een zaam heid Soms is er geen oplossing voor
Frontliniepanel over eenzaamheid
"Soms is er geen oplossing voor" Frontliniepanel over eenzaamheid
Auteurs
Bard Briels & Marieke Ploegmakers
Datum
Utrecht, maart 2010
© MOVISIE
1
MOVISIE Kennis en advies voor maatschappelijke ontwikkeling MOVISIE is hét landelijke kennisinstituut en adviesbureau voor maatschappelijke ontwikkeling. We bieden toepasbare kennis, adviezen en oplossingen bij de aanpak van sociale vraagstukken op het terrein van welzijn, participatie, zorg en sociale veiligheid. In ons werk staan vijf actuele thema's centraal: huiselijk & seksueel geweld, kwetsbare groepen, leefbaarheid, mantelzorg en vrijwillige inzet. We investeren in de kracht en de onderlinge verbinding van burgers. We doen dit door maatschappelijke organisaties, overheden, maatschappelijk betrokken bedrijven en burgerinitiatieven te ondersteunen, te adviseren én met hen samen te werken. Lokaal of landelijk, toegesneden op het vraagstuk en de organisatie. Zo kunnen deze organisaties en hun professionals hun werk voor de samenleving zo goed mogelijk doen. Kijk voor meer informatie op www.movisie.nl.
COLOFON Auteurs: Bard Briels & Marieke Ploegmakers Datum: maart 2010 © MOVISIE
2
INHOUDSOPGAVE 1 2 3 4
Inleiding ............................................................................................................................................. 5 Uitgelicht ............................................................................................................................................ 6 Wie zijn de respondenten? ................................................................................................................ 8 Confrontatie met eenzaamheid ......................................................................................................... 9 4.1 Hoe vaak?.................................................................................................................................. 9 4.2 Eenzaamheid niet alleen bij ouderen....................................................................................... 10 4.3 Emotionele en sociale eenzaamheid ....................................................................................... 10 4.4 Signalen ................................................................................................................................... 11 4.5 Basis om eenzaamheid te herkennen ..................................................................................... 12 5 Knelpunten....................................................................................................................................... 14 5.1 Eenzaamheidsbevorderende factoren..................................................................................... 14 5.2 Knelpunten bij de aanpak ........................................................................................................ 15 5.3 Verschil tussen leidinggevenden en uitvoerenden .................................................................. 17 5.4 Samenwerking tussen beroepskrachten en vrijwilligers .......................................................... 18 5.5 Het bereiken ven eenzamen.................................................................................................... 20 6 Ondersteuning en informatie ........................................................................................................... 22 6.1 Ondersteuning ......................................................................................................................... 22 6.2 Informatie ................................................................................................................................. 24 7 Eenzaamheid en sociaal isolement – wat kun je doen? ................................................................. 28 7.1 Wat doe je?.............................................................................................................................. 28 7.2 Interventies .............................................................................................................................. 30 7.3 Druk uitoefenen........................................................................................................................ 32 7.4 Succesvolle voorbeelden......................................................................................................... 34 8 Onderwerpen voor de volgende keer .............................................................................................. 37 Tot slot…………………………………………………………………………………………………………….39
3
4
1
Inleiding 1
Ongeveer 1 op de 3 mensen in Nederland is eenzaam en of sociaal geïsoleerd. Het kan niet anders dan dat uitvoerende beroepskrachten en vrijwilligers in de sociale sector hiermee te maken hebben. Sinds 2006 bevraagt MOVISIE een panel van uitvoerende beroepskrachten en vrijwilligers naar hun opvattingen over uiteenlopende maatschappelijke thema's. Panelleden kunnen zelf ook onderwerpen aandragen voor een enquête en zo laten zien wat er op dat moment speelt. Het thema ‘eenzaamheid’ was vanaf de start van dit Internetpanel Frontliniewerkers in 2006 telkens één van de meest genoemde onderwerpen die men in een volgende enquête aan de orde wilde stellen. Eenzaamheid werd daarbij gedefinieerd als "al voor langere tijd alleen en/of geïsoleerd zijn en dat graag anders willen.”. Het onderzoek naar eenzaamheid is in het najaar van 2009 uitgevoerd. Het ging hierbij om vragen als: hoe vaak komt men in aanraking met eenzaamheid? Wat zijn signalen van eenzaamheid? Heeft men ervaring met emotionele en sociale eenzaamheid? Welke factoren worden beschouwd als eenzaamheidsbevorderend? Wat zijn knelpunten om eenzaamheid aan te pakken? Op basis van welke competenties acht men zich in staat om eenzaamheid te herkennen? Hoe wordt men in het werk ondersteund om eenzaamheid aan te pakken? Hoe zou men in het werk ondersteund willen worden om eenzaamheid aan te pakken? Hoe informeert men zich over eenzaamheid? Kent men succesvolle voorbeelden van eenzaamheidsbestrijding? En: in hoeverre mag je ’druk’ uitoefenen op cliënten om hen uit de eenzaamheidsituatie te krijgen? Een divers samengesteld bestand van 9.000 emailadressen kreeg per mail het verzoek om mee te doen aan het panel en de online vragenlijst in te vullen. Daarop hebben zo'n 1.220 mensen gereageerd. 431 personen hebben aangegeven niet mee te willen doen. "Ik behoor niet tot de doelgroep," was daarbij het meest voorkomende antwoord. In de uitnodiging om mee te doen was namelijk nadrukkelijk gevraagd naar uitvoerende beroepskrachten en vrijwilligers. Op de tweede plaats kwam de opmerking: "Geen tijd." 786 beroepskrachten en vrijwilligers hebben de vragenlijst wél ingevuld. Hun opvattingen zijn in onderstaand verslag opgetekend. Het verslag begint met een overzicht van in het oog springende resultaten en aanbevelingen. Daarna komen in verschillende thematisch ingedeelde hoofdstukken de gestelde vragen in clustervorm aan de orde. Kwantitatieve gegevens worden gepresenteerd in grafieken en daar waar nodig zijn de kwantitatieve gegevens aangevuld, ondersteund en genuanceerd door opmerkingen van respondenten bij de betreffende vraag. Bij elke vraag was het mogelijk om de gegeven antwoorden toe te lichten. Achtereenvolgens komen na de conclusies en aanbevelingen (hoofdstuk 2) de volgende onderwerpen aan de orde: achtergrond respondenten (hoofdstuk 3); confrontatie met eenzaamheid (hoofdstuk 4); knelpunten voor aanpak eenzaamheid (hoofdstuk 5); ondersteuning en informatie (hoofdstuk 6); eenzaamheid en sociaal isolement - wat kun je er aan doen? (hoofdstuk 7); een hoofdstuk over de onderwerpen voor de volgende keer (hoofdstuk 8) en tot slot enkele opmerkingen over de netwerkbijeenkomst die in december 2008 is gehouden naar aanleiding van dit onderzoek en over het aanmelden voor het frontliniepanel.
1
Zie ondermeer het artikel: Sociaal isolement vraagt om nieuw beleid van Anja Machielse, gepubliceerd in: Openbaar bestuur,
nummer 8, 2006, p. 24-27. 5
2
o
Uitgelicht
Uitvoerende beroepskrachten en vrijwilligers in de sociale sector komen heel vaak in aanraking met eenzaamheid Respondenten geven vaak aan dat zij geconfronteerd worden met eenzaamheid. 68% van de respondenten kruiste de hoogst mogelijke categorie (> 6x per jaar) aan (grafiek 1). Verder blijkt dat eenzaamheid zowel gebruikt wordt om sociaal isolement (gebrek aan/ontbreken van sociale contacten) aan te duiden als om emotionele eenzaamheid (gebrek aan/ ontbreken van betekenisvolle contacten) aan te duiden.
o
Intuïtie, mensenkennis en ervaring belangrijker dan opleiding bij het herkennen van eenzaamheid Persoonlijke kwaliteiten als mensenkennis, intuïtie en ervaring met het oberveren van mensen zijn voor de respondenten de belangrijkste instrumenten om eenzaamheid te signaleren (grafiek 3). Ook in de aanpak van eenzaamheid zijn mensenkennis, betrokkenheid, empathie en ‘er zijn’, de belangrijkste instrumenten. “Daar heb je eigenlijk geen opleiding voor nodig”, merkten meerdere respondenten op.
o
Taboe op eenzaamheid en schaamte belangrijkste knelpunt om eenzaamheid te bestrijden Taboe op eenzaamheid en schaamte voor eenzaamheid vormen volgens de respondenten de belangrijkste knelpunten voor de aanpak van eenzaamheid (grafiek 5). Bovendien maakt dit het moeilijk om extreem eenzamen te bereiken (grafiek 8). Dat het onderwerp eenzaamheid moeilijk bespreekbaar is, heeft veel te maken met de negatieve lading en gevoelens die het woord oproept. Maar dat betekent niet dat het maatschappelijk taboe ook moet rusten op de wijze waarop beleid ten aanzien van eenzaamheid wordt geformuleerd en hoe informatie en kennis op dit thema wordt gebundeld.
o
Gebrek aan lokale samenwerking belangrijk knelpunt Een belangrijk knelpunt is het gebrek aan lokale samenwerking en afstemming tussen verschillende organisaties die in contact komen met eenzame mensen (grafiek 5). Eenzaamheid wordt als een individueel probleem gezien en organisaties hebben vaak weinig aandacht voor eenzaamheid. Het gaat veelal om personen met meerdere problemen die door verschillende organisaties worden ondersteund
o
Persoonlijk functioneren bepalend voor ontwikkeling eenzaamheid Hoewel het niet hebben van een partner als belangrijkste factor wordt aangeduid die eenzaamheid bevordert, volgen direct daarna persoonsgebonden kenmerken als een negatief zelfbeeld en gebrek aan sociale competenties. Deze worden door de respondenten veel belangrijker geacht dan bijvoorbeeld omgevingsfactoren, zoals het gebrek aan voorzieningen om eenzaamheid tegen te gaan (grafiek 4).
o
Behoefte aan meer collegiale uitwisseling en informele netwerkcontacten
6
Respondenten spreken een duidelijke behoefte uit aan meer informatie over praktisch toepasbare eenzaamheidsinterventies en informatie over vormen en oorzaken van eenzaamheid (grafiek 9). De vorm waarin dat gegoten moet worden is via intercollegiale uitwisseling en netwerkcontacten (grafiek 10). Aanbevelingen Onderzoek Kennis van onderzoek op het terrein van eenzaamheid lijkt niet wijd verspreid. Te denken valt aan kennis van de achtergronden van eenzaamheid, van verschillende vormen van eenzaamheid en sociaal isolement, van effectieve interventies en van wat nu werkt in de praktijk. Wetenschappelijk onderzoek en ervaringen van uitvoerende beroepskrachten en vrijwilligers moeten geïntegreerd worden en beschikbaar worden gesteld voor het veld. MOVISIE is gestart met een verkenning naar effectieve interventies met betrekking tot eenzaamheidbestrijding in het kader van het programma Beter in Meedoen. In de loop van 2010 zullen welzijnsorganisaties gevraagd worden naar hun ervaringen met specifiek genoemde interventies. De informatie die dit oplevert zal weer worden gedeeld met het veld Kennis en informatie Kennis en informatie over eenzaamheid zijn veelal alleen indirect te vinden via ingangen als activering, samenlevingsopbouw, wijkontwikkeling, maatschappelijke opvang en mantelzorg, maar die zou óók vindbaar moeten zijn onder de term ‘eenzaamheid’ of ’aanpak eenzaamheid’. Het veld wordt beter bediend als activiteiten, kennis en informatie toegankelijk zijn vanuit de vraag: "In hoeverre draagt dit bij aan eenzaamheidsbestrijding?"
Bestrijden eenzaamheid Gemeenten, welzijnsorganisaties en maatschappelijke organisaties bieden allerlei ontmoetingsactiviteiten aan voor diverse doelgroepen. Dat is belangrijk, maar dat leidt niet altijd tot het gewenste resultaat. Mensen die al voor langere tijd eenzaam zijn of zich in een sociaal isolement bevinden, stellen zich daar namelijk vaak niet voor open. Zij zijn meer gebaat bij een aanpak die hun sociale competenties vergroot Het verdient aanbeveling om platforms in het leven te roepen waar beroepskrachten en vrijwilligers, ondersteuners en onderzoekers elkaar kunnen ontmoeten om kennis en ervaringen uit te wisselen. Te denken valt aan digitale netwerkomgevingen en/of fysieke bijeenkomsten, eventueel ondersteund met een website.
7
3
Wie zijn de respondenten?
Meer dan driekwart van de respondenten is professional in dienst bij een organisatie (78%), 16% is vrijwilliger en 6% is zelfstandig professional (zzp-er). De overige achtergrondgegevens: • Bijna driekwart bestaat uit vrouwen (73%). • De grootste leeftijdsgroepen zijn die van 50-59 jaar (40%) en 40-49 jaar (26%). Ze maken samen twee derde van het totaal uit. Jonger dan 30 is 6% en 15% is 30-39 jaar. Ruim een tiende is 60-69 jaar en 2% is 70 jaar of ouder. • Het overgrote deel heeft een HBO- of universitaire opleiding (86%). • Een uitvoerende functie heeft 68%, 33% heeft een leidinggevende functie en 30% een ondersteunende functie. • De functie die door de respondenten het meest genoemd is, is die van coördinator (133x), bv van buurtbemiddeling, ouderenwerk, vrijwilligerswerk, vriendendienst, huisbezoeken, vrijwillige zorg of van een steunpunt mantelzorg. Een leidinggevende functie in de zin van directeur, manager, teamleider, locatiehoofd komt ook vrij vaak voor (71x), gevolgd door adviseur, consulent, trainer of coach (62x), maatschappelijk werker (59x), ouderenadviseur (59x), opbouwwerker of sociaalcultureel werker (47x) en ambulant-, woon-, traject-, groeps- of persoonlijk begeleider (45x). Bestuurswerk, bv als lid of voorzitter wordt ook nogal eens genoemd (38x). Daarnaast zijn er verschillende respondenten psycholoog, (ped)agoog of therapeut (25x). De functie van project -, administratief – of uitvoerend medewerker (25x) en van projectleider (21x) is genoemd. Andere functies als verpleegkundige, secretaris, beleidsmedewerker, geestelijk verzorger of docent komen minder vaak voor. • Ruim een derde is werkzaam binnen welzijn (37%); verder zijn de panelleden werkzaam in de zorg (19%), bij een vrijwilligersorganisatie (15%), bij welzijn ouderen (11%), bij ggz of als psycholoog (8%), het maatschappelijk werk (7%), in jeugd of onderwijs (7%), of in diverse andere sectoren (wonen, bedrijfsleven, politie, samen 14%). • 39% is werkzaam in een organisatie van meer dan 100 werknemers. Ruim een derde is werkzaam in een organisatie tot 25 werknemers en ruim een kwart in een organisatie van 26 tot 100. • 41% is werkzaam in een organisatie waar meer dan 100 vrijwilligers werken. Ruim een derde is werkzaam in een organisatie tot 25 vrijwilligers en ongeveer een kwart in een organisatie van 26 tot 100 vrijwilligers.
De respondenten (N=786) Professional / vrijwilliger • Professional 84% • Vrijwilliger 16% Sector • Welzijn 37% • Zorg 19% • Vrijw. Organisatie 15% • Welzijn ouderen 11% • GGZ 8% • Maatschappelijk werk 7% • Jeugd / onderwijs 7%
Functie • Uitvoerend • Leidinggevend • Ondersteunend
68% 33% 30%
Andere kenmerken • 72% is Vrouw • 40% is 50-59 jaar en 26% is 40-49 jaar • 86% HBO/universitair
8
4
Confrontatie met eenzaamheid
4.1
Hoe vaak?
Ruim twee derde van de respondenten komt in het uitvoerende of vrijwilligerswerk vaak (>6 x per jaar) in aanraking met eenzame mensen. Bijna een kwart heeft daar regelmatig (3-6x per jaar) mee te maken. Dat betekent dat bijna alle respondenten (90%) 3x per jaar of vaker eenzaamheid tegen komen in het werk. Uit de toelichting blijkt dat sommigen de aanduiding 6 x per jaar veel te ‘zuinig’ vinden: het gaat bij hen om meer keren per week.
Grafiek 1 Hoe vaak komt u in uw werk eenzaamheid tegen? N=782
68%
vaak (> 6x per jaar) regelmatig (3 - 6x per jaar)
22%
een enkele keer (1 - 2x per jaar) (bijna) nooit 0%
8%
2%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
70%
Er zijn respondenten die in de toelichting aangeven dat ze veel vaker dan 6x per jaar eenzaamheid tegenkomen in hun werk: wekelijks of zelfs dagelijks. Ze komen eenzame mensen bij toeval tegen en niet omdat ze er speciaal naar op zoek zijn en dat blijkt pas na doorvragen. Het is soms ook een zelfgekozen isolement. Eenzaamheid kan je in heel groot zien, maar ik zie bij veel mensen eenzaamheid. Dit is wanneer mensen hun hart beschermen en zich hebben ingebouwd in een bunkertje. Dit betreft meer dan 30%. Mensen zitten niet in een sociaal isolement, wel in hun eigen isolement. Sommige respondenten komen vanwege hun functie niet in aanraking met eenzaamheid; ze zijn directeur, beleids- of stafmedewerker of manager. Anderen hebben in hun werk juist heel veel te maken met eenzaamheid. Sommigen omdat ze werkzaam zijn in projecten die werken met interventiemethoden ter bestrijding van eenzaamheid, zoals (activerend en/of preventief) huisbezoek, telefonische hulpdienst of als coördinator eenzaamheid. Wij zijn bezig met een Preventief huisbezoek 75 jaar en ouder, waarin de vraag naar voren komt of mensen eenzaam zijn. Hierop wordt vaak geantwoord ja. De volgende vraag of zij hier hinder van ondervinden is vaak nee. Ze zijn eraan gewend het hoort bij hun leeftijd Anderen komen veel in aanraking met eenzaamheid omdat ze in een functie of plek werken waar ze vaak eenzaamheid tegen komen. Functies die hierbij genoemd zijn, zijn: maatschappelijk werker, opbouwwerker, ouderenadviseur, indicatiesteller, coördinator home-start, sociaal speltherapeut,
9
mantelzorgconsulent, consulent schuldhulpverlening, coördinator Sociaal Meldpunt huiselijk geweld. Plekken die genoemd zijn: bibliotheek, buurtactiviteiten, semi-murale instelling. Bibliotheken zitten vol met eenzame mensen die voor openingstijd al voor de deur staan en met moeite bij sluiting weer vertrekken
4.2
Eenzaamheid niet alleen bij ouderen
Veel respondenten benoemden specifieke groepen die meer kans op eenzaamheid hebben, waarbij opvalt dat het zulke uiteenlopende groepen zijn: allochtonen zonder netwerk met taalachterstand, vrijwilligers die hun werk doen het ter voorkoming/bestrijding van eenzaamheid, mensen met maatschappelijke achterstand, ex-gedetineerden (+partners), mensen zonder steunsysteem, met een klein netwerk, mensen in een zorgsysteem/zorgsector, dak- en thuislozen, kinderen die aan hun lot worden overgelaten, mensen met psychische/psychiatrische stoornissen, alleenstaande moeders met (jonge) kinderen (klein vangnet), jongeren, alleenstaanden met meervoudige problematiek, jong volwassenen met verstandelijke beperking die begeleid zelfstandig wonen, ouderen, mensen met fysieke beperking (incl doof, slechtziend), vrouwen uit vrouwenopvang/mishandelde vrouwen, vrouwen die in hun relatie zijn geïsoleerd, korsakov-patiënten, chronisch zieken, allochtone alleenstaande vrouwen. Kortom, het beeld dat eenzaamheid een probleem is dat vooral onder ouderen voorkomt, is nodig aan een bijstelling toe. Het gaat hierbij zowel om ogenschijnlijk geslaagde ''dertigers'' die bijv. niet in staat zijn om sociale relaties te (onder)houden, als de ''zeventigers'' die hun partner missen of niet meekunnen in de ratrace en daardoor isoleren. Waar mensen vooral behoefte aan lijken te hebben, is om gehoord te worden. Eén van de respondenten drukte het als volgt uit: In de sector waarin ik werkzaam ben is het vaak zo dat onder alle problemen die zichtbaar zijn: alcoholmisbruik, depressies, angst, sommige somatische klachten etc. als dieper liggend en heel fundamenteel probleem, enorme eenzaamheid ligt. Vaak reageren hulpverleners op de problematiek die zich aan de oppervlakte het meeste toont. Ik heb echter geleerd dat dat (hoewel goed en nodig) niet per definitie het eerst is wat hulpvragers zoeken. Veelal zeggen ze, dat ze het fijn vinden dat ze geholpen worden met hun problemen, maar bovenal dat ze gezien worden, dat er geluisterd wordt, dat ze in tel zijn, dat er tenminste één iemand is voor wie hun onherbergzame wereld telt. Dit betekent dat je je werk inricht vanuit de relatie: vanuit die relatie leer je pas zien wat er op het spel staat en dat is erg vaak schrijnende eenzaamheid. Dát zien doet een enorm appél op ons als hulpverleners en vooral op onze maatschappij om ook hen op te nemen en in hun talenten en eigenaardigheden te waarderen, te zien en mee te laten doen.
4.3
Emotionele en sociale eenzaamheid
Als gevraagd wordt in welke mate respondenten geconfronteerd zijn met emotionele (een hechte, intiem band met één ander persoon) dan wel sociale eenzaamheid (ontbreken van contacten met mensen waarmee men bijvoorbeeld gemeenschappelijke kenmerken deelt) dan blijkt er niet zoveel verschil in te zijn. Het gaat iets vaker om sociale eenzaamheid dan om emotionele eenzaamheid. Bijna allemaal hebben ze met beide soorten eenzaamheid te maken. Opvallend is dat er vaak geen verschil
10
gemaakt wordt tussen emotionele en sociale eenzaamheid, zoals ook uit de toelichting blijkt. Soms gaat het om verschillende groepen en vaak gaat sociale eenzaamheid gepaard met emotionele eenzaamheid. Emotionele eenzaamheid bij alleenstaanden in de overgang. Emotionele en sociale eenzaamheid vooral bij alleenstaande moeders in de bijstand. sociale eenzaamheid/ isolement vaak bij moslim vrouwen zonder opleiding die uit het land van herkomst gehaald word (de zogenaamde import bruid) Komen vaak niet naar buiten totdat hun kinderen naar school gaan Enkele respondenten voegen er nog aan toe dat ze met nog een vorm van eenzaamheid te maken hebben, nl existentiële eenzaamheid: het besef uiteindelijk alleen te staan met levensvragen. Het verlies van de partner wordt nogal eens genoemd als factor die tot eenzaamheid leidt en ook het gemis aan praktische steun of dagbesteding. Er wordt ook op gewezen dat het bij de eenzamen zelf ligt: de behoefte aan contacten is groter dan het aanbod of het ontbreekt hen aan sociale vaardigheden. Financiële factoren kunnen van invloed zijn op eenzaamheid. Ik kom ook eenzaamheid door armoede tegen, mensen kunnen het zich niet veroorloven om activiteiten te ondernemen, of schamen zich ervoor mensen thuis uit te nodigen of met lege handen anderen te bezoeken
4.4
Signalen
Dat mensen eenzaam zijn, leiden de respondenten vooral af uit hun gedrag: neerslachtigheid, claimgedrag, weinig contacten, vervreemding). 86% noemt dit als signaal. Eveneens een groot deel zegt dat de persoon zelf aangeeft dat hij/zij eenzaam is (72%) en ongeveer een derde hoort het via familie, vrienden of bekenden.
11
Grafiek 2 Wat zijn voor u signalen dat iemand eenzaam is? N=784
86%
ik leid dat af uit zijn / haar gedrag
persoon geeft dat zelf aan
72%
familie, vrienden, buren of kennissen geven dat aan 0%
32%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
70%
80%
90%
In de toelichting die de panelleden gaven, worden instrumenten genoemd die ingezet worden om er achter te komen of mensen eenzaam zijn, bv netwerkanalyse, preventief huisbezoek, signalerend huisbezoek. Het ontbreken van (betekenisvolle) contacten en/of zinvolle bezigheden of een verwaarloosde omgeving kunnen wijzen op eenzaamheid. Door middel van gesprekken, vaak over praktische zaken als bv de dagindeling krijgt men een en ander in beeld. Opvallend is dat hier ook genoemd wordt het veelvuldig bezoeken van buurtactiviteiten of vrijwilligerswerk. Het zijn vrijwilligers die overmatig veel werk verzetten als vrijwilliger. De eeuwige vrijgezellen, zo ervaar ik ze. Ze zoeken duidelijk hun connecties in de organisatie. Maar aan gesprekken merk je dat ze thuis toch erg eenzaam zijn Daarnaast spelen andere professionals en vrijwilligers een rol in het signaleren van eenzaamheid (ouderenadviseur, Wmo loket, MEE, thuiszorgorganisatie, vrijwilliger, zorginstelling).
4.5
Basis om eenzaamheid te herkennen
Respondenten herkennen eenzaamheid vooral op grond van intuïtie/ mensenkennis (88%) en/of op grond van praktijkervaring (87%). Opleiding, cursus(sen) aangeboden via werk / deskundigheidsbevordering of zelfstudie spelen een veel bescheidener rol (resp. 49%, 26%, 15%).
12
Grafiek 3 Op basis waarvan bent u in staat eenzaamheid te herkennen N=781
88%
intuïtie / mensenkennis
87%
praktijkervaring 49%
opleiding 26%
cursus(sen) 15%
zelfstudie 0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
70%
80%
90%
Collegiale uitwisseling en eigen ervaringen blijken daarnaast ook een rol te spelen in het herkennen van eenzaamheid. Hoe verschillende factoren samen bepalen of men eenzaamheid herkent, blijkt uit onderstaand citaat: Ik werk momenteel als projectleider van het transitieprogramma in de langdurende zorg voor het project: presentie: radicale aansluiting van nul tot honderd. We vertalen de Theorie van Presentie van prof. Baart naar onze praktijken (sociale psychiatrie, dakloze gezinnen, dementerende ouderen en Jeugdgezondheidszorg). We vormen met de hulpverleners een learning community en leren door training, reflectie, studie, casuïstiek, door gebruik te maken van films en filmfragmenten, door goede voorbeelden: Detlev Petry etc. Maar ook door een exposure te ondergaan: door ons onder te dompelen in de leefwereld van de mensen die op onze zorg zijn aangewezen. We leren onder andere daardoor goed aan te sluiten bij de leefwereld van onze cliënten en van perspectief te wisselen. Het leert ons om te zien wat er voor de ander op het spel staat en dat is maar al te vaak: enorme eenzaamheid.
13
5
Knelpunten
5.1
Eenzaamheidsbevorderende factoren
Bij de vraag naar welke factoren respondenten in hun (vrijwilligers)werk tegenkomen die eenzaamheid bevorderen, is onderscheid gemaakt in factoren die te maken hebben met het persoonlijk functioneren, met het maatschappelijk functioneren en met omgevingsinvloeden. De meest genoemde factor is het missen van een partner (82%). Het gaat hier om een vorm van emotionele eenzaamheid. De andere veel genoemde factoren hebben voornamelijk te maken met het persoonlijk functioneren: gebrek aan sociale vaardigheden (75%), negatief zelfbeeld / gebrek aan zelfvertrouwen (72%), fysieke problemen (63%), psychiatrische problemen (62%). Bij het maatschappelijk functioneren moet gedacht worden aan ontoereikend inkomen (58%), geen werk (meer) (56%) en verlies van contacten door emigratie, verhuizing (40%). Omgevingsinvloeden als religieuze/culturele belemmeringen, gebrek aan voorzieningen in de buurt of discriminatie en uitsluiting scoren veel minder hoog.
Grafiek 4 Er zijn verschillende factoren die eenzaamheid kunnen bevorderen. Welke komt u in uw werkomgeving tegen? N=782
82%
geen partner (meer) 75%
gebrek aan sociale vaardigheden
72%
negatief zelfbeeld / gebrek aan zelfvertrouw en 63%
fysieke problemen
62%
psychiatrische problemen
58%
ontoereikend inkomen
56%
geen w erk (meer) 40%
verlies van contacten door emigratie, verhuizing 32%
verstandelijke beperkingen
27%
religieuze / culturele belemmeringen
26%
gebrek aan voorzieningen in de buurt 18%
discriminatie en uitsluiting 0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
70%
80%
90%
De panelleden lichten toe dat het in veel gevallen om alle hiervoor genoemde factoren gaat en dat het vaak een cumulatie van problemen is. Belangrijk is ook dat veel eenzame mensen zelf moeite hebben uit hun isolement te (willen) komen omdat het hun ontbreekt aan het inzicht dat ze er zelf iets aan kunnen doen.
14
Bij specifieke groepen spelen ook specifieke factoren een rol. Zo zijn mensen met een fysieke beperking of chronische ziekte of ouderen beperkt in hun mobiliteit, hebben mensen met een verstandelijke beperking moeite om contact te maken, lopen mantelzorgers een risico te vereenzamen, voelen mensen in een zorginstelling zich buiten de maatschappij geplaatst, worden allochtone vrouwen door hun gemeenschap beperkt in hun contacten, bevinden terminale / stervende mensen zonder partner of mantelzorg of naasten zich vooral in emotioneel / existentieel isolement en hebben straatprostituees, hoog opgeleiden, mensen die vroeg hun ouders hebben verloren of gedetineerden weer een heel eigen problematiek. Hoe de verschillende factoren met elkaar kunnen samenhangen, wordt geïllustreerd door onderstaande citaten: De omgevingsinvloeden discriminatie en uitsluiting van gescheiden ouders in de relatie met hun kinderen liggen aan de basis. Uiteindelijk resulterend in de effecten op het persoonlijk functioneren (depressie, PTSS, etc. en op termijn ook fysieke gezondheidsproblemen) en op het maatschappelijk functioneren (verlies van werk en inkomen) Mensen worden vaak niet geaccepteerd om vrijwilligerswerk te doen, waarschijnlijk door gebrek aan sociale vaardigheden, maar komen zo nog verder in een sociaal isolement door afwijzing en te weinig actieve tijdsbesteding 5.2
Knelpunten bij de aanpak
Het belangrijkste knelpunt bij de aanpak van de eenzaamheidsproblematiek is dat mensen er niet over praten uit schaamte of om niet zielig gevonden te worden. Dat zegt drie kwart van de respondenten. Ter illustratie het volgende citaat: Mensen bellen ons juist vanwege de anonimiteit, omdat ze er hun familie en vrienden niet mee willen 'belasten' Een meerderheid (61%) noemt het gebrek aan lokale samenwerking of afstemming tussen verschillende organisaties die in contact komen met eenzame mensen als belangrijk knelpunt. Veel minder vaak worden genoemd: het gebrek aan financiële ondersteuning (35%), het gebrek aan interventies/methodieken die op maat zijn gemaakt (31%), het ontbreken van deskundigheid bij hulpverleners (29%) en het gebrek aan informatie over interventies die op maat zijn gemaakt (28%) en ten slotte het gebrek aan voorbeelden uit de praktijk (8%).
15
Grafiek 5 Belangrijkste knelpunten bij de aanpak van de eenzaamheidsproblematiek N=777
mensen praten er niet over
76%
61%
lokale samenw erking 35%
financiële ondersteuning
31%
interventies op maat deskundigheid hulpverleners
29%
informatie interventies op maat praktijkvoorbeelden 0%
28%
8%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
70%
80%
Er worden door de respondenten nog andere knelpunten genoemd. Het gebrek aan tijd, geld, capaciteit wordt verschillende keren genoemd. Ook de wet- en regelgeving en het beleid van de gemeente spelen een rol volgens de panelleden. De criteria voor ondersteunende begeleiding en deelname aan dagverzorging zijn aangescherpt, waardoor ouderen met psychosociale problematiek en ouderen met lichte beperkingen en lichtdementerende ouderen zijn aangewezen op begeleiding via de WMO. Vele gemeenten bieden echter geen structurele begeleiding of dagverzorging. Ouderenadviseurs krijgen in toenemende mate deze kwetsbare ouderen aangemeld vanwege eenzaamheid en isolement.
Naar mijn idee is er in de huidige samenleving een gebrek aan luisterende oren. De Gemeente zal het absurd vinden als wij subsidie aan zouden vragen om een luisterbank op te zetten, maar volgens mij is daar wel veel vraag naar. De hand wordt soms ook in eigen boezem gestoken. Respondenten noemen te weinig aandacht, deskundigheid en creativiteit bij hulpverleners en/of organisaties als knelpunten bij de aanpak van eenzaamheid en het feit dat het aanbod niet altijd aansluit op de vraag. Vaak gaat het om situaties waarbij meer dan één probleem speelt. Belangrijk is dat eventuele interventies op maat gebruikt worden en dat ze aansluiten bij waarden en oplossingen van de mensen zelf. Tegelijk wordt er op gewezen dat niet alles is op te lossen met hulpverleners en interventies. Volgens mij heeft eenzaamheid niet zozeer te maken met interventies, methodieken en deskundigheid. Eenzaamheid is het gevolg van te weinig betrokkenheid en gemis aan emotionele verbinding. Dat is niet met hulpverleners en interventies op te lossen. Tenzij deze hulpverleners in de zin van presentie (theorie Andries Baart) er kunnen zijn voor de persoon, maar daar is meestal geen 16
geld, tijd en geduld voor. De samenwerking tussen hulp- en zorgverleners en tussen professionals en vrijwilligers laat te wensen over. Hoewel er veel over de ketenaanpak wordt gesproken, komt deze maar moeizaam van de grond. Hulpverleners en instanties werken langs elkaar heen en schuiven elkaar de verantwoordelijkheid toe. Iedereen werkt in hokjes, Een coach zou een oplossing zijn in gezinnen waarin meer hulpverleners werken Een punt wat veelvuldig naar voren wordt gebracht is het feit dat eenzamen moeilijk te bereiken zijn en zelf vaak niet naar buiten willen of kunnen, omdat ze onvoldoende zicht hebben op de effecten van eenzaamheid en daardoor onvoldoende kansen zien om uit hun isolement te komen. Ondanks het ruime aanbod van activering en begeleiding zijn de personen die eenzaam zijn moeilijk op te sporen, omdat ze zich 'verborgen'' houden Op het moment dat ik het signaleer, is er al een stap gewonnen... het probleem vind ik met name die mensen die ik niet ontmoet. Die echt zich aan niemand laten zien. Dat is lastig.....(zorgmijders] In onderstaand citaat wordt duidelijk gemaakt dat het niet het een óf het ander is, maar het een én het ander. Mensen hebben te weinig zelfinzicht, waardoor ze zichzelf vaak in dezelfde situatie brengen; hulpverleners brengen de achterliggende thematiek niet in kaart (omdat de cliënt dat zelf niet als de oorzaak ziet) maar richten zich puur op praktische oplossingen, die echter niet helpen op de lange duur. Eenzaamheid wordt ook een probleem van de huidige samenleving genoemd: individualisering, hoge eisen die de samenleving stelt, verharding, te weinig aandacht voor elkaar en te weinig gelegenheid om elkaar te ontmoeten. Een enkele respondent vraagt zich af of eenzaamheid wel aangepakt moet worden: Ik vraag me af in hoeverre het aangepakt 'moet' worden. Eenzaamheid is niet altijd een probleem!!
5.3
Verschil tussen leidinggevenden en uitvoerenden
Wanneer we kijken of er wat dit betreft verschillen zijn tussen leidinggevenden en uitvoerenden, dan blijken de verschillen in het algemeen klein te zijn. Het grootste verschil zien we bij de deskundigheid van de hulpverleners: 31% van de leidinggevenden noemt dit als knelpunt tegen 23% bij de uitvoerenden. Andere knelpunten waar zich 5% of meer verschil voordoet: het gebrek aan financiële ondersteuning wordt door meer leidinggevenden (38%) als knelpunt genoemd dan uitvoerenden (32%) en informatie over interventies, een knelpunt dat door meer uitvoerenden (30%) dan leidinggevenden (25%) genoemd wordt.
17
Grafiek 6 Belangrijkste knelpunten naar functieniveau
76%
mensen praten er niet over
74% 61%
lokale samenw erking/afstemming
60% 33%
interventies op maat
34% 38%
financiële ondersteuning
32% 25% 30%
informatie over interventies op maat
31%
deskundigheid hulpverleners
23% 8%
voorbeelden uit de praktijk er zijn geen knelpunten 0%
5% 2% 1% 10%
20%
uitvoerend
5.4
30%
40%
50%
60%
70%
80%
leidinggevend
Samenwerking tussen beroepskrachten en vrijwilligers
Al eerder kwam de lokale samenwerking en afstemming aan de orde. De samenwerking tussen sociale beroepskrachten en vrijwilligers/ mantelzorgers is in de volgende stelling voorgelegd: “Er is in mijn omgeving een goede samenwerking tussen sociale professionals en vrijwilligers/ mantelzorgers bij de aanpak van eenzaamheid”. Bijna een derde van de respondenten (30%) vindt dat deze samenwerking te wensen overlaat. Iets meer (32%) vindt de samenwerking goed en 39% is hier neutraal in.
18
Grafiek 7 Er is in mijn omgeving een goede samenwerking tussen sociale professionals en vrijwilligers/mantelzorgers bij de aanpak van eenzaamheid. N=760
40% 35% 30% 25% 20% 15% 10% 5% 0%
39%
25% 21%
9%
Helemaal niet mee eens
7%
Niet mee eens
Neutraal
Mee eens
Helemaal mee eens
Uit de toelichting die respondenten gaven, blijkt dat samenwerking belangrijk gevonden wordt maar dat samenwerking op het gebied van eenzaamheid soms lastig is omdat eenzaamheid als een individueel probleem wordt gezien en er vaak weinig aandacht is voor eenzaamheid. Door de regionalisatie is het soms moeilijk om eenzame mensen op te sporen. Daarnaast wordt samenwerking bemoeilijkt doordat het als een bedreiging gezien wordt. Afstemming, waardering en erkenning voor elkaar worden als voorwaarden genoemd voor goede samenwerking. Helaas verschuift door de regionalisatie bij de gemeenten veel contact van de praktische 'veldwerkers' naar afstandscontact via de telefoon, etc. naar MEE ed. Dat is een algemene lijn die 20 jaar geleden is ingezet. De WMO biedt wat dat betreft nieuwe kansen. Veel regionalisatie naar centrumgemeenten is ongetwijfeld juist, maar niet voor sociale zaken als eenzaamheid ! Decentraliseer deze dingen weer naar plaatselijke veldwerkers (AMW-ers) die weinig anders doen dan echt veldwerk en weinig kans hebben naar promotie op de bureaustoel! Er werd verder aangegeven dat er weliswaar wordt samengewerkt maar dat het beter kan bv door middel van integrale wijkgerichte aanpak of ketenaanpak. Gebrek aan geld of tijd staat een betere samenwerking in de weg. Een belangrijk aspect is dat er niet altijd genoeg (geschikte) vrijwilligers voorhanden zijn, terwijl die juist bij de aanpak van eenzaamheid een rol kunnen spelen. Professionals hebben het vaak te druk voor mensen die zich eenzaam voelen. Een goede samenwerking met vrijwilligers/mantelzorgers is dan heel belangrijk. Zij beschikken vaak over meer tijd om aandacht te bieden aan mensen die eenzaam zijn. Uit de toelichting komt naar voren dat er ook veel goede samenwerking is (korte lijnen, verwijzing). Onze organisaties werkt zowel met professionals als met vrijwilligers en stemmen met elkaar af wat nodig is. ( maatschappelijk werk, steunpunt mantelzorg, opbouwwerk met vrijwilligersdiensten) Er is ook een goede samenwerking met het lokaal Wmo- loket als zij signalen van eenzaamheid tegenkomen. Verder zijn er tal van voorbeelden genoemd: samenwerking met woningstichting, sociale dienst, AMW; Buurtnetwerk 55+; samenwerkingspilot op basis van de benadering van LESI Programma; MIM/Home19
Start; Maatjesprojecten; Proef Pilot Stichting Psycho-sociale klankborden ZHZ; Van harte restaurants en dagbesteding Bosa ism hulpverlening Juvans, Novadic en in mindere mate GGZ.
5.5
Het bereiken ven eenzamen
Een belangrijk vraagstuk in de eenzaamheidproblematiek is het bereiken van de eenzamen. De vraag is niet alleen hoe je ze op het spoor komt en, als je ze op het spoor bent, wat je dan doet, maar ook of je wel iets kúnt doen. Om er achter te komen in hoeverre sociale professionals en vrijwilligers vinden dat extreem eenzamen bereikt worden, is de stelling voorgelegd: “Extreem eenzamen worden niet bereikt door hulpverlening”. Meer dan de helft van de panelleden (58%) is van mening dat extreem eenzamen niet bereikt worden door de hulpverlening. Een klein deel (18%) vindt van wel en ongeveer een kwart neemt een middenpositie in.
Grafiek 8 Extreem eenzamen worden niet bereikt door hulpverlening N=781
38%
40% 35% 30% 24% 25%
20%
20% 12%
15% 10%
6%
5% 0% Helemaal niet mee eens
Niet mee eens
Neutraal
Mee eens
Helemaal mee eens
De respondenten erkennen dat er zorgmijders zijn die niet geholpen willen worden, die vooral met rust gelaten willen worden. Er is in sommige gevallen ook sprake van geldgebrek waardoor men zich schaamt en zich verder terugtrekt. Vaak is het netwerk rond de eenzame klein. Als eenzaamheid het enige probleem van deze mensen is, komen ze vaak niet in contact met de hulpverlening. Als er andere problemen een rol spelen en/of als ze overlast veroorzaken, komen ze in beeld. extreme eenzaamheid lijkt me ook een soort ‘’wilsbesluit’’ Extreem eenzamen nemen zelf geen initiatief, ze weten de weg niet en de hulpverlening is te weinig toegankelijk zodat ze die drempel niet over komen. Het aanbod sluit ook niet altijd aan bij de vraag en als er een keer slechte ervaringen zijn opgedaan, hebben ze het vertrouwen in de hulpverlening verloren. Deze mensen zitten thuis en voelen niet de noodzaak om hulp te zoeken. Je accepteert pas hulp als je zelf inziet dat het nodig is, niet als er hulp aangeboden wordt.
20
Ik denk dat het voor mn extreem eenzamen zo'n enorme moed vraagt om naar de hulpverlening te gaan, hulpverlening voor hen moeilijk toegankelijk is. Eenzaamheid is ook geen probleem dat binnen een paar gesprekken opgelost is. Eenzaamheid vraagt naar mijn idee naar het zoeken en ontwikkelen van een andere levensstijl. Dit is veel omvattend en langerdurend. Er zijn ook respondenten die eraan twijfelen of de hulpverlening dit probleem aan kan pakken. Men vindt het probleem te groot of men vindt het een probleem van de samenleving waarbij het gaat om tijd, aandacht, respect en werkelijk contact. Hulpverlening kan dat in onvoldoende mate bieden. Verder wordt gesignaleerd dat hulpverleners het probleem niet altijd (h)erkennen of er te weinig tijd voor hebben. Ik heb soms het idee, dat de hulpverleners te weinig achter de voor deur komen of anders ook te weinig tijd hebben voor het opbouwen van een vertrouwensband. Hulpverlening is eigenlijk al een station te ver, er moet eerder worden ingegrepen. Hulpverleners kiezen ook voor zware oplossingen, zien de eenvoudige mogelijkheden vaak over het hoofd. Argumenten om tegen de stelling te zijn en dus vinden dat de hulpverlening extreem eenzamen wel bereikt, hebben te maken met de mogelijkheden die de hulpverlening heeft om extreem eenzamen te bereiken, zoals bemoeizorg en outreachend werken, maar ook anderen kunnen erop wijzen, zoals huisarts, buren, fysiotherapeut, wijkagent, woningcorporatie, enz. Het contact met extreem eenzamen verloopt beter als dat contact verloopt naar aanleiding van een praktisch probleem. Overigens wordt opgemerkt dat het bereiken van extreem eenzamen lastig is en dat ze met bereikt worden nog niet geholpen zijn. Ten slotte: Een mens is existentieel eenzaam en daar moet je mee leren omgaan
21
6
Ondersteuning en informatie
6.1
Ondersteuning
In de enquête is gevraagd naar de manier waarop de panelleden in hun (vrijwilligers)werk WORDEN ondersteund en naar de manier waarop ze ondersteund WILLEN worden om de eenzaamheidsproblematiek aan te pakken. Zoals uit grafiek 9 blijkt, hebben ze de meeste behoefte aan informatie over praktisch toepasbare eenzaamheidsinterventies (80%). Opmerkelijk is dat slechts 21% zegt dat ze op deze manier ook werkelijk ondersteund worden. Informatie over verschillende vormen en oorzaken van eenzaamheid noemt twee derde (zeer) belangrijk als vorm van ondersteuning. De helft hiervan wordt op deze manier ook daadwerkelijk ondersteund. Cursussen zijn voor 60% een (zeer) belangrijke vorm van ondersteuning en 22% krijgt deze vorm van ondersteuning. Een derde van de respondenten wordt niet ondersteund.
Grafiek 9 Ondersteuning bij de aanpak van de eenzaamheidsproblematiek
informatie over praktisch toepasbare eenzaamheidsinterventies
80% 21%
67%
informatie over vormen en oorzaken van eenzaamheid
33%
60%
cursussen (deskundigheidsbevordering)
22%
ik w ord niet ondersteund
0%
% dat w ordt ondersteund met
32%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
70%
80%
% dat deze vorm van ondersteuning (zeer) belangrijk vindt
Naast deze vormen van ondersteuning noemden respondenten het bespreken met collega’s, het team of met samenwerkingspartners. Het uitwisselen van informatie en ervaringen, consultatie, intervisie, cursussen en bijeenkomsten zijn hierin belangrijke elementen. Binnen sommige organisaties is er speciale aandacht voor eenzaamheid, wat bijvoorbeeld blijkt uit het feit dat er (maatjes)projecten zijn, dat er gewerkt wordt met specifieke (oplossingsgerichte) methoden of dat er een speciale medewerker voor is aangetrokken. Andere organisaties hebben volgens respondenten juist geen specifieke aandacht voor eenzaamheid. Het is slechts één van de vele thema’s in de organisatie of het hoort niet tot het takenpakket van de organisatie of medewerker. Sommigen zouden dat graag anders zien en zouden graag zien dat er meer aandacht voor eenzaamheid binnen de organisatie is.
22
Het is nog geen expliciet aandachtspunt, dwz omschreven opdracht. Dat heeft tot gevolg dat gesignaleerde problematieken ad hoc worden opgepakt maar niet als een structurele interventie. Zit er wel aan te komen. Niet iedereen heeft behoefte aan ondersteuning van de organisatie of vindt ondersteuning nodig maar heeft genoeg aan de eigen praktijkervaring, verzamelt zelf informatie, bedenkt zelf methoden en instrumenten en krijgt daar dan ook tijd en/of geld voor. De ondersteuning gebeurt op eigen initiatief of wordt verkregen als er om gevraagd wordt. Verder is er een groep respondenten die juist zelf ondersteuning geeft, doorverwijst of suggesties aan andere organisaties geeft. Uit de toelichting op de vraag hoe respondenten ondersteund willen worden, blijkt dat meer geld, meer tijd, meer personeel, meer vrijwilligers en meer voorzieningen voor de begeleiding van personen die eenzaam zijn hoog op het wensenlijstje staan. Er is heel veel tijd nodig om deze mensen te begeleiden. (zo'n 2 uur per persoon per week) Het is vaak een lang proces om deze mensen te activeren doordat er veel drempels zijn de eenzaamheid te doorbreken. In mijn geval heb ik voornamelijk behoefte aan extra tijd voor deze mensen.
Meer financiele middelen voor inzet van professionals als een ouderenadviseur om interventies te bieden om sociaal isolement te bestrijden in samenwerking met vrijwilligers, mantelzorgers en thuiszorgaanbieders. Een andere vorm van ondersteuning op het wensenlijstje van de respondenten is meer onderzoek, ontwikkeling en informatie over (effectiviteit van) interventies, methoden en good practices. onderzoek naar interventies waarin professionals en burgers samenwerken en onderzoek naar betrekken van sociale verbanden (religieuze en sociale verenigingen) bij interventies, nu nog te veel met taboes omgeven. Daarnaast blijkt er een grote behoefte te zijn aan onderlinge afstemming, kennisuitwisseling, intervisie, netwerkbijeenkomsten. Ondersteuning met en van collega's; in hoeverre denken mijn collega's over de verschillende vormen van eenzaamheid. Als je dat van elkaar weet; kom je naar buiten toe ook als een geheel, als een stichting die een methode hanteert (bijvoorbeeld) Veel belang wordt gehecht aan meer maatschappelijke interesse voor eenzaamheid. Hierbij vallen termen als de civil society, politieke steun, eenzaamheid als thema in het Wmo-beleid. Toegankelijkheid van voorzieningen, praktische ondersteuning door gemeenten en een goede verwijsmethode of sociale kaart worden als concrete punten genoemd. Belangrijk is ook dat er per gemeente een plan van aanpak gemaakt wordt, met ieders inbreng en dit op basis van inzicht in de wetenschappelijke kennis en inzichten. Dit zou je kunnen bereiken door een startconferentie over eenzaamheid. Binnen de eigen organisatie kan er het een en ander verbeterd worden; eenzaamheid zou een hogere prioriteit moeten krijgen zodat de hulpverleners meer tijd en ruimte krijgen en respondenten meer deskundigheidsbevordering en scholing krijgen.
23
Deskundigheidsbevordering hoeft niet direct via cursussen. Kennismanagement'' binnen de organisatie zou ook meer aandacht kunnen krijgen 6.2
Informatie
Waar halen de leden van het frontliniepanel hun informatie vandaan en welke informatiebronnen vinden ze belangrijk? (Informele) netwerkcontacten zijn voor 80% een (zeer) belangrijke informatiebron en twee derde krijgt op die manier ook informatie. Management en collega’s op het werk worden door 78% als belangrijke informatiebron gezien, maar 47% vergaart of ontvangt zo ook informatie. Ook vaktijdschriften worden als belangrijk gezien (75%) maar ook hier is het percentage dat zo informatie ontvangt of vergaart aanzienlijk lager (51%). Opmerkelijk is het verschil tussen het percentage dat cursussen als (zeer) belangrijke informatiebron ziet (59%) en het percentage dat via cursussen informatie ontvangt of vergaart (20%). Sociale media als hyves en twitter worden niet zo vaak als belangrijke informatiebron gezien (13%) en worden nog minder gebruikt (5%).
Grafiek 10 Welke informatiebronnen gebruikt u en welke vindt u belangrijk? N=777
80%
(informele) netw erkcontacten
66% 78%
management/collega's
47% 75%
vaktijdschriften
51% 60% 55%
krant/radio/tv
59% cursussen
20% 57%
zoekacties op internet
40% 55%
bijeenkomsten/congressen
36% 54%
digitale nieuw sbrieven
41% 13%
sociale media (bv hyves)
5% 0%
10%
20%
30%
Krijgt informatie via
40%
50%
60%
70%
80%
90%
% dat bron (zeer) belangrijk vindt
Interessant is om te kijken of er verschillen zijn tussen leidinggevenden en uitvoerenden in het gebruik van de informatiebronnen en het belang dat ze er aan hechten. Bijna alle voorgelegde informatiebronnen worden door uitvoerenden vaker als (zeer) belangrijk gezien dan door 24
leidinggevenden, maar de verschillen zijn niet bij alle bronnen even groot (grafiek 11). Het grootste verschil is te zien bij vakliteratuur die uitvoerenden vaker als (zeer) belangrijke informatiebron noemen dan leidinggevenden (resp. 80% en 64%) en bij zoekacties op internet (resp. 62% en 52).
Grafiek 11 Percentage dat informatiebron (zeer) belangrijk vindt naar functieniveau
(informele) netw erkcontacten 61% 64%
Krant/radio/tv Management / collega's
76% 80%
64%
vakliteratuur 52%
zoekacties op internet
80% 62%
59% 57% 54% 59%
digitale nieuw sbrieven bijeenkomsten / congressen
60% 63%
cursussen 14% 12%
sociale media (hyves, tw itter etc) 0%
79% 81%
10%
20%
uitvoerend
30%
40%
50%
60%
70%
80%
90%
leidinggevend
Wat betreft het gebruik van de verschillende informatiebronnen, scoren de leidinggevenden hoger op (informele) netwerkcontacten (75% van de leidinggevenden en 62% van de uitvoerenden) en op digitale nieuwsbrieven (50% van de leidinggevenden en 35% van de uitvoerenden). Bij de andere informatiebronnen zijn de verschillen kleiner (grafiek 12).
25
Grafiek 12 Gebruik informatiebronnen naar functieniveau
75%
(informele) netw erkcontacten 53% 54%
krant/radio/tv
48% 50% 51% 49%
management/collega's op het w erk vaktijdschriften 38%
zoekacties op internet
35% 38%
bijeenkomsten/congressen 21% cursussen
geen 0%
44% 50%
digitale nieuw sbrieven
sociale media (hyves, tw itter etc)
62%
31%
21% 5% 4% 3% 4% 10%
20%
uitvoerend
30%
40%
50%
60%
70%
80%
leidinggevend
Uit de toelichting die respondenten gaven blijkt dat er ook nog gebruik gemaakt wordt van informatiebronnen als (vak)literatuur en onderzoek, maar ook speciaal ontwikkeld materiaal (Home start, SPAR-project) of informatie van andere organisaties of samenwerkingspartners. Ook wordt nogmaals gewezen op de rol van netwerkcontacten, intercollegiale uitwisseling en intervisie. Opmerkelijk is verder dat respondenten de praktijk, ervaringsdeskundigen en de mensen zelf als informatiebron noemen. Daar halen ze niet alleen informatie vandaan, maar ze beschouwen dat ook als zeer belangrijke informatiebron. uiteraard de client/eenzame zèlf!!! Die weet tenslotte het best wat hij/zij wil, en hoe dat aangepast kan worden. Op alle andere manieren (dus buiten de client/eenzame om) kan het anders goed zijn dat iemand uit zijn huis gesleurd wordt, terwijl hij graag kluizenaar is! Als belangrijke informatiebronnen worden nog genoemd de gemeente, die vaker ervaringen zou moeten uitwisselen met beroepsgroepen, de politiek, de landelijke belangenorganisaties, onderzoeksinstituten en samenwerkende aanbieders op het gebied van wonen, zorg en welzijn. Er ligt hier een maatschappelijke verantwoordelijkheid om de sociale cohesie te bevorderen. Andere media als kranten, radio, tv en media als hyves, twitter kunnen hierin ook een rol spelen. Sommigen vinden scholing op maat, cursussen en trainingen maar vooral voorbeeldprojecten belangrijk. Er wordt ook op gewezen dat weliswaar alle informatie belangrijk is, in welke vorm dan ook, maar dat het nog belangrijker is wat er mee gedaan wordt. Uiteindelijk gaat het om de hulpverleners en vrijwilligers zelf, hun mentaliteit en houding. Eenzaamheid bestrijden is iets wat je doet en durft. Je kunt veel deskundigheid tot je nemen en dan? Het is gewoon een kopje thee drinken met iemand, iets leuks gaan doen met de ander... Kortom, de
26
ander laten voelen dat je er wilt zijn voor diegene, dat je diegene belangrijk genoeg vind.
ik vind al die grootschalige aanpakken niet belangrijk; het gaat erom of je je kan inleven in iemand; dit vereist zelfonderzoek, waarom staat dat er niet bij?
27
7
Eenzaamheid en sociaal isolement – wat kun je doen?
7.1
Wat doe je?
Wat de meeste respondenten doen als ze geconfronteerd worden met eenzaamheid, is het bespreken met de betreffende persoon (83%). Minder vaak maar wel door meer dan de helft worden genoemd: het bespreken binnen de eigen organisatie (59%) en doorverwijzen (58%). Bijna een derde bespreekt het met de omgeving en 3% doet niets omdat men daar niet voldoende voor toegerust is.
Grafiek 13 Wat doet u als u geconfronteerd wordt met eenzaamheid? N=777
bespreken met betreffende persoon
83%
bespreken binnen eigen organisatie
59%
58%
doorverw ijzen bespreken met omgeving niets, ik ben niet voldoende toegerust 0%
31%
3%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
70%
80%
90%
Het bespreken met de persoon kan betekenen dat er een luisterend oor geboden wordt, dat het probleem bespreekbaar gemaakt wordt, maar ook dat behoeften en mogelijkheden worden nagegaan om het isolement te doorbreken. Dit kan ertoe leiden dat ze begeleid worden naar activiteiten of dat ze daarnaar verwezen worden. Respondenten noemen verschillende activiteiten die ingezet worden als men geconfronteerd wordt met eenzaamheid. Zo worden mogelijkheden aangeboden als maatjes, vrijwilligers, buddy‘s of vriendschappelijk huisbezoek, maar ook wordt geprobeerd de drempel te verlagen voor groepsactiviteiten als clubs, groepen en cursussen of wordt geprobeerd aansluiting te vinden bij een buurtnetwerk. Ook is een aanpak op maat genoemd. Maar soms geeft men aan het lastig te vinden om er iets mee te doen. Ik zou niet goed weten wat ik zou kunnen doen voor deze mensen. Natuurlijk praat ik wel met deze mensen en probeer ze te verleiden om eens te gaan kaarten of bingo spelen of zo. Maar dit werkt zelden. Ik zou meer handvaten nodig hebben. En precies moeten weten waar deze mensen naar toe zouden kunnen gaan. Een vraag die zich hierbij opdringt is of je als hulpverlener iets kunt doen aan alle vormen van eenzaamheid of alleen aan eenzaamheid die voortkomt uit een gebrek aan sociale contacten.
28
Grafiek 14 Als hulpverlener kun je alleen iets doen aan eenzaamheid die voortkomt uit een gebrek aan sociale contacten. N=777
40%
37%
35%
30%
30% 25% 19%
20% 15%
11%
10% 3%
5% 0% Helemaal niet mee eens
Niet mee eens
Neutraal
Mee eens
Helemaal mee eens
Twee derde van de panelleden is van mening dat je als hulpverlener wel iets kunt doen aan andere vormen van eenzaamheid. In de toelichting wordt er aan toegevoegd dat sociale eenzaamheid weliswaar de gemakkelijkste vorm van eenzaamheid is om aan te pakken, maar dat je ook iets kunt doen aan andere vormen van eenzaamheid, zoals emotionele eenzaamheid, eenzaamheid als gevolg van gebrek aan financiële middelen of eenzaamheid waarbij andere factoren een rol spelen (bv stigmatisering). Wat dan helpt is een luisterend oor bieden, om het bieden van begeleiding bij bv rouwverwerking, het bieden van contacten via een maatje of bij het leren aanvaarden van het gevoel van eenzaamheid of uiteindelijk doorverwijzen. Mijn ervaring is dat je als professional al veel kunt doen, wanneer je iemand ruimte biedt om zijn/haar verhaal te doen. Dan hoef je nog niet geschoold te zijn in therapie. Dat een ander zich gezien voelt kan al enorm helpen. Er zijn respondenten die vinden dat het een leidt tot het ander: als de contacten verbeteren, komt de rest ook wel. Het ergens bij horen heeft ook emotionele kanten bij, dus als je iemand zover krijgt dat ie bij een club of iets dergelijks aangesloten is en zich lekker in z'n vel voelt heeft dit ook consequenties voor zijn emotionele welbevinden. Sommige respondenten wijzen erop dat de hulpverlener ook moet kijken naar de achter- of dieperliggende oorzaken. Dat kan bv een gebrek aan sociale vaardigheden zijn, een psychische stoornis, fysieke aandoening of een trauma. Door hier ook aandacht aan te besteden krijgt de cliënt inzicht in het eenzaamheidsproces en kan de cliënt soms met kleine stappen praktische concrete zaken aanpakken. Belangrijk is wel dat de hulpverlener de verantwoordelijkheid bij de cliënt laat. Er worden ook allerlei voorbeelden gegeven: cursussen gericht op zingevingsvragen, levensverhalen etc. ter bestrijding van emotionele eenzaamheid, lotgenotencontacten, DAC of vrijwilligers werk, Levensverhaalgesprekken volgens de vrije levensloopacademie en de theorie van Houben en v. Gennip, preventief huisbezoek, maar
29
Vaak komt eenzaamheid ook voort uit het feit dat mensen geen dagbesteding hebben en de hele dag niks doen. Een hobby of een baan kan ook goed helpen.
7.2
Interventies
Er zijn verschillende interventies om eenzaamheid te bestrijden. In de enquête zijn de volgende activiteiten voorgelegd: • ontmoetingsactiviteiten: o sociaal-culturele activiteiten, samen uit/ vriendschaps- of activiteitenbemiddeling, eetclubs of eettafels, galerijgesprekken, webcommunity) o huiskamerprojecten • individuele activering o huisbezoeken (activerend huisbezoek, vriendschappelijk huisbezoek, preventief huisbezoek) o bezoekdiensten lotgenoten o ontlasting van mantelzorg o persoonsgericht tweegesprek o buddy/maatjesprojecten o interventies gericht op het herstel van familie/vrienden relatie(s) • gespreksgroepen, groepstherapie en groepscursussen o gespreksgroepen over zingeving en verwerking van verlies o cursus internetgebruik o cursus vriendschapsontwikkeling Het meest gebruikt zijn sociaal-culturele activiteiten: bijna drie kwart maakt gebruik van dit soort interventies (73%). De andere ontmoetingsactiviteit, huiskamerprojecten wordt veel minder vaak gebruikt (33%). Individuele activering in de vorm van huisbezoeken, wordt door de meesten wel als interventie ingezet (65%), maar de andere vormen van individuele activering, zoals persoonsgericht tweegesprek (48%), buddy/maatjesprojecten (36%), ontlasting van mantelzorg (30%), interventies gericht op het herstel van familie/vrienden relatie(s) (28%) en bezoekdienst lotgenoten (18%) worden minder vaak gebruikt. Van gespreksgroepen over zingeving en verwerking van verlies maakt 30% gebruik, maar van cursussen als internetgebruik (15%) en vriendschapsontwikkeling (12%) wordt minder vaak gebruik gemaakt.
30
Grafiek 15 Maakt u gebruik van onderstaande interventies? N=756
73%
sociaal-culturele activiteiten 65%
huisbezoeken 48%
persoonsgericht tw eegesprek 38%
algemene voorlichting
36%
buddy/maatjesprojecten
33%
huiskamerprojecten ontlasting van mantelzorg
30%
gespreksgroepen zingeving en verliesverw erking
30% 28%
herstel van familie/vrienden relatie(s) 18%
bezoekdiensten lotgenoten
15%
cursus internetgebruik
12%
cursus vriendschapsontw ikkeling 0%
10%
20%
30% 40%
50%
60%
70% 80%
Naast bovengenoemde interventies werden ook nog andere interventies door de respondenten naar voren gebracht. Voor een deel ging het niet om interventies maar om acties die men ondernam naar of met andere organisaties (doorverwijzen, samenwerken, coördineren). Ook werd genoemd het geven van tips, advies, een handreiking of gids, ook telefonisch of digitaal. Hoewel in de vragenlijst al cursussen voorgelegd werden, noemden de respondenten nog een heel scala aan cursussen en trainingen zoals rouwverwerking, sociale vaardigheden, assertiviteit, regie over eigen leven, natuurlijke netwerken, cursus NLP, opkomen voor jezelf/weerbaarheid, GLANS en GRIP (UvGroningen), vrienden maken kun je leren, verwerkingsproblematiek voor mensen met niet aangeboren hersenletsel, Creatief Leven, empowerment bij vrouwen, ChatCoach sessies, vitaliteitstrainingen. Daarnaast worden uiteenlopende activiteiten genoemd die erop gericht zijn om mensen bij elkaar te brengen zoals interculturele uitwisseling van tuinieren, spel en koken; informatie thema ochtenden, bewegingsactiviteiten, eet- en lunchcafés, koffieochtenden, fietstochten, creativiteitsbezigheden, speelcafé, sociaal café.. Opvallend is de rol die vrijwilligerswerk in dit verband heeft. Niet alleen worden eenzamen gestimuleerd om zelf vrijwilligerswerk te doen, ook worden er vrijwilligers gekoppeld aan iemand die eenzaam is (huisbezoek). Verder zijn nog genoemd lotgenotencontactgroepen, projecten gericht op specifieke groepen zoals mantelzorgers, gedetineerden, ouderen, chronisch zieken, wordt er vooral praktische hulp verleend of wordt geprobeerd het contact met familie te verbeteren 31
Maar sommigen zetten vraagtekens bij de interventies om eenzaamheid te bestrijden. Ze vragen zich af of hiermee de eenzamen wel altijd bereikt worden, of er wel altijd geholpen moet worden, of (genoemde) interventies wel helpen en in hoeverre het een breder maatschappelijk probleem is. Als brede welzijnsorganisaties hebben wij van alles in ons pakket. Daar komen mensen op af, soms met loden schoenen en hoge drempels nemend. Maar zij komen, mijn grootste zorg is diegene die niet komen naar al het aanbod Eerst orienterend praten en dan aanpakken, sommige mensen moeten gewoon uit hun eenzaamheid getrokken worden. Richt de aandacht op de mensen die het echt willen en verdienen en niet op de mensen die zelf niets willen ondernemen om hun positie te verbeteren maar wel een enorme druk op de hulpverleners leggen, waardoor de wel willers te kort komen. Ik heb hier opzettelijk niets ingevuld. Ik mis ook bij U het idee dat eenzaamheid verholpen kan worden met tweezaamheid, of meerzaamheid. Zoek het maar uit met Uw eeuwige huisbezoeken en gespreksgroepen. Een belangrijke oorzaak van het eenzaamheidsprobleem die nu groter is dan ooit, is de ikmaatschappij. Breng mensen met mensen in contact. 7.3
Druk uitoefenen
Mag je als hulpverlener druk uitoefenen op de cliënt om hulp te aanvaarden als je inschat dat dat beter is voor de cliënt? Uit grafiek 16 blijkt dat de panelleden het daar niet over eens zijn. Een derde vindt dat het niet mag, maar er zijn er net zoveel die vinden dat het wel mag en eveneens een derde neemt hierin een middenpositie is. Professionals en vrijwilligers denken hier niet verschillend over.
Grafiek 16 Bij aanpak van eenzaamheid mag er druk worden uitgeoefend op “de cliënt” om hulp “te aanvaarden” als de hulpverlener inschat dat dat beter is voor de cliënt. N=766 35%
32% 28%
30% 25%
22%
20% 15%
12%
10% 5%
6%
0% Helemaal niet mee eens
Niet mee eens
Neutraal
Mee eens
Helemaal mee eens
Dat veel respondenten het moeilijk vonden om deze vraag te beantwoorden, blijkt ook wel uit de toelichting die ze gaven. Men is er heel terughoudend in en veel hangt af van de situatie, van de cliënt, van het aanbod, van de hulpverlener, van de oorzaak van de eenzaamheid, enz.
32
Dit is afhankelijk van de draagkracht en de draaglast van de persoon zelf en het vermogen om nog zelf de eigen regie te kunnen voeren. Ouderen die zichzelf verwaarlozen door beperkingen in de zelfredzaamheid zijn met enige sturing soms wel te motiveren om inzet van voorzieningen te realiseren. Enerzijds kan een hulpverlener door ergens op aan te (blijven) dringen, een client een drempel over halen. Anderzijds moet een client daar ook klaar voor zijn en kan het uitoefenen van druk iemand ook afschrikken en verder in zijn schulp doen kruipen. Ik denk dat hier de vaardigheden en de intuitie van de hulpverlener een grote rol spelen bij het inschatten en respecteren van grenzen en mogelijkheden van de client. Ik kan me voorstellen dat het goed zou kunnen zijn om iemand te bezoeken die eenzaam is, ook al heeft hij/zij geen duidelijke hulpvraag (meer). Deze persoon toch nog een aantal keren bezoeken met als doel haar/hem te activeren deel te nemen aan huiskamerprojecten oid, zie ik als lichte druk uitoefenen. In de praktijk merk ik, dat deze mensen als eerste afvallen als ik het druk heb. mensen met duidelijke vragen aan amw, komen eerst. Of misschien anders gezegd: als je maar hard schreeuwt dan krijgt je hulp, anders niet. geen goede ontwikkeling, maar ik zie deze wel in de praktijk Zelfbeschikkingsrecht Veel respondenten leggen de nadruk op de autonomie, het zelfbeschikkingsrecht en de eigen verantwoordelijkheid van de cliënt. Als deze geen hulp wil, kun je het niet afdwingen en zal het ook niet succesvol zijn. Je kunt de cliënt wel wijzen op zijn eigen aandeel in de situatie. mensen hebben op het recht op zelfbeschikking, ieder geeft zijn eigen leven vorm. wel kan het goed zijn mensen uitleg te geven over hun eigen aandeel in de situatie waarin ze zich bevinden en dat hierdoor ook de grens van de (informele) zorg bereikt kan zijn De afspraak/ conclusie kan ook zijn: Uw vorm van eenzaamheid is niet op te lossen met alle goede bedoelingen van de hele wereld. Voor u is het een zelfverkozen of zelfopgelegde gemoedstoestand. Druk werkt averechts Een deel van de respondenten vindt dat druk uitoefenen averechts werkt en het tegengestelde bereikt: mensen trekken zich nog verder terug. Er wordt voorgesteld om te spreken van stimuleren, inspireren, verleiden, overtuigen, motiveren, over de drempel helpen, begeleiden, prikkelen, interesse wekken, ondersteunen, overreden. Druk soms nodig Een ander deel zegt dat ze zelf wel eens enige druk uitoefenen in de vorm van bemoeizorg. Druk kan cliënten over de drempel helpen, al blijft het zaak om respect te houden voor de grenzen van de cliënt. Bemoeizorg is nodig, traject van informatie en proberen de client bewustwording van zijn situatie en de hulpmogelijkheden aanbieden. De client moet zelf de stap neem hulp te aanvaarden. Er wordt hier één specifieke methode genoemd die gehanteerd wordt en waarbij de grenzen van het individu worden gerespecteerd, nl de presentiemethode. Op de presentiewebsite wordt presentiebeoefening beschreven als: “Een praktijk waarbij de zorggever zich aandachtig en toegewijd op de ander betrekt, zo leert zien wat er bij die ander op het spel staat – van verlangens tot angst – en die in aansluiting dáárbij gaat begrijpen wat er in de desbetreffende situatie gedaan zou kunnen worden en wie h/zij daarbij voor de ander kan zijn. Wat gedaan kan worden, wordt dan ook gedaan.
33
Een manier van doen, die slechts verwezenlijkt kan worden met gevoel voor subtiliteit, vakmanschap, 2 met praktische wijsheid en liefdevolle trouw”. 7.4
Succesvolle voorbeelden
"mijn eigen project" Op de vraag "kent u in uw omgeving succesvolle voorbeelden van eenzaamheidsbestrijding" zei 66% "ja" en 34% "nee". 447 respondenten hebben hun antwoord toegelicht. Dit waren in overgrote meerderheid de "ja" stemmers. Meer dan 80 respondenten noemden hun "eigen project" als een succesvol voorbeeld ("ja, die van ons strandproject, zie www.outdoor4disabled.nl"; "mijn eigen werk, het besloten forum voor Verlaat Verdriet-lotgenoten in mijn website www.biografischwerk.nl"). Er worden daarnaast tal van projecten, initiatieven en cursussen genoemd. Enkele voorbeelden: 2tegen1zaamheid in Den Haag, cursus "op zoek naar zin", cursus "vrienden kun je leren" van het Rode 3 Kruis, circus van het eenzaam hart, www.eenzaamhart.nl . Als wij de genoemde succesvolle voorbeelden indelen naar soort dan worden de volgende soorten veelvuldig genoemd: • inzet vrijwilligers (>20x) • Huisbezoeken (>20) • maatjesprojecten (>40x) • netwerkprojecten (>10x) • Buurtgerichte projecten (10x) • huiskamerprojecten (>10x) • woonprojecten (>5x) • Dagopvang/activiteiten (>10x) • Diverse ontmoetingsactiviteiten (>60x) • eet/kook projecten ("restovanharte") (>20x) • het doen van vrijwilligerswerk (>10x), dwz mensen aanzetten tot vrijwilligerswerk om zodoende sociaal isolement en/of eenzaamheid te bestrijden. Het is niet altijd goed te beoordelen of de genoemde projecten ook succesvol zijn. Alleen het noemen van een project is daarvoor niet voldoende. Wanneer in de toelichting ook aangegeven wordt waarom de respondent het project succesvol vindt, levert dat meer duidelijkheid op. Soms lijkt het echter niet zo moeilijk te zijn: “wat is succesvol? De juiste vrijwilliger op de juiste plaats”.
2 3
Baart A., Introductie in de presentietheorie, http://www.presentie.nl. Een compleet overzicht van alle genoemde "succesvolle voorbeelden" is te vinden
www.movisie.nl/frontliniepanel/genoemde_succesvolle_voorbeelden 34
Enkele citaten ter illustratie: bij een huisbezoek van een ouder iemand die veel overlast veroorzaakt voor zijn omgeving, niemand kwam binnen. Op huisbezoek proberen te gaan, maar dhr. liet mij niet binnen, argwanend en bij de tweede keer dat ik aanbelde ging de deur open en schopte hij mij steeds. Ik bleef steeds doorpraten en vertellen dat ik met de beste bedoelingen kwam enz. enz. Ik heb hem zover kunnen krijgen dat ik daarna met de buurtagent op huisbezoek mocht komen en in dat gesprek was dhr. in eerste instantie nog erg argwanend, maar begon mij wel wat te vertrouwen. Bleek dat dhr. niets meer zag, alles op de tast deed, slecht voor zichzelf zorgde. Ik ben daarna met iemand van ACT ouderen op huisbezoek geweest en nu komt wekelijks iemand van ACT ouderen bij deze man langs. Hij heeft staar aan beide ogen, maar ze krijgen hem nog niet zover om geopereerd te worden. Maar voor mij een successtory, een eenzame achterdochtige man die nu de nodige hulp heeft en aandacht. Wij hebben jaren geleden al een soos opgericht voor mensen met een beperking. Dit heeft zich ontwikkeld tot een echte ontmoetingsplaats. Na verloop van tijd is het wel een vrij vaste groep geworden van zo'n 100 mensen. Wij organiseren een aantal keren per jaar activiteiten (Voetbalwedstrijd bezoeken, gezamenlijk naar de huishoudbeurs, theaterbezoek ed. De opzet daarbij is dat het een integratieproject is. Dwz dat minimaal de helft van de deelnemers mensen met een beperking moeten zijn en daarnaast minimaal 1/3 mensen zonder beperking. De vrijwilligers worden ingezet voor het onderdeel Vriendschappelijk contact, waar steeds meer gebruik van wordt gemaakt. Vanuit de omgeving wordt steeds meer de signalen of behoeften van de cliënt doorgegeven. We hebben een sociëteit opgericht, die op verschillende locaties elk 1 keer per maand (om de beurt) een laagdrempelig en met weinig kosten activiteiten met een 3 gangenmenu organiseert. De mensen kunnen gebruik maken van speciaal vervoer. Worden voor de eerste keer begeleidt door andere gasten. We hebben speciaal voor de oudere binnenschippers een sociëteit opgericht die elke 14 dagen bijeenkomt. Effectiviteit Enkele jaren geleden is er onderzoek gedaan naar het langdurig effect van "eenzaamheidsinterventies" 4 onder ouderen . Wat opvalt aan de genoemde voorbeelden van de respondenten is dat weinig internetprojecten worden genoemd, terwijl in die studie het internetproject esc@pe naar voren kwam als een succesvol project om op lange termijn eenzaamheid tegen te gaan. Van de 447 voorbeelden 5 wordt slechts 3x gerefereerd aan een internetproject. "ik ken ze niet" In totaal kende 34% van de respondenten geen succesvolle voorbeelden van eenzaamheidsbestrijding. Vier gaven een nadere toelichting waarvan we er hier twee weergeven:
4
Fokkema, T., & van Tilburg, T.G (2005). Eenzaam en dan? De (on)mogelijkheden van interventies bij ouderen. Eindrapportage
aan de Stichting Sluyterman van Loo van een vergelijkend effect- en procesevaluatieonderzoek naar interventies ter voorkoming en vermindering van eenzaamheid onder ouderen. Den Haag/NIDI 5
Fokkema, T, & van Tilburg, T.G. p. 68 ev 35
Er zijn een aantal trajecten/ projecten. ik weet niet of ze ook ECHT helpen. Wat is bestrijden? Verminderen of helemaal oplossen? En komt het probleem niet terug als mensen weer een terugslag hebben? En hoe lang moet je iemand monitoren alvorens je kan zeggen: Ja, dit is een goed interventie om eenzaamheid te bestrijden? Ik weet niet of de voorbeelden die ik ken succesvol zijn. veel ontmoetingsfuncties zijn dat mijn inziens niet omdat ze een beperkte groep van extraverte bezoekers trekken. De definitie van succesvol is mij niet bekend.
36
8
Onderwerpen voor de volgende keer
Aan het einde van de vragenlijst is gevraagd welke onderwerpen in de volgende enquête aan de orde moeten komen. Respondenten konden één of meer van de volgende onderwerpen kiezen: • Vrijwillige inzet • Huiselijk en seksueel geweld • Jongeren • Vergrijzing • Sociale veiligheid • Multiculturele samenleving • Homobeleid • Religie • Emancipatie • Mensen met een beperking • Armoede • Beroepscompetenties/deskundigheidsbevordering • Verzakelijking/professionalisering • Maatschappelijk betrokken ondernemen • Ondernemend werken De drie hoogst scorende onderwerpen zijn vrijwillige inzet (34%), armoede (29%) en vergrijzing (29%). Het minst genoemd zijn religie (6%), emancipatie (5%) en homobeleid (3%). Respondenten lichten hun keuze voor armoede toe door te wijzen op de sociale uitsluiting als gevolg van armoede. Als groepen die er in het bijzonder door getroffen worden, zijn ouderen, mensen met een beperking, mensen in GGZ en verslavingszorg genoemd. Bij de keuze voor vrijwillige inzet gaat het om de waardering en erkenning voor vrijwillige inzet, om de balans tussen professionele en vrijwillige inzet en de motivatie om vrijwilligerswerk te doen. Degenen die vergrijzing en ouderen als thema noemden en deze keuze toelichten, brengen hun keuze in verband met mishandeling, omgaan met geld, emancipatie en met kritiek op het AOW-beleid. Over de verzakelijking wordt gezegd dat de verzakelijking van de zorg en de concurrerende markt tussen zorgaanbieders niet bevorderlijk is voor de kwaliteit van de hulpverlening. Er wordt in dit verband ook gesproken over de verantwoordingsbureaucratie en het “projectencircus” waardoor er geen ruimte meer is voor scholing, deskundigheidsbevordering en verdieping; meer tijd, rust en gebruik maken van aanwezige kennis en praktijk zou op diverse thema’s meerwaarde hebben. Het thema samenlevingsvraagstukken en sociale samenhang wordt toegelicht door te wijzen op de individualisering, de multiculturele samenleving, nieuwe vormen van gemeenschapszin, de (on)toegankelijkheid van de samenleving. Mensen met een beperking worden gespecificeerd als jong dementerenden, mensen met een traumatische ervaring, psychiatrische stoornissen of verstandelijke beperkingen. In de toelichting bij huiselijk en seksueel geweld wordt met name eergerelateerd geweld, eerwraak en huisverbod genoemd. Bij jongeren gaat het om thema’s als opvoeding, jonge mantelzorgers, gevolgen van een ingrijpend verlies en jeugdwerkloosheid.
37
Grafiek 17 Onderwerpen voor de volgende keer N=753
34%
Vrijw illige inzet 29%
Armoede
29%
Vergrijzing Verzakelijking/professionalisering
22%
Multiculturele samenleving
22% 22%
Mensen met een beperking
20%
Sociale veiligheid
19%
Maatschappelijk betrokken ondernemen 16%
Huiselijk en seksueel gew eld
15%
Jongeren 12%
Beroepscompetenties/deskundigheidsbevordering 7%
Ondernemend w erken
6%
Religie
5%
Emancipatie 3%
Homobeleid 0%
5%
10%
15%
20%
25%
30%
35%
Andere thema’s die genoemd zijn, hebben betrekking op het beleid waar de organisatie te maken heeft: Wmo, PGB, HKZ, gemeentelijk beleid, ketensamenwerking, (de)centralisatie. Voor het overige gaat het om thema’s als bemoeizorg, alcoholproblematiek, palliatieve/terminale zorg, presentiemethode, patiëntenverenigingen, gemeenschappelijk wonen, alternatieve geneeswijzen . Armoede scoorde in de vorige enquêtes telkens hoog, het is een actueel onderwerp, vooral ook omdat 20101 het Europees Jaar van de Armoede is. Voor de enquête in 2010 is daarom gekozen voor armoede als thema.
38
Tot slot
De eerste resultaten van de enquête zijn in december gepresenteerd en bediscussieerd op een netwerkbijeenkomst in Utrecht waar alle respondenten voor uitgenodigd waren en waar 90 respondenten aanwezig waren. Ook uitgenodigd was Anja Machielse, onderzoekster naar eenzaamheid en sociaal isolement van het LESI, die commentaar gaf op de eerste resultaten. Een verslag van deze bijeenkomst is te vinden op www.movisie.nl/frontliniepanel. Naar aanleiding van de bijeenkomst is ook een LinkedIn groep gestart onder de naam Eenzaamheid: verbinden en delen. Wilt u uw opvattingen over eenzaamheid delen met andere geïnteresseerden? Sluit u dan aan bij deze groep. In het verslag van de bijeenkomst is te vinden hoe u zich aan kunt melden. Voor de totstandkoming van de vragenlijst willen wij Annie Oude Avenhuis bedanken, senior projectleider van het programma Diversiteit van MOVISIE. Daarnaast bedanken we natuurlijk alle respondenten en aanwezigen op de bijeenkomst waar de eerste resultaten zijn besproken voor hun bijdrage. Aanmelden frontliniepanel Bent u zelf uitvoerend professional en wilt u meedoen aan komende raadplegingen van MOVISIE? Meld u dan aan voor het frontliniepanel. Zie www.movisie.nl/frontliniepanel voor meer informatie of stuur een e-mail naar Bard Briels (zie onder). Als u al eerder heeft meegedaan aan een onderzoek van het frontliniepanel, benaderen wij u niet automatisch opnieuw met een vragenlijst. Door verandering in de wetgeving, heeft MOVISIE vooraf uw toestemming nodig om u per e-mail te kunnen benaderen. Wilt u mee blijven doen aan het frontliniepanel? Meld u dan aan.
Voor reacties: Bard Briels, Projectleider Frontliniepanel T 030 7892133
[email protected]
39