeuwen studiesecretaris van de fraters
Illustraties (zie hiervoor de diapresentatie): 1) Portret van Bisschop Zwijsen dat goed laat zien dat zijn ogen twee verschillende kanten opkeken. Men zei wel: met het ene oog let hij op God, met het andere op de mensen. 2) Het klooster van de fraters in 1845 (reconstructietekening). 3) Het Moederhuis van de fraters in 1894, omgeven door een grote tuin. Op de Gasthuisstraat rijdt een stoomtram, op de achtergrond is de spoorbaan te zien en het station dat in 1863 was gebouwd op van de fraters onteigende grond. 4) Het Moederhuis op een luchtfoto uit 1925, gezien vanuit het zuidoosten. Op de voorgrond de Kweekschool, daarachter de grote tuin. 5) Skyline in 1925 van fraterhuis, kapel en Paterskerk: het was een groene oase in de stad. 6) De verschillende gebouwen en internaten van het Moederhuis huisvestten grote groepen bewoners. Deze groepsfoto van fraters, kwekelingen en weeskinderen werd gemaakt in 1929 bij het bezoek van kardinaal van Rossum. 7) Zijgevel van het Moederhuis in 1972, vanaf het ‘vliegplein’. 8) Het nieuwe fraterhuis Joannes Zwijsen in 1976. 9) Het nieuwe Woonzorgcentrum Joannes Zwijsen in 2008 Historische serie: 10, 11, 12, 13 en 14 Op het terrein van het Moederhuis bevonden zich tal van bedrijven. Serie historische foto’s van de drukkerij en zetterij met weesjongens, de bakkerij, de smederij, de timmerwinkel en de schilderswinkel. De laatste drie bedrijven specialiseerden zich in kerkelijke artikelen, zoals lampen, kerkbanken, heiligenbeelden katholieke kunst. De drukkerij produceerde vooral veel schoolboeken en religieuze lectuur. Tweede historische serie: 15, 16, 17, 18, 19 en 20 Verschillende afdelingen en diensten van het moederhuis: de bibliotheek, de keuken, de kleermakerij, de wasserij, de kapsalon en de ziekenafdeling St. Joachim.
5