Faculteit Letteren & Wijsbegeerte
Fien Cornelis
Een architectengeslacht uit Oudenaarde: Philippe Vander Meersch (1749-1819) Auguste Vander Meersch (1798-1876)
Masterproef voorgelegd tot het behalen van de graad van Master in de Kunstwetenschappen Academiejaar 2013-2014
Promotor
Prof. dr. Linda Van Santvoort Vakgroep Kunst-, Muziek- en Theaterwetenschappen
Dankwoord
Dit onderzoeksschrift kon slechts tot stand komen dankzij de steun en hulp van vele mensen. Vooreerst ben ik dank verschuldigd aan mijn promotor, Prof. Dr. Linda Van Santvoort, voor het aanreiken van het onderwerp en de begeleiding doorheen het schrijfproces. Daarnaast wil ik ook de archivarissen en medewerkers van de geraadpleegde archieven bedanken, in het bijzonder Lucie Vander Meersch. Zij was ten alle tijde bereidwillig haar familiearchief beschikbaar te stellen voor mijn onderzoek. Speciale dank gaat uit naar mijn trouw lezerspubliek en naar Jonas voor de morele steun.
ii
Lijst van Afbeeldingen
Figuur 1: Sint-Walburgakerk op de Grote Markt van Oudenaarde. Figuur 2: Het stadhuis op de Grote Markt van Oudenaarde. Figuur 3: Philippe Vander Meersch (1749-1819). Figuur 4: Panorma van Oudenaarde. Toegeschreven aan Philippe Vander Meersch, 1777. Figuur 5: Wapenschild van de stad oudenaarde, ca. 1774. Figuur 6: Tekening in krijt en lavis. Toegeschreven aan Philippe Vander Meersch. Model voor de wildeman van Figuur 5? Figuur 7: Het Vleeshuis-tekenacademie van Oudenaarde (1783). Figuur 8: Ontwerp van een brug voor meneer Sasseghem. Detail uit een ontwerp voor stallen voor het hof van meneer van Sasseghem dat hij verpachtte aan een zekere meneer Van der Donckt. Figuur 9: Renvoy van een Caerte Figurative van de stad Oudenaarde en voorstad, toegeschreven aan Auguste Vander Meersch, voor 1783. Detail: De dubbele sluis aan de Meerspoort toont sterke vormovereenkomsten met de sluisontwerpen van Philippe. Figuur 10: Renvoy van een Caerte Figurative van de stad Oudenaarde en voorstad (Bijlage VI), toegeschreven aan Auguste Vander Meersch. Detail: Het voormalige kasteel van Pamele op de linkeroever van de Schelde. Figuur 11: In het rood staat de huidige Kasteelstraat aangegeven. Figuur 12: Kasteelstraat Oudenaarde. Figuur 13: In Oudenaarde is enkel dit ravelijn BC van de omwalling deels bewaard, in het huidige Liedtspark. Figuur 14: De vesting Oudenaarde, onderdeel van de Wellingtonbarrière in 1829, na afloop van de werken. Figuur 15: Het Kezelfort op de Kezelberg/Edelareberg. Figuur 16: Selectie modellen uit Neufforges Recueil élémentaire d'architecture in de tweede architectuurklas van de Gentse academie, 1783-1793. Figuur 17: Wapenschild van Charles Van der Meere 'souscripteur' door Philippe Vander Meersch geschilderd als dank voor zijn geldelijke steun voor de oprichting van de tekenacademie. Figuur 18: De Vleeshuis-Academie. Foto uit de eerste helft van de 19de eeuw. Figuur 19: Detail voorgevel van de tekenacademie van Oudenaarde. Figuur 20: De drie middentraveeën van de zijgevel van de Oudenaardse tekenacademie. Figuur 21: Kaart Oudenaarde door Jacob Deventer (1558). Figuur 22: Kaart Oudenaarde door J.J.F. de Ferraris (ca. 1770). Figuur 23: Luchtfoto Oudenaarde (2014). Figuur 24: Kaart Oudenaarde (2014). Figuur 25: Het Blekerijhuis, vermoedelijk het 'corps-de-logis' zoals beschreven in het bouwbestek. Figuur 26: Vermoedelijk het originele toegangshekken van het blekerijhuis, met bakstenen pijlers en bolornament.
14 14 23 24 25 25 26 45
45 47 48 48 52 53 54 63 66 69 72 72 76 76 77 77 80 82
iii
Figuur 27: Mogelijks de oorspronkelijke stallen van de blekerij. Figuur 28: Aanduiding van het originele oppervlakte van het kerkhof, gelegen aan de Dijkstraat. Figuur 29: Luchtfoto van de begraafplaats in Oudenaarde op de Eindries vandaag. Sinds 1902 grenst ze zowel aan de Dijkstraat als de Groenstraat. Figuur 30: Vermoedelijk het huisje van de grafmaker. Figuur 31: Oorspronkelijke en bewaarde toegang tot de begraafplaats langs de Dijkstraat. Figuur 32: Voorgevel Kasselrijhuis. Figuur 33: Voorgevel Kasselrijhuis. Figuur 34: Voorgevel huis Einestraat 23. Figuur 35: Gedeelte van de voorgevel van het burgerhuis, Baarstraat 18 Oudenaarde. Figuur 36: 13de-eeuwse kelder met knopkapitelen en kruisribgewelf in Huis de Craeye. Figuur 37: Medaillon met vergulde figuur op de borstwering van de voorgevel van huis De Craeye. Figuur 38: Boven het middenvenster van Huis De Craeye zijn vergulde allegorische figuren waar te nemen. Figuur 39: Zijgevel van de Gulden Mortier in de Broodstraat. Figuur 40: Torreken ter Walle, Wallestraat, Oudenaarde. Figuur 41: Huis Klein Kortrijk in de Bourgondiëstraat aan de Schelde. Links ervan Huis de Lalaing. Figuur 42: De voetstukken voor de ijzeren mortier- en kanonstellingen die zich zouden situeren achter het Tuighuis. Figuur 43: Deel uit een plattegrond van Oudenaarde van voor Wereldoorlog I. De Protestantse Tempel aan de Schelde bevond zich naast het gerechtsgebouw en de gevangenis. Figuur 44: De Protestantse Kerk met de voorgevel aan de Schelde, gelegen naast het gerechtsgebouw. Figuur 45: De Ram Broodstraat 25.
82 84 84 85 85 86 86 89 90 91 92 92 93 93 94 98 99 100 104
iv
Inhoudstafel
Inleiding
8
Intro 8 Status Questionis ............................................................................................................................................ 9 Probleemstelling ........................................................................................................................................... 10 Methodologie ................................................................................................................................................ 11
Deel I. Oudenaarde.................................................................................................................................................................13 1
Vooraf ............................................................................................................................. 14
2
Oudenaarde: Ontstaan en ontwikkeling tot begin 18de eeuw ................................... 16
3
Oudenaarde onder Oostenrijks (1713-1795) en Frans (1795-1815) bewind .............. 18
4
Oudenaarde onder Hollands Bewind (1815-1830) en Belgische onafhankelijkheid (1830) .............................................................................................. 20
5
Besluit ............................................................................................................................. 21
Deel II. Biografische schets van een architectengeslacht ................................................................................................ 22 6
Philippe Vander Meersch (1749-1819) ......................................................................... 23 6.1 6.2
Eerste levensfase (ca. 1749 - 1773): Opleiding en carrièrestart ................................................. 23 Tweede levensfase (ca. 1773-1786): Samenwerking met Anthone Vanden Hende ................ 26 6.2.1 Philippe Vander Meersch en Anthone Vanden Hende: Architecten van de Kasselrij Oudenaarde .......................................................................................................... 26 6.2.2 Oprichting van de Tekenacademie (1773) ....................................................................... 26 6.2.3 Andere gezamelijke projecten .......................................................................................... 27
6.3
Derde levensfase (1786-1819): Carrière tijdens politieke omwentelingen............................... 29 6.3.1 Oostenrijkse periode (tot 1792) ......................................................................................... 29 6.3.2 Franse periode (1795 - 1815) .............................................................................................. 30 6.3.3 Hollandse periode (1815-1830) .......................................................................................... 31
7
Auguste Vander Meersch (1798-1876) ......................................................................... 33 7.1
Eerste levensfase (1798-1830): Eerste stappen als architect en ingenieur ............................... 33 7.1.1 Intro ....................................................................................................................................... 33 7.1.2 Start Carrière ....................................................................................................................... 34
v
7.2 7.3 8
Tweede levensfase (1830-1852): Ingenieur als hoofdberoep ...................................................... 35 Derde levensfase (1847-1876): Grootgrondbezitter en verpachter ........................................... 36 Besluit ............................................................................................................................. 38
Deel III. Stedenbouw .............................................................................................................................................................. 39 9
Het statuut van de ingenieur (ca. 1750-1830).............................................................. 40
10
Philippe Vander Meersch ............................................................................................. 43 10.1 Infrastructuurontwerpen: Sluizen en bruggen ............................................................................ 43 10.1.1 Intro ....................................................................................................................................... 43 10.1.2 Sluizen ................................................................................................................................... 43 10.1.3 Bruggen................................................................................................................................. 44 10.2 Stedenbouwkundige ingrepen ........................................................................................................ 46 10.2.1 Aanleg van de Kasteelstraat .............................................................................................. 46 10.2.2 Landschapskaart.................................................................................................................. 49 10.2.3 Omwallingen ........................................................................................................................ 49 10.2.4 Andere ................................................................................................................................... 49 10.3 Besluit.................................................................................................................................................. 50
11
Auguste Vander Meersch .............................................................................................. 51 11.1 De Wellingtonbarrière met het Kezelfort ..................................................................................... 51 11.1.1 Intro ....................................................................................................................................... 51 11.1.2 Ontwerp van de nieuwe vesting ....................................................................................... 51 11.1.3 Ontwerp van het Kezelfort ................................................................................................ 53 11.1.4 Na de Belgische Onafhankelijkheid .................................................................................. 54 11.2 Waterbouwkunde: Inundatieproblematiek .................................................................................. 54 11.3 Spooraanleg........................................................................................................................................ 55 11.3.1 Intro ....................................................................................................................................... 55 11.3.2 Ontwerp ................................................................................................................................ 55 11.4 Besluit.................................................................................................................................................. 56
12
Algemeen besluit ........................................................................................................... 57
Deel IV. Architectuur ............................................................................................................................................................58 13
Het statuut van de architect (ca. 1750-1830) ............................................................... 59
14
Het Neoclassicisme ........................................................................................................ 62 14.1 Ontstaan en kenmerken ................................................................................................................... 62 14.2 Verspreiding door Europa ............................................................................................................... 63
15
Philippe Vander Meersch ............................................................................................. 65 15.1 Architect in dienst van de stad ....................................................................................................... 65 15.1.1 De Tekenacademie .............................................................................................................. 65 15.1.2 De Blekerij ............................................................................................................................ 76 15.1.3 Begraafplaats ....................................................................................................................... 83 15.1.4 Kasselrijhuis ......................................................................................................................... 86
vi
15.2 Philippe als ontwerper ..................................................................................................................... 87 15.2.1 Nouveau dépôt ..................................................................................................................... 88 15.3 Philippe als privéarchitect............................................................................................................... 91 15.3.1 De Craeye, Markt 41 ............................................................................................................ 91 15.3.2 Gulden Mortier, Markt 22 .................................................................................................. 92 15.3.3 Torreken te Walle, Wallestraat 16 .................................................................................... 93 15.3.4 Klein Kortrijk, Bourgondiëstraat 10 ................................................................................. 94 15.3.5 Andere privéprojecten ....................................................................................................... 95 15.3.6 Besluit.................................................................................................................................... 95 15.4 Besluit.................................................................................................................................................. 95 16
Auguste Vander Meersch .............................................................................................. 97 16.1 Auguste in dienst van de stad.......................................................................................................... 97 16.1.1 Tuighuis ................................................................................................................................ 97 16.1.2 Protestantse Kerk ................................................................................................................ 99 16.1.3 Besluit.................................................................................................................................. 103 16.2 Auguste als privearchitect ............................................................................................................. 104 16.2.1 De Ram, Broodstraat 25 .................................................................................................... 104 16.2.2 Maison de Compagnie....................................................................................................... 105 16.2.3 Besluit.................................................................................................................................. 105
17
Algemeen besluit ......................................................................................................... 106
Conclusie
107
Bibliografie
108
vii
Inleiding
Intro De spilfiguren van deze verhandeling zijn Philippe Vander Meersch (1749-1819) en zijn zoon Auguste Vander Meersch (1798-1876). We ontmoeten hen beiden als architect en ingenieur van Oudenaarde gedurende een interessante periode uit onze geschiedenis, een tijdperk van politieke machtswisselingen en ontluikende industriële revolutie die de maatschappelijk-culturele omgeving voorgoed zouden wijzigen. Daarenboven was Europa in de 18de eeuw in de ban van het Verlichtingsgedachtegoed. Frankrijk gaf hierbij de toon aan en de effecten van deze rationaliseringstendens waren ook in de Oostenrijkse Nederlanden voelbaar. In 1789 mondde die progressieve mentaliteitswijziging uit in de Franse Revolutie die daarmee het einde van het Ancien Régime inluidde. Er werd voorgoed komaf gemaakt met de oude maatschappelijke structuren en die modernisering zette zich door in de 19de eeuw. Welke rol Philippe en Auguste Vander Meersch in deze tijden van verandering speelden in hun hoedanigheid van architect en ingenieur, wordt in dit proefschrift achterhaald. Na een korte schets van de politiek-economische en sociaal-culturele lokale context waarin zij werkzaam waren, wordt hun levensloop zo volledig mogelijk gereconstrueerd aan de hand van de bronnen die voorhanden zijn. Daarop aansluitend wordt in deel II ‘Stedenbouw’ en in deel III ‘Architectuur’, gezocht naar antwoorden op de deelprobleemstellingen van deze thesis. Om de bevindingen te toetsen wordt het professionele leven van zowel vader als zoon aan de hand van enkele welgekozen realisaties ontleed en gecontextualiseerd. Het onderwerp van dit onderzoekswerk werd voorgesteld door Dr. Prof. Linda van Santvoort en assistent Evert Vandeweghe naar aanleiding van een archiefschenking te Oudenaarde. Het privéarchief in kwestie was in het bezit van Lucie Vandermeersch, notaris te Oudenaarde en nakomelinge van Philippe en Auguste Vander Meersch. In 2011 liet zij een deel van het familiearchief, met name de unieke verzameling kaarten, plannen en tekeningen, digitaliseren door toenmalig archivaris Pieter-Jan Lachaert.1 De aanvaarding van dit onderwerpsvoorstel kwam enerzijds voort uit de persoonlijke interesse voor stedenbouw en monumentenzorg in het algemeen en de architecturaal-geografische ontwikkeling van de eigen streek, de Vlaamse Ardennen, in het
1
Lachaert, Pieter-Jan, "De toekomst van het verleden. Het Oudenaards stadsarchief in 2011," in Handelingen van de Geschied- en Oudheidkundige Kring van Oudenaarde, van zijne Kastelnij en van den Lande tusschen Maercke en Ronne (Oudenaarde: Geschied- en oudheidkundige kring, 2012), 403.
8
bijzonder. In de persoon van Philippe en Auguste Vander Meersch vloeiden deze twee domeinen in elkaar over. De uitdaging bestond erin een overzichtswerk te schrijven over het leven en de realisaties van beide heren, vertrekkend van het privéarchief als belangrijkste bron.
Status Questionis Zoals voor elk wetenschappelijk onderzoek het geval is, is het noodzakelijk vooreerst een kennisbasis op te bouwen rond het onderwerp aan de hand van reeds bestaande onderzoeksresultaten. Overzichtswerken van deze twee figuren bleken volledig te ontbreken. De online inventaris van Onroerend Erfgoed, het voormalige ‘vioe’ of Vlaams Instituut voor Onroerend Erfgoed, werd daarom aangegrepen als vertrekpunt. De erfgoedmedewerkers van dit instituut maakten vanaf 1996 een lijst op van het waardevol onroerend goed in Oudenaarde en slaagden erin acht bouwwerken te linken aan Philippe Vander Meersch2: Het Vleeshuis-Tekenacademie (Markt 35), het Kasselrijhuis (Hoogstraat 30), huis De Craeye (Markt 26), huis De Gulden Mortier (Markt 22), huis Klein Kortrijk (Bourgondiëstraat 10), de begraafplaats, de bleekerij met landhuis (Meerspoort 610) en Torreken ter Walle (Wallestraat 16). Niet al deze bouwwerken zijn echter met zekerheid aan hem toegeschreven. Auguste Vander Meersch wordt in verband gebracht met Huis de Ram (Broodstraat 25). Hij zou het plan hebben getekend voor de nieuwe voorgevel in empirestijl. Meer is over hem niet terug te vinden. Samengevat verschaft deze inventaris reeds belangrijke informatie omtrent enkele bouwprojecten waarbij vader en zoon betrokken waren, maar dit blijft zeer beperkt. Bij de literatuurstudie kwamen een aantal werken aan het licht die een hoofdstuk wijden aan een biografische schets van Philippe Vander Meersch. De auteurs vetrekken daarvoor uit de biografie die in 1845 werd opgesteld door zoon Désiré-Joseph.3 Opvallend daarin is dat de ingenieurscapaciteiten van Philippe Vander Meersch nauwelijks of niet ter sprake komen en dat de oprichting van de Tekenacademie (zie infra) dikwijls als de enige architecturale verdienste van deze man naar voren komt. Ook Henry Raepsaet wijdde in 1849 een boekje aan de Tekenacademie.4 De persoon van Anthone Vanden Hende komt er naar voren als Philippe’s vaste medewerker. Met deze beperkte en ietwat eenzijdige informatie werd het onderzoek op touw gezet, in de hoop een vollediger beeld te krijgen van Philippe Vander Meersch als persoon en als architect-ingenieur en zijn samenwerking met Anthone Vanden Hende. De biografie werd met andere woorden opgesteld op basis van de genoemde referentiewerken en verder aangevuld door eigen onderzoek. Het resultaat staat te lezen onder deel I ‘Biografie’, maar bevat nog veel hiaten. Dat geldt zeker voor de
2
Verbeeck, Mieke, Anja Tack, en Suzanne Van Aerschot-Van Haeverbeeck, Inventaris van het cultuurbezit in België Architectuur. Provincie Oost-Vlaanderen, Arrondissement Oudenaarde, Kanton Oudenaarde, vol. 15N2, Bouwen door de eeuwen heen (BrusselTurnhout: Brepols, 1998). 3
Vander Meersch, Désiré-Joseph, "Notice sur Gaspar Heuvick, Jean Snellinck et Simon de Pape, peintre belge, et sur quelquesunes de leurs productions. Suivie d'un mot sur le premier fondateur de l'Academie de dessin, etc., à Audenarde, en 1773." (Gent: Imprimerie de Léonard Hebbelynck, 1845), http://books.google.be/books?id=pmw-AAAAcAAJ&printsec=frontcover&hl=nl," pp. 131. 4
Raepsaet, Henry, Notice sur l'ancienne académie royale de dessin, de peinture et d'architecture d'Audenarde: depuis son érection en 1773, jusqu'à sa réorganisation en 1806 (Oudernaarde: Charles de Vos, 1849). Henry Raepsaet was advocaat in Oudenaarde.
9
biografie van Auguste Vander Meersch die bijna volledig tot stand kwam op basis van archiefmateriaal. Het spreekt voor zich dat stedenbouw en architectuur onlosmakelijk verbonden zijn met de tijd en context waarin deze plaatsvinden. De activiteiten van zowel Philippe als Auguste Vander Meersch kunnen dan ook niet los daarvan worden begrepen. Daarom gaat in dit werk ook aan elke casus een noodzakelijk geachte contextschets vooraf. Daarvoor werd vertrokken vanuit enkele bijdragen van onder meer auteurs Patrick Devos, Marie Fredericq-Lilar, Jeroen Cornilly en Evert Vandeweghe voor het architecturaal-stedenbouwkundig aspect van dit onderzoek. Het sociaaleconomische aspect van het 18de-19de-eeuwse Oudenaarde in deze periode werd duidelijk na het doornemen van de bijdragen van onder meer Dirk Van de Vijver, Inge Bertels, Geertrui van Kerkhoven, Rik Castelein en Wouter Ronsijn. Ook de publicaties van de geschied- en oudheidkundige kring van Oudenaarde leverden een waardevolle bijdrage voor dit onderzoek.5
Probleemstelling Rond 1770 sijpelde een nieuwe architectuurstijl onze streken binnen, geconcipieerd door Franse architectuurtheoretici. Parijs zwaaide de plak in Europa en de verfransing was ook in de Nederlanden een feit. Architecten in spe kwamen uit alle hoeken van Europa naar de Franse hoofdstad voor een opleiding in de gerenommeerde architectuurschool van architectuurtheoreticus Jacques-François Blondel. Ook Philippe Vander Meersch trok er naartoe in 1769. Bij zijn terugkomst in 1773 stichtte hij in zijn geboortestad Oudenaarde een Tekenacademie waar studenten voortaan gratis een schilder-, teken- of architectuuropleiding konden genieten. Gevormd in de nieuwe neoclassicistische stijl, heeft hij als professor in ‘zijn’ academie ongetwijfeld een sterke stempel gedrukt op de leergang van het architectuuronderricht. De centrale vraag van dit onderzoekswerk luidt: Wat is nu de betekenis van Philippe en Auguste Vander Meersch voor de stad Oudenaarde op zowel architecturaal als stedenbouwkundig vlak? Enkele deelvragen kunnen deze probleemstelling aanvullen: In welke mate heeft Philippe Vander Meersch bijgedragen tot de modernisering van het bestaande huizenbestand en tot de ontwikkeling van de stad? In welke mate weerspiegelde de architectuur van Philippe Vander Meersch het Europese moderne gedachtegoed? Hoe vooruitstrevend was Auguste Vander Meersch voor deze stad als architect en hoe betekenisvol als ingenieur? Een belangrijke determinante voor een goed begrip van de materie is de historische context. De verschillende bewindvoeringen drukten elk hun eigen stempel op de organisatie en administratie
5
Oudenaarde, Geschied- en oudheidkundige kring van, "Handelingen van de Geschied- en Oudheidkundige Kring van Oudenaarde, van zijn Kastenij en van den Lande tusschen Maercke en Ronne.," (Oudenaarde: Geschied- en oudheidkundige kring, n.d.).
10
van de ambten van (stads)architect en ingenieur. Vader Philippe en zoon Auguste worden afzonderlijk besproken maar hun levensloop en carrière worden ook met elkaar vergeleken. Bovendien wordt ook gewezen op de verschillen tussen de toenmalige en huidige toestand van elke casus.
Methodologie Het overzicht van de bouwwerken die in de online inventaris van Onroerend Erfgoed gelinkt zijn aan Philippe Vander Meersch was zoals boven beschreven het vertrekpunt van dit onderzoek. De drie hoofdbronnen waaruit werd geput om antwoord te krijgen op bovenstaande vragen, zijn literatuur, archieven en in beperkte mate ook de monumentale bron via veldwerk. Het echte onderzoek werd opgestart bij een eerste raadpleging in het privéarchief dat vandaag in handen is van het nageslacht, meer bepaald van Oudenaards notaris Lucie Vandermeersch. Dit archief kreeg vorm dankzij Désiré-Joseph Vander Meersch, zoon van Philippe Vander Meersch en broer van Auguste. Als geschiedkundige verzamelde hij documentatiemateriaal omtrent zijn voorouders en voegde daar ook allerlei ander materiaal aan toe, van oud perkament tot contemporaine brieven. Als archivaris zal hij ongetwijfeld getracht hebben daar een systematiek in te brengen. En hoewel vandaag ordening is gebracht aan de hand van bundels en mappen, kan het voor een onderzoeker een hele opdracht zijn de relevante documenten op te sporen. De documenten die het archief rijk is, zijn van zeer diverse aard en handelen over verschillende familieleden over meerdere generaties heen. Helaas bevindt niet al het contemporaine grafisch en geschreven materiaal zich in een gunstige bewaringstoestand. De eerste persoon die dit archief uit liefde voor haar familie en voorvaderen en door haar interesse in genealogie en geschiedenis doorzocht, was Elsa Vandermeersch-Lantmeeters. Zij goot alle gegevens in een belangrijk overzichtswerk: Uit de geschiedenis van het geslacht Vandermeersch te Oudenaarde (1973).6 In datzelfde jaar keek ook Dr. Marcel Hoebeke de archiefdocumenten in wat leidde tot een biografie van Philippe’s zoon Désiré-Joseph Vandermeersch.7 In 1996 namen vervolgens ook de erfgoedmedewerkers van het Onroerend Erfgoed een kijkje in het privéarchief in het kader van de inventarisatie van onroerend erfgoed in de stad. In 2011 besliste Lucie Vandermeersch, huidige notaris van Oudenaarde, een deel van het privéarchief aan het stadsarchief van Oudenaarde te schenken. Pieter-Jan Lachaert, toenmalig archivaris, hielp de unieke verzameling kaarten, plannen en tekeningen, zowel in handschrift als gedrukt, te digitaliseren. Hoewel voornamelijk gefocust werd op de documenten die verband houden met Philippe en Auguste Vander Meersch, werden ook andere, op het eerste gezicht irrelevante, documenten ter hand genomen omdat zij dikwijls bijdroegen tot een beter begrip van de familie Vander Meersch, alsook tot een beter begrip van het tijdperk en de omstandigheden waarin zij leefden. De optiek van waaruit het privéarchief dit keer werd bestudeerd, wat in feite een valorisatie van het archief
6
Elsa Lantmeeters is geboren te Hasselt op 29 augustus 1921 en overleden te Oudenaarde op 4 april 2009. Zij was de dochter van wijlen Jozef Lantmeeters en Maria Reynders. Van de Meulebroecke, Gerard, 2 augustus 2012. 7
Hoebeke, Marcel, Désiré-Joseph Vander Meersch (1789-1863) (Oudenaarde: Sanderus, 1973).
11
impliceert, zorgde voor een brede kijk die zowel het genealogische, geschiedkundige als het kunsthistorische terrein aanraakte. Daarbij stonden kaarten, tekeningen en plannen als onderzoeksobjecten centraal. De losse stukken informatie uit het privéarchief werden aaneengeregen tot een meer samenhangend beeld aan de hand van literatuur en het stadsarchief van Oudenaarde (SAO). Raadpleging van het stadsarchief, en in het bijzonder het Fonds Kaarten en Plans, was uiteraard onontbeerlijk voor dit onderzoek.8 Het is dankzij de belangrijke administratieve functies die de leden van de familie in het verleden in en rond Oudenaarde bekleedden, dat heel wat van die kaarten bewaard zijn gebleven. Toch hebben het ontbreken van signatuur of datum op bepaald grafisch materiaal het onderzoek nu en dan bemoeilijkt en vertraagd. Er wordt nog even benadrukt dat alle tekst waarbij in dit onderzoekswerk geen verwijzingen zijn terug te vinden, gebaseerd is op documentatie uit het privéarchief. Omdat het privéarchief niet zoals stadsarchieven geordend zijn door middel van doos- of mapnummers, zijn dan ook enkel de literaire en archivalische bronnen van dit werk in referentie weergegeven. Ten slotte droeg ook observatie van het huidig bewaarde Oudenaards huizenbestand, wat een voeling teweeg bracht met het verleden en de ontwikkeling van de stad Oudenaarde, bij aan de kwaliteit van de onderzoeksresultaten. Het onderzoeksveld wordt afgebakend tot de stad Oudenaarde. Er worden dus voorbij gegaan aan andere archieven van de voormalige Kasselrij Oudenaarde dan het stadsarchief van Oudenaarde zelf. Deze studie vormt dan ook een mogelijke basis voor verder onderzoek en samen met het uniek onderzoeksonderwerp maakt dat haar relevantie uit.
8
Het Fonds Kaarten en Plans van het SAO (Stadsarchief Oudenaarde) omvat voornamelijk handschriftelijke kaarten en een aantal kadastrale kaarten. Informatie via fotografische bronnen uit dit fonds werden aangevuld met gegevens via fotomateriaal uit online beeldbanken: "fototheek Koninklijk Instituut voor Kunstpatrimonium," http://www.kikirpa.be/NL/45/30/Online+fototheek.htm, laatst geraadpleegd op 16 juli 2014; "de online Beeldbank van Gent," http://beeldbank.gent.be/, laatst geraadpleegd op 15 juli 2014; "Musea Oost-Vlaanderen in evolutie," http://www.museuminzicht.be/public/collecties/objecten/index.cfm, laatst geraadpleegd op 26 juli 2014; "un baiser d'audenarde," http://www.un-baiser-d-audenarde.be/, laatst geraadpleegd op 16 juli 2014; "le petit bruges," http://www.lepetit-bruges.be/, laatst geraadpleegd op 16 juli 2014; "Oudenaarde & Deelgemeenten - retro foto's," https://www.facebook.com/OudenaardeDeelgemeentenRetroFotos, laatst geraadpleegd op 5 juli 2014.
12
Deel I. Oudenaarde
13
1 Vooraf
Figuur 1: Sint-Walburgakerk op de Grote Markt van Oudenaarde. 9
Figuur 2: Het stadhuis op de Grote Markt van Oudenaarde. 10
De stad Oudenaarde (Figuur 1en Figuur 2) situeert zich in het zuidwesten van Oost-Vlaanderen en is gelegen in de vallei van de Schelde. Haar strategische ligging aan deze rivier maakte van Oudenaarde een belangrijke vestingstad sinds de middeleeuwen tot in de 19de eeuw. Oudenaarde werd doorheen de eeuwen meermaals belegerd waardoor haar vesting meerdere malen opnieuw werd versterkt.11 Het ingesloten karakter van de stad was terug te vinden in haar politiek profiel. De meeste politieke ontwikkelingen uit het verleden draaiden om de verdeling van de macht onder de belangrijkste Oudenaardse families. Ondanks haar volledige ommuring was Oudenaarde op economisch vlak echter nooit geïsoleerd van grote steden in de wijde omtrek zoals Gent en Kortrijk. Dankzij haar gunstige verkeersligging aan de Schelde, de kanaaltjes en riviertjes binnen de
9
"un baiser d'audenarde".
10
Oudenaarde, Stad, "Stad Oudenaarde," www.oudenaarde.be, laatst geraadpleegd op 28 juli 2014. Laatst geraadpleegd op 5 augustus 2014. 11
Bogaert, C., K. Lanclus, en A. Tack, "Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur Provincie Oost-Vlaanderen, Arrondissement Oudenaarde, Stad Oudenaarde met fusiegemeenten, 15N1," https://inventaris.onroerenderfgoed.be/dibe/geheel/20214, laatst geraadpleegd op 30 mei 2014.
14
stadsmuren en de verschillende grote steenwegen, was Oudenaarde een draaischijf tussen het plaatselijk rurale circuit en, via Gent, de wereldmarkt.12 De stad vormde het werkterrein van ingenieurs-architecten Philippe en Auguste Vander Meersch. Daarom wordt in dit eerste deel enerzijds ingegaan op het ontstaan en de ontwikkeling van de stad en anderzijds ook op het politieke aspect, omdat de lokale administraties en de hogere autoriteiten de invulling van deze twee ambten hebben bepaald.
12
Ronsijn, Wouter, "De moeilijke jaren 1840 in Oudenaarde: sociaal-economisch en politiek beeld van een stad tussen 1840-1850. Een historisch onderzoek naar het verloop van de crisis van 1845-1849 binnen de sociaal-economische context van Oudenaarde en de behandeling van die crisis binnen de politieke context van Oudenaarde" (Master Thesis, Gent, 2003-2004), 31.
15
2 Oudenaarde: Ontstaan en ontwikkeling tot begin 18de eeuw
De Schelde verdeelde Oudenaarde aanvankelijk in twee delen: de agglomeratie Pamel aan de rechteroever van de Schelde en de stadskern Oudenaarde aan de linkeroever. In de 13de eeuw, toen Oudenaarde reeds een Kasselrij was, versmolten beide agglomeraties.13 In diezelfde eeuw werd het geheel voorzien van stadsmuren en vier stadspoorten: De Beverepoort in het noorden, de Einepoort in het oosten, de Hoofdloze poort in het zuiden en de Meerspoort in het westen. Het gehucht de Eindries behoorde sinds midden 13de eeuw toe aan de stad maar zou steeds extra muros blijven.14 Onder de Bourgondische hertogen, die tussen 1384 en 1482 over onze gewesten heersten, beleefde Oudenaarde een bloeiperiode. In de 14de eeuw wist Oudenaarde de teloorgang van de wolindustrie op te vangen met een bloeiende tapijtweverij. Tegelijk droeg ook de lakennijverheid bij tot de welvaart van de stad. Op politiek vlak verkeerde Oudenaarde in die periode in oorlog met Gent waardoor heel wat omliggende dorpen vernield werden. De stadswallen werden in die periode nogmaals verstevigd en daarenboven voorzien van vierentwintig torens en vijf poorten. Toch werden de wallen niet uitgebreid wat een verregaande opdeling van de perceling intra muros tot gevolg had.15 Na de Bourgondische hertogen waren de Spaanse Habsburgers aan de macht. In 1575 kreeg de stadsomwalling er ravelijnen bij. Deze eeuw werd gekenmerkt door godsdienstperikelen, waar Alexander Farnese, landvoogd over de Nederlanden, een einde aan zou maken. Ook in Oudenaarde, de geboortestad van zijn moeder Margareta van Parma, zette hij orde op zaken.16 Onder het Twaalfjarig Bestand van aartshertogen Albrecht en Isabella (1609-1621) werden kerken gerestaureerd en vestigden zich nieuwe religieuze orden binnen Oudenaarde, zoals de kapucijnen en jezuïeten. Vanaf het midden van de zeventiende eeuw lag Oudenaarde herhaaldelijk in de vuurlinie van Frankrijk en Vlaanderen tijdens de veroveringsoorlogen van Lodewijk XIV. De Fransen slaagden erin Oudenaarde in de 17de eeuw tot drie keer toe in te nemen.17 Onder leiding van maarschalk en militair ingenieur Sébastien Le Prestre de Vauban werden veel strategisch belangrijke plaatsen in Europa onderworpen aan militaire bouwprojecten. Ook
13
Een kasselrij is een regionaal bestuur binnen het Graafschap Vlaanderen. De Kasselrij Oudenaarde bestond uit volgende dorpen: Ouwegem, Asper, Zingem, Huise, Kruishoutem, Mullem, Heurne, Wannegem-Lede, Eine, Ooike, Moregem, Bevere, Oudenaarde, Nokere, Wortegem, Petegem-aan-de-Schelde, Gijzelbrechtegem, Elsegem, Kaster, Kerkhove, Waarmaarde, Tiegem, Anzegem, Ingooigem, Avelgem, Outrijve. Zeven dorpen behoorden slecht gedeeltelijk tot de Kasselrij Oudenaarde: Bossuit, Moen, Heestert, Otegem, Vichte, Potegem (Waregem) en Nazareth. De Waele, Arnout, "Oudenaarde: Analyse en typologie van rurale nederzettingen en evolutie van bewoningspatroon" (Master Thesis, Gent, 2009-2010), 10. 14
Verbeeck, Tack, en Van Aerschot-Van Haeverbeeck, Inventaris van het cultuurbezit in België Architectuur. Provincie Oost-Vlaanderen, Arrondissement Oudenaarde, Kanton Oudenaarde, 15N2. 15
Bogaert, Lanclus, en Tack, "Inventaris van het bouwkundig erfgoed: Oudenaarde".
16
Ibid.
17
Oudenaarde werd ingenomen in 1658, van 1667 tot 1678 en in 1684 na verschrikkelijke bombardementen door maarschalk d'Humières waarbij meer dan de helft van het patrimonium vernield werd. Ibid.
16
Oudenaarde ontsnapte hier omstreeks 1670 niet aan en dit had een niet te onderschatten invloed op de verdere versterking van de stad.18 De stad kreeg vier bastions en de oude ravelijnen werden hersteld (Bijlage VII).19 Nadat de stad door een beschieting van de Fransen in 1684 grotendeels werd vernield, herstelde ze zich nooit meer volledig.20 De Oudenaardse economie bloeide opnieuw op in de 17de eeuw. Tapijten werden naar Frankrijk uitgevoerd, een lakenmanufactuur en ververij werden opgericht en de stad kreeg een belangrijke marktfunctie voor het omliggende platteland dat vooral leefde van landbouw en huisnijverheid, met name het spinnen en weven van linnen. Tijdens de Spaanse successieoorlog vond op 11 juli 1708 de Slag bij Oudenaarde plaats, een confrontatie tussen het Franse leger en de geallieerden onder leiding van de Engelse hertog van Marlborough. De dorpen Bever, Eine, Heurne en Mullem werden desastreus vernield.21 Dit gegeven en de aanwezigheid van een nieuwe rijke burgerklasse, leidden in de 18de eeuw tot een ware bouwwoede in de stad.22
18
"Sébastien le Prestre de Vauban," geraadpleegd op 2 juli 2014.
http://www.oudenaarde1708.be/aa1-NEDpaginas/NLkoning-vauban.html, laatst
19
Zie de maquette van Nézot van de stad, opgemaakt in 1746 onder tijdelijke bezetting door Lodewijk XV. Dit reliëfplan geeft een mooi beeld van de geslotenheid van de stad. Lachaert, Pieter-Jan, Oudenaarde 1708-Een stad, een koning, een veldheer (Leuven: Davidsfonds, 2008), 125. 20
Ronsijn, "Oudenaarde en omgeving in de 19de eeuw. ."
21
Bogaert, Lanclus, en Tack, "Inventaris van het bouwkundig erfgoed: Oudenaarde".
22
Van Kerkhoven, Geertrui, "De burgerlijke bouwkunst in Oudenaarde : van Lodewijk XVI naar neo-classicisme" (Master Thesis, Gent, 1995-1996), 123.
17
3 Oudenaarde onder Oostenrijks (1713-1795) en Frans (17951815) bewind
Met de Vrede van Utrecht in 1713, kwamen onze gewesten onder het gezag van de Oostenrijkse Habsburgers. De 18de eeuw wordt ook de eeuw van de Verlichting genoemd want het geloof in eigen kunnen en in de maakbaarheid van de maatschappij was groot. Ook de verlichte vorst keizerin Maria-Theresia die over de Nederlande heerste, belichaamde die nieuwe mentaliteit.23 Haar progressief bewind (1740-1780) gaf de cultuur en de economie van de Oostenrijkse Nederlanden een sterke stimulans. Samen met een bestuurlijk-militaire reorganisatie leidde dit tot een periode van relatieve vrede en rust in de Nederlanden.24 Ondanks de economische recessie in de jaren 1730-1740 bleef de bouwwoede overeind en kende het omliggende platteland van Oudenaarde een periode van herstel en demografische groei.25 Keizer Jozef II was zo mogelijk nog sterker doordrenkt van het gedachtegoed van de Franse Verlichting waardoor hij de hervormingspolitiek van zijn moeder Maria-Theresia nog verder doortrok. In 1782 gaf hij alle vestingen, met uitzondering van Luxemburg en de citadellen van Antwerpen en Gent, vrij voor verkoop. Sindsdien groeide Oudenaarde langzaam buiten haar vesten.26 Op bevel van Jozef II zouden bovendien na 1783 ook alle nutteloos geachte kloosters in zijn rijk gesloten worden en zouden de kerkhoven om hygiënische redenen extra muros verhuizen.27 Het Verlicht Gedachtegoed zou in 1789 culmineren in de Franse Revolutie. De Fransen verklaarden in 1792 de oorlog aan de verlichte Oostenrijkse keizer, Leopold II. Na een korte overwinning voor Oostenrijk in 1793 kwamen in 1794 de Fransen aan de macht na de Slag bij Fleurus. De Nederlanden werden in 1795 definitief geannexeerd door Frankrijk.28 Er kwam een einde aan de traditionele structuren. Zo werden de voormalige Oostenrijkse Nederlanden op bestuurlijk vlak ingedeeld in negen departementen. Oudenaarde werd binnen het Scheldedepartement de hoofdplaats van het gelijknamige arrondissement en het gerechtelijk kanton. Frans werd in het hele rijk de officiële taal op alle niveaus en nadat in 1796 ook nog eens werd beslist dat kloosters en abdijen definitief zouden worden verkocht, raakten de gemoederen van het volk verhit.29 Dit leidde tot de Boerenkrijg in 1798 die echter door de Fransen bloedig werd onderdrukt.
23
Van de Vijver, Dirk en Krista De Jonge, Ingenieurs en architecten op de drempel van een nieuwe tijd (1750-1830) (Leuven: Universitaire pers, 2003). 24
Van Tyghem, Frieda, "Jean-Baptiste Pisson (1763-818), architect, meester-timmerman en aannemer," Relicta 8 2011, 252. De staat werd gereorganiseerd met een indeling in kreitsen en districten, de voorlopers van de provincies en arrondissementen. Bogaert, Lanclus, en Tack, "Inventaris van het bouwkundig erfgoed: Oudenaarde". 25
Hubert, Jean-Christophe et al., 18de eeuwse architectuur in België. Laatbarok, rococo, neoclassicisme (Tielt: Lannoo, 1998), 14.
26
Bogaert, Lanclus, en Tack, "Inventaris van het bouwkundig erfgoed: Oudenaarde".
27
Van Kerkhoven, "De burgerlijke bouwkunst in Oudenaarde : van Lodewijk XVI naar neo-classicisme," 123.
28
Van Tyghem, "Jean-Baptiste Pisson (1763-818), architect, meester-timmerman en aannemer," 267.
29
Bogaert, Lanclus, en Tack, "Inventaris van het bouwkundig erfgoed: Oudenaarde".
18
Wanneer Napoleon Bonaparte vanaf 1799 aan de macht komt, eerst als consul en in mei 1804 als keizer, keert de rust in het land stilaan terug. Hij nam onder meer het initiatief tot verbetering van de infrastructuur en de waterwegen. Napoleon doet op 6 april 1814 troonsafstand en wordt na zijn terugkeer uit Elba definitief verslagen bij de Slag bij Waterloo op 18 juni 1815. Die periode van twintig jaar Franse overheersing heeft een sterke stempel gedrukt op onze maatschappelijke structuur en cultuur en die is tot op heden voelbaar.30
30
Van Tyghem, "Jean-Baptiste Pisson (1763-818), architect, meester-timmerman en aannemer," 267.
19
4 Oudenaarde onder Hollands Bewind (1815-1830) en Belgische onafhankelijkheid (1830)
In 1815 kwamen onze gewesten onder het gezag van koning Willem I en maakten ze daarmee deel uit van het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden. Willem I kon gebruikmaken van de bestuurlijke infrastructuur die het Franse Keizerrijk en het Koninkrijk Holland hadden achtergelaten. In Vlaanderen werd het Nederlands de officiële taal.31 Op het einde van de Spaanse Successieoorlog in 1713 waren grote delen van de versterkingen gesloopt en die werden tot aan de bouw van de Wellingtonbarrière in de eerste helft van de 18 de eeuw, nooit hersteld.32 Garnizoensstad Oudenaarde zou in deze militaire onderneming een grote rol spelen als verdediging tegen Frankrijk.33 De stad werd opnieuw voorzien van vesten en ravelijnen en vanaf 1822 werd het Kezelfort op de Edelareberg gebouwd.34 Na 1830 kende België een nieuwe economische expansie. Het Belgisch grondgebied werd ontsloten door de aanleg van een spoorwegnet. In Oudenaarde werd omstreeks het midden van de 19de eeuw een station gebouwd. De spooraanleg bevorderde de gedeeltelijke industrialisatie en urbanisatie van de landelijke gemeenten rondom Oudenaarde. In 1859 werden de stadsvesten geslecht wat het verstedelijkingsproces en de verdere industrialisatie van de stad versnelde.35
31
Van Tyghem, "Jean-Baptiste Pisson (1763-818), architect, meester-timmerman en aannemer," 335.
32
Gils, Robert, De versterkingen van de Wellingtonbarrière in Oost-Vlaanderen: de vesting dendermonde, de gentse citadel en de vesting oudenaarde (Gent: Provincie oost-vlaanderen, 2005), 11. 33
In de jaren 1840 telt de stad zo'n 450 soldaten wat overeenkomt met ongeveer 10% van de bevolking. Ronsijn, "Oudenaarde en omgeving in de 19de eeuw. ," 41. 34
Daarvan bleven tot op vandaag de lunetvorm, de droge grachten, beklede wallen met galerijen, onderaardse gang en een uniek tegenmijnstelsel bewaard. Een gelijkaardig fort, voorzien op de Beverse kouters, werd niet uitgevoerd. Bogaert, Lanclus, en Tack, "Inventaris van het bouwkundig erfgoed: Oudenaarde". 35
Ibid.
20
5 Besluit
Globaal genomen kan Oudenaarde worden beschreven als een stad die in de loop van de geschiedenis meermaals een zekere importantie heeft gehad, zowel in regionale als Europese context en zowel op economisch als militair vlak. Als belangrijk centrum van tapijtproductie en lakennijverheid in de 14de-15de eeuw, draaide Oudenaarde prominent mee in de Europese economie. Na een politiek onrustige 16de en 17de eeuw, zal zij door Vauban als echte versterkingsstad worden uitgebouwd onder Frans Bewind en vanaf de jaren 1820 als deel van de Wellingtonbarrière onder Hollands bewind. Het territorium van de eeuwenoude riviervesting en latere garnizoensstad Oudenaarde, zou dus meermaals grondig worden gewijzigd en het spreekt voor zich dat de expertise van technische experts als ingenieurs en architecten daarbij als essentieel werd beschouwd. Onder deel II 'Biografische schets' worden het leven en werk van architectingenieurs Philippe en Auguste Vander Meersch dan ook in deze ontwikkelingen gekaderd.
21
Deel II. Biografische schets van een architectengeslacht
22
6 Philippe Vander Meersch (1749-1819)
6.1
Eerste levensfase (ca. 1749 - 1773): Opleiding en carrièrestart
Figuur 3: Philippe Vander Meersch (1749-1819).36
Philippus Xaverius Vander Meersch (Figuur 3) werd geboren te Oudenaarde op 15 juni 1749 als zoon van Joseph van der Meersch (1698 - 1774) en Johanna Antonia Van den Hende (1708- 1786). Het gezin telde elf kinderen waarvan er vijf stierven voordat ze de volwassen leeftijd hadden bereikt. Het feit dat één van hen begraven werd in de Sint-Walburgakerk van Oudenaarde, geeft aan dat het gezin een zekere welstand genoot. De kinderen die de volwassen leeftijd wel bereikten, stegen op de maatschappelijke ladder dankzij hun afkomst, huwelijk en/of professionele bekwaamheid.37 Van de zes overlevenden was Philippe zonder twijfel het grootste manusje-van-alles. Als kunstenaar, azijnstoker, koopman in ijzer en lijnwaad, bierbrouwer, grondeigenaar, gemeenteraadslid, landmeter (ingenieur), architect en leraar aan de door hem gestichte tekenacademie was hij werkelijk van alle markten thuis.38
36
Vandermeersch-Lantmeeters, Elsa, Kunstenaarsfamilies van Oudenaarde (Oudenaarde: Sanderus, 2001), 199.
37
Een meisjestweeling stierf kort na de geboorte en drie jongetjes overleden als boreling of klein kind. Er kwamen er zes tot de volwassenheid. Naast Philippe (1749-819) waren dat nog Anthone (1736-1814), zilversmid, Jan-Bénédict (1743-1830) eveneens zilversmid, Anthonette (1738-1807), Anne Louise (°1748), kloosterzuster in Menen en Joseph Robert (1752-1817), kapucijn in Kortrijk. Ibid., 284. 38
Ibid., 293.
23
Figuur 4: Panorma van Oudenaarde. Toegeschreven aan Philippe Vander Meersch, 1777. 39
Waar Philippe Vander Meersch middelbaar onderwijs genoot, kon niet worden achterhaald. Over zijn latere artistieke opleiding is geweten dat hij eerst privéles schilderkunst volgde in Oudenaarde bij een verwant. Vervolgens bekwaamde Philippe zich verder aan de Antwerpse Academie voor Schilderkunst en het Anatomisch Amfitheater. In het Atelier van Antheunissen ontwikkelde hij een interesse voor landschapschilderkunst.40 Hij zou een prachtig panorama van Oudenaarde hebben geschilderd (Figuur 4) gebaseerd op een plan van militair ingenieur Vauban die Oudenaarde in 1670 van nieuwe stadsversterkingen voorzag. De versterkingsgordel aan de Eindries is vooraan in het beeldvlak weergegeven. Er heerst echter onduidelijkheid omtrent de datum van vervaardiging van het schilderij.41 In 1769 trok Philippe naar Parijs met het doel zich te perfectioneren. Hij werd toegelaten aan de Academie van Sint-Lucas. Hier zou hij zijn schildertalent verder ontplooien. Maar zijn enthousiasme voor architectuur groeide. Hij besloot daarop een architectuuropleiding te volgen aan de Académie Royale d’Architecture, in 1671 gesticht door Frans koning Louis XIV, en aan de Ecole des Arts van gerenommeerd architectuurtheoreticus Jacques-François Blondel. Nadat hij er de kneepjes van het vak geleerd had, keerde hij in 1773 als beloftevol architect terug huiswaarts.42 Toch zou hij het schilderen nooit volledig achter zich laten (Figuur 5 en Figuur 6). Daar getuigen onder meer ook de twee schilderijen op doek van, Het scheepje van Sint-Pieter en De ladder van Jacob, die zich bevinden in het koor van de kerk van Etikhove. In de familie zijn ook nog twee landschappen en twee Bijbeltaferelen bewaard.43 Zijn handboekje 'Handt ende notitie boekje - boeck voor Philippus Vander Meersch, meesterschilder binnen de stadt Audenaerde van het gonne bij hem ghelevert
39
"Musea Oost-Vlaanderen in evolutie". Laatst geraadpleegd op 4 augustus 2014.
40
Er werd geen informatie gevonden over de instellingen Anatomisch Amfitheater en Atelier van Antheunissen.
41
Gedateerd 1766 en toegeschreven aan Philippe Vander Meersch. "Panorama van Oudenaarde van 1766," http://balat.kikirpa.be/photo.php?path=B31345&objnr=160812, laatst geraadpleegd op 5 augustus 2014; "Musea Oost-Vlaanderen in evolutie".. Zoon Désiré-Joseph maakte in zijn Notice ook melding van een geschilderd stadspanorama. Het zou door zijn vader gemaakt zijn in het jaar 1777. Als het om hetzelfde werk gaat, lijkt deze laatste datering meer aannemelijk omdat Philippe in 1766 nog maar 17 jaar oud was. 42
Vander Meersch, "Notice sur Gaspar Heuvick, Jean Snellinck et Simon de Pape, peintre belge, et sur quelques-unes de leurs productions. Suivie d'un mot sur le premier fondateur de l'Academie de dessin, etc., à Audenarde, en 1773," 24. 43
Vandermeersch-Lantmeeters, Elsa, Uit de geschiedenis van het geslacht Vandermeersch te Oudenaarde (Oudenaarde: Saderus, 1973), 72. Foto's van 8 van zijn schilderijen zijn te bewonderen in Vandermeersch-Lantmeeters, Kunstenaarsfamilies van Oudenaarde, pp. 202-04.
24
ende verdient, 1774-1784' laat blijken dat hij naast schilderen nog diverse andere opdrachten uitvoerde.44
Figuur 5: Wapenschild van de stad oudenaarde, ca. 1774.45
Figuur 6: Tekening in krijt en lavis. Toegeschreven aan Philippe Vander Meersch. Model voor de wildeman van Figuur 5?46
44
Dit notitieboekje maakt deel uit van het privéarchief. Hij vergulde bijvoorbeeld ook een waaier boven de deur van het hospitaal te Oudenaarde, schilderde het wapenschild van de Paus voor pastoor Bockstal en 'verbreedde en kuiste' het altaarstuk van de kerk van Welden. Vandermeersch-Lantmeeters, Uit de geschiedenis van het geslacht Vandermeersch te Oudenaarde, 72. 45
Academie van teeken- en bouwkunst te Audenaerde: Register van rekeningen van nov 1773 - 1815, 607,608, SAO (Stadsarchief Oudenaarde). 46
Privéarchief.
25
6.2
6.2.1
Tweede levensfase (ca. 1773-1786): Samenwerking met Anthone Vanden Hende Philippe Vander Meersch en Anthone Vanden Hende: Architecten van de Kasselrij Oudenaarde
In 1773 rondde Philippe zijn studies af in Parijs en keerde hij terug naar zijn geboortestad Oudenaarde als 'schilder en bouwmeester, leerling en lid van Sint-Lucas te Parijs'. Al gauw werd hij aangesteld als architect-ingenieur van de Kasselrij Oudenaarde. Op dat moment was ook Anthone Vanden Hende, jeugdvriend en tevens neef van Philippe, architect-ingenieur van de Kasselrij.47 Anthone was daarboven ook actief in het stadsbestuur, waar hij verantwoordelijk was voor huisinspectie, schatting of kostenraming, nazicht van en toezicht op gebouwen.48 Inspectie en behoud van publieke gebouwen, kanalen, riolen, bruggen en kaaien, waren zaken die in de 18de eeuw tevens tot het takenpakket van de stadsarchitect behoorden.49 Philippe Vander Meersch en Anthone Vanden Hende namen in 1773 het initiatief tot de oprichting van een gratis tekenacademie. Die gezamenlijke initiatiefneming markeerde het begin van een intense samenwerking, die zich lijkt geconcentreerd te hebben in de periode tussen 1773-1784.
6.2.2
Oprichting van de Tekenacademie (1773)
Figuur 7: Het Vleeshuis-tekenacademie van Oudenaarde (1783).50
47
Vander Meersch, "Notice sur Gaspar Heuvick, Jean Snellinck et Simon de Pape, peintre belge, et sur quelques-unes de leurs productions. Suivie d'un mot sur le premier fondateur de l'Academie de dessin, etc., à Audenarde, en 1773," 27. 48
Mondelinge bron:Lybeert, Stijn, augustus 2013.huidig stadsarchivaris Stadsarchief Oudenaarde.
49
Bertels, Inge et al., "Building the City, Antwerp 1819 - 1880" (Doctoraat, K.U. Leuven, 2008), 95.
50
Foto door Fien Cornelis, 16 maart 2012.
26
Het initiatief tot de oprichting van de Tekenacademie (Figuur 7) in Oudenaarde, impliceerde dat tekenonderricht voortaan gratis verstrekt zou worden. Voortaan zouden ook de minder bemiddelde jongeren van de stad de mogelijkheid tot een opleiding krijgen.51 Hiermee droegen beide mannen bij tot de democratisering van het tekenonderwijs in Oudenaarde. Ze waren geïnspireerd door het Europese fenomeen van de academiestichtingen. Keizerin Maria-Theresia verleende de academie in 1776 door middel van een octrooi de nieuwe titel ‘Koninklijke Academie voor Schilderkunst, Tekenkunst en Architectuur’ en nam zo het instituut onder haar bescherming. In 1779 ontwierpen Philippe en Anthone een nieuw gebouw voor deze Tekenacademie waarbij het gelijkvloers gebruikt zou worden als vleeshal en de verdieping voor het tekenonderricht. De bouw startte het jaar erop en eindigde in 1783. Anthone en Philippe werkten aan de Tekenacademie als professor bouwkunde van bij de stichting in 1773 tot aan hun dood in respectievelijk 1814 en 1819.52 In die tijd gebeurde het immers wel meer dat stadsarchitecten hun functie van stedelijk ambtenaar combineerden met een lesopdracht aan de plaatselijke academie.53
6.2.3
Andere gezamelijke projecten
Projecten van diverse aard Ingenieur-architecten Anthone Vanden Hende en Philippe Vander Meersch bleken kunstenaar in de breedste zin van het woord. In 1777 schilderden ze een panorama van Oudenaarde Kaart waarop de fortificaties (stadsversterkingen) zijn te zien.54 Tussen 1780 en 1782 maakten ze ook een ‘caertgeographique der Oostenrijcksche Nederlanden’ op voor het Kasselrijhuis van Oudenaarde.55 De nieuwe Pierlepijnfontein die zich op het Jezuïetenplein bevond maar in de 19de eeuw vervangen werd door een nieuw exemplaar door Charles Vander Straeten, was eveneens door hen ontworpen.56 Maar ook als ingenieurs bij infrastructuurwerken genoten beide vrienden van elkaars steun en kennis. Eind maart 1781 werden zij samen uitbetaald voor werkzaamheden bij de nieuwe steenweg Oudenaarde-Deinze.57 Jan Jozef Raepsaet koos als commissaris bij dit project landmeters/ingenieurs Philippe Vander Meersch en Anthone Vanden Hende uit voor de opmetingen en plannen.58
51
Vander Meersch, "Notice sur Gaspar Heuvick, Jean Snellinck et Simon de Pape, peintre belge, et sur quelques-unes de leurs productions. Suivie d'un mot sur le premier fondateur de l'Academie de dessin, etc., à Audenarde, en 1773," 24. 52
Ze waren geen professor tussen 1793 en 1806 omdat de Fransen ze voor die periode sloten. Van de Vijver en De Jonge, Ingenieurs en architecten, 66. 53
Cornilly, Jeroen, "Architect/Ambtenaar. De betekenis van het ambt van provinciaal architect voor de 19e-eeuwse architectuur in West-Vlaanderen" (Doctoraat, K.U. Leuven, 2003), 189. 54
De stad gaf hen daar 430 florijnen voor. Vander Meersch, "Notice sur Gaspar Heuvick, Jean Snellinck et Simon de Pape, peintre belge, et sur quelques-unes de leurs productions. Suivie d'un mot sur le premier fondateur de l'Academie de dessin, etc., à Audenarde, en 1773," 27. 55
Specificatie van de onkosten, 753, Archief Kasselrij Oudenaarde.
56
Vander Meersch, "Notice sur Gaspar Heuvick, Jean Snellinck et Simon de Pape, peintre belge, et sur quelques-unes de leurs productions. Suivie d'un mot sur le premier fondateur de l'Academie de dessin, etc., à Audenarde, en 1773," 27. 57
Vermoedelijk is dat de huidige N35, die loopt over de grens van de vroegere Kasselrij ter hoogte van Nazereth en Ouwegem.
58
Archief Kasselrij Opmetingen, specificering van de werkzaamheden en betalingen, 825, Archief Kasselrij Oudenaarde. J.J. Raepsaet was griffier van de Kasselrij van Oudenaarde en woordvoerder van de Tekenacademie.
27
Ook richtten zij, gelijktijdig met de laatste bouwfase van de Tekenacademie in 1782-1783, in het voormalige kasteel van Bourgondië langs de Schelde, een economische graanmaalderij met drie molens op. Dit gebouw was in 1782 opgekocht door ondernemer P.F. Schepers uit Gent na het verdwijnen van de versterkingsmuren rond Oudenaarde. Schepers had een octrooi gekregen voor een nieuw experiment om de maaltechnieken te verbeteren en riep daarvoor de hulp in van Philippe Vander Meersch en Anthone Vanden Hende.59 De Britten kwamen kijken naar het bouwwerk en introduceerden de nieuwe technieken in Groot-Brittannië. Bij de volksopstand van 8 maart 1789 werden de 'drie konstige graenwatermolens' vernield en verbrand 'met al de voordere kostbare meubels en effecten zoo goud als zilver'.60 Kort daarna, in 1783, bouwden Anthone Vanden Hende, Philippe Vander Meersch en zijn broer, edelsmid Jan-Bénédict, een deel van de kazernen achter de cisterciënzerinnenabdij van Maagdendale aan de Schelde.61 In datzelfde jaar maakten ze ook het ontwerp voor de nieuwe Kasteelstraat in het centrum van de stad, na afbraak van het kasteel van Pamele (zie deel III 'Stedenbouw'). Vervolgens is ook nog bekend dat beide heren in 1786 het ontwerp opmaakten voor een nieuw, mooi gedecoreerd marmeren altaar voor het koor van de Sint-Walburgakerk. Dat verdween echter bij de aanleg van een nieuwe vloer.62 Voor de komst van de Fransen, in de tweede helft van de 18de eeuw, waren architecten vaak tegelijk landmeter of ingenieur. Philippe Vander Meersch en Anthone waren daar een goed voorbeeld van. Zij waren werkzaam als architect-ingenieur voor de stad en Kasselrij Oudenaarde.63 en waren dus zowel lokaal als regionaal actief. Het archief van het Kasselrijhuis geeft een goede beschrijving van de inhoud van hun ambt in dienst van de Kasselrij. Dit betrof ‘verbouwingen, wegeniswerken, bouwwerken aan het kasselrijhuis en diverse opmetingen op het terrein met betrekking tot openbare werken’.64
Architecturale projecten Naast deze gezamenlijke ondernemingen zouden aan Philippe en Anthone ook zeer veel gebouwen in de stad zijn toevertrouwd.65 Daarvan blijken maar vijf realisaties bewaard, die onder deel IV ‘architectuur’ worden toegelicht. Het betreft de reeds vermelde tekenacademie (initiatief 1773, bouw 1780), de blekerij (1778), het kasselrijhuis (ca. 1779-1784), het kerkhof/begraafplaats (1785) en
59
Verbeeck, Tack, en Van Aerschot-Van Haeverbeeck, Inventaris van het cultuurbezit in België Architectuur. Provincie Oost-Vlaanderen, Arrondissement Oudenaarde, Kanton Oudenaarde, 15N2, 7. 60
In 1792 richtte Schepers er de grootste houtzaagmolen van het land in.Vande Velde, Hector, Het Oudenaardsche door de eeuwen heen (Oudernaarde: Vandevelde, 1946), 184. 61
Die abdij werd in september 1796 opgeheven en het jaar erop als nationaal goed verkocht. Tussen 1830 en 1966 was het nog steeds in gebruik als militaire kazerne. Het is niet zeker of de kazernegebouwen van de genoemde heren bewaard zijn gebleven.Bogaert, C. et al., "De Inventaris van het Bouwkundig Erfgoed: Cisterciënzerinnenabdij Abdij van Maagdendaele," https://inventaris.onroerenderfgoed.be/dibe/relict/27222, laatst geraadpleegd op 5 juli 2014. 62
Vandermeersch-Lantmeeters, Kunstenaarsfamilies van Oudenaarde, 293.
63
Désiré-Joseph Vander Meersch beweert (Notice, 27) dat Philippe en Anthone naast Oudenaarde zelf, ook in andere dorpen van de kasselrij nog opmerkelijke en nuttige werken op hun naam hebben staan. 64
Opgave van de onkosten. , 756, Archief Kasselrij Oudenaarde. In de inventaris van het Onroerend Erfgoed is van deze verbouwing ook akte genomen, maar de ontwerpers zijn niet bekend. Het Kasselrijarchief laat er echter geen twijfel over bestaan dat Philippe en Anthone hiervoor verantwoordelijk waren. 65
Vandermeersch-Lantmeeters, Kunstenaarsfamilies van Oudenaarde, 293.
28
het ongedateerd ontwerp voor het buitenverblijf Torreken ter Walle in Volkgem (waarschijnlijk ca. 1775-1785). Anthone was dan wel architect van de Kasselrij van Oudenaarde, toch is hij altijd voornamelijk edelsmid gebleven.66 In het Oudenaardse zijn nog talrijke religieuze zilverwerken van hem bewaard. De familie Vanden Hende was van oudsher een belangrijke edelsmidfamilie en Philippe Vander Meersch was, via zijn moeder Johanna Vanden Hende, eveneens betrokken bij de edelsmeedkunst. 67 Daar getuigt een tekening van een olie- en azijnstel van dat teruggevonden werd in het privéarchief (Bijlage I).
6.3
6.3.1
Derde levensfase (1786-1819): Carrière tijdens politieke omwentelingen Oostenrijkse periode (tot 1792)
Vermoedelijk was de professionele samenwerking tussen Philippe Vander Meersch en Anthone Van den Hende midden jaren 1780 over zijn hoogtepunt heen en focuste Philippe zich op de stichting van een gezin en een carrière als zelfstandig architect en landmeter/ingenieur. Op 8 januari 1788 trad Philippe Vandermeersch in het huwelijksbootje met Coleta de Bare (2 september 1762 - 27 september 1820), dochter van Pieter Frans de Bare, wijnkoopman, en Judoca Philippina Cools. Via haar ouders was Coleta eigenares van de wijnhandel en herberg, 'De Baron de Courière' genaamd, in de Neerstraat.68Zij kregen samen zes kinderen. De oudsten waren DésiréJoseph (1789-1863) en Anselm (1792-1822). Anselm werd krankzinnig op 28-jarige leeftijd en stierf twee jaar later in het Strop in Gent. Désiré-Joseph werd een vermaard arts in de stad en oefende daarna onder meer ook de functie van stadsarchivaris en geschiedkundige uit. Vervolgens kwamen nog Marie-Thérèse (1793-1864), handelaarster en getrouwd met textielkoopman Louis de Roo, Félicité (1795-1866), die ongehuwd bleef, Auguste (1798-1876), zie infra, en Virginie-Anne (17991868) die trouwde met haar neef Joseph Vander Meersch. Allen overleefden ze hun vader.69 Zijn kinderen werden geboren in politiek woelige tijden. De macht over de Nederlanden werd overgeheveld van de Oostenrijkse Habsburgers naar de Fransen. Philippe's faam was al gevestigd met de oprichting van de tekenacademie. Samen met zijn talenten en gedrevenheid heeft dit er vermoedelijk toe geleid dat de potentiële carrièreschade door het politiek gewoel voor Philippe beperkt bleef.
66
Mogelijks concentreerde Anthone zich na deze periode van intense samenwerking terug op de stadspolitiek en de edelsmidkunst. Philippe zou van nu af meer als zelfstandig architect met privéopdrachtgevers gaan werken en zijn ingenieurscapaciteiten verder ontplooien. 67
"De Inventaris van het Onroerend Erfgoed Van den https://inventaris.onroerenderfgoed.be/dibe/persoon/5121, laatst geraadpleegd op 11 juli 2014. 68
Vandermeersch-Lantmeeters, Uit de geschiedenis van het geslacht Vandermeersch te Oudenaarde, 94.
69
Ibid., pp. 73-75.
Hende,
Anthone,"
29
Als ingenieur was hij betrokken bij verscheidene grote stedenbouwkundige projecten in Oudenaarde. De stadsmuren werden geslecht, nieuwe wegen en bruggen aangelegd, het sluizenlandschap in kaart gebracht om de bevaarbaarheid van de riviertjes in de binnenstad te verbeteren en het kasteel van Pamele op de linkeroever werd afgebroken. Op de plaats van dit kasteel werd de Kasteelstraat aangelegd. Philippe was verantwoordelijk voor het ontwerp en de aanleg daarvan maar noteerde ook nauwkeurig hoe de grond gepercelleerd en verkocht werd (zie deel III 'Stedenbouw').
6.3.2
Franse periode (1795 - 1815)
Onder Frans bewind werd de oude structuur van 'Kasselrij', die onder leiding stond van een baljuw, afgeschaft en vervangen door de nieuwe structuur van het ‘Departement’. Het grondgebied van de Kasselrij Oudenaarde werd bij de Franse annexatie in 1794 verdeeld over twee departementen (departement van de Schelde en departement van de Leie) en vijf cantons. Bij de hereniging met Nederland in 1815 werd de indeling grotendeels gevolgd en werd het gebied gesorteerd in de provincies West en Oost-Vlaanderen.70 De afschaffing van de Kasselrij moet voor Philippe tot gevolg hebben gehad dat hij zijn ambt als architect-ingenieur in dienst van de Kasselrij verloor. Ook werd zoals eerder vermeld, de Tekenacademie te Oudenaarde gesloten tot 1806 waardoor hij, zij het tijdelijk, zijn professorschap aldaar moest opgeven. Dit dubbel functieverlies verklaart misschien het weinige getekend en geschreven materiaal dat uit die periode van hem is overgeleverd. Mogelijks zat hij financieel in nauwere schoentjes en zag hij zich genoodzaakt op een andere manier zijn brood te verdienen. Dit deed hij door zich te concentreren op het privéterrein enerzijds en vanaf ca. 1783 een actieve rol te spelen in de verkoop en verpachting van de vrijgekomen gronden in de stad anderzijds. Grondbezit was voor veel families een weg tot verrijking. Dankzij zijn architectuuropleiding in Parijs, het succes dat hij genoot en zijn grondbezit, bleef Philippe financieel overeind. Niet zelden waren de private opdrachtgevers van Philippe als privéarchitect, mensen van zekere welstand (zie deel IV 'Architectuur'). Dit impliceert dat hij bij de beste architecten van de streek behoorde.71 Omtrent de financiële situatie van Philippe meent men op basis van het Oudenaardse huysgeldenboeck72 toch te mogen besluiten dat zijn inkomen eerder bescheiden was.73 Hoewel hij dus niet tot de sociale toplaag van de bevolking behoorde, zat hij zeker niet in een oncomfortabele financiële positie. Dat kan worden afgeleid uit het feit dat Philippe Vander Meersch zijn zonen Désiré-Joseph en Anselm begin 19de eeuw kon vrijkopen uit het leger van Napoleon waarvoor zij na loting opgeroepen waren. Philippe kocht een remplaçant voor hen en met die vervanger onderhield Philippe een drukke correspondentie die bewaard is in het privéarchief.74
70
De Waele, "Oudenaarde: Analyse en typologie van rurale nederzettingen en evolutie van bewoningspatroon," 10.
71
Heer van Maercke, meneer Van de Walle, dokter Van Cauwenberghe etc. zijn maar enkele voorbeelden.
72 73
Oudenaardse huysgeldenboeck, 602/21, SAO (Stadsarchief Oudenaarde). Van Kerkhoven, "De burgerlijke bouwkunst in Oudenaarde : van Lodewijk XVI naar neo-classicisme," 17.
74
In het privéarchief is hiervan de notarisakte bewaard waarin onder meer de betalingswijze genoteerd staat. Vandermeersch-Lantmeeters, Uit de geschiedenis van het geslacht Vandermeersch te Oudenaarde, pp. 73-74.
30
Het is niet zeker geweten of Philippe tot aan het eind van zijn leven stadsarchitect van Oudenaarde was. Misschien volgde Jan Vander Meeren in de Franse periode Philippe Vander Meersch op als nieuwe stadsarchitect. Van hem zijn in het stadsarchief enkele bouwplannen bewaard. Hij lijkt de enige architect die gelijktijdig met Philippe actief was in Oudenaarde.
6.3.3
Hollandse periode (1815-1830)
De familie Vander Meersch kwam in Oudenaarde reeds voor aan het einde van de 15de eeuw en tot zeker diep in de 19de eeuw was deze naam een vaste waarde in het stadsbestuur.75 Philippe zelf had ook goede banden met het bestuur, aangezien enkele bestuursleden tot zijn privéopdrachtgevers behoorden. Net als zijn zonen Désiré-Joseph en Auguste nam ook hij ooit een bestuurlijk functie waar in de stad.76 Op 15 september 1817 was hij bestuurslid van de gemeenteraad die onder leiding stond van burgemeester E.P. De Bare en A. Van de Walle als secretaris Misschien bekleedde hij dat ambt reeds langere tijd, maar zeker is dat hij het op 15 oktober van datzelfde jaar al naast zich neergelegd had.77 Philippe is op dat moment 68 jaar oud maar nog niet uitgeblust. De twee volgende, laatste, levensjaren, was hij nog steeds actief als architect en professor van de Tekenacademie. Gegevens over Philippe’s persoonlijkheid werden nergens teruggevonden. Hij zou zijn voorliefde voor architectuur en schilderkunst doorgegeven hebben aan zijn zoon Désiré-Joseph, van wie Hoebeke een biografie schreef. Désiré-Joseph ging zich uiteindelijk toch voornamelijk bekwamen als arts, historicus en filoloog. Dr. Marcel Hoebeke beschreef Désiré-Joseph als een bescheiden persoon die op veel gebieden tegelijk werkte maar traag en accuraat.78 Edmond Vanderstraeten wijdde een karakterbeschrijving aan zoon Désiré waardoor een beter beeld kan worden gevormd van vader Phillippe.79 Désiré-Joseph komt er naar voren als een zeer veelzijdig man.80 Tegelijk was hij ook iemand met een gezond oordeelsvermogen, een enorm geheugen, een grote eruditie en heel veel geduld. Door zijn kritische ingesteldheid nam hij als historicus geen voldoening met de mening van één enkele auteur maar raadpleegde hij er altijd meerdere. Ook was hij zelden tevreden over zijn werk.81 Dit perfectionisme lijkt hij te kunnen geërfd hebben van Philippe Vander Meersch. De brede interesse, bedrijvigheid, volharding en nauwgezetheid van Désiré-Joseph lijkt te stroken met het beeld dat werd gevormd na dit onderzoek. Beide getalenteerde mannen hebben er zorg voor gedragen ten allen tijde een hoge kwaliteit na te streven.
75
Van Cauwenberghe, Edouard, Panthéon Audenardais, 274. Bijvoorbeeld Antoine Van der Meersch die in 1793 chef-tuteur van Oudenaarde was. 76
Désiré-Joseph was lid van de Oudenaardse gemeenteraad tussen 1830 en 1836 (Hoebeke, 11.) en een halve eeuw later was ook notaris Victor Vandermeersch gemeenteraadslid 1879 (Paul de Muynck, 30.). 77
De Muynck Paul, De burgemeesters van Audenaerde en de leden van de gemeenteraad (of van de regeering) dezer stad van 1817 tot 1937, 9de boekdeel, 3e en 4e aflevering, Audenaerde drukkerije Bevernaege Michiel, Krekelput 13, 1939. p 3. 78
Hoebeke, Désiré-Joseph Vander Meersch (1789-1863), 7-10.
79
Vander Straeten, Edmond, le docteur Désiré-Joseph Van der Meersch (Gent: Hebbelynck, 1863), 33.
80
"Ses connaissances ne se limitaient pas à l'histoire; elles s'étendaient à la bibliophilie, à l'archéologie et à la numismatique. Il était parvenu à réunir une curieuse bibliothèque, une jolie collection de monnaies anciennes et un petit noyau d'antiquités de prix. Botaniste émineut, il avait formé un herbier très-bien conservé, avec l'indication des plantes qui croissent dans l'arrondissement d'Audenarde." ibid., 387. 81
Ibid., 386.
31
Op 21 november 1819 liet hij het leven in de stad waar hij zeventig jaar eerder het levenslicht zag. Na zijn dood zouden broers Désiré en August van Der Meersch met hun zus Félicité van der Meersch het grote mooie huis op de markt genaamd 'De Craeye', dat door hun vader gekocht werd van kanunnik Gruloos, bewonen. De voorgevel werd volgens Félicité door haar vader aangepakt en verfraaid volgens de mode van de tijd (zie deel IV 'Architectuur').82
82
Er werd door haar een handboekje bijgehouden van de levens- en onderhoudkosten. Daarin zijn ook details van de inboedel te vinden waaronder enkele schilderijtjes toe te wijzen aan Philippe Vander Meersch. Vandermeersch-Lantmeeters, Kunstenaarsfamilies van Oudenaarde, 297.
32
7 Auguste Vander Meersch (1798-1876)
7.1
7.1.1
Eerste levensfase (1798-1830): Eerste stappen als architect en ingenieur Intro
Auguste Vander Meersch werd geboren in 1798 te Oudenaarde als het op een na laatste kind, en tevens jongste zoon, van Philippe Vander Meersch en Coleta de Bare.83 Wanneer en óf hij huwde en kinderen kreeg, werd niet achterhaald. Auguste zou in de voetsporen treden van zijn vader en de kost verdienen als burgerlijk ingenieur, architecturaal expert, landmeter en aannemer van openbare werken. De grens tussen het beroep van architect en ingenieur was in de jaren 1820 nog steeds zeer vaag, ondanks de tendens tot professionalisering van deze beroepen onder Frans Bewind. Die overlapping wordt weerspiegeld in de verschillende beroepsbenamingen die Auguste in documenten soms tegelijkertijd kreeg opgespeld. In de loop van de 19de eeuw zou het takenpakket van architect en ingenieur langzaamaan duidelijker worden en scherper worden afgebakend. Beide hoedanigheden speelden dan ook een belangrijke rol in de stedenbouwkundige en architecturale ontwikkeling in de 19de eeuw.84 De functiebeschrijvingen van Auguste Vander Meersch zijn onder meer terug te vinden op enkele 'passeports à l'intérieur' die bewaard zijn in het privéarchief. Onder Frans bewind diende men dat bij zich te hebben als men zich wilde verplaatsen naar een ander kanton. Een 'passeport à l'étranger' had men verplicht bij als men naar het buitenland ging.85 Uit de bewaarde passeports van Auguste kan worden afgeleid hoe Auguste er uitzag als jonge dertiger. Hij had blonde haren, een hoog voorhoofd, blonde wenkbrauwen, grijze ogen, gemiddelde neus en mond, blonde baard en bakkebaarden, zonder snor, een korte kin, rond gezicht, frisse huidtint, gewone ‘omvang’ en een dikke sproet links van de onderlip.
83
Volgens een certificaet van de Nationale Militie uit 1833 zou hij echter geboren zijn op 9 oktober 1797. Elsa VandermeerschLantmeeters geeft als geboortejaar 1798 aan. 84
Bertels, Inge en Dirk Van de Vijver, "Belgian city architects and engineers – the rise of a new local elite, 1850-1880," in In control of the city: local elites and the dynamics of urban policy, 1800-1960, ed. Stefan Couperus, Christianne Smit, en Dirk Jan Wolfram (Leuven: Peeters, 2007), 121. 85
"Passeport," http://fr.wikipedia.org/wiki/Passeport, laatst geraadpleegd op 3 juli 2014.
33
7.1.2
Start Carrière
De generatie architecten uit onze streken waartoe ook Auguste Vander Meersch behoorde, startte de carrière onder Hollands Bewind. Deze lokale architecten volgden daarom normaliter een architectuuropleiding aan de lokale academiën eerder dan in Parijs.86 Auguste heeft zich na het middelbare onderwijs vermoedelijk ingeschreven in de plaatselijke Tekenacademie van Oudenaarde die zijn vader in 1773 had gesticht. Een opleiding architectuur aldaar zou althans de logische stap geweest zijn tot zijn aanstelling als stadsarchitect van Oudenaarde in 1822. Op 18 maart 1826 ontving Auguste Vander Meersch, op eigen verzoek, van burgemeester Vanverren en secretaris Van de Walle een eerbewijs voor zijn verdiensten als stadsarchitect. Hij was als inwoner van Oudenaarde vier jaar werkzaam geweest als ‘gepatenteerde bouwmeester en koopman’ en had ‘ten vollen genoegen der administratie het ambt van stadsbouwmeester bekleed en menigvuldige blijken zijner ervarenheid gegeven'. Hij werd ook geprezen om zijn goed burgerlijk en zedelijk gedrag tijdens die periode, dat hem de achting van zijn medeburgers had verschaft. Opvallend is dat hij reeds in 1824 zijn ontslag nam als stadsbouwmeester en het eerbewijs daarvoor dus pas twee jaar later ontving. De reden voor zijn ontslag als stadsarchitect zou de weigering geweest zijn van toenmalig burgemeester Emmanuel De Bare, tevens zijn oom, om zijn wedde te verhogen.87 Er werd niet achterhaald wat Auguste tijdens die vier jaar in hoedanigheid van stadsarchitect verwezenlijkt heeft. Pieter Clepkens, professor bouwkunde in de Tekenacademie, volgde Auguste in het jaar van zijn ontslagname op als nieuwe stadsarchitect van Oudenaarde. Was er naast weigering van loonsverhoging ook een andere, onderliggende reden voor zijn ontslagname? Koesterde hij andere ambities of interesses? In de periode 1820-1830 werd op het grondgebied van het huidige België door het Nederlandse genie begonnen met de bouw van de Wellingtonbarrière. Oudenaarde was één van de 19 vestingen die hiervoor opnieuw zou worden versterkt, als grensverdediging tegen Frankrijk. Dit gebeurde onder leiding van ingenieur Brunsveld van Hulten, later luitenant-kolonel bij het Wapen der Genie in het Garnizoen van Oudenaarde.88 Auguste was duidelijk een nieuwe weg ingeslagen door het ambt van stadsarchitect in te ruilen voor dat van ingenieur. In 1825 was hij betrokken bij het ontwerp van een nieuwe stadsomwalling, allicht in functie van de bouw van de Wellingtonbarrière en in opdracht van Brunsveld van Hulten (zie deel III 'Stedenbouw').89 Auguste's kennis en kunde op het stedenbouwkundig terrein werd op het einde van hetzelfde jaar beloond met het diploma van landmeter.90 In het kader van diezelfde context, ging Auguste Vander Meersch in 1827 aan de slag in de voormalige katoenspinnerij van Oudenaarde om het te herinrichten tot tuighuis.91 De werken eindigden op 14 augustus 1828 en werden door Auguste Vander Meersch als 'eerste kapitein
86
121Bertels en Van de Vijver, "Belgian city architects and engineers – the rise of a new local elite, 1850-1880."
87
Vandermeersch-Lantmeeters, Kunstenaarsfamilies van Oudenaarde, 297.
88
Er zouden 3 378 000 gulden aan de bouw besteed worden. Gils, De versterkingen van de Wellingtonbarrière in Oost-Vlaanderen, 67.
89
Het is niet zeker dat Auguste hier in dienst van Brunsveld Van Hulten werkte, maar in 1830 was dat zeker wél het geval.
90
De term 'ingenieur' zou de term 'landmeter' geleidelijk aan doorheen de 19de eeuw vervangen, parallel met de evolutie van de verzelfstandiging van de beroepsklassen van architect en ingenieur, en de statuutverhoging van 'de ingenieur'. 91
Tuighuis is een oude benaming voor arsenaal of wapenhuis. Ronsijn, "Oudenaarde en omgeving in de 19de eeuw. ."
34
ingenieur' uitgevoerd in samenwerking met aannemer Jacques De Keyzer en compagnie. In dit project wist Auguste zijn expertise in het bouwmeesterschap én het militair ingenieurschap te combineren. Na afloop van het project werden Auguste en Jacques, beide 'aannemers' genoemd, geprezen voor hun kunde en bekwaamheid. Als architect ontwierp Auguste in 1829 de Protestantse Kerk, ook wel Protestantse Tempel genoemd, dat als zijn architecturale hoofdwerk kan beschouwd worden. Dit bouwwerk werd echter vernield tijdens de Eerste Wereldoorlog. Het bouwproject wordt net als dat van het Tuighuis, onder deel IV 'architectuur' uitvoerig beschreven.
7.2
Tweede levensfase (1830-1852): Ingenieur als hoofdberoep
Vanaf 6 oktober 1830, het jaar van de Belgische onafhankelijkheid, zou, op bevel van de Voorlopige Belgische regering, via verscheidene commissies in Oost-Vlaanderen, toezicht gehouden worden op de conservatie van het Oost-Vlaams oorlogsmaterieel en munitie.92 In Oudenaarde wordt op 10 oktober Auguste Vander Meersch aangesteld als commissiesecretaris.93 Wat die conservatie precies inhoudt is moeilijk te achterhalen maar hier werd duidelijk beroep gedaan op zijn expertise als militair ingenieur. Op 11 november van datzelfde jaar, en ook een tweede keer in 1832, ontvangt Auguste een eerbewijs voor zijn 'kunde en bekwaamheid in de uitgevoerde aarde-, water-, timmer- en metselwerken in de vesting van Oudenaarde', allicht naar aanleiding van de stopzetting van de bouw van de Wellingtonbarrière (zie infra). De uitreiking van dit bewijs doet vermoeden dat deze werkzaamheden hadden plaatsgevonden onder leiding van Auguste. In de beginjaren van de onafhankelijkheid werd Auguste Vander Meersch in diverse documenten beschreven als aannemer van openbare werken, ingenieur en handelaar. De contexten hiervan zijn niet altijd even duidelijk. In zijn publicatie 'Aperçu sur les inondations estivales du haut-escaut' uit 1841 brengt Auguste Vander Meersch, 'architect-géomêtre', het belang van kanalisatiewerken voor inundatie en droogmakerij bij oorlogsdreiging onder de aandacht. Auguste stelt zich vragen bij de effecten van het kanaliseringsproject op de landbouw: draagt het trekken van kanaaltjes werkelijk bij tot een daling van extreme overstromingen? Tussen 1830 en 1851 lagen de werken aan de Wellingtonbarrière stil. Daar zat enerzijds de onafhankelijkheid van België voor iets tussen, maar ook de nieuwe prioriteit op vlak van stedelijke infrastructuur: de uitbouw van het spoorwegnet. De spoorwegen maakten eigenlijk de belangrijkste vernieuwing uit van de eeuw en nam aanvankelijk de hoogste vlucht in België en Groot-Brittannië.94 In 1845 maakte Auguste op aanvraag van Magherman het ontwerp op voor spoorweglijnen in
92
Brief van 10 oktober 1830 van kolonel commandant en chef Coppens vanwege het Generaal kwartier van de Stadswacht van de stad Gent. 93
De commissiepresident is Jules Ketele en de overige leden zijn Ch[arles] Vindevogel, Gequiere, Devillegas en Charles Liedts, met dus Auguste Vander Meirsch (sic) als secretaris. 94
Stück, H. en A. Grelon, "Die Ingenieure des Corps des Ponts et Chaussées Von der Eroberung des nationalen Raumes zur Raumordnung," in Ingenieure in Frankreich, 1747- 1990 (Francfurt, New York: Campus, 1994).
35
Oudenaarde richting Kortrijk, Ninove, Brussel, Henegouwen, Deinze en Gent. De Provinciale Raad hield zich bezig met de voorbereiding van deze werken. Baron Liedts trachtte de minister van Openbare werken ertoe te brengen de constructie van beide spoorlijnen over te laten aan een commissie met twee expert-ingenieurs waaronder Auguste Vander Meersch. Auguste schrok niet terug voor nieuwe ontwikkelingen op vlak van stedenbouw en liet zich bij het ontwerp van de spoorlijnen van zijn beste kant zien. Groot-Brittannië stuurde echter een concurrerende commissie hetgeen ertoe leidde dat Auguste's plannen in de jaren 1850 niet werden uitgevoerd (zie deel III 'Stedenbouw'). In 1851 werd een examen uitgeschreven voor het diploma van supervisie bij drooglegoperaties (drainage). Auguste Vander Meersch nam er als landmeter (géomêtre) aan deel. Hij legde de twee proeven op voldoende wijze af en behaalde zijn diploma, officieel getekend in Brussel op 30 juni 1852. In dat zelfde jaar, maakte hij een plan op van de versterkingen van Oudenaarde ('fortresse d'Audenarde') en nog een keer in 1854. Hij was toen officieel ‘ingenieur civil et ingenieur du drainage à Audenarde' (burgerlijk ingenieur en ingenieur van droogleggingen).
7.3
Derde levensfase (1847-1876): Grootgrondbezitter en verpachter
Bij wet van 27 februari 1846 werd beslist de militaire gebouwen en terreinen in Oudenaarde te verkopen. Conform hiermee start op 27 december 1847 de openbare verkoop die doorging in één van de zalen van het stadhuis.95 Notaris Reyntjes kreeg hiertoe de opdracht van de minister van Financiën.96 Het voormalig glacis van het Kezelfort werd van de hand gedaan.97 In totaal wordt het te verkopen gebied verdeeld in 61 loten.98 Loten 37 tot 61 werden toegekend voor gezamenlijke rekening aan Joseph Vander Meeren, Auguste Vander Meersch en zijn zus Félicité Vander Meersch en broer Désiré-Joseph Vander Meersch, beide ook woonachtig te Oudenaarde en voortaan ook mede-eigenaars van de grond.99 Die gronden waren deel van het voormalige glacis van Fort Kezel op de Edelareberg vlakbij Oudenaarde en hadden te kampen met grondverzakking. Daarvoor bracht Auguste Vander Meersch, in zijn toenmalige hoedanigheid van zowel ‘architecte expert’, ‘aannemer van openbare werken’ als 'ingenieur' de vrijgekomen gronden in kaart. Die gronden moesten worden opgehoogd voor 1 juli 1848 en dat moest gedaan worden zoals de werknemers van de Corps de Pont et Chaussées het wilden. De Société Générale van Brussel en de Banque de Belgique gaven
95
In 1847 waren diegenen die zich bezighielden met de organisatie van de verkoop volgende heren: Dewilde (directeur des domaines et de enregistrement), Veydt (ministre des finances, Brussel), Odeyer (receveur des domaines) en Groulard (majoor commandant van het genie). 96
De organisatoren van de publieke verkoop van 1847 waren Dewilde, directeur van de domeinen en de registratie, Veydt, minister van financiën in Brussel, Odeyer, ontvanger van de domeinen en Groulard, majoor commandant van het Genie. 97
Een glacis is een omhoog lopende terrein rond de rest van de vestingwerken. Fort Kezel was gebouwd als deel van de Wellingtonbarrière op de Edelareberg (zie infra). 98
'Vente de bâtiments et terrains militaires en exécution de la loi du 27 février 1846.'
99
De kostprijs van deze grond (lot 37 tot 61) bedroeg, inclusief extra kosten, 33 000 frank.
36
financiële steun voor de werken die op de berg moesten worden uitgevoerd. Ook bepaalde privépersonen stortten geld, zoals Antheunis Vandenberghe uit Gent en Ed. Vandewalle. Jacques Dekeyzer-Grau, 'handelaar te Oudenaarde' en borg geweest bij het project van de Protestantse Kerk door Auguste Vander Meersch, kocht ook veel grond op. Andere opkopers waren ook Jacques Debleecker en Jean-Louis Verspieren. Vanhulle en Van Bedtsbrugghe waren wellicht de waardeschatters van de gronden en bepaalden dus de prijzen. Het Kezelfort zelf werd in 1853 samen met andere gronden op de Edelareberg verkocht om verpacht te worden. Auguste, op dat moment 'architect-géomêtre', zou opnieuw bij het gebeuren betrokken zijn en hield de administratie ervan nauwgezet bij. Pas in 1859 werd de vesting opgeheven en was haar rol voorgoed uitgespeeld. De versterkingen werden ontmanteld en de gronden verkocht (zie deel III 'Stedenbouw'). Vermoedelijk bracht Auguste Vander Meersch de laatste 25 jaar van zijn leven door als rentenier, genietend van zijn pachtinkomsten. Hij bleef immers tot in de jaren 1870 actief als verpachter. Dat hij veel grond had gekocht tegen het einde van zijn leven, is duidelijk in de beschrijving zijn 'sterfhuis' (nalatenschap) bij zijn dood in 1876, waarin alle onroerende goederen die hij in zijn bezit had staan opgelijst. Zij werden publiek verkocht in november en december van dat jaar. De notarissen van dienst waren Van Assche uit Gent en Vander Meersch en Saby uit Oudenaarde. Auguste Vander Meersch stierf als een rijk man want hij had maar liefst 71 percelen grond en/of huizen met erf te koop. Het ging om een 'schoon huis te Audenaarde, een buitengoed met lusthof, moeshoven en zaailanden, hofstedekens, zaai- en hooilanden, gelegen te Edelaere, Mater, Leupegem, Melden, Berchem, Kerckhove, Waarmaarde, Tieghem, Ansegem, Deerlyk, Petegem, Bevere, Cruyshautem, Auwegem, Eyne, Mullem en Heurne.' Het enige goed in Oudenaarde zelf dat verkocht werd, was zijn eigen woning (met achterhuizen, hoving, koeren) op de Grote Markt, die aan de zuidkant paalde aan de Schelde.100 De overige gronden bevonden zich verspreid in de voormalige Kasselrij van Oudenaarde en het merendeel daarvan werd tot aan zijn dood verpacht als zaailand. Een uitzondering daarop was zijn luxueus buitenverblijf. Dit omvatte onder meer een woonhuis, hovenierswoning, stallen, een remise (koetshuis), drie fonteinen, grond eromheen met een boomgaard en hagen die het geheel afzoomden. Het geheel had een oppervlakte van niet minder dan 72 are 79 centiare. Ook de beplante dreef/toegangsweg naar deze villa, werd verkocht.
100
Kadaster sectie B nrs 711 en 721, 3a30ca. De westkant grensde aan het huis van Frederic De Moor, de oostkant aan dat van mevrouw Van Overwaele-Wolfcarius
37
8 Besluit
Bovenstaande pogingen tot biografische schets van zowel Philippe als Auguste Vander Meersch, hebben geleid tot een chronologisch overzicht van zowel persoonlijke als professionele aspecten van beide ingenieur-architecten. En hoewel hun belangrijkste verwezenlijkingen ook effectief staan opgelijst, bevat dit biografisch overzicht nog veel hiaten. Onder Oostenrijks Bewind werd Philippe Vander Meersch geboren in Oudenaarde, werd hij opgeleid in Parijs en maakte hij carrière in zijn geboortestad. Dankzij de centrale cultuurpolitiek die MariaTheresia voerde, had Philippe de wind mee als artistiek talent en ijveraar voor de oprichting van een Tekenonderricht los van de corporaties. Hij kreeg zowel lokale als centrale politieke steun bij het initiatief tot de bouw van de Tekenacademie en al gauw zouden de opdrachten vanwege de stad en de Kasselrij Oudenaarde elkaar opvolgen. Onder Frans bewind veranderde het bestuurlijkorganisatorisch landschap drastisch. Daardoor raakte Philippe zijn ambten als professor aan de Tekenacademie en architect van de Kasselrij kwijt. Hij kon echter terugvallen op zijn prestige en kapitaal en legde zich toe op privéontwerpen, stedenbouw en grondopkoop. Philippe bleef actief als architect en professor tot aan zijn dood in 1819. Auguste Vander Meersch zou in de voetsporen treden van zijn vader als ingenieur-architect. Auguste bleef vermoedelijk zijn hele leven in Oudenaarde wonen en werken. Hij werd geboren en groeide op onder Frans Bewind, maar maakte carrière onder Hollands Bewind. De politieke onrust door oorlogsdreiging met Frankrijk, leidde ertoe dat hij zich zou bekwamen als militair architect. Net als zijn vader bracht hij de stadsomwallingen meermaals in kaart. Dit maal gebeurde dat niet alleen in het kader van afbraak van de vestingmuren maar ook ter voorbereiding van de bouw van de Wellingtonbarrière . Net als zijn vader zou Auguste zich ook, in de laatste 25 jaar van zijn leven, verrijken met grondbezit. Als ingenieur zaten zij in een bevoorrechte positie bij de grondverkoop, omdat zij door middel van hun cartografiekennis en -kunde sneller betrokken raakten bij deze ontwikkelingen. Philippe maakte faam met zijn Tekenacademie en Auguste mocht de Protestantse Tempel als architecturaal hoofdwerk op zijn palmares schrijven. Door economische modernisering en industrialisering zou Auguste ook een grote rol spelen bij de aanleg van het spoorwegnet in Oudenaarde. Hij was daarboven net als zijn vader ook occasioneel handelaar.
38
Deel III. Stedenbouw
39
9 Het statuut van de ingenieur (ca. 1750-1830)
“Tot midden 18de eeuw waren de landmeters, edificiemeters en de militaire ingenieurs de enige twee beroepsgroepen waarvan de architecturale, ingenieurs- en meetkundige capaciteiten officieel door de overheid erkend werden.”101
De 18de-eeuwse modernisering en stadsuitbreiding in het zog van de Industriële Revolutie, werd gekenmerkt door de aanleg van een groot aantal steen- en waterwegen. De lokale en regionale regeringen waren in belangrijke mate verantwoordelijk voor het initiatief, de uitvoering en het beheer van deze infrastructuurwerken.102 Vlaanderen maakte in 1754 een regelement op dat het statuut en de beroepsinhoud vastlegde van de land- en edificiemeters. Zij hadden als taak het berekenen van het benodigde materiaal bij bouwprojecten en het doen van opmetingen bij de aanleg van steenwegen en kanalen. Meestal waren deze experts ook diegenen die het kostenplaatje van een project of de oppervlakte en koopprijs van een onteigende grond calculeerden.103 Philippe Vander Meersch genoot ook dit statuut. In de hieronder beschreven infrastructurele en stedenbouwkundige projecten waar hij in de hoedanigheid van land-/edificiemeter bij betrokken was, wordt de veelzijdigheid van dit beroep geïllustreerd. Ook cartografie behoorde tot het werkdomein van de land- en edificiemeter. Het belang ervan in die periode kan niet worden onderschat. Talrijke architecturale carrières werden door de centrale Oostenrijkse en Franse religieuze politiek omgebogen in de richting van ingenieurkunde.104 De cartografie van de Oostenrijkse Nederlanden was immers cruciaal voor het economische beleid van de overheden, in die zin dat het een instrument was om een overzicht te krijgen van de transportinfrastructuur en exploitatiegebieden op het eigen territorium.105 Ook dienden kaarten voor de voorbereiding van stedenbouwkundige ingrepen zoals de aanleg van steenwegen en kanalen, het uitdiepen van rivieren, het rechttrekken van rivierbochten, het construeren van bruggen, sluizen, molens enzovoort.106 De kaarten van de landmeters waren tot in de 19de eeuw meestal picturaal en werden daarom 'caerten figurative' genoemd. De belangrijkste gebouwen in het gebied werden er op weergegeven om de ruimtelijke context van het in kaart te brengen onderwerp te schetsen. Ook in het privéarchief is een caerte figurative van Oudenaarde bewaard (zie infra).107
101
Janssens, Luc "Landmeters tekenden de steenweg op kaart," http://www.historischebronnenbrugge.be/index.php?option=com_content&task=view&id=88&Itemid=139. 102
Cornilly, "Architect/Ambtenaar," 71.
103
Janssens, "Landmeters tekenden de steenweg op kaart".
104
Van de Vijver en De Jonge, Ingenieurs en architecten., 121
105
Ibid., 120.
106
Janssens, "Landmeters tekenden de steenweg op kaart".
107
Ibid.
40
Op 8 augustus 1772 werd de Jointe voor de Waterstaat opgericht waardoor de coördinatie van het beheer van rivieren, kanalen en havens gecentraliseerd werd.108 Dit orgaan gaf opdrachten aan het Corps voor Waterbouwkunde, dat samengesteld was uit militaire ingenieurs. Het centrale niveau zou dus stilaan de bevoegdheden over infrastructurele werken overnemen van de lokale en regionale besturen.109 Een efficiënte controle op de uitvoering van openbare werken en de financiering ervan stonden daarbij centraal.110 Deze centralisatietendens kwam in versnelling door de annexatie van onze gewesten bij Frankrijk in 1795. De bestaande Franse administraties voor openbare werken werden nu ook actief in de Belgische departementen. Het betrof de Conseil/Corps des Ponts et Chaussées, die controle hield op infrastructuurwerken en zich hierbij liet begeleiden door (militaire) ingenieurs met een hoofdzakelijk toezichthoudende taak, en de Conseil des Bâtiments civils, die toezag op de publieke architectuur.111 Zodoende fungeerden de departementen voortaan als intermediair bestuursniveau tussen de centrale regering en de lokale overheid.112 De doorgedreven organisatie en absolute controle van de centrale Franse regering op de inrichting van de openbare ruimte gingen hand in hand.113 Bovendien bracht de nood aan kartering en inrichting van de ruimte een professionaliseringsproces op gang.114 De nieuwe en meer hiërarchisch georganiseerde publieke administratie en het streven van architecten, ingenieurs en aannemers naar erkenning en een wettelijk diploma, zou uiteindelijk leiden tot een striktere definiëring van deze beroepen.115 De verdubbeling van deze experten in de departementen was bovendien een indicatie dat de overheid meer dan voorheen belang hechtte aan publieke gebouwen en infrastructuur.116 Bij de oprichting van een burgerlijk ingenieurscorps voorzag de centrale overheid een bijhorende civiele vormingsinstelling: de École des Ponts et Chaussées (of École hydraulique).117 Dankzij een decreet uit 1804 zou het terrein van openbare werken definitief in handen vallen van deze competente ingenieurs. Dit orgaan had niet alleen de controle over steen- en waterwegen maar oefende regelmatig ook gezag uit over publieke architecturale projecten als gevangenissen, armenhuizen en militaire bouwwerken. Het architecturaal ontwerp was dus niet meer enkel in handen van de architect.118 Auguste Vander Meersch, in de jaren 1820 respectievelijk stadarchitect en millitair ingenieur in Oudenaarde, is hier een voorbeeld van. Het is echter niet geweten waar hij zijn opleiding had genoten.
108
Cornilly, "Architect/Ambtenaar," 71.
109
Ibid. 72.
110
Ibid., 77.
111
Ibid., 72.
112
Ibid., 89.
113
Ibid., 135.
114
Ibid., 69.
115
Ibid., 543.
116
Bertels en Van de Vijver, "Belgian city architects and engineers – the rise of a new local elite, 1850-1880," 124 en 127.
117
Van de Vijver en De Jonge, Ingenieurs en architecten, 65.
118
Cornilly, "Architect/Ambtenaar," 135.
41
De Franse ingenieurs van de Corps des Ponts et Chaussées werden na de machtswissel in 1814 uit onze streken terug naar Frankrijk geroepen en vervangen door lagere ambtenaren van het Corps.119 Het nieuwe ingenieurskorps Corps van Waterstaat dat in de plaats kwam, was zoals in de Oostenrijkse en Franse Tijd georganiseerd naar militair model met een strikte hiërarchie, en had de controle over zowel openbare werken als publieke gebouwen.120 In de 19de eeuw tenslotte, behoorde het domein van de openbare werken nadrukkelijk tot de taken van de stedelijke en gemeentelijke overheden die tevens haar administratie trachtten te professionaliseren.121 Geleidelijk aan werd een ‘moderne’ administratie gevormd wat een grotere differentiatie en specialisatie van taken, structuren en personeel inhield. Het bijbehorend bureaucratisch apparaat leidde tot een grotere complexiteit van de administratieve organisatie en een exponentiële toename van het ambtenarencorps.122
119
Ibid., 165.
120
Van de Vijver en De Jonge, Ingenieurs en architecten, 11.
121
Cornilly, "Architect/Ambtenaar," 179.
122
Ibid., 131.
42
10 Philippe Vander Meersch
In dit hoofdstuk worden enkele projecten overlopen die de betekenis van Philippe als landmeter/ingenieur voor de stad en Kasselrij Oudenaarde aantonen. Daarbij komen enkele infrastructuurontwerpen en stedenbouwkundige ingrepen aan bod die bewaard worden in het privé- en stadsarchief en met een sterk vermoeden aan hem kunnen worden toegeschreven. Een selectie uit het beperkt bewaard grafisch materiaal wordt gemaakt op basis van de artistiek en/of stedenbouwkundig meest waardevolle ontwerpen.
10.1 Infrastructuurontwerpen: Sluizen en bruggen 10.1.1 Intro Vroeger werd Oudenaarde ook wel ‘Petit Bruges’ genoemd. Deze bijnaam had ze enerzijds te danken aan haar ligging aan de rivier de Schelde en anderzijds aan de waterlopen die het stadscentrum doorkruisten.123 Die wateren waren voor de stad van groot economisch nut want ze werden druk bevaren voor aan- en afvoer van grondstoffen en producten. Sluizen speelden hierbij een belangrijke rol, maar dienden daarnaast ook doelen van militaire aard: in tijden van oorlog werden inundatiesluizen gebruikt om door het opstuwen van het Scheldewater valleien onder water te zetten en zo de vijand op afstand te houden. Daarbij waren ze ook essentieel bij de coupures langswaar het overtollige water van de blekerijsites aan de Donk en de Eindries moest worden afgevoerd.
10.1.2 Sluizen Philippe was werkzaam in een tijd van Europese politieke spanningen. De expansiedrang van Frankrijk was nog niet uitgeblust en bedreigde de Oostenrijkse Nederlanden. Vestingstad Oudenaarde had in het verleden reeds meermaals het wapen van de inundaties ingezet. Een goed sluizenonderhoud was dan ook vereist om deze infrastructuur bij nieuwe oorlogsdreiging vlot weer in gebruik te kunnen nemen. Sluisontwerpen van Philippe Vander Meersch tonen aan dat er in het laatste kwart van de 18de eeuw in Oudenaarde nog nieuwe sluizen bij kwamen. Een kaart in het privéarchief brengt de wallen en sluizen van de stad in beeld. Het is een Renvoy van een oudere
123
In de 20ste eeuw werd de loop van de Schelde gewijzigd en werden de grachten, kanalen en riviertjes gedempt. Vanmelkebeke, Janick, "Schelde - stadsgrachten - vaart," http://www.le-petit-bruges.be/schelde_grachten_kanaal.htm, laatst geraadpleegd op 8 juli 2014.
43
kaart, allicht een herneming door Auguste Vander Meersch van een oorspronkelijke caerte figurative die mogelijks vervaardigd was door Philippe Vander Meersch (Bijlage VI). In de legende wordt de toestand van de waterlopen in Oudenaarde aangegeven. Er zijn allerlei uitgevoerde of uit te voeren ingrepen opgelijst die tot hoofddoel een betere bevaarbaarheid van de grote schepen voor ogen hadden. In 1777 kwamen schepen regelmatig vast te zitten omdat de waterwegen niet diep genoeg meer waren. Ze moesten daarom worden uitgebaggerd. Zo werden in 1776-1777 het overtollig bodemsediment en de modder- en slibbanken van de hoofdgracht op de linker oever van de Schelde verwijderd. Een eerste ontwerp (Bijlage II) dat wordt belicht is een tekening van een niet-geïdentificeerde nieuwe sluis met plan in opstand, doorsnede en funderingsrooster. De grijze dikke constructiestenen worden door rode baksteen bekleed, getekend en ingekleurd met lavis, potlood en pen. De sluis bestaat uit een hijssysteem waarlangs de houten schuif werd neergelaten en opgehaald. De plaats waar de sluis zou worden opgericht staat niet vermeld. Een tweede voorbeeld is een tekening van het Spei (Bijlage III), een belangrijke sluis in Oudenaarde. Het Spei was één van de oudste stuwsluizen van Oudenaarde en werd in 1777 ontdubbeld.124 Wie met het ontwerp en de uitvoering van dit project werd belast, is niet geweten. Zeker is echter wel dat kort na de bouw van het nieuwe Spei, één van de muren reeds aan vernieuwing toe was. Philippe Vander Meersch maakte dit ontwerp tot herstel van de muur.125 Met dezelfde middelen als het eerste ontwerp zijn opnieuw een rood-groen kleurgebruik en een zacht schaduwgebruik op te merken. Het funderingsrooster is voorzien van het onderschrift ‘sonder paelplancken met de contreforts’ (steunberen).
10.1.3 Bruggen Infrastructuur omvat natuurlijk meer dan sluizen alleen. De laatste aangetroffen infrastructuurtekening behelst een ontwerp voor een brug (Bijlage IV). De brugpijlers van de bakstenen brug lijken deels opgetrokken uit zandsteen. Het opschrift maakt duidelijk dat de opdrachtgever, meneer Sasseghem, een vermogend man was met heel wat titels - hij was 'heere van Maercke etc.'- en dus heel wat grond in zijn bezit.126 Er is voor hem nog een tweede brugontwerp teruggevonden naar ontwerp van Philippe (Figuur 8).127
124
Devos, Patrick en Dirk Callebout, "Schelde, sluizen en spei te Oudenaarde," in Monumenten en Landschappen in Oudenaarde (Oudenaarde: Stadsbestuur Oudenaarde, 1994), pp. 53-58. 125
Bijschrift bij de bovenste tekening: "Plan profil ende elevatie tot het maecken een deel muer ingevallen aen de zuytkant van het nieuw Spey.’ Bijschrift bij onderste tekening: ‘Plan van de pillotage ende rooster sonder paelplancken met de contreforts". 126
Philippe Vander Meersch ontwierp voor deze man ook een ensemble paarden-, koeien- en varkensstallen (zie Deel IV 'Architectuur': 3.3. 'Philippe als privéarchitect'), privéarchief. 127
Het opschrift luidt: “Plan ende elevatie tot het maecken eene nieuwe brugghe over de beke ontrent den watermolen competerende mijnheer Sasseghem Heere van Marcke etc. geleghen binnen de Prochie van het selve Marcke".
44
Figuur 8: Ontwerp van een brug voor meneer Sasseghem. Detail uit een ontwerp voor stallen voor het hof van meneer van Sasseghem dat hij verpachtte aan een zekere meneer Van der Donckt.128
De Renvoy van een figuratieve kaart waarvan sprake in het vorige puntje, toont de waterhuishouding in Oudenaarde vòòr 1782, het Kasteel van Pamele staat immers nog overeind ( Figuur 10). Een detail van deze kaart toont een enkele en dubbele sluis bij de Meerspoort. Hun vormgeving komt sterk overeen met de sluisontwerpen van Philippe (Figuur 9).
Figuur 9: Renvoy van een Caerte Figurative van de stad Oudenaarde en voorstad, toegeschreven aan Auguste Vander Meersch, voor 1783. Detail: De dubbele sluis aan de Meerspoort toont sterke vormovereenkomsten met de sluisontwerpen van Philippe.129
128
Privéarchief.
129
Privéarchief.
45
10.2 Stedenbouwkundige ingrepen 10.2.1 Aanleg van de Kasteelstraat Intro Het ambivalent statuut van de land- en edificiemeter kan worden geïllustreerd aan de hand van Philippe's rol bij het aanlegproject van de Kasteelstraat in Oudenaarde. Begin 13de eeuw werd in Oudenaarde door de heren van Pamele een kasteel gebouwd Figuur 10: Renvoy van een Caerte Figurative van de stad Oudenaarde en voorstad (Bijlage VI), toegeschreven aan Auguste Vander Meersch. Detail: Het voormalige kasteel van Pamele op de linkeroever van de Schelde.op de plaats van een oude donjon (Figuur 10). Het kasteel van Pamele bevond zich binnen de grote Scheldebocht, op de linkeroever van deze rivier. In 1782 werden niet alleen de stadsomwallingen gesloopt, ook het kasteel werd met de grond gelijk gemaakt.130 Van die laatste gebeurtenis maakte het stadsbestuur gebruik om dwars door het vrijgekomen terrein een straat aan te leggen. In de bijlage illustreert een ongesigneerd en ongedateerd maar onorigineel plan de structuur en omvang van de straataanleg en percelering (Bijlage V). In 1806 werd de straat gekasseid.131
Project van aanleg Joannes Benedictus van Themsche en Philippe Vander Meersch werden bij dit project door het stadsbestuur aangesteld als ‘experten’ en ook Anthone Vanden Hende en François van Huffel waren er als notabelen bij betrokken. Deze experts waren naast het uitvoeren van de nodige opmetingen, tevens verantwoordelijk voor het vastleggen van de koopprijs van de onteigende grond. De grondbelastingen of 'tauxaties' werden eveneens vastgelegd en hingen vanzelfsprekend samen met de grootte van het perceel. Commissarissen van deze onderneming waren François van Meldert en Laureyns van de Walle. De gronden rond deze nieuwe Kasteelstraat zouden worden verkaveld en door particulieren opgekocht vanaf 1783: “(...) acte tauxatie ende opneminge nieuwe huysen ende erfven binnen der stede ende haere vrijhede van audenaerde verleend bij Joannes Benedictus van Themsche, Philippus Van der Meersch, Antone Vanden Hende ende Fransois van Huffel respectivelijk als experte ende notabele, mitsgaders Jr Francois van Meldert ende dheer Laureyns van de Walle schepene, commissarissen (...)”132
130
Bogaert, Lanclus, en Tack, "Inventaris van het bouwkundig erfgoed: Oudenaarde".
131
Lanclus, K. et al., "Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur Provincie Oost-Vlaanderen, Arrondissement Oudenaarde, Stad Oudenaarde met fusiegemeente." (Oudenaarde, 1996), https://inventaris.onroerenderfgoed.be/dibe/geheel/4593." 132
Denombrement van huizen, 605/61, SAO (Stadsarchief Oudenaarde); ibid.
46
Figuur 10: Renvoy van een Caerte Figurative van de stad Oudenaarde en voorstad (Bijlage VI), toegeschreven aan Auguste Vander Meersch. Detail: Het voormalige kasteel van Pamele op de linkeroever van de Schelde.133
Bij dit project waren ook Joachim Lambert, Frans Lambert en architect Anthone Vanden Hende, alle drie eerder reeds betrokken bij de tekenacademie en de blekerij, van de partij. Baas metser van dienst was Cornelis Tant. Er werden nieuwe huizen gebouwd in de Kasteelstraat in maart 1794.134 Onder andere Anthone Vanden Hende en Joannes Avick kochten grond aan de zuidwestkant van deze straat en de hoek met de Burg. Meester metser van de voorgevel van de tekenacademie, Albertus van Loo, kocht in 1794 eveneens een huis met erf in de Kasteelstraat. Het zelfde gold voor azijnlegger Laurens Liedts, Luitenant-Hoog-Baljuw Hubertus Eugenius de Smet, en Judocus de Jonge, die het schrijnwerk had verzorgd bij de tekenacademie en de blekerij.135 In de Kasteelstraat kwam ook een pakhuis naast het erf van een zekere Van Loo en aan de noordoostkant bij het Spei, woonde burgemeester Emmanuel Bauwens. Het is dus duidelijk dat in de nieuwe Kasteelstraat heel wat mensen uit de sociale bovenlaag van de Oudenaardse bevolking kwamen wonen. De nieuwe Kasteelstraat op het voormalige Kasteeldomein werd hiermee een straat van de Oudenaardse bourgeoisie.
133
Extract uit een eind 18de-begin 19de-eeuwse 'renvoy' van een de Caerte Figurative van voor 1783, waarschijnlijk van de hand van Auguste Vander Meersch. (Privéarchief) 134
Denombrement van huizen, 605/61, SAO (Stadsarchief Oudenaarde). 'Denombrement' slaat op de oppervlakte en de grenspercelen van de grond in kwestie. "Nederlandse encyclopedie," http://www.encyclo.nl/begrip/denombrement, laatst geraadpleegd op 14 juli 2014. 135
Hij had met Joachim Lambert ook een huis in de Koningstraat gekocht op de grond van de afgebroken kerk van de gewezen Jezuïeten (orde afgeschaft in 1773) in 1778. Bouwplan bewaard in het SAO, fonds kaarten en plans.
47
Figuur 11: In het rood staat de huidige Kasteelstraat aangegeven.136
Figuur 12: Kasteelstraat Oudenaarde.137
Huidige toestand Na de oorlogsvernielingen in de 20ste eeuw werd in deze straat veel gerestaureerd of gereconstrueerd waardoor het globale aanzicht van de straat vandaag gekenmerkt wordt door een architecturale eenheid. Aan het begin en het einde van de straat vindt men vandaag ook vervangnieuwbouw terug (Figuur 11 en Figuur 12).
136
"Oudenaarde Google Maps," https://www.google.be/maps/place/Kasteelstraat,+9700+Oudenaarde, laatst geraadpleegd op 7 augustus 2014. Laatst geraadpleegd op 1 augustus 2014. 137
Ibid. Laatst geraadpleegd op 1 augustus 2014.
48
10.2.2 Landschapskaart Philippe’s teken- en schildertalent kwam niet alleen tot uiting in zijn architectuur- en infrastructuurontwerpen maar ook in zijn kaartenproductie. Philippe was immers zowel architect als landmeter/ingenieur en zou in dienst van de stad of Kasselrij Oudenaarde meerdere kaarten opstellen. Er zijn echter niet veel dergelijke kaarten teruggevonden. Een mooie is wel bewaard in het privéarchief en toont een deel van de Kasselrij Oudenaarde. Het gaat om de 'Project van eenen landtdijck binnen de prochien van Asper en Synghem' (Bijlage VII). kleuren geel en groen zijn de verschillende agrarische gebieden met meersen, grachten en weiden weergegeven.
10.2.3 Omwallingen “Men adverteert het public dat den ontfanger van de Fortificatien ende van de rechten op de schepen, de Contreras, (...) verkoopen sal alle de gronden van selve fortificatien den voorseyde Stadt, mitsgaders alle de Militaire gebouwen aen syne Majesteyt competerende, alles op den aenwys ende uytteckeninge eenige daegen voor de verkoopinge ter plaetse te doen. Sullende den dag van de eerste roepinge tot den instel dienen op den 24 juny 1782.”138
Keizer Jozef II liet in 1782 de vesting van Oudenaarde verkopen om ze af te breken maar een groot deel van de omwalling werd als octrooimuur behouden. Tussen 1795 en 1814 maakten de Zuidelijke Nederlanden deel uit van Frankrijk waardoor de bestaande vestingen hun nut verloren.139 Philippe werd hier als landmeter ongetwijfeld bij betrokken. Er zijn geen kaarten teruggevonden om dit te bewijzen maar het vermoeden wordt wel versterkt met het gegeven dat Philippe samen met zijn broer Jan-Bénédict en neef Anthone Van den Hende een deel van de vrijgekomen gronden opkocht, onder meer achter het bastion van Sion.140
10.2.4 Andere Eind maart 1781 deden Philippe Vander Meersch en Anthone Vanden Hende opmetingen ter voorbereiding van de aanleg van een nieuwe steenweg tussen Oudenaarde en Deinze.141 Dit gebeurde in opdracht van Jan Jozef Raepsaet en in dienst van de Kasselrij.142 Verder is van Philippe Vander Meersch ook een kaart bewaard die 'piketten' en 'rigolen' in het stadscentrum weergeeft dat wellicht paste in een geplande saneringspolitiek vanwege het stadsbestuur voor een betere stadshygiëne en waterhuishouding.143
138 139
Verkoop fortificatiën, 1344/5, SAO (Stadsarchief Oudenaarde). Adriaen de Contreras was ontvanger van de fortificatiën. Gils, De versterkingen van de Wellingtonbarrière in Oost-Vlaanderen, 67.
140
In 1818 protesteerde Philippe trouwens tegen de hoge belastingen op deze grond Vandermeersch-Lantmeeters, Uit de geschiedenis van het geslacht Vandermeersch te Oudenaarde, 70. 141
Vermoedelijk is dat de huidige N35, die loopt over de grens van de vroegere Kasselrij ter hoogte van Nazereth en Ouwegem.
142
Opmetingen, specificering van de werkzaamheden en betalingen, 825, Archief Kasselrij Oudenaarde. J.J. Raepsaet was griffier van de Kasselrij van Oudenaarde en woordvoerder van de Tekenacademie. 143
Kaart, K 115, SAO (Stadsarchief Oudenaarde).
49
10.3 Besluit Er werd getracht een beeld te vormen van de invulling van het beroep landmeter/ingenieur aan het einde van de 18de eeuw en de betekenis van Philippe in deze hoedanigheid voor de stad Oudenaarde. Men kan besluiten dat zijn ontwerpen en kaarten steeds met veel zorg werden uitgevoerd en hij op heel wat terreinen werkzaam was: de aanleg van steenwegen en straten, het ontwerpen van sluizen, het opmeten van land, het vastleggen van grondprijzen, het coördineren van bouwprojecten en het in kaart brengen van de waterhuishouding van een gebied. Philippe Vander Meersch heeft dus niet alleen het uitzicht veranderd van Oudenaarde op architecturaal vlak maar ook op stedenbouwkundig vlak. Door middel van zijn infrastructuurontwerp en cartografie, droeg hij indirect bij aan de (economische) ontwikkeling van de stad.
50
11 Auguste Vander Meersch
11.1 De Wellingtonbarrière met het Kezelfort 11.1.1 Intro Wanneer Napoleon op 20 maart 1815 terug in Frankrijk was en er een nieuw leger samenstelde, ontstond er paniek in Europa. Met spoed werden herstellingswerken aangevat aan de stadsomwallingen van de vestingen in het huidige België. Dit gebeurde onder toezicht van Engelse ingenieurs en in de Noordelijke Nederlanden onder toezicht van Willem I.144 De versterkingen in Oudenaarde waren in 1782 -toen hadden ze nog het uitzicht die Vauban hen ruim een eeuw eerder gegeven had- deels afgebroken geweest op bevel van Jozef II (Bijlage VIII). Tussen februari en eind juni 1815 passeerden meer dan 180 000 soldaten in Oudenaarde richting Waterloo. Oudenaarde was immers een riviervesting en dus een belangrijke bevoorradingsplaats.145 Na de Slag bij Waterloo kreeg Wellington de algemene leiding toevertrouwd over de uitbouw van de stadsversterkingen. Negentien vestingen zouden samen de 'Wellingtonbarrière' vormen en drie daarvan lagen op het grondgebied van de provincie Oost-Vlaanderen: Dendermonde, Gent en Oudenaarde.146 Oudenaarde viel op de west- of Scheldelinie van de Wellingtonbarrière en werd afhankelijk van de Derde Directie der Fortificatiën die zetelde in Gent. De vestingwerken in Oudenaarde stonden onder het gezag van Nederlands Officier-Ingenieur F. Brunsveld van Hulten en werden gebouwd door burgerlijke aannemers.147 Auguste Vander Meersch werkte als 'architect civil' in dienst van het Genie, de Hollandse ingenieurs in Oudenaarde, wat inhield dat hij verantwoordelijk was voor de opstelling van plannen en/of het toezicht op de werken. Zelden kwamen echter namen van burgerlijke architecten voor op de plannen, omdat de officieren van het genie zelf al professioneel waren in de materie van de constructie.148
11.1.2 Ontwerp van de nieuwe vesting De eerste plannen voor de nieuwe vesting van Oudenaarde dateren uit 1819. Er werden een vijftal ravelijnen gepland en twee forten. Auguste Vander Meersch had in 1824 ontslag genomen als
144
Borremans, Paul, "Het Fort op de Kezelenberg," in Handelingen van de Geschied- en Oudheidkundige Kring van Oudenaarde van zijn Kastelnij en van den Lande tusschen Maercke en Ronne. (Oudenaarde 2002), 367. 145
Ibid.
146
Gils, De versterkingen van de Wellingtonbarrière in Oost-Vlaanderen.inleiding.
147
Borremans, "Het Fort op de Kezelenberg," 370.
148
Dierkens, Alain, Inventaire des cartes, plans et registres divers : fin XIXe-debut XXe siècle (Brussel: Archives générales du Royaume, 1980), 3.
51
stadsarchitect omdat hij niet tevreden was over zijn loon (zie Deel II 'Biografie') en werkte het jaar erop al als burgerlijk ingenieur in dienst van Brunsveld van Hulten. Dit gegeven kon worden afgeleid uit een kaart van Auguste Vander Meersch waarop hij de te onteigenen gronden langs de bestaande stadsmuren had aangegeven (Bijlage IX). Deze kaart was door opdrachtgever Luitenant-KolonelIngenieur T. Brunsveld van Hulten gehandtekend met 22 oktober 1824. In diens opdracht maakte Auguste meerdere ontwerpen op van de bestaande en nieuwe stadsversterkingen tot de afloop van de bouw van de Wellingtonbarrière in 1830 (Figuur 14). Een voorbeeld van een ontwerp van een deel van de nieuwe versterking toont hoe de nieuwe vorm eruit zag (Bijlage X en XI): De nieuwe versterkingen rond Oudenaarde bestonden uit vier poorten, negen saillanten en negen fronten. Die fronten werden aangeduid met de letters A tot I. De Schelde liep langs front A-K Oudenaarde binnen en verliet de vesting langs drie armen in de fronten C-G. Op de saillanten A, B, C, H, I en K werden bastions gebouwd. Er lag een ravelijn voor front A-B en ook één voor front I-K aan de Leupegemsepoort, om de veldzijde (de Donk) te beschermen. Een derde ravelijn lag voor front B-C (Figuur 13).149 Glacis Bedekte weg Saillant Ravelijngracht Face Barbette Traverse Wapenplaats Vestinggracht
Figuur 13: In Oudenaarde is enkel dit ravelijn BC van de omwalling deels bewaard, in het huidige Liedtspark.150
149
Gils, De versterkingen van de Wellingtonbarrière in Oost-Vlaanderen, pp. 70-71.
150
Ibid., 77.
52
Figuur 14: De vesting Oudenaarde, onderdeel van de Wellingtonbarrière in 1829, na afloop van de werken.151
11.1.3 Ontwerp van het Kezelfort De Kezelberg en een hoog gelegen gebied in Bevere waren in Oudenaarde een goede uitvalsbasis om het vuur te openen.152 Op de Kezelberg zou het Kezelfort worden gebouwd en ter voorbereiding daarvan maakte Van Hulten in december 1821 een plan op voor de te onteigenen gronden.153 Het doel van het dit fort op de Kezelberg in Edelare, was te beletten dat de vijanden zich er zouden installeren. Ook op het hoogste punt in Bevere werd een Fort gepland, maar uiteindelijk niet uitgevoerd. Er kwam wel een groot ravelijn in de plaats om de Beverepoort te beschermen.154 Fort Kezel (Figuur 15: Het Kezelfort werd tussen 1822 en 1824 gebouwd. Het is zeer goed mogelijk dat Augste één van de ontwerpers voor dit grote Fort was. Er is immers een ontwerpplan van hem bewaard in het privéarchief waaruit is op te maken hoe het vormgegeven was of zou worden (Bijlage XII). Het fort had een lunetvorm en werd verdedigd door een grote gracht. Van het Kezelfort zijn vandaag nog de droge gracht aan de linkerflank en het contrescarp, de grachtboord aan de veldzijde, met schietgaten en koffers te bewonderen.155 In 1853 werd het Kezelfort verkocht.156 Het glacis werd reeds een vijftal jaar eerder bij publieke verkoop van de hand gedaan waarbij Auguste samen met Alexander Joseph Vandermeeren, kapitein van de Burgerwacht, een groot aandeel van het terrein zou verwerven (zie Deel II 'Biografische schets'). Vanaf ca. 1900 zouden de gronden van het Kezelfort in handen zijn van de familie Thienpont, Vander Meersch en Vandermeeren.157
151
Ibid., 86.
152
Ibid., 67.
153
Dit plan is terug te vinden in het RAG Gent (nummer 1606/72/2) maar werd voor dit onderzoek niet geraadpleegd.
154
Borremans, "Het Fort op de Kezelenberg," 372.
155
Gils, De versterkingen van de Wellingtonbarrière in Oost-Vlaanderen, 76.
156
Borremans, "Het Fort op de Kezelenberg," 357.
157
Ibid., 400.
53
Figuur 15: Het Kezelfort op de Kezelberg/Edelareberg.158
11.1.4 Na de Belgische Onafhankelijkheid In 1859 werden de versterkingen ontmanteld en de gronden verkocht. Na de Omwenteling van 1830 erfde België de 19 vestingen van de Wellingtonbarrière. Het Belgisch leger was te klein om die vestingen alléén te bezetten en te verdedigen en het budget niet groot genoeg om alles te kunnen onderhouden. In de jaren 1850 werden de vestingen daarom geslecht, in Oudenaarde gebeurde dat in 1859. Van de omwalling in Oudenaarde is niets overgebleven. Enkele straten geven het tracé weer van de vroegere vestingen zoals onder meer de Wijngaardstraat en de Remparden. In het Liedtspark is ravelijn B-C bewaard. Dit ravelijn is het enige in Vlaanderen dat in zo’n goede staat bewaard is gebleven.159
11.2 Waterbouwkunde: Inundatieproblematiek Van Auguste zijn geen waterbouwkundige projecten zoals sluizenontwerp of opmeting en uitbaggering van waterwegen bekend, in tegenstelling tot zijn vader. Daarom wordt dit hoofdstuk zeer kort gehouden en enkel de inhoud van zijn Aperçu toegelicht. Op 10 augustus 1841 schreef Auguste Vander meersch een Aperçu waarin hij de toenmalige inundatieproblematiek van de streek rond Oudenaarde uiteenzette. Daar werd ook het kanalisatieproject van de Schelde, verwezenlijkt door een zekere meneer Vifquain, bij betrokken. De weilanden tussen Doornik en Oudenaarde zouden erg lijden onder deze ingrepen: Auguste vroeg zich af of het trekken van kanaaltjes werkelijk bijdroeg tot een vermindering van extreme overstromingen. Hij beschreef hoe snel de rivier de Zwalm overliep bij te grote regenval en daarbij telkens de weilanden en lage gebieden van onder andere Neder-Ename blank werden gezet. De
158
Gils, De versterkingen van de Wellingtonbarrière in Oost-Vlaanderen, 71.
159
Ibid., 76.
54
oorzaak van die overstromingen waren vooral de door verbreding sterk gedaalde capaciteit van de Zwalm en andere rivieren. In zijn Aperçu maakte Auguste ook melding van een commissierapport dat zou worden voorgelegd aan het Departement van Openbare Werken. De bedoeling was dat er maatregelen zouden worden getroffen tegen deze inundatie van de oevers van de Bovenschelde in de streek van Doornik. Auguste bracht nog even in herinnering dat in de 18de eeuw de richting van de schutsluizen de verantwoordelijkheid was van molenaars. Maar na verloop van tijd hielden die zich steeds minder bezig met het onder water zetten van land. Hiermee leek Auguste zichzelf op te stellen als ijveraar voor meer kennis van en aandacht voor de inundatiepraktijk en alles wat erbij kwam kijken. Hoewel hij zelf niet heel actief lijkt te zijn geweest als hydraulisch ingenieur, geeft hij met dit overzichtswerkje toch blijk van zijn kennis van deze materie.
11.3 Spooraanleg 11.3.1 Intro Tussen 1830 en 1850 werd niet meer gebouwd aan de stadsversterkingen in Oudenaarde. Men had het te druk met het investeren in de industrialisering en de uitbouw van het transportnetwerk. De oorzaak was het sterk gestegen bevolkingsaantal en de daarmee samengaande stadsuitbreiding.160 België speelde in de ontwikkeling van het spoorwegnet op Europees niveau een voortrekkersrol. In Oudenaarde trachtte baron Charles Liedts de minister van Openbare Werken ertoe te brengen een Oudenaardse commissie de verantwoordelijkheid te geven over de constructie van twee spoortrajecten via Oudenaarde: de lijnen Kortrijk-Brussel en Mons-Gent. Expert-ingenieur van deze commissie was Auguste Vander Meersch. Op dat moment was er echter ook nog een tweede, Engelse commissie betrokken bij de aanleg van de spoorwegen. Auguste’s neef Magherman, onderhield correspondentie met compagnie Wattem te Londen over het project van deze Oudenaardse Compagnie. Magherman fungeerde bij dit project als informant en adviseur van zijn neef Auguste Vander Meersch en spoorde de Engelse compagnie aan het eens te zijn met de visie van de Oudenaardse Compagnie, bestaande uit "heren die gesteund worden door invloedrijke beschermers." In een antwoordbrief ging deze Londense associatie echter niet in op het voorstel waaruit Magherman en Auguste concludeerden dat zij niet in hun verhaal wensten mee te stappen.
11.3.2 Ontwerp Begin september 1845 werd het plan voor de spoorweg Gent-Oudenaarde, mede ontworpen door Auguste Vander Meersch, ingediend bij de stad. Het traject zou het onderdeel vormen van de spoorweg Gent-Bergen, langs Ath, Ronse en Oudenaarde. Twee plannen zijn bewaard gebleven in het privéarchief. Het ene plan (Bijlage XIII) is eerder een vergelijkende studie van spoorwegtunnels
160
Borremans, "Het Fort op de Kezelenberg," 394.
55
in België, Groot-Brittannië en Frankrijk. Onderaan rechts is ook een ontwerp van een tunneldoorsnede weergegeven (Bijlage XIV). Linksonder wordt de ligging van de sporen van het traject in Oudenaarde gespecificeerd. De sporen zouden komen parallel met het gebied van de Donk in Bevere. Een tweede plan (Bijlage XV) toont de inplanting van deze 'ijzerweg' in het landschap tussen Oudenaarde en Gent met de aanduiding van de wegniveaus en andere meetresultaten. De spoorweg werd in 1851 goedgekeurd maar het is niet geweten in welke mate Auguste's plannen werden uitgevoerd. Auguste had ook de spoorlijn Kortrijk-Brussel willen aanleggen, maar een vriend, advocaat Marcel De Buck, had hem dat afgeraden omdat het een riskante onderneming zou zijn.161
11.4 Besluit Auguste heeft net als zijn vader bijgedragen aan de modernisering van de stad Oudenaarde, maar eerder op stedenbouwkundig dan op architecturaal vlak. De toenmalige politieke context werd gekenmerkt door industrialisering en regimewisseling. Bovenstaande projecten maken duidelijk dat Auguste tijdens de laatste jaren van het Hollands Bewind en de eerste jaren van de Belgische Onafhankelijkheid enkele zeer belangrijke ontwerpen verwezenlijkte die leidden tot ingrijpende veranderingen in de stad. Dat waren respectievelijk de aanleg van de Wellingtonbarrière en de uitbouw van het spoorwegennet. Auguste werkte hiermee respectievelijk in dienst van het Hollands genie in Oudenaarde en de Belgische Overheid. Met het spoorwegontwerp droeg hij bovendien indirect bij tot de economische ontplooiing profilering en van de nieuwe natie.
161
Vandermeersch-Lantmeeters, Kunstenaarsfamilies van Oudenaarde, 298.
56
12 Algemeen besluit
Philippe Vander Meersch heeft niet alleen het uitzicht van Oudenaarde gewijzigd op architecturaal vlak maar ook, zij het in mindere mate, op stedenbouwkundig vlak. Door middel van zijn infrastructuurontwerpen en cartografie, droeg hij tevens indirect bij aan de economische ontwikkeling van de stad. Auguste Vander Meersch was daarentegen meer actief op het terrein van stedenbouw. Hij was prominent aanwezig bij de de aanleg van de Wellingtonbarrière enerzijds en de uitbouw van het spoorwegennet in en rond Oudenaarde anderzijds. Zo slaagde hij erin mee te bouwen aan de industriële ontwikkeling en modernisering van de stad. Beide heren leefden in een politiek wisselend klimaat en dit bracht een wijziging van het statuut van de ingenieur met zich mee. Hoewel ze beide werkten in dienst van verschillende overheden kon elk zich handhaven op eigen domein.
57
Deel IV. Architectuur
58
13 Het statuut van de architect (ca. 1750-1830)
De Kasselrij Oudenaarde bestond uit 33 dorpen waarvan er 26 volledig toe behoorden en 7 gedeeltelijk.162 In de loop van de 17de en 18de eeuw vormden deze regionale besturen een aantal nieuwe ambten waaronder dat van stadsarchitect. Die openbare ambten of 'officies' doken in de tweede helft van de 18de eeuw op in grote steden van de Oostenrijkse Nederlanden. De aanstelling van Philippe Vander Meersch als stadsarchitect van Oudenaarde en als ingenieur-architect van de gelijknamige Kasselrij, is daar een voorbeeld van.163 Omdat de Kasselrij Oudenaarde een zeer uitgestrekt gebied was, hoeft het niet te verwonderen dat er ook sprake was van een tweede ingenieur-architect in dienst van de Kasselrij, met name Anthone Vanden Hende.164 Het takenpakket van de stadsarchitect bleef niet beperkt tot de ontwerppraktijk, maar behelsde ook inspectie en toezicht van publieke gebouwen enerzijds en onderhoud en aanleg van kanalen, riolen, kaaien en bruggen anderzijds.165 Een overheidsarchitect werd in de 18de eeuw dus zowel belast met nieuwbouwprojecten als reguliere onderhoudswerken en oefende daarbij controle of toezicht uit op de voorbereiding en uitvoering van projecten.166 Het was stadsarchitecten echter toegestaan naast hun officieel ambt ook nog een privépraktijk uit te bouwen.167 Tijdens de tweede helft van de 18de eeuw werd het stedelijk bouwbedrijf stilaan getransformeerd en geprofessionaliseerd. Hoewel elke stad daar op zijn eigen manier mee omging, werd zij sterk gestuurd door de centrale overheid die een meer directe controle over de financiën voor ogen had, openbare werken inbegrepen.168 De (stads)architect bekwam nu een officie op basis van bekwaamheid die met een toelatingsexamen of een proeftijd werd aangetoond. Dat hing samen met een verloning van overheidswege.169 Deze stille modernisering betekende een striktere regelgeving, meer zorg voor gebouwen en een betere afhandeling van de openbare werken.170 Onder Frans bewind werd deze moderniseringstrend nog sterker doorgezet. De staatsstructuur in onze streken werd gecentraliseerd, het territorium opgedeeld in departementen en gemeenten en er werd een doorgedreven administratieve organisatie ingevoerd. Het bouwbedrijf werd bijgevolg
162
De Waele, "Oudenaarde: Analyse en typologie van rurale nederzettingen en evolutie van bewoningspatroon," 10.
163
Cornilly, "Architect/Ambtenaar," 75.
164
Vermoedelijk was Philippe, hoewel hij 'Kasselrijarchitect' was, vooral actief in Oudenaarde zelf en dus eerder 'stadsarchitect'. Verder onderzoek naar zijn activiteiten in de 32 andere geografische entiteiten die deel uitmaakten van de Kasselrij Oudenaarde is aangewezen om een meer correct en volledig beeld hierover te krijgen. 165
Bertels et al., "Building the City, Antwerp 1819 - 1880," 75.
166
Cornilly, "Architect/Ambtenaar," 86.
167
Ibid., 190. Dit was zo in West-Vlaanderen maar met Philippe Vander Meersch als voorbeeld wordt vermoed dat dit een algemene trend was. 168
Bertels et al., "Building the City, Antwerp 1819 - 1880," 87.
169
Cornilly, "Architect/Ambtenaar," 69.
170
Ibid., 70.
59
geïnstitutionaliseerd.171 Elke interventie bij openbare gebouwen werd beheerd door de centrale Parijse administratie, de Conseil des Bâtiments civils. Die werd vanaf 1795 samen met de Corps des Ponts et Chaussées, bevoegd voor openbare gebouwen (voornamelijk gevangenissen, armenhuizen en militaire gebouwen), ook op niveau van de Belgische departementen werkzaam.172 Alle ontwerpdossiers van openbare architectuurprojecten moesten ter goedkeuring langs de Conseil des Bâtiments civils passeren en dit had tot gevolg dat architecten bouwprojecten deskundig gingen voorbereiden, volgens een helder besluitvormingsproces.173 Het beroep van architect kreeg dus stilaan een grotere technische onderlegdheid. Het ontwerpdossier vormde een wettelijke basis voor de opvolging en controle van de uitvoering van de bouwwerken.174 Het bouwdossier bestond uit een lastenboek, één of meerdere bouwplannen en een bestek/devis. Lastenboeken omvatten algemene voorwaarden en afzonderlijke en bijzondere bepalingen en werden in de 19de eeuw gestandaardiseerd. Het bestek bevatte een beschrijving van de uit te voeren werken, de hoeveelheid materiaal en de kostprijzen. Het vormde een aanvulling op de bouwplannen.175 Via bestekken en lastenboeken werden de verplichtingen van de bouwheer, architect en aannemer vastgelegd met betrekking tot openbare bouwwerken.176 In de 19de eeuw bleef controle op het ontwerpproces, onderhoud en nieuwbouw belangrijk.177 Na de Belgische Onafhankelijkheid in 1830 werden in alle Belgische provincies één of meerdere provinciale architecten aangesteld met tot doel een ondersteuning van de gemeenten en een betere besteding van de overheidsmiddelen.178 Hiermee werd de controle op de bouwwerken zo veel mogelijk onttrokken aan de administratie van de corps des ponts et chaussées. In Oost-Vlaanderen bleef de controle op de gemeentewerken tot 1879, toen ook deze provincie een provinciearchitect in het leven riep, tot het takenpakket van de administratie bruggen en wegen behoren.179 We onderzoeken zoals reeds aangegeven Philippe in zijn hoedanigheid van architect in opdracht van de stad en van privépersonen, waarbij de stad Oudenaarde en haar voorsteden als actieterrein fungeerden, en dus ook als onderzoeksveld van deze verhandeling. Van Philippe Vander Meersch zijn een aantal niet geïdentificeerde en ongedateerde tekeningen in het privé- en stadsarchief van Oudenaarde teruggevonden. Het signeren en dateren van plannen was in de 18de eeuw nog steeds geen courante praktijk. Dit houdt verband met het statuut van de meester-metser/architect (zie infra).180 Vaak zijn de gelijkenissen tussen deze plannen en de gesigneerde en gedateerde ontwerpen van Philippe onbetwistbaar dankzij zijn herkenbare teken- en
171
Van de Vijver en De Jonge, Ingenieurs en architecten, 46.
172
Ibid., 160.
173
Ibid., 85.
174
Cornilly, "Architect/Ambtenaar," 256.
175
Ibid., 246.
176
Ibid., 252.
177
Ibid., 86.
178
Ibid., 150.
179
Ibid., 151.
180
Ibid., 225.
60
schrijfstijl, waardoor toeschrijving mogelijk is. Een bijkomende moeilijkheid is dat dikwijls niet zeker is of het ontwerp effectief uitgevoerd werd, en indien wel, of het bewaard gebleven is. Onder Deel II 'Biografische schets' werd de samenwerking tussen Philippe Vander Meersch en Anthone Vanden Hende reeds toegelicht. Philippe en Anthone zouden samen de plannen getekend hebben van de tekenacademie en ook de bouwwerf/uitvoering van deze werken opgevolgd hebben. Ook voor andere projecten in opdracht van de stad, werkten zij samen. De betreffende publieke gebouwen die vandaag nog bewaard zijn, worden in een eerste punt toegelicht (15.1. 'Architect in dienst van de stad'). Philippe Vander Meersch zou daarboven ook carrière maken als ingenieur (zie supra, deel III 'Stedenbouw') en privéarchitect. In een tweede punt worden enkele van zijn bouwprojecten in opdracht van privépersonen onderzocht (15.3. 'Philippe als privéarchitect'). Om de architectuurtaal, het neoclassicisme, waarin deze gebouwen zijn vormgegeven, beter te begrijpen, is een inleiding daarop niet overbodig.
61
14 Het Neoclassicisme
14.1 Ontstaan en kenmerken De Zuidelijke Nederlanden stonden sinds 1713 onder Oostenrijks gezag maar waren geestelijk en artistiek sterk beïnvloed door de Franse cultuur. De Franse architecten uit de eerste helft van de 18de eeuw waren de wegbereiders van een nieuwe vormentaal, geïnspireerd op publicaties en gedachten van Italiaanse kunstenaars en architecten die de erfenis van de Renaissance en Barok met zich meedroegen.181 Het neoclassicisme, ook wel Style à la Grecque genoemd, ontstond in de geest van de Verlichting aan de Académie de France in Rome in de jaren 1740. Er werd gestreefd naar stilistische puurheid en structurele eerlijkheid als reactie op de dynamiek en ornamentiek van de barok en rococo en in deze evolutie gaf Parijs de toon aan.182 Proportie, symmetrie, eenvoud, expressie, waarheid, regelmaat en orde waren de sleutelwoorden.183 In de Oostenrijkse Nederlanden was de barok nog tot midden de 18de eeuw de meest toegepaste architectuurstijl samen met de fantasierijke, decoratieve stijl van de rococo die erop volgde.184 Het neoclassicisme drong er pas door in de jaren 1770 waarbij ze de sterk verankerde bouwtraditie van de barok en rococo langzaam maar zeker zou verdringen.185 Na de Revolutie van 1789 zou het Franse regime zich in de eerste plaats manifesteren in ambitieuze openbare werken van economisch of strategisch nut, in de stijl van het neoclassicisme186. Deze architectuurstijl zou tijdens het Directoire (1795-1799) versoberen en door middel van vrolijke interieurs met geschilderde decoratie de herwonnen levensvreugde weerspiegelen. Het daaropvolgend Consulaat (1799-1804) hing samen met een nieuwe hofstijl en werd gekenmerkt door een antiquiserend en heroïsche thematiek, oriëntalisme en verwijzingen naar de veldtocht van Napoleon naar Egypte in 1798-1799. Ten slotte omvatte de Empirearchitectuur (1805-1815) symboliek met betrekking tot Napoleon en zijn overwinningen enerzijds en handel, nijverheid en de vrouw anderzijds.187
181
Hubert et al., 18de eeuwse architectuur in België. Laatbarok, rococo, neoclassicisme, 27.
182
Watkin, David, A history of western architecture (Londen: Bookmakers, 1986), 312.
183
Lex, Hermans, Alles wat zuilen heeft is klassiek, classicistische ideeën over bouwkunst in Nederland, 1765-1850, vol. 2 (Rotterdam: 010, 2005-2008, 2005-2008), 52;57. 184
Hubert et al., 18de eeuwse architectuur in België. Laatbarok, rococo, neoclassicisme, 7.
185
Ibid., 9.
186
Ibid., 173.
187
Ibid., 172.
62
14.2 Verspreiding door Europa Het politiek rustig klimaat tijdens het Oostenrijks Bewind (1713-1795) was de ideale voedingsbodem voor talrijke nieuwe bouwprojecten. Intussen had een nieuwe economische elite de plaats ingenomen van de oude adel.188 Ook in Oudenaarde werden nieuwe bouwprojecten op touw gezet na de massale vernielingen bij de Slag om Oudenaarde in 1708.189 Ginds verrijkte de nieuwe elite zich via grondspeculatie van vrijgekomen gronden,190 of vergaarde het zijn fortuin via handel en/of een universitaire titel.191 Zij volgde de tijdsmode op de voet bij het bouwen van mooie patriciërswoningen als middel om hun maatschappelijke status tentoon te spreiden.192 Zo was deze nieuwe maatschappelijke bovenlaag ook de drijvende kracht achter de toepassing van het neoclassicisme en de snelle uitbreiding van de stedelijke omgeving. Het neoclassicisme verspreidde zich via drie kanalen:
Prentmodellen en architectuurtheoretische geschriften
Figuur 16: Selectie modellen uit Neufforges Recueil élémentaire d'architecture in de tweede architectuurklas van de Gentse academie, 1783-1793.193
Een van de verspreidingsfactoren waren prentmodellen in architectuurtheoretische geschriften zoals Recueil élémentaire d’architecture (1757) van Jean-François Neufforge (Figuur 16). Hij was een leerling van de invloedrijke Franse architectuurtheoreticus Jacques-François Blondel, die te Parijs de 'Ecole des Arts' gesticht had. Blondel was de belangrijkste kracht achter de verspreiding van de nieuwe stijl, zowel direct via zijn onderwijs als indirect via zijn publicaties.194 Het werk Cours d'architectuur dat hij samen met Pierre Patte in 1771 schreef, vormde de neerslag van jarenlang
188
Ibid., 170.
189
Lachaert, Oudenaarde 1708-Een stad, een koning, een veldheer.
190
Baudouin, Frans, Anne-Marie De Bruyn, en Filip Ceulemans, Jan Peter van Baurscheit de jonge, 1699-1768 (Lier: Liers genootschap voor geschiedenis, 1994), 90. 191
Van Kerkhoven, "De burgerlijke bouwkunst in Oudenaarde : van Lodewijk XVI naar neo-classicisme," 123.
192
Baudouin, De Bruyn, en Ceulemans, Jan Peter van Baurscheit de jonge, 1699-1768, 89.
193
Van de Vijver en De Jonge, Ingenieurs en architecten, 76.
194
Ibid., 45.
63
architectuuronderricht aan die architectuurschool en was in feite een correctie op Vignola's Regola delli cinque ordini d’architettura. Met Cours d'architectuur pleitten ze voor uitzuivering en een terugkeer naar de ware principes van het 17de-eeuws classicisme. Deze publicatie had zo een grote invloed in de architectuurwereld dat Blondel de belangrijkste Franse architectuurpedagoog werd van zijn generatie.195 In de Zuidelijke Nederlanden werd zijn theorie verspreid via een vertaling door Pieter van Reijsschoot, Grondregelen der Bouwkunde, uit 1792-94. Dit werd het eerste Vlaamse academisch handboek in de bouwkunst.196 Intussen was de 'Ecole polytechnique' in Parijs het mekka geworden van de architectuurtheorie. Omstreeks de eeuwwisseling, tijdens het Consulaat en ook daarna, in het Empiretijdperk, werd de nadruk meer gelegd op een ingenieursbouwkunst met een bijna militairordentelijke, zakelijke en functionalistische benadering.197 Daar zitten de militaire veroveringen van Napoleon uiteraard voor iets tussen. De composities op de prenten van Neufforge bleven tot na de Belgische onafhankelijkheid zeer invloedrijk.198
Architecten In opdracht van de verlichte vorsten en de elite groeide het aantal gebouwen in de nieuwe stijl snel en werd het Verlichtingsideaal onder het volk verspreid. Dit gebeurde via lokale architecten die aan de Parijse architectuurschool van Blondel hadden gestudeerd of via Parijse architecten die door Europa reisden. De nieuwe stijl werd in de Zuidelijke Nederlanden sterk gepropageerd door het Oostenrijks gouvernement.199 De stedelijke (Theresiaanse) Tekenacademies stimuleerden deze evolutie.200
Het academieonderwijs In de 18de eeuw was het geloof in de vooruitgang groot en tijdens deze Verlichting stond Frankrijk op intellectueel en artistiek vlak model voor geheel Europa. Deze nieuwe mentaliteit hing in de tweede helft van de 18de eeuw samen met een groeiende tussenkomst van de verlichte vorsten in alle domeinen van het openbare leven. Dat werd weerspiegeld in het ontstaan van nieuwe instituties en openbare gebouwtypes. Het Europese fenomeen van de academiestichting, ontstaan in de 17de eeuw en in versnelling geraakt in de loop van de 18de eeuw, was een typische uiting van deze 'Verlichte geesteshouding'.201
195
Ibid., 44.
196
Ibid., 68.
197
Hubert et al., 18de eeuwse architectuur in België. Laatbarok, rococo, neoclassicisme, 170.
198
Van de Vijver, architecten op de grens van een nieuwe tijd (1750-1830) , universitaire pers Leuven, Leuven, 2003, 55.
199
Van de Perre, Dirk, Architectuur van de Verlichting – Jean-Baptiste Simoens en tijdgenoten in het Land van Aalst (tweede helft 18de eeuw) (Gent: Provinciebestuur Oost-Vlaanderen, 2011), 8. 200
Van de Vijver en De Jonge, Ingenieurs en architecten, pp. 53-55.
201
Verbeke, Gerard, De weg naar eigen academiën (Brussel: Koninklijke Belgische academie, 1983), 41.
64
15 Philippe Vander Meersch
15.1 Architect in dienst van de stad 15.1.1 De Tekenacademie De eerste nieuwe tekenacademiën weerspiegelden het verlangen naar hervorming en vooruitgang en volgden de mode die zich vanuit Frankrijk over heel Europa verspreidde.202 In de Oostenrijkse Nederlanden werd het instituut van de academie door de verlichte Oostenrijks-habsburgse vorsten Maria-Theresia en haar opvolger en zoon Jozef II aangegrepen voor het voeren van een bewuste cultuurpolitiek.203 Hun beleid had een diepgaande invloed op het statuut van de architect en ingenieur enerzijds en de ontwikkeling van de architectuur, stedenbouw en ruimtelijke ordening anderzijds. Academiestichtingen gebeurden veelal naar voorbeeld van de Parijse Koninklijke Academie waar naast praktische oefeningen ook theoretische lessen werden gegeven.204 Het teken- schilder- en architectuuronderricht werd het beste middel voor de toekomstige lokale architecten om opgeleid te worden als 'modern' architect. De keizerlijke ordonnantie van 20 april 1773 bevrijdde de stedelijke kunstenaars van het lidmaatschap van de gilden. Daardoor kon de gemeentelijke overheid de onafhankelijke positie van de academie waarborgen en werd het academiefenomeen een groot succes. Het onderricht in de lokale academiën was wellicht de belangrijkste emancipatorische factor voor de architect.205 Dat betekent dat het beroep een statuutverhoging kreeg en de architect daardoor voortaan beschouwd werd als intellectueel en niet meer als ambachtsman of kunstenaar.206 Hoewel dit proces van bovenaf gestuurd, gestimuleerd en moreel en materieel werd ondersteund door de gemeentelijke overheid, kwamen tekenacademiën meestal tot stand op initiatief van een privépersoon met buitenlandse vorming.207 Een voorbeeld van dergelijke stichters is Philippe Vander Meersch.
202
Fredericq-Lilar, Marie et al., Gent in de 18de eeuw : De schilders van Reijsschoot (Ruiselede: Lamandart, 1992), 21.
203
Verbeke, De weg naar eigen academiën, 42.
204
Fredericq-Lilar et al., Gent in de 18de eeuw : De schilders van Reijsschoot, 196.
205
Van de Vijver en De Jonge, Ingenieurs en architecten, 10.
206
Baudouin, De Bruyn, en Ceulemans, Jan Peter van Baurscheit de jonge, 1699-1768, 89.
207
Veel gemeentebesturen steunden de oprichting van een academie en stelden verder ook een lokaal ter beschikking en een jaarlijkse bijdrage. Van de Vijver en De Jonge, Ingenieurs en architecten, pp. 11-12.
65
Oprichting van de Tekenacademie van Oudenaarde (1773-1779)
Figuur 17: Wapenschild van Charles Van der Meere 'souscripteur' door Philippe Vander Meersch geschilderd als dank voor zijn geldelijke steun voor de oprichting van de tekenacademie.208
In Oudenaarde werd de tekenacademie in 1773 opgericht op initiatief van Philippe Vander Meersch, die net terug was van Parijs, en Anthone Vanden Hende (zie supra).209 Het gebouw dat beide heren hiervoor uitkozen lag in het doodlopend straatje 'het Zaksken', tussen de Neerstraat en Hoogstraat nabij het stadhuis van Oudenaarde. Enkele edellieden, magistraten en kloosterlingen engageerden zich door een vrijwillige jaarlijkse bijdrage te storten om de kosten van de academie in de eerste jaren van haar bestaan te financieren. Deze genereuze 'souscripteurs' waren in 1774 al met 45 en werden in het register van de academie 'de eerste erecteurs der voorseyde academie' genoemd.210 De schenkers of 'geabonneerden' kregen in ruil voor hun jaarlijkse bijdrage hun wapenschild vereeuwigd in het Register der Rekeningen van de tekenacademie (Figuur 17). Het instituut vond in een zijstraatje van de huidige Kleine Markt, 'het Zaksken', slechts heel kort een onderkomen omdat de leerlingenpopulatie dag na dag steeg en de locatie al gauw te klein werd. Daarom verhuisde zij op 1 november 1773 naar het Refugehuis van de Priorij Onze-Lieve-Vrouw ten Walle van Elsegem op de Kleine Markt.211 Philippe en Anthone huurden er op hun kosten twee ruime kamers en de stadsadministratie (de bevoegde magistraat) maakte een som vrij om tegemoet te komen aan de uitgaven voor vuur en licht.212 Begin 1775 werd
208
Academie van teeken- en bouwkunst te Audenaerde: Register van rekeningen van nov 1773 - 1815, 607,608, SAO (Stadsarchief Oudenaarde). 209
Karel van de Meere was toen burgemeester van Oudenaarde en Alphonse-Philippus van Themsche griffier.
210
Vander Meersch, "Notice sur Gaspar Heuvick, Jean Snellinck et Simon de Pape, peintre belge, et sur quelques-unes de leurs productions. Suivie d'un mot sur le premier fondateur de l'Academie de dessin, etc., à Audenarde, en 1773," pp. 24-25. 211
In 1780 werd dit het 'Huis van Clesseneere' en na de Franse Revolutie een brouwerij en mouterij. In 1849 was het de brasserie van mevrouw weduwe Van der Piete. In 2003 werd de kelder van dit historische gebouw gerenoveerd tot brasserie. Vandaag staat het pand bekend onder de naam 'Huis Cambier'. Vande Velde, Het Oudenaardsche door de eeuwen heen. en "priorij van elsegem," http://www.priorijvanelsegem.be, laatst geraadpleegd op 19 juli 2014. 212
Raepsaet, Notice sur l'ancienne académie royale de dessin, de peinture et d'architecture d'Audenarde: depuis son érection en 1773, jusqu'à sa réorganisation en 1806, 15.
66
Joseph de Raedt aangesteld tot eerste directeur van de tekenacademie en procureur Van Themsche tot griffier.213 Philippe Vander Meersch en Anthone Vanden Hende waren architect-ingenieur van de Kasselrij Oudenaarde en werden na de stichting van de academie professor bouwkunde aldaar. Dat was niet uitzonderlijk want in die tijd gebeurde het dikwijls dat stadsarchitecten hun functie van stedelijk ambtenaar combineerden met een lesopdracht aan de plaatselijke academie. Dit droeg bij aan hun sociale status en zo drukten ze ook indirect hun stempel op de in hun stad actieve architecten en aannemers. De koppeling van beide ambten betekende bovendien dat zij een verdienstelijk loon kregen.214 De oprichting van de academies in de Zuidelijke Nederlanden kreeg de volle steun van de centrale regering en in het bijzonder van de gouverneur-generaal en de gevolmachtigde ministers.215 Stichters Philippe Vander Meersch en Anthone Van den Hende drongen bij de magistraat aan tot het verkrijgen van een keizerlijke erkenning van de nieuwe academie.216 Zo kwam het dat gouverneur-generaal prins Charles Alexandre in naam van Maria-Theresia op 14 september 1776 een octrooi uitvaardigde waarmee de Oudenaardse tekenacademie onder bescherming werd genomen.217 Door het de titel ‘Koninklijke Academie van Teken-, Schilder- en Bouwkunst' toe te kennen steunde het centraal beleid de stichting op symbolische wijze.218 Inhoudelijk betekende het octrooi dat de tekenacademie van Oudenaarde voortaan dezelfde voorrechten zou genieten als die van Antwerpen, Gent en Brugge. Daarop werd, in oktober 1776, de eerste Raad van de tekenacademie goedgekeurd door de magistraat in diens hoedanigheid van hoofdopzichter van de academie.219 Doordat het leerlingenaantal bleef stijgen, drong de nood tot de bouw van een nieuw en groter gebouw zich op. Terwijl de magistraat van de stad in 1779 zocht naar een oplossing voor dit probleem, diende de Oudenaardse vleeshouwergilde bij de stad een aanvraag in tot de oprichting van een vleeshal. Zij wilden 400 pond Groten aan het stadsbestuur schenken en het afbraakmateriaal afstaan in ruil voor een nieuw vleeshuis op dezelfde plaats220 met stenen gewelf, vergaderkamer met
213
Ibid., 6.
214
Cornilly, "Architect/Ambtenaar," 189. In de algemene bestuursvergadering van 5 september 1774 werd beslist dat dit loon een bedrag van 100 florijnen zou inhouden. Raepsaet, Notice sur l'ancienne académie royale de dessin, de peinture et d'architecture d'Audenarde: depuis son érection en 1773, jusqu'à sa réorganisation en 1806, 6. 215
Verbeke, De weg naar eigen academiën, 42.
216
Raepsaet, Notice sur l'ancienne académie royale de dessin, de peinture et d'architecture d'Audenarde: depuis son érection en 1773, jusqu'à sa réorganisation en 1806, 14. 217
Vander Meersch, "Notice sur Gaspar Heuvick, Jean Snellinck et Simon de Pape, peintre belge, et sur quelques-unes de leurs productions. Suivie d'un mot sur le premier fondateur de l'Academie de dessin, etc., à Audenarde, en 1773," pp. 25-26. 218
Van de Vijver en De Jonge, Ingenieurs en architecten, 66.
219
Hoogbaljuw Petrus Ivo Verseyden de Varick werd president, Josephus De Raedt, Jacobus Van den Dorpe, Jacobus Bockstal en B. Benedictus Roels de directeurs. De 'assesseurs' (assistenten) waren F. -Dominicus van der Boenten (regent), Ferdinandus de Bleeckere, Jan F. Van Meldert, A.P. van Themsche, E.P. de bare en P. Louis de Pestere. De secretarissen tenslotte waren J. Benedictus van Themsche en Adriaen Decontreras (tresorier). Raepsaet, Notice sur l'ancienne académie royale de dessin, de peinture et d'architecture d'Audenarde: depuis son érection en 1773, jusqu'à sa réorganisation en 1806, pp. 21-22. 220
De hoek die gevormd wordt door de Voorburg en de Kleine Markt, vandaag Kleine Markt nummer 36. De Kleine Markt was eertijds respectievelijk Vismarkt en Garenmarkt. Het oude Vleeshuis of Beenhuis stond er sinds 1584. Vandevelde, M. J. en J. Vandeputte, "De geschiedenis der huizen van de Markt," 't Weekblad der Vlaamse Ardennen, 7.
67
schoorsteen.221 Het stadsbestuur kwam aan beide wensen tegemoet en zou Philippe Vander Meersch en Anthone Van den Hende de opdracht geven een gebouw te ontwerpen die deze twee functies zou combineren.222 In het verslag van het bestuurscollege werd deze beslissing in 1799 als volgt verwoord: “Actum in 't collegie november 1799: Ten voornoemden daeghe geresolveert ten coste deser stadt het vleeschhuys nieuwe te bauwen ende daer boven te maecken de plaetsen sullende dienen voor d'academie deser stadt, conform het plan, hedent, in het collegie gheexhibeert, mits by de vleesch-hauwers daer in contribuerende, tot 400 ponden gr[oten].” 223
Zo kwam het dat in 1780 de bouw werd gestart van het nieuwe 'Vleeshuis' op de Kleine Markt van Oudenaarde, dat zowel een vleeshal huisvestte als de tekenacademie.224 Dit gebouw zou een prachtig neoclassicistisch bouwwerk worden waarmee Philippe als pleitbezorger voor de nieuwe architectuurstijl een overduidelijk statement maakte. Het gebouw zou niet onopgemerkt blijven in andere grote steden van de Zuidelijke Nederlanden en zou ook andere architecten inspireren tot en overtuigen van het neoclassicisme.
Bouw van de Vleeshuis-Tekenacademie (1780-1783) Voorbereiding Opnieuw bekostigden vrijwillige bijdragen van enkele stadsinwoners de bouw van de nieuwe tekenacademie, weliswaar enkel de bovenverdieping want de benedenverdieping was voorbehouden voor het vleeshouwerambacht.225 Er werd gebruik gemaakt van de oudere fundering van de vleeshal op de Kleine Markt die dateerde uit 1546.226 Op 14 januari 1780 werd het bouwplan van de voor- en zijgevel van het nieuwe vleeshuistekenacademie van de stad voorgedragen: “Geexhibeert het plan van den voorgevel van het vleeschuys deser stadt, ghelyck oock het gonne van de syde face van het selve vleeschuys ten effecte van danof ten coste van de stadt de constructie te doen in conformiteyte van de voorgaende resolutie dien aengaende in het collegie genomen en de het engagement met de vleeschhauwers deser stadt (...)” 227
221
Devos, Patrick, Op het breukvlak van twee werelden: het Vleeshuis van Oudenaarde vreemdelingenverkeer en monumentenzorg, 1984).
(Oudenaarde: Vereniging voor
222
Van de Vijver en De Jonge, Ingenieurs en architecten, 13. In de Oostenrijkse Nederlanden werd in grote steden het patrimoniumbeheer toevertrouwd aan de meest gekwalificeerd een beschikbare architecten, vaak van Franse vorming. 223
Raepsaet, Notice sur l'ancienne académie royale de dessin, de peinture et d'architecture d'Audenarde: depuis son érection en 1773, jusqu'à sa réorganisation en 1806, 29. 224
Vande Velde, Het Oudenaardsche door de eeuwen heen, 245.
225
Het gebouw kostte 27 026, 12,4 fl. of 49,039,43 franc. Raepsaet, Notice sur l'ancienne académie royale de dessin, de peinture et d'architecture d'Audenarde: depuis son érection en 1773, jusqu'à sa réorganisation en 1806, 28. 226
Van Kerkhoven, "De burgerlijke bouwkunst in Oudenaarde : van Lodewijk XVI naar neo-classicisme," 26. Het gebouw was eigendom van de vleeshouwersnering hoewel de stad de bouw bekostigd had. Devos, Op het breukvlak van twee werelden: het Vleeshuis van Oudenaarde, 13. 227
Raepsaet, Notice sur l'ancienne académie royale de dessin, de peinture et d'architecture d'Audenarde: depuis son érection en 1773, jusqu'à sa réorganisation en 1806, 26.
68
Philippe Vander Meersch had samen met Anthone Vander Meersch de bouwplannen opgemaakt. Ze zouden voor 'het tekenen van verschillende plannen' 1899,14,0 gulden hebben ontvangen en ook geld hebben gekregen voor het toezicht op de bouwwerken.228 De functie van stadsarchitect of architect van de kasselrij hield dus, zoals het in die tijd de gewoonte was, naast het ontwerpen ook de opvolging van de werf in. Er waren nog andere inspecteurs of visiteurs bij betrokken, zoals meester-timmerman Joannes Mahieu.229 Hoewel een dubbele functie vroeger courant was, is het groot vormelijk contrast van dit gebouw toch uitzonderlijk. Het kan door zijn gevelcompositie en gebruikte materialen beschouwd worden als een unieke constructie in de Zuidelijke Nederlanden.230 De sokkel of onderbouw werd in gebruik genomen als nieuwe vleeshal en in de bovenbouw werd de tekenacademie ondergebracht. Het oeuvre van lokale architecten die omstreeks het begin van de jaren 1770 in Frankrijk werden gevormd, zoals Philippe Vander Meersch, vertoonde over het algemeen een zekere monumentalisering, abstrahering en zwaarte.231 De Vleeshuis-Academie vertoont die kenmerken. De bouwplannen zijn helaas niet bewaard gebleven. Aan de hand van de het bouwbestek232 wordt het verloop van de werken en de betrokken personen bij de bouw kort geschetst.233
Figuur 18: De Vleeshuis-Academie. Foto uit de eerste helft van de 19de eeuw. 234
228
Ibid., 29.
229
Ibid.
230
Hubert et al., 18de eeuwse architectuur in België. Laatbarok, rococo, neoclassicisme, 162.
231
Van de Vijver, Dirk, "Onbekend," in 18de eeuwse architectuur (Tielt: Lannoo, 1998), 162.
232
Bouwbestek Tekenacademie, 1361, SAO (Stadsarchief Oudenaarde).
233
Academie van teeken- en bouwkunst te Audenaerde: Register van rekeningen van nov 1773 - 1815, 607,608, SAO (Stadsarchief Oudenaarde). 234
Herkomst foto: "un baiser d'audenarde".
69
70
Uitvoering Het gebouw (Figuur 18) bestaat uit drie traveeën en drie niveaus: de onderbouw, de bovenbouw en het hoofdgestel. De progressieve vormgeving van het academiegebouw wordt gekenmerkt door een beladen voorkomen met reminiscenties aan de barok maar is duidelijk neoclassicistisch in vormgeving en compositie. Albertus van Loo stond in voor het metselwerk, Johannes Vande Casteele voor het timmer- en schaliewerk en Joachim Lambert voor de voorgevel.235 De voorgevelsteen was door Joseph Adams, steenkapper van Ecoussines, geleverd op 17 maart 1780. De uitwerking van de prachtige voorgevel zou dus nog geen twee jaar in beslag hebben genomen.236 De voorgevel (Bijlage XVI) is volledig opgetrokken uit blauwe hardsteen, ook wel Doornikse steen, steen van Feluy of Ecaussines genoemd.237 De gebosseerde onderbouw is relatief sober vormgegeven met een centrale rondboogpoort tussen vooruitspringende rechthoekige ramen met sleutelsteen. De bovenbouw is rijker uitgewerkt, wat ook past bij de functie van prestigieuze tekenacademie. Gescheiden van de onderbouw door middel van zware hardstenen plinten op modillons, wordt de bovenbouw geaccentueerd door zijrisalieten met uitspringende zuilen in kolossale Corinthische orde.
235
Vander Meersch, "Notice sur Gaspar Heuvick, Jean Snellinck et Simon de Pape, peintre belge, et sur quelques-unes de leurs productions. Suivie d'un mot sur le premier fondateur de l'Academie de dessin, etc., à Audenarde, en 1773," 30. Joachim Lambert, meester steenkapper van de stad, kocht oud materiaal van het oude vleeshuis van de nering voor 600 gulden op. Hij zou voor de constructie van de voorgevel uitbetaald worden op 19 januari 1782. Raepsaet, Notice sur l'ancienne académie royale de dessin, de peinture et d'architecture d'Audenarde: depuis son érection en 1773, jusqu'à sa réorganisation en 1806, 27. 236
Andere betrokkenen waren Joannes van den Driessche (meester-schrijnwerker), Joannes van de casteele (ijzerwerk), J.B. Cambier (steen), Xavier van Acker (koper), Albertus Van Loo (blauwe cordon stenen), Joans Santens (glas en vensters), Augustinus Laman, Pieter Van de Walle (deur), Fançois Lambert (deur en cassijnen), Judocus de Jonghe (meester-schrijnwerker van de stad, timmerwerk) Geeraerd Teirlinck was een houtleverancier en werd daarvoor betaald op 10 april 1782. 237
Désiré-Joseph Vandermeersch, zoon van Philippe, spreekt van steen van Ecaussines (Vander Meersch, "Notice sur Gaspar Heuvick, Jean Snellinck et Simon de Pape, peintre belge, et sur quelques-unes de leurs productions. Suivie d'un mot sur le premier fondateur de l'Academie de dessin, etc., à Audenarde, en 1773," 30.). Geertrui van Kerkhoven spreekt van steen van Feluy (Van Kerkhoven, "De burgerlijke bouwkunst in Oudenaarde : van Lodewijk XVI naar neo-classicisme," 26.). Zowel Ecaussinne als Feluy liggen in het grote steenwinningsgebied van Henegouwen. Vandaag staan de steengroeven bekend onder de naam carrieres de Hainaut. Blauwe hardsteen van Feluy-Arquennes komt uit een steenwinningsgebied bij Soignies en Ecaussinnes, zo'n 90 kilometer van Oudenaarde verwijderd. (Verbeeck, Mieke en Anja Tack, Inventaris van het cultuurbezit in België architectuur. (A-He) Provincie Antwerpen, arrondissement Antwerpen, vol. 10N1, Bouwen door de eeuwen heen (Gent: Snoeck-Ducaju, 1985).)
71
Figuur 19: Detail voorgevel van de tekenacademie van Oudenaarde. 238
De twee ovaalmedaillons met guirlandes die zich tussen de zuilen en boven de zijvensters bevinden, dragen door Anthone Vanden Hende vervaardigde koperen letters met inscripties die de herinnering aan het tijdperk van de constructie levend houden.239 Tussen de twee rechthoekige vensters bevindt zich een centraal rondbogig venster getooid met zware agrafesleutel met een slinger en acanthusbladen in de boogzwikken. Onderaan wordt het venster geflankeerd door een borstwering met balusters en bovenaan door het wapenschild van de stad, gedragen door twee wildemannen in basreliëf (Figuur 19).240 Het hoofdgestel dat de tweede verdieping van de derde verdieping scheidt, bestaat van onder naar boven uit een gelede architraaf, een vlak fries, een kroonlijst met tandwerk en een dak dat oorspronkelijk van op de straat niet zichtbaar was. Het dak lag er in mei 1782 en was de verdienste van Philippe de Matine, die eveneens de pannen (schaillen) had geleverd. Vandaag camoufleert de attika (zolderverdieping) een in 1959 verbouwde bovenverdieping en bedaking, uitgevoerd volgens de plannen van 1936.241
Figuur 20: De drie middentraveeën van de zijgevel van de Oudenaardse tekenacademie. 242
Ook de negen traveeënlange zijgevel (Figuur 20 en Bijlage XVII) is drieledig en geeft een monumentale indruk, maar werd toch sober gehouden. De bossage van de onderbouw loopt door van voor- op zijgevel en de bovenbouw is geritmeerd door middel van rechthoekige omlijste vensters met sluitsteen. De ramen op de bel-etage zijn licht vooruitspringend en de middenrisaliet is extra geprofileerd door middel van een decoratieve kroonlijst met segmentboogvormig fronton. Deze bakstenen gevel heeft een hardstenen plint en het fronton, de onderdorpels, venstersleutels en
238
Herkomst foto: Fien Cornelis, 16 maart 2012.
239
Levering koperen letters voor de voorgevel van de Tekenacademie, 1361/15, SAO (Stadsarchief Oudenaarde). De koperen letters vormen dit opschrift: 'Regiae Linearis et Archit. Academiae, erect. MDCCLXXVI' en 'Scholam hanc aere suo extrui fecit. S.P.Q.A., MDCCLXXX.': vertaald: 'In 1776 tot 'Koninklijke Academie voor Teken- en Schilderkunst' verheven, werd deze school door het bestuur en het volk van Oudenaarde in 1780 met eigen middelen opgericht. Voor Zich en Voor het Vaderland.' Raepsaet, Notice sur l'ancienne académie royale de dessin, de peinture et d'architecture d'Audenarde: depuis son érection en 1773, jusqu'à sa réorganisation en 1806, 30. 240
Devos, Op het breukvlak van twee werelden: het Vleeshuis van Oudenaarde.
241
Van Kerkhoven, "De burgerlijke bouwkunst in Oudenaarde : van Lodewijk XVI naar neo-classicisme," 26.
242
Herkomst foto: Fien Cornelis, 21 november 2012.
72
consoles onder de bogen bestaan uit witte 'Rijsselsche' steen.243Vandaag zijn zij- en achtergevel geel geschilderd. De negen blinde mezzaninovensters van de derde bouwlaag maken de ritmiek uit van de derde bouwlaag. De vleeshal telde binnenin drie beuken van zes traveeën lang, van elkaar gescheiden door een tongewelf op consoles met trigliefbekleding. Het plafond werd geritmeerd door gordelbogen. Achterin bevond zich over een lengte van drie traveeën de gereconstrueerde vergaderzaal van het vleeshouwerambacht, versierd met stuckwerk op schouw en plafond. Voor verder uitleg en fotomateriaal van het interieur wordt verwezen naar de publicatie van Patrick Devos.244
Latere verbouwingen en functies De functie van vleeshuis verdween in 1868.245 In 1936 werd het plan opgemaakt om het lessenaarsdak te vervangen door drie zadeldakjes. In 1959 kreeg het gelijkvloers de nieuwe functie van ruimte van voordracht- en tentoonstellingsruimte. Het eerste verdiep werd een bouwkunde-, theorie- en schetslokaal en het tweede een lokaal voor plastische kunsten. In 1962 scheurde het gebouw door de aanleg van een betonnen vloer en van 1984 tot 1993 vond onder leiding van M. Stoop een grondige restauratie plaats. Het gebouw kreeg de nieuwe functie van stadsbibliotheek wat het tot op vandaag nog steeds is.246
Het architectuuronderricht en reorganisatie van 1806 In de Theresiaanse Tekenacademie hoorde de toekomstige architect in de eerste plaats de mechanica, de perspectief- en materialenleer in theorie en praktijk te beheersen.247 Het doel was het bevorderen van de economische ontplooiing van de Oostenrijkse Nederlanden door het opleiden van goede ambachtsmannen aan instituten als de tekenacademie.248 Prijsuitreikingen stimuleerden de wedijver tussen studenten.249 Tekenen was de basis en er waren drie klassen. De derde en laagste klasse werd onderwezen in de orden, de tweede in de kleinere bouwwerken en de eerste, de compositieklas, in de grote bouwwerken en mocht ook zelf ontwerpen.250 Het reglement voor 'de Academie der teecken ende bauwconst binnen Audenaerde' maakte duidelijk dat je tien jaar oud moest zijn om les te kunnen volgen. Er werd zowel gedaan aan 'teeckene naer printe' als 'teeckenen naer het plaester'. 251 Het tekenonderricht aan de Oudenaardse tekenacademie vond 's avonds plaats en trok leerlingen aan uit de omliggende dorpen van de stad. Tijdens de politieke instabiliteit vanaf 1787, die zouden
243
Levering 'witte steen' voor de zijgevel van de Tekenacademie, 1361/11, SAO (Stadsarchief Oudenaarde).
244
Devos, Op het breukvlak van twee werelden: het Vleeshuis van Oudenaarde.
245
Ibid.
246
Ibid.
247
Van de Vijver en De Jonge, Ingenieurs en architecten, 66.
248
Ibid., 109.
249
Ibid., 159.
250
De studenten met de hoogste eindscores kregen een Koninklijke medaille en keerden huiswaarts onder fanfarebegeleiding. Hubert et al., 18de eeuwse architectuur in België. Laatbarok, rococo, neoclassicisme, 141. 251
Raepsaet, Notice sur l'ancienne académie royale de dessin, de peinture et d'architecture d'Audenarde: depuis son érection en 1773, jusqu'à sa réorganisation en 1806.
73
leiden tot de Brabantse Omwenteling, werden er geen medailles uitgereikt.252 De academiezalen zouden tijdens de omwenteling meerdere malen worden gebruikt als logeerruimten voor militairen en de Academie zou haar deuren moeten sluiten bij de installatie van het Franse bewind in 1794.253 Pas in 1806 werd de Oudenaardse tekenacademie na een reorganisatie opnieuw geopend. De drijvende kracht achter deze hervormingen waren enerzijds burgemeester Mathieu Ketele die het initiatief hiervoor nam, en anderzijds de prefect van het departement, meneer Faipoult, die directeur-président van de hervormde tekenacademie werd. Voortaan zou de burgemeester het toezicht hebben over de institutie.254 De reorganisatie betekende een herinterpretatie van het onderricht aldaar, via de introductie van het systeem van Dupuis. Dat was in Frankrijk door alle academies en scholen voor tekenkunst overgenomen maar in België enkel door de academiën van Gent en Oudenaarde. Het systeem hield in dat de leerling een vage schets maakte volgens plaastermodel, geometrisch figuur of antiek hoofd. Dit zou leiden tot snellere progressie en de intelligentie uitdagen door over vorm en proportie te oordelen, en door kleur en lijn, licht en schaduw te combineren.255 Twee professoren waren in de eerste helft van de 19de eeuw lange tijd in dienst: Charles Gérard en Charles Vanderstraeten. Gérard doceerde in 'figure, grande tête, ornements, sculpture, petite tête en système Dupuis' en Vanderstraeten, later stadsarchitect, nam architectuuronderricht voor zijn rekening, of meer bepaald de 'composition en d'après modèle'. Ook werd er 'dessin linéaire en tête d'après modèle' onderwezen. Na de verkiezing van de administratieraad werden Anthone Vanden Hende en Philippe Vander Meersch, 'anciens professeurs fondateurs', aangesteld tot professor en zij zouden die post bezetten tot hun dood (respectievelijk 1814 en 1819). Pieter Clepkens, die Auguste in 1825 zou opvolgen als stadsarchitect van Oudenaarde, werd in 1785 eerste in de bouwkunst aan de tekenacademie en Anthone Vanden Hende, Philippe's neef en medewerker bij tal van openbare bouwprojecten, leverde niet alleen de koperen letters voor op de voorgevel van het gebouw maar ook meermaals vergulde zilveren medailles als prijzen voor de leerlingen.256 Ook een aantal familieleden waren bij de tekenacademie betrokken. Zoon Auguste werd in 1820 stadsarchitect en had dus waarschijnlijk een opleiding genoten aan de tekenacademie (zie infra). Daarnaast leverde hij er net als zus Félicité materiaal zoals olie voor de quinqetlampen in 1839. Een andere zoon van Philippe, Désiré-Joseph volgde eveneens architectuurles en werd in 1835 zelfs secretaris van de tekenacademie.257
252
Ibid.
253
In 1773 was de orde van de Jezuïeten afgeschaft maar het middelbaar jezuïetenonderwijs werd 'gered' door tussenkomst van Maria-Theresia. Kort na de sluiting van de tekenacademie sloot ook de school echter voor een jaar, op 5 juli 1794, en vervolgens definitief in 1797. Ze werd in 1808, twee jaar na de tekenacademie, opnieuw geopend. Vande Velde, Het Oudenaardsche door de eeuwen heen, 237. 254
De assemblee bestaat uit vier directeurs, zes assesseurs (assistenten), een tresorier en een secretaris en de samenstelling gebeurt na stemming. De directeurs waren Beyens (onderprefect), Reapesaet (wetgever), De Smet (advocaat), De Mulder (secretaris van de burgemeester) en de assistenten waren Briché (advocaat), Audoor (tresorier van de academie) en advocaat Henri Liefmans (secretaris van de academie). 255
Raepsaet, Notice sur l'ancienne académie royale de dessin, de peinture et d'architecture d'Audenarde: depuis son érection en 1773, jusqu'à sa réorganisation en 1806, 37. 256
Academie van teeken- en bouwkunst te Audenaerde: Register van rekeningen van nov 1773 - 1815, 607,608, SAO (Stadsarchief Oudenaarde). 257
Er werden tekeningen van hem in het privéarchief gevonden die erop wijzen dat hij daar les heeft gevolgd. In 1835 waren J. Ketele en De Smet directeur, Liefmans-Bonné burgemeester, Ch Feyerick assesseur en Pamille de smet ontvanger rendant van de tekenacademie.
74
Koning Willem I heropende vanaf 1815 de andere nog gesloten academiën in het land en wilde dat ze een voortzetting waren van hun Theresiaanse voorganger.258 De leergangen werden talrijk gevolgd tot aan de Onafhankelijkheid in 1830 toen de tekenschool wederom voor een jaar werd gesloten. Er vond weer een hervorming plaats en ze kende een ongemeen tijdperk van bloei.259
Besluit Oudenaarde bezit vandaag de dag een relatief rijk historisch huizenbestand.260 Het neoclassicisme is daarin als architectuurstijl sterk vertegenwoordigd. Philippe Vander Meersch bevorderde in zijn hoedanigheid van stadsarchitect en professor aan de tekenacademie de insijpeling van deze nieuwe stijl in de stad. Het doel van het nieuwe neoclassicistische academiegebouw was tweeledig. Enerzijds wilde hij met dit meesterwerk zijn ontwerptalent tentoon spreiden om zichzelf te lanceren als succesvol architect en anderzijds was dit gebouw ook een architecturaal statement om de stadsbevolking bekend te maken met de nieuwe stijl. Hij wilde de huidige en volgende generatie architecten ervan overtuigen voortaan unaniem te kiezen voor het neoclassicisme. Philippe kon bovendien zelf bijdragen tot het bereiken van deze doelstellingen door als professor architectuur controle uit te oefenen op de architecturale vorming. Hij moderniseerde het Oudenaards architectuurbeeld op directe wijze via zijn eigen realisaties en op indirecte wijze via het architectuuronderricht in de door hem gestichte nieuwe tekenacademie. Dit maakt het gebouw een uitzonderlijke creatie die de lokale traditie en nieuwe stijl enerzijds, en twee tegengestelde gebruiksfuncties (vleeshal en tekenacademie) anderzijds met elkaar verenigde. Daaraan ontleent het gebouw ook haar grote waarde en kan het een uiterst interessante architecturale getuigenis van een al even interessant tijdsvak uit de Oudenaardse geschiedenis genoemd worden.
258
Verbeke, De weg naar eigen academiën, 70.
259
Vande Velde, Het Oudenaardsche door de eeuwen heen, 245.
260
Verbeeck, Tack, en Van Aerschot-Van Haeverbeeck, Inventaris van het cultuurbezit in België Architectuur. Provincie Oost-Vlaanderen, Arrondissement Oudenaarde, Kanton Oudenaarde, 15N2, 7. De oorlogsvernielingen en verbreding van de Schelde in de twintigste eeuw deden veel van dit historisch patrimonium verdwijnen. "Huizenonderzoek in Oudenaarde," http://www.oudenaarde.be/nl/inwoners/Vrijetijd/Archief/Huizenonderzoek_in_Oudenaarde/, laatst geraadpleegd op 8 mei 2014.
75
15.1.2 De Blekerij Geografische situering en functie van de site
Figuur 21: Kaart Oudenaarde door Jacob Deventer (1558).261
Figuur 22: Kaart Oudenaarde door J.J.F. de Ferraris (ca. 1770).262
De Donk ('Donckt') bevond zich op het grondgebied van Bevere, buiten de voormalige Meerspoort ('Porte des prairies') die sinds de 12de eeuw fungeerde als westelijke stadspoort bij de Scheldebocht.263 Het gebied is terug te vinden binnen de aangebrachte rode omlijning op de kaart van Deventer uit 1558 (Figuur 21) en die van Ferraris van circa 1770 (Figuur 22). De Meerspoort is met een blauwe cirkel aangeduid en de Neerstraat en Hoogstraat waartussen onder meer de Grote Markt van Oudenaarde gesitueerd is, zijn gemarkeerd door middel van zwarte lijnen. Het gebied de Donk was een meerslandschap bestaande uit weiden, bossen, moerassen, vijvers en de jaarlijks overstromende Scheldemeersen. De Donk was dus deel van het natuurlijk overstromingsgebied van de Schelde en vormde op die manier een efficiënte verdedigingsgordel voor Oudenaarde. Dat verklaart waarom er vroeger ook inondatiesluizen op te vinden waren. In de 19de eeuw werden de spoorweglijnen Brussel-Kortrijk en Ronse-Gent aangelegd, op het tracee van de voormalige stadsmuren.264 In de 20ste eeuw zou Oudenaarde verder verstedelijken en moderniseren. De Scheldebocht werd in de jaren 1960 afgesneden bij de rechttrekking van de Schelde om de doorvaart van zware schepen te vergemakkelijken. Ook werden de waterlopen in de
261
Herkomst Figuur:"Oudenaarde," http://nl.wikipedia.org/wiki/Oudenaarde, laatst geraadpleegd op 6 augustus 2014., laatst geraadpleegd op 6 augustus 2014. Het origineel wordt in bewaring gehouden in het KBR (Koninklijke Bibliotheek van België). Carton, Cyril, "Oudenaarde op kaart: Een grondige analyse van de 16de-eeuwse kaart van Oudenaarde van Jacob van Deventer" (Master Thesis, Gent 2009-2010). 262
Herkomst Figuur: "Oudenaarde".
263
Bevere werd in 1965 samen met Eine, Ename, Edelare, Nederename en Volkegem bij Oudenaarde gevoegd. Bogaert, C. et al., De Inventaris van het Bouwkundig Erfgoed:Bevere, vol. Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur Provincie Oost-Vlaanderen, Arrondissement Oudenaarde, Stad Oudenaarde met fusiegemeenten, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 15N1 (Brussel - Turnhout1996). 264
"Geschiedenis van de Donkvijvers," http://www.theoutsidervlaamseardennen.be/nl/taverne/12-dutch/info/136geschiedenis-van-de-donkvijvers, laatst geraadpleegd op 31 juli 2014.
76
stad zoals de Burgschelde, Grachtschelde en Coupure, gedempt. Men groef de Donk uit voor zand dat nodig was voor de aanleg van de Westerring (N60). Samen met de afbraak van talrijke oude gebouwen op de Markt om een vlottere verbinding met deze Westerring te bekomen, zorgde dat voor een vrij ingrijpende wijziging van het stadzicht tussen 1960 en 1970.265 Vandaag verdeelt de Westerring de Donk aan de ene kant in een recreatiegebied met aangelegde vijvers en aan de andere kant in een site met sociaal-economische voorzieningen als residentie Parma, rusthuis Meerspoort en winkelketen Delhaize, gelegen tegen het stadscentrum van Oudenaarde. Hieronder (Figuur 23 en Figuur 24) is te zien hoe vandaag de N453 (de Minderbroedersstraat), die de verbinding vormt tussen Kortrijk en Oudenaarde via Avelgem, en de daarmee kruisende N60 (de Westerring), die Oudenaarde met Doornik verbindt via Ronse, de Donk doorsnijden. N60
N453
Figuur 23: Luchtfoto Oudenaarde (2014).266
Figuur 24: Kaart Oudenaarde (2014).267
Inleiding In de 18de eeuw werd 29 hectare van de Donk gebruikt als gemeenschappelijke weidegrond waarop de dorpsbewoners onder toezicht van de verpachter-Donkmeester, hun vee mochten laten grazen.268 Hoewel Oudenaarde reeds een blekerij had op de Eindries van 1 vierendeel groot, werd tussen 1779 en 1782 een nieuwe stadsblekerij ('blanchisserie') aangelegd, opnieuw buiten de vestingmuren, maar aan de andere kant van de stad. De economische activiteit van het bleken ging in tegenstelling tot de rest van de Zuidelijke Nederlanden in de achttiende eeuw achteruit in Oudenaarde. Misschien trachtte het stadsbestuur, initiatiefnemer van deze onderneming, hiermee de linnennijverheid een boost te geven of de achteruitgang ervan tegen te gaan.269 Bleken was het proces dat plaatsvond na het spinnen van vlas en het weven van linnen. Het bleken van lijnwaad werd volgens de oude methode op natuurlijke manier gedaan - Oudenaarde
265
Verbeeck, Mieke et al., "Inventaris van het https://inventaris.onroerenderfgoed.be/dibe/geheel/21248, laatst geraadpleegd op 28 juli 2014. 266
Herkomst foto: "Oudenaarde Google Maps". Laatst geraadpleegd op 3 augustus 2014.
267
Ibid. Laatste geraadpleegd op 3 augustus 2014.
268
"Geschiedenis van de Donkvijvers".
269
Ronsijn, "Oudenaarde en omgeving in de 19de eeuw. ."
Bouwkundig
Erfgoed,"
77
heeft pas heel laat mechanische productiewijzen geïntroduceerd - op grote weiden en in de nabijheid van water.270 De nieuwe blekerij van Oudenaarde omsloeg een vierkantig gebied (met de meersen bij) van twee bunder en een half, of ongeveer 3,5 hectare, binnen de parochie van Bever. 271 Het situeerde zich net buiten de voormalige Meerspoort, in het oosten van het rood omlijnde gebied (zie Figuren 7-10), vlak boven en onder de huidige Minderbroedersstraat. De blekerij was omgeven door grachten want voor de linnennijverheid was veel water vereist. Ter afleiding van dat water werd in 1776 ook een Coupure gegraven, die vandaag gedempt is.272 In 1780 kwamen de 'koehouders' van de weiden in conflict met het stadsbestuur omdat ze negen dagwant meers verloren hadden aan deze nieuwe blekerij.273
Opdrachtgevers en betrokkenen De 'blanchisserie' werd in opdracht van de stad aangelegd en aangezien de site gebouwen en bedrijfsinfrastructuur bevatte, zouden er meerdere aannemers via al dan niet openbare aanbestedingen bij betrokken zijn. Aannemers waren verantwoordelijk voor de materiaallevering en de coördinatie van de werken. Beslissingen omtrent materiaallevering en de uitbetaling van de leveranciers vielen echter onder de bevoegdheid van commissarissen Pieter Anthone Van de Putte en Jacques Deraedt. Deze heren hadden de leiding en eindverantwoordelijkheid over de werken. Bovendien was Van de Putte als donkmeester ook ontvanger van de pachtsommen/belastingen ('tauxaties') op (het gebruik van) de koeienweides door de 'koehouders'. Philippe Vander Meersch en Anthone Vanden Hende werden aangesteld als architecten van de nieuwe stadsblekerij. Zoals het in die periode gebruikelijk was, maakten zij in die hoedanigheid niet enkel de bouwplannen maar deden zij ook metingen op het terrein ter voorbereiding van onder meer het uitsteken van de grachten. Verder werd hen ook een algemene toezichtfunctie over het projectverloop toegekend.
Planopmaak in opdracht van de stad (1778) In 1778 maakten Philippe Vander Meersch en Anthone Vanden Hende in opdracht van het stadsbestuur de plannen op voor de nieuwe stadsblekerij.274 “Specificatie van debvoiren gedaen door ons Anthone Vanden Hende ende Philippe vander Meersch tot het formeren eenighe plans tot het construëren ende bouwen eene nieuwe
270
In tegenstelling tot de traditionele methode werd bij de nieuwe methode gebruik gemaakt van chloor. Ibid.
271
Dit gebied komt ongeveer overeen met de oppervlakte van vijf voetbalvelden. Twee bunder en een half was ongeveer gelijk aan 10 vierendeel, een oppervlaktemaat die in Oudenaarde veel gebruikt werd. Dr. Vandewalle, Paul, Oude maten, gewichten, muntstelsels in Vlaanderen, Brabant en Limburg (Gent1984), 52. 272 Lanclus, K., C. Bogaert, en A. Tack, De Inventaris van het Bouwkundig Erfgoed: Beverestraat, vol. Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur Provincie Oost-Vlaanderen, Arrondissement Oudenaarde, Stad Oudenaarde met fusiegemeenten, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 15N1 (Brussel-Turnhout1996). 273
In 1780 komt er een overeenkomst tussen beide partijen.
274
Voor die plannen zouden beide heren 28 gulden ontvangen hebben.
78
bleeckereije inde audenaerdsche donckts door ordre van de edele heeren burghemestre ende schepenen deser stadt Audenaerde ten jaere 1778 as hier naer breeder vermelts werts. (...)” 275
De 'eenighe plans' die werden opgemaakt stelden de voorgevel, achtergevel en een grondplan voor. De plannen werden voorgelegd aan het college van burgemeester en schepenen in september 1778: “Geteeckent twee plans, een van den gevel naer het noorden ende den anderen naer het zuijden met een plan van de distributie van den selve bauw gedients hebbende voor project ofte schetse de selve gepresenteer in 't Collegie van burghemester ende schepenen deser stadts den 10 (?) 7bre 1778. 276 (...)”
Het is niet zeker naar welk gebouw dit grondplan of 'plan van distributie' verwijst maar dat zou het hoofdgebouw of Corps-de-logis kunnen zijn. Op 18 september 1778 vroeg het Oudenaards stadsbestuur Philippe Vander Meersch en Anthone Vanden Hende de plannen te hertekenen. Daarop trokken zij naar een blekerij in Gent. Na een grondige studie van het looghuis ter plaatste, tekenden zij een algemene doorsnede ('generael plan de coupe') van de charpante (het houten dakgebinte). Beide heren kregen daar 56 gulden voor. Daags nadien kwamen daar nog eens 3 gulden bij voor het overtekenen van het gebied van de Donk uit 'de nieuwe kaart van Oudenaarde', die in het bezit was van de stad, ter voorbereiding van de constructie van de nieuwe blekerij. Voor het tekenen van al deze plannen werden ze uiteindelijk pas op 2 juli 1782 uitbetaald door Jacques Deraedt, tresorier van de stad Oudenaarde.277
Uitvoering Aan de hand van het bestek of devis, waarin een beschrijving van het materiaalgebruik en de specificatie van de werken en de kosten zitten vervat, kan een beeld verkregen worden van de bouwonderneming.278 Er wordt echter niet altijd aangegeven over welk gebouw het precies gaat. De beschrijvingen vermelden telkens dat het gaat om 'de (nieuwe) bleekerij' in het geheel. Frans overheerst als taal in deze documenten, wat andermaal duidt op de sterke invloed van de Franse cultuur op de Oostenrijkse Nederlanden. Er zijn geen bouwplannen bewaard of teruggevonden en de site heeft vandaag een andere functie (zie supra) waardoor weinig is overgebleven van de achttiende-eeuwse constructies (Figuur 25).
275
Stadsblekerijen : Rekening van Anthone van den Hende en Filip Vandermeersch, wegens het tekenen van plan voor de stadsblekerijen buiten de Meerschpoort, 1778 1778, 1142/4, SAO (Stadsarchief Oudenaarde). 276
Ibid. In 1782 waren de leden van het stadsbestuur van Oudenaarde o.a. Vandermeeren, Philippe Gruloos (tevens ontvanger van de 'kercke inde aermengoederen') en P. Vanverren. 278 Stadsblekerijen : Rekening van Anthone van den Hende en Filip Vandermeersch, wegens het tekenen van plan voor de stadsblekerijen buiten de Meerschpoort, 1778 1778, 1142/4, SAO (Stadsarchief Oudenaarde). 277
79
Figuur 25: Het Blekerijhuis, vermoedelijk het 'corps-de-logis' zoals beschreven in het bouwbestek. 279
De blekerij zou bestaan uit verschillende gebouwen die de nieuwe Franse architectuurstijl en de moderne geest van architecten Philippe Vander Meersch en Anthone Vanden Hende belichaamden. Het centrale hoofdgebouw was het Corps-de-logis. Dit Frans (neo)classicistisch architectuurtype werd doorgaans geflankeerd door zijgebouwen en vermoedelijk was dat bij dit project een stal, een twee verdiepingen hoog looghuis ('usine') en een wagenhuis. Er werden ook wachthuisjes, een bakoven en een steenput op de site voorzien. Zoals reeds aangegeven vonden er ingrepen plaats in het landschap door de aanleg van grachten en verder ook een sluis en brug. De fundamenten van het gebouwencomplex werden gelegd tussen 18 september en 6 november 1778. De grond werd daarvoor genivelleerd en uitgestoken en er werden 19 wagens zavel voor aangevoerd. Daarna werd de grond een tweede keer gelijkgemaakt om de muren te kunnen beginnen metsen. Het metsen van mei tot 20 oktober 1779 werd door Petrus Anthone Van de Putte toevertrouwd aan meester-metser Jacobus Lambert en zou gebeuren onder toezicht van Philippe Vander Meersch en Anthone Vanden Hende.280 Het geschrift van Philippe en de handtekeningen van zowel Philippe als Anthone wijzen op hun betrokkenheid bij de materiaallevering en bij het toezicht op de werken. Zij keken op 24 februari 1781 bijvoorbeeld de poorten, deuren en vensters van de blekerij na, die uitbesteed waren door Frans Lambert, meester-timmerman.
279
Herkomst foto: Fien Cornelis, 16 maart 2012.
280
Philippe en Anthone kregen daar 278 gulden en 16 stuivers voor uitbetaald op 3 mei 1779. Ze werden dus vooraf betaald want in mei moest het metsen van de staande muren nog beginnen.
80
Er werd gebruik gemaakt van blauwe steen uit Doornik die door steenkappers zoals Joseph Duray werd bewerkt in de het voorjaar van 1779.281 Deze blauwe hardsteen was verder ook afkomstig uit de Einestraat in het stadscentrum, de voorstad Leupegem en de kerk van Pamel. Er werd ook gebruik gemaakt van arduinsteen, baksteen en leemaarde. Voor het Corps-de-logis werd gebruik gemaakt van Rijselse steen (natuursteen) voor de deurpanelen en voor het houwen van de wapens van de stad. Die werden mogelijks aan de voorgevel aangebracht boven de toegangsdeur. Ook voor de casementen en kapitelen van de blekerijpoort werd die steen gebruikt. In februari 1780 hadden timmermannen Augustijn Laman en Geeraert Teirlijnck het timmerwerk gemeten en de Gentse maten in Oudenaardse maten omgezet.282 Voor deze drie werkdagen kregen zij 18 gulden. Judocus De Jonge, die terzelfdertijd betrokken was bij de bouw van de tekenacademie als meester-timmerman en -schrijnwerker, zou het houtwerk verzorgen van de bouwsite. Pieter Van de Walle, eveneens meester schrijnwerker, zou hem daarin bijstaan. Er werden zeven timmermansdeuren gemaakt. Eén voor het looghuis, en de rest voor het Corpsde-logis. Dit hoofdgebouw bevatte een kelder, een keuken en bovenkamers. De deuren daarvan bestonden uit 'lamborden, richels en beslag, deurhangers, sloten en klinken'. De deuren van de bovenkamers waren minder groot dan die van het looghuis en de vouwkamer. De aanwijzingen met betrekking tot dit schrijnwerk, lagen vast in het plan dat de aannemer van de magistraat en de commissarissen verplicht moesten volgen. Hout werd gebruikt voor deuren, trap, voorwerk van een kast, de plafonds ('solders') van beide verdiepingen van het looghuis dat gelegen was naast de vouwkamer. De eerste verdieping van vermoedelijk het Corps-de-logis, moest een gerabatte parketvloer krijgen. Ook specificaties met betrekking tot het materiaalgebruik, de lengte en dikte en het soort materiaal van de trap lagen vast. Er moest gebruik gemaakt worden van inlands eikenhout en dat gold ook voor de gedraaide balusters van de trapwering. Gezaagd hout werd onder meer gehaald in de Neerstraat en planken in de Eindries en het klooster van Sion. Laurens Liedts leverde op 27 september 1779 in opdracht van Pieter Anthone Van de Putte 2000 schailden (dakpannen) voor de blekerij. Het materiaal werd via de Schelde en steenweg ('met waegen ende peerde') geleverd. In september 1779 deden de commissarissen een aanbesteding voor het uitgraven van enkele grachten. Philippe Vander Meersch en Anthone Vanden Hende kregen 6 gulden voor het beschrijven van de toestand van de grachten en het afmeten van de lengte en breedte ervan. Op 3 november 1780 werden alle grachten gemeten en gezuiverd. Joannes Seti was meestersmid en maakte twee pannen van ijzer voor de watermolen op de blekerijsite om het water van de blekerij in de grachten te laten. De koeienstallen werden gebouwd met 'careelsteen' (baksteen) en blauwe steen. Er werd ook een grote brug gebouwd in de Donk, die enkele jaren later, in 1788, gerepareerd werd met blauwe steen. Op 10 augustus 1779 werd een plan opgesteld voor een sluis in de blekerij. In oktober 1780 tenslotte, werd voor 4 gulden de werken aan het wagenhuis uitbesteed. Daarvoor was een schets van het gebinte (charpante) gemaakt. Op 19 febrari 1782 maten
281
Joseph Duray was ook de beeld- of steenhouwer van de nieuwe Pierlepijnfontein uit 1779 die door Philippe Vander Meersch en Anthone Vanden Hende zou ontworpen zijn. d'Audenaerde, Cercle Archéologique et historique, ed. Annales Cercle Archéologique et historique d'Audenaerde de sa Châtellenie et de l'ancien Pays d'entre Maercke et Ronne (Audenaerde Imprimerie Bevernaege frères, Rue Puits aux cigales 15, 3me Livraison 1er Mai 1907), 115. 282
Auguste Laman is wellicht de ontwerper van de Kerk van Moregem (1777). Zijn naam komt voor op de bouwplannen (SAOOCMW nr 87).
81
Philippe Vander Meersch en Anthone Van den Hende het hout op voor de drie wachthuisjes en het wagenhuis. De aannemer was hierbij verantwoordelijk voor de houtlevering en Judocus de Jonghe, was de openbare aanbesteder van dit project. Het wagenhuis kreeg een poort die ontworpen zou zijn door Anthone Vanden Hende. Doncktmeester P. Vandeputte verklaarde de werken als gedaan op 1 mei 1783. In 1808 werden de buitenmuren gewet met twee lagen olieverf en opnieuw in 1812. 283 Wit verven van gevels was een kenmerk van het neoclassicisme.
Na de uitvoering De weidegronden bleven verder verpacht worden na de uitbouw van de blekerij. Op 14 september 1786 werd in het stadscollege beslist dat alle dijken en grachten van de blekerij door de pachters zelf moesten onderhouden worden. Bovendien waren deze huurders verplicht de blekerij nooit door iemand anders te laten gebruiken. Dat zou immers pachtbraak betekenen en daar rustte een boete op. In de tweede helft van de 19de eeuw werd een stoomweverij toegevoegd en werden een blekerijgebouw en drogerij voor linnen bijgebouwd.284
Figuur 27: Mogelijks de oorspronkelijke stallen van de blekerij.286
Figuur 26: Vermoedelijk het originele toegangshekken van het blekerijhuis, met bakstenen pijlers en bolornament.285
Het rozegeschilderd bakstenen dubbelhuis (Figuur 25) van zes traveeën lang en twee bouwlagen hoog onder een schilddak waarvan de nok parallel loopt met de straat, is allicht het Corps-de-logis waarvan sprake in het bouwbestek. Er werden wel herhaaldelijke aanpassingen doorgevoerd in de
283
Stadsblekerijen : verhuring 1813, 1142/10, SAO. Verbeeck et al., "Inventaris van het Bouwkundig Erfgoed"; Bogaert, C. et al., "De Inventaris van het Bouwkundig Erfgoed: Landhuis, blekerij," https://inventaris.onroerenderfgoed.be/dibe/relict/27380, laatst geraadpleegd op 5 augustus 2014. 284
285
Door Fien Cornelis, 16 maart 2012.
286
Door Fien Cornelis, 16 maart 2012.
82
periode na 1780 waardoor niet zeker is wat nog authentiek is en wat niet. In het interbellum werd een achterliggend park met vijver aangelegd, reikend tot de rechtgetrokken Schelde.287
Besluit De bouw van de nieuwe stadsblekerij had een sociaal-economische waarde in die zin dat het de tewerkstelling stimuleerde en een nieuwe impuls gaf aan de lokale linnennijverheid. Er is uit het bouwbestek weinig af te leiden over de vormgeving en architecturale waarde van de blekerijsite. Toch verraden de oprichting van een Corps-de-logis en het gebruik van een 'Plan de distribution', de invloed van de door de Parijse architectuurtheoretici gepromote nieuwe architectuurstijl. De architecturale waarde van de blekerij zal dan wel niet zo hoog geweest zijn als het tekenacademiegebouw, het staat buiten kijf dat Philippe en Anthone met dit project hebben bijgedragen aan de uitbreiding en verstedelijking van Oudenaarde extra muros.
15.1.3 Begraafplaats Geografische situering Een nieuwe opdracht zou voor stadsarchitecten Philippe Vander Meersch en Anthone Vanden Hende na de voltooiing van de stadsblekerij en de tekenacademie, niet lang op zich laten wachten. Ditmaal betrof het de aanleg van een nieuwe begraafplaats in het gehucht de Eindries, vlak buiten de stadsomwalling. De kerkmeesters van Pamel en Oudenaarde, Emanuel Bauwens en Laurentius Vande Walle, waren verplicht het nieuwe keizerlijke decreet uit 1783 inzake begraafplaatsen op te volgen. Keizer Jozef II was sinds 1780 de nieuwe bewindvoerder over onze gewesten en verplichtte met dit decreet alle steden van zijn rijk ertoe de kerkhoven uit de stad te bannen.288 Zo geschiedde het dat in Oudenaarde in 1784 een stuk grond op de Eindries werd gewijd om te dienen als nieuwe begraafplaats voor de parochianen van Pamel en Oudenaarde. Deze gronden waren van de SintJacob van Compostella-broederschap en werden daarom Sint-Jacobsland genoemd.289
287
Bogaert et al., "De Inventaris van het Bouwkundig Erfgoed: Landhuis, blekerij".
288
Veraghtert, Karel et al., Bastille, Boerenkrijg en Tricolore : de Franse Revolutie in de Zuidelijke Nederlanden (Leuven: Davidfonds, 1989), 64. 289
Lanclus, K. et al., "De Inventaris van het Bouwkundig https://inventaris.onroerenderfgoed.be/dibe/relict/27135."
Erfgoed:
Kerkhof."
(Brussel
-
Turnhout1996),
83
Figuur 28: Aanduiding van het originele oppervlakte van het kerkhof, gelegen aan de Dijkstraat.290
Figuur 29: Luchtfoto van de begraafplaats in Oudenaarde op de Eindries vandaag. Sinds 1902 grenst ze zowel aan de Dijkstraat als de Groenstraat. 291
Uitvoering Op 15 mei 1785 maakten Philippe Vander Meersch en Anthone Van den Hende een bestek op voor de constructie van een nieuwe begraafplaats in de Dijkstraat (Figuur 28).292 Daarin werden, naast de indeling van het terrein ook architecturale elementen opgenomen, met name het huisje voor de grafmaker, een ommuring met poort en een calvarie.293 De poort zou bestaan uit dekstenen op pilasters en ijzerwerk en voor het plafond van het huisje werd eikenhout gebruikt, tichels en steen als vloerbedekking, ijzerwerk en cassijnen voor de deuren en het trapje. Het huisje, de poort en de ommuring zijn mits latere herstellingen bewaard gebleven (foto's). De werken waren voltooid in oktober 1786.
290
Vermoedelijk begin 19de-eeuwse kaart. Herkomst Figuur: Kaart van de Eindries, SAO (Stadsarchief Oudenaarde).
291
Herkomst foto: "Oudenaarde Google Maps". Geraadpleegd op 2 augsustus 2014.
292 293
Kerkhof Sinte Walburga en van de Eindries, 3 september 1785, 670/6-8, SAO (Stadsarchief Oudenaarde). Vandevelde en Vandeputte, "De geschiedenis der huizen van de Markt," 67.
84
Figuur 30: Vermoedelijk het huisje van de grafmaker.294
Figuur 31: Oorspronkelijke en bewaarde toegang tot de begraafplaats langs de Dijkstraat.295
Na de uitvoering Tussen 1880 en 1906 (Bijlage XVIII) werden nog grote werken uitgevoerd.296 Het gebied dat omgevormd werd tot begraafplaats, werd in 1902 uitgebreid en vormde sindsdien de hoek van de Dijk- met de Groenstraat (Figuur 29)297 Herstellingswerken vonden plaats tussen 1878 en 1888, uitbreidingswerken tussen 1900 en 1906. Tijdens de herstellingswerken aan de afsluitingsmuur rond de begraafplaats, werd ook het lijkenhuisje aan de Dijkstraat gerestaureerd. Bij de uitbreiding van de begraafplaats werd een lange nieuwe afsluitingsmuur langs de Groenstraat gebouwd en werden er nieuwe ijzeren hekkens geplaatst.298 De oppervlakte werd bijna vijf keer zo groot.
Besluit Het architecturale aspect van dit project weegt net als bij de blekerij niet zwaar door maar droeg wel bij aan de stadsuitbreiding extra muros. Daarmee kan de aanleg van de nieuwe begraafplaats op de Eindries beschouwd worden als sociaal-economisch en stedenbouwkundig betekenisvol voor de stad.
294
Herkomst foto: Fien Cornelis, 16 maart 2012.
295
Ibid.
296
Vandevelde en Vandeputte, "De geschiedenis der huizen van de Markt," 68.
297
Ibid., 69.
298
, 862.1-3862.1-1 en 1-2, SAO (Stadsarchief Oudenaarde) OUD VIII.
85
15.1.4 Kasselrijhuis Situering
Figuur 32: Voorgevel Kasselrijhuis.299
Figuur 33: Voorgevel Kasselrijhuis.300
Het Kasselrijhuis (Figuur 32en Figuur 33) van Oudenaarde is gesitueerd in de Hoogstraat nummer 30 in het centrum van Oudenaarde. Het oorspronkelijke 16de-eeuwe herenhuis werd begin 17de eeuw omgebouwd tot Kasselrijgebouw. De gevel is met ankers 1702 gedateerd. Het gebouw kreeg de nieuwe functie van zetel en vergaderzaal van de feodale vertegenwoordigers van de graaf van Vlaanderen in de Kasselrij Oudenaarde.301 Na de Franse Revolutie werden kasselrijen opgeheven waardoor het Kasselrijhuis haar oorspronkelijke functie verloor. Bij één van de latere uitbreidingsfasen waren Anthone Vanden Hende en Philippe Vander Meersch, als ingenieurarchitect in dienst van deze Kasselrij, betrokken.302
Uitvoering Philippe en Anthone waren al in 1779 betrokken bij verbouwingswerken aan het Kasselrijgebouw. In dat jaar voorzagen Philippe Vander Meersch en Anthone Vanden Hende de achtergevel, die deel uitmaakte van de collegekamer van het Kasselrijhuis, van een nieuw hardstenen parement (zie supra, deel II). De overheid van de Kasselrij betaalde hen daarvoor.303 In 1783 maakten Philippe en Anthone plannen op voor de verbouwing van het Kasselrijhuis. Zij hadden daarbij de plannen van Fr. Drieghe, een Gents architect, overgenomen. Er is geen zekerheid
299
Door Fien Cornelis, 16 maart 2012.
300
Ibid.
301
"Kasselrijhuis," http://www.oudenaarde.be/nl/bezoekers/wat-zien/monumenten/kasselrijhuis/index.html, geraadpleegd op 1 augustus 2014.
laatst
302
Devos, Patrick Het kasselrijhuis te Oudenaarde : bijdrage tot de geschiedenis van het ambtsgebouw van het kasselrijbestuur Oudenaarde, nu O.-L.-Vrouwkollege (Gent: Provinciebestuur Oost-Vlaanderen, 1989). Désiré-Joseph Vander Meersch, Het oude Casselryehuys van 1611-1850. 303
Archief Kasselrij Oudenaarde, 755: uittreksel over de uitgaven door architecten Anthone Vanden Hende en Philippe Vander Meersch voor het kopen van arduinsteen mbt het verbouwen van het kasselrijhuis der kasselrij Oudenaarde met bijgevoegd ontvangstbewijs van betaling door de kasselrijoverheid 27 februari 1782, 755, Archief Kasselrij Oudenaarde.
86
of de plannen al dan niet werden uitgevoerd maar dat er verbouwingswerken werden gedaan in de periode 1784-1785 staat buiten kijf.304 Judocus de Jonge, meester timmerman-schrijnwerker, was eerder ook betrokken geweest bij de blekerij en de tekenacademie en stond nu samen met G. Teirlynck in voor het houtwerk (trap, kozijnen, vensterramen) in de stal en in het magazijn van het Kasselrijhuis.305 J. Minnaert was verantwoordelijk voor de kalk en Van de Walle voor het oudijzer. Verder waren eveneens J.B. Cambier als steenkapper en C. Tandt als metselaar werkzaam. De steen was afkomstig uit Doornik, uit het bedrijf van L. D'Aspens.306
Besluit Er zijn geen plannen teruggevonden die kunnen bevestigen of het ontwerp van Philippe en Anthone voor een verbouwing of aanbouw bij het Kasselrijgebouw daadwerkelijk werd uitgevoerd dan wel afgekeurd. Het gebrek aan plannen leidt er eveneens toe dat er geen uitspraken kunnen gedaan worden over de architectuur(historische) waarde van hun project. Toch werd dit kort belicht omdat er geen ander architecturaal project van Philippe Vander Meersch bekend is dat hij uitvoerde in opdracht van de Kasselrij.
15.2 Philippe als ontwerper Aan de hand van het ontwerp van Philippe Vander Meersch voor een 'dépot' (zie infra), wordt geprobeerd inzicht te krijgen in zijn ontwerpstijl. Er worden twee bewaarde Oudenaardse burgerhuizen bij betrokken die aan (de omgeving van) Philippe Vander Meersch gelinkt kunnen worden. Daarna (Punt 15.3. 'Philippe als privéarchitect') volgt een overzicht van de geïdentificeerde privéprojecten van zijn hand, die echter niet allemaal bewaard zijn gebleven. Als vertrekpunt staat dit keer de iconografische bron, de bouwplannen en foto's, centraal. Enerzijds had Philippe Vander Meersch een zeer unieke en daardoor herkenbare teken- en schrijfstijl. Die was verzorgd en sierlijk en getuigde van veel oog voor detail en subtiliteit. Anderzijds vertoonde ook zijn ontwerp- en architectuurstijl enkele vaste kenmerken die eventuele toeschrijvingen vergemakkelijken, hoewel dit ten allen tijde een kritisch oog vereist. Door zijn Franse opleiding wist Philippe Vander Meersch als de beste hoe een 'Plan de distribution', het grondplan van een gebouw, er volgens de Franse mode, met architectuurtheoreticus Jacques-François Blondel als stuwende kracht, eruit moest zien. Philippe liet zijn schildertalent in zowat alle architectuur- en infrastructuurtekeningen niet onbenut. Kenmerkend voor zijn ontwerpstijl was de hoge schilderkunstige waarde. Met een fijne pen en een prachtige kleuraanbreng door middel van lavis, bekwam Philippe telkens weer een subtiele schaduwwerking die een driedimensionaal effect in de hand werkte. Dit gaf zijn tekeningen een
304
Verbeeck, Tack, en Van Aerschot-Van Haeverbeeck, Inventaris van het cultuurbezit in België Architectuur. Provincie Oost-Vlaanderen, Arrondissement Oudenaarde, Kanton Oudenaarde, 15N2. Volgens hen werden de plannen nooit uitgevoerd. 305
Overeenkomst tussen het kasselrijbestuur van Oudenaarde en Judocus de Jonghe (...), 758, 759, Archief Kasselrij Oudenaarde.
306
Dossier verbouwing van het kasselrijhuis der kasselrij Oud 1783, 757, Archief Kasselrij Oudenaarde.
87
uiterst modern aanzicht. In grondplannen werd rood gebruikt om dragende muren aan te geven en groen voor de dunnere niet-dragende muren. Wellicht paste dit binnen de algemene tekenconventies voor planopmaak uit die tijd (laatste kwart 18de eeuw).
15.2.1 Nouveau dépôt Zoals reeds vermeld kwam vanaf de tweede helft van de 18de eeuw het centrale bewind van de verlichte vorsten steeds meer tussen in alle domeinen van het openbare leven. Dat werd weerspiegeld in het ontstaan van nieuwe instituties en openbare gebouwtypes. Het ontwerp voor een 'dépot', aangetroffen in het privéarchief, past in deze ontwikkelingen. Gezien het een instituut van openbaar nut betrof, was de opdracht wellicht afkomstig van de lokale of regionale overheid; de stad of het Departement Oudenaarde. De term 'dépôt' is een ruim te interpreteren begrip. Per definitie is het een opslagplaats maar wanneer het grondplan van naderbij bekeken wordt kan eruit worden opgemaakt dat het wellicht gaat om een strafrechtgebouw.
Grondplan Het 'Plan de distribution au rez de chaussée pour la construction d'un nouveau dépot à Oudenarde', toont een gebouw van vijf traveeën met links een aanbouw van een Porte Cochére of koetsdoorgang (Bijlage XIX). Behalve de hoofdtoegang in het middenrisaliet, had men ook via deze koetsdoorgang toegang tot het gebouw. Achter de achtergevel bevonden zich aan de ene zijde drie gevangeniscellen of 'cachots pour les prisoniers' en aan de andere kant een kamer waar recht werd gesproken op het niveau van de heerlijkheid: 'Chambre des informations' met het bijschrift 'elle cervira [sic] de cour feodale'. Zij werden van elkaar gescheiden door een trap naar de eerste verdieping en keken uit op de cour achter het gebouw. De twee kamers achter de voorgevel waren aan de linkerkant de 'chambre pour les civiles' en de 'cuisine' die een doorgang had naar de cour. Zij werden gescheiden van elkaar door een inkomhal die uitliep in de trapruimte achterin. Op de cour bevonden zich twee sanitaire ruimten: een 'commodité communal' en 'commodité particulier'. De bestuurlijke constructie van heerlijkheid waarnaar dit 'hof' verwijst, werd bij de installatie van het Frans Bewind in 1795 afgeschaft.307 Dit maakt van deze datum een mogelijke terminus ante quem voor de vervaardiging van het dépot-ontwerp maar latere datum is ook niet uitgesloten.
Voorgevel Het gebouw heeft een geabstraheerd maar monumentaal voorkomen (Bijlage XX). Het is een constructie van vijf traveeën en drie bouwlagen. De koetspoort aan de linkerkant, heeft een boogfronton met festoenreliëf en twee zware siervazen bovenaan. De begane grond is getooid met schijnvoegen waarbij een rondbogige toegangspoort wordt geflankeerd door Toscaanse zuilenparen staande op drie trapjes. De opdrachtgever had nog de keuze tussen rechthoekige en rondboogvormige ramen met sluitsteen op de begane grond. Een zware puilijst scheidt de begane grond van de eerste bouwlaag. De bel-etage heeft een balkon met balusters aan een rechthoekig
307
"Heerlijkheid," http://nl.wikipedia.org/wiki/Heerlijkheid_(bestuursvorm), laatst geraadpleegd op geraadpleegd op 1 augustus 2014.
31 juli 2014. Laatst
88
deurvenster met blind boogfronton, geflankeerd door eenvoudige rechthoekige ramen met lekdrempels. De derde bouwlaag bestaat uit mezzaninevensters, alternerend met blinde vlakken, onder een kroonlijst op uitgelengde klossen. De gevelordonnantie van de vleeshuis-tekenacademie (Bijlage XVI) op de Kleine Markt van Oudenaarde vertoont sterke gelijkenissen met het dépot-ontwerp. De zijgevel van de tekenacademie en het dépot zijn wat stijl betreft zeer verwant aan elkaar: imitatiebanden op de begane grond, vensters met sluitsteen en een licht uitspringende middenrisaliet met centrale rondboogpoort, een (geprofileerde) puilijst tussen beide bouwlagen, een gebogen fronton op de bel-etage in de middenrisaliet en mezzaninevensters in de derde bouwlaag.308
Figuur 34: Voorgevel huis Einestraat 23.309
Dezelfde gelijkenissen zijn ook terug te vinden in de voorgevel van een burgerhuis in de Einestraat, nummer 23 (Figuur 34). Opnieuw zien we hier imitatievoegen op de begane grond, eenvoudige rechthoekige vensters en een centrale deurtravee met Toscaanse zuilen op trappen. Vooral de beletage is sterk gelijkaardig aan het dépot-ontwerp: een balkon, een deurvenster onder gebogen fronton rustend op een waterlijst met fries en versierde consoles, kleine rechthoekige vensters op lekdrempels in de eerste bouwlaag en een getande kroonlijst als bekroning bovenaan.310 Met de voorgevel van de tekenacademie heeft dit vooraanzicht de attiekbekroning boven de kroonlijst gemeen en de vooruitspringende zijrisalieten.
308
Lanclus, K. et al., "Vleeshuis," In Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur Provincie Oost-Vlaanderen, Arrondissement Oudenaarde, Stad Oudenaarde met fusiegemeenten. (1996), https://inventaris.onroerenderfgoed.be/dibe/relict/27248." 309
"Einestraat 23," http://www.redhetkalkhuisje.be/image/gebouwen/einestraat23_01, laatst geraadpleegd op 26 juli 2014.
310
Lanclus, K. et al., "Herenhuis met achterhuis," In Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur Provincie Oost-Vlaanderen, Arrondissement Oudenaarde, Stad Oudenaarde met fusiegemeenten. (1996), https://inventaris.onroerenderfgoed.be/dibe/relict/27103."
89
Figuur 35: Gedeelte van de voorgevel van het burgerhuis, Baarstraat 18 Oudenaarde.
Ook Baarstraat nummer 18 (Figuur 35) vertoont sterke stijlovereenkomsten. Het ontwerp van dit gebouw werd al eerder toegekend aan 'de omgeving van Philippe Vander Meersch.'311 De gevelopbouw met twee uitspringende zijrisalieten doet denken aan de tekenacademie en de uitwerking van de tweede bouwlaag vertoont gelijkenissen met het dépot-ontwerp en het huis in de Einestraat. Gelijkenissen zijn enerzijds de geaccentueerde scheiding tussen begane grond en de eerste bouwlaag en anderzijds de rondboogfrontons op trigliefconsoles boven de geprofileerde vensters. De kroonlijst is niet origineel en was oorspronkelijk een attiekbekroning (Bijlage XXI) zoals die ook bij het gebouw in de Einestraat te zien is en, in verbouwde vorm, in de voorgevel van de tekenacademie. Samengevat wordt Philippe's architectuurstijl gekenmerkt door enkele vaste architecturale elementen zoals een geaccentueerde middentravee met een rondboogpoort, pilasters of zuilen, trigliefconsoles onder een kroonlijst, Franse voegen op de begane grond, reliëfs met allegorische motieven, bolornamenten, rankwerk, siervazen en balusterbalkons.
Besluit Het is niet zeker of dit zeer verzorgd ontwerp uitgevoerd werd. Het plan is niet gesigneerd noch gedateerd of gehandtekend door het stadsbestuur. Misschien diende het louter als model voor de architectuurstudenten in de tekenacademie waar Philippe zelf ook les gaf. Hoe dan ook is dit ontwerpplan afgaande op zijn teken- en schrijfstijl en gelijkenissen met andere ontwerpen en gebouwde realisaties, aan Philippe Vander Meersch toe te schrijven.
311
Hubert et al., 18de eeuwse architectuur in België. Laatbarok, rococo, neoclassicisme, 162. Het gebouw is volgens auteur van deze tekst, Dirk Van de Vijver, geïnspireerd op een prent van Dumont, gegraveerd door Bourlier.
90
15.3 Philippe als privéarchitect Met de introductie van het neoclassicisme in Oudenaarde ca. 1773, was niet alleen de architectuurtaal onderhevig aan vernieuwing, ook de compositie van de voorgevel zelf onderging een grote verandering. De nok van de daken werden voortaan parallel met de straat gebouwd. Deze breedhuizen vervingen de traditionele diephuizen waarbij de nok van het dak loodrecht stond op de straat.312 In Oudenaarde was er binnen de stadsmuren echter niet veel ruimte voor nieuwbouw. De percelen waren bijgevolg heel smal. Deze perceelstructuur is tot op vandaag op en rond de Markt mooi bewaard gebleven. Door deze plaatsbeperking werden regelmatig bestaande gevels aangepast aan de nieuwe stijl en de interieurs en kelders bleven dikwijls ongemoeid. Oudenaarde is vandaag daardoor nog steeds relatief veel oude kelders rijk.313
15.3.1 De Craeye, Markt 41 Huis De Craeye (Figuur 36 en Bijlage XXII) was de woonst van Philippe Vander Meersch en zijn vrouw Coleta de Bare. Tussen 1791 en 1795 verhuurden zij de 13de-eeuwse 'voorkelder' aan Adriaen de Clerq waarvoor ze jaarlijks 39 gulden van hem ontvingen. In 1795 was Joseph Garlie de nieuwe huurder. In 1846 werd huis De Craeye bewoond door drie van zijn kinderen, met name Félicité, Auguste en Désiré-Joseph.314 Félicité schreef in een persoonlijk notitieboekje neer dat haar vader het huis in 1806 van een nieuwe gevel voorzag.315 Er zijn geen bouwplannen van deze nieuwe gevel bewaard maar het huis is nog in goede originele staat waardoor het, aangevuld met fotomateriaal, als bron kan dienen voor de beschrijving.
Figuur 36: 13de-eeuwse kelder met knopkapitelen en kruisribgewelf in Huis de Craeye.316
312
Devos, Patrick, Monumenten en landschappen in Oudenaarde (Oudenaarde: Stadsbestuur Oudenaarde, 1991), 23.
313
Ibid., 22.
314
Van Kerkhoven, "De burgerlijke bouwkunst in Oudenaarde : van Lodewijk XVI naar neo-classicisme," 75.
315
Vandermeersch-Lantmeeters, Kunstenaarsfamilies van Oudenaarde. De bron van datering 1806 is de masterthesis van Geertrui van Kerkhoven (ibid.) 316
Herkomst foto: Documentatiemap van de inventarisatie in Oudenaarde door Onroerend Erfgoed in 1996, contactpersoon Chris Bogaert.
91
Figuur 37: Medaillon met vergulde figuur op de borstwering van de voorgevel van huis De Craeye.317
Figuur 38: Boven het middenvenster van Huis De Craeye zijn vergulde allegorische figuren waar te nemen.318
De bepleisterde en beschilderde voorgevel van diephuis De Craeye is drie bouwlagen hoog en drie traveeën breed en vertoont een neoclassicistische vormgeving. De begane grond is verrijkt met imitatiebanden en in de zijtraveeën zitten rondboogvensters vervat. De centrale rondboogdeur wordt geflankeerd door pilasters en is bekroond met een op triegliefconsoles rustend balkon met balusters. De eerste en tweede bouwlaag worden van elkaar gescheiden door een puilijst. De middentravee is licht vooruitspringend met een centraal rondbogig bovenvenster dat net als de toegangsdeur gevat zit in een omlijsting met sluitsteen en pilasters. De vergulde allegorische figuren in de boogzwikken, medaillons en het paneel in de middentravee, zijn empirekenmerken (Figuur 37 en Figuur 38). Het geheel wordt bekroond door een kroonlijst op trigliefconsoles.319
15.3.2 Gulden Mortier, Markt 22 De Gulden Mortier is een, in kern 15de-eeuws, diephuis van drie traveeën breed en drie bouwlagen hoog op de hoek van de Markt en de Broodstraat. Het huis werd tijdens de Franse overheersing bewoond door dokter Van Cauwenberghe. Philippe Vander Meersch ontwierp voor hem een nieuwe voorgevel. De bepleisterde en beschilderde lijstgevel onder de kroonlijst is zeer eenvoudig vormgegeven door eenvoudige rechthoekige vensters. Het grote contrast qua uitwerking en decoratie met zijn eigen huis, De Craeye, doet vermoeden dat Philippe zich heeft moeten schikken naar de wensen van de opdrachtgever. De zijgevel in de Broodstraat, heeft vandaag enkel ramen in de rechterkant en is centraal getooid met een Onze-Lieve-Vrouwenbeeldje (Figuur 39).320 Het bewaarde bouwplan (Bijlage XXIII) is ongedateerd en toont ook een kroonlijst op trigliefconsoles, wat klaarblijkelijk niet werd uitgevoerd.
317
Herkomst foto: Fien Cornelis, 16 maart 2012.
318
Herkomst foto: Fien Cornelis, 16 maart 2012.
319
Lanclus, K. et al., "Huis de Craeye." (1996), https://inventaris.onroerenderfgoed.be/dibe/relict/27241."
320
Lanclus, K. et al., "De Gulden Mortier." (1996), https://inventaris.onroerenderfgoed.be/dibe/relict/27239."
92
Figuur 39: Zijgevel van de Gulden Mortier in de Broodstraat.321
15.3.3 Torreken te Walle, Wallestraat 16 Situering Dit in oorsprong 17de-eeuws buitengoed (Figuur 40) bevindt zich op de grens tussen Volkegem en Ename, deelgemeenten van Oudenaarde. Philippe Vander Meersch tekende ca. 1800 nieuwe plannen in opdracht van toenmalig eigenaar Van de Walle. Het is niet geweten of hij dit deed in samenwerking met Anthone Vanden Hende of niet. Dit gebouw bestond uit zes traveeën en werd bepleisterd en witgeschilderd. Het kreeg een plint met bossage. In het derde kwart van de twintigste eeuw werden de gebouwen nog sterk gewijzigd.322
Figuur 40: Torreken ter Walle, Wallestraat, Oudenaarde.323
Bouwplannen In het privéarchief zijn drie plannen teruggevonden van stallen voor dit pachthof van meneer Vande Walle of 'het Torreken te Walle' in de 'Prochie [sic] van Volkeghem'. Het distributieplan
321
Door Fien Cornelis, 16 maart 2012.
322
Lanclus, K. et al., "Torreken te Walle." (1996), https://inventaris.onroerenderfgoed.be/dibe/relict/27785. .". De erfgoedmedewerkers verwijzen hierbij naar RUG, Hs. 3678. 323
Herkomst foto: Fotoverzameling Stadsarchief Oudenaarde.
93
(Bijlage XXIV) toont een huis met een haard, een keuken als grootste kamer van het huis met 'kannebanken', een weefkamer en een kelder. De voorgevel had drie ramen en een deur en leek niet gedecoreerd. Het exterieur weerspiegelt daarmee de soberheid van het interieur waarin economische functie (linnennijverheid) centraal staat. Een derde plan (Bijlage XXV) toont een koeienstal en een varkenskot voor het Torreken te Walle. Vier grote pilaren zonder kapiteel verdelen de gevel. De afmetingen staan overal nauwkeurig genoteerd. Het dakgebinte is eveneens zeer eenvoudig. Een derde plan toont een schuur van zes traveeën waarin plaats was voor een wagenhuis, twee kleine winkels, twee grote winkels, twee 'deschvloeren', een kofkot en een varkenskot. De omvang van dit complex, bestaande uit meerdere gebouwen met verschillende functies, duidt op de welstand van de opdrachtgever.
15.3.4 Klein Kortrijk, Bourgondiëstraat 10
Figuur 41: Huis Klein Kortrijk in de Bourgondiëstraat aan de Schelde. Links ervan Huis de Lalaing. 324
Het huis Klein Kortrijk was een oud gebouw in de Bourgondiëstraat aan de rivier de Schelde. Philippe Vander Meersch voorzag het huis van een nieuwe voorgevel in neoclassicistische stijl en daar is zijn signatuur op het bouwplan325 het bewijs van (Bijlage XXVI). Toch liet de uitvoering ten minste zes jaar op zich wachten want de signatuur van de Oudenaardse burgemeester en secretaris A. Van de Walle geven het jaartal 1825 aan, zes jaar na de dood van Philippe. Het is gissen wat de precieze reden hiervoor was. Op oude foto's (Figuur 41) is te merken hoe de sobere voorgevel van het huis, met modillons en schilddak, sterk afsteekt tegen het grote rococogebouw 'de Lalaing'. Eind 20ste eeuw was het huis Klein Kortrijk in bouwvallige staat. Vandaag is het dan ook vervangen door een nieuwbouw.
324 325
Herkomst foto: "un baiser d'audenarde". Huis Klein Kortrijk, K. 261, SAO (Stadsarchief Oudenaarde).
94
15.3.5 Andere privéprojecten In het privé- en stadsarchief zijn nog andere grondplannen van niet-geïdentificeerde projecten bewaard van hoge kwaliteit zoals eigen was aan de tekenstijl van Philippe Vander Meersch. Daarop is duidelijk dat ook wat de indeling van de ruimte betreft, Philippe een modern architect is. Een voorbeeld van een 'Plan de distribution' van een niet-geïdentificeerd gebouw toont dit aan (Bijlage XXVII). Het plan geeft kamers weer als 'salle de compagnie', 'anti-chambre', 'garderobe', 'alcove', 'degagement' en 'cabinet'. Er is een tekening van een salle de compagnie bewaard (Bijlage XXVIII) en het privéarchief bewaart ook een prachtig tempelontwerp (Bijlage XXIX) dat getuigt van zijn Verlichte geest en duidelijk geïnspireerd is op het Pantheon van Soufflot (Parijs, tweede helft 18de eeuw). Verder bouwde hij ook nog voor rijke Oudenaardse burgers op de markt en in de belangrijkste straten van de stad (Bijlage XXX).326 Op deze burgerhuizen wordt niet dieper ingegaan omdat er een gebrek is aan objectieve gegevens en omdat na onderzoek ter plaatse vermoed wordt dat de meest daarvan niet bewaard zijn gebleven. Aan de bewaarde bouwplannen wordt wegens beperkte artistieke waarde eveneens voorbij gegaan, niettegenstaande ze een interessante basis kunnen zijn voor verder onderzoek.
15.3.6 Besluit Als privéarchitect wist Philippe Vander Meersch een moderne stempel te drukken op het bestaande huizenbestand. Hiermee verspreidde hij de nieuwe in Parijs geconcipieerde vormentaal van het neoclassicisme. Hij werkte als privéarchitect voornamelijk voor de rijkere laag van de Oudenaardse bevolking en niet zelden in de belangrijkste straten in het stadscentrum. Dat had hij ongetwijfeld grotendeels te danken aan zijn prestigieuze en succesvolle projecten als stadsarchitect. Hij moet bij de weinigen in stad en omstreken hebben behoord die het neoclassicisme zo goed onder de knie had.
15.4 Besluit Philippe Vander Meersch heeft als stadsarchitect van Oudenaarde een grote rol van betekenis gespeeld. Zijn initiatief tot oprichting van een tekenacademie maakte het voor heel wat minder bedeelde jongeren mogelijk om een architectuuropleiding te genieten. Hij wist tevens als privéarchitect een moderne stempel te drukken op het bestaande huizenbestand. Hiermee verspreidde hij de nieuwe in Parijs geconcipieerde vormentaal van het neoclassicisme. Daarnaast ontwierp hij ook gebouwen waarbij deze nieuwe stijl omwille van hun gebruiksfunctie of hun ligging buiten de stadsmuren minder tot uiting kwam.
326
Het gaat om een huis voor (secretaris?) Van de Walle, een nieuw mezzanineverdiep voor Van Dael in de Broodstraat, een ontwerp voor trigliefconsoles op de voorgevel van het huis van (schepen?) De Contreras in de Broodstraat, het huis van Laurens Liedts, een vooraanstaand Oudenaards burger, een ontwerp voor Vanlangermeersch in de Krekelputte op de plaats van de voormalige Jezuïetenkerk en ongetwijfeld nog tal van andere waarvan geen sporen zijn overgebleven.
95
Philippe heeft een herkenbare ontwerpstijl die ondanks een zekere zwaarte toch steeds harmonisch en evenwichtig oogt. Door de aanwezigheid van een hoog aantal ontwerptekeningen van hem in het Fonds Kaarten en Plans in het Stadsarchief van Oudenaarde kan men besluiten dat hij zeer succesvol was als stadsarchitect en privéarchitect.
96
16 Auguste Vander Meersch
16.1 Auguste in dienst van de stad Auguste Vander Meersch zou tussen 1827 en 1830 belast worden met twee bouwprojecten in opdracht van de directie van de 'Fortificatiën', het Nederlandse Genie dat verantwoordelijk was voor de bouw van de nieuwe versterkingsmuren in Oudenaarde als deel van de Wellingtonbarrière. De bouw van respectievelijk het tuighuis en de protestantse kerk, gebeurde onder de ultieme autoriteit van de Nederlandse Koning en de Commissaris-Generaal van Oorlog.
16.1.1 Tuighuis Voorbereiding De bouw van het tuighuis ving aan in 1828 op wellicht dezelfde site waar een jaar later ook de protestantse kerk geconstrueerd zou worden. Dit militair terrein bevond zich aan de Schelde, naast het nieuwe Gerechtsgebouw in de Bourgondiëstraat. Een tuighuis was een wapenhuis of arsenaal, een magazijn voor oorlogsmateriaal. Het betrof geen nieuwbouwproject maar een herinrichting van de voormalige katoenspinnerij.327 Onder Frans Bewind werden verscheidene katoenspinnerijen en -weverijen opgericht. Bij de regimewisseling in 1815 bleven er in Oudenaarde echter bijna geen meer over. Deze katoenspinnerij stond wellicht al jaren leeg waardoor de verbouwing tot tuighuis wellicht een hele onderneming was.328 Eerste kapitein Ingenieur bij het Wapen der Genie, meneer Blanken Jansz., stelde Auguste Vander Meersch en Jacques De Keyser & Co in 1827 aan als aannemers van het nieuwe tuighuis. De bekendmaking van de aanbesteding werd meegedeeld in het Dagblad der Annonces en Gazette des PaysBas van Oudenaarde en werd geafficheerd. Het bestek van het Tuighuis is bewaard in het privéarchief.
327
Omschreven in het bouwbestek als 'ameublement en afsluitingen in het tot tuighuis ingericht gebouw te Audenaerden'.
328
Ronsijn, "Oudenaarde en omgeving in de 19de eeuw. ."
97
Figuur 42: De voetstukken voor de ijzeren mortier- en kanonstellingen die zich zouden situeren achter het Tuighuis.329
In het bestek staan de gebruikte materialen, het verloop en de aard van de werken nauwkeurig neergeschreven. De autoriteiten van dit project waren de koning en op lager niveau de commissarisgeneraal van oorlog. Op 'microniveau' is het majoor waarnemend directeur in de Derde Directie van Fortificatien, H. Oortwyn, of bij diens afwezigheid Luitenant-Kolonel Th. Brunsveld van Hulten, die de coördinatie over het bouwproject waarnam. Van Hulten was tevens Eerste Ingenieur in de vesting Oudenaarde en zou samen met Oortwyn de uitvoering van het project nauwgezet opvolgen.
Uitvoering De nadruk bij dit project lag op de herinrichting van de voormalige Katoenspinnerij tot tuighuis. Daarnaast werd op hetzelfde militaire terrein ook een ontwerp gemaakt voor nieuwe voetstukken voor ijzeren mortier- en kanonstellingen op het plein achter het Tuighuis (Figuur 42). Auguste verbond zich er als aannemer toe de verantwoordelijkheid voor het metselwerk, dat werd verricht tussen oktober 1827 en mei 1828,op zich te nemen waardoor zijn rol zich niet beperkte tot het verzorgen van de plannen als architect. Het bouwproject omvatte een grote zaal, een manège, een stal, een loods voor de affuits of onderstellen van zware vuurwapens zoals kanonnen, een kerk, een galerij, een magazijn, een woning met keuken, een portierswoning, een kogelhok, een smederij en nog een aantal privévertrekken aan de oostzijde van de kerk. Er is niet uit op te maken of er verschillende
329
Privéarchief
98
benamingen werden gebruikt voor hetzelfde gebouw en bij gebrek aan plannen is het ook niet duidelijk hoe de compositie van de verschillende entiteiten zich ten opzichte van elkaar verhielden op het terrein. Wat uit het bouwbestek het sterkst naar voren komt zijn afbraakwerken van deuren en vensters, het plaatsen van tussenschotten, het 'vullen van gaten', het plaatsen van nieuwe traptreden etcetera. Doordat de architecturale betekenis van dit project louter op basis van het bouwbestek niet voldoende kan worden achterhaald, wordt er dan ook niet verder op ingegaan.
Afloop Het project liep succesvol af want het Genie, de militaire ingenieurs, verklaarde dat aannemers Auguste Vander Meersch en Jacques de Keijser tijdens de voorbereidings- en uitvoeringsfase in elk opzicht blijk hadden gegeven van hun kunde en bekwaamheid.330 De commissaris-generaal van oorlog legde daarop een planning vast voor het jaaronderhoud van de site.
16.1.2 Protestantse Kerk Intro Na zijn functie als stadsbouwheer begint Auguste in 1829 met het ontwerp voor de protestantse kerk voor protestanten die ingezet waren voor de bouw van het Fort Kezel enerzijds, en de in Oudenaarde gelegerde militairen anderzijds. Hun eredienst hadden ze tot dan toe steeds in het stadhuis gehouden. De protestantse kerk of tempel werd om die reden ook wel Garnizoenskerk genoemd. Omdat het gebouw in gebruik zou worden genomen door versterkingsbouwers en militairen, was het Luitenant-Kolonel van het garnizoen Brunsveld van Hulten die de opdrachtgever was van het bouwproject.
Figuur 43: Deel uit een plattegrond van Oudenaarde van voor Wereldoorlog I. De Protestantse Tempel aan de Schelde bevond zich naast het gerechtsgebouw en de gevangenis.331
330 331
Getekend door 'Eerste Kapitein Ingenieur bij het Wapen der Genie' Blanken Jansz. (privéarchief). Plan Oudenaarde, SAO (Stadsarchief Oudenaarde).
99
De kapelaan van Sint-Walburgis had gezegd dat een katholiek deze tempel niet mocht bouwen maar van de vicaris-generaal had Auguste Vander Meersch mondeling toestemming gekregen. Omdat Auguste de sacramenten niet meer mocht ontvangen schreef hij een brief naar de vicaris-generaal van het bisdom van Gent om de toelating schriftelijk bevestigd te krijgen. De Kerk zou zich situeren tussen het gerechtsgebouw aan de rechterzijde (Figuur 44) en een pand naast het gebouw de Lalaing aan de linkerzijde.
Bouwplan Op het bouwplan zijn het grondplan (Bijlage XXXI), de longitudinale doorsnede (Bijlage XXXII), de doorsnede in de breedte en de voorgevel van de protestantse kerk weergegeven.332 De voorgevel en de koepel met lantaarntje, die zich erboven bevindt, zijn van gelijke hoogte en worden van elkaar gescheiden door een eenvoudig geprofileerde kroonlijst. Dit visueel evenwicht wordt versterkt door de vlakverdeling in de voorgevel. Die gevel bestaat uit drie traveeën, van elkaar gescheiden door vier monumentale Toscaanse pilasters op sokkels. In de middentravee leiden drie trapjes naar het hoofdportaal, bovenaan getooid met een lancetboograam. Twee blinde vlakken geven de zijtraveeën vorm. De lengte van de zaalkerk is bepaald door vier traveeën en een portaaltravee. De koepel situeert zich boven het portaal en de eerste travee. In de kerk rust het tongewelf van de kerk, dat achter de koepel doorloopt onder een zadeldak, op Toscaanse zuilen. In elke travee bevindt zich aan weerszijden van de ruimte een rondboograam. In het ondiepe koor staat een preekstoel, en een trap in het westportaal maakt toegang tot de koepel mogelijk.
Figuur 44: De Protestantse Kerk met de voorgevel aan de Schelde, gelegen naast het gerechtsgebouw. 333
332
Bouwplan Protestantse Kerk, 616 SAO (Stadsarchief Oudenaarde). Protestantse Garnizoenskerk Bourgondiëstraat 1828.
333
"un baiser d'audenarde". Op deze postkaart is vermeld dat de foto werd ontwikkeld in Brussel. Ze dateert van voor de Eerste Wereldoorlog.
100
De voorgevel, die naar de Schelde was gericht, kreeg uiteindelijk een van het bouwplan afwijkende vormgeving. Dit is te zien op één van de van de weinig bewaard gebleven foto's met opschrift 'Audenarde - Vue sur l'Escaut. L. Lagaert, Brux. - N.45' (Figuur 44). De stijl is eveneens neoclassicistisch maar de uitvoering is anders. Een eenvoudig zadeldak vervangt de geplande koepel met lantaarn. Dat deze aanvankelijk toch werd uitgevoerd, kan worden afgeleid uit het bestek (zie infra). De materiaalkeuze bepaalt misschien wel het sterkst het gevelbeeld. De lichte kleur van de zuilen en balk die ze ondersteunen onder de getande kroonlijst, contrasteert sterk met de zwarte kleur waarmee de voorgevel werd bekleed. Nog een punt van verschil met het plan zijn de blinde traveeën in de voorgevel. Die zijn uiteindelijk voorzien van rondboogramen en het rondboograampje, in een vierkant gevat, boven de ingangspoort is ook vervangen door een rondboograam. Tevens werden er uiteindelijk zuilen gebruikt, die losstonden van de gevel, in plaats van de geplande pilasters.
Uitvoering Voorbereiding Het opschrift op het bouwplan toont aan dat er een wisseling in het aannemerschap had plaats gevonden. Op 16 mei 1828 zou het bouwproject zijn uitbesteed aan een zekere Js. Hanegraaff en twee borgstellers. De handtekeningen van Luitenant-Kolonel-Ingenieur T. Brunsveld van Hulten, eerste Kapitein-Ingenieur W. Blanken Jansz. en Sr Luitenant-Ingenieur P. Noot doen vermoeden dat de opdracht van deze top van het genie kwam. Van Hulten zou tijdens de uitvoering van de werken regelmatig de opdracht geven voor materiaallevering. Op 31 juni 1828 vond een 'herbesteding' plaats waarbij Auguste Vander Meersch de nieuwe aannemer bleek, met de borgen Emmanuel en Jacques De Keijser aan zijn zijde. Jacques de Keijser was reeds met Auguste Vander Meersch in zee gegaan voor het aannemerschap van het tuighuisproject (zie supra). Er was een vierde handtekening bijgekomen, namelijk van de Generaal-Majoor van de Derde Fortificatie Directie. De aannemersassociatie bestond uit Auguste Vander Meersch, Emmanuel De Keijser en Jacques De Keijser. Jacques en Emmanuel namen elk 1/4 voor hun rekening en Auguste de andere helft. De voordelen en verliezen moesten bijgevolg onder hen drieën verdeeld worden. Ze hadden zich ook nog voor andere, niet achterhaalde projecten geassocieerd. Hun overeenkomst legden ze op papier vast op 3 september 1828. De magazijnmeester van de artillerie had ervoor gezorgd dat de aanbesteding werd gepubliceerd in het Journal de Bruxelles op 29 maart 1830 en een tweede keer in juli 1830. De wissel van aannemer kan te maken hebben met de woelige politieke periode waarin het land zich bevond.
Bouwproces Aan de hand van het bewaarde bouwbestek kan een overzicht worden verkregen van de werken. 334 In september 1828 werd er gestart met het graven van de funderingsgreppels waarna zij werden gemetst, met hardsteen verstevigd en tenslotte aangeaard. In oktober werd voor deze werken zand uit Nieuwkerke aangevoerd. In november 1828 werd de eerste lading bakstenen geladen en gelost. Metselaar Piet van Boven was leidinggevende bij deze funderingswerken en hij zou ook de andere
334
Het bouwbestek van de Protestantse Kerk is bewaard in het privéarchief.
101
metselwerken aan de protestantse kerk doen. Daar hingen wel wat voorwaarden aan vast. Hij moest de werken ten volle genoegen van de directie doen: de muren die niet bepleisterd waren netjes opvoegen, zelf de bakstenen aanbrengen, de mortel maken en de hoogtestellingen bouwen. Wat afgekeurd werd zou hij zonder vergelding moeten hermaken. Voor de materiaallevering diende hij niet in te staan. Het loon dat Piet van Boven tot juni 1829 ontving vond hij te laag en hij nam daarop ontslag.335 Er werd net als bij de tekenacademie die vijftig jaar eerder werd gebouwd, gebruik gemaakt van blauwe hardsteen van Ecoussines. Mallen voor profielen moesten helpen de friezen, kroonlijsten, zuilschachten, plinten, sokkels, Dorische kapitelen, dakgoten en schachtbasissen te vervaardigen. Na februari 1829 werden de pilasters door de baas van de steengroeve, meneer Rivière, geleverd in houten 'vaten'. De twee maanden daarop werd vooral veel steen aangevoerd. Er werden regelmatig nog onderdelen teruggestuurd zoals de twee laagste treden van het trapje voor de toegangspoort en op 2 juli 1829 ook zes stukken kroonlijst omdat men niet tevreden was over de vervaardiging ervan. Ant[hone] Cambieu was de leider of werkgever van de steenkappers. Het Genie, de Hollandse ingenieurs ter plaatse, was niet alleen de opdrachtgever van de bouw maar keek ook de materiaallevering na en hield controle over de uitvoering. In de zomer van 1829 waren de meeste stenen aangevoerd en was men volop bezig aan de gewelven binnenin en de kroonlijst aan de voorgevel. Maarschalk Bizet werd verschillende keren betaald voor het slijpen van duizenden beitels. Op het dak kwamen leien te liggen, geleverd tussen juli 1829 tot mei 1830 door Charles Feyerick.336 Auguste Vander Meersch maakte in het bestek ook melding van een betaling aan 'Felicité Vandermeersch, zijn zus, voor levering van ijzergoederen. Zelf zou hij ook leem leveren en materialen verkopen. Vanaf 5 augustus 1829 zou Frederick Slagmulder het snijwerk verzorgen. Dat hield onder meer het opvoegen van de gevel in. Meneer Baerd, meester meubelmaker in Oudenaarde, maakte een Preekstoel met klankbord die "meesterachtig naer de regels van de kunst en volgens teekening, maten en profilen ten volle genoegen van de Genie gemaakt moeten worden". Verantwoordelijk voor het maken van de plafonds ('plafonnage') van de protestantse kerk waren Jacques en Emmanuel De Keyzer, tevens borgstellers van aannemer Auguste Vander Meersch. Samen met meester-plafonneur van de stad, Remi, zouden de broers De Keyser en Auguste Vander Meersch alle plafonds van de protestantse kerk maken.337 De muren werden geverfd in drie lagen waarvan twee in grijze mortier en de laatste in wit. Een wit (kerk)interieur was een typisch kenmerk van het neoclassicisme. Het vergrootte de eenheid en soberheid die in dit geval goed paste bij het ideeëngoed van de Protestantse godsdienst. Af te leiden uit de plannen en het bestek, is het duidelijk dat de vormgeving van zowel interieur als exterieur sober werd gehouden. De keuze voor de meest eenvoudige zuilensoort- de Toscaanse - illustreert dit.
335
Het bouwbestek van de Protestantse Kerk is bewaard in het privéarchief.
336
In totaal werd voor de leien 1046,96 francs betaald.
337
De drie genoemde 'constracteurs' zullen ook de levering op zich nemen van de latten, kolen, spijkers, het zand, de haren en de profielen voor de uitvoering van dit werk. Dat zand en de haren: voor onder de leien? Was het gebinte van het dak toen al af? 'Geheel het hoofdwerk valt onder hun laste'. Zij worden betaald per honderd vierkante voet plafond. In Gentse maat is dat 8,5 francs, en voor de muren (omdat dit een minder delicaat en moeilijk werk was?) 4,35.
102
Na de bouw De ontluikende Belgische Onafhankelijkheid zou de Hollanders tot terugtrekking nopen. Die politieke veranderingen waren misschien al onderhuids voelbaar en mogelijks leidde dit Auguste ertoe zelf aannemer te worden en dus zelf sterkere controle te hebben over de uitvoering van zijn ontwerp. De totale kostprijs was hoog en Auguste werd pas na meer dan tien jaar betaald voor deze onderneming. Ook dit zou kunnen gelinkt worden aan de regimewisseling waarbij de opdrachtgevers van de bouw, het Nederlandse genie, Oudenaarde hadden moeten verlaten. De protestanten vertrokken in 1830 wanneer België onafhankelijk werd. In 1832 werd de protestantse kerk op initiatief van broer en arts Désiré-Joseph Vander Meersch, gebruikt om opvang te bieden voor de slachtoffers van de choleraepidemie van 1832.338 Kapitein-commandant van het Corps de Genie Néerlandais van Oudenaarde, meneer Thieleman, bevestigde in 1840 dat Auguste Vander Meersch was uitbetaald voor de bouw van de Kerk. De betaling gebeurde door de Belgische regering. Meneer Tieleman, kapitein commandant van het Corps de Genie Néerlandais in Oudenaarde, liet Auguste in 1840 per briefwisseling weten dat hij eigenaar bleef van de protestantse kerk waarvan hij ook de aannemer was.339 Auguste moest wel wachten op beslissingen van de Minister van Oorlog omtrent dit gebouw. De protestantse kerk werd waarschijnlijk afgebroken voor de Eerste Wereldoorlog.
16.1.3 Besluit Auguste was voornamelijk werkzaam als militair architect, in opdracht van het Hollands Genie te Oudenaarde tijdens de aanleg van de Wellingtonbarrière. Daar getuigen het tuighuis en de protestantse tempel van. Met dit laatste project ondervond Auguste Vander Meersch aanvankelijk moeilijkheden van ethisch-religieuze aard. Toen het hem als katholiek door de Gentse vicarisgeneraal uiteindelijk toch werd toegestaan plannen op te maken voor de Protestantse Kerk in Oudenaarde, werd hij al gauw, naast louter architect, ook aannemer van het project. Niet alleen liep de materiaallevering niet altijd op wieltjes, ook de uitbetaling voor zijn diensten liet lang op zich wachten. Toch is wat hij heeft verwezenlijkt, kunsthistorisch de moeite waard. Hij ontwierp een Kerk met een merkwaardige vormgeving, mede dankzij het materiaalgebruik. De protestantse tempel getuigt van een zekere statigheid, soberheid en evenwicht. Uniek als gebouw past het tegelijk toch in de algemene tendens van verstrenging van het neoclassicisme. Met dit gebouw was de Bourgondiëstraat twee huizen rijk van het architectengeslacht Philippe en Auguste Vander Meersch (Huis Klein Kortrijk van Philippe en de protestantse kerk van Auguste).
338
Vandermeersch-Lantmeeters, Kunstenaarsfamilies van Oudenaarde, 297.
339
Die brief is echter maar klad: heeft hij hem wel echt opgestuurd?
103
16.2 Auguste als privearchitect 16.2.1 De Ram, Broodstraat 25
Figuur 45: De Ram Broodstraat 25.340
Deze burgerwoning (Figuur 45) werd in 1824 ontworpen door stadsarchitect Auguste in opdracht van juffrouw De Keyzer en is bewaard gebleven. Het was een apotheker die zich tussen nog twee andere apothekers bevond: Cavenaille rechts en Walraevens links. Het huis situeerde zich in een belangrijke straat in het Oudenaards stadscentrum, met name de Broodstraat of in die periode ook wel 'Koninklijke route' genoemd. Later in de 19de eeuw zou ze de benaming 'De Ram' krijgen.341 Het huis heeft een bepleisterde en beschilderde lijstgevel van drie traveeën en drie bouwlagen onder zadeldak in empirestijl. Een vergelijking tussen het bouwontwerp (Bijlage XXXIII) en het bewaarde gebouw ter plaatse, laat blijken dat het ontwerpplan zeer getrouw werd nagevolgd bij de uitvoering.342 De huidige ijzeren leuningen aan de rechthoekige vensters op de bel-etage waren oorspronkelijk echter niet geconcipieerd. Het middelste venster heeft een blinde waaier, geaccentueerd door rondboogvormige gebosseerde booglijst rustend op voluutkapiteel en hermen. Op de borstwering bevinden zich twee medaillons met een reliëf van een vrouwenhoofd. Boven de
340
"Oudenaarde Google Maps".
341
Lanclus, K. et al., "Huis de Ram," In Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur Provincie Oost-Vlaanderen, Arrondissement Oudenaarde, Stad Oudenaarde met fusiegemeenten. (Brussel-Turnhout, 1996), https://inventaris.onroerenderfgoed.be/dibe/relict/27065." 342
Huis de Ram, K. 291, SAO (Stadarchief Oudenaarde).
104
vensters van de bovenste verdieping bevinden zich friezen in empirestijl met stucversiering en een hoofd als centraal motief. Het entablement is rijk bewerkt met een gegolfde meander.343 Met dit gebouw bewees Auguste dat hij zeker talent geërfd heeft van zijn vader en in staat is een originele gevelcompositie te ontwerpen waarmee hij zich desalniettemin inpast in de algemene stijltendens van de empire op dat moment. Zijn vader Philippe had eveneens twee ontwerpen gemaakt voor huisgevels in deze straat (zie supra).
16.2.2 Maison de Compagnie Van Auguste zijn verder geen architecturale projecten terug gevonden behalve plannen in het Stadsarchief van Oudenaarde van een 'maison de compagnie'.344 Het gaat om een ongedateerd maar wel gesigneerd grondplan en voorgevelplan (Bijlage XXXIV). Uit het grondplan is af te leiden dat het aspect van ontspanning een groot aandeel zou hebben in dit gebouw. Een biljard rechts getuigt daarvan. Verder waren er ook nog een 'salle' aan de linkerkant die toegang bood tot de 'anti-chambre' en het 'cabinet'. De gang leidde naast de trap ook tot de 'cuisine' die een doorgang had, net als het 'cabinet', naar de 'cour' waar zich een toilet bevond. De eerste verdieping telde twee kamers aan de voorgevelkant met een 'cabinet' tussen en achterin opnieuw een 'cabinet' en een 'anti-chambre'. Helemaal achteraan, in de twee vleugels die de cour flankeerden, waren een 'laboratoire', twee 'cabinets' en een 'anti-chambre' voorzien. De voorgevel toont een dubbelhuis van vijf traveeën met rechthoekige ramen bekroond door een alternatie van blinde vlakken en kroonlijstjes. De geprofileerde kroonlijst is onderaan versierd mete een tandlijst. Dit voorgevelontwerp doet sterk denken aan Philippe's ontwerp voor een dépôt (zie supra).
16.2.3 Besluit Als privéarchitect liet Auguste Vander Meersch zijn creatieve en moderne geest zien in respectievelijk huis De Ram in de Broodstraat en een ontwerp voor een Maison de Compagnie, de enige twee gesigneerde architectuurontwerpen van hem van privaat opdrachtgeverschap.
343 344
Lanclus et al., "Huis de Ram." Maison de Compagnie, 147, SAO (Stadsarchief Oudenaarde).
105
17 Algemeen besluit
Het hoogtepunt van de architecturale carrière van Philippe situeert zich rond 1780. De Oostenrijkse Nederlanden kenden in die periode een culturele bloei door de politiek van de verlichte vorsten. Philippe kon genieten van talrijke opdrachten vanwege het stadsbestuur en de rijke inwoners van de stad. Hij heeft via de tekenacademie dan ook een belangrijk aandeel gehad in de verspreiding van het neoclassicisme in de stad. Als stadsarchitect zou hij met projecten als de begraafplaats en de blekerij tevens zijn steentje bijdragen aan de stadsuitbreiding. Wanneer de Fransen een bestuurlijke herstructurering doorvoerden, verloor hij zijn ambt als architect van de kasselrij. Het is niet bekend of Philippe zijn ambt als stadsarchitect behield. Het staat hoe dan ook vast dat hij vanaf de Franse Revolutie tot aan zijn dood (1789-1719) voornamelijk als privéarchitect werkzaam was en daarnaast ook via de cartografie een controle zou trachten te verwerven op de grondverkoop in de stad. Zelf zou hij daar zeker ook een graantje van meepikken. Zijn tekenstijl is zeer herkenbaar door zijn kleur- en schaduwgebruik, perfectionisme en oog voor detail. In combinatie met kennis van zijn architectuurstijl kan zijn hand snel herkend worden. Het hoogtepunt van de carrière van Philippe's zoon, Auguste Vandermeersch, situeert zich zo'n veertigtal jaar later, circa 1824-1830. In Oudenaarde lagen de kaarten toen al helemaal anders. Op politiek vlak zwaaiden de Hollanders de plak. In de context van de aanleg van de Wellingtonbarrière, en later de uitbouw van een spoorwegennet, was bij Auguste de interesse voor ingenieurkunde aangewakkerd. Toch kreeg hij ook nog bouwopdrachten waarvan de enige bekende het tuighuis en de protestantse kerk zijn. De protestantse kerk geeft zijn unieke ontwerpstijl weer. Er was sinds eind 18de eeuw heel wat veranderd met betrekking het statuut van architect-ingenieur. Philippe was als stadsarchitect en landmeter ook dikwijls 'toezichthouder' van de projecten, dat was een taak die stilzwijgend samenhing met dit beroep. De definiëring van de inhoud van het beroep architect en ingenieur werd vanaf Frans Bewind duidelijker en het ingenieurschap kreeg meer gewicht in de schaal. Ook Auguste had een verzorgde tekenstijl, weliswaar iets minder gedetailleerd en uitgewerkt als die van zijn vader. Het neoclassicisme had een strengere vorm gekregen wat dan ook weerspiegeld in zijn ontwerpen. Als privéarchitect laat hij zijn creatieve en moderne geest zien in respectievelijk huis De Ram in de Broodstraat en een ontwerp voor een Maison de Compagnie, de enige twee gesigneerde privéarchitectuurontwerpen van hem. Auguste had dus ongetwijfeld het architecturaal ontwerptalent van zijn vader geërfd maar evenzeer en zelfs nog meer een enthousiasme voor stedenbouw en vestingwerken. Het is dan ook op dat gebied dat hij zich voornamelijk zal toeleggen en waarin hij zich zou bekwamen. De infrastructurele projecten waarbij Auguste een belangrijke rol heeft gespeeld, werden in deel III toegelicht. Philippe zou echter tot het einde van zijn leven een zeer verdienstelijk architect blijven hoewel hij nu eens op de achtergrond, dan weer op de voorgrond met stedenbouw bezig was als landmeter of ingenieur. Beide wisten wel op prominente plaatsen in de stad te bouwen en een cliënteel van de meer gegoede klasse aan te trekken.
106
Conclusie
Dit werk trachtte antwoorden te vinden op een aantal fundamentele vragen omtrent Philippe en Auguste Vander Meersch. Na een eerste kennismaking met de familie via onder meer de publicaties van Elsa Vandermeersch-Lantmeeters, kwamen vader en zoon naar voren als boeiende architecten uit het Oudenaards verleden. Op basis daarvan werd ook de titel van dit werk gekozen. Toch is na verder onderzoek gebleken dat zij meer waren dan architect alleen. Ook als ingenieur hebben ze het stadsbeeld bepaald. Daarin ligt hun betekenis voor de stad Oudenaarde. Philippe heeft als architect een belangrijk aandeel gehad in de modernisering van het Oudenaards huizenbestand. Dat deed hij bij zijn terugkomst uit Parijs door het initiatief te nemen voor de oprichting van een tekenacademie in Oudenaarde. Met dit gebouw democratiseerde hij enerzijds het tekenonderricht en anderzijds introduceerde hij met de vernieuwende architectuurtaal de stijl van het neoclassicisme in de stad. Dit initiatief had niet alleen een koninklijk octrooi voor het academiegebouw tot gevolg, ook werd Philippe aangesteld tot stadsarchitect wat zijn prestige verhoogde. Het gebouw was een voorbeeld voor de sociale bovenlaag van de Oudenaardse bevolking die het belangrijkste cliënteel van Philippe zou uitmaken. Zo vond de nieuwe stijl geleidelijk aan ingang in de stad en werden de traditionele gevels van het toneel verdrongen. Met dit hoofdwerk was zijn naam gevestigd in en buiten de stad Oudenaarde. Hij zou als stadarchitect vooral projecten van sociaal-economische aard aannemen en had er dikwijls een toezichtsfunctie bij. Als landmeter-ingenieur was Philippe ook zeer actief, zowel voor de stad als voor de Kasselrij Oudenaarde. Hij maakte enkele prachtige ontwerpen van sluizen en bruggen en vervaardigde heel wat kaarten van de stad en Kasselrij. Zijn unieke, herkenbare teken- en architectuurstijl die werd gekenmerkt door een subtiele schaduwwerking, een fijn pengebruik en veel oog voor detail, kon hij het best tot uiting brengen in architectuurontwerpen voor private personen. Auguste had het architecturaal ontwerptalent van zijn vader geërfd. Dat bewees hij met zijn ontwerp voor de protestantse kerk en het huis de Ram. Meer architecturale ontwerpen dan deze twee en het tuighuis zijn echter niet van hem bekend. Auguste was bovenal ingenieur. Hij was prominent aanwezig bij de aanleg van de Wellingtonbarrière enerzijds en de uitbouw van het spoorwegennet in en rond Oudenaarde anderzijds. Zo slaagde hij erin mee te bouwen aan de industriële ontwikkeling en modernisering van de stad. Philippe en Auguste leefden in een politiek wisselend klimaat en dit bracht een wijziging van het statuut van de ingenieur met zich mee. Philippe heeft het beroep van architect en ingenieur zonder veel problemen gelijktijdig kunnen blijven uitoefenen maar bij Auguste's carrièrestart lagen de kaarten anders. De beroepsgroepen waren strikter gedefinieerd. Hoewel zowel Philippe als Auguste in dienst werkten van verschillende overheden kon ieder zich toch handhaven op zijn eigen domein en wisten ze elk op hun eigen manier hun betekenis voor de stad uit te maken. Dit is het resultaat van veel opzoekwerk dat zeker de moeite waard was, omdat het twee figuren die voor de stad op kunsthistorisch en sociaal-economisch vlak belangrijk zijn geweest, verdiend in het licht heeft kunnen zetten. Tegelijk hoopt deze studie een basis te zijn voor verder onderzoek.
107
Bibliografie
Archivalia , 862.1-3862.1-1 en 1-2, SAO (Stadsarchief Oudenaarde) OUD VIII. Academie Van Teeken- En Bouwkunst Te Audenaerde: Register Van Rekeningen Van Nov 1773 - 1815, 607,608, SAO (Stadsarchief Oudenaarde). Boek Der Rekeningen Van De Teekenacademie Van Audenaerde, 514/19, Stadsarchief Oudenaarde (SAO). Bouwbestek Tekenacademie, 1361, SAO (Stadsarchief Oudenaarde). Bouwplan Protestantse Kerk, 616 SAO (Stadsarchief Oudenaarde). Denombrement Van Huizen, 605/61, SAO (Stadsarchief Oudenaarde). Dossier Verbouwing Van Het Kasselrijhuis Der Kasselrij Oud 1783, 757, Archief Kasselrij Oudenaarde. Goederen : Vandenhende 1779-1783, 514/19, SAO (Stadsarchief Oudenaarde). Huis De Ram, K. 291, SAO (Stadarchief Oudenaarde). Huis Klein Kortrijk, K. 261, SAO (Stadsarchief Oudenaarde). Kaart, K 115, SAO (Stadsarchief Oudenaarde). Kaart Van De Eindries, SAO (Stadsarchief Oudenaarde). Kerkhof Sinte Walburga En Van De Eindries, 3 September 1785, 670/6-8, SAO (Stadsarchief Oudenaarde). Levering Koperen Letters Voor De Voorgevel Van De Tekenacademie, 1361/15, SAO (Stadsarchief Oudenaarde). Levering 'Witte Steen' Voor De Zijgevel Van De Tekenacademie, 1361/11, SAO (Stadsarchief Oudenaarde). Maison De Compagnie, 147, SAO (Stadsarchief Oudenaarde). Officiën 04 april 2012, 1183, SAO (Stadsarchief Oudenaarde). Opgave Van De Onkosten. , 756, Archief Kasselrij Oudenaarde. Opmetingen, Specificering Van De Werkzaamheden En Betalingen, 825, Archief Kasselrij Oudenaarde. Oudenaardse Huysgeldenboeck, 602/21, SAO (Stadsarchief Oudenaarde). Overeenkomst Tussen Het Kasselrijbestuur Van Oudenaarde En Judocus De Jonghe (...), 758, 759, Archief Kasselrij Oudenaarde. Pecificatie Van De Leveringen Gedaan Door Pieter Lodewijk Haghenbeck Aan Het College Der Hoofdpointers , Betreft Inrichting En Decoratie Van Het Kasselrijhuis, 1781, Aanvaard Door Het College Der Hoofdpointers Van De Kasselrij Oudenaarde Op 19 Maart 1782, 754, Archief Kasselrij Oudenaarde. Plan Oudenaarde, SAO (Stadsarchief Oudenaarde). Rekeningen Van Deze Onderneming, 752, Archief Kasselrij Oudenaarde. Specificatie Van De Onkosten, 753, Archief Kasselrij Oudenaarde. Stadsblekerijen : Bouwen Van Een Stadsblekerij Buiten De Meerschpoort; Gedane Leveringen 1779-1783, 1142/5, SAO (Stadsarchief Oudenaarde). Stadsblekerijen : Rekening Van Anthone Van Den Hende En Filip Vandermeersch, Wegens Het Tekenen Van Plan Voor De Stadsblekerijen Buiten De Meerschpoort, 1778 1778, 1142/4, SAO (Stadsarchief Oudenaarde). Stadsblekerijen : Verhuring 1813, 1142/10, SAO. Tekenacademie 04 april 2012, 1185, SAO (Stadsarchief Oudenaarde). Uittreksel over De Uitgaven Door Architecten Anthone Vanden Hende En Philippe Vander Meersch Voor Het Kopen Van Arduinsteen Mbt Het Verbouwen Van Het Kasselrijhuis Der Kasselrij Oudenaarde Met Bijgevoegd Ontvangstbewijs Van Betaling Door De Kasselrijoverheid 27 Februari 1782, 755, Archief Kasselrij Oudenaarde. Verkoop Fortificatiën, 1344/5, SAO (Stadsarchief Oudenaarde).
108
Boeken Baudouin, Frans, Anne-Marie De Bruyn, en Filip Ceulemans. Jan Peter Van Baurscheit De Jonge, 1699-1768. Lier: Liers genootschap voor geschiedenis, 1994. Bertels, Inge, en Dirk Van de Vijver. "Belgian City Architects and Engineers – the Rise of a New Local Elite, 1850-1880." In In Control of the City: Local Elites and the Dynamics of Urban Policy, 1800-1960, edited by Stefan Couperus, Christianne Smit and Dirk Jan Wolfram, 121-32, 23. Leuven: Peeters, 2007. Bogaert, C., K. Lanclus, A. Tack, en andere. De Inventaris Van Het Bouwkundig Erfgoed:Bevere. Vol. Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur Provincie Oost-Vlaanderen, Arrondissement Oudenaarde, Stad Oudenaarde met fusiegemeenten, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 15N1. Brussel Turnhout1996. Borremans, Paul. "Het Fort Op De Kezelenberg." In Handelingen Van De Geschied- En Oudheidkundige Kring Van Oudenaarde Van Zijn Kastelnij En Van Den Lande Tusschen Maercke En Ronne. . Oudenaarde 2002. d'Audenaerde, Cercle Archéologique et historique, ed. Annales Cercle Archéologique Et Historique D'audenaerde De Sa Châtellenie Et De L'ancien Pays D'entre Maercke Et Ronne. Audenaerde Imprimerie Bevernaege frères, Rue Puits aux cigales 15, 3me Livraison 1er Mai 1907. Devos, Patrick Het Kasselrijhuis Te Oudenaarde : Bijdrage Tot De Geschiedenis Van Het Ambtsgebouw Van Het Kasselrijbestuur Oudenaarde, Nu O.-L.-Vrouwkollege. Gent: Provinciebestuur Oost-Vlaanderen, 1989. Devos, Patrick. Monumenten En Landschappen in Oudenaarde. Oudenaarde: Stadsbestuur Oudenaarde, 1991. Devos, Patrick. Op Het Breukvlak Van Twee Werelden: Het Vleeshuis Van Oudenaarde. Oudenaarde: Vereniging voor vreemdelingenverkeer en monumentenzorg, 1984. Devos, Patrick , en Dirk Callebout. "Schelde, Sluizen En Spei Te Oudenaarde." In Monumenten En Landschappen in Oudenaarde, 53-58. Oudenaarde: Stadsbestuur Oudenaarde, 1994. Dierkens, Alain. Inventaire Des Cartes, Plans Et Registres Divers : Fin Xixe-Debut Xxe Siècle. Brussel: Archives générales du Royaume, 1980. Dr. Vandewalle, Paul. Oude Maten, Gewichten, Muntstelsels in Vlaanderen, Brabant En Limburg Gent1984. Fredericq-Lilar, Marie, François Souchal, Françoise Mallet-Joris, en Nicole Dhooghe-Pannier. Gent in De 18de Eeuw : De Schilders Van Reijsschoot. Ruiselede: Lamandart, 1992. Gils, Robert. De Versterkingen Van De Wellingtonbarrière in Oost-Vlaanderen: De Vesting Dendermonde, De Gentse Citadel En De Vesting Oudenaarde. Gent: Provincie oost-vlaanderen, 2005. Hoebeke, Marcel. Désiré-Joseph Vander Meersch (1789-1863). Oudenaarde: Sanderus, 1973. Hubert, Jean-Christophe, Marie Fredericq-Lilar, Luc Dhondt, en andere. 18de Eeuwse Architectuur in België. Laatbarok, Rococo, Neoclassicisme. Tielt: Lannoo, 1998. Janssens, Luc "Landmeters Tekenden De Steenweg Op Kaart." http://www.historischebronnenbrugge.be/index.php?option=com_content&task=view&id=88&Ite mid=139. Lachaert, Pieter-Jan. "De Toekomst Van Het Verleden. Het Oudenaards Stadsarchief in 2011." In Handelingen Van De Geschied- En Oudheidkundige Kring Van Oudenaarde, Van Zijne Kastelnij En Van Den Lande Tusschen Maercke En Ronne 403. Oudenaarde: Geschied- en oudheidkundige kring, 2012. Lachaert, Pieter-Jan. Oudenaarde 1708-Een Stad, Een Koning, Een Veldheer. Leuven: Davidsfonds, 2008. Lanclus, K., C. Bogaert, en A. Tack. De Inventaris Van Het Bouwkundig Erfgoed: Beverestraat. Vol. Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur Provincie Oost-Vlaanderen, Arrondissement Oudenaarde, Stad Oudenaarde met fusiegemeenten, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 15N1. BrusselTurnhout1996. Lanclus, K., C. Bogaert, A. Tack, en andere. "De Gulden Mortier." 1996. Lanclus, K., C. Bogaert, A. Tack, en andere. "De Inventaris Van Het Bouwkundig Erfgoed: Kerkhof." Brussel Turnhout, 1996. Lanclus, K., C. Bogaert, A. Tack, en andere. "Herenhuis Met Achterhuis." In Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur Provincie Oost-Vlaanderen, Arrondissement Oudenaarde, Stad Oudenaarde met fusiegemeenten, 1996. Lanclus, K., C. Bogaert, A. Tack, en andere. "Huis De Craeye." 1996. Lanclus, K., C. Bogaert, A. Tack, en andere. "Huis De Ram." In Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur Provincie Oost-Vlaanderen, Arrondissement Oudenaarde, Stad Oudenaarde met fusiegemeentenBrusselTurnhout, 1996. Lanclus, K., C. Bogaert, A. Tack, en andere. "Torreken Te Walle." 1996. Lanclus, K., C. Bogaert, A. Tack, en andere. "Vleeshuis." In Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur Provincie Oost-Vlaanderen, Arrondissement Oudenaarde, Stad Oudenaarde met fusiegemeenten, 1996.
109
Lanclus, K., A. Tack, C. Bogaert, en andere. "Inventaris Van Het Cultuurbezit in België, Architectuur Provincie Oost-Vlaanderen, Arrondissement Oudenaarde, Stad Oudenaarde Met Fusiegemeente." Oudenaarde, 1996. Lex, Hermans. Alles Wat Zuilen Heeft Is Klassiek, Classicistische Ideeën over Bouwkunst in Nederland, 1765-1850. Vol. 2. Rotterdam: 010, 2005-2008, 2005-2008. Oudenaarde, Geschied- en oudheidkundige kring van. "Handelingen Van De Geschied- En Oudheidkundige Kring Van Oudenaarde, Van Zijn Kastenij En Van Den Lande Tusschen Maercke En Ronne.". Oudenaarde: Geschied- en oudheidkundige kring, n.d. Raepsaet, Henry. Notice Sur L'ancienne Académie Royale De Dessin, De Peinture Et D'architecture D'audenarde: Depuis Son Érection En 1773, Jusqu'à Sa Réorganisation En 1806. Oudernaarde: Charles de Vos, 1849. Stück, H., en A. Grelon. "Die Ingenieure Des Corps Des Ponts Et Chaussées Von Der Eroberung Des Nationalen Raumes Zur Raumordnung." In Ingenieure in Frankreich, 1747- 1990, pp. 77-99. Francfurt, New York: Campus, 1994. Van Cauwenberghe, Edouard. Panthéon Audenardais. Van de Perre, Dirk. Architectuur Van De Verlichting – Jean-Baptiste Simoens En Tijdgenoten in Het Land Van Aalst (Tweede Helft 18de Eeuw). Gent: Provinciebestuur Oost-Vlaanderen, 2011. Van de Vijver, Dirk. "Onbekend." In 18de Eeuwse Architectuur, 168. Tielt: Lannoo, 1998. Van de Vijver, Dirk, en Krista De Jonge. Ingenieurs En Architecten Op De Drempel Van Een Nieuwe Tijd (1750-1830). Leuven: Universitaire pers, 2003. Vande Velde, Hector. Het Oudenaardsche Door De Eeuwen Heen. Oudernaarde: Vandevelde, 1946. Vander Meersch, Désiré-Joseph. "Notice Sur Gaspar Heuvick, Jean Snellinck Et Simon De Pape, Peintre Belge, Et Sur Quelques-Unes De Leurs Productions. Suivie D'un Mot Sur Le Premier Fondateur De L'academie De Dessin, Etc., À Audenarde, En 1773." Gent: Imprimerie de Léonard Hebbelynck, 1845. Vander Straeten, Edmond. Le Docteur Désiré-Joseph Van Der Meersch. Gent: Hebbelynck, 1863. Vandermeersch-Lantmeeters, Elsa. Kunstenaarsfamilies Van Oudenaarde. Oudenaarde: Sanderus, 2001. Vandermeersch-Lantmeeters, Elsa. Uit De Geschiedenis Van Het Geslacht Vandermeersch Te Oudenaarde. Oudenaarde: Saderus, 1973. Veraghtert, Karel, Louis Preneel, Pierre Delsaerdt, en Hugo Van de Voorde. Bastille, Boerenkrijg En Tricolore : De Franse Revolutie in De Zuidelijke Nederlanden. Leuven: Davidfonds, 1989. Verbeeck, Mieke, en Anja Tack. Inventaris Van Het Cultuurbezit in België Architectuur. (a-He) Provincie Antwerpen, Arrondissement Antwerpen. Vol. 10N1, Bouwen Door De Eeuwen Heen. Gent: Snoeck-Ducaju, 1985. Verbeeck, Mieke, Anja Tack, en Suzanne Van Aerschot-Van Haeverbeeck. Inventaris Van Het Cultuurbezit in België Architectuur. Provincie Oost-Vlaanderen, Arrondissement Oudenaarde, Kanton Oudenaarde. Vol. 15N2, Bouwen Door De Eeuwen Heen. Brussel-Turnhout: Brepols, 1998. Verbeke, Gerard. De Weg Naar Eigen Academiën. Brussel: Koninklijke Belgische academie, 1983. Watkin, David. A History of Western Architecture. Londen: Bookmakers, 1986.
Artikels Janssens,
Luc "Landmeters Tekenden De Steenweg Op Kaart." http://www.historischebronnenbrugge.be/index.php?option=com_content&task=view&id=88&Ite mid=139. Van Tyghem, Frieda. "Jean-Baptiste Pisson (1763-818), Architect, Meester-Timmerman En Aannemer." Relicta 8, 2011. Vandevelde, M. J., en J. Vandeputte. "De Geschiedenis Der Huizen Van De Markt." 't Weekblad der Vlaamse Ardennen, 7.
110
Verhandelingen Carton, Cyril. "Oudenaarde Op Kaart: Een Grondige Analyse Van De 16de-Eeuwse Kaart Van Oudenaarde Van Jacob Van Deventer." Master Thesis, Gent 2009-2010. Cornilly, Jeroen. "Architect/Ambtenaar. De Betekenis Van Het Ambt Van Provinciaal Architect Voor De 19eEeuwse Architectuur in West-Vlaanderen." Doctoraat, K.U. Leuven, 2003. De Waele, Arnout. "Oudenaarde: Analyse En Typologie Van Rurale Nederzettingen En Evolutie Van Bewoningspatroon." Master Thesis, Gent, 2009-2010. Minnaert, Stefan. "De Politieke Dynastieeën Te Oudenaarde." Doct. diss., 1973. Ronsijn, Wouter. "De Moeilijke Jaren 1840 in Oudenaarde: Sociaal-Economisch En Politiek Beeld Van Een Stad Tussen 1840-1850. Een Historisch Onderzoek Naar Het Verloop Van De Crisis Van 1845-1849 Binnen De Sociaal-Economische Context Van Oudenaarde En De Behandeling Van Die Crisis Binnen De Politieke Context Van Oudenaarde." Master Thesis, Gent, 2003-2004. Van Kerkhoven, Geertrui. "De Burgerlijke Bouwkunst in Oudenaarde : Van Lodewijk Xvi Naar NeoClassicisme." Master Thesis, Gent, 1995-1996.
Websites "De
Inventaris Van Het Onroerend Erfgoed Van Den Hende, Anthone." https://inventaris.onroerenderfgoed.be/dibe/persoon/5121. "De Online Beeldbank Van Gent." http://beeldbank.gent.be/. "Einestraat 23." http://www.redhetkalkhuisje.be/image/gebouwen/einestraat23_01. "Fototheek Koninklijk Instituut Voor Kunstpatrimonium." http://www.kikirpa.be/NL/45/30/Online+fototheek.htm. "Geschiedenis Van De Donkvijvers." http://www.theoutsidervlaamseardennen.be/nl/taverne/12dutch/info/136-geschiedenis-van-de-donkvijvers. "Heerlijkheid." http://nl.wikipedia.org/wiki/Heerlijkheid_(bestuursvorm). "Huizenonderzoek in Oudenaarde." http://www.oudenaarde.be/nl/inwoners/Vrijetijd/Archief/Huizenonderzoek_in_Oudenaarde/. "Kasselrijhuis." http://www.oudenaarde.be/nl/bezoekers/wat-zien/monumenten/kasselrijhuis/index.html. "Le Petit Bruges." http://www.le-petit-bruges.be/. "Musea Oost-Vlaanderen in Evolutie." http://www.museuminzicht.be/public/collecties/objecten/index.cfm. "Nederlandse Encyclopedie." http://www.encyclo.nl/begrip/denombrement. "Oudenaarde." http://nl.wikipedia.org/wiki/Oudenaarde. "Oudenaarde & Deelgemeenten Retro Foto's." https://www.facebook.com/OudenaardeDeelgemeentenRetroFotos. "Oudenaarde Google Maps." https://www.google.be/maps/place/Kasteelstraat,+9700+Oudenaarde. "Panorama Van Oudenaarde Van 1766." http://balat.kikirpa.be/photo.php?path=B31345&objnr=160812. "Passeport." http://fr.wikipedia.org/wiki/Passeport. "Priorij Van Elsegem." http://www.priorijvanelsegem.be. "Sébastien Le Prestre De Vauban." http://www.oudenaarde1708.be/aa1-NEDpaginas/NLkoning-vauban.html. "Un Baiser D'audenarde." http://www.un-baiser-d-audenarde.be/. Bogaert, C., K. Lanclus, en A. Tack. "Inventaris Van Het Cultuurbezit in België, Architectuur Provincie OostVlaanderen, Arrondissement Oudenaarde, Stad Oudenaarde Met Fusiegemeenten, 15n1." https://inventaris.onroerenderfgoed.be/dibe/geheel/20214. Bogaert, C., K. Lanclus, A. Tack, en M. Verbeeck. "De Inventaris Van Het Bouwkundig Erfgoed: Cisterciënzerinnenabdij Abdij Van Maagdendaele." https://inventaris.onroerenderfgoed.be/dibe/relict/27222. Bogaert, C., K. Lanclus, A. Tack, en M. Verbeeck. "De Inventaris Van Het Bouwkundig Erfgoed: Landhuis, Blekerij." https://inventaris.onroerenderfgoed.be/dibe/relict/27380. Oudenaarde, Stad. "Stad Oudenaarde." www.oudenaarde.be. Vanmelkebeke, Janick. "Schelde Stadsgrachten Vaart." http://www.le-petitbruges.be/schelde_grachten_kanaal.htm.
111
Verbeeck, Mieke, Anja Tack, C. Bogaert, en andere. "Inventaris Van Het Bouwkundig Erfgoed." https://inventaris.onroerenderfgoed.be/dibe/geheel/21248.
Andere Lybeert, Stijn. augustus 2013. Van de Meulebroecke, Gerard. 2 augustus 2012.
112