EDISCH
OFFICIEEL O R G A A N
VAIl
T
T
DE KONIblKLIJKE NEDERLAIIDSCHE M A A T S C H A P P I I TOT BEVORDERING DER GENEESKUHST
Hoofdredacteur: W. J. Royaards - Redactiesecretaris: J. J. van Mechelen - Bestuur: K. Vaandrager, Deventer, voorzitter; Prof. Dr. A. Kummer, Amsterdam, vice-voorzlfter; Dr. C. de Greet, Rotterdam, secretaris; Dr. M. van der Stoel, Voorscholen, penningmeester; A. J. M. van Susante, Aalst-Waalre - Redactle en abonnementenadm. Keizersgracht 327, Amsterdam, Tel. 33300.
UNIVERSITEIT EN HUISARTSENSCHOLING DE voorzitter van het Nederlands Huisartsen Genootschap heeft op bet onlangs gehouden congres van dit Genootschap betoogd, dat het dringend nodig is aan de opleiding en nascholing van huisartsen op universitair niveau meer aandacht te schenken. Hij heeft daarbij de vraag gesteld of het niet mogelijk zou zijn aan de universiteiten docenten in de algemene geneeskunde te benoemen. Het was een uit de praktijk geboren cri de coeur en het leed geen twijfel dat hier de aandacht werd gevestigd op een verlangen, dat bij vele huisartsen leeft. De aandrang om aan de scholing van de huisarts op universitair niveau bijzondere aandacht te schenken is zeker niet nieuw. Met name in Angelsaksische landen bestaat hierover reeds een uitgebreide ervaring en het zou de moeite waard zijn een overzicht samen te stellen van wat daar en elders op dit gebied reeds bestaat. Hoewel ongetwijfeld de docenten bij hun onderwijs er op uit zijn hun leerlingen voor de praktijk op te leiden, en sommigen hieraan bijzondere aandacht schenken, is de vraag toch gerechtvaardigd of men in ons land inzake de scholing va n de huisarts niet te lang
INHOUD 14e Jaargang - 4 december 1959
- No. 4 9
Universiteit en huisartsenscholing . . . . . De Wereldgezondheidsorganisatie (W.H.O.) . Uit het parlement . . . . . . . . . . .
Uit de praktijk . . . . . . . . . . . . Discussie rapport Reorganisatiecommissie. Aannamekeuring en pensioenkeuring . . . . Van bet Hoofdbestuur:
Aanvullende beschrijvingsbrief . . . . . Kort verslag vergadering . . . . . . .
Van her Centraal Bestuur L.S.V.:
Kandidaatstelling . . . . . . . . Uit de afdelingen . . . . . . . . . . Ingezonden stukken . . . . . . . . . Varia . . . . . . . . . . . . . Personalia . . . . . . . . . . .
. . .
. .
blz.
723 724 725
729 730 732 734 735 735 735 736 737 738
traditionele wegen blijft bewandelen en of daardoor de moderne huisarts wel met voldoende kennis is toegerust als hij, de universiteit verlatende, zich gaat begeven op het voor hem specifieke werkterrein, dat vergeleken bij vroeger zo sterk is uitgebreid en veranderd. Het is ongetwijfeld niet gemakkelijk voor de universiteiten, in het bijzonder niet voor die, welke op z66r oude tradities kunnen bogen, een nieuwe weg in te slaan, als niet vaststaat dat met het bewandelen daarvan een uitgesproken wetenschappelijk doel gediend is. Aan de andere kant dragen de universiteiten met elkander de verantwoordelijkheid voor de opleiding en de scholing der artsen, ook van de huisartsen en geen Alma Mater mag voldaan zijn, als zij haar adepten niet een opleiding geeft, die hen bekwaam maakt voor het volbrengen van de taak, die hun in de maatschappij te wachten staat. Het werk der huisartsen is belangrijk, het is een moeilijk onderdeel van de geneeskunst en talrijk zijn de vragen die heden ten dage bij de uitoefening daarvan opkomen. Omdat men zich in de kring der huisartsen bewust is van de verantwoordelijkheid en mogelijkheden, die zich steeds duidelijker gaan aftekenen, leeft aldaar een bereidheid en verlangen zich aan te passen aan de veranderende omstandigheden. Het Nederlands Huisartsen Genootschap is daarvan een sprekende uiting en de steun die de Koninklijke Nederlandsche Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst aan dit genootschap geeft, is een bewijs, dat ook in ruimer artsenkring het belang van dit alles wordt gezien. De voorzitter van bovengenoemd Genootschap heeft gemeend het dreigend gevaar te moeten signaleren dat, als de hulp op universitair niveau zou uitblijven, het goede werk, dat in enthousiasme en toewijding door de huisartsen zelf is opgezet ,,niet boven het dilettantisme zal uitgroeien." Moge deze cri de coeur van de voorzRter van het Nederlands Huisartsen Genootschap w o m e n gehoord en ernstig in overweging worden genomen. R. 723
Dr. H. DOELE,N1AN :
DE WERELDGEZONDHEIDSORGANISATIE (W.H.O.) DE collegezaal van het Instituut voor Preventieve Geneeskunde te Leiden was geheel gevuld, toen Prof. Dr. P. Muntendam Dr. M. G. Candau, Directeur-Generaal van de Wereldgezondheidsorganisatie te Gen~ve, op dinsdag 24 november j.1. welkom heette. Dr. Candau zei verheugd te zijn in Leiden over de W.t;I.O. te mogen spreken, omdat deze organisatie steunt op wetenschappelijke basis en omdat de medewerking der Universiteiten noodzakelijk is voor een goede uitoefening van de taak, die de W.H.O. zich gesteld heeft. Hoewel de W.H.O. 12 jaar geleden offici~el werd opgericht door de United Nations, waren de werkzaamheden al veel eerder begonnen. In een overzichtelijk betoog vertelde Dr. Candau welke activiteiten de W.H.O. ontplooide. In grote trekken kunnen deze verdeeld worden in twee groepen, n.l. de algemene werkzaamheden over de gehele wereld en her ter hand nemen van objecten van gezondheidszorg in bepaalde landen. Tot de algemene werkzaamheden kunnen o.a. gerekend worden: a. Sanitaire maatregelen betreffende handel en verkeer, welke uiteraard in verschillende landen zeer uiteenlopen. b. Internationale standaardisering van vitaminen, hormonen, antibiotica en dergelijken. c. Bestudering van maatregelen, die leiden tot een internationale farmacopee. d. Idem voor de statistiek betreffende ziekten, ongevallen en doodsoorzaken. e. Co/Srdinatie van wetenschappelijke research, waarbij stimulerend gewerkt wordt op nationale activiteiten. In dit verband was het interessant te vernemen, dat meer waarde gehecht werd aan het uitwisselen van gedachten in kleine groepen rond de tafel dan aan grote conferenties of symposia. Vooral de training in speciale techniek en de publicaties van wetenschappelijk werk horen tot dit terrein. f. De nomenclatuur is iets wat vraagt om bespreking op internationaal niveau, omdat de wetenschappelijke werkers elkaars taal moeten verstaan. Definities en begrippen van bepaalde ziektebeelden zijn vaak in verschillende landen geheel anders. De nationale activiteiten bestaan voornamelijk in assistentie van de regering om in bet betrokken land specifieke belangen te helpen behartigen. Op het ogenblik heeft de W.H.O. meer dan 800 projecten onderhanden, die niet vanuit Gen~ve geschieden, maar vanuit een zestal regionale afdelingen. Uitvoerig stond Dr. Candau stil bij 66n van de belangrijkste werkzaamheden: de malariabestrijding, waarbij bleek dat verwacht kon worden dat in Europa het malaria-programma in 1962 beEindigd zou kunnen worden, terwijl het voor bepaalde gebieden in 724
Afrika en Zuid-Amerika wellicht onmogetijk zaI blijken de malaria geheel uit te roeien. Zoals bekend moet de strijd tegen de malaria op verschillende punten gevoerd worden. Het is niet alleen nodig de overbrenging te beletten door middel van insecticiden, ook de parasieten moeten met medicamenten bestreden worden, waarbij het welslagen in hoge mate afhankelijk is van de medischsociale zorg, die in her betrokken land georganiseerd is. Is eenmaal een bepaalde methode gekozen, dan ontstaan weer nieuwe problemen, zoals b.v. bet resistent worden van insecten tegen een bepaald insecticide. De bestrijding is niet alleen een technisch probleem maar vaak ook een politiek probleem, terwijl daarnaast het tekort aan artsen, verpleegsters en goed onderlegd administratief personeel grote moeilijkheden geeft.Voorts heeft de wijze waarop tie bevolking medisch-sociaal opgevoed wordt grote invloed op her al of niet slagen van ondernomen activiteiten. Na de malariabestrijding werden nog enkele andere problemen als die der tuberculose, lepra, venerische ziekten en trachoom aangestipt. Het gehoor was kennelijk onder de indruk van de wijze, waarop Dr. Candau eenvoudig, maar door een groot idealisme bezield, ons een kaleidoscopisch beeld voorhield van de vaak hog onbekende werkzaamheden der W.H.O. Voor ieder die zich in ons land, waar veelal van over-organisatie sprake is, bezig houdt met medisch-sociale vraagstukken en die weet welke moeilijkheden voortkomen uit tekorten aan goede administratie, aan gebrek aan sociaal-contact met de bevolking, aan onvoldoende begrip en medewerking, is het duidelijk voor welke problemen de W.H.O. gesteld is in minder- en onder-ontwikkelde gebieden. De voordracht van De. Candau was niet alleen instructief maar gaf ons bovendien gelegenheid de gedachten eens verder te laten gaan dan de beperkte kring, waarin ze plegen te vertoeven. Het is nuttig te beseffen dat medici niet alleen kunnen medewerken aan hun opdracht n.l. bestrijding van ziekte en bevordering van gezondheid, maar ook aan het verbeteren van internationaal contact. Een belangrijk aspect daarvan is bet bevorderen van een beter begrip voor de mentaliteit en van de moeilijkheden van andere volken, hetgeen zeker ook de politieke sfeer in gunstige zin kan beinvloeden. Wij moeten grote eerbied hebben voor die collegae, die hun energie geheel inzetten om aan dat d0el mede te werken. In de discussie, die op de voordracht van Dr. Candau volgde, kwam de grote belangstelling, die voor zeer uiteenlopende problemen betreffende de Wereldgezondheidsorganisatie bestaat, duidelijk naar voren. Professor Muntendam bedankte tenslotte Dr. Candau namens de aanwezigen voor de wijze waarop de spreker zijn gehoor had weten te boeien met het behandelen van problemen, waarvoor wij artsen ons moeten interesseren, in welke sector der geneeskunde wij ook werkzaam zijn.
UlT HET PArLEmENT:
VRAGEN EN ANTWOORDEN ,,VOLKSGEZONDHEID" Onlangs is verschenen het Voorlopig Verslag der Tweede kamer over de begroting 1960 van Sociale Zaken en Volksgezondheid. Uit dat verslag zijn in Medisch Contact no 44 van 30 oktober, blz. 650, een aantal vragen overgenomen. In aansluiting op de vragen, welke dezerzijds naar voren werden gebracht uit de grote reeks, door de K a m e r aan de Minister gesteld, mogen thans de antwoorden worden gegeven, zoals die in de thans verschenen Memorie van Antwoord zijn aan te treffen. Ten gerieve van de lezer, die vragen en antwoorden naast elkaar wil leggen, worde de in M.C. no 44 gegeven nummering der vragen bij de daarop betrekking hebbende beantwoording herhaald: 172. Onmiddellijk nadat de minister zijn definitief standpunt tegenover de problematiek van her ziekenfondswezen heeft bepaaald, zal ten departemente een ontwerp van wet worden opgesteld. Het ligt niet in zijn voornemen incidentele voorzieningen bij de wet te treffen, in afwachting van een geheel nieuwe Ziekenfondswet, omdat hij het minder gewenst acht in geldend bezettingsrecht nog wijzigingen voor te stellen. 173. De Minister acht het met de Ziekenfondsraad weinig bevredigend, dat tengevolge van de loonsverhogingen, welke in bepaalde bedrijfstakken hebben plaats gevonden, verzekerden zich bij een ziekenfonds moeten laten uitschrijven en een ziektekostenverzekering moeten aangaan, wanneer deze personen nadien, door een mogelijk te treffen algemene voorziening achteraf met betrekking tot de welstandsgrens, weer onder de werking van de desbetreffende sociale verzekeringswetten zouden komen te vallen, zodat zij zich weer opnieuw bij een ziekenfonds zouden dienen te laten inschrijven en hun ziektekostenverzekering zouden moeten be~indigen. De Minister heeft zich dan ook reeds tot de S.E.R. gwend, met het verzoek hem op korte termijn te willen adviseren over de wenselijkheid van een incidentele maatregel, welke ook door de Ziekenfondsraad wordt voorgestaan, en waarbij, in afwachting van de uiteindelijk ten aanzien van de verhoging der loongrenzen te nemen maatregelen, vooralsnog de verzekeringsgerechtigheid niet zal worden be'invloed door de bedrijfstak en ondernemingsgewijze loonsverhogingen in bet kader van de vrijere loonpolitiek. (De S.E.R. heeft het gevraagde advies intussen gegeven - Red. M.C.) 177. De Minister is niet voornemens een regeling te ontwerpen, krachtens welke weduwen op dezelfde voet tot de wettelijke ziekenfondsverzekering zouden kunnen toetreden als de bejaarden. Daartoe acht hij geen aanleiding aanwezig op het ogenblik, dat de invoering van de A. W. W. het de betrokkenen toch reeds minder moeilijk maakt de premie van de vrijwillige verzekering te voldoen, terwijl zodanige maatregel de onbillijkheid jegens de andere personen, die op de vrijwillige verzekering zijn aangewezen, nog zou vergroten. De noodzaak tot een regeling over te gaan, zoals die bij de bejaarden bestond bij de invoering van de A. O. W. - handhaving van bestaande rechten bestond hier niet.
178. Het is zo goed als zeker, dat zowel de bestaande plannen inzake de verpleging in een verpleegtehuis als de verhoging van de honoraria van de medewerkers der ziekenfondsen en de stijging der kosten van de ziekenhuisverpleging tot een verhoging van de premie van de verplichte ziekenfondsverzekering zullen leiden. De Ziekenfondsraad adviseerde de premie te stellen op 5%, terwijl in het advies van de S.E.R. een premie van 4,9% wordt voorgesteld. A a n de hand van deze adviezen, waarvan het laatste pas 66n dezer dagen werd ontvangen, zal de Minister zich thans nader beraden. 182. Omtrent de huidige behoefte aan verpleegtehuizen staan nog geen betrouwbare cijfers ter beschikking. Wel is gebleken, dat deze behoefte regionaal, en met name tussen stedelijke en agrarische gebieden, vrij sterk uiteenloopt, hetgeen het bepalen van een totaal-cijfer niet eenvoudig maakt. Daar komt bij, dat de toenemende vergrijzing der bevolking vermoedelijk tot een stijging van deze behoefte zal leiden. Evenzeer is een stijging van de vraag naar verpleging in verpleegtehuizen te verwachten, wanneer het mogelijk zal blijken een landelijke regeling te treffen voor het betalen van de verpleegkosten. Ook hier echter is van her tempo der toeneming geen schatting mogelijk. Hieruit volgt dat het niet verantwoord zou zijn een schatting van de behoefte in 1965 te maken; volstaan moet worden met de mededeling dat op dit ogenblik gewerkt wordt met een schatting voor het gehele land van 1% bed per 1000 inwoners voor lichamelijke aandoeningen en % bed per 1000 inwoners voor geestelijke aandoeningen. 183. Op het ogenblik bestaat nog geen wettelijke regeling op grond waarvan tot erkenning van verpleeginrichtingen zou kunnen worden overgegaan. Wanneer de wettelijke grondslag - hetzij van de kant van het ziekenfondswezen, hetzij van de kant van bet ziekenhuiswezen - gevonden is, zal de geneeskundige hoofdinspecteur over erkenningen adviseren. In verband hiermede is de vaststelling van normen voor de erkenning van verpleeginrichtingen momenreel in studie. 184. De minister ziet in grote lijnen de taakafbakening aldus dat ziekenhuizen zich beperken tot opneming van acute patifinten, die de hulp van een specialist behoeven. Verpleegtehuizen zijn bestemd voor pati~nten, die niet thuis verpleegd kunnen worden, doch anderzijds niet de volledige outillage van een algemeen ziekenhuis behoeven, onder wie zich ook chronische pati~nten bevinden. Bejaardenhuizen nemen valide bejaarden op, zij het dat zich in deze inrichtingen ook wel personen kunnen bevinden, die enige vorm van verpleging blijken te behoeven. 189. Er zijn twee landelijke organisaties, welke - onder andere -de sanering van bestaande en de oprichting van nieuwe verpleegtehuizen trachten te bevorderen. De ene organisatie wordt reeds enige jaren gesubsidieerd. De andere organisatie heeft eerst dit najaar een subsidieaanvrage ingediend, welk verzoek nog in behandeling is. Voor 725
zoveel nodig worden deze organisaties betrokken bij de uitvoering van de bestaande plannen, hetzij door de Minister hetzij door de inspectie van de volksgezondheid of de Ziekenfondsraad. 190. In een zestal provincies wordt krachtens een provineiale verordening toezicht uitgeoefend op bejaardentehuizen, verpleegtehuizen, rusthuizen e.d. Dit zijn de noordelijke en oostelijke provincies, benevens Utrecht. Krachtens deze verordeningen moeten alle verpleegtehuizen e.d. bij Gedupeerde Staten worden aangegeven en kunnen Gedupeerde Staten aanwijzingen geven omtrent de verzorging der pati~nten. Bij niet naleving dezer aanwijzingen is de exploitant strafbaar en kunnen bovendien Gedupeerde Staten verdere exploitatie verbieden, hetgeen op grond van artikel 156 van de Provinciale Wet meebrengt dat zij die ook met de sterke arm kunnen verhinderen. Her toezicht wordt uitgeoefend door of namens Gedupeerde Staten. In de verordeningen zelf zijn geen normen vermeld waaraan de inrichtingen moeten voldoen. Van geval tot geval wordt nagegaan of een bepaalde inriehting verbetering behoeft. Buiten de genoemde provinci~n wordt in een aantal gemeenten, over het algemeen grotere, op ongeveer dezelfde wijze door of namens B. en W. toezicht uitgeoefend. 194. Inderdaad stelt de memorie van toelichting, dat nagegaan zal moeten worden of de mogelijkheid tot vroegtijdige revalidatie bevorderd kan worden in het kader van de nieuwe Invaliditeitswet. Omtrent de wijze, waarop deze revalidatie, ook organisatorisch, zal worden geregeld, heeft de Minister evenwel thans zijn standpunt nog niet bepaald. 195. Hoewel, zoals uit bet antwoord op de vorige vraag blijkt, de minister zijn standpunt met betrekking tot de revalidatie in bet kader van de nieuwe invaliditeitsverzekering nog niet heeft bepaaald, is hij van mening, dat rekening zal moeten worden gehouden met de persoonlijke vrijheid van de patient en met de persoonlijke verantwoordelijkheid van de behandelend arts, gelijk dit ook thans reeds gesehiedt bij de uitvoering van de Ongevallenwetten en de Invaliditeitswet, welke eveneens de mogelijkheid van revalidatie voor rekening van een sociaal verzekeringsorgaan kennen. 200. Her opheffen van plaatsingsmoeilijkheden ten aanzien van opneming van geestelijk gestoorden in psychiatrische inrichtingen is afhankelijk van een groot aantal factoren, die de Minister in de beantwoording van andere vragen aan de orde stelt. 205. De Minister deelt mede, dat bet tekort aan verplegend personeel, met name in de psychiatrische inrichtingen, ook wel B-inrichtingen genaamd, de Regering nog evenzeer verontrust als in de afgelopen jaren. Het komt de Minister voor dat van de bijzondere arbeidsvoorwaarden speciaal de aan de verpleging inherente ongeregelde diensten niet alleen in de B-inrichtingen, maar eveneens in de A-ziekenhuizen van invloed zijn op het tekort aan verplegenden. Hij meent, dat voorts de onbekendheid met her werk en met de moderne therapeutische mogelijkheden in de psychiatrische inrichtingen voor veel meisjes nog een belemmering vormt om de Bopleiding te kiezen. 726
De Minister wijst erop, dat de duur van de B-opleiding niet langer is dan die van de A-opleiding. De totale opleidingsduur van elk van beide opleidingen bedraagt drie jaar. Van bet herhalingsonderwijs, dat verplieht gesteld was in her eerste leerjaar voor die leerlingen van de B-opleiding die niet aan de vereiste voorwaarden van vooropleiding voldeden, kan sinds 10 september door de Minister voor het grootste gedeelte van de vakken ontheffing verleend worden, zodat dit punt geen bezwaar rneer voor eventuele gegadigden behoeft te vormen. Het bezwaar van het leven in internaatsverband geldt naar de mening van de Minister zowel voor de A- als voor de B-inrichtingen, hoewel het inwonen niet overal en voor alle verplegenden verplicht gesteld is. Door bouw van moderne zusterhuizen zijn in vele gevallen de bezwaren, welke aan her internaat verbonden zijn, voor een belangrijk deel weggenomen. 207. De resultaten van de bestudering van de gehele opleiding voor verplegenden kunnen, voorzover deze door het terzake ingestelde advieslichaam, de Voorlopige Verplegingsraad, in rapporten zijn neergelegd, zeer binnenkort tegemoet gezien worden. Op de vraag of binnenkort een differentiatie in de opleiding zal worden ingevoerd, kan de Minister thans nog geen antwoord geven. Deze mogelijkheid kan eerst worden overwogen, als de Voorlopige Verplegingsraad een afgerond rapport over de gehele opleiding van verplegenden aan hem zal hebben uitgebracht, waartoe genoemde raad in verband met de bijzondere omvangrijkheid van de materie, op dit ogenblik nog niet in staat is. 212. De vraag of en hoe een sluitende regeling tot stand kan worden gebracht met betrekking tot een ,,stralenkaart", aangevende de totaliteit der door de geregistreerde ontvangen straling, is nog in studie. Opgemerkt moge worden, dat registratie van de bij de arbeid ontvangen stralingsdoses - althans waanneer her radiologisch of daarmede gelijkgesteld personeel betreft reeds geschiedt op grond van her Veiligheidsbesluit ioniserende stralen. 216. Her valt op dit ogenblik niet te bezien of binnen afzienbare tijd een wettelijke regeling ter zake van de schoolgezondheidszorg ingediend kan worden. Zoals reeds in de memorie van antwoord bij de begroting voor /let jaar 1958 werd medegedeeld, is aan de Centrale Raad voor de Volksgezondheid de vraag voorgelegd of in beginsel een wettelijke regeling gewenst is en zo ja, welke onderwerpen naar de mening van de raad in een dergelijke wet regeling behoeven. 222. Uit artikel 9 van de bij de beschikking van zijn ambtsvoorganger van 15 november 1956 vastgestelde subsidievoorwaarden voor de reumatiekbestrijding luidende: ,,Onderzoek op reumatische aandoeningen van personen, die voor dit onderzoek waren verwezen worden door de huisartsen en specialisten moet kosteloos geschieden.", volgt, dat de subsidi~ring van deze consultatiebureaus voldoende dient te zijn om deze in staat te stellen deze gratis te verlenen. Krachtens bovengenoemde subsidievoorwaarden bedraagt her subsidie 100% van de personeelsuitgaven en 50% van de kosten verbonden aan het medisch onderzoek.
l II I
I IIIII
I
I
Beperkt
~ ~ uwrisico
K o o p ter beurze
genoteerde Participatiebewijzen
Algemeen Fondsenbezit (AF.) Iniichtingen:Postbus 1700 - A'dam II
20 stUkS
De
I
~ 1.~,
tabletvorr~ . -
n~u.
tt . w
.........
~o~a~borgt een ~o~Sta~t - .,n.t her totaal eztfa~t
fiee'~
Dit komt neer op een rijksbijdrage van ongeveer 80% in de totale uitgaven der eonsultatiebureaus. Daarnaast worden door provincies e n / o f gemeenten en/of particulier initiatief bijdragen verstrekt. De Minister beraadt zich nog over de vraag in hoeverre her uit een oogpunt van algemene gezondheidszorg noodzakelijk is de bovenvermelde adviezen gratis te doen verstrekken. De medisch-opvoedkundige bureaus geven niet alleen advies, doch verlenen ook preventieve en curatieve hulp ten behoeve van kinderen tot 18 jaar, die wegens psychische stoornissen aanpassingsmoeilijkheden vertonen in gezin, school en maatschappij. De aard van de behandeling maakt het gezien de ervaring in de psycho-therapie gewenst, dat de ouders of verzorgers iets betalen voor de curatieve hulp, met name de psycho-therapie, op grond van de gedachte, dat zij ernstig en krachtig naar verandering moeten streven en er iets voor over moeten hebben. 223. Zowel voor de sociaal-medische consultatiebureaus voor alcoholisten als voor de provinciale diensten voor de revalidatie is een concept-subsidieregeling ontworpen. Over diverse onderdelen daarvan wordt nog nader overleg gepleegd. Het laat zich aanzien, dat deze regelingen spoedig van kracht zullen worden. 224. Toen de begroting voor her dienstjaar 1960 werd opgesteld, was het nog niet mogelijk te overzien, op welk tijdstip de Wet op de geneesmiddelenvoorziening in werking zou kunnen treden, noch welke uitgaven daarmede gepaard zouden gaan. Inmiddels is de voorbereiding van de inwerkingtreding gevorderd en zijn met name ontwerpen voor de algemene maatregelen van bestuur tot uitvoering der wet in gevorderd stadium. De verwachting bestaat, dat de wet in de loop van 1960 geleidelijk in werking zal kunnen treden. De benodigde middelen zullen dan, zodra een raming daarvan mogelijk is, bij suppletoire begroting worden aangevraagd. 227. Het moet uiteraard op een 'misverstand berusten, dat de bouwkosten per ziekenhuisbed in de laatste 8 jaar gestegen zouden zijn van f 5.000 tot f 40.000. Indien het gaat om totale nieuwbouw van een algemeen middelgroot ziekenhuis, met inbegrip van polikliniek en zusterhuis, kan gezegd worden, dat de globale stichtingskosten (bouw plus inventaris) per bed gestegen zijn van ruim f 30.000 bij voltooiing in 1954 van een vierjarig bouwwerk, tot f 34.000 bij voltooiing in 1958, terwijl thans ruim f 40.000 geraamd wordt voor plannen, die een vierjarige bouwperiode tegemoet gaan en dus in ongeveer 1963 worden voltooid. Deze cijfers kunnen uiteraard slechts met grote voorzichtigheid worden gehanteerd, daar de plaatselijke omstandigheden en gevolgde bouwplannen te verschillend zijn om anders dan in zeer algemene termen hierover te spreken. Nochtans is her duidelijk, dat inderdaad van niet onaanzienlijk stijgende lasten van ziekenhuisbouw sprake is. In verband hiermede zou beddenuitbreiding boven de te voorziene behoefte financieel niet verantwoord zijn. Een andere vraag is echter of dit leiden mag tot overheidsingrijpen in de vrijheid tot ziekenverpleging. Uiteraard kunnen van overheidswege eisen gesteld worden aan 728
de kwaliteit der verpleging; het zou kunnen blijken dat de huidige medisch-hygiSnische eisen en eisen van moderne medische behandeling zo hoog zijn of worden, dat verantwoordelijke ziekenhuisbesturen zich ook zonder overheidsingrijpen reeds beperkingen moeten opleggen. Zij lopen anders het risico van onderbezetting, hetgeen nog meer het geval zal zijn als de verpleegduur in ziekenhuizen nog beperkt kan worden door poliklinische behandeling of door opneming van bepaalde groepen patiSnten of herstellenden in minder kostbare inrichtingen. 228. De samenwerking tussen de verschillende ziekenhuizen is een der belangrijkste onderwerpen, waarover de door de ambtsvoorganger van de ondergetekende in 1954 ingestelde Commissie Ziekenhuisvraagstukken, die haar taak nog niet be~indigd heeft, reeds advies uitbracht. De interim rapporten van 1955 en 1956, eerst gepubliceerd in de vaktijdschriften, in 1959 ook door her Staatsdrukkerij- en Uitgeverijbedrijf, hebben toen zo min als nu tot stappen van hogerhand geleid. Dit is niet onbegrijpelijk, daar op allerlei punten een min of meer vergaande samenwerking reeds voorkomt en de rapporten e r o p wijzen, dat van samenwerking op basis van vrijwilligheid meer verwacht mag worden dan van overheidsingrijpen. De voortgezette studie en concretisering van meningsvorming in de breed samengestelde Commissie Ziekenhuisvraagstukken zal, naar de Minister hoopt, bevordelijk zijn niet alleen aan de samenwerking tussen die ziekenhuizen onderling, doch ook van hen met de ziekenfondsen, doordat de commissierapporten aan de desbetreffende organisaties een weg wijzen. 229. Uit een door de Commissie Ziekenhuisvraagstukken over de jaren 1951 t / m 1955 in achttien ziekenhuizen naar de ontwikkeling van de kostprijs ingesteld onderzoek, waaromtrent het eindrapport in augustus 1959 is vastgesteld en eerlang zal worden gepubliceerd, blijkt dat in het niveau der baten tussen particuliere en gemeentelijke ziekenhuizen weinig verschil bestaat, doch dat bet kostenniveau der gemeentelijke ziekenhuizen aanzienlijk hoger ligt. De oorzaak hiervan moet vooral in de salarislasten worden gezocht, ondanks her feit dat het salarisniveau in particuliere en gemeentelijke inrichtingen vrijwel gelijk ligt; er zijn echter verschillen in aantal personeel, in honorering b.v. door lagere honorering van religieuzen, enz. Dit behoeft nog niet erop te wijzen, dat de (semi-) gemeentelijke ziekenhuizen meer service zouden bieden dan de particuliere. De hoge kosten der gemeentelijke inrichtingen worden uit de openbare middelen gedekt, doch er is een streven bij de gemeentebesturen te onderkennen om tot kostendekkende verpleegprijzen te komen. Kunnen zij dan het kostenniveau niet drukken, dan zal de ,,concurrentie-positie" der particuliere inrichtingen verbeteren. Bij het streven naar versterking van de gemeentelijke zelfstandigheid passen geen maatregelen om op het stuk der verpleegtarieven de autonomie der gemeentebesturen aan te tasten, t e m i n d e r wanneer geen concrete gevallen bekend zijn, dat inderdaad een gemeentelijke beleidslijn wordt gevolgd, die voor een of meer bepaalde particuliere ziekenhuizen nadelig zou zijn. Bedacht moge overigens worden, dat iedere opwaartse druk op de verpleegprijzen een lastenverzwaring voor de patii~nten teweegbrengt en dus vermeden moet worden. De Minister meent, dat de prijsvaststellingen vanwege
ZK Ik heb een pati~nte die sinds lange tijd voor een ernstige chronische kwaal onder mijn behandeling is. Vooruitzicht op genezing bestaat er niet, ook niet volgens het oordeel van enkele in de loop der jaren geraadpleegde specialisten. Dezer dagen kwam ze weer eens op mijn spreekuur: of ik haar een briefje wilde geven. Ik informeerde war voor een briefje ze bedoelde, want daar kan zoveel onder worden verstaan: van een recept of een briefje voor een ondersteek, tot allerlei verklaringen, die je volgens ,,het groene boekje" volstrekt niet mag geven. Toen vertelde ze me, dat ze, omdat ze niets vooruit ging, de hulp van de heer X had ingeroepen, en daarbij noemde ze de naam van een welbekend representant van de groep der zogeheten ,,paranormaal-begaafden". Ze toonde me een briefkaart, die ze van de heer X had teruggekregen en waarop het volgende gedrukt stond: ,,Geachte M., Door overstelpende drukte in mijn praktijk kan ik u momenteel niet ontvangen. T.z.t. ontvangt u een uitnodiging. U gelieve hierover niet te telefoneren of
zijn ambtgenoot van Economische Zaken in dit verband een nuttige uitwerking hebben en voor de ziekenhuizen in het algemeen aanvaardbaar zijn, in aanmerking nemende dat ziekenhuizen geen winstoogmerk nastrevende instellingen zijn. De maximum prijsvaststelling betekent slechts dan een keurslijf,.indien doorberekening van kosten, die ten laste van de patient mogen komen niet zou worden toegestaan. Her is de Minister niet bekend, dat dit bet geval zou zijn en dan nog wel in het bijzonder bij particuliere inrichtingen. 235. De Minister heeft de stellige indruk dat men zich van Nederlandse zijde bij het maken van internationale afspraken, betreffende de volksgezondheid, er rekenschap van geeft of de toepassing dier afspraken hier te lande mogelijk is. Het maken van internationale afspraken op het terrein van de sociale zekerheid, met name waar het betreft het verlenen van diensten bij ziekte - - dus op het terrein van bet ziekenfondswezen - - is een zaak van bet vinden van het juiste compromis. Nooit kan daarbij geheel worden voorkomen dat hier en daar moeilijkheden bij de invoering ontstaan. De Minister zijn geen gevallen bekend, waarbij die moeilijkheden niet konden worden opgelost. De Minister is in voorkomende gevallen bereid te overwegen of het gewenst is dat contact met de desbetreffende organisaties wordt opgenomen.
te schrijven, dat stagneert nog meer. ,,Hierbij ingesloten foto retour. Hoogachtend X." M a a r dat was niet alles. Op hetzelfde kaartje stond nog een verhaal met de pen bijgeschreven. Dit luidde: ,,Wachttijd 1 89jaar. U dringt op spoedige oproep aan. Tegenover de wachtenden is dit alleen verantwoord, indien u mij omgaand een accoordbriefje van Uw huisarts toestuurt, met Uw naam en adres. De Aministratie." En of ik dus zo vriendelijk zou willen zijn even zo'n akkoordbriefje te geven. Daar zat ik. Natuurlijk wilde ik per se zo'n briefje niet afgeven. Ik voel er niets voor, X de gelegenheid te geven door middel van een briefje van de huisarts - ongeacht de inhoud daarvan - aan te tonen, dat ook artsen hun pati~nten naar hem ,,verwijzen". M a a r hoe leg ik haar dat uit? Zij zal immers her gevoel hebben dat ik haar op deze manier dupeer? Ze vroeg me natuurlijk direct of ik het erg vond war zij gedaan had. Ik kon niet veel anders antwoorden dan dat ik het niet ,,erg" vond en het ook wel kon begrijpen, maar dat ik er onmogelijk mijn medewerking aan kon verlenen en dat ik dat zelfs niet mbcht doen. Ik heb er maar niet bijverteld, d a t e r een - door de Hoge Raad bevestigde - uitspraak van het Amsterdamse Tuchtcollege bestaat, volgens welke het vertrouwen in de stand der geneeskundigen eist, ,,dat de geneeskundige zich onthoudt van materi~le of morele steun aan de uitoefening der geneeskunde door onbevoegden." Enfin, het was niet gemakkelijk om haar duidelijk te maken, waarom ik toch echt niet aan haar verzoek kon voldoen, maar tenslotte ben ik daar, geloof ik, wel in geslaagd en lijkt onze goede verhouding door dit incident niet te zijn geschaad. Maar of dit in dergelijke situaties altijd zo zal lukken? Toch wel een handige jongen, die X. Huisarts.
A a n het einde van de keuze uit de reeks vragen in M. C. no. 44, waarop thans de hierboven weergegeven antwoorden zijn gevolgd, is ook hog ~ n vraag uit de paragraaf arbeidsverhoudingen overgenomen, namelijk vraag 9, luidende: Zal de Regering bij de overweging van haar standpunt ten opzichte van de overeenkomsten tussen de ziekenfondsen en hun medewerkers behoudens de kostenstijgingen en de compensaties voor inmiddels plaats gevonden loonronden, her verband met de nieuwe richtlijnen voor de loonpolitiek in acht nemen? Op deze vraag heeft de Minister het volgende geantwoord: Bij de overweging van het standpunt van de Regering ten opzichte van de overeenkomsten tussen ziekenfondsen en hun medewerkers spelen uiteraard de kostenstijgingen een belangrijke rol. Tot die kostenstijgingen behoort mede de stijging van de lonen van het personeel van de medewerkers, welke stijging uiteraard in overeeenstemming behoort te zijn met de nieuwe richtlijnen voor de loonpolitick. De stijging van de honoraria van de medewerkers kan echter bezwaarlijk uitsluitend getoetst worden aan bedoelde richtlijnen, aangezien de medewerkers der fondsen geen werknemers zijn. 729
DISCLISSIE OVER:
HET RAPPORT DER REORGANISATIECOMMISSIE Onder het motto ,,beter laat dan nooit" verzoek ik de redactie van M.C. een plekje in haar kolommen. De afdelingsvergadering Leeuwarden, waar collega Bleeker een overzicht gaf van de plannen tot reorganisatie, werd pas een week geleden gehouden en dit maakte mij voor 't eerst attent op bet rapport der Reorganisatie-Commissie. De conclusie dezer Commissie blijkt dus te zijn: 1e Reorganisatie der Maatschappij is noodzakelijk. 2e Deze moet inhouden een integratie der ,,Maatschappelijke Verenigingen in de Maatschappij en niet zijn gericht op een federatieve opbouw." 3e Integratie moet plaats vinden op basis van gelijkwaardigheid en pariteit. 4e Geeft antwoord of tracht antwoord te geven op de vraag ,,hoe moet dit dan". Nu is mijn persoonlijke visie, die ik hier wil weergeven, vooral ook omdat de Redactie M.C. tot schrijven animeerde (M.C. no. 45), wel enigszins anders. Het lijkt ge~igend, de Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst te vergelijken met andere gemeenschappen. Weliswaar is de variatie der leden veel en veel geringer, allen toch zijn medici, doch er moet worden geregeerd en wel in democratische geest. De wijze van samenstelling ener democratische maatschappij is nu zo, dat de ministerraad, te vergelijken met het H. B., vele koppen telt, waaronder ook een enkele voor defensieve doeleinden. Nu was de oorspronkelijke idee der ,,Belangen"-verenigingen pal staan voor de belangen van respectievelijk 66n of meer der drie verschillende groepen van artsen, huisartsen, specialisten en ambtenaren. Men zou deze Belangenverenigingen dus wel als een soort strijdgroepen kunnen beschouwen, althans zo was het vroeger. Naar het schijnt hebben ze nu ook andere taken op zich genomen, zoals in het kort op blz. 602 M.C. 41 2e kolom staat omschreven. En het schijnt dat dit taken zijn, die in feite de Maatschappij zelf zou behoren te vervullen. We hebben, zoals ik het althans meen te moeten zien, dus gekregen een vreedzame usurpatie van taken door deze Belangenverenigingen. Met dit gevolg, dat nu twee lichamen zich in 66n taak zullen kunnen vastbijten. Zo'n toestand kan tot moeilijkheden aanleiding geven, heeft dit in feite blijkbaar reeds gedaan. Het lijkt mij daarom toe, daC het H. B. een volkomen foutieve weg op zal gaan, wanneer het zieh de teugels nog meer uit handen laat nemen. Ook ik ben, evenals collega Festen, van mening, dat een terugkomen van de verkeerde weg niet mag worden beschouwd als ,,het terugzetten van de klok". Integratie is wel heel mooi, maar het moet re~el zijn. We behoren in een georganiseerde maatschappij een sterk verdedigingsapparaat te hebben. Ja, het kan zelfs gewenst zijn, dat dit apparaat offensief te werk zal moeten gaan, maar dit apparaat behoort niet eigen ethische idee~n te 730
volgen; het behoort de ethische regels der Maatschappij te volgen, die uiteindelijk een en hetzelfde moeten zijn voor ons allen. Wanneer de hantering der ethische regels door een Belangenvereniging niet zal zijn, zoals de Maatschappij zich voorstelt dat het behoort, moet het H. 13. kunnen ingrijpen. In feite behoort dus het H. B., zoals u[t her bovenstaande volgt, boven de besturen der Belangenverenigingen te staan. Hier past een gelijkwaardige integratie niet. Het bestuur der Belangenvereniging diene het belang dezer vereniging, het H. B. lette op de eigen zaak en grijpe in wanneer de 13elangenvereniging haar belangen op minder geschikte wijze zou behartigen. Daar de Belangenverenigingen zeer groot ziin en ten slotte alle Maatschappij-artsen er automatisch lid van zijn, dienen zij te zijn vertegenwoordigd in het H.B. en zeker ook stemgerechtigd. Hoe sterk deze vertegenwoordiging zal moeten zijn, zou nader moeten worden bezien. Doch de afdelingsafgevaardigden zullen ten allen tijde een ruime meerderheid moeten vormen ten opzichte van de groepsafgevaardigden. Ditzelfde geldt voor de Algemene Vergadering. Her deed mij genoegen te lezen dat collega Bonnet, weer om andere redenen, meent, dat de integratie volgens de Reorganisatie-Commissie in de praktijk wel eens anders uit zou kunnen vallen dan wordt gedacht en dat ook hij ijvert voor een kleinere vertegenwoordiging der Belangenverenigingen. Wel zou ik hier - en daarom handhaaf ik de term ,,Belangenverenigingen" - willen betogen, dat het goed ware indien de besturen dezer verenigingen in een strijdbaarheid een reEle steun zouden zijn voor het H.B. en dat hun taak dus als het ware een vakverenigingstaak bij uitnemendheid zou zijn. Natuurlijk zal omgekeerd her H.B. dan ook de ,,Belangen" verenigingen met zijn overwicht en gezag tot stut moeten zijn. Want hoe we her wenden of keren, optreden van de vakvereniging, die strijdt voor de belangen van zijn leden, moet er zijn, dat blijkt de Iaatste jaren meer dan duidelijk. Maar boven deze taak staat her H.B. als geheel en d[t zal uiteindelijk her laatste woord moeten hebben bij eventuEle beslissingen. Het allerlaatste heeft dan de Algemene Vergadering. Zo kan dan het H.B. krachtig de Maatschappijbelangen verdedigen en toch winnen aan gezag en aanzien naar buiten. Handhaving ener goede rnedische moraal en van ethische normen blijve dan ressorteren bij H.B. en Algemene Vergadering alleen. Uit het bovenstaande zal wel duidelijk zijn dat punt 3 uit de bovenaangehaaalde conclusie der ReorganisatieCommissie mij in her geheel niet aanstaat. Met deze uiteenzetting heb ik getracht een visie te geven, die dus wel erg in strijd is met haar conclusies. Dat spijt mij, maar, in alle nederigheid gezegd, bet is niet anders. Wat het vierde punt betreft, dit kan ik dus bij mijn denkwijze wel laten rusten. De tijd is te kort geweest om hierover te peinzen. Het gaat alles te snel voor een log lichaam als de Maatschappij, waarvan de leden me-
Voor een zachte en doeltreffende
darmlediging:
Agarol
Een emulsie van paraffine-olie, agaroagar en een kleine hoeveelheid chemisch zuiver phenolphthaleine. Dit darmsmeermiddel geeft een vaste faeces en herstelt de peristahiek. Wi] zlen gaarne de aclressen van di~ cloktoren, die nlet regelmatlg literatuur en monsters van ons ontvangen, tegemoet.
F l a c o n s ~ 14 e n 6 oz.
N.V. SUBSTANTIA Lijnbaansgracht 210, Amsterdam C. In wetenschappe|ijke samenwerking met WARNER-CHILCO1 T Laboratories Morris Plains New Jersey, U.S.A.
TOT f 3 6 0 0 , - AFTREKKEN VAN UW BELASTINGAANGIFTE 1 9 5 9 ? Vraag het uw deskundige: de H A V B A N K / Indien u nog v66r 1 januari a.s. een lijfrenteverzekering of een aangepaste kapitaalverzekering sluit en betaalt, kunt u over 1959 tot f 3600,- in mindering brengen van uw belastbaar inkomen. Dat wil zeggen, dat de fiscus van 20 tot ruim 70O/o van de premie voor u betaalt!
Profiteer van deze mogelijkheid! q ~..~SVERZ EKGR/,,v
~..~:
,'1 p ~
--'~.
~
%
)
t"
N.V. LEVENSVERZEKERING-MAATSCHAPPIJ
H A V BANK SCHIEDAM - TEL. 010-69304 - TOESTEL 45
rendeels hard werken en er niet altijd toe komen direct in M.C. te kijken, laat staan op moeilijke kwesties te reageren. Nog een opmerking wil ik maken en deze is niet nieuw meer, naar ik gemerkt heb. Ook collega Wibaut wijdt hier in zijn discussie-bijdrage (M.C. 47) enige regels aan. Ik ben het geheel met zijn woorden eens, wanneer reeds 50 medici een afgevaardigde mogen benoemen en 1000 medici slechts vier, dan is dit niet zo'n gelukkige vondst en is er sprake van discriminatie..Wanneer Rotterdam 3 en den Haag 4 afgevaardigden mag kiezen, dan is dit ook vreemd. Want weliswaar telt de afdeling den Haag dan kennelijk meer leden dan de afdeling Rotterdam, m a a r de laatste afdeling zal toch meer inwoners hebben. En het moet toch niet zo zijn, dat de financiale status van de stad, resp. streek het aantal afgevaardigden be'/nvloedt. Men neme bijvoorbeeld Gooi- en Eemland, waar, naar ik hoorde, in een plaats als Bussum 66n medicus op 800 inwoners ressorteert (huisartsen) dank zij de gegoede atmosfeer. Het lijkt moeilijk doch noodzakelijk, hiervoor een billijker oplossing te vinden. Geldt niet ook voor deze zaken, dat wij medici hierin
niet voldoende gespecialiseerd zijn? Weten wij niet zelf het best, wat het waard is, bet oordeel van een of meer specialisten over een patiSnt te horen? Zijn er misschien ook specialisten te vinden, die inzake bestuursvorming en heropbouw ener gemeenschap van advies zouden kunnen dienen? Mensen, die hoofd van een gemeenschap zijn geweest bijvoorbeeld? Ik stel me voor, misschien geheel ten onrechte, dat een oud-burgemeester van een grotere stad, om redenen van milieu liefst een universiteitsstad, mogelijk goede adviezen zou kunnen geven. Misschien echter zijn er figuren, die in dit opzicht nog veel geschikter zouden zijn. Of is dit misschien reeds geschied zonder dat hier meer bekendheid aan werd gegeven? Doch helaas, zelfs al zouden er collegae zijn, die iets in het bovenstaande vinden wat bij hen aanslaat, het zal zeker te laat zijn om de proposities van de ReorganisatieCommissie alsnog te kunnen beinvloeden. De Algemene Vergadering komt immers in december reeds bijeen ter beslissing. Dr. F. H. ter Heege. Leeuwarden, 22 november 1959.
AANNAMEKEURING EN PENSIOENKEURING IN het Tijdschrift voor Sociale Geneeskunde van 6 november treft men een uitvoerig verslag aan van de in juni gehouden Bedrijfgeneeskundige Dagen 1959. In dit verslag worden ook samenvattingen gegeven van drie beschouwingen over aannamekeuring en pensioenkeuring, gehouden door A. Th. Groot Wesseldijk, bedrijfsarts Philips' Gloeilampenufabriek n.v., Dr. K. Modderaar, Rijks Geneeskundige Dienst te 's-Gravenhage en Mr. R. Straatsma van het ministerie van Sociale zaken en Volksgezondheid. Wij veroorloven ons deze samenvattingen hier over te nemen. De voor- en nadelen van aannamekeuring en pensioenkeuring worden eerst behandeld door A. Th. Groot Wesseldijk uit het oogpunt van het bedrijfsleven. Saamgevat luidt deze beschouwing: ER zijn van het standpunt van het bedrijfsleven voor- en nadelen aan een afzonderlijke beslissing ten aanzien van de arbeidsgeschiktheid en de toelating tot het pensioenfonds. De mogelijkheid om een sollicitant te beoordelen op zijn medisehe geschiktheid voor de functie, zonder rekening te houden met het abnormale risico, dat hij eventueel voor het pensioenfonds vormt, maakt het de keurende medicus gemakkelijk om in twijfelgevallen een beslissing te nemen ten gunste van de sollicitant. Er zijn bedrijven, waar de toetreding tot het pensioenfonds afzonderlijk wordt beoordeeld. Hierdoor is het mogelijk om arbeidsgeschikte kandidaten met een niet geheel duidelijke prognose tot het bedrijf toe te laten, m a a r war betreft het lidmaatschap van het pensioenfondt tot een wachttijd van 66n o f meer jaren te adviseren. Ook bij het Philips Pensioenfonds werd deze methode toegepast. Gedurende de laatste 13 jaren kregen ongeveer 2000 sollicitanten een uitsteltermijn voor bet pensioen732
fonds. Van deze personen met een zogenaamd verhoogd sterfte- of invaliditeitsrisico overleden er gedurende deze periode 22, terwijl nog 7 invalide werden uit deze geringe sterfte van nog geen 2 personeu per jaar onder de groep sollicitanten, aan wie een wachttijd werd opgelegd, blijkt duidelijk, dat de prognose van deze gevallen niet zo ongunstig is, als wij vroeger dachten. Genomen op het totale aantal leden van het pensioenfonds is het extra risico zelfs te verwaarlozen. Gezien de geringe sterfte lijkt het onbillijk om de gehele groep, die bij de aannamekeuring dus wbl arbeidsgescbikt werd bevonden, gedurende de wachttijd uit te sluiten van de rechten, die de pensioenverzekering biedt. Het bestuur van het Philips Pensioenfonds heeft dan ook onlangs besloten om alle personen, die voor het bedrijf worden goedgekeurd, ongeacht hun prognose, integraal tot het pensioenfonds toe te laten. Men is van mening, dat bij een groot pensioenfonds het kleine extra risico, dat sommige sollicitanten bieden, zonder bezwaar kan worden opgevangen door de grote groep van leden met een normaal risico. Voor- en nadelen uit het oogpunt van de overheidsdienst (Dr. K. Modderaar): In de Pensioenwet 1922 is geen enkele aanduiding te vinden, dat de Wetgever gedacht heeft aan een geneeskundig onderzoek, dat zou moeten plaatsvinden, alvorens de mogelijkheid te openen tot deelneming aan he pensioenfonds. Ook heeft het nimmer in de bedoeling gelegen aan dit fonds de betekenis van een verzekering te geven, waarbij de hoogte van de premie bepaald wordt door het al of niet bestaan van risico's. De betekenis van deelneming aan het pensioenfonds moet veeleer gezien worden als een onderdeel van de totale rechtspositie van de ambtenaar. Deze rechtspositie bood enkele tientallen jaren geleden
een zeer grote mate van veiligheid vergeleken bij die van het vrije bedrijfsleven. De vroeger bestaande kloof tussen de rechtszekerheid van het overheidspersoneel enerzijds en die van de werknemers in het particuliere bedrijfsleyen anderzijds is kleiner geworden. Dit neemt niet weg, dat dit niet voor alle bedrijven in Nederland in dezelfde mate geldt. Voeg daarbij nog de onzekerheid, die een zelfstandig beroep biedt, dan is te begrijpen, dat voor personen met een verhoogd ziekterisico of met een groot risico van een vroegtijdige invaliditeit een functie bij de Overheid aantrekkelijk is. Het zoeken van een dergelijke funetie wordt door behandelende artsen gestimuleerd. De Rijks Geneeskundige Dienst ontwikkelt zich in de laatste jaren tot een bedrijfsgeneeskundige dienst van de Rijksoverheid en verricht dus ook de aanstellingskeuringen. Aangezien een arbeidscontractant, die bij het in diensttreden is goedgekeurd, niet opnieuw behoeft te worden gekeurd, als zijn verbintenis in een vast dienstverband wordt omgezet, zijn de keuringseisen gesteld voor bet aangaan van een arbeidscontract dezelfde als die voor een vast dienstverband. Her keuringsbeleid wordt mede bepaald door het feit, dat een arbeidseontractant na twee jaren ten aanzien van het Pensioenfonds vrijwel dezelfde rechtspositie heeft als vaste ambtenaren. Een langdurige arbeidsovereenkomst zonder de voor ambtenaren geldende rechten is voor onbeperkte tijd niet mogelijk. In het keuringsbeleid van de Rijks Geneeskundige Dienst is een duidelijke ontwikkeling zichtbaar. Het bedrijfsgeneeskundig element komt steeds duidelijker tot uiting, hetgeen blijkt uit de volgorde van de vragen, waarop de keuring een antwoord dient te geven. De belangrijkste vraag is of er een geschiktheid voor de functie bestaat. Evenals bij de tweede vraag, nl. of er een verhoogd ziekteverzuim te verwachten is, bestaat er echter geen aanrakingsvlak met de pensioenkeuring. De derde vraag, nl. het al of niet bestaan van een verhoogd risico van vroegtijdige invaliditeit of sterfte, brengt ons w~l in aanraking met de pensioenkeuring. De Rijks Geneeskundige Dienst heeft geen beschermende taak ten aanzien van het Pensioenfonds. Toch is er een drietal redenen om wel degelijk de eventuele vroegtijdige invaliditeit of sterfte in het oordeel te betrekken. In de eerste plaats verwacht de opdrachtgever tot de keuring, dat de nieuwe werkkracht voor lange tijd zijn taak zal kunnen verrichten, vooral als de functie een langdurige inwerkperiode vereist. Ten tweede gaat aan invaliditeit vaak een langdurige tijd met een groot ziekteverzuim vooraf, waardoor her arbeidsproces wordt verstoord. Bij een verantwoord personeelsbeleid zal zolang mogelijk gewacht worden met bet aanvragen van een pensioenkeuring en vooral bij een gering aantal dienstjaren. Door geringe elasticiteit in de personeelssterkte bij de Overheid zal de formatieplaats zonder produktiviteit tot een overbelasting van het resterende personeel leiden, met alle gevolgen van dien. Ten derde zou een zuigkracht worden uitgeoefend op ongunstige risico's, indien bij het keuren geen rekening zou worden gehouden met vroegtijdige invaliditeit. Personen, die door pensioenfondsen van particuliere ondernemingen worden afgewezen of door verzekeringsmaatschappijen niet worden geaccepteerd, zouden in functies
bij de Overheid vluchten, hetgeen ernstige schade aan het apparaat der Overheid zou berokkenen. Het huidige standpunt van de Rijks Geneeskundige Dienst is, dat ge~ist moet worden, dat iemand in staat is 10 h 15 jaren zonder verhoogd ziekterisico zijn werk te doen. De belangrijkheid van de functie bepaalt hierbij in grote mate de einduitslag. In de toekomst zou de vrije ontwikkeling in de gedachtengang van de Rijks Geneeskundige Dienst weleens in een bepaalde richting kunnen worden gedrongen. In ,,bet rapport van V a n P o e 1 j e", een voorontwerp van wet met toelichting, dat door een Staatscommissie is samengesteld als voorbereiding tot een wijziging in de Pensioenwet, staat een artikel, waarvan de betekenis nog niet geheel is te overzien. In artikel 5 van hoofdstuk E wordt de mogelijkheid genoemd een aanvraag tot bet verkrijgen van pensioen af te wijzen, als de belanghebbende minder dan vijf jaar geleden de dienstverhouding heeft aangegaan,
indien h~i b~i het indiensttreden niet geneeskundig onvoorwaardelijk is goedgekeurd. En in het daarop volgend
vierde lid staat, dat dit geneeskundig onderzoek moet voldoen aan bij algemene maatregel van bestuur te stellen eisen. Is het de bedoeling van de Staatscommissie om bij het in dienst treden te komen tot een pensioenkeuring die thans niet bestaat? Past deze ontwikkeling in een tijd, waarin ook de Wetgever allerlei maatregelen treft om de lasten van de zwakken door de gehele gemeenschap te laten dragen?
Mr. Straatsma besprak de vraag: Is de pensioenkeuring noodzakelijk? Het probleem van de pensioenkeuring en de aan deze keuring gebonden nadelen, kunnen zoweI van sociale als van economische aard zijn. In sociaal opzieht leidt deze keuring soms tot weigering van sollicitanten, enkel en alleen omdat zij geaeht worden voor het pensioenfonds een extra risico op te leveren. Aangezien een eenmaal afgekeurde ook elders niet gauw meer aan de slag komt, wordt op die wijze de betrokken werknemer ernstig getroffen in zijn bestaansmogelijkheid, ondanks het feit, dat hij voor het werk, waarvoor hij zich aanmelde, alleszins geschikt was. In economiseh opzicht kan deze afwijzing ertoe leiden, dat de betrokken werknemer ten slotte met ander, niet aan zijn capaeiteiten beantwoordend, werk genoegen zal moeten nemen. Aldus word de beschikbare arbeidskracht niet op de meest effici~nte wijze benut, hetgeen schadelijk is voor de nationale economie. Uit verzekeringstechnisch oogpunt zou de pensioenkeuring gevoegelijk kunnen vervallen, mits dit maar over de gehele linie zou plaatsvinden. Voork6men dient namelijk te worden, dat ten aanzien van bepaalde ondernemingen een extra toeloop van minder gunstige risico's zou ontstaan. Of deze afschaffing op die wijze verwezenlijkt zal kunnen worden, zal vooral een kwestie zijn van samenwerking tussen de betrokken organisaties van werkgevers en werknemers, van besturen van pensioenfondsen en van levensverzekeringsmaatschappijen. Ook de bedrijfsartsen zouden hierbij het hunne kunnen bijdragen. 733
V A N HET HOOFDBESTUUR
Aanvulling beschrijvingsbrief van de Algemene Vergadering van 19 december 1 9 5 9 Punt 1.11: Voortgezette behandeling van het rapport van
de commissie ,,beroepsgeheim in de sociale verzekering."
De Algemene Vergadering heeft op 20 december 1958 het rapport van de commissie ,,Beroepsgeheimen in de sociale verzekering" in behandeling genomen. Deze behandeling is, op grond van de gehouden besprekingen, geschorst, teneinde de cursief gedrukte 1 le alinea van punt 12 aan het oordeel van de ,,Maatschappij-commissie inzake het beroepsgeheim" te onderwerpen. Na gehouden overleg met de ,,Maatschappij-commissie inzake het beroepsgeheim" heeft de ,,commissie beroepsgeheim in de sociale verzekering" een nota van wijzigingen opgesteld, met welke nota de ,,Maatschappijcommissie inzake het beroepsgeheim" accoord is gegaan. Het hoofdbestuur heeft in zijn vergadering van 28 november 1959 deze nota, na een enkele wijziging, eveneens aanvaard en het stelt de Algemene Vergadering voor de voorgestelde wijzigingen in het rapport van de ,,commissie beroepsgeheim in de sociale verzekering" in behandeling te nemen. Namens het hoofdbestuur. G. Dekker, secretaris-penningmeester. Amsterdam, 30 november 1959.
Nora van wijzigingen in hef rapport van de commissie Beroepsgeheim in de sociale verzekering d.d. 3 maad" 1958 A m e n d e m e n t I. P u n t 12, lOe en 11e alinea, te w(jzigen a.v.:
lntussen zullen er gevallen zijn, waarin de verzekerde patient zich ook door de vertogen van de behandelende geneesheer niet laat overtuigen of bewegen. In het bijzonder met bet oog op dergelijke gevallen zal er tegen moeten worden gewaakt, dat de medische ethiek een wapen zou worden in handen van hen, die meer van de sociale verzekering willen profiteren dan hun rechtens toekomt. Een interpretatie van het beroepsgeheim, die dit voorkomt, betekent niet meet dan dat men ernst maakt met de algemene stelling van de door de Maatschappij ingestelde commissie inzake het Beroepsgeheim, die in het rapport dier commissie d.d. 24 mei 1952 1) aldus is geformuleerd" ,,Naarmate de Commissie met de haar opgedragen taak vorderde en de verschillende actuele problemen inzake het medische beroepsgeheim onder ogen zag, kwamen twee belangrijke feiten naar voren. Ten eerste bleek, hetgeen bij nader inzien zeer voor de hand ligt, dat, tenzij 734
men het naar het oordeel der Commissie niet meer houdbare standpunt van het ,,secret absolu" wil innemen, wat betreft het medische beroepsgeheim steeds meer problemen zich voordoen. De Commissie heeft zelf in de vier jaren van haar werkzaamheid ervaren, dat niet alleen in de problemen maar zelfs in de naar haar mening daartegenover aan te hemen houding wijzigingen optreden, een en ander als gevolg van de telkens veranderende structuur der maatschappelijke orde en de steeds toenemende mate, waarin de geneeskundige verzorging en de geneeskundigen in aanraking komen en nauw verbonden zijn met sociale voorzieningen en andere maatschappelijke factoren om hen heen." Toegepast op her bijzonder probleem dat ons bezig houdt betekent die stelling, dat in een maaschappij, die eenmaal een belangrijke sociale verzekering kent, een juist opgevatte medische ethiek onder omstandigheden kan medebrengen spreken door de behandelende geneesheer in die gevallen, waarin zijn zwijgen rechtstreeks geen ander belang zou dienen dan de immorele wens van zijn patient om zich onrechtmatig te bevoordelen ten koste van de sociale verzekering. De beslissing, of spreken op die grond geboden is, zal uiteindelijk slechts kunnen berusten bij het geweten van de betrokken arts. Diens gedrag behoort dan echter in ieder geval niet laakbaar te worden geacht, wanneer hij op grond van conscientieuse beoordeling van die vraag, dus na afweging van alle betrokken belangen, heeft gemeend te moeten spreken. Zolang afweging van belangen een zodanige is, dat een redelijk mens daartoe heeft kunnen komen, mag men verwachten, dat de gewone en de tuchtrechter evenzo zullen beslissen, te eer nadat de Maatschappij zich in deze zin zal hebben uitgesproken. De commissie meent daarom met nadruk te mogen aandringen op een uitspraak van de maatschappij in deze zin. 2). A m e n d e m e n t H. D e punten 13 t i m 20 van het rapport te v e r n u m m e r e n in 14 t i m 21 en in te voegen een nieuw punt 13 luidende a.v.:
De commisie zou hog eens met nadruk willen wijzen op het belang van de vierde alinea onder 6 van dit rapport. Deze brengt tot uitdrukking, dat het voorafgaande betoog van dit nummer in het algemeen de richtingen wil kenschetsen, waarin bet hedendaagse denken zich beweegt, zonder de volstrekte uiteindelijke juistheid van alle uitingen van dit denken te willen poneren. De commissie gelooft weliswaar, dat praktisch alle levensbeschouwingen zich thans enigermate in de bedoelde richting bewegen, maar het is nu eenmaaI een feit, dat het gebruik van de term ,,situatie" voor velen de gedachte oproept aan een volstrekte ontbinding van de moraal tegenover 1) Zie M.C.d.d. 10 juli 1952, 7e jaargang no. 28, pag. 474. '2) Wellicht ten overvloede zij erop gewezen, dat een dergelijke uitspraak van de Maatschappij het wettelijk recht van de arts om zich te verschonen in de gevallen, dat hij meent te moeten zwijgen, niet wordt ingeperkt. Zijn gewetensoordeel daaromtrent zal de rechter op gelijke voet als thans hebben te aanvaarden.
de zekerheden op dit gebied, die met hun eigen levensbeschouwing verbonden zijn of althans naar hun mening zijn. Het is daarom goed om eraan te herinneren, dat de ,,concrete situatie" hier slechts refererend ter sprake is gebracht. Namens de commissie Dr. Mr. H. de Boer, voorzitter.
Kort verslag van de Vergadering van her Hoofdbestuur Kort verslag van de vergadering van het hoofdbestuur op 7 november 1959, in het gebouw van de Maatschappij, Keizersgracht 327, A'dam-C.
VAN HET CENTRAAL BESTUUR VAN DE L.S.V.
Ledenvergadering 12 december 1 9 5 9 VOOR de te vervullen vacature, ontstaan door het tussentijdse aftreden van collega J. W. J. de Laive, wordt door 20 leden van de Bond van Haaagsche Medische Specialisten (District lII) als candidaat voor het Centraal Bestuur gesteld: Dr. A. P. J. v. d. Burg, internist, Koninginnelaan 1, Rijswijk (ZH). Door 20 leden van de Arnhemse Specialisten Vereniging als kandidaat voor het Centraal Bestuur gesteld: A. L. Veldkamp, kinderarts, Utrechtseweg 125, Arnhem. De Secretaris der Landelijke Specialisten Vereniging W. Hoekstra
Voorzitter Em. Bingen. NA de opening werden de notulen alsmede het analytisch verslag van de vergadering van 17 oktober 1959 goedgekeurd. Een vertegenwoordiger van het hoofdbestuur werd aangewezen in de Stichting ,,Opleiding in de Sociale Geneeskunde." Twee leden van het hoofdbestuur werden benoemd in een commissie ter bestudering van de procedure bij de toelating van medewerkers tot de ziekenfondsen en bij de opzegging van deze medewerking. Met de grootst mogelijke meerderheid verenigde het hoofdbestuur zich met een voortzetting van de besprekingen over de inpassing van de interim regelingen 1960 met de ziekenfondsen in het loonbeleid van de regering. Met een voorstel tot wijziging van het voorzitterschap van, en toevoeging van twee leden aan de permanente commissie ziekenfondszaken kon het hoofdbestuur zich verenigen. A a n de commissie zal worden verzocht een halfjaarlijks verslag van haar werkzaamheden aan het hoofdbestuur uit te brengen. Enkele punten welke door de vertegenwoordigers in de centrale raad voor de volksgezondheid ter kennis waren gebracht, werden in aanwezigheid van enkele van deze vertegenwoordigers besproken. In verband met een discussie in een vorige vergadering van het dagelijks bestuur over de provinciale raden voor de volksgezondheid werd erop gewezen dat deze raden in iedere provincie door de Provinciale Staten worden ingesteld, en dat de Provinciale Staten bij verordening de samensteUing en bevoegdheid regelen. Medegedeeld werd, dat de kwestie tendencieuze voorlichting over het verband van de premiestijging voor de ziekenfondsen en de medewerkershonoraria, zoals deze voorkomt in bepaalde persuitingen, nog nader in het bestuur van het gemeenschappelijk overleg ziekenfondsen besproken zal worden; zonodig zal een correctie worden gegeven. N a d a t twee beroepszaken waren behandeld tegen beslissingen van de Specialisten Registratie Commissie werd, na een korte rondvraag, de vergadering te half acht gesloten. Me.
UIT DE A F D E L I N G E N
Z e e u w s V l a a n d e r e n Oost DE kreet ,,Wij eisen vrije veren", aangeheven in het voorjaar 1958, is verklonken. De merkwaardige vertoning op het Binnenhof heeft geen bloed gekost en is nagenoeg vergeten. We leven weer rustig in ons Zeeuwsch-Vlaanderen. De Delta-werken zullen voorlopig ons isolement niet verbreken. De drukk~ scheepvaart op onze onvergelijkelijk mooie Westerschelde neemt met het jaar toe. Het volgend jaar zullen de werken aan het te verbreden kanaal naar Gent aanvangen en het lied van de arbeid dat daar gaat klinken zal ons vertellen dat de tijd niet ver meer is of we zitten midden in het gedruis van her wereldverkeer. Historie heeft dit stukje Vlaanderen aan Noord-Nederland verbonden. Verstandelijk weten we dit en we weten ook dat we periferie zijn. Wij weten dat wij voor contact met onze ambtsbroeders, voor vergadering, congres of artsencursus over de Schelde moeten. We weten ook dat dat vaak niet gaat wegens storm, mist, ijsgang, of eenvoudig het late uur en dan moeten we soms een extra vrije avond of een vrij week-einde gaarne of ongaarne aanvaar-
~ ~
Beschermt de koopkracht van Uw vermogen d o o r bet k o p e n v a n ter beurze genoteerde Participatiebewijzen
Algemeen Fondsenbezit(AF.) Inlichtingen: P o s t b u s 1700- A ' d a m
735
den. Het zijn de keiharden, die dan nog wel via Antwerpen gaan. Gaat het ons dus vaak moeilijk om over bet water te komen, Noord-Nederland laat ons gelukkig niet in de steek. Het lukt vrijwel steeds sprekers ertoe te krijgen bij ons te komen. Vaak is dat dan voor deze sprekers een ontdekkingstocht. Des anderen daags verkennen zij dan her Zwin of de schorren en slikken van bet verdronken land van Saaftinge. Tijdens de vogeltrek loont het de moeite met laarzen en kijker de vogels in de Braakman of het Groot-Eiland te bespieden. Wij mensen uit d e periferie leven nog vaak onder de ban van ,,het luie vlees". De van over de Schelde gekomen sprekers ontmoeten dan slechts een kleine kern van naar kennis dorstende fanatieken. Deze kern wordt niet moe de spreker te zoeken in de vergaderruimte van 66n der drie ziekenhuizen waar bij toerbeurt onze vergaderingen plaats vinden. Deze hardnekkigen hebben de afgelopen zomer weer een plan uitgebroed: We krijgen klinische middagen, elke maand 66n en ook weer te verzorgen door elk ziekenhuis bij toerbeurt. Zo komt er leven in de brouwerij. Zo laten we straks wellicht zelfs allen onze lauwheid varen en als dan nog eens de Noorderlingen via brug of tunnel tot ons komen vinden ze - wie weet - dezelfde instituten in deze perifere gewesten bloeien die bij hen reeds lang bestaan en de kern der keiharden sterk uitgebreid. Dat dat nog lang moge duren zeggen de anderen, beducht voor volte. Wellicht hebben ze nog een beetje gelijk ook, de ruimte is ook wat waard.
Programma seizoen 1959--1960 25 september: Dr. E. J. F. Dupuis, met geestelijken en predikanten gecombineerde vergadering. Onderwerp: Geestelijke en medische benadering van het huwelijk. 12 november: Prof. H. T. Deelman. Onderwerp: Diverse aspecten van de moderne oncologie, klinisch belicht. 26 november: Dr. J. Breslau. Onderwerp: Handletsels. 17 december: Prof. Dr. R. H. de Waard. Onderwerp: Ioniserende stralen gangmakers der evolutie? 12 januari: Dr. K. Pels. Onderwerp: Medische facetten van leermoeilijkheden. 18 februari: Prof Dr. W. F. J. M. Krul. Onderwerp: Verzorging van het woon- en werkmilieu met het oog op de gezondheid. Een gecombineerde vergadering met de vereniging burgemeesters en seeretarissen in Oost Zeeuws Vlaanderen. 21 april: Prof. Dr. G. M. H. Veeneklaas. Onderwerp: Ouders - kinderen dokter. D . J . Meyer, Terneuzen.
Groningen en Omstreken O1" maandag 7 december a.s. zal de afdeling een ledenvergadering houden in hotel ,,De Doelen", Grote Markt, Groningen, aanvang 20.30 uur. Op de agenda staat de bespreking van het Reorganisatie-rapport, met toelichting door het H.B.-lid, Dr. J de Graaf. Dr. P. C. Donders zal een voordracht houden over ,,Nieuwe ontwikkelingen in de oogheelkundige chirurgie." Op 2 november j.1. sprak voor de ledenvergadering van de afdeling Prof. D. J. R. Blickman over ,,Arteriografie en angiocardiografie." K . D . Pot, Gronningen.
Friesland Noord
LEDENCONGRES 1959 DEZE en 22 andere foto's van de fotograaf Wouter van Heusden kent U niet! Zij zijn gekozen uit de serie congresfoto's, die in opdracht van het afdelingsbestuur voor het archief werden vervaardigd, en worden op formaat 13 x 18 als boekje uitggeven. De prijs voor intekenaars bedraagt .f 12,--, te storten op girorekening 815138 van de Amsterdamse Bank te Arnhem, onder vermelding ,,Ledencongres 1959". Helpt ons de grootte van de oplage te bepalen en helpt Uzelf: U bestelt het boekje later toch. 736
DE afdeling besloot het jaar 1958/59 met een zeer goed bezochte feestelijke vergadering op 29 mei 1959. Als spreker was uitgenodigd collega Schreuder te Hilversum, die op geestige wijze de vele reclame folders, die we dagelijks in de bus vinden, onder de loupe nam. September werd met frisse moed begonnen aan het nieuwe vergaderings-seizoen. Collega Schook sprak over de behaalde resultaten met de behandeling van asthmabronchiale bij kinderen in de inrichting ,,Heideheuvel". De derde dinsdag van de maand virMt's avonds een klinische avond plaats. Drie specialisten behandelen enkele gevallen uit de praktijk, voor zover mogelijk wordt het gesprokene aangevuld met medische films. In november sprak voor onze afdeling collega Leffertstra over zijn ervaringen met plastiek lenzen in het aphake oog. Zijn lezing kwam echter bijna in het gedrang door de zeer uitgebreide discussie in de vergadering naar aanleiding van de reorganisatie-plannen der algemene vergadering. Het jaar 1959 wordt besloten met een z.g. ,,panneldiscussion" over her immunisatieprobleem, waarbij vijf medewerkers van het R.I.V. het forum zullen vormen. B. P. Tuinhout, Leeuwarden.
Verbetering IN het verslag van de ledenvergadering van de L.A.D. in M.C. no. 48, wordt op blz. 707 abusievelijk vermeld, dat collega van der Houwen herkozen werd als lid van het Centraal Bestuur. De herkozene is G. Houwink (Santpoort).
INGEZONDEN STUKKEN EEN K A N T T E K E N I N G Door vakantieuitstel en andere omstandigheden kom ik er pas heden aan toe een kanttekening te maken bij een passage uit de rede van de Voorzitter van de L. S. V. op 6 juni 1959 (M. C. 26 juni 1959). Op blz. 399 wordt gesteld dat een onbedoelde publikatie van gegevens uit her rapport in een dagblad een gevolg zou zijn geweest van een lek op het Utrechtse Instituut voor Sociale Geneeskunde. Tegen de stelligheid van deze bewering moet ik bezwaar maken, want een feit is dat bij naarstig zoeken her lek niet gevonden is. De bron van bet te betreuren krantenartikel kan dus niet worden aangewezen en mijn medewerkers en ik weigeren om publiekelijk op deze, toch minder eervolle wijze, gesignaleerd te worden, reden waarom ik gaarne opname van dit verweer in Medisch Contact verzoek. R. Hornstra, Hoogl. dir. Inst. v. Soc. Geneeskunde. Utrecht 17 november 1959. Toen in het stadium, waarin het eerste rapport omtrent de vervangingsbehoefte aan specialisten slechts de kleine kring van opdrachtgevers had bereikt, er een publikatie verscheen in het Utrechts Nieuwsblad met een gedetailleerde weergave van de inhoud, was Prof. Hornstra juist degene die het vermoeden opperde, dat het ,,lek' op zijn instituut was ontstaan, waarbij hij een mening uitte oretrent degene die voor dit ,,lek" verantwoordelijk zou kunnen zijn. In dit stadium ontstond de door prof. Hornstra gewraakte passage. Ik neem er nota van, dat een onderzoek in die richting geen positieve resultaten heeft opgeleverd, zodat alsnog de plaats waar
"'You can send h i m back to school tom o r r o w . H e was evidently suJ/ering [ r o m an acute lack oJ preparation for a m a t h test today]" fJ.A.t~.A.1
bet ,,lek" is ontstaan, duister is en wel duister zal blijven. (Zoals gewoonlijk weigerde het dagblad nadere inlichtingen). Ik neem aan, dat prof. Hornstra en ik gelijkelijk het ontstaan van deze gang van zaken betreuren, omdat door de voortijdige publikatie het Centraa[ Bestuur gedwongen werd het rapport aan verschillende officifile instanties in handen te geven, voordat het rustig door ons kon worden bestudeerd. Inmiddels is via een publikatie van onze econoom Brandes de verkorte inhoud van dit rapport persklaar en deze zal binnenkort in het Mediscb Contact verschijnen. Daaruit zal btijken welk een omvangrijke arbeid tot interessante resultaten heeft geleid, zij het dan dat deze uitkomsten uitermate voorzichtig moeten worden gehanteerd. Gaarne wil ik dan tenslotte verklaren, dat het door mij, destijds in overeenstemming met Prof. Hornstra uitgesproken vermoeden, niet bevestigd is geworden, waardoor de vraag naar ,,de bron van het lek" onbeantwoord bleef. Dr. C. L. C. van Nieuwenhuizen.
VARIA
De
Federatie
van
bureaus
voor
me-
dische sportkeuring in Nederland, secretariaat Paulus Potterstraat 2, Hengelo (O), organiseert op zaterdag 28 november a.s. te 15 uur een najaars-sportartsendag in her Instituut voor de Tropen, Mauritskade 63, Amsterdam. Het onderwerp is ,,Training", medisch toegelicht door Dr. A. C. van Swol en technisch toegelicht, met demonstraties, door Elek Schwartz, algemeen trainer van de K.N.V.B. en coach van het Nederlands elftal. Op deze bijeenkomst zullen de praktische problemen, die bij de medische sportkeuring naar voren komen bij her stellen van de eis voor goedkeuring inzake training onderwerp van bespreking uitmaken.
Op voorstel van de ziekenfondsraad heeft de minister van sociale zaken en volksgezondheid de voor het jaar 1959 getroffen bijzondere regeling voor de verplicht-verzekerde poliomyelitispatiEnten, die met een beademingstoestel in een zogenaamd beademingscentrum (ziekenhuis) worden behandeld, met een jaar verlengd. Op billijkheidsgronden is de regeling tevens uitgebreid tot andere verplicht-verzekerde pati~nten die ter behandeling met een beademingstoestel in een beademingscentrum zijn opgenomen. De regeling houdt in, dat bedoelde patiEnten na het verstrijken van de maximum termijn van 70 dagen ziekenhuisverpleging recht behouden op verpleging tegen een bijbeta-
ling hunnerzijds van 25% van de verpleegkosten. Voorts heeft de minister, eveneens op advies van de Ziekenfondsraad, een beschikking uitgevaardigd, waarin her recht van verplicht-verzekerden op vervoer per auto en een vergoeding van reiskosten (per openbaar vervoermiddel) wordt geregeld. Door deze beschikking, die op 1 januari 1960 in werking treedt, worden enkele bezwaren, die aan de huidige regeling voor het vervoer van zieken zijn verbonden, uit de weg geruimd en de rechten van de verzekerden lets verruimd. Het thans bestaand verschil in bijbetaling voor vervoer per personenauto en per ziekenauto vervalt. De bijbetaling is voor beide soorten van vervoer van meer dan 66n patient in dezelfde auto iedere verzekerde, die in een tijdvak van 30 dagen voor zich en zijn gezin voor vervoer meer dan f 10,-- heeft bijbetaald, kan het bedrag boven f 10,-- van zijn ziekenfonds terugontvangen, tenzij het minder dan f 0,50 bedraagt. Deze restitutie is eveneens mogelijk voor vervoer in verband met een langdurige behandeling voor 66n en dezelfde aandoening. Vergoeding van reiskosten (trein, bus) wordt mogelijk gemaakt voor nagenoeg dezelfde gevallen als waarin een verzekerde per auto voor rekening van het fonds kan worden vervoerd, zulke in tegenstelling tot de huidige regeling, die de mogelijkheden van vergoeding aanzienlijk beperkt. Het eigen risico van de verzekerde is bepaald op f 5 , - - per periode van 30 dagen of per periode van langdurige behandeling voor dezelfde aandoening.
%
De Ned. Christen-studenten Vereniging (N. C. S. V.) en de Raad voor Kerk en Ziekenzorg (K- & Z.) zullen op 9 en 10 januari 1960 op ,,Woudschoten" te Zeist een gezamenlijke conferentie houden over het thema ,,geloof, gebed, genezing'. Tot deze conferentie worden uitgenodigd alle medici, medische studenten en (leerling) verpleegsters tot 30 jaar. Het programma vermeldt o.m. de volgende voordrachten: Ds. A. Hijmans over ,,Wat zegt het Evangelie over het genezingswonder?", Ds. W. W. Verhoef: ,,Wat zijn de Bijbelse voorwaarden voor een genezing?", Mevr. C. L. Beerman- de Roos, arts: ,,De praktische consequenties". Aan her einde van de conferentie is er een forum over de vragen der discussiegroepen. De opening van de conferentie is op 9 januari te 16 uur, door de voorzitter Dr. M. J. Elzinga, de sluiting op 10 januari te 20 uur 45. Kosten f 6,50. In bijzondere gevallen mogelijkheid tot reductie, voor studenten aan te vragen bij de N. C. S. V., voor alle anderen bij de Raad voor Kerk en Ziekenzorg, Daal en Bergscheweg 82, den Haag. 737
Men kan zich opgeven per briefkaart aan de N. C. S. V..,,Woudschoten" te Zeist en krijgt daarna bericht of men kan worden geplaatst.
Voorjaar 1959 werd een enqu~te gehouden onder bijna 1000 Schotse huisartsen met bet doel hun inzichten te vernemen omtrent de verschillende systemen van honorering. Ook werden suggesties gevraagd voor mogelijke wijzigingen (B. M. J. Suppl. 17 okt. 1959, blz. 119). De voorkeur was alsvolgt: huidige abonnementsysteem 14 % dit abonnementsysteem met verbeteringen 52 % honorering per verrichting 17 % vast salaris 12 % andere mogelijkheden 5% Het abonnementssysteem werd zeker niet als ideaal beschouwd, doch als het ,,minstonbevredigend". Welke verbeteringen wenste men aan het abonnements-systeem toegevoegd te zien? Toeslagen 7oor een toenemend aantal jaren praktijkervaring (70 %); toeslagen voor een hoog percentage bejaarde pati~nten in de praktijk (45 %); hogere honoraria voor verloskundige hulp (50 % van de artsen).
80 To van de artsen was voorstander van beperking der praktijk-omvang. De grenzen werden alsvolgt aangegeven: max. 3000 2500 - 3000 max. 2500 2000 - 2500 max. 2000 diversen
72 % der artsen achtte het nu bestaande inkomen van de huisartsen onvoldoende, 14 % achtte dit schromelijk te laag.
In de jongste Britse troonrede werd medegedeeld, dat ter erkenning van de juiste plaats van wetenschap en techniek in deze tijd, de nieuwe regering een aparte minister voor de co-ordinatie en bevordering van de wetenschappelijke onderzoekingen zou krijgen. De taak van deze minister voor (niet ,,van") wetenschappen zal zijn: adviseren, helpen en stimuleren. Dus geen controle. De algemene vraagstukken omtrent bet te voeren wetenschappelijk beleid zullen hem worden toevertrouwd; de verschillende Research Councils (o.a. de medische) en de atoomenergie zullen onder hem ressorteren.
PERSONALIA Nieuwe leden:
J. E. D. Alons, F. C. Dondersstraat 21a, Utrecht. H. M. Berntsen, Ockeghemlaan 13c, Breda. C. H. Bowles, Boezemsingel 175c, Rotterdam. A. A. M. Broers, Paramariboplein 29, Amsterdam-W. J. Brouwer, 2e Beukenlaan 20, Apeldoorn. B. G. Bruinsma, Statenweg 149c, Rotterdam. Mevr. Th. Cohen-Matthijsen, Fr. v. Mierisstraat 47, A'dam. W. I. M. van Dam, Beverweg 6a, Breda. H. B. Deitmers, Zuidkade 30, Drachten. J. W. Doeff, Uniontown Hospital. Uniontown. D. J. Dronkers, Monnikensteeg 184, Arnhem. K. W. Engelbrecht, Tjalkstraat 3 bis A, Utrecht. Mej. H. W. J. M. Fennis, St. Annastraat 289, Nijmegen. F. Goetheer, Dr. Molewaterplein 8, Rotterdam. J. J. Grobben, Nassaulaan 13, Leidschendam. A. P. Hartman, Pr. Beatrixlaan 63, Oegstgeest. E. W. Heerema, Singel 319, Dordrecht. R. J. van der Hell, Acacialaan 7, Harderwijk. S. Hiemstra, Fr 428, Menaldum. P. Hof, Bosse 679, Steenwijkerwold. C. M. Hoogenboom, Meirooslaan 33, Arnhem. C. Hoogerheide, Groenloseweg 2, Winterswijk. K. J. Hoving, Axelsestraat 27, Terneuzen. Dr. J. W. Imhof, Ramstraat 13, Utrecht. A. S. M. Jacobs, Bachlaan 66, Arnhem. Mej. W. Jansen, Min. Hartsenlaan 11, Hilversum. H. Janssen, Javalaan 61, Heemstede. A. Jonker, Singel 100, Bussum. C. J. van der Kamp, Burg. Luyerinksingel 29, Vlaardingen. A. P. Ketel, Beatrixlaan 24. De Bilt. P. A. de Klerck, W.S. ,,Hink-.Stap-Sprong" t / o Merwedekade 128, Utrecht. H. B. N. van Kreel, v. Houtenlaan 10, Amersfoort. 738
17% 4% 46% 4% 26% 3%
MEDISCH
CONTACT
Verschijnt wekelijks Abonnement voor niet-leden f 15.-Losse nummers f 0,40 ~r
REDACTIE EN ADMINISTRATIE De redactie en administratie is gevestigd: Keizersgracht 327, Amsterdam-C. Telefoon 33300 - Postgiro 58083.
ADVERTENTIES De advertentie-exploitatie Medisch tact is gevestigd: Van Ostadestraat Amsterdam-Z, Telefoon 719911; giro 58083 ten name van de Kon. Mij. t.b.d. Geneeskunst
Con233, postNed.
onder vermelding: advertentie-exploitatie Medisch Contact. Advertenties in dit blad behoeven de goedkeuring van de redactie en kunnen zonder opgaaf van reden worden geweigerd.
J. C. Leeuwis, Jan Steenstraat 67, Schiedam. S. A. Liezenberg, Hobbemataan 55, Bilthoven. Dr. M. S. Lingbeek, Marinehospitaal, Bloemendaal. B. C. Maats, Pr. Margrietstraat 8, Genemuiden. Mej. J. M. C. van Meeuwen, Bosboomstraat 1, Utrecht. C. F. Ottevanger, Bruggestraat 35, Harderwijk. Dr. K. Panman, Nieuwe Haven 129, Schiedam. Mevr. T. K. Panman-van der Heide, Nieuwe Haven 129, Schiedam. H. M. C. Poortman, Hobbemalaan 41, Bilthoven. M. Rietveld, Oosterpark 79, Amsterdam. C. Th. van Schaik, Stadhoudersplein 105, Rotterdam. L. F. B. Schooleman, van Swindenstraat 37, Utrecht. P. J. Schnaar, Karbouwstraat 22, Bussum. Dr. J. B. v. d. Schoot, Comeniusstraat 837, Amsterdam. Mej. S. Schouten, Nieuwstraat 34, 's Hertogenbosch. C. A. Schurink, Karel Doormanlaan 132, Utrecht. Mej. T. E. Sieburgh, Dr. Letteplein 26, de Bilt. R. Smulders, Burg. Amersfoordtlaan 45, Badhoevedorp. Dr. A. J. G. van Sonderen, Olympiaplein 2, Amsterdam-Zd. F. A. van Spanje, Kastanjesingel 178, Rotterdam. E. Stegwee, Zylweg 301, Haarlem. J. Tigchelaar, St. Antoniusziekenhuis, Sneek. T. S. Tjio, Mathenesserlaan 359a, Rotterdam. J. H. M. van Tongeren, Haapsstraat 30, Nijmegen. J. E. de Vries, Wiecherlinckstraat 76, Zwolle. C. L. de Vryer, Baljuwstraat 36b, Rotterdam. Mej. H. van Vugt, Gezichtslaan 162, Bilthoven (de Bilt). W. F. v. d. Wetering de Rooy, Oosteinde 103, Amsterdam. H. van der Zalm, Spaarbankstraat 29, Rotterdam. M. W. van Zetten, oude Amersfoortseweg 319, Hilversum. Overledenen:
Prof. Dr. A. ten Bokkel Huinink, Julianalaan 4, Utrecht. Dr. F. J. Frederikse, Mauritskade 23, Alkmaar. C. H. de Jonge, M. K. Hofstedestraat 48, IJmuiden. P. Provo Kluit, Genemuiden. S. Plas, Voorstraat 34, Ammerzoden. Dr. S. P. Tammenoms Bakker, J. Verhulststr. 50, Amsterdam. L. F. Tjalma, Keppelscheweg 19, Doetinchem.