EDISCH
CONT
T
OFFICIEEL ORGAAH YAH DE KONIHKLIJKE NEDERLANDSCHE MAATSCHAPPIJ TOT BEYORDERING DER GENEESKUNST Hoofdredacteur: W. J. Royaards - Redactiesecretaris: J. J. van Mechelen - Bestuur: K. Vaandrager, Deventer, voorzitter; Prof. Dr. A. Kummer, Amsterdam, vice-voorzitter; Dr. C. de Groot, Rotterdam, secretaris; Dr. M. van der Stoel, Voorschoten, penningmeester; A. J. M. van Susante, A a l s l - W a a l r e - Redactie en abonnementenadm. Keizersgracht 327, Amsterdam, Tel. 33300.
Geheimhouding van gegevens der pati nten Nu in onze hedendaagse samenleving de belangstelling op sociaal terrein sterk is toegenomen, komt het voor, dat goedwillende comit6's e.d. zich tot de artsen wenden met de vraag, opgave te willen doen van de namen en adressen van pati~nten, die in aanmerkfng komen voor hulp of steun in de vorm, welke de organisatie die de vraag stelt, verschaft. Weigert de arts een dergelijke vraag te beantwoorden, dan wordt hem dit soms nogal kwalijk genomen. Toch zal, naar onze mening, de arts zich op het standpunt moeten stellen dat, als de wet hem daartoe niet verplicht, /let verstrekken van inlichtingen, behelzende namen en adressen, een schending is van het beroepsgeheim. Het zijn echter niet altijd particuliere instellingen die - met goede bedoelingen - dergelijke vragen aan de artsen stellen. Het is bijvoorbeeld wel voorgekomen, dat een gemeente, die voornemens was een werkplaats voor minder validen te gaan oprichten, trachtte de namen en adressen van de eventueel daarvoor in aanmerking komende personen via de plaatselijke artsen te verkrijgen. Men heeft er zich daarbij wel eens over verbaasd, dat slechts weinig artsen aan het v e r -
INHOUD 1 4 e Jaargang - 3 april
1959
-
No. 14
b/z. Geheimhouding van gegevens der pati"6nten . 203 Bevordering Geestelijke Volksgezondheid . 204 Psychologische problemen van de ziekenhuispatient . . . . . . . . . . . . . 206 Losse opmerkingen van een plattelandsarts . 209 Gevaren van onvoldoende ,,organisatiegraad" . 211 Over de waarde van lichaam en ziel . . . . . 212 Uit de afdelingen . . . . . . . . . . . 215 Berichten . . . . . . . . . . . . . 215 Ingezonden stukken . . . . . . . . . . 216 Varia . . . . . . . . . . . . . . . 216
zoek om opgaven te verstrekken voldeden. Wij achten deze geringe medewerking .van de zijde der artsen in een dergelijk geval echter een begrijpelijke gang van zaken, omdat bet terecht is dat de arts terugschrikt, als hem de narnen van pati~nten met bepaalde ziekten of gebreken wordt gevraagd. Mogen de artsen dan aan dergelijke initiatieven voor sociale projecten, hetzij van comit6's, hetzij van meet officifile instanties, geen medewerking verlenen? Naar onze mening is daar in een aantal gevallen geen bezwaar tegen, en karl het zelfs tot de plicht van de arts behoren; maar hij kan daarbij niet verder gaan dan een opgave te doen van het aantal personen, dat onder zijn pati~nten voor de bedoelde hulpverlening in aanmerking komt, dus zonder vermelding van hamen. Is de organiserende instantie met een dergelijke opgave niet gebaat en zijn namen nodig om tot daden te kunnen overgaan, dan zal de arts deze namen alleen dhn mogen opgeven als hij van de betrokken patifinten daarvoor toestemming heeft ontvangen. Daarmede is echter de aan de arts gestelde vraag van veel ingrijpender aard geworden, omdat het antwoorden daarop impliceert, dat de in aanmerking komende patifinten eerst moeten worden bezocht. Het spreekt vanzelf d a t e r gevallen zijn, die deze moeite en tijd van de arts alleszins waard zijn, maar het besef van w a t e r voor de arts aan een beantwoording in dergelijke gevallen vastzit, moge de instanties, die dergelijke vragen zouden willen stellen, er toe brengen alleen bij zeer belangrijke projecten deze weg te bewandelen. Uiteraard zal het verstrekken van re~le gegevens aan die artsen het gemakkelijkst vallen, die over een goed opgezet kaartsysteem beschikken. Een dergelijk systeem - waarvan het door het Nederlands Huisartsen Genootschap ontworpen systeem het beste doordacht is - biedt nog tal van andere mogelijkheden, omdat daarin een groot aantal gegevens zijn opgenomen, die wel eens van grote waarde zouden kunnen blijken te zijn bij allerlei wetenschappelijke studi~n. Ook bij het hanteren van deze gegevens voor wetenschappelijke doeleinden zal echter de geheimhouding van namen moeten zijn gewaarborgd. R. 203
Prof. Dr. A. QUEtUDO: *)
BEVORDERING GEESTELIJKE VOLKSGEZONDHEID DE Wereldgezondheidsdag (7 april) zal dit jaar gewijd zijn aan de geestelijke volksgezondheid en tevens het Mental Health Year inluiden, waarin naar men hoopt over de gehele wereld bijzondere aandacht zal worden besteed aan de vraagstukken van de geestelijk volksgezondheid. Vandaar dit artikel. In dezelfde periode, waarin de grondslagen voor de lichamelijke hygiene werden gelegd, ontstonden de eerste kiemen van wat later geestelijke gezondheidszorg zou worden. Terwijl men begon te beseffen dat het ziekenhuis ,,schoon" moest zijn, omdat anders de ziekenhuisomgeving op zichzelf een ernstige bedreiging voor de patient vormde, werd tegelijkertijd de ervaring verkregen, dat in het krankzinnigengesticht het regime zelf aansprakelijke moest worden gesteld voor talrijke symptomen die de patient vertoonde. Zoals de eenvoudige waarneming van Semmelweiss en Southwood Smith (die de slinger van een pomp afschroefde en daarmee een cholera-epidemie bedwong) eerst de ondersteuning moesten krijgen van het wetenschappelijk onderzoek, eerst de bevestiging moesten krijgen in theoretische grondslagen, was het alleen daarna mogelijk de maatregelen van de lichamelijke hygiene te plaatsen in een zinvol kader van redelijke handelingen. Zo moesten ook de ervaringen, die in de 19e eeuw met geesteszieken werden opgedaan, wachten op de wetenschappelijke verklaring en bevestiging, die veel later kwam. Tegen alle ongeloof en weerstand in kon worden aangetoond, dat door een menselijk regime in het krankzinnigengesticht, door een opheffing van dwangmaatregeten en door het plaatsen van een zieke in een stelsel van sociale relaties, de verschijnselen, die als inherent aan en zelfs paradigmatisch voor zijn ziekte waren beschouwd, tot verdwijning konden worden gebracht. Dit bewijst hoe plastisch de menselijke geest kon zijn. De dieptepsychologie, de ontwikkelingspsychologie en de sociale psychologie hebben daarna de grondslagen van deze plasticiteit een wetenschappelijke basis gegeven. De studie van de ontwikkeling van het kind, zowel van bet normale als het afwijkende, van de verbanden tussen de neurotische en de ongestoorde volwassene, van het gedrag van de delinquent, de uitbouw van de experimentele psyehologie, dit alles heeft zijn bijdrage geleverd tot de vraag hoe reaetiepatronen, karakter, gedrag en verhouding tot anderen tot stand komen en waarvan de vorming van deze elementen, die tenslotte levensloop en levenshouding bepalen, afhankelijk is. Dit leidde tot een dynamische opvatting van de structuur van de geest; deze werd niet meer gezien als een eenmaal gegeven en dan verder onveranderlijke grootheid ,,die nu eenrnaal zo is", maar als een voortdurend wisselende entiteit, welke steeds andere facetten keert naar de buitenwereld, afhankelijk van de eisen die de omgeving stelt, die steeds weer nieuwe antwoorden kan geven op de problemen die worden ontmoet, die enerzijds een bundel is van krachten en een snijpunt van krachtlijnen 204
en anderzijds toch een volkomen eigen signatuur draagt: de persoonlijkheid. Dit alles betekent, dat de uitingen en gedragingen van de mensen, dat abnormale reacties en pathologische ontwikkeling niet a priori behoeven te worden aanvaard, maar dat het mogelijk moet zijn deze te veranderen, te voorkomen of in meer gewenste richting om te buigen. Geestelijke hygiene karl worden beschouwd als de wetenschap welke zich bezig houdt met de studie van die voorwaarden, welke de ontwikkeling en her levensmilieu van het individu bepalen, teneinde deze voorwaarden vrij te houden van factoren die schadelijk kunnen zijn voor de geestelijke ontwikkeling en die de volledige ontplooiing van de, in het individu aanwezige mogelijkheden, zouden kunnen remmen. In het algemeen zijn deze schadelijke factoren die, welke het bereiken van een geestelijke rijpheid en het aanvaarden van de realiteit bemoeilijken. Het zijn de factoren die het individu zowel geestelijk als lichamelijk kunnen verzwakken, die tegengesteld zijn aan de ontwikkeling van zelfvertrouwen en een onafhankelijk oordeel, die aanleiding geven tot bet ontstaan van angst, onzekerheid en fixatie aan of regressie tot vroegere vormen van bevrediging. Aangezien de geestelijke gezondheidszorg zich bezig houdt met menselijke relaties in het algemeen, is her terrein zeer spoedig uitgebreid buiten bet medische, waarin het oorspronkelijke denkbeeld werd geboren. De opvoeder, de rechter, de geestelijke, de werkgever, de journalist - kortom ieder, die met menselijke betrekkingen te maken heeft, zal de beginselen van de geestelijke hygiene in zijn arbeid moeten betrekken. Maar dit is niet anders dan zoals het ook met de materiEle hygiene gesteld is. Het werk van de architect, ingenieur, landbouwer, de fabrikant van voedingsmiddelen en van kleding, kortom ieder, die op enige wijze de materiEle omstandigheden van de mens beinvloedt, moet met de eisen van de materiEle hygiene rekening houden. Zoals wij zien dat deze algemeen geldende eisen van materiEle gezondheidsbescherming door ieder van deze werkers wordt toegepast in een eigen gebied en met de middelen, welke aan zijn bijzondere werkmethoden eigen zijn, zo dienen ook de eisen van de geestelijke gezondheidszorg op elk gebied van menselijke relaties te worden toegepast en geintegreerd in de speciale problematiek en methodiek, die voor elk gebied afzonderlijk geldig zijn. Hieruit volgt, dat de medicus en in het bijzonder de psychiater deze wijsheid geenszins in pacht heeft. Hij moge in staat zijn om bepaalde wetenschappelijke beginselen uit te werken, zoals de bacterioloog dit doet t.a.v, de lichamelijke hygiene, doch hij zal zich tot zijn eigen gebied moeten beperken. De opgave, die aan de medicus wordt gesteld, is reeds groot genoeg. *) De schrijver, hoogleraar in de Sociale Geneeskunde aan de Universiteit van Amsterdam, is voorzitter van de Nationale Federatie voor Geestelijke Volksgezondheid.
Hypotensine tabletten Hypotensine-tabletten Flacons ,~ 90 stuks. Kliniekverpakking ~ 500 stuks.
Onschadelijk phyto-therapeufisch middel, bereid uit de verse Folia Visci albi. Bevat uitsluitend de werkzame, bloeddrukverlagende bestanddelen van her Viscumblad. Oeen directe depressieve werking op de hartspier. Herhaaldelijk ontvingen wij de mededeling, dat pati~nten zich, gedurende en na her gebruik van Hypotensine-tabletten, ook subjectief zoveel beter voelden. Dosis: 3 d. d. tabl. II.
Dr. B A L J E T ' s
CHEM.-PHARMAC.
FABRIEK
- ARNHEM
DIT ZONNIGE HUIS
of een ander uit de ruim 800 geselecteerde - en vakantiewoningen in vrijwel alle landen van Europa kunt u - voor een week of langer - NU reserveren via de grootste Europese Chalel-Organisatie chalets
N.V. C e n t r o p a - C h a l e t - Service, Singe1 317, AMSTERDAM, DEN HAAG, ROTTERDAM, HAARLEM, DEN BOSCH,
tel. 63698 tel. 112024 tel. 33242 tel. 21515 tel. 8586
O n z e p r o s p e k f u s l i g t voor u k l a a r l
Wij kunnen gezondheid niet meten; het gezondheidspeil wordt nog steeds afgeleid uit de verschijnselen van ongezondheid die zich voordoen. Evenzeer is het onmogelijk geestelijke gezondheid te meten en wij kunnen alleen een indruk krijgen, wanneer wij de verschijnselen van geestelijke ongezondheid waarnemen. Er is in de tegenwoordige tijd grote ongerustheid omdat deze verschijnselen zo veelvuldig zijn. Men schat dat 10% van de bevolking dusdanig door neurotische symptomen wordt gehinderd, dat behandeling nodig zou zijn; men schat dat meer dan de helft van de schoolkinderen psychinische problemen heeft, die hun geestelijke ontwikkeling remmen; men wijst op de tonnen verdovende en stimulerende middelen die worden gebruikt; men wijst op echtscheidingen, zelfmoord en misdaad. Het is buitengewoon moeilijk te zeggen, of deze verschijnselen in de grote frequentie, waarin zij thans worden waargenomen, inderdaad nieuw zijn of dat zij thans eerst in het voile licht komen omdat andere vraagstukken, die het leven en de bestaanszekerheid van de mensen bedreigen, thans op de achtergrond zijn gekomen of zijn opgelost. Persoonlijk geloof ik geen ogenblik dat welvaart neurosen veroorzaakt, maar wel dat eerst bij een algemeen hoger levenspeil deze verschijnselen de mogelijkheid krijgen aan de oppervlakte te komen. In elk geval is het zeker dat de medicus in de eerste linie staat bij her pogen de geestelijke gezondheidszorg te bevorderen, zoals hij ook een voorname exponent was en is, bij de bevordering van de lichamelijke hygiene. Zowel de curatief werkende arts, als hij die zich meer met de georganiseerde gezondheidszorg en preventief werk bezighoudt, heeft te maken met mensen in een bijzonder gevoelige situatie. Deze mensen worden bedreigd in hun meest persoonlijke gevoelens, in de intactheid van hun lichaam, in de veiligheid van hun bestaan. Dit is 66n van de elementen in elk contact met de arts, of bet voor een hoestdrankje is, een eontrolebezoek bij arbeidsverzuim of een hartinfaret. De punten die hierboven werden opgenoemd als grondslagen voor een geestelijk hygiEnisch milieu: veiligheid, zelfvertrouwen, eigen oordeel, vrijheid van angst en onzekerheid, rijpheid en aanvaarden van de werkelijkheid, mogen zeer technisch klinken en naar her gebied van de specialist verwezen worden; voor de niet gespecialiseerde arts, wiens verplichtingen t.a.v. de geestelijke hygiene groter zijn dan van de specialist, omdat de mogelijkheden van preventie vrijwel geheel op zijn gebied liggen, is het voldoende dat hij weet dat hij geen geestelijke onhygiEnische dingen doet, wanneer de persoon van de hulpzoekende voor hem heilig is. Evenzeer als het lichaam van de patient voor de arts in beginsel onschendbaar is en alleen onder zeer bepaalde omstandigheden en voorwaarden, ingrepen mogen worden gedaan, evenzeer geldt deze onsehendbaarheid van de persoonlijkheid van de patient, welke derhalve alleen na beraad en met een welomschreven doel voor ogen mag worden benaderd. Dit geldt voor elk contact en elk aspect van de relatie tussen arts en patient. I k weet niet of het terecht is dat de artsen, deze stelling in het algemeen wel accepterende, er daarna vaak op wijzen dat zij meer psychologie en meer psychiatrie moeten kennen dan hun tegenwoordige opleiding hun geeft. Ook lichamelijke hygiene is voor de arts in zijn routine-
werk een vanzelfsprekende houding geworden die zich uitdrukt in zijn persoon, in zijn omgeving en in de wijze waarop hij de patient benadert. Evenzeer acht ik het mogelijk dat de geestelijke hygiEne wordt tot een houding van de arts, tot een natuurlijk onderdeel van zijn artszijn. Hiervoor is nodig dat hij in elk geval en onder alle omstandigheden de patient ziet als een persoon, die in een uiterst gevoelige relatie tot hem staat. Evenzeer als eeri ongewassen vinger die een ogenblik in een wond verdwijnt, voor de arts een daad is die reflectoir achterwege blijft, evenzeer heeft elk woord tot de patient gezegd zijn betekenis in hygiEnische of onhygiEnische zin. De grondslagen van het geestelijk hygiEnisch handelen van de arts kunnen naar mijn gevoel het best worden samengevat in de onderstaande regels, die ik indertijd met wijlen collega Kraus heb opgesteld en die ik gaarne onder de aandacht wil brengen. Het ligt in de bedoeling, dat in het Mental Health Year tal van groepen zich door voordrachten en discussies in de vraagstukken van de geestelijke gezondheidszorg, zoals die zieh op hun gebied voordoen, zullen verdiepen. Misschien kan dit artikel her stramien vormen voor discussies onder de vakgenoten. D e R e c h t e n van de Patient.
Een patient is een persoon, die een arts in zijn beroepskwaliteit raadpleegt. Deze situatie brengt een toestand van afhankelijkheid mede, welke echter niet wegneemt, dat de patient de volgende rechten heeft. De patient heeft recht op: 1. De volledige en oprechte belangstelling van hem, van wie hij hulp ontvangt. 2. Te worden gezien als een persoon en niet als een complex van organen en symptomen. 3. Eerbied voor zijn persoonlijkheid en voor zijn verantwoordelijkheid tot het nemen van beslissingen. 4. De volle aandacht voor zijn sociale en culturele achtergrond en zijn zedelijke en godsdienstige levenshouding. 5. Dezelfde aandacht voor psychische noden als aan zijn lichamelijke toestand gegeven wordt. 6. Een zodanige toepassing van de Hippocratische regel, dat zijn geestelijke gesteldheid evenmin geschaad wordt door geneeskundige maatregelen als zijn lichamelijke gesteldheid. 7. De grootst mogelijke terughoudendheid van alle georganiseerde vormen van medische zorg ten aanzien van zijn persoonlijk ]even. 8. Alle mogelijke hulp bij het overwinnen van zijn bezorgdheid en angsten en bij het verkrijgen van een gevoel van veiligheid. 9. A1 datgene wat kan strekken ter bevordering van zijn lichamelijk herstel en validiteit; het zelfde geldt ten aanzien van zijn geestelijk herstel en zijn sociale aanpassing. 10. Te worden gezien als deel van zijn gezin; wanneer een scheiding van zijn gezin wordt overwogen, heeft hij er recht op, dat de eventuele psychische nadelen daarvan gesteld worden tegenover de andere medische argumenten; in het bijzonder geldt dit voor jonge kinderen. 205
Dr. J. C. J. BURKENS:
Psychologische problemen van de ziekenhuispati
nt *
II (Slot). Wie, zoals ik dit geregeld doe, de klachten en opmerkingen van de patient bij h u n vertrek uit bet ziekenhuis uitlok, moet daarmee ernst maken: niet aUeen omdat m e n alleen kritiek vragen mag als m e n die au s6rieux wil nemen, m a a r ook o m d a t allerlei nuttige vingerwijzingen worden verkregen; m a a r m e n moet zich evengoed realiseren, dat veel van die klachten v66r alles zijn legitieme (zij het soms wat onredelijke geuite) pogingen v a n de zieke om mens en volwassene te blijven, zodat zelfs bij de allerbeste ziekenhuisorganisatie en de allerbeste bedrijfsvoering klachten zul|en - m o e t e n - blijven bestaan.
BehoeJte aan persoonlijke zorg. Het tweede, wat uit zulke aan de patient uitgelokte kritiek - die overigens veel meer prijzend dan ongunstig is - blijkt, is dat w a n n e e r de patient het ziekenhuis prijst, dit bijna nooit is voor de organisatie, zeer zelden voor de inrichting, soms voor de behandeling, m e e t voor 't eten, m a a r verreweg het meeste omdat de zusters en de doktoren (het andere personeel wordt heel zelden genoemd) vriendel(ik, zorgzaam en v66r alles: persoonl(ik belangstellend waren. W a n t d~it zoekt de patient en waardeert hij, naast zijn herstel, v66r alles in het ziekenhuis en dat zal zijn oordeel over 't ziekenhuis, op intellectueel doch nog reel meer op emotioneel niveau, v66r alles bepalen: was de sfeer er w a r m en hartelijk, was er persoonlijke zorg en persoonlijke belangstelling.
Vader- en moeder-/iguur. De persoonlijke zorg k u n n e n in het ziekenhuis twee groepen werkers geven, van wie de patient ' t o o k verwacht: de doktoren en de verpleegsters.
Dokter. Het komt mij voor, dat de voor de hand liggende voorstelling, nl. dat de dokter de rol v a n de maehtige en welwillende vader toebedeeld krijgt en de verpleegster de rol v a n de zorgzame maar strenge m o e d e r ' e n de hele ziekenhuisgemeenschap die v a n het beschutting gevende gezin, te eenvoudig en eenzijdig is; m a a r een groot elem e n t van waarheid sehuilt er ook in. I n de figuur v a n de arts zit - minder dan vroeger, zelfs veel m i n d e r - n o g altijd iets v a n de magi~r; en de plaats waar dit zich het best k a n manifesteren is zeker het ziekenhuis. De techniek, en niet het minst de medische techniek in haar spectaculaire v o r m e n , is de vorm v a n magie waarvoor de m o d e r n e mens het meest gevoelig is en waar hij het minst kritiseh tegenover staat. Wie twijfelt aan de waarheid hiervan bezie eens opm e r k z a a m de houding van de patient tegenover de rSntgenologie: hoeveel patiEnten k o m e n bij de specialist eigenlijk voor de foto: die methode die dwars door i e m a n d 206
heen ziet; en hoe dikwijls k a n een neurotische patient alleen gerustgesteld worden als er eenmaal een r/5-foto is gemaakt! Nergens meet dan in het ziekenhuis is de arts verbonden met deze magisch-technische sfeer, en toch bereikbaar. Terecht is n a a r mijn m e n i n g gezegd dat de arts tegenover de m o d e r n e patient meer de oudere, ervaren broer is geworden dan de superieure vader: de oudere broer, die alles beter weet, beter k a n uitleggen, goede raad k a n geven, m a a r toch uitgevraagd en tegengesproken k a n worden, meer dan de machtige, zij het goedwillende en zorgende vader, die du haut de sa grandeur decreteert. In het ziekenhuis speelt de dokter nogal eens - m.i. dikwijls niet terecht - de machtige, welwillende vaderrol: hij weet alles en kan alles, m a a r expliceert weinig en duldt heel weinig tegenspraak. Dit lijkt mij meestal een vergissing, m a a r zeer veel ziekenhuisartsen voelen zich in die rol zeer goed thuis: intensief zorgend, zich offerend, m a a r machtig: de zaal b i n n e n k o m e n d met een m i n of meer groot gevolg van assistenten en zusters, kort aan het ziekbed toevend en enkele onbegrijpelijke machtswoorden uitend en opdrachten uitdelend, en dan weer voorbij. Is bet u nooit opgevallen, hoe veel eerbiediger, soms bijna servieler, de familie van een patient de arts in de ziekenhuisgang begroet of voor h e m uit de weg gaat, dan hij dit doet voor de huisarts thuis of zelfs voor dezelfde specialist op polikliniek of spreekuur? Enkele assistenten verdragen die eerbied; velen niet; en zelfs voor sommige afdelingschefs is zij een te verleidelijke last. Ik geloof, dat ook in het ziekenhuis deze houding obsoleet is en onjuist en althans v a n de kant der artsen bewust beperkt moet worden. Enige jaren geleden kreeg ik last v a n een hernia nuclei pulposi en daardoor werd een zaalvisite vermoeiender dan vroeger, zodat ik mij aanwende dikwijls even bij bet bed op een krukje te gaan zitten (in mijn ziekenhuis staat nl. onder ieder bed een krukje als tweede zitplaats voor bezoekers, naast de gewone stoel). T o e n heb ik gemerkt hoe 't feit dat ik zat naast de liggende patient, al was de tijd die ik bij de visite aan 't bed doorbracht niet langer d a n vroeger staande, een rust en een vertrouwen schiep die vroeger zo niet bestonden. Er is nl. een kleiner verschil in houding, in ,,zijn", tussen een liggend en een zittend i e m a n d dan tussen een liggend i e m a n d en een staande mens (laat staan: de over de b e d d e n r a n d aan het voeteneind l e u n e n de arts). Zo heb ik geleerd, toen mijn hernia rustig werd, toch bij iedere visite even naast de zieke te gaan zitten, en dat geeft, n a a r mijn overtuiging, een sfeer van vertrouwen en persoonlijke interesse - misschien ook iets van de dokter inplaats van de half-god. * Zie voor het eerste deel van dit artikel M.C. no. 13/1959, bladz. 190.
Verpleegster.
Dat de verpleegster een moederrol krijgt toebedeeld door de zekerheid- en rustzoekende patient ligt nog meer voor de hand en dit hele beeld lijk~ ook wat ongecompliceerder dan 't bij de arts ligt: de zuster als de zorgzame, begrijpende, toch flinke en daarin steungevende moeder. Erich Dichter, U.S.A., die een interessante studie schreef over ziekenhuisverhoudingen, wijst op het karakteristieke feit, dat de patient met de zusters sympathiseert en meevoelt als zorgende, hard werkende mensen maar hij ziet ze toch graag z6 en niet anders, want goede moeders zorgen intensief en werken hard en behoren dat ook te doen. De patient realiseert zich het harde werk van een assistent bijna nooit en deze arbeid beroert hem emotioneel nauwelijks. Ditzelfde heb ik ook dikwijls opgemerkt in de antwoorden van vertrekkende pati~nten. Daar 6n dokter ~n zuster (niet b.v. directeur en directrice) de figuren zijn, waarbij de patient steun zoekt, krijgen al hun daden, handelingen, en woorden dikwijls een emotioneel beladen en overwaardige betekenis, die aanleiding geeft tot het schijnbaar zoeken van spijkers op laag water bij kleine vergeetachtigheden, net zo goed als dit aanleiding geven kan tot te grote en inadaequate dankbaarheid bij een vertrek uit bet ziekenhuis. Voor doktoren en verpleegsters beiden is bet nodig zich voortdurend te realiseren dat door deze betekenis, welke de patient aan hun zijn en handelen toekent, handelingen en vooral manieren van optreden, die voor hen zelf van geringe betekenis zijn, voor de patient van onverwachte importantie zijn: b.v. het overslaan van 66n
patient bij de visite, of het haastig visite maken, of bet kennelijk mechanisch informeren naar de welstand zonder werkelijke belangstelling, of het praten over een patient aan zijn bed maar niet t6t de patient; maar evengoed wanneer een verpleegster een patient lang laat wachten bij het bellen of een patient ten opzichte van de zaal even laat ,,afgaan". En daarnaast is 't ook nodig te realiseren, dat een patient zich emotioneel van deze vader- en moederbeelden vrij moet maken, en dat dit vrijmaken gebeuren kan fangs de weg der genezing, distantie en dankbaarheid, maar ook langs die van de kritiek; veel kritiek van zieken of pas herstellenden is een rechtmatig zich handhaven en verzet tegen eigen regressie. E l e m e n t e n in ziekenhuis die persoonlijke zorg belemmeren.
Hoe dit alles moge zijn in deze of die situatie, zeker is dat de patient in bet ziekenhuis genezing zoekt, doch daarbij ook steun, geruststeUing en zekerheid en dat hij dit alleen krijgen kan van de doktoren en de zusters, en dat deze hem dit alleen geven kunnen door persoonlijke zorg en belangstelling. N u kunnen allerlei elementen die in het ziekenhuis leven medewerken, dat de patiSnt aan die persoonlijke zorg niet toekomt; en vrij dikwijls komt hij er ook niet aan toe, zij her dat in 't algemeen onze Nederlandse ziekenhuizen, en vooral de kleinere, nog niet zo kwaad bij andere hierin afsteken. De zeer belangrijke elementen, als: gebrek aan inzicht, gebrek aan interesse, gebrek aan tijd,
G R O T E H E R N I A als reddingsboei. DAT in het algemeen lelijke en mismaakte mensen door de antieke Grieken meedogenloos werden bespot, valt al op te maken uit de levendige beschrijving, door Homerus in zijn Ilias gegeven van de door de natuur zozeer misdeelde Thersites. En blijkbaar ook uit het epigram van Luclius, waarin van een blijkbaar zeer grote breuk (hernia, ~ 2 ~ ) sprake is: Daar van veertig matrozen. alleen Dionysius gered is, Stelde hij hier van z' n breuk 'n beeld en gel(ikenis op. W a n t op z'n d(ien bond hij h e m vast, en zo k w a m hij boven. Sores brengt - naar m e n hier ziet "n breuk aan zijn* drager geluk.
Dr. A. G. J. Hermans, Rotterdam. Voorheen was naar ik meen te weten breuk vrouwelijk. Nfi duff ik het wagen zo'n grote breuk het mannelijk geslacht toe te kennen!
organisatorische fouten, laat ik geheel onbesproken: niet omdat zij onbelangrijk zijn, doch wel omdat zij in principe zijn op te heffen. Structurele belemmeringen.
In zekere zin interessanter zijn die elementen, welke de persoonlijke zorg voor de zieke in het moderne ziekenhuis belemmeren en die een structureel karakter hebben. Daarmee is bedoeld: die tot de structuur van het ziekenhuis als modern behandelingscentrum behoren, dus nooit zonder meer zijn weg te organiseren; de elementen die a|s 't ware zijn les d~fauts des quatit~s essentielles van 't ziekenhuis, maar die wel onderkend moeten worden, omdat hier compromissen zullen moeten worden gezocht. Laat ik er slechts drie - en dan tijdshalve slechts schematisch aangeduid - noemen: dus functies, die behoren tot de essentifile elementen, die medewerken om in 't ziekenhuis de patient aan zijn genezing te helpen (en daarvoor wordt hij immers opgenomen), die dus niet zijn weg te nemen en die toch de persoonlijke zorg voor de patient kunnen in de weg staan. Techniek.
Daar is allereerst de techniek, d.w.z, de ontwikkeling in de geneeskunde, die de grootste therapeutische sue207
cessen heeft mogelijk gemaakt, die ook in de kleine en eenvoudige dingen onberispelijk zijn moet om geen ernstige ongelukken te doen ontstaan en die v66r alles de reden van bestaan van een ziekenhuis is. En tegelijkertijd kan de techniek - en die noodzakelijke zorg voor een goede techniek - zich tussen patient en arts of verpleegster schuiven. Voor laboratorium- en r6ntgenarts zijn de pati~nten vrijwel geheel achter de techniek verdwenen; voor de chirurgische vakken - denk ook aan de orthopedie- kan de patient al te gemakkelijk een technisch probleem worden, maar ook de internist kan deze instelling krijgen; en reel pati~nten hebben het gevoel goed behandeld te zijn, maar hun arts nooit echt te hebben ontmoet. Dit eigenaardige, ambivalente karakter zien we ook typisch voor de verpleegster: voor wie allerlei technische prestaties een grote aantrekkelijkheid vormen en die tegetijkertijd klaagt dat zij door alle technische handelingen op zaal de persoon van die patient niet meer rustig benadert.
Efficiency. Een bijzonder, maar voor de moderne ziekenhuis bedrijfsvoering hoogst belangrijk technisch probleem is dat der efficiency. Een ziekenhuis is verwijderd geraakt van de spreekuren van een huisarts, waar inefficiency hoogstens leiden kan tot wat ergernis en war (overigens nog hele bedragen per jaar vertegenwoordigende) verloren arbeidsuren van de patiEnten en onnodig verloren tijd van de arts. Drie factoren maken dat in het moderne ziekenhuis efficiency een bijzondere betekenis heeft gekregen: 1. De grote bedragen die in het ziekenhuis als bedrijf zijn ge'investeerd en die met de exploitatie zijn gemoeid; 2. de hoeveelheid verloren - al dan niet betaalde arbeidsuren, die een opname vertegenwoordigen; 3. het feit dat de overgrote meerderheid der verrichte medische handelingen een aantal personen, medici en hulpkrachten, in hun co~Speratie eisen, en zo'n co~Speratie kan alleen zonder veel tijdverlies en ergenis tot stand kornen indien een effici8nte organisatie strak wordt gehandhaafd. Wat betreft onze efficiency staan noch artsen noch ziekenhuis in een bijzonder hoog aanzien: van tijd tot tijd gaan in de kringen van ziekenfondsen en ziekenfondsraad stemmen op dat ,,die ziekenhuizen" toch tot grotere efficiency gedwongen moeten worden. Hierin schuilt veel overdrijving en nog meer onkunde met de wijze waarop de arbeid in een ziekenhuis geschieden moet: maar toegegeven moet worden dat een modern ziekenhuis een apparaat is geworden dat in financieel opzicht - (in de Duitse ziekenhuizen is evenveel kapitaal ge'investeerd als in de Duitse spoorwegen) - en bedrijfsteehnisch tot de middelindustrie gerekend kan worden. Trouwens: iedere ziekenhuisarts weet dat hij alleen door zijn dagtaak heenkomt al hij een tijdschema maakt en zich daar goed aan houdt. Maar wie dat weet, realiseert zich meteen hoe deze - voor ons zelf en voor onze medewerkers volstrekt noodzakelijke - efficiency in ons 208
werk ons kan afschermen tegen de persoonlijke omgang met de patiEnten. Want alles valt te organiseren behalve de persoonlijke omgang met mede-mensen: u kunt het persoonlijk gesprek met uw zoons en dochters niet organiseren in een bepaald tijdschema; en - behalve misschien voor psychiaters - kan dit evenmin met patiEnten (of personeel): het persoonlijk contact, op de momenten waarop her meest nodig is, komt spontaan en onverwacht tot stand. Zo staat de organisatie van her ziekenhuis in een duidelijke bipolaire positie: in 't algemeen bestaat bij ziekenhuispersoneel, met name bij artsen en verpleegsters, een tekort aan inzicht dat veel grotere efficiency nodig is in her ziekenhuisbedrijf, en tegelijkertijd moet deze organisatie zo zijn dat er een ruimte openblijft voor het doorbreken van deze efficiency voor het app61 dat de persoon van de patient - onverwacht, op bet ongelegen moment - op de arts of zuster doen kan. Hiervoor moet ruimte zijn, maar deze ruimte moet geen excuus zijn voor slordig werk of een ego'iste organisatie. D.w.z. efficiency en wat ik met een zelf bedacht woord ,,calculated inefficiency" noemde, moet samen de organisatie van het werk in her ziekenhuis stempelen.
Teamwork. Nog een derde element wil ik noemen: een element dat in her moderne ziekenhuis onmisbaar is en pas een doeltreffend gebruik van dit apparaat in de gezondheidszorg mogelijk maakt, en dat zich toch tussen met name de arts en de patient kan schuiven. Dat is het teamwork. Ik behoef hier dit stokpaard niet te gaan berijden en niet te betogen, dat alleen in teamwork in voortdurende samenwerking van meerdere artsen en hun hulpkrachten tot een verantwoorde diagnostiek en therapie is te komen; en evenmin dat de doeltreffendheid van ziekenhuizen en haar organisatie vrij nauwkeurig kan worden afgemeten aan de stand van her teamwork in de inriehting. Maar in de sfeer van het persoonlijk contact van arts en patient kan dit teamwork bijzonder - en door haar ongemerktheid geraffineerd - storend werken. Het gevaar is verre van denkbeeldig, dat de patient na enige tijd niet meer 66n behandelend arts, met wie hij in een persoonlijke verhouding staan kan, maar een enigszins anoniem team tegenover zich vindt, waarbij hij technisch uitstekende hulp vindt, maar geen persoonlijk rapport en steun rneer. Voor de artsen bestaat het gevaar, dat zij juist in een moeilijk geval zich terugtrekken in de anonymiteit en in de gedeelde verantwoordelijkheid - en gedeelde onverantwoordelijkheid is al te dikwijls gedeeltelijke onverantwoordelijkheid - van het samen-iemand-behandelen. Dit behoeft natuurlijk niet zo te gaan, maar wij weten allemaal wel patiEnten, waar meerdere ziekenhuisartsen zich mee bemoeien en waar iedereen toch een beetje langs been loopt; en ook wanneer dit in medisch-technisch opzicht niet zo is kan ieder teamwork - evenals trouwens een verwijzing - toch de persoon van de arts (en dat is steeds: de persoon van 66n arts) verwijderen van de persoon van de zieke. Zo moet teamwork in psychologiseh opzicht kritisch bekeken en kritisch georganiseerd worden: het is e'en noodzakelijkheid voor het goede ziekenhuiswerk 6n een psychologische bedreiging voor de patient.
Losse opmerkingen van een
Plattelandsarts
Reparatie DIE ochtend stond mijn horloge stil, zo m a a r plotseling. N u is dat op zichzelf geen wonder: er zijn niet zoveel horloges die langzamerhand gaan stil staan. M a a r goed, het stond stil en dat verwonderde m e toch wel even, want het h6ugde me niet, dat het had stilgestaan. E n het is natuurlijk ongeriefelijk. Er is voor mij m a a r 66n tijd en dat is de juiste tijd en dit horloge - ik heb het jaren geleden van m i j n vrouw gekregen - voldeed zeer a a n deze mijn behoefte. Elke ochtend, als ik zit te ontbijten, zet ik de radio aan en als de klok dan acht slaat, kijk ik even op mijn trouwe metgezel, constateer dat hij nog precies gelijk loopt, of hoogstens enige seconden voor is op het wereldgebeuren en dan ben ik tevreden, de tevredenheid v a n de geslaagde praktiserende academicus in een westerse wereld, waar ~lles geregeld is en ~lles gebonden is aan de tijd, de juiste. D a n luister iX nog even n a a r het belangrijkste nieuws en n a a r het weerbericht, en d a n stap iX in de dagelijkse tredmolen, acht u u r vier is het dan. Dat kan me wel eens hinderen, dat ik niet voldoe aan de eis, die ik mezelf indertijd heb gesteld, precies op tijd met het spreekuur te beginnen. Altijd is het acht u u r vier, 0804 u u r zoals ze bij de M a r i n e zeggen, en deze kleine tekortkoming van vier m i n u t e n per dag reken ik mezelf in mijn depressieve ogenblikken - ik h~b ze! - ernstig aan. M a a r die ochtend k o n ik mezelf weinig aanrekenen, want mijn kleine tikker vertikte het. Dus liep ik n a het spreekuur op weg naar het ziekenhuis in de stad - o m e e n jonge m o e d e r geluk te wensen, die een sectio had ondergaan de vorige dag - even aan bij mijn horlogemaker. Ik k o m er graag, ik ken hem nog v a n vroeger; we hebben samen schoolgegaan, deze u u r w e r k m a n en ik. Hij is een goedmoedige, wat bedachtzame m a n met handen, zoals alleen horlogemakers en plastische chirurgen en tandartsen hebben, v a n die soepele vingers die slechts nauwkeurig gedoseerde voorzichtige handelingen k u n n e n verrichten. E n ik k o m ook graag in zijn ~vinkel, ik mag dat zo gaarne zien, de u u r w e r k e n van allerlei soort die uitgestald liggen, glanzend en verleidelijk. De Longines, de Vacheron et Constatin, de Jaeger-Le Coultre en de andere merken, duurder en eenvoudiger, mijn eigen merk, Girard-Perregaux, doet niet onder in uiterlijk en glans voor zijn concurrenten. Er gaat voor mij v a n zo'n horlogemakerswinkel iets feestelijks, iets cadeau-achtigs uit . . . ,,'s Kijken, de veer is heel, trouwens, die gaan haast nooit meer stuk t e g e n w o o r d i g . . . 'k Zal h e m even openm a k e n , dan k u n n e n we z i e n . . . " en hij peutert ergens tussen met een soort wip-tangetje, draait met zijn spitse vingers iets o m e n klemt de loupe voor het oog. ,,Ja, 't is vuil, we zullen het schoonmaken." ,,Duurt het lang?"
Hij kijkt me aan met zijn ene onbedekte oog en laat het twinkelen, 6ven m a a r . . . Ik ken deze jongen, zei ik al, en ik wist uit die blik, dat ik wat te verwachten had. Zeker ruzie met zijn huisarts gehad of zo, en dat komt hij n u op mij verhalen, zoals steeds. Als je alle m e n s e n moest geloven, had iedereen altijd ruzie met alle behandelende artsen. Het aantal malen dat vrienden en kennissen tegen m e zeggen: . . . . . n o u moet jij eens zeggen, jij bent toch ook dokter, wat je vindt van zo'n behandeling . . ." . . . . . Lhng, och nee, zo'n horloge s c h o o n m a k e n , daar doen we meestal een dag of vier over, m a a r voor jou zullen we zeggen: een w6&k, dan mag je het halen, tigt het netjes voor je klaar, schoongemaakt, opgepoetst en gelijk gezet...!" Zie j e w e l , er is wat. M a a r we k e n n e n elkaar langer! ,,Nee, Jacques, eerlijk zeggen, hde lang doe je over het schoonmaken van een horloge?" ,,Goed, 66rlijk! Een kwartiertje hooguit. Even uit elkaar n e m e n , schoonmaken, weer monteren, alleen kan ik dan niet garanderen dat het precies gelijk loopt!" ,,Maar wat is dat d a n voor onzin, wat je daarnet zei?" ,,Jongeman", zei hij, en hij n a m de loupe weg van zijn oog, ,,jongeman, ga mee n a a r hchteren, we zullen je horloge s c h o o n m a k e n waar je bijstaat, we zullen aan moeder vragen, of er koffie in huis is, we zullen je dwingen, het verhaal aan te horen waar we vol v a n zijn, en tenslotte zullen we niets, geen c~nt, rekenen voor de reparatie, op voorwaarde, dat je aandachtig luistert en het verhaal ook aan je collega's overbrengt. D b e n ? " Ja, wat moet ik hierop antwoorden? Er zit hen lets dwars, dat is wel duidelijk. Goed, we zullen het accepteren, tenslotte wordt mijn horloge n u in luttele m i n u t e n gerepareerd, dat is ook wat waard. ,,Nu moet moeder die brief m a a r voorlezen en ga jij maar in dig stoel zitten, kalm luisteren en niets zeggen. Ik zeg ook niets meer want ik m a g niet p r a t e n als ik een horloge o n d e r h a n d e n heb, met het oog op het e h . . . sputum, n o e m e n jullie dat, geloof ik." E n n u de brief. 9. . wil ik toch graag mijn hart luchten over mijn ervaringen met dokters. Ik doe her eigenlijk niet graag, omdat de schets die ik geef eenzijdig zal zijn, omdat ik het gevoel heb, tegenover de artsen en de verpleegsters met wie 209
ik in aanraking ben gekomen, lets van onrechtvaardigheid te begaan. Daarom stel ik voorop, dat ik niet wil kwetsen, dat ik aanneem, dat doktoren en verpleegsters steeds her beste met hun patiEnten voorhebben en dat de geirriteerdheld die mij vaak bekruipt als ik met hen in aanraking kom, in de eerste plaats een gevolg is van het felt, dat ik hun handelingen alleen maar van mijn kant uit gadesla. Jullie weten hoe het gegaan is: er werd een paar jaar geleden bij een periodieke doorlichting in het bedrijf waar ik werk, lets aan mijn longen ontdekt: ,,Ik zie wat! Bent U soms verkouden geweest? Kleed U maar weer aan en kom over drie of vier dagen terug". War nu volgt, zul je telkens in mijn verhaal terugvinden. Tuberculose is nog steeds een gevreesde ziekte. De medici zijn wel in staat, haar te genezen, maar de kuur duurt lang. Je bent zo lang uit je werk en uit je gezin. Daarom waren die drie dagen voor mij dagen van martelende spanning. Ben ik ziek of ben ik niet ziek? Zal ik moeten kuren en hoelang duurt dat dan wel? Toen ik na een dag of drie terugkwam, was er hog lets te zien. Ik werd naar het consultatiebureau in mijn woonplaats gestuurd. Het eerste onderzoek was erg bemoedigend. ,,'t Is wel goed" zei men, ,,maar . . . U moet toch maar een week of zes rusthouden!" In die tijd werd ik door her consultatiebureau gecontroleerd en als ik tegenover de controlerende verpleegster van mijn ongerustheid liet blijken, was steevast haar antwoord: ,,Ach kom, U bent immers de enige niet!" De zes weken kropen voorbij, maar ik mocht weer aan het werk en moest na een half jaar terugkomen. Toen er nauwelijks drie maanden om waren, kreeg ik het verzoek, me te melden. Er werd een foto gemaakt en ik kreeg de boodschap, na drie dagen de uitslag te komen halen. Weer drie dagen van martelende onzekerheid! Waarom hadden ze me eerder terug laten komen? Waarom hadden ze nu al weer een foto gemaakt?
L
" Y a k n o w , doc, I never c o u l d figure o u t w h e r e I lost those vitamin pills y o u gave me.'" (J.A,M,A.}
210
Het viel mee. Ik moest over drie maanden maar weer eens terugkomen. Toen die drie maanden om waren, begaf ik me, zo nerveus als ik maar zelden in mijn leven geweest ben, weer naar het consultatiebureau. Er werden weer foto's gemaakt. ,,Kom over drie dagen maar terug." N a die drie dagen zei de dokter: ,,Ik weet het niet, ik moet eens met mijn collega's overleggen. K o m over drie dagen terug." Moet ik jullie nogmaals vertellen, in welke onzekerheid ik die drie dagen heb geleefd? Weer terug. Niets bijzonders, maar morgenochtend gaan we een paar doorsneefoto's maken. Ze werden gemaakt. ,,Kom over drie dagen eens horen." De doorsneefoto's waren goed, maar het leek toch beter, een kweek te doen. De kweek was positief. Er worden foto's gemaakt, kweken uitgezet, foto's gemaakt, kweken nitgezet enzovoort enzovoort. Als het resultaat steeds gelijk blijft, probeert men het met een seriekweek. Ik moet om de andere dag terugkomen. Ook de seriekweek is positief. De dokter vraagt, of ik met jonge meisjes werk. Ik weet nog steeds niet, waarom hij het vroeg. Er worden weer foto's gemaakt en er komt na een paar dagen een verpleegster vragen, of ik nog eens wil komen. Toen ben ik kwaad geworden! Ik zei tegen de verpleegster, dat ik geen zin had, weer te komen. Of ik ben ziek, en dan wil ik gaan rusten, of ik ben niet ziek en dan heeft al dat geExperimenteer geen enkele zin! Ik was kennelijk w~l ziek, want de dokter vond het beter, dat ik een jaartje ging kuren. Ik word uit het Sanatorium ontslagen en meld me bij de nazorg. ,,Ben je eruit getrapt, of ben je ontslagen?" vraagt de dokter. En dan begint de ellende opnieuw. Foto's, kweken, foto's, kweken. ,,Kom over een half jaar maar eens terug." Ik heb het gevoel, dat een dergelijke methode van onderzoek, waarbij men de patient zo lang in bet onzekere laat, of misschien wel m6et laten, dat kan ik natuurlijk niet beoordelen, de rnensen ziek maakt. Ik spreek er nu niet over, dat ik tegenwoordig voor ieder vermeend geval van tuberculose bij de buren, voor controle word opgeroepen. Ik spreek niet over fouten bij de administratie, waardoor ook grote onzekerheid wordt geschapen. Her gaat er bij mij eigenlijk alleen maar om, dat de medici zich hog eens buigen over deze sociale en psychologische kanten van de voor- en nazorg. Misschien lukt het hen dan, die tergende onzekerheid wat weg te nemen. En nu vraag je je misschien af, Jacques, waarom ik dit alles aan jullie schrijf. Ik weet het eigenlijk zelf niet, ik heb dit alles eens op papier willen zetten, het werkt een beetje bevrijdend op me misschien, maar ik wilde je vragen, mij eerlijk te zeggen, wat je hiervan vindt. Overdrijf ik, of mag ik inderdaad van de dokters verlangen, dat ze zich een beetje trachten te veranderen? ,,Zo, en n u wil ik van jou geen a n t w o o r d . N e e m de b r i e f gerust m e e , " en hij v o e g d e er d u b b e l z i n n i g aan toe, terwijl hij mij het h o r l o g e o v e r h a n d i g d e , n a het gelijk gezet te h e b b e n m e t de vinnig-spitse wijzer v a n zijn c h r o n o meter, ,,je b e n t nu t e n m i n s t e bij de tijd." Ja, bij de tijd b e n ik wel, nu. M a a r wat ik m e t de brief aan m o e t , w e e t ik nog steeds niet goed. W e zullen h e m t o c h m a a r laten a f d r u k k e n in M e d i s c h C o n t a c t , dat h e b ik tenslotte aan mijn h o r l o g e m a k e r beloofd. M i s s c h i e n is het t o c h wel goed, d a t w e er w e e r eens over nadenken, hoeveel onzekerheid wij bij o n z e pati~nten teweeg b r e n g e n .
UIT HET MAATSCHAPPELIJKE VELD
GEVAREN VAN ONVOLDOENDE ,,ORGANISATIEGRAAD" IN her verslag, dat Frese heeft gegeven over de internationale ontmoeting van intellectuelen*, is de conclusie getrokken, dat wij waakzaam moeten blijven teneinde bij de respectieve overheden datgene te bereiken, war wij als beoefenaars van de vrije beroepen noodzakelijk achten. Dit vermaan, voortgekomen uit waarnemingen op het internationale vlak, kan als een bevestiging worden opgevat van de waarschuwing, welke dienaangaande vroeger in M.C. is gegeven. Er is in deze kolommen al eens op gewezen**, dat de Nederlandse overheid onder de twaalf leden, die zij heeft aangewezen in het Economisch en Sociaal Comit~ - raadgevend orgaan voor de Europees Economische Gemeenschap - geen enkele vertegenwoordiger van de vrije beroepen heeft benoemd. Want van deze twaalf leden zijn er tien gekozen uit werkgevers- en werknemerskringen en twee worden geacht her algemeen belang te vertegenwoordigen. Protesten tegen deze miskenning van de vrije beroepen, en daarmee tegen de miskenning van de waarde en de functie van de groep intellectuelen, hebben niet mogen baten. De regering heeft deze protesten naast zich neergelegd en her deert haar kennelijk niet, dat op het internationale vlak van de E.E.G. zaken aan de orde komen, waarmee taken en belangen van de intellectuelen - en daarmee van vele beoefenaars van vrije beroepen - zijn gemoeid, zonder dat deze groep daarbij een directe stem kan laten horen. De regering heeft bij de aanwijzing van bedoelde Nederlandse leden in het Economisch en Sociaal Comit6 her advies gevolgd van de Soeiaal Economische Raad, een langzamerhand tot een soort neven-parlement vergroeid orgaan. Met dien verstande dat de vergelijking met een parlement in een opzicht zeer bepaald mank gaat. De samenstelling van een parlement berust op evenredige vertegenwoordiging, doch die van de S.E.R. is er een van paritaire vertegenwoordiging van groeperingen, werkgevers en werknemers, en daaraan toegevoegd de kroonleden, die in het midden van deze wip zitten en haar nu eens naar deze, dan weer naar gene kant kunnen laten neer gaan. Ook in de S.E.R. kan her vrije beroep zich niet anders laten horen dan - hopelijk - door middel van degenen, die daar het algemeen belang voor ogen nemen. De S.E.R. heeft dus met zijn advies aan de regering de positie van de intellectuelen miskend. Dat men deze miskenning niet te licht moet nemen is af te leiden uit wat zich op een ander, voor de arts als intellectueel aangrenzend terrein afspeelt. Wij doelen hier op de Ondernemingsraden en om de functie van die Raden duidelijk te doen zijn voor diegenen, die daar niet ui.t ervaring mee vertrouwd zijn, eerst deze korte toelichting. Ingevolge de Wet op de Ondernemingsraden moeten in bedrijven met meer dan een bepaald aantal werknemers, Ondernemingsraden worden ingesteld. Dit zijn raden van advies voor de onderneming. Zij worden samengesteld uit leden van alle groepen werknemers in die bedrijven: technisch, administratief, leidinggevend (ingenieurs, chemici, enz.) personeel. Het toezicht op de instelling van de Ondernemingsraden is, bedrijfstakgewijze,
opgedragen aan Bedrijfscommissies, Zo behoort het tot de taak van de Bedrijfscommissies de reglementen van de Ondernemingsraden te beoordelen en goed of af te keuren. Deze reglementen, waarin zij ook hun samenstelling (vertegenwoordiging van verschillende groepen werknemers) vastleggen, worden door de Onderneminsraden zelf ontworpen. De verantwoordelijkheid van de Bedrqfscommissies, die deze reglementen ter goedkeuring krijgen voorgelegd, is dus niet gering, want zij hebben o.m. toe te zien of de verschillende groepen werknemers, naar gelang van hun betekenis voor een onderneming, voldoende en in goede onderlinge verhouding in de Ondernemingsraad zijn vertegenwoordigd. Wat ziet men thans gebeuren? De S.E.R. heeft in de Bedrijfscommissie voor de zware industrie het hogere personeel geen vertegenwoordiging gegund. Onnodig te zeggen, dat juist in deze industrie, een willicht naar getal ten opzichte van alle werknemers soms zeer kleine groep intellectuelen een zeer grote verantwoordelijkheid en beslissende invloed op de goede gang van technische en economische zaken heeft. Deze groep zou ongetwijfeld mede in de Bedrijfscommissie hebben te oordelen over de reglementen, welke de Ondernemingsraden uit de bedrijven in deze sector van de industrie aan de Bedrijfscommissie ter goedkeuring moeten voorleggen. De meerderheid van de S.E.R. dacht er niet over. Het heette, dat de ,,organisatiegraad" van het hoger personeel onvoldoende was. Geen wonder, dat tegen deze uiteraard van de zijde van de vakbonden ontplooide opvatting protest is aangetekend, i.e. van de zijde van de Nederlandse Vereniging van Hoger Personeel en de r.k. vereniging van Hoger Personeel. Deze verenigingen gingen tegen deze S.E.R.-beslissing in beroep bij het college van beroep voor het bedrijfsleven. Dit college was van oordeel dat hier was gehandeld ,,in strijd met een algemeen beginsel van behoorlijke structuur" en vernietigde ,,de samenstelling van de Bedrijfscommissie". Dientengevolge moest de S.E.R. een nieuwe beslissing nemen. Hij liet die voorbereiden door zijn Commissie Ondernemingsraden, die het advies uitbracht, dat . . . . . de uitspraak van het college van beroep geen aanleiding kon geven het meerderheidsstandpunt van de S.E.R. te herzien"! Onwelwillender en tevens onhoffelijker tegenover bet college van beroep kon het al niet. De S.E.R., in pleno vergaderende, heeft nu onlangs dit advies van zijn Commissie Ondernemingsraden besproken, maar de zaak is weer op een zijspoor gebracht. Van de zijde van het N.V.V. werd er op aangedrongen de Commissie Ondernemingsraden pre-advies te gaan vragen over haar (eigen) advies, waarop de voorzitter van deze Commissie in het midden bracht, dat dit pre-advies natuurlijk niets nieuws meer zou kunnen inhouden na de argumenten, die reeds waren gegeven! Niettemin men * Zie M.C. no. 13/1959, bladz. 187. ** Zie M.C. no. 22/1958, bladz. 359. 211
heeft toch op een pre-advies weten aan te sturen, waarbij her dan niet ging om de vertegenwoordiging van hoger personeel in de onderhavige Bedrijfscommissie, doch om vertegenwoordiging van hoger personeel in Bedrijfseommissies in het algemeen. Over enkele maanden gaat de S.E.R. met deze slepende zaak weer verder. Intussen blijft het hoger- en leidinggevend personeel in de zware industrie buiten de deur van de Bedrijfscommissies staan. Men ziet hieruit, dat voor intellectuelen tegenwoordig op alle terreinen waakzaamheid is geboden, dat dit internationaal geldt, zoais Frese te Straatsburg heeft waargenomen, doch vooral ook nationaal! Nog een ander voorbeeld tot slot. Bij de instelling van een Bedrijfscommissie voor het typografiseh bedrijf is er jaren lang een hevige strijd gevoerd. D e typografen, verenigd in een machtige bond, waren van oordeel dat de Ondernemingsraden van uitgeverij- en persbedrijven ook onder deze Bedrijfscommissie behoorden te worden gerangschikt, want boeken, kranten, enz. waren, betoogden zij, een typografisch produkt. Van de zijde van de persen uitgeverijbedrijven is daartegen met felheid gestreden, vooral van de zijde van de journalisten, die niet ten onrechte er op wezen, dat een krant, tijdschrift, of boek, hoezeer ook langs typografische weg tot stand gekomen, her geestelijk produkt is van journalist of auteur en dat de belangen van uitgeverij- en persbedrijven niet gedoogden, dat de daarbi] wettelijk in te stellen Ondernemingsraden uitsluitend een ,,typografisch" karakter zouden hebben. A a n alle pogingen van de S.E.R. de pers- en uitgeverijbedrijven tot inlijving bij de Bedrijfscommissie typografie te verlokken, is weerstand geboden, zodat de S.E.R. - vermoedelijk ook met het oog op de positie, welke kranten ten opzichte van de vorming van de publieke opinie kunnen innemen - tenslotte aan her gerecht-
vaardigde verlangen van de geestelijke arbeiders heeft moeten toegeven. Een tweede voorbeeld dus, dat duidelijk maakt dat waakzaamheid voor de intellectueel, daarmee voor de beoefenaar van het vrije beroep, voortdurend is geboden. De heer D. W. Ormel, die in de geest niet ver staat van de meerderheid van de S.E.R., welke meerderheid bet hoger personeel buiten de Bedrijfscommissies wil houden, heeft in het maartnummer van ,,Gids voor personeelsbeleid, arbeidsvraagstukken en sociale verzekering" zojuist een niet van sentimenten gespeende beschouwing geschreven over de stand van zaken met de Ondernemingsraden. Hij schrijft: ,,Het hoeft geen betoog van hoeveel belang bet voor de goede geest van een onderneming is, dat op het niveau van de bedrijfstak er een bevredigende samenwerking bestaat tussen de ondernemers- en werkgeversorganisaties. Hapert deze samenwerking, dan zal dit ook in het werk van de Bedrijfscommissie tot uitdrukking komen". De heer Ormel draait het rustig en lustig ietwat om, en her ontgaat hem blijkbaar dat vooreerst een onjuiste samenstelling van een met grote bevoegdheden uitgeruste Bedrijfscommissie wrevel en wanverhouding kan opwekken bij de in getal kleine, in wezen zeer belangrijke groep intellectuelen, zonder welke de industrie het niet kan stellen. Wanneer de heer Ormel dan ook nog schrijft: ,,Terwijl elders de democratie bloedarmoede lijdt, wordt hier ernstig gepoogd zoveel mogelijk mensen te betrekken bij de regelingen, waaraan zij zijn onderworpen" ontkomt men niet aan de indruk dat zijn beeld van democratie door de grenzen van hoge organisatiegraden wordt bepaald. Overigens is dit de diagnose van de gelocaliseerde bloedarmoede. v.M.
~. FENTENEt~ VAN VLISSINGEN:
Over de waarde van lichaam en ziel HET is niet alleen merkwaardig, en dus opmerkelijk, maar zeker ook k~nmerkend, wanneer in de geneeskunde, zoals wij die uitoefenen en verstaan, de honorering een buitengewone divergentie toont naar gelang het gaat om instrumentele verrichtingen enerzijds, dan wel om her psychiatriseh c.q. psychotherapeutisch gesprek. Dit verschijnsel dunkt mij van zo groot belang, dat het wel geboden is er eens bij stil te staan. De overwegingen hiertoe zijn m66romvattend dan de pragmatische regeling van honoraria, hetgeen ook wel wenselijk is, wil de stand der geneeskundigen niet meer en meer vervallen in de zelfverguldende steriliteit, waartoe het gildewezen was voorbestemd. In de divergentie tussen het honorarium voor een technische verrichting en anderzijds hetgeen in rekening kan worden gebracht voor een gesprek, blijkt een dermate krasse discrepansie - welke bij leken zowel als bij artsen genoegzaam bekend is - d a t e r een dieper achtergrond moet zijn dan wij gemeenlijk willen aannemen. Laten wij vooropstellen, dat de toewijding van de ene mens voor de ander, de volledige inzet, van zeer grote 212
waarde is. Alle waardering in geldswaarde is dh~trom wezenlijk onvolledig, omdat bet alles in de kern onbetaalbaar is. Wij moeten ons daarvan diep bewust zijn, niet om ons op de borst te kloppen, maar omdat het de zieligheid van al ons geredekavel over de penningen wel h661 duidelijk naar voren doet komen. De activiteiten van onze besturen worden voor een groot deel bepaald door bet vinden of verstevigen van de coiSrdinatenstelsels, waarbinnen het materieel mogelijk moet zijn voor de medicus zijn werk te doen. Over de prealabele vragen spreken wij d~t~trom niet, opdat niet verschil van geestelijke instelling ons hecht bolwerk kan laten wankelen. Men moet zich echter afvragen of de waarde van dergelijk bolwerk niet meer en meer sehrompelt tot de ongelukkige vakbondsfeer, wanneer en zolang het gesprek over de fundamentele zaken wordt vermeden. Wanneer - geheel onverwacht - een dergelijk gesprek aan de orde zou blijken te zijn, dan zuUen de meesten van onze kloeke onderhandelaren, die jaar en dag op de bres stonden voor onze materiele belangen, wel eens met stomheid geslagen kunnen blijken te zijn.
EEN ARTS BEHOEFT NIET IN DE PUT TE ZITTEN ALS HIJ ZIEK IS
Verzekert U van een dag-uitkering gedurende tijdelijke of blijvende ongeschiktheid tot uitoefening van Uw praktijk bij de
M.O.V.I.R.
Onderlinge Verzekering-Maatschappij voor Artsen, Tandartsen en Dierenartsen. Opgericht 1943 en sedertdien door Uw collegae bestuurd. Vraagt inlichtingen aan ons kantoor :
Prins gendriklaan 11 te Telefoon 0 3 4 0 4 - 2 5 0 8
Zeist,
Hotel- C a t & Restaurant
,,DE, K A L A N D E R I J "
Specialiteit in Chin. gerechten. Tevens een goed verzorgde Holl. keuken. Gezellige en infieme sfeer tijdens Uw feestmaaltijd. Ook Zondags de gehele dag geopend. Congreszaal voor __+ 35 personen.
DE DIRECTIE HSIEN SLANG CHANG
Gronausestraat 3 - Telefoon 3370 - ENSCHEDE Bezoekt in Leiden ons Chin. Ind. Rest. PING-AN.
Prijsverlaging
Franse landwijnen rood, wit en ros~ per ties f 1,55
Rood en wit
per liter f 1,75
Heueriger
1]~ liter f 4,75
ALLE SOORTEN GEDISTILLEERD
Slijterij-Wijnhandel J. W. J 0 N K E R PRINSENGRACHT 5 9 8 - AMSTERDAM Telefoon 3 0 5 2 3 en 34801
Tezeer vergeten is hetgeen Viktor von Weizs~icker eens opmerkte in alle simpelheid en bewogenheid die hem kenmerkte, los van de gewichtigheid die soms hoogleraren tot riducule verschijningen kan maken. ,,Das Wesen des Arztes offenbart sich im Bilde des Samaritaners doch deutlicher als im Schatten patentierter Industrien und gepflegter Sanatorien." (t3ber das Wesen des Arzttums, lezing, 1947). Velen onzer glimlachten toen zij lazen hoe de tandartsen alreeds een honoreringsregeling per minuut hebben kunnen invoeren en meenden, dat dergelijke aanstootgevende vertoningen in de medische wereld wel niet zouden voorkomen. Gij vergist u evenwel, want het departement van Justitie - of all things - bedingt voor de psychotherapie~n, die met goedvinden van het departement worden uitgevoerd - niet in opdracht van her departement, want de opdracht geeft in principe het rechtsprekend college dat, indien zulks door de rapporterend psychiater werd aanbevolen, in een aantal gevallen de verplichting tot behandeling oplegt aan de veroordeelde - een declaratie waarop behalve de behandelingsdata de tijdseenheden werden opgegeven welke de behandeling elk etmaal vorderde, terwijl de te declareren bedragen dan, indien althans minder dan een uur werd gewerkt, in evenredigheid dienen te worden gebracht met bet per klokkeuur vastgestelde bedrag. Ik wil de som niet noemen, want daar gaat het niet om. Het gaat e r o o k niet om dat er van medische zijde geen begrip zou zijn voor een aanduiding van tijdseenheid, ,,om de gedachten te bepalen", omdat natuurlijk zeer wel wordt verstaan dat het departement enigermate een indruk wil hebben van de te verwachten kosten. Overigens staat wel vast dat geen enkel medisch specialisme met een dergelijk bedrag per uur genoegen zou willen nemen, terwijl het eenvoudig ridicuul zou zijn te menen dat iemand in den lande een bepaalde te omlijnen en te coderen verrichting (codering schijnt altijd de indruk te geven van meerdere werkelijkheid, hetgeen natuurlijk een ilusie is) per klokke-eenheid zou willen laten honoreren. Zeer zeker is ook een tijdsfactor medebepalend bij het opstellen van een honoreringsnorm, maar de tijdseenheid is nimmer de doorslaggevende maatstaf. Gelukkig echter erkent nog iedereen, die contact heeft met de gecompliceerde medische activiteiten, bet bestaan van chirurgen met een snel tempo naast chirurgen met een vrij langzaam tempo, gegevens welke los staan van de kundigheid van deze chirurgen, terwijl er daarbij nog in het bijzonder niets gezegd is omtrent de menselijkheid en de toewijding van beide chirurgen. Hoe komt her dan, dat het gesprek der p~ychotherapeuten zo weinig gehonoreerd wordt, zo miskend en vertekend, niet alleen door ziekenfondsen, maar door ons allen? Dit komt doordat bet gesprek in zijn aard en gesteldheid bij uitstek tot de imponderabilia van het bestaan behoort. Bovendien willen wij ieder voor ons eraan vasthouden - moeten wij eraan vasthouden, zolang wij als mensen communicatief zijn - dat wij allen in staat zijn een gesprek te voeren. Laten wij beseffen dat in deze beide aspecten zeer essentiele, ja onmisbare, kanten van het gesprek worden aangeraakt. Maar zo goed als de psychotherapeut, die zich aan de operatietafel zou moeten opstellen, met ontzetting en beschaming zou moeten vaststellen dat hij er totaal niets van terechtbracht (ook al heeft hij ooit een volijverig coassistentschap chirurgie met 214
een examen mogen afsluiten!) evenzo zou de instrumentaal handelend medicus verstijfd staan en zich in hoge mate onmachtig voelen tegenover een patient die - ingespannen in vreemde angsten en waanbeelden - om een houvast vroeg, en hij zou ervaren dat hij het niet zou vermogen te bieden. Dit mag dan vice versa gelden, maar het binnentreden van de operatiekamer - de overtreffende trap van ,,behandelingsvertrek"! - geeft aan de zich op aanwijsbaarheden richtende arts veel meer en veel sterker het gevoel van ,,hier gebeurt wat belangrijks" dan het binnentreden van de kamer waarin het psychotherapeutisch gesprek plaats vindt, waarbij gemeenlijk dokter en patient rustig zitten (of de patient ligt), maar doorgaans op zo grote afstand, d a t e r geen sprake schijnt te kunnen zijn van werkelijk ,,ingrijpen"! Dit echter komt omdat de levensinstelling van ons westerlingen zeer sterk concreet gericht is en de meetbaarheden altijd overschat ten koste van de onmeetbaarheden. Hetgeen niet anders dan collectieve ongeestelijke waan is te achten. Teneinde verwarring te voorkomen, verwarring die zo gemakkelijk ontstaat wanneer wij ons beticht voelen van iets waaraan wij bewust part noch deel menen te hebben, noem ik als kenmerkende illustratie de ,,negatieve" R6ntgenfoto. Een R6ntgenfoto zonder zichtbare afwijkingen pleegt de onmatige geruststelling te bieden welke ontstaat wanneer men de fenomenen indeelt in zichtbare en afwezige, daarbij feitelijk het onzichtbare loochenend. Dit nu geldt in wezen van al onze ,,negatieve" bevindingen, 66k al bedoelen wij het geenszins. Zeer in het algemeen hebben wij mensen die ons baseren op feitelijkheden en praktijk de instelling: als ik het niet zie, is het er niet, hetgeen wellicht nog sterker spreekt in de collectieve sfeer der wetenschappen, waarbij het - in de beschutting door eminente geleerden wordt tot: als wij het niet zien is het er niet. Dat wil zeggen dat alle concrete ziektemanifestatie veel meer indruk op ons maakt dan de stille oorzaak, oorzaak welke nog ligt achter die 6ne cel waarin men kan menen dat het ziekteproces zijn eerste materi~le manifestatie vond. Het is deze bevangenheid welke ons verblindt en doet menen dat het lijf echter authentieker en re~ler is dan de ziel. In feite zijn wij allen pijnlijk biologisch ingesteld tegenover de mens, een instelling welke zich dan ook weerspiegelt in onze medische handelingen. D ~ r o m is het voor ons vanzelfsprekend, dat psychotherapie, dat het gesprek waarin de medicus zijn menselijkheid en inzicht inzet, in een ernstig pogen de ander in diens nood nabij te komen, minder echt is, want minder tastbaar, dan onze materi~le, somatische manipulaties. Wanneer wij eenmaal verlost worden van dit vooroordeel - en zeker is er kentering gaande - dan zal dit vanzelfsprekend zijn weerspiegeling vinden - uit den aard der zaak als sucundair fenomeen - in de honorering. Dan ook zal misschien weer worden verstaan dat de Vlamingen ereloon zeggen tegen honorarium, daarmede uitdrukking gevend aan de wezenlijke ontoereikendheid van alle materi~le valuering van de hulp die de ene mens de ander biedt. Dan zal ook meer en meer geneeskunde tot geneeskunst worden en de patifint zal zijn: de naaste die in nood verkeert.
UIT DE A F D E L I N G E N 's-Gravenhage HET Afdelingsleven der grote steden vertoont ongetwijfeld aanzienlijke verschillen met dat in de kleinere en op her platteland. Dit is ook bet geval met het grote dorp 's-Gravenhage, misschien in nog sterkere mate dan in by. Amsterdam en Rotterdam. ,,Vele varkens maken de spoeling dun", en zo is de concurrentie van gmdere medische verenigingen zeker van grote invloed op het bezoek aan de kringvergaderingen. Het aloude Geneeskundig Gezelschap, ouder dan de Maatschappij, is hog steeds ,,going strong", met een geregeld bezoek van ongeveer 60 van zijn ruim 100 leden. Van veel jonger datum, 1923, is de ,,Medische Club" met ruim 80 leden, welks bijeenkomsten en excursies eveneens door meer dan de helft wordt bezoeht en waarbij naast het medisch-wetenschappelijke, ook het gezelligheids-element een rol speelt. N u worden de vergaderingen van het ,,Doktoren Gezelschap", de eerste donderdag van elke maand gehouden in de zusterzaal van het Gemeentelijk Ziekenhuis; de ,,Medische Club" komt op de laatste donderdag bijeen in de verzorgde omgeving van het ,,Oude Hof", terwijl op de derde donderdag dan de Kringbijeenkomsten in de grote zaal van Pulchri Studio, de oude Kunstenaarssoci&eit, worden gehouden, bijna altijd omringd door schilderijen van de leden van Pulchri, of andere tentoongestelde doeken, van conventioneel-romantisch tot abstract-bizarre, die soms wel eens even de aandacht afleiden van de mededelingen van de voorzitter of de soms belangrijke en bijna steeds belangwekkende woorden van de spreker. Dat het bezoek van de grote afdeling met zijn 900 leden, lijdt onder de trekkracht der beide andere medische verenigingen, waarbij dan nog komen al die kleine groepen van stafvergaderingen der ziekenhuizen, van refereer-middagen, artsen-cursussen enz., is zeker. Maar bovendien zijn er nog meer concurrenten, zoals, voor de muziekliefhebbenden onder ons, de eveneens op donderdag vallende concerten, die der Veren. voor Kamermuziek, en dan natuurlijk al die andere grote-stads verleidingen, die soms de meest degelijke vergaderzin de baas kunnen worden. Toch betekent dit alles geenszins, dat de Kring een kwijnend bestaan zou leiden. Het is begrijpelijk, dat het bezoek nogal varieert, al naar de trekkracht van het onderwerp der voordracht en van de reputatie van de spreker. Maar er is toch altijd een behoorlijke kern van vaste klanten, zodat op een auditorium van 100 man, of 12%, kan worden gerekend en de lossen aanloop dit nog kan doen stijgen. Vooral vele ouderen onder ons hoort men klagen over een te veel en te vaak aan vergaderingen, het na-oorlogse euvel, dat overal ter wereld een onvermijdelijk en noodzakelijk kwaad in ons gemoderniseerd maatschappelijk bestel is geworden. E6n der gevolgen hiervan is, behalve het absenteisme, een neiging tot verkorting van de duur; vele bijeenkomsten zijn om 10 uur ge~indigd, terwijl het vroegere na-praatje en biertje er steeds meet
bij inschiet. Ook dit is een hedendaags verschijnsel, dat kan worden betreurd. Het is immers in de grote stad velen de enige gelegenheid om elkaar beter te leren kennen en appreciEren, huisarts en specialist oud en jong in leeftijd of als lid. Men zou, al deze negatieve factoren opsommend, die speciaal het grotestads-medische leven kenmerken, kunnen gaan vrezen, dat juist onze grootste afdelingen, met en door hun groot aantal leden, stechts een moeitijk en weinig opgewekt verenigingsleven kunnen leiden. Maar deze sombere visie komt toch allerminst met de werkelijkheid overeen, al zal inderdaad het zoeken van gezelligheid, behalve op de zomerse buitenvergadering met dames, een geringer rol spelen dan in de kleine afdelingen met een 60 of 70 leden, waar de maandelijkse vergadering een welkome feestelijke samenkomst is van goede vrienden en bekenden. Toch is dit voor een vaste kern ook in de grote stad wel het geval, terwijl een goede keus van sprekers ertoe medewerkt, dat ook uit de ,,periferie" voldoende toeloop komt, en de meeste vergaderingen te doen slagen, zoals de vaak geanimeerde discussie wel bewijst. Misschien zal het te Deventer gegeven voorbeeld, dat elders reeds werd nagevolgd, waarbij een klinische puzzel wordt opgegeven en ontleed, en tenslotte al dan niet patholoog-anathomisch opgelost, nog een extra stimulans kunnen zijn voor een groter bezoek, ook in de grotestads Afdelingen. Als voorbeeld van een zeer geslaagde Kringvergadering, kan die van februari, in combinatie met de Haagse Afdeling der Ned. Mij tot Bevordering der Tandheelkunde dienen. Een volle zaal van Pulchri volgde met grote aandacht de voordracht van Prof. Tjebbes, die, mede aan de hand van talrijke projectiebeelden, demonstreerde hoeveel en velerlei zwellingen en gezwellen der mondkaakholte er voorkomen. Deze gecombineerde vergadering bleek zowel voor artsen als voor tandartsen van groot, ook praktisch belang, zodat het initiatief der beide afdelingsbesturen, waardoor voor de eerste maal tandartsen en artsen gezamenlijk vergaderden en voor beiden belangrijke ziektebeelden konden bespreken, wel zeer gelukkig schijnt. F. H. Glastra van Loon, 's-Gravenhage
BERICHTEN Saoedi Arabi~ HET hoofd van de afdeling Internationale Volksgezondheidszaken van het Ministerie van Sociale Zaken en Volksgezondheid deelt ons mede dat het Ministerie van Volksgezondheid van Saoedi Arabi~ specialisten en artsen zoekt voor plaatsing in mobiele medische teams. Behoefte bestaat aan 1 of 2 chirurgen, 2 internisten met ervaring in tropische ziekten, 1 neus-, keel- en oorspecialist, 1 gynaecoloog en 2 artsen voor algemene praktijk. Nadere inlichtingen verkrijgbaar bij de heer E. Haug, van het Bureau Internationale Technische Hulp van het Ministerie van Buitenlandse Zaken, van Alkemadelaan te 's-Gravenhage en op het bureau van de Maatschappij. G. Dekker, arts Secretaris-Penningmeester. 215
INGEZONDEN STUKKEN
ZIJN WlJ 0 N M O N D I G ?
,,Regeling" eigenlijk v a n mij? Gehoorzaamheid? F. E. Reitsma, arts.
VARIA
De veelbesproken ,,Regeling en KlapI3~ Geneeskundige Hoofdinspectie van per' moet door onze Maatschappij worden bekrachtigd. Het zal wel aan bet gede Volksgezondheid heeft een klein boekringe tal mijner jaren liggen, m a a r ik kan je uitgegeven: Praktische wenken inzake nog steeds niet begrijpen hoe een oudere vaccinaties. Dit boekje vervangt het in generatie het zover laeeft kunnen laten 1951 uitgegeven boekje ,,Immunisatie tekomen, dat een dergelijk ding kracht van gen infectieziekten bij kinderen" en envoorschrift heeft gekregen. kele circulaires, welke nadien door de Op zichzelf is het ongetwijfeld een Hoofdinspectie van .de Volksgezondheid knap stuk werk, afgezien van enige, n u zijn uitgegeven. De nieuwe uitgave, waarreeds voelbare lactmes. M a a r waarom de beperkingen als dwang worden opgelegd? aan een groot aantal personen met veel Waarom appelleert men niet aan een ge- praktische ervaring heeft meegewerkt, en zonde zin voor co6peratie, bijvoorbeeld die mede op aandrang uit de praktijk om door regelmatige voorlichting der praktivoorlichting op dit gebied ter hand is geci, vanwege de farmaceutische commissie, nomen, pretendeert niet meet dan her gebetreffende doelmatige ~n economische ven van algemene richtlijnen, gericht op therapie? W a a r o m blijven de adviezen van cteze commissie aan de controle-in- de praktijk. Het boekje is inmiddels, zo stanties doorgaans geheim? deelt de Hoofdinspectie mede, aan alle Het veelvuldig sehrijven van een machartsen toegezonden. tigingsaanvrage is relatief tijdrovende inproductieve arbeid en bovendien beledigend. Ik gevoel het steeds weer als een persoonlijke belediging, dat ik een onbeDe totale uitgaven van de verplichte kende instantie toestemming moet vragen voor een bepaalde therapie. Alsof die colziekenfonds-verzekering hebben in 1957 Iega van achter zijn bureau op grond van circa f 369 miljoen bedragen, daarbij is mijn noodzakelijkerwijze summiere medeinbegrepen de bijdrage van het verevedelingen een gefundeerd ,,neen" zou kunningsfonds in de kosten der bejaardennen uitspreken. verzekering. Afgezien van deze bijdrage Redelijk lijkt het mij, als een organisabedroegen de kosten per verzekerde in tie, die de financi~le gevolgen van mijn 1957 f 63,39. handelingen moet dragen, a posteriori zijn Voor 1958 wordt op de verplichte ververtrouwen gebaseerd wil zien. Ik meen w~l bereid te zijn achteraf en incidenteel zekering een nadelig saldo geraamd van aan een collega de motivering van mijn f 13,5 miljoen en voor 1959 van f 12,2 handelwijze mee te delen. Zolang ik van miljoen. mezelf kan geloven naar beste weteu te Deze vermindering houdt verband met hebben gehandeld, heb ik niets te verberde op 1 januari j.1. ingegane premievergen, ook als achteraf blijkt dat ik faalde. hoging van 4,4 tot 4,5%. Het toestemming vragen a priori voel ik De algemene reserve zal op het einde echter als een steeds terugkerende motie van dit jaar naar schatting zijn gedaald van wantrouwen. Is de huisarts werkelijk alleen maar een soort amateur in alle tot f 50 miljoen. Dit blijkt uit de medespecialismen, die slechts aan de lijband. delingen van de ziekenfondsraad. ongevaarlijk is? De veelgeroemde vertrouwensrelatie bestaat van fondswege ten opzichte van de artsenstand kennelijk in verregaande mate niet. De ,,Regeling en Klapper" met her daaraan gekoppelDe ook in Nederland de laatste jaren de instituut van machtigingen etc. is daar toenemende belangstelling onder weteneen veelzeggende getuige van. De reeds schapsbeoefenaren voor de radiobiologie veel gewraakte zinsnede betreffende het heeft geleid tot oprichting van de Nederparticuliere recept, roept nog een ander landse Vereniging voor Radiobiologie, onbehagen op. Komt hier niet bet poliwaarvan het voorlopig bestuur als volgt tieke duiveltje om de hock kijken, dat over onze schouders heen, naar de zogeis samengesteld: Prof. Dr. I. A. Cohen, naamde ,,massa" lonkt? voorzitter, Prof. Dr. R. Brinkman, vicevoorzitter, Dr. D. W. van Bekkum, secreIk geloof dat in het ziekenfondswezen taris-penningmeester, Prof. Dr. F. H. Soreel heilzaams aanwezig is, waaraan alle medewerking moet worden gegeven. In bels en Prof. Dr. R. H. de Waard. de R. en K. echter komt een onaanvaardHet lidmaatschap is opengesteld voor baar cynische opvatting van de artsenallen, die werkzaam zijn op het gebied stand tot verwerkelijking. Het doer mij van de radiobiologie of aanverwante geabsurd ann, dat nu van fondswege een bieden van de chemie en de fysica, dan beroep op mij, onmondige, wordt gedaan wel voor deze takken v a n wetenschap tot goede samenwerking in het kader van daadwerkelijke belangstelling tonen, mits de ,,Regeling en Klapper". Wat wil die 216
MEDISCH
CONTACT
Verschijnt wekelijks A b o n n e m e n t voor niet-leden f 15.-Losse nummers $ 0,40 ~t REDACTIE EN ADMINISTRATIE De redactie en administratie is gevestigd: Keizersgraeht 327, Amsterdam-C. Telefoon 33300 - Postgiro 58083. ADVERTENTIES De advertentie-exploitatie Medisch Contact is gevestigd: V a n Ostadestraat 233, A m s t e r d a m - Z , Telefoon 719911; postgiro 58083 ten n a m e van de Kon. Ned. Mij. t.b.d. Geneeskunst onder vermelding: advertentie-exploitatie Medisch Contact. Advertenties in dit blad behoeven de goedkeuring van de redactie en kunnen zonder opgaaf van reden worden geweigerd. ADRESSEN VAN DE MAATSCHAPPIJ, HAAR O R G A N E N , ENZ. Gevestigd: Keizersgracht 327, A m s t e r d a m - C , Telefoon 33300. Bureau Hoofdbestuur, Dagelijks Besmur, Boekhouding, Bureau voor Waarneming en Vestiging (9-18 uur, zondags telefoon 79.89.84) - - Landelijke Huisartsen Vereniging - - Landelijke Specialisten Vereniging - - Landelijke Vereniging van Artsen in Dienstverband - - Specialisten Registratie Commissie - - L.A.C.C. Federatie van door Verzekerden e n Medewerkers bestuurde Ziekenfondsen (,,V.M.Z."): De Bilt, Wilhelminastraat 3. telefoon 60841. Ondersteuningsfonds weduwen en wezen: postgiro 111950, Keizersgracht 327, Amsterdam-C., seer.: Dr. A. C. M. Beukers, Prof. Dondersstraat 52, Tilburg. Raad van Beroep: secretaris Ph. J. Hoedemaker, Harlingerstraatweg 13, Leeuwarden. zij tenminste in het bezi~t zijn van een bewijs dat door hen met goed gevolg het doctoraal examen in de faculteit der geneeskunde, der wis- en natuurkunde of der veeartsenijkunde, dan wel een ingenieursexamen of een daarmee vergelijkbaar examen aan een binnen- of buitenlandse universiteit is afgelegd. Studerenden aan de B faculteiten van universiteiten, aan Technische Hogescholen en aan de Landbouwhogeschool te Wageningen kunnen als student-lid toetreden. Het adres van de secretaris Dr. D. W. van Bekkum is: Lange Kleiweg 139, Rijswijk (Z.H.).