EDUCATIEF DOSSIER BIJLAGES
BIJLAGE 1: INTEGRATIE TUSSEN ASSIMILATIE EN SEGREGATIE 2 BIJLAGE 2: JAARVERSLAG 2010 “MIGRATIE” VAN CGKR 4 BIJLAGE 3: VLAMINGEN IN DE WERELD VANDAAG 7 BIJLAGE 4: BEN IK EEN MIGRANT? DE GESCHIEDENIS VAN ONZE MIGRATIES 12 BIJLAGE 5: BELGIË ALS EMIGRATIELAND 13 BIJLAGE 6: BELGIË ALS IMMIGRATIELAND 15 BIJLAGE 7: ACHTERGRONDINFORMATIE OVER INTERVIEWTECHNIEK 18
1
BIJLAGE 1: INTEGRATIE TUSSEN ASSIMILATIE EN SEGREGATIE Wat is inburgering in Vlaanderen? (Johan Wets) https://hiva.kuleuven.be/resources/pdf/publicaties/R1167.pdf Enkele theoretische modellen Bij de discussie wie nu burger is en wie niet, staat vooral de groep van al langer aanwezige vreemdelingen centraal. Maar migratie is niet alleen een gegeven uit een verder verleden, het is een blijvende realiteit die nu en in de toekomst onverminderd voor uitdagingen zal blijven zorgen. De groeiende diversiteit in onze samenleving noopt ons ertoe te reflecteren over hoe men deze nieuwe uitdagingen zal vertalen in een leefbaar maatschappelijk model. Een zekere vorm van sociale cohesie is immers onontbeerlijk om een staat te laten functioneren. Hoe groot is dan de diversiteit die een samenleving kan verdragen, zonder te fragmenteren in groepen die zich steeds meer opsluiten in hun eigen gelijk? Verscheidenheid en gelijkheid kunnen op verschillende manieren worden ingevuld binnen de Staat. Elke beleidsoptie tracht een antwoord te bieden op de vraag in hoeverre nieuwkomers opgenomen worden en onder welke voorwaarden die opname gebeurt. In de literatuur worden een waaier van beleidsmodellen gevonden, we beperken ons in deze paper tot een korte omschrijving van drie van hen: het segregatie-, het assimilatie- en het integratiemodel. 1. Segregatiemodel Segregatie betekent dat een groep migranten op één of meerdere terreinen van de samenleving apart staat van de rest van de samenleving. Men kan gemakkelijk de eigen cultuur behouden want er is geen uitwisseling met de gastsamenleving. Dit proces resulteert in een samenleving waarin verschillende culturen naast elkaar leven. Een extreem voorbeeld hiervan is de Zuid-Afrikaanse maatschappij ten tijde van het Apartheidsregime. Andere voorbeelden hiervan zijn samenlevingen met grote groepen migranten in bepaalde delen van de (voor)steden of de manier waarop bepaalde groepen orthodoxe chassidische Joden zich in de Europese samenleving profileren. Het gebruik van de segregatiestrategie zegt op zich niets over de sociaaleconomische positie van de betrokken groep. 2. Het assimilatiemodel Assimilatie betekent dat de minderheid de sociale en culturele kenmerken van de meerderheid overneem om tenslotte volledig in de dominante cultuur op te gaan. Het resultaat is een eerder homogene samenleving. Deze ideologie berust op de vooronderstelling dat een multiculturalistisch beleid leidt tot de desintegratie en balkanisering van de samenleving. 3. Het integratiemodel Een derde beleidsoptie, het integratiemodel, vinden we terug in de werkzaamheden van de verschillende Belgische Parlementen. Integratie is participatie aan de samenleving zonder als gemeenschap apart te worden gesteld (segregatie) en zonder verplichte doorgedreven conformering aan de socio-culturele kenmerken van de meerderheid (assimilatie). De meeste landen van de EU hebben officieel voor integratie als beleidsoptie gekozen. Een vertaling naar de realiteit. De bovenstaande modellen zijn theoretische modellen. Zij kunnen op een continuüm
2
gezet worden, met een homogene samenleving (in de mate dat dit mogelijk is) aan de ene zijde en een als een multiculturele maatschappij aan de andere zijde. In de homogene samenleving kan verondersteld worden dat het lidmaatschap van de samenleving erg statisch gedefinieerd wordt en dat de onderhandelingsruimte tussen de leden van de groep en nieuwkomers marginaal is. Assimilatie, het opgaan in de groep, impliceert eveneens een sterke segregatie tussen de samenleving en de buitenwereld. Zie ook Multicultureel burgerschap (Patrick Loobuyck) http://www.flw.ugent.be/cie/CIE/loobuyck2.htm
3
BIJLAGE 2: JAARVERSLAG 2010 “MIGRATIE” VAN CGKR (http://www.diversiteit.be/diversiteit/files/File//migratie_migrations/2011/CGKR_migratie2 010_low-1.pdf)
Op Europees vlak stellen we zowel in België als in de buurlanden vast dat gezinshereniging de belangrijkste reden is om een verblijfstitel aan derdelanders af te leveren. In de verschillende lidstaten werden in 2009 tussen 41,1% en 48,4% van de verblijfstitels om familiale redenen uitgereikt. België is hier koploper. Familiale migratie heeft in België en in zijn buurlanden duidelijk de overhand, zeker in vergelijking met het gemiddelde van 27,3% voor de 27 lidstaten van de Europese Unie (EU 27). Bij immigratie om onderwijsmotieven stellen we grote verschillen tussen België en zijn buurlanden vast. Frankrijk en Duitsland reiken iets meer dan een kwart van hun verblijfstitels uit aan derdelanders die een opleiding komen volgen. In Nederland gaat het om 17,7% en in België om 12,3%, wat beduidend minder is dan het gemiddelde van 21,8% voor de EU 27. In ZuidEuropese landen (33,4%) en nog meer in de twaalf nieuwe lidstaten van de Europese Unie (39,7%) is werk het belangrijkste immigratiemotief.
4
In 2009 werden 48% van de 58.939 eerste verblijfstitels om familiale redenen afgeleverd en bij ongeveer 70% van de gezinsherenigingen de is hereniger een EU-burger. In 70% van deze herenigingen gaat het om een echtgenoot of een partner. Van de eerste verblijfstitels wordt 25% om humanitaire redenen uitgereikt. Volgens de Dienst Vreemdelingenzaken behoren regularisaties op basis van artikelen 9bis, 9ter en 9,325 ook tot deze categorie. Met 12% van de instroom uit derde landen zijn ‘studies’ het derde legale migratiemotief, gevolgd door arbeid, in 2009 goed voor 9% van de afgeleverde verblijfstitels. Voor 5% van de onderdanen uit derde landen geldt tot slot de erkenning van het vluchtelingenstatuut als migratiemotief.
5
Er bestaat een verband tussen de migratiemotieven en de geografische herkomst van migranten. Voor Marokkaanse, Turkse en Braziliaanse onderdanen is migratie om familiale redenen veruit het belangrijkste migratiemotief. Migratie om familiale redenen komt bij alle nationaliteitsgroepen voor, bij de ene al wat meer dan bij de andere. Met respectievelijk 58% en 36% van de wettelijke instroom op grond van arbeid, zijn Indiërs en Japanners de twee grootste groepen voor wie een bezoldigde activiteit het belangrijkste migratiemotief is. Uit Noord-Amerika en China immigreren heel wat studenten en in mindere mate werknemers. Ook uit Kameroen immigreren opvallend veel studenten. Er is nog een groep met daarin Irakezen, Armeniërs, Iraniërs, Russen, Guineëers en Congolezen die de afgelopen jaren vrij vaak asiel in België hebben aangevraagd. Bij deze groep schommelt het erkenningspercentage van het vluchtelingenstatuut tussen 1% voor Armeniërs en 61% voor Irakezen.
6
BIJLAGE 3: VLAMINGEN IN DE WERELD VANDAAG DE STANDAARD 2010-2011 (Katern Reizen, journalist Eline Maeyens). De rubriek „Zonnige Groeten“ laat elke week een Belg uit het buitenland aan het woord.
7
8
9
10
11
BIJLAGE 4: BEN IK EEN MIGRANT? DE GESCHIEDENIS VAN ONZE MIGRATIES Dit pedagogisch dossier van Het Centrum voor gelijkheid van kansen en voor racismebestrijding biedt interessante informatie en oefeningen over het thema migratie. U kan dit downloaden via http://www.diversiteit.be/index.php?action=artikel_detail&artikel=151 “We willen jongeren een referentiewerk aanbieden op basis waarvan ze (de historische wortels van) migraties beter leren begrijpen. Waarom hebben mensen zich vroeger verplaatst? Waarom doen ze het nu? De mens heeft zich steeds verplaatst, om te overleven of simpelweg om beter te leven. De geschiedenis van onze migraties kan ons helpen om de huidige migraties beter te kaderen. Migraties hoeven niet enkel als een probleem benaderd te worden. Ze zijn gewoonweg een historisch gegeven. In dit dossier ontdek je niet alleen hoe vaak de mens zich altijd heeft verplaatst, maar ook dat zijn motieven om te migreren gisteren vaak dezelfde zijn als die van vandaag en wellicht ook die van morgen! Een correct beeld krijgen van het migratiefenomeen kan alleen als we de achterliggende motieven begrijpen. Dit dossier is een verhelderende bron van informatie. Het nodigt je uit om migratie niet als een homogeen en alleenstaand fenomeen zonder context te zien, maar als een onderdeel van de geschiedenis van de mens. Migraties zijn een direct gevolg van de wil van de mens om te overleven of beter te leven. Zolang mensen redenen hebben om zich te verplaatsen, zal migratie deel uitmaken van ons leven. Een betere kennis van migraties en hun geschiedenis zal leiden tot een andere kijk op migranten en zal de angst en vooroordelen tegenover migranten milderen. In plaats van niets te doen aan het angstgevoel bij burgers kunnen we maar beter een beroep doen op hun gezond verstand.” Over universele migratie: zie blz 2-3: “Planten, dieren en mensen op stap” Over emigratie: zie blz 7-8-9: “Europa zwermt uit” Over immigratie zie blz 10-11: “België, het beloofde land”.
12
BIJLAGE 5: BELGIË ALS EMIGRATIELAND Hoewel België vandaag de dag bekend is als een immigratieland, was het in de 19de en het begin van de 20ste eeuw in de eerste plaats een emigratieland. Tussen 1800 en 1940 hebben wellicht meer dan een miljoen Belgen het land verlaten (de enorme vluchtelingenstroom van de eerste wereldoorlog niet meegerekend), terwijl het aantal immigranten evolueerde van 95.000 in 1846 tot 319.000 in 1930. In de ons omringenden landen was de emigratie nog veel groter: men schat dat niet minder dan 50 miljoen Europeanen in die periode overzee trokken. De redenen van de Belgische emigranten om het land te verlaten waren dezelfde als die van onze immigranten nu: armoede, oorlogsgeweld, politieke en religieuze vervolging, en al dan niet misleidende voorspiegelingen van een betere toekomst elders… Migratie is immers altijd een fenomeen van ‘aantrekken en afstoten’: wanneer mensen denken dat de levensomstandigheden beter zijn op een andere plaats is de kans op migratie reëel . Migratie als poging tot lotsverbetering is zo oud als de mensheid zelf. De eerste grote gedocumenteerde emigratie uit de Zuidelijke Nederlanden (‘België’ avant la lettre) was de vlucht van ca. 200.000 protestanten voor het strenge bewind van de katholieke Spaanse keizer Karel V en zijn zoon Filips II. Een andere religieuze overtuiging dan het katholicisme was verboden, protestanten werden massaal verbannen of terechtgesteld. Een eerste golf van vluchtelingen trok vooral naar Engeland en Duitsland, de latere (na 1585) en grootste golf (ca. 150.000), waaronder de helft van de stad Antwerpen, trok naar de opstandige Noordelijke Nederlanden (het latere Nederland). Daar burgerden zij in en lagen mee aan de basis van de economische bloei van de Republiek der Verenigde Provincies in de 17de eeuw. In 1622 zouden de immigranten uit de Zuidelijke Nederlanden en hun rechtstreekse afstammelingen één derde van het Amsterdamse bewonersaantal hebben uitgemaakt. De emigraties in de 19de eeuw hadden een heel ander karakter. Het waren niet de gegoede stedelingen die wegtrokken, maar juist de armste plattelandsbewoners. Zij waren wat men nu ‘economische vluchtelingen’ noemt. Armoede, misoogsten, economische crisissen en werkloosheid waren de voornaamste redenen voor emigratie. De uitwijking was vaak tijdelijk, seizoensgebonden of afhankelijk van de conjunctuur, maar leidde in andere gevallen ook tot definitieve integratie. De hoofdbestemming was Frankrijk. In 1876 waren de Belgen met 46,6% de grootste groep vreemdelingen in dat land. In Noord-Frankrijk werkten veel Vlamingen in de textielindustrie, die in eigen land een zware crisis doormaakte. Zo telde de ‘Belgische kolonie’ Roubaix in de tweede helft van de 19de eeuw meer ingeweken Belgen dan autochtone Fransen en werkten in Parijs duizenden Belgische dienstmeiden. Parallel met deze buitenlandse migratie was er een binnenlandse migratie van Vlamingen naar het Waalse industriebekken. Tussen 1830 en 1919 bereikte de Belgische emigratie een hoogtepunt. Ons land telde zelfs beduidend meer emigranten dan immigranten. Behalve naar de buurlanden trok men nu ook naar andere continenten. Canada, de Verenigde Staten, Rusland, Zuid-Amerika (Guatemala, Brazilië, Mexico) en Belgisch Kongo waren de voornaamste trekpleisters. De arbeiders die noodgedwongen emigreerden bleven de grootste groep, maar er kwamen ook hele andere, meer spontane of avontuurlijke soorten van emigratie bij: industriële uitbreiding, utopisme, bohémiens, missionarissenwerk… Een heel ander verhaal is dan weer dat van de Belgische oorlogsvluchtelingen. Naar aanleiding van de eerste wereldoorlog kwam de grootste vluchtelingenstroom op gang die België ooit gekend heeft. Begin november 1914
13
bevonden zich naar schatting meer dan een miljoen Belgische vluchtelingen in Nederland, 150.000 à 200.000 in Engeland en bijna 250.000 in Frankrijk. In totaal dus 1.300.000 à 1.500.000, of 1/5 van de totale Belgische bevolking die toendertijd ongeveer 6.500.000 bedroeg. De meerderheid van de vluchtelingen keerde nog hetzelfde jaar (1914) naar België terug, vooral die uit Nederland. Dit land kon met zijn 6,3 miljoen inwoners een dergelijk aantal vluchtelingen immers niet aan, en anderzijds beloofde de Duitse regering de individuele vrijheid van diegenen die terugkeerden te vrijwaren. Tijdens de tweede wereldoorlog was het aantal vluchtelingen veel kleiner (ca. 15.000) en was de hoofdbestemming Engeland. De Belgische vluchtelingen werden er ingeschakeld in de oorlogsindustrie. De oorlogen creëerden echter ook een ander type van emigratie, namelijk de politieke vluchtelingen. Onder die categorie vallen zowel de deserteurs, gewetensbezwaarden en dienstweigeraars, als de activisten en collaborateurs…. Over die beide laatste groepen, mensen die om ideologische redenen gecollaboreerd hadden met de Duitse bezetter, is het meest bekend. Velen vluchtten logischerwijze naar Duitsland. Voor diegenen die niet gevlucht waren maar een straf hadden uitgezeten bleek nadien emigratie ook de enige mogelijkheid om aan werk te geraken en terug burgerrechten te krijgen. De grootste concentraties van Vlaamse politieke emigranten na de tweede wereldoorlog bevonden zich in Duitsland en Argentinië. Na de tweede wereldoorlog en tot op de dag van vandaag verminderde de Belgische emigratie aanzienlijk. Ons systeem van sociale zekerheid garandeert voor de meesten een redelijke bestaanszekerheid en er zijn slechts heel weinig welvarende of economisch beloftevolle landen die geen strenge voorwaarden voor immigratie eisen. Als er nog vanuit België naar het buitenland verhuisd wordt is dit doorgaans door hooggeschoolden, binnen het kader van een welomschreven arbeidscontract en voor beperkte duur. Alleen binnen de Europese Unie geldt een vrij verkeer van EU-onderdanen, wat migratie uiteraard veel gemakkelijker maakt. Het is echter nooit zeker dat België en andere westerse landen eenzelfde mate van welvaart kunnen handhaven in de toekomst; ook nu al vallen hier veel mensen uit de boot. Voor sommige groepen wier bestaan in België economisch bedreigd wordt, zoals bijv. landbouwers, kan emigratie de enige uitweg uit werkloosheid en armoede betekenen. Deze tekst is gebaseerd op ‘Geschiedenis van de migraties’ van het Centrum voor Gelijkheid van Kansen en voor Racismebestrijding (www.agenda-respect.be/nl/teksten/resp-txtgeschiedenis.htm ) en Anne Morelli (red) (1999), Belgische Emigranten. Berchem: EPO. Zie ook nog http://www.vakahandinhand.org/toolkit/migratie_voor_beginners/belgische_emigratie
14
BIJLAGE 6: BELGIË ALS IMMIGRATIELAND De immigratie in België is vooral een fenomeen van de tweede helft van de twintigste eeuw. In de 19de en het begin van de 20ste eeuw waren er meer Belgische emigranten dan immigranten. In die periode heerste immers nog veel armoede en ongelijkheid in dit land. Pas na vele decennia van sociale strijd werden de welvaart en burgerrechten algemener. De Belgische migratiebalans keerde om: minder mensen emigreerden en meer mensen immigreerden. Aan de onderstaande grafiek kunnen we aflezen dat het Belgische migratiesaldo sinds 1950 niet meer negatief is geweest, met uitzondering van het jaar 1960. In 1846 telde België 95.000 vreemdelingen of 2% van de bevolking, in 1910 waren dat er al 254.000 of 3,5% van de bevolking. Meer dan 80% van hen waren afkomstig uit onze buurlanden en de meesten oefenden hier een beroep uit. Daarnaast was België een rustplaats voor vele emigranten uit Duitsland, Italië en Oost-Europa op hun weg naar Amerika. De massale uittocht uit die landen ging vaak via de Belgische spoorwegen en de Antwerpse haven. Onder hen waren ook veel politieke en religieuze vluchtelingen. Dankzij de ononderbroken vredestoestand en de liberale grondwet konden zij hier een veilig (tijdelijk) onderdak vinden. De eerste wereldoorlog deed dan weer het aantal vreemdelingen dalen van 250.000 in 1910 tot 150.000 in 1920. Na 1920 werd die daling echter al spoedig ingehaald: in 1930 telde België al 319.000 vreemdelingen of 3,9% van de bevolking. Dit kwam doordat men in het kader van de naoorlogse wederopbouw systematisch buitenlandse arbeidskrachten was gaan rekruteren in de Zuid- en Oost-Europese landen. Ons land telde zo’n 30.000 Italianen en 50.000 Polen en verder nog duizenden Tsjechen, Joegoslaven, Hongaren en Roemenen. Toen de Limburgse mijnen openden in 1936 werden opnieuw Italianen aangetrokken. Zij waren dubbel welkom omdat zij als plattelandsbewoners weinig ervaring hadden op het gebied van sociale strijdvaardigheid en veel minder eisen stelden dan de Belgische arbeiders. Na wereldoorlog II moesten in het kader van de ‘kolenslag’ dringend nieuwe mijnarbeiders gezocht worden. De mijnen raakten niet genoeg bemand, terwijl zowat de hele Belgische industrie, en in het bijzonder de metaalnijverheid, afhankelijk was van steenkoolenergie. Op 20 juni 1946 werd in Rome een Belgisch-Italiaans protocol getekend dat voorzag in de overkomst van ca. 50.000 steenkoolarbeiders voor de Belgische steenkoolmijnen. In de periode 1946-1949 werden 77.000 Italianen en 20.000 Polen naar België gehaald. Dankzij hun arbeid werd de kolenslag gewonnen. Hun lonen bleven echter laag en de arbeidsomstandigheden uiterst slecht. Na de mijnramp van Marcinelle in 1956, waarbij 136 van de 262 dodelijke slachtoffers Italianen waren, weigerde de Italiaanse emigratiedienst nog nieuwe contingenten Italianen naar België te sturen. In dat zelfde jaar 1956, middenin een periode van hoogconjunctuur, verschoven de behoeften op de Belgische arbeidsmarkt. Er ontstonden tekorten aan ongeschoolde arbeidskrachten in de zware industrie, in de bouwsector, de havenwerken, de textielsector, de persoonsverzorging… Er werden nieuwe wervingslanden gecontacteerd (Spanje, Griekenland, Marokko en Turkije) waarmee bilaterale overeenkomsten werden gesloten. In de jaren ’60 werd nog eens extra gerekruteerd in Tunesië, Algerije en Turkije. Er werd aangedrongen op gezinsimmigratie omdat er gevreesd werd voor de vergrijzing in België. Vooral in Wallonië waren relatief veel ouderen en weinig kinderen. Daarnaast kwamen nog veel gastarbeiders als toeristen het land binnen; na hun indienstneming werd hun verblijf geregulariseerd door het Ministerie van Arbeid en Tewerkstelling. 15
In 1974, na jaren van economische crisis, ging België samen met andere West-Europese landen over tot de volledige migratiestop, die vandaag nog steeds van kracht is. Tegelijk werden ca. 10.000 mensen geregulariseerd: zij kregen arbeidskaarten en verblijfsvergunningen. Vanaf dat moment konden alleen nog hooggeschoolde migranten (Japanners, Amerikanen, Zweden…) deze documenten krijgen, laaggeschoolde nieuwkomers niet meer. Verder kwamen/komen voor immigratie alleen nog in aanmerking: • EU-burgers die kunnen genieten van vrij verkeer binnen de EU • Personen die zich kunnen beroepen op de gezinshereniging • Asielzoekers en vluchtelingen Voor studenten bestaat een speciaal statuut dat een beperkt verblijf mogelijk maakt. In tegenstelling tot wat men gehoopt had, namelijk dat het ‘migratieprobleem’ zichzelf nu wel zou oplossen, werd het net veel zichtbaarder. Nu ze meer dan ooit voor de keuze gesteld werden, besloten de hier reeds wonende migrantenfamilies om hier ook te blijven en begonnen ze hun gemeenschappen uit te bouwen en in te burgeren. Dat zien we onder meer aan de toenames van eigendomsverwerving, van gemengde huwelijken, van naturalisaties tot Belg, en van de geboortes van allochtone kinderen in België. In de jaren ’90 neemt het aantal asielaanvragen spectaculair toe. Na het wegvallen van het Ijzeren Gordijn komen immers vele Oost-Europeanen in België aankloppen. 1999 is een recordjaar met 35.778 asielaanvragen, waarvan 70% voor rekening van Oost-Europeanen. Immigratie wordt dus meer en meer een kwestie van asielbeleid. De asielprocedure is de procedure die moet toetsen of de kandidaat-vluchteling wel degelijk beantwoordt aan de criteria van de Conventie van Genève. Volgens artikel 1 van die Conventie moet erkend worden als politiek vluchteling al wie “uit gegronde vrees voor vervolging wegens zijn ras, godsdienst, nationaliteit, het behoren tot een bepaalde sociale groep of zijn politieke overtuiging zich bevindt buiten het land waarvan hij de nationaliteit bezit, en die de bescherming van dat land niet kan of, uit hoofde van bovenbedoelde vrees, niet wil inroepen”. Zolang de asielzoeker in de procedure zit verblijft hij in een open opvangcentrum of in een lokale OCMW-woning. Wanneer hij/zij uitgeprocedeerd is – d.i. in België ongeveer 90% van alle aanvragers - krijgt hij/zij het bevel om het grondgebied binnen een aantal dagen te verlaten. Gebeurt dat niet dan is deze persoon hier illegaal en kan hij/zij opgepakt worden met het oog op repatriëring. Sommigen van de uitgeprocedeerden, bijv. criminelen, zwartwerkers of mensenhandelaars, worden al meteen ondergebracht in een gesloten centrum, in afwachting van hun gedwongen terugkeer. Selectieve arbeidsimmigratie wordt als enige remedie gezien voor een aantal problemen die zich nu of in de nabije toekomst zullen voordoen: • sommige sectoren kampen met een structureel arbeidstekort (informatietechnologie, verpleging, voeding, bouw, hout…) • als gevolg van het dalende geboortecijfer en de vergrijzing van de bevolking zijn er steeds minder economisch actieven voor steeds meer economisch non-actieven die ook steeds meer gezondheidszorgen nodig hebben: onze systemen van sociale zekerheid en pensioen komen onder zware druk te staan Het is ongetwijfeld niet zo dat al wie niet als ‘asielzoeker’, ‘gelijkgestelde met vluchteling’ of ‘ontheemde’ erkend wordt en dus een uitwijzingsbevel krijgt, effectief ook het land verlaat. Net zo min mag men aannemen dat elke vluchteling ooit daadwerkelijk probeert om erkend te geraken. Er zijn, met andere woorden, ook vele immigranten illegaal in België, de zogenaamde ‘mensen zonder papieren’. Zij proberen hier zo lang mogelijk te verblijven en 16
hopen dat zij vroeg of laat zullen kunnen profiteren van een grootschalige regularisatiecampagne. Het ondergedoken leven is hard en onzeker, maar is voor velen nog te verkiezen boven een terugkeer. In hun land van herkomst zien zij voor zichzelf geen toekomst - anders waren ze niet geëmigreerd – en vele illegalen hebben heel veel geïnvesteerd in hun vlucht. Eerst en vooral hebben zij immers het contact met hun families, vrienden, sociale netwerken in het herkomstland verloren. Ten tweede hebben zij soms heel veel geld moeten betalen voor de peperdure ‘diensten’ van de mensensmokkelaars: clandestien transport, vervalsing van documenten, contacten in het land van aankomst… (niet zelden zijn het precies de ronselpraktijken en de bedrieglijke beeldvorming over het Westen van de smokkelorganisaties die kandidaat-emigranten over de streep trekken). Aan het succes van de vlucht en de vruchten die deze moet opbrengen is dus heel veel gelegen. Des te groter is de ontgoocheling van de vluchtelingen als zij moeten vaststellen dat ook hier voor hen de kansen op een normaal bestaan gering zijn, zeker op korte termijn. Uit: Belgische emigranten - Werkmap - R.I.C. Foyer 2004 Voor actuele informatie over migratie en inburgering zie oa www.inburgering.be/ http://www.diversiteit.be/ http://www.kruispuntmi.be/ http://www.minderhedenforum.be/
17
BIJLAGE 7: ACHTERGRONDINFORMATIE OVER INTERVIEWTECHNIEK Doel: - Hanteren van verschillende gesprekstechnieken. - Inzicht krijgen in welke rol migratie kan spelen in het leven van een persoon - Inzicht krijgen in de kansen en bedreigingen van migratie - Empathie, solidariteit en begrip voor anderen bevorderen. Programma - Beschrijving – Methodiek: Voor “Vlamigrant” interviewden we 9 personen, allen vertegenwoordigers van de Stichting “Vlamingen in de Wereld”. Je kunt hen terugvinden in de cinema van tentoonstelling. Hoe hebben we dat aangepakt? We maakten gebruik van een gestructureerde vragenlijst, waarin we open vragen verwerkten. De methodiek die we hier gebruikten was het semi-gestructureerde interview, dat bestaat uit meerdere open en gesloten vragen, waarvan de formulering en de volgorde vastliggen. Per vraag kunnen eventueel aanwijzingen gegeven worden over de aspecten waarover de interviewer moet doorvragen. Deze vorm kan gezien worden als het afnemen van een aantal korte ongestructureerde interviews achter elkaar. Bij een vraaggesprek moet je op verschillende zaken letten om de juiste informatie in te winnen. Je stelt open vragen: dat zijn vragen die je niet met ja of nee kunt beantwoorden. Je biedt de ander de kans om een vrij uitgebreid antwoord te geven en ervaringen te delen. Om specifieke informatie te bekomen, stel je gesloten vragen. Deze beperken de antwoordmogelijkheden. Wees voorzichtig met het stellen van suggestieve vragen: vragen die een waardeoordeel of een veronderstelling bevatten. Je gesprekspartner kan hierdoor het idee krijgen dat hij in een bepaalde richting wordt geduwd en dichtklappen. Soms krijg je niet meteen een duidelijk antwoord op je vraag krijgt. Bijvoorbeeld omdat de andere de vraag niet goed begrepen heeft, of omdat hij/zij een antwoord uit de weg gaat. Het kan ook zijn dat je vermoedt dat er meer achter het antwoord schuilt. In al deze gevallen geldt: doorvragen. Alleen als je dieper op een antwoord ingaat, kun je de benodigde informatie vergaren. Een andere manier om meer duidelijkheid te scheppen, is het samenvatten van een antwoord. "Als ik het goed begrijp, bedoelt u dus dat...?" Je dwingt je gesprekspartner hierdoor om zijn eerdere antwoord nogmaals toe te lichten. Enkele tips: - Vasthouden aan de rode draad in het gesprek - Op het juiste moment de juiste vragen stellen. Timing is ontzettend belangrijk . - Goed kunnen luisteren. Je gaat meteen na of je begrijpt wat de ander zegt, of het een antwoord op de vraag is en of je hier dieper op moet ingaan. - Stil kunnen zijn. De taak van een interviewer is het stellen van vragen. Toch kan juist een stilte in een gesprek extra informatie opleveren. - Je lichaamshouding en de toon waarop je spreekt zijn bepalend voor de sfeer tijdens een gesprek. Je houding moet je afstemmen op het gespreksdoel. - Goed voorbereid zijn. Je moet voldoende van je gesprekspartner afweten om de juiste vragen te kunnen stellen en de gegeven informatie naar waarde te kunnen schatten. - Reageer op vaagheden - Breng ordening aan in het antwoord - Confronteer met tegenstrijdigheden - Vraag om toestemming om het gesprek op te nemen. Zo verlies je geen waardevolle info en kan je de aandacht volledig bij het interview houden. - Beluister de tapes zo snel mogelijk na het interview. Of schrijf je nota’s zo snel mogelijk uit. Je vergeet snel wat mensen juist bedoelen met hetgeen ze gezegd hebben. - Plan je interview op voorhand en bereid je goed voor. - Respecteer de vertrouwelijkheid. Ga zorgvuldig om met info en geef deze niet door als dat gevraagd werd. Enkele vragen die in de klas kunnen gebruikt worden bij het voorbereiden:
18
-
Hoe vind ik mensen die ik kan interviewen en hoe benader ik die? Waar ga ik het interview houden: bij de geïnterviewde thuis bijvoorbeeld of ergens anders? Hoe begin ik met het gesprek: wat vertel ik over het onderzoek, over de loop van het interview en eventueel over mijzelf? Wat doe ik als de geïnterviewde heel weinig uit zichzelf vertelt? Wat doe ik als de geïnterviewde naar mijn eigen mening vraagt? Hoe blijf ik neutraal, ook als de geïnterviewde iets zegt waar ik het helemaal niet mee eens ben bijvoorbeeld? Hoe straal ik uit dat ik geïnteresseerd ben in wat de geïnterviewde vertelt, maar kan ik ondertussen wel het gesprek in eigen hand houden? Hoe maak ik tijdens het gesprek aantekeningen? Hoe sluit ik het gesprek af?
Bespreken/evalueren van de opdracht: -
Welke typen vragen werden gesteld? Geef aan of je vindt dat je een duidelijk en voldoende antwoord hebt gekregen ? Zo nee, wat heb je gedaan om alsnog een duidelijk/voldoende antwoord te krijgen? Hoe voelde het om met mensen te praten over zo’n gevoelig onderwerp? Hoe reageerde de geïnterviewde op de vragen, Werd er op sommige vragen een antwoord geweigerd? Waarom? Kan je dat begrijpen? Zou je zelf alle vragen beantwoorden? Waarom wel/niet?
19