+
Tijdschrift voor Econornie e n Management Vol. XXXVIII, 1, 1993
Een bedrijfseconomische visie op de onderneming, vanuit de 'onvolledige contracten' benadering door K. KESTELOOT":
I. INLEIDING D e economische analyse is traditioneel uitgegaan van de 'markt' als belangrijkste mechanisme waarop economische transacties plaatsgrijpen. Op 'markten' komt er een vrijwillige, eenmalige ruil tot stand tussen twee onafhankelijke partijen die wensen te verkopen of te kopen. In realiteit echter grijpen een groot deel van de economische activiteiten plaats in afwezigheid van markten (bv. planeconomieen, transacties binnen ondernemingen, ...). Tenvijl de marktprijs een centrale coordinerende en motiverende rol speelt bij markttransacties (motivatie tot aan- of verkoop, coordinatie via het realiseren van een evenwicht tussen vraag en aanbod), wordt de allocatie van middelen binnen een onderneming (bv. verdeling arbeidskrachten over de afdelingen) in grote mate bepaald door een hierarchische machtsstructuur, ipv. door prijzen. Reeds in 1937 werd door de Nobelprijswinnaar R. Coase de vraag gesteld (i) waarom bepaalde economische activiteiten binnen ondernemingen plaatsgrijpen en niet via markten en (ii) als activiteiten beter binnen ondernemingen kunnen georganiseerd worden, waarCentrurn voor Ziekenhuiswetenschap en Departement Toegepaste Econornie, K.U. Leuven. D e auteur bedankt R. D e Bondt, R. Veugelers en een anonien~ereferee voor hun bedenkingen en De Diensten voor Programmatie van het Wetenschapsbeleid (SSlD11007) en de Onderzoeksraad van de K.U.Leuven (OT189105) voor de financiele ondersteuning.
om de economie dan niet uit 66n grote onderneming bestaat ? Coase argumenteerde dat het bestaan van ondernemingen kan verklaard worden vanuit de kosten die het afsluiten van transacties (bv. kopen en verkopen) met zich meebrengt, m.n. 'transactiekosten'. In zijn visie zijn ondernemingen en markten alternatieve mechanismen om economische transacties te organiseren en vermits de hoogte van de transactiekosten verschilt naargelang het gehanteerde transactiernechanisme, worden sommige activiteiten binnen ondernemingen en andere via markten georganiseerd. Na een langdurige stilte op dit terrein, is er gedurende de laatste jaren, vanuit de bedrijfseconomische hoek, meer interesse ontstaan voor een economische analyse van het functioneren van ondernemingen in het bijzonder en organisaties in het algemeen (zie 0.a. Williamson (19751, (1985) en (1989), Holmstrom en Tirole (19891, IOeps (1990a), Williamson en Winter (1991), Milgrom en Roberts (1992)). In tegenstelling tot de neoklassieke economische theorie, die vertrekt van 'de onderneming' als analyse-eenheid, neemt deze benadering 'de transactie' als uitgangspunt. De neoklassieke theorie beschouwt de onderneming als een 'black box', als 66n van de economische agenten, die op markten opereert, maar de transacties binnenin de onderneming worden niet expliciet belicht ; er wordt abstractie gemaakt van de informatie- en goederenstromen en van de diverse partijen binnen een onderneming. Terwijl deze 'black box' visie een belangrijke vereenvoudiging impliceert bij het bestuderen van bv. de werking van het marktmechanisme, is het voor een beter begrijpen van het bestaan, de omvang, de organisatie, ... van ondernemingen toch essentieel om te analyseren wat er intern gebeurt. In deze vernieuwende benadering wordt een onderneming essentieel bekeken als een netwerk van overeenkomsten tussen de diverse partijen die bij het ondernemingsgebeuren betrokken zijn (werknemers, managers, eigenaars, ...). Deze visie op de onderneming, als een 'nexus' van contracten werd in eerste instantie ontwikkeld door Alchian en Demsetz (1972). Methodologisch kan deze literatuur omtrent de theorie van organisaties opgesplitst worden in een 'volledige contracten' en een 'onvolledige contracten' benadering'. Een volledig contract is een overeenkomst waarbij alle relevante toeliomstige beslissingen kunnen afhankelijk gemaakt worden van verifieerbare variabelen ; dit in tegenstelling tot onvolledige contrac-
ten, waarbij niet alle mogelijkheden kunnen worden voorzien (Holmstrom en Tirole (1989)). In voorliggende bijdrage ligt de nadruk op de belangrijkste inzichten die de 'onvolledige contracten7-benadering ons biedt omtrent de werking van ondernemingen! Het concept 'transactiekosten' wordt uitgewerkt en er wordt aangegeven welk soort transacties er, vanuit deze benadering, vooral via ondernemingen kunnen georganiseerd worden. Vervolgens komen een aantal concretere invullingen van deze visie in een ondernemingscontext aan bod.
11. TRANSACTIEKOSTEN
Het inzicht dat het afsluiten van economische transacties gepaard gaat met kosten, 10s van de produktiekosten (bv. kosten voor het opstellen van een verkoopsovereenkomst), werd reeds geformuleerd door Coase (1937). Transactiekosten zijn de kosten voor het organiseren van transacties tussen economische agenten en resulteren uit de nood aan coordinatie en motivatie van economische activiteiten. Het coordinatieprobleem omvat het vinden van een antwoord op de vraag : "Wie doet wat, en hoe ?". Het motivatievraagstuk beoogt te bewerkstelligen dat ieder (i.e. wie) bereid is de toegewezen taken (i.e. wat) uit te voeren op een manier (i.e. hoe, dit is via het rapporteren van informatie en het uitvoeren van acties) die de doelstellingen van de organisatie zo goed mogelijk nastreeft (Milgrom en Roberts (1992)). Transactiekosten kunnen conceptueel opgesplitst worden in ex ante en ex post liosten (Carlton en Perloff (1989), Kreps (1990a)). De ex ante kosten zijn de initiele kosten om de overeenkomst op te zetten, vermits sommige omstandigheden niet kunnen voorzien worden op het ogenblik van het afsluiten van het contract, of vermits er teveel mogelijke omstandigheden zijn, om deze allemaal in het contract te specifieren. De ex post kosten zijn de continue kosten om het akkoord na te leven, aan te passen,... Deze kosten hangen samen met monitorering (nagaan of de tegenpartij de voonvaarden van het contract naleeft) en de (juridische) kosten voor het afdwingbaar maken van het contract. Soms zijn deze transactiekosten laag, maar in andere gevallen kunnen ze hoog oplopen. Bovendien varieren deze kos-
ten sterk met de aard van de transactie en het aangewende transactiemechanisme. Economische transacties kunnen plaatsgrijpen via zeer diverse mechanismen, gaande van markten (grootste onafhankelijkheid tussen de betrokken partijen), over expliciete en impliciete korte en lange termijn overeenkomsten (bv. licenties, franchises), tot ondernemingen (grootste onderlinge afhankelijkheid). Dat de marktprijs kan fungeren als een krachtig mechanisme om coordinatie- en motivatieproblemen op te lossen, is genoegzaam bekend uit de micro-economie : op basis van de marktprijs beslissen ondernemers welke produkten ze zullen vervaardigen en via welke technologie, beslissen consumenten welke goederen ze zullen aankopen, ... Een markt is een transactiemechanisme dat vooral functioneert op basis van prijsvorming e n waarbij transacties gepaard gaan met (zeer) korte termijn contracten. Aan de andere zijde van het spectrum bevinden zich de ondernemingen, als het ware een 'extreme' vorm van lange termijn contracten, waarbij er meerdere contracten worden afgesloten tussen een relatief stabiele groep van economische agenten (bv. werknemers, managers, eigenaars,...). D e transactiekostenbenadering stelt dat economische activiteiten precies zullen uitgevoerd worden via deze mechanismen (economische instellingen, organisaties) die de transactiekosten minimaliseren (Williamson (1975) en (1985), in navolging van Coase (1937)). Welk mechanisme de laagste transactiekosten impliceert hangt samen met de aard van de activiteiten en de betrokken partijen. Zo kunnen sommige activiteiten (bv. externe aankoop van niet essentiele onderdelen) goedkoper georganiseerd worden via markten, terwijl andere activiteiten beter binnen ondernemingen plaatsgrijpen (bv. interne produktie essentiele componenten). Lewis en Sappington (1991) bv. analyseren hoe de 'make-or-buy' beslissing bei'nvloed wordt door de transfereerbaarheid van de benodigde technologie.
B. Oorzaken Coase (1937) is de vader van de transactiekostenbenadering, maar hij was niet zeer expliciet over de oorsprong en de aard van deze kosten. Deze oorzaken kwamen pas uitgebreider aan bod in recenter onderzoek (bv. Williamson (1985), Kreps (1990a)). Diverse factoren, die eigen zijn aan de individuen die transacties ondernemen
enlof aan de transacties, geven aanleiding tot transactiekosten. Deze factoren hangen vanzelfsprekend samen. Individuen beschlkken slechts over een beperkte rationaliteit ('bounded rationality') en kunnen zich bijgevolg opportunistisch gedragen. Betreffende de transactie spelen de specificiteit van de activa, de onzekerheid, de frequentie en de omvang (waarde) een rol. 1. B e p e r k t e r a t i o n a l i t e i t Individuen beschikken slechts over een beperkte rationaliteit : zij kunnen niet alle toekomstige toestanden voorzien enlof er zijn zoveel toekomstige toestanden denkbaar, dat het niet kosteneffici'ent is om die allemaal in een overeenkomst, die gepaard gaat met de transactie, te specifieren. Een schaakspeler bv. beschikt over alle informatie (positie van elk schaakstuk) om een beslissing (volgende zet) te nemen. Om de mogelijke gevolgen van zijn zet te kennen moet hij echter rekening houden met elke mogelijke tegenzet van de rivaal en a1 zijn mogelijke reacties daarop. In het schaakspel zijn er echter zoveel mogelijke opeenvolgingen van zetten, dat zelfs 'S werelds beste schaakspelers, of schaakcomputers, de gevolgen van elke zet niet perfect kunnen inschatten: de capaciteit om rationele beslissingen te nemen is beperkt. Omstandigheden die ex ante niet voorzien waren, verhogen de ex post transactiekosten, omdat de partijen daar later moeten over onderhandelen. In dergelijke situaties kunnen er vanzelfsprekend slechts onvolledige contracten afgesloten worden. Vanuit deze optiek kan een onderneming gezien worden als een mechanisme dat specifieert wat er moet gebeuren indien er zich omstandigheden voordoen, die niet voorzien waren in het initieel contract. In de overeenkomst tussen de partijen binnen de onderneming worden slechts de globale lijnen vastgelegd. De eigendomsrechten bepalen de 'default' opties : ingeval van onvoorziene omstandigheden, zijn het de eigenaars van de onderneming die de finale beslissing nemen (Grossman en Hart (1986) - zie ook infra). 2. Opportunistisch gedrag Beperkte rationaliteit creert de mogelijkheid tot opportunistisch gedrag. Indien de omstandigheden wijzigen, mag in een aantal gevallen verwacht worden dat een individu ex post zijn gedrag zal aanpassen, indien dat in zijn eigenbelang is, onafhankelijk van wat er
overeengekomen werd op het ogenblik van het afsluiten van de transactie (ex ante). Zo'n gedragswijziging kan nadelig zijn voor de tegenpartij. Beide partijen hebben er bijgevolg belang bij om in de overeenkomst clausules te laten opnemen die de tegenpartij verhinderen om af te wijken van de initiele afspraak (bv. schadevergoeding, opzegvergoeding). Dergelijke mechanismen verhogen weliswaar de geloofwaardigheid ('commitment value') van de initiele afspraak, indien ze verifieerbaar (en afdwingbaar) zijn, maar ze beperken de flexibiliteit van de partijen. Alhoewel mag aangenomen worden dat veel individuen 'oprecht' zijn, heeft een contractant toch belang bij het afspreken van dergelijke clausules, vermits bij het afsluiten van de transactie de precieze karakteristieken van de tegenpartij niet gekend zijn. Er is onzekerheid of de tegenpartij opportunistisch zal reageren, of niet, en het opnemen van dergelijke clausule vermindert het risico op opportunisme.
3. O n z e k e r h e i d Onzekerheid verhoogt ook de transactiekosten, omdat het de coordinatie van activiteiten en de motivering van economische agenten bemoeilijkt. Onzekerheid wordt hier in een ruime zin begrepen en omvat bv. onzekerheid omtrent mogelijke (gekende) alternatieven (bv. omtrent waarschijnlijkheid van voorkomen), omtrent ongekende toekomstige situaties en omtrent de informatie waarover de tegenpartij beschikt (asymmetrische informatie), ... Onzekerheid hangt ook samen met de complexiteit van de transactie en de mogelijkheid van opportunistisch gedrag (cf. supra). Het probleem van asymmetrische informatie kan zich op verschillende vlakken situeren. Het is mogelijk dat de eigenaar de arbeidsinspanningen van zijn manager niet kan observeren, wat een illustratie is van een moral hazard situatie : het informatieprobleem heeft betrekking op de actie ondernomen door een van de partijen. In dit voorbeeld is er symmetrische informatie op het ogenblik van het afsluiten van de overeenkomst ; de asymmetrie doet zich pas achteraf voor (ex post). Het is ook mogelijk dat de eigenaar de arbeidsinspanningen van de manager we1 kan observeren (geen moral hazard), maar dat hij op het ogenblik van het selecteren van een manager diens intrinsieke capaciteiten niet kent; hij weet niet of hij
een 'goede' of een 'slechte' manager inhuurt. In dit geval is er averechtse selectie : het informatieprobleem heeft betrekking op de karakteristieken van een van de partijen. De asymmetrische informatie komt voor bij het afsluiten van de overeenkomst (ex ante). In beide gevallen beschikt de ene partij over meer informatie dan de ander. In realiteit zullen beide effecten frequent samen voorkomen en moeilijk van elkaar te onderscheiden zijn (zie ook De Bondt (1992)). Dergelijke asymmetrische informatie levert problemen op vermits redelijkenvijze mag aangenomen worden dat eigenaars en managers uiteenlopende doelstellingen nastreven (zie bv. Jensen en Meckling (1976) en Fama (1980) omtrent de invloed van de ondernemingsstructuur op het gedrag van de managers). Eigenaars zijn geinteresseerd in een hoog rendement op h ~ investeringen, n in mlxima!isatie van de waarde van de onderneming. Managers kunnen geinteresseerd zijn in het minimaliseren van hun arbeidsinspanningen, het maximaliseren van hun prestige, via bv. een groot werknemersbestand, prestigieuze kantoren, groei van de onderneming (grote omzet) eerder dan lange termijn winstmaximalisatie. In het bovenstaande 'moral hazard' voorbeeld mag bv. venvacht worden dat de manager minder hard werkt dan de eigenaar wenst ; en in de 'averechtse selectie' situatie kan de manager over minder capaciteiten beschikken, dan hij de eigenaar wil laten geloven. Een hoge mate van onzekerheid hangt samen met transacties die informatie omvatten, omwille van 0.a. onobserveerbare inputs (bv. hoeveel inspanningen levert een managementconsultant om een degelijk bedrijfsadvies op te stellen) en de onduidelijke band tussen input en output (bv. in welke mate zijn de gunstige bedrijfsresultaten het gevolg van het bedrijfsadvies). Vermits dergelijke contracten moeilijk afdwingbaar zijn, worden activiteiten die informatie omvatten (bv. produktontwikkeling) dikwijls binnen een onderneming georganiseerd. Wat het optimale transactiemechanisme is in geval van onzekerheid hangt sterk af van de precieze aard en karakteristieken van de onzekerheid. Voor onzekerheid aangaande informatietransacties kan het optimaal zijn om de transacties binnen een onderneming te laten verlopen, ipv. via een markt. Naarmate het moeilijker wordt om het gedrag van de tegenpartij te monitoreren kan een partij er echter belang bij hebben om de tegenpartij meer verantwoordelijk te stellen voor zijn eigen acties, maw. om de transacties net niet bin-
nen een onderneming te laten verlopen. Autofabrikanten organiseren veel activiteiten intern (bv. produktie onderdelen, reklarnecampagnes), maar de verkoop van de wagens gebeurt niet op die manier (niet via werknemers-verkopers). De verkopers zijn dikwijls zelfstandigen, die een lange termijn contract afsluiten met de fabrikant (Carlton en Perloff (1989)). Een van de redenen hiervoor is het feit dat het moeilijk is om via een werknemersstatuut de juiste prikkels te genereren (i.e. hen zoveel mogelijk laten verkopen tegen de hoogst mogelijke prijs). Verkopers die een vast loon ontvangen, hebben geen enkel incentief om veel te verkopen, tenvijl verkopers wiens loon gebaseerd is op het aantal verkopen, veelal zullen verkopen tegen de laagste prijs die de onderneming toelaat (de onderneming kan moeilijk controleren of deze bodemprijs noodzakelijk was om te verk~pe:: ~f r,iet\I . De verkopers zulle:: bijg-r,i,l, d, i,r,,,ps~mzet b-maximaliseren als hun vergoeding volledig op de omzet gebaseerd is. Ekn instrument hiervoor is de concessie, waarbij een verkoper het alleenrecht krijgt om een bepaald merk te verkopen in een bepaald gebied, met een statuut van zelfstandige. Franchising kan op een gelijkaardige manier verantwoord worden.
-- -
y
4. Specificiteit van d e activa De transactiekosten zijn hoger naarmate een transactie een hogere mate van 'activaspecificiteit' bezit, dwz. dat de alternatieve aanwendbaarheid van de produktiemiddelen laag is ; of als er maw. een hoge mate van eenzijdige of wederzijdse afhankelijkheid tussen de partijen (sunkkosten) bestaat. Deze 'activaspecificiteit' kan slaan op diverse facetten van het economisch proces, zoals lokalisatie (bv. besparing op voorraad- en transportkosten), fysische factoren (bv. gespecialiseerde machines), menselijke factoren (bv. leereffecten voor gespecialiseerde werknemers), merknamen, ... (Williamson (1989)). Bij zeer gespecialiseerde of opmaat-van-de-klient gemaakte produkten gebeurt het frequent dat de klient slechts op kCn leverancier beroep kan doen enlof dat de leverancier zijn produkt slechts kan verkopen aan die ene klant enlof dat zijn machines niet kunnen aangewend worden voor de produktie van andere goederen. Er kan maw. een grote mate van afhankelijkheid bestaan tussen de partijen. Deze graad van uni- of bilaterale afhankelijkheid kan verschillen voor en n i het afsluiten van de transactie. Ex ante is er bv. weinig wederzijdse afhankelijkheid tussen een vlieg-
tuigproducent en een fabrikant van vliegtuigvleugels : de vleugelbouwer kan, voordat hij gei'nvesteerd heeft in een bepaalde assemblagclijn, vleugels produceren voor vele fabrikanten en de fabrikanten kunnen vleugels bestellen bij veel vleugelbouwers. Ex post is de afhankelijkheid echter veel groter : nadat de producent een overeenltomst voor vleugels voor een bepaald type toestel heeft afgesloten met e h vleugelbouwer zijn ze van elkaar afhankelijk. De fabrikant ltan slechts bij die ene leverancier terecht en de vleugelbouwer kan, na investering in een bepaalde produktielijn, slechts leveren aan 66n fabrikant (Milgrom en Roberts (1992)). Een hoge mate van activaspecificiteit geeft aanleiding tot het 'hold-up'-probleem. Een partij die activaspecifieke investeringen onderneemt is gevoelig voor bedreigingen om de relatie te beeindigen door de tegenpartij. Deze dreiging laat de tegenpartij toe om bij de initiele afspralten betere voonvaarden te bedingen. Naarmate de activaspecificiteit toeneemt kunnen transacties beter via ondernemingen dan via markten georganiseerd worden. Indien activa niet specifiek zijn, is er geen nood aan 'instellingen', om de transacties te organiseren. De discipline opgelegd door het marktmechanisme volstaat om de transacties in goede banen te leiden. In geval van een grote mate van activaspecificiteit (zoals bv. voor vliegtuigvleugels) is de nood aan duidelijk afgelijnde, vaste regels groter, en worden de transactiekosten geminimaliseerd door het produkt intern, binnen de onderneming, te vervaardigen, of door lange termijn contracten af te sluiten. Een voorbeeld hiervan wordt geleverd door de relatie tussen steenkool- en elektriciteitsproducenten in de VSA. Soms beschikken deze laatste over weinig alternatieve leveranciers dan een nabijgelegen koolmijn. Bovendien heeft de koolmijn soms weinig alternatieve klanten. Bij dergelijke extreme vorm van specifielte activa is het waarschijnlijk dat beide ondernemingen fusioneren, om voortdurende onderhandelingsproblemen te vermijden. Deze strategie is echter niet gebruikelijk in de VSA, omwille van institutionele redenen : de instanties die de elektriciteitsproduktie reguleren, wensen zich niet in te laten met de produktie van andere goederen. De partijen kunnen ook lange termijn contracten afsluiten. Joskow (1987) vond dat de contracten voor de steenkoollevering aan elektriciteitsmaatschappijen gemiddeld 16 jaar langer zijn in geval van dergelijke activaspecificiteit, dan ingeval er alternatieve leveranciers zijn. Andere empirische studies omtrent deze 'make-
or-buy' keuze betreffen 0.a. de auto-industrie (Monteverde and Teece (1982)) en de ruimtevaartsector (Masten (1984)).
5 . D e frequentie en omvang van de transacties Indien een activiteit frequent plaatsgrijpt kunnen de kosten van het transactie-instrument uitgesmeerd worden over meerdere transacties, zodat relatief duurdere, maar effici'entere, intrumenten kunnen aangewend worden. Ondernemingen die bv. frequent bepaalde onderdelen nodig hebben, zullen eerder geneigd zijn om ze in huis te vervaardigen, dan fabrikanten die ze slechts sporadisch nodig hebben. Naarmate de transactie een grotere economische waarde heeft (bv. aankoop van een huis versus een boek), wordt het ook zinvoller QEI de 'duurdere' instrumenten te gebruiken. In de gezondheidszorg zal een patient bv. eerder een second opinion wensen (maw. hogere transactiekosten oplopen) voor een ingrijpende behandeling (bv. een amputatie) dan voor een banale kwaal (bv. verkoudheid). Een computerfabrikant, die gedurende de ganse levensduur van een PC-produkt bepaalde essentiele onderdelen dient geleverd te krijgen van een externe leverancier, zal een lange termijn overeenkomst wensen met de leverancier. Een computergebruiker, die slechts zeer uitzonderlijk een dergelijk onderdeel nodig heeft, behoeft geen dergelijke overeenkomst. Bovenstaande analyse illustreerde hoe transactiekosten kunnen bijdragen tot het verklaren van het bestaan, de omvang, de activiteiten, ... van ondernemingen. Dit concept laat toe beter te begrijpen waarom bepaalde activiteiten via markten en andere via ondernemingen zullen georganiseerd worden. De voorbeelden illustreren dat ondernemingen, markten, contracten, ... diverse mechanismen zijn waarlangs transacties kunnen georganiseerd worden. Wat het meest geschikte (i.e. goedkoopste) instrument is voor een welbepaalde transactie hangt af van haar precieze karakteristieken en de betrokken individuen. De kosten, die voor een gegeven transactie tussen welbepaalde individuen, gepaard gaan met het afsluiten van overeenkomsten kunnen bovendien verschillen van land tot land, 0.a. ten gevolge van uiteenlopende contractuele gewoonten en verschillen in wetgeving. Tenslotte dient opgemerkt dat eenmalige transacties, die geen activa-specifiteit impliceren, en die via een markt georganiseerd worden, ook transactiekosten kunnen impliceren. Het is bv. mogelijk dat de koper de kwa-
liteit van het produkt niet kan obsei-veren (er zijn maw. zoekkosten voor de consument). Bovendien kunnen binnen een onderne~ning transacties plaatsgrijpen conform marktregels (bv. transferprijzen om middelell te alloceren tusscn verschillende divisies); er kunnen marktelementen ingevoerd worden, on1 de transactickosten binnen een onderneming te verkleinen.
C.S~TLLC~LLLLT e n omvang van de ondernenting Ondcrnemingen blijlten geschiktere instrumenten te zijn om transacties te organiscren dan markten naarmate de activitciten een grotere mate van activaspecificiteit en hogere frequentie impliceren. Maar ook de interne ondernemingsactiviteiten gaan gepaard met transactiekosten, en deze nemen toe met de omvang van de onderneming. Dit implicecrt dat er grenzen zijn aan de groei van de onderneming ; en dit heeft vooral te malten met de toenemende problemen van inforrnatieverzamelii~gen -verwerking. Het wordt bv. moeilijlter om het gedrag van ondergeschikten te monitoreren, maw. om de interne efficientie te garanderen, omdat bv. verschillende afdelingen autonome doelstellingen nastreven, de stroom van transacties aangroeit,... De toename van de transactiekosten binnenin ondernemingen hangt historisch samen met de groei van ondernemingen, met de evolutie van de kleine eenmanszaak (&m ondernemer, die alle activiteiten zelf uitvoert) naar grotere ondernemingen. Dit ging gepaard met een scheiding van leiding en eigendom, alsook met het inhuren van meer en meer arbeidskrachten (Carlton en Perloff (1989)). De scheiding tussen leiding en eigendom impliceert dat de eigenaars van de onderileming niet zelf alle ondernemingsactiviteiten uitvoeren. Dit brengt mee dat de managers andere objectieven kunnen nastreven dan de eigenaars. De managers genieten van een beperkte aanspraltelijkheid, zij dragen niet zelf de volle financitle verantwoordelijkheid van hun beslissingen. Het invoeren van beperkte aansprakelijkheid werd noodzakelijk, met de groeiende omvang van de ondernemingen, omdat er slechts op die manier voldoende financiele middelen ltonden aangetrokken worden, om de ondernemingsactiviteiten te financieren. Daarnaast neemt de leiding niet alle litvoerende taken waar - er worden meerdere agenten (werltnemers) ingehuurd, die verschillende taken uitvoeren, waarvan het management zelf niet alle details ltent (bv. hooggeschoolde arbeiders. admi-
nistratieve werkkrachten), wat de controle bemoeilijkt. Werknemers kunnen ook andere objectieven nastreven dan de eigenaars.
111. HET BESTAAN VAN ONDERNEMINGEN Vanuit bovenstaande globale inzichten van de transactieltostenbenadering werd het concept 'onderneming' op uiteenlopende, concretere wijzen ingevuld, met nadruk op diverse aspecten van het ondernemingsgebeuren. In deze paragraaf worden een aantal van deze visies gei'llustreerd. In de optiek van Grossman en Hart (1986) is de onderneming de eigenaar van de residuele rechten op het gebruik van de activa, wat sterk gei'nspireerd is op de inzichten van Alchian en Demsetz (1972). Kreps (1990b) benadrukt het belang van 'corporate culture' en de reputatie van de onderneming. Holmstrom en Tirole (1991) geven aan dat het multidimensioneel karakter van activiteiten dient in kaart gebracht te worden, ter verklaring van de (eigendoms)structuur van ondernemingen. A. Eigendom van de residuele rechten Grossman en Hart (1986) identificeren een onderneming met de activa (bv. machines, voorraden, gebouwen) waarover de eigenaars controle kunnen uitoefenen. De eigendom van de activa gaat gepaard met de eigendom van de 'residuele rechten' op het gebruik van deze activa. Contracten kunnen specifieke (dit zijn welomschreven) of residuele (dit zijn alle overige) rechten omschrijven. Als het te omslachtig (te duur) is voor de betrokken partijen om alle specifieke rechten van een partij over bepaalde activa op te sommen, lian het optimaal zijn, om 'alle rechten over het actief' op te kopen, behalve deze specifiek opgesomd in het contract (i.e. behalve de specifieke rechten). Vanuit dit uitgangspunt omschrijven de auteurs de 'eigendom van de onderneming' als de aankoop van deze residuele controlerechten op de activa van de onderneming. Indien er zich omstandigheden voor doen, die initieel niet voorzien waren (maw. geen specifieke rechten) zullen de eigenaars van de onderneming de knoop doorhakken (maw. hun residuele rechten uitoefenen). Hart en Moore (1990) tonen, vertrekkend vanuit deze visie, aan hoe wijzigingen in
de eigendomsverhoudingen de incentieven van de werknemers, eigenaars en managers kunnen bei'nvloeden. Dit concept van residuele rechten is duidelijk voor eenvoudige, goed afgelijnde activa (bv. een wagen), maar ondernemingen, en voora1 grote ondernemingen vormen complexe combinaties van zeer diverse activa, en de residuele controlerechten over elk van de betrokken activa vallen hiervoor veel moeilijker precies te omschrijven. Bovendien varieren die residuele rechten ook over de tijd en van land tot land (bv. recht om werknemers te ontslaan), zodat het moeilijk is om via dit concept a l l e h te verklaren waarom precies bepaalde activiteiten binnen en ander buiten ondernemingen plaatsgrijpen3.
B. De reputatie van de o~zderrzeming ICreps (1990b) argumenteert dat de reputatie van de onderneming van cruciaal belang is in situaties waarbij er zich frequent onvoorziene omstandigheden voor doen, en er bijgevolg enkel onvolledige contracten kunnen afgesloten worden. De reputatie van de onderneming werkt als een impliciete belofte voor een eerlijke en redelijke oplossing van problemen, wanneer er zich situaties voor doen, die contractueel niet voorzien waren. Naarmate de tegenpartij meer vertrouwen heeft in de bekwaamheid en bereidheid van een onderneming om contractuele hiaten op een efficiente manier op te lossen, zijn de transactiekosten lager. Vanuit dit oogpunt is het opbouwen en behouden van een goede reputatie van belang. 'Corporate culture' is een belangrijk instrument in het creeren van reputatie : het is een instrument om aan de buitenwereld te tonen hoe beslissingen worden genomen en uitgevoerd, hoe er binnen de onderneming, en bijgevolg waarschijnlijk ook buiten de onderneming, wordt omgegaan met onvoorziene situaties.
C. M~lltidirnensionele activiteiten De bijdrage van Holmstrom en Milgrom (1991) bestaat erin dat zij expliciet rekening houden met het multidimensioneel karakter van economische activiteiten. In praktijk omvatten veel activiteiten inderdaad diverse deelaspecten, en het individu kan in elk van deze onderdelen weinig of veel tijd en moeite investeren. Een produktiearbeider kan zich, bij de uitvoering van zijn taak, bezig houden met
nemingen, geinspireerd vanuit de transactiekosten. Het organiseren van transacties gaat steeds gepaard met kosten, en economische agenten zullen kiezen voor die transactiemechanismen die de laagste kosten meebrengen. Het organiseren van activiteiten via ondernemingen, eerder dan via marltten of minder rigoureuze vormen van overeenkomsten, is vooral aangewezen indien hoge sunkkosten gepaard gaan met activiteiten die frequent plaatsgrijpen. Deze benadering kreeg, in recent werlt, een concretere invulling. Een aantal van deze visies, die kaderen in de onvolledige contracten literatuur, werden geillustreerd. Tenslotte dient aangegeven dat transactieltosten op zich natuurlijk niet volledig het bestaan, de structuur en interne werking van ondernemingen kunnen verklaren. Het is slechts 66n van de, weliswaar krachtige, concepten, die de inzichten in het ondernemingsgebeuren substantieel heeft vernieuwd. Andere invalshoeken, die in deze bijdrage niet aan bod kwamen, bieden ook bijkomende inzichten omtrent het bestaan van ondernemingen, zoals bv. de evolutionaire economie (bv. Nelson en Winter (1982)) en de teamtheorie (bv. Marschak en Radner (1972) en Holmstrom (1982)). NO TEN 1. Alchian en Demsetz' bijdrage (1972) werd oorspronkelijk geformuleerd in de volledige contracten benadering, maar kan in het onvolledige contracten kader geplaatst worden (Holmstrom en Tirole (1989)). 2. Een overzicht van de voornaamste bijdragen vanuit de 'volledige contracten' benadering komt aan bod in Kesteloot (1993). 3. Eenzelfde probleem stelt zich bij de omschrijving van de eigendom van de onderneming in functie van de eigendom van de residuele opbrengsten (i.e. de opbrengsten nadat alle contractuele verbintenissen zijn nagekomen), een notie die trouwens frequent gecombineerd wordt met het concept van residuele rechten (zie reeds Alchian en Demsetz (1972) en ook Milgrom en Roberts (1992)).
REFERENTIES Alchian, A. and Demsetz, H., 1972, Production, Information Costs and Economic Organisation, Anzericarz Econornic Review 62, 777-795. Carlton, D . W. and Perloff, J.M., 1989, Modern Industrial Organization, (Scott, Firesman and Co., Glenview). Coase, R., 1937, The Nature of the Firm, Econornica 4, 386-405. D e Bondt, R., 1992, Asymmetrische informatie, Bedrijfseconomische Verhandeling 9205, (DTEW, K.U.Leuven). Fama, E. F., 1980, Agency Problems and the Theory of the Firm, Jour~zalof Political Economy 88, 288-307. Grossman, S. and Hart, O., 1986, The Costs and Benefits of Ownership: a Theory of Lateral and Vertical Integration, Journal of Political Economy 94, 691-719.
Hart, 0 . and Moore, J., 1990, Property Rights and the Nature of the Firm, Joirr-nal of Political Econonzy 98, 1119-1150. Holmstrom. B. R., 1982, Moral Hazard in Teams, Bell Joun~nlof Econonlics 13, 324-340. Holmstrom, B. R. and Tirole, J., 1989, The Theory of the Firm. in Schmalensee, R. and Willig, R., eds., Handbook of Industl-ial Organisation, (North Holland Publishing Co.), 61-133.
I-Iolmstrom, B. and Milgrom, P,, 1991, Multitask Principal-Agent Analyses : Incentive Contracts, Asset Ownership and Job Design, Jounlnl of Lnw, Ecoizoinics and Orgc~rzisatioil 7, 22-52.
Jensen, M.C. and Meckling, W., 1976, Theory of the Firm : Managerial Behavior, Agency Costs and Capital Structure, Journal of Financial Ecorzomics 3, 305-360. Jensen, M.C. and Murphy, K.J., 1990, CEO-Incentives - It's Not How Much You Pay, but How, Hawnrd Bzrsiizess Review, May-June, 138-153. Joskow, P,, 1987, Contract Duration and Relation-Specific Investments, Ainericnrz Economic Review 77, 168.185. Kesteloot, K., 1993, Een bedrijfsecoi~omischevisie op de onderneming. vanuit de 'volledige contracten' benadering, DTEW, K.U.Leuven. Kreps, D.M., 1990a, A Course in Microeconomic Theory, (Princeton University Press, Princeton). Kreps, D.M., 1990b, Corporate Cultnre and Economic Theory, in A!:, J.E. and Shepsli, K.A.; eds., Perspectives on Positive Political Economy, (Cambridge University Press), 90-143.
Lewis, T.R. and Sappington, D.E.M., 1991, Technological Change and the Boundaries of the Firm, American Economic Review 81, 887-900. Marschak, J. and Radner, R., 1972, Economic Theoly of Teams, (Yale University Press, New Haven). Masten, S., 1984, The Organisation of Production : Evidence from the Aerospace Industry, Jozlrnal of Law and Econoinics 27, 403-417. Milgrom, P. and Roberts, J., 1992, Economics, Organisation and Management, (Prentice Hall Int.). Monteverde, K. and Teece, D., 1982, Supplier Switching Costs and Vertical Integration of Economics 13, 206-213. in the Automobile Industry, Bell Jo~~i-rzal Nelson, R.R. and Winter, S.G., 1982, An Evolutiona~yTheoiy of Economic Change, (Harvard University Press, Cambridge). Williamson, O., 1975, Markets and Hierarchies ; Analysis and Antitrust Implications, (Free Press, New York). Williamson, O., 1985, The Economic Institutions of Capitalism, (Free Press, New York). Williamson, O., 1989, Transaction Cost Economics, in Schmalensee, R. and Willig, R., eds., Handbook of Industrial Organisation, (North Holland Publishing Co.), 135-182. Williamson, O.E. and Winter, S.G., eds., 1991, The Nature of the Firm - Origins, Evolution and Development, (Oxford University Press, New York).