Economische effecten van verlaging van de administratieve lasten voor het bedrijfsleven
Ton Kwaak
Zoetermeer, augustus 2013
ISBN
:
Rapportnummer :
978-90-371-1079-1 A201341
Dit onderzoek is gefinancierd door het programmaonderzoek MKB en Ondernemerschap (www.ondernemerschap.nl)
Panteia BV
Panteia BV
Bredewater 26
PO box 7001
2715 CA Zoetermeer
2701 AA Zoetermeer
079 322 22 00
The Netherlands
www.panteia.nl
+31 79 322 22 00
Voor alle informatie over MKB en Ondernemerschap: www.ondernemerschap.nl
De verantwoordelijkheid voor de inhoud berust bij Panteia/EIM. Het gebruik van cijfers en/of teksten als toelichting of ondersteuning in artikelen, scripties en boeken is toegestaan mits de bron duidelijk wordt vermeld. Vermenigvuldigen en/of openbaarmaking in welke vorm ook, alsmede opslag in een retrieval system, is uitsluitend toegestaan na schriftelijke toestemming van Panteia/EIM. Panteia/EIM aanvaardt geen aansprakelijkheid voor drukfouten en/of andere onvolkomenheden.
The responsibility for the contents of this report lies with Panteia/EIM. Quoting numbers or text in papers, essays and books is permitted only when the source is clearly mentioned. No part of this publication may be copied and/or published in any form or by any means, or stored in a retrieval system, without the prior written permission of Panteia/EIM. Panteia/EIM does not accept responsibility for printing errors and/or other imperfections.
Inhoudsopgave Samenvatting
5
1
Inleiding
7
2
Methode
9
3
Variant 1: vermindering van de vaste arbeidskosten van bedrijven
3.1
11
Effecten op macroniveau: zonder verder overheidsbeleid en budgetneutraal
11
3.2
Effecten per sector (budgetneutrale variant)
12
4
Variant 2: vermindering van de variabele arbeidskosten
15
4.1
Effecten op macroniveau: zonder verder overheidsbeleid en budgetneutraal
15
4.2
Effecten per sector (budgetneutrale variant)
16
5
Variant 3: minder uitbesteding door bedrijven
17
5.1
Effecten op macroniveau: zonder verder overheidsbeleid en budgetneutraal
17
5.2
Effecten per sector (budgetneutrale variant)
18
6
Conclusie
21
Literatuur
23
3
Samenvatting
In 2009 bedroegen de administratieve lasten van bedrijven in de marktsector 4% van de door deze bedrijven gecreëerde toegevoegde waarde; in het MKB was dat percentage 8%, in het grootbedrijf zijn de administratieve lasten gering. Verlaging van de administratieve lasten draagt bij aan de concurrentiepositie van bedrijven en daarmee aan de economische groei. In dit rapport is onderzocht wat de economische gevolgen zijn van een uniforme vermindering van de administratieve lasten van bedrijven in de marktsector met 10%, ofwel 1,3 miljard Euro in 2009. Daarbij zijn verschillende varianten onderzocht, afhankelijk van de vraag of de administratieve lasten beschouwd moeten worden als vaste of variabele arbeidskosten voor het bedrijf, of vooral vorm krijgen doordat bedrijven werk uitbesteden bij administratiekantoren. Deze varianten zijn onderzocht omdat niet a priori duidelijk is welke vorm beleid gericht op vermindering van administratieve lasten zou kunnen krijgen. In alle varianten is de vermindering van administratieve lasten gunstig voor het BBP van bedrijven in de marktsector. Daarbij zijn de effecten voor MKB en grootbedrijf ruwweg even groot. Opvallend is daarbij dat op macro-economisch niveau de effecten relatief groot zijn. Zo varieert de BBP-multiplier1 tussen 7,5 voor de variant waarin de vaste kosten verlaagd worden, en circa 5,5 voor de twee overige varianten. Het voornaamste kanaal waarlangs vermindering van de administratieve lasten werkt, is kostenvermindering voor bedrijven, waardoor hun concurrentiepositie wordt versterkt. Dit effect blijkt uit de verbetering van de arbeidsproductiviteit in alle varianten, waarbij de productiviteitswinst steeds het grootst is in het MKB. Dat laatste is vooral omdat de onderzochte lastenvermindering sterk neerslaat in het MKB. De toename van de productiviteit leidt op zichzelf tot lagere werkgelegenheid. Dit effect wordt echter meer dan volledig gecompenseerd door de toegenomen productie, zodat de werkgelegenheid per saldo toeneemt. De toename van de werkgelegenheid is overigens relatief gering in het MKB; in geval de vaste kosten worden verminderd, daalt de werkgelegenheid in het MKB zelfs, omdat een relatief groot deel van de werkgelegenheid in het MKB als vaste arbeid moet worden beschouwd. De winstgevendheid – afgemeten aan de arbeidsinkomensquote – verandert niet veel, behalve in de variant met vermindering van de vaste kosten; in dat geval is van een duidelijke verbetering voor het MKB sprake. De gemiddelde bedrijfsgrootte – zowel in termen van productie als in termen van werkgelegenheid – neemt iets toe. Al met al levert beleid gericht op vermindering van de administratieve lasten een bijdrage aan economische groei en banencreatie in de marktsector, ongeacht de vorm die dat beleid zou krijgen. Weliswaar is beleid gericht op vermindering van administratieve lasten niet eenvoudig te ontwikkelen, de overheid moet immers wel over voldoende informatie uit het bedrijfsleven blijven beschikken. De hoge BBP-multiplier maakt zo’n beleid echter wel aantrekkelijk.
1
De BBP-multiplier is gedefinieerd als het effect op het BBP, gedeeld door de omvang van de initiële impuls. Verondersteld is dat de lastenvermindering budgetneutraal voor de overheid wordt ingevoerd. Ter vergelijking: multipliers van algemene economische maatregelen als belastingverlaging en overheidsbestedingen zijn niet veel groter dan één.
5
1
Inleiding
De administratieve lasten voor het bedrijfsleven zijn omvangrijk en wegen onevenredig zwaar op het MKB. Aan te nemen valt dat vermindering van administratieve lasten de concurrentiepositie van het bedrijfsleven vergroot en daarmee een bijdrage levert aan de economische ontwikkeling (en dan vooral voor het MKB). Het kabinet Rutte heeft een doelstelling om de administratieve lasten voor bedrijven te verminderen. Wat zijn dan de gevolgen voor MKB en grootbedrijf in termen van productie, werkgelegenheid en winstgevendheid? In het verleden hebben EIM (Suyver e.a., 2000) en CPB (CPB, 2004; zie ook Lejour en Rojas-Romagosa, 2008) berekeningen gemaakt van de economische effecten van een vermindering van de administratieve lasten van bedrijven. Volgens deze analyses zou op langere termijn het BBP toenemen, vooral ten gevolge van hogere uitvoer, achterblijvende invoer en hogere investeringen. Dit positieve effect is het gevolg van een hogere arbeidsproductiviteit als gevolg van de lagere administratieve lasten. De werkloosheid kan in samenhang hiermee aanvankelijk licht toenemen maar vervolgens weer dalen door de toegenomen arbeidsvraag door hogere productie. Het financieringstekort van de overheid daalt. Indien verder wordt aangenomen dat de vermindering van de administratieve lasten budgetneutraal is voor de overheid (zodat de verbetering van het financieringstekort als het ware wordt teruggegeven via een verlaging van de loon- en inkomstenbelasting), dan is het BBP-effect nog beduidend gunstiger. De werkloosheid daalt in dat geval. Omdat de administratieve lasten van bedrijven onverminderd hoog zijn, is er alle reden eerdergenoemde exercities te actualiseren. Daarbij is extra aandacht voor het MKB gewenst, omdat de administratieve lasten in het MKB relatief hoog zijn (zie Box 1). Om die reden wordt hier onderzocht wat de economische gevolgen zijn van verlaging van administratieve lasten van bedrijven in de marktsector. De probleemstelling is als volgt: wat zijn de gevolgen van een uniforme vermindering van administratieve lasten van bedrijven in de marktsector ter grootte van 10%, ofwel in totaal 1,3 miljard Euro in 2009? De analyse wordt gedaan met Panteia‘s PRISMA-model. De opzet van deze rapportage is verder als volgt. In hoofdstuk 2 wordt de onderzoeksmethode uiteengezet. In de hoofdstukken 3-5 worden de economische effecten van een aantal vormen van vermindering van administratieve lasten besproken. Hoofdstuk 6 vat de uitkomsten samen.
7
Box 1: De administratieve lasten van het bedrijfsleven In 2009 bedroegen de administratieve lasten van bedrijven in de marktsector circa 13,5 miljard Euro. Het overgrote deel daarvan wordt gedragen door het MKB. Gerekend per onderneming zijn de administratieve lasten bijna 13.000 Euro in het MKB, tegen ruim 150.000 Euro in het grootbedrijf. Afgezet tegen de toegevoegde waarde, zijn de administratieve lasten in het grootbedrijf juist relatief laag. box
landbouw, bosbouw, visserij industrie openbaar nut bouwnijverheid handel horeca transport en communicatie bank- en verzekeringswezen zakelijke dienstverlening overige tertiaire diensten totaal
administratieve lasten 2009 totaal bedrag gemiddeld per onderneming t.o.v. de toegevoegde waarde MKB grootbedrijf alle MKB grootbedrijf alle MKB grootbedrijf alle bedrijven bedrijven bedrijven miljoenen Euro Euro/onderneming in % toegevoegde waarde 863 3 866 13,100 80,200 13,200 12 0 11 1,461 152 1,613 29,600 125,000 30,700 7 0 3 8 5 13 12,900 153,000 16,000 1 0 0 1,846 40 1,886 14,500 93,300 14,600 8 0 6 2,034 132 2,166 10,600 138,100 10,900 5 0 3 376 14 389 8,500 118,200 8,600 6 1 4 1,905 116 2,021 23,200 194,800 23,800 11 0 4 1,815 44 1,859 26,500 336,300 26,800 26 0 5 1,615 130 1,746 9,300 147,100 9,600 4 1 3 863 25 888 5,500 82,000 5,600 11 0 6 12,787 660 13,447 12,800 155,800 13,200 8 0 4
Bron: Panteia
Dat de administratieve lasten ten opzichte van de toegevoegde waarde in het MKB relatief hoog zijn, betekent onder meer een concurrentienadeel van het MKB ten opzichte van het grootbedrijf.
8
2
Methode
Zoals aangegeven, wordt uitgegaan van een reductie van de administratieve lasten voor bedrijven in de marktsector met 10% van het bedrag in 2009, ofwel 1,3 miljard Euro totaal. Dit leidt tot een daling van de kosten van bedrijven. De vraag daarbij is op welke kosten deze daling betrekking heeft. Op deze plaats worden twee varianten onderscheiden: de impuls heeft betrekking op de arbeidskosten van bedrijven (zie ook CPB, 2004) of er wordt minder werk uitbesteed aan administratiekantoren. Vooral voor het MKB kan deze variant relevant zijn. In geval van vermindering van de arbeidskosten van bedrijven zijn er nog twee mogelijkheden: het gaat om variabele kosten of het gaat om vaste kosten. Het eerste geval – vermindering van variabele kosten – betreft administratieve lasten die (ruwweg) gelijk opgaan met de afzet van bedrijven. Voorbeelden zijn kosten in verband met de afdracht van btw of het laten testen van een vast deel van de productie op bijvoorbeeld veiligheid. In het tweede geval – vermindering van vaste kosten – gaat het om activiteiten die niet rechtstreeks bijdragen aan de productie maar gericht zijn op het bestaan van de onderneming zelf. Daarbij valt te denken aan diverse vergunningen voor een bedrijf, zonder welke het niet aan het ontplooien van economische activiteiten kan toekomen.1 Er zijn drie varianten gekozen, omdat niet op voorhand duidelijk is hoe een beleid gericht op vermindering van administratieve lasten vorm zou kunnen krijgen. Aangenomen wordt dat de vermindering van administratieve lasten van bedrijven zo kan worden vormgegeven, dat bij de overheid geen extra maatregelen hoeven te worden genomen. Dat wil zeggen dat de overheid over voldoende informatie blijft beschikken om haar beleid goed uit te kunnen voeren zonder dat er extra mankracht en/of een extra investering noodzakelijk is (zie ook Nijssen, 2003). Zoals nog zal blijken, verbetert door extra economische groei het financieringstekort van de overheid door de administratieve lastenvermindering. Indien de overheid alle voordelen van de vermindering van administratieve lasten in de particuliere sector wil laten neerslaan, kan er worden gekozen voor een budgetneutrale aanpak. In dit onderzoek wordt dat vormgegeven door een lagere loonen inkomstenbelasting. 2 Per variant (lagere variabele of vaste arbeidskosten, minder uitbesteden) ontstaan dus twee subvarianten: een zonder aanvullend beleid en een met lagere loon- en inkomstenbelasting waarin het voordeel voor de overheid wordt ‘afgeroomd’. De economische effecten van vermindering van administratieve lasten zijn als volgt bepaald. Met Panteia’s PRISMA-model (Box 2) is een economisch scenario voor de middellange termijn opgesteld. In dat scenario is geen sprake van beleid gericht op vermindering van administratieve lasten. Vervolgens is een veronderstelling van het scenario gewijzigd, namelijk dat de administratieve lasten in de marktsector met 10% afnemen (al dan niet in combinatie met lagere loon- en in-
1
Zie bijvoorbeeld Bruins en Kwaak (2012).
2
Auerbach en Gorodnichenko (2012) suggereren dat een belastingimpuls een grotere BBPmultiplier heeft dan overheidsuitgaven. In die zin is de aanname van lagere loon- en inkomstenbelasting optimistisch. Aan de andere kant zijn belastingverlagingen uit bestuurlijk oogpunt wellicht gemakkelijker te realiseren dan extra uitgaven. CPB (2010) berekent Balanced Budget varianten met het SAFFIER-model ook met behulp van aangepaste loon- en inkomstenbelasting.
9
komstenbelasting), en is een alternatief scenario opgesteld. Vergelijking van deze twee scenario’s – die immers alleen verschillen ten aanzien van de administratieve lasten en eventueel de loon- en inkomstenbelasting – laat de economische effecten van lagere administratieve lasten zien (Kwaak, 2012).
Box 2: Panteia’s PRISMA-model PRISMA – afkorting voor Policy Research Instrument for Size-aspects in Macro-economic Analysis – is een macrosectormodel van de Nederlandse economie. Het is zodanig geconstrueerd dat uitkomsten op macroniveau consistent zijn met het CPB-model SAFFIER II. PRISMA kan worden gebruikt voor prognoses, scenarioanalyses en variantenanalyses betreffende overheidsbeleid. De tijdshorizon is 3-25 jaar. PRISMA’s bedrijvensector onderscheidt 19 sectoren; binnen elke sector wordt onderscheid gemaakt tussen MKB en grootbedrijf. Op dit moment is de volgende documentatie van PRISMA algemeen beschikbaar: Algemene inleiding (http://www.ondernemerschap.nl/index.cfm/1,95,305,0,html/Prisma) PRISMA 2001, The Kernel (http://www.ondernemerschap.nl/index.cfm/12,html?nxt=ctm_publikatieandbestelnummer =H200104) PRISMA, The Size-Class Module (http://www.ondernemerschap.nl/index.cfm/12,html?nxt=ctm_publikatieandbestelnummer =N200207) De huidige – inmiddels sterk verder ontwikkelde – modelversie wordt binnenkort gepubliceerd.
10
3
Variant 1: vermindering van de vaste arbeidskosten van bedrijven
3.1
Effecten op macroniveau: zonder verder overheidsbeleid en budgetneutraal De vermindering van de administratieve lasten betekent dat de arbeidsproductiviteit van bedrijven in de marktsector toeneemt: dezelfde productieomvang kan met minder arbeid worden gerealiseerd. Hierdoor verbetert de (internationale) concurrentiepositie maar tegelijkertijd neemt aanvankelijk de werkgelegenheid af. Door de verbeterde concurrentiepositie neemt de uitvoer toe en neemt de invoer – ten opzichte van de finale vraag – af; hierdoor neemt het BBP toe. In het verlengde hiervan groeit ook de vraag naar kapitaal. Tegen de achtergrond van extra productie wordt het aanvankelijke werkgelegenheidsverlies weer goedgemaakt. Als verder wordt verondersteld dat de verbetering van het financieringssaldo van de overheid wordt teruggesluisd in de vorm van een verlaging van de loon- en inkomensbelasting (de budgetneutrale variant), is er zelfs sprake van een lichte toename van de werkgelegenheid (Tabel 1). De verbetering van de arbeidsproductiviteit is het grootst in het MKB van de marktsector. Dat ligt voor de hand gezien de grote omvang van administratieve lasten in het MKB. Niettemin is de productietoename in het MKB geringer dan in het grootbedrijf. Dat komt door de sterkere internationale oriëntatie van het grootbedrijf: ten eerste is het grootbedrijf meer op export gericht, ten tweede is het grootbedrijf sterk vertegenwoordigd in sectoren waar concurrerende invoer een relatief grote rol speelt.1 Dientengevolge bestaat het werkgelegenheidseffect in de marktsector uit een toename in het grootbedrijf en een afname in het MKB. De winstgevendheid van de marktsector, afgemeten aan de arbeidsinkomensquote2, verbetert. Dit is echter het saldo van enerzijds een lichte verslechtering in het grootbedrijf en anderzijds een duidelijke verbetering in het MKB. Zonder verder overheidsbeleid verandert de collectieve lastendruk niet; deze wordt minder als tevens de loon- en inkomstenbelasting wordt verlaagd. Het saldo op de lopende rekening van de betalingsbalans verbetert.
1
Ter vergelijking: het MKB is sterk vertegenwoordigd in sectoren als de bouw, de detailhandel en de horeca, waar concurrentie vanuit het buitenland nauwelijks een rol speelt.
2
Afgezien van enkele correcties in verband met rentelasten en bijzondere baten en lasten, is de arbeidsinkomensquote het complement van het aandeel van de winst in de netto toegevoegde waarde tegen factorkosten.
11
Tabel 1
Economische gevolgen van 10% lagere administratieve lasten via vermindering van de vaste arbeidskosten van bedrijven, zonder verder overheidsbeleid en budgetneutraal zonder verder budgetneutraal overheidsbeleid
volume BBP bruto binnenlands product particuliere consumptie investeringen bedrijven excl. onroerend goed uitvoer goederen excl. energie invoer lonen en prijzen br. toeg. waarde (f.k.) loonvoet marktsector arbeidsmarkt arbeidsvolume werkloosheid (% ber. bev) marktsector br. toeg. waarde (f.k.)
% % % % %
1.7 0.9 1.2 3.5 1.4
1.9 1.8 1.5 3.5 1.6
% %
0.1 2.1
0.1 2.5
% %-pnt
0.0 0.0
0.1 -0.1
w.v. midden- en kleinbedrijf w.v. grootbedrijf
arbeidsproductiviteit w.v. midden- en kleinbedrijf w.v. grootbedrijf
arbeidsvolume
w.v. midden- en kleinbedrijf w.v. grootbedrijf
quotes (% BBP) financieringsoverschot overheid collectieve lastendruk saldo lopende rekening bet. balans
2.3
2.6
2.2 2.4
2.5 2.7
%
2.3
2.5
% %
2.7 1.7
2.9 1.9
%
0.0
0.1
% %
-0.5 0.7
-0.4 0.8
%-pnt
-0.3
-0.2
%-pnt %-pnt
-0.7 0.0
-0.6 0.0
%-pnt %-pnt %-pnt
0.5 0.0 0.7
0.0 -0.4 0.5
w.v. midden- en kleinbedrijf w.v. grootbedrijf
arbeidsinkomensquote
% % %
Bron: Panteia; simulaties met PRISMA-M
3.2
Effecten per sector (budgetneutrale variant) De effecten op de productie (toegevoegde waarde) zijn positief in alle sectoren en grootteklassen, maar het sterkst in de meer internationaal georiënteerde sectoren zoals industrie, groothandel en transport (zie Tabel 2). Binnen de afzonderlijke sectoren zijn de effecten voor het grootbedrijf veelal wat sterker dan voor het MKB, wat samenhangt met de sterkere exportgerichtheid van het grootbedrijf. Zoals al uit de macro-economische analyse bleek, zijn de productiviteitseffecten voor het MKB sterker dan voor het grootbedrijf. Dit effect is in nagenoeg alle afzonderlijke sectoren terug te vinden. In samenhang hiermee, en met het geringere productie-effect in het MKB, is het werkgelegenheidseffect van de lastenvermindering in het MKB in vrijwel alle afzonderlijke sectoren negatief en in het grootbedrijf positief. Het aantal ondernemingen in het grootbedrijf neemt enigszins af; dit is in vrijwel alle sectoren het geval. In het MKB echter neemt het aantal ondernemingen juist toe. Dit is een direct gevolg van de lastenvermindering. Immers, ondernemingen dienen zo groot te zijn dat de vaste kosten worden goedgemaakt; een afname van de vaste kosten leidt tot een daling van de optimale ondernemingsgrootte zodat er, ondanks de afgenomen werkgelegenheid, ruimte is voor een toename van het aantal ondernemingen. De productie (toegevoegde waarde) per onderneming neemt echter wel toe.
12
Tabel 2
Economische gevolgen van 10% lagere administratieve lasten via vermindering van de vaste arbeidskosten van bedrijven, budgetneutraal uitgevoerd, voor MKB en grootbedrijf in de marktsector br. toeg. waarde (f.k.) MKB grootbedrijf
arbeidsproductiviteit MKB grootbedrijf
arbeidsvolume MKB grootbedrijf
ondernemingen MKB grootbedrijf
%
landbouw, bosbouw en visserij voedings- en genotmiddelenindustrie metaalindustrie chemische, rubber- en kunststofverwerkende industrie overige industrie nutsbedrijven bouw autosector groothandel detailhandel horeca transportsector communicatiesector financiële dienstverlening zakelijke dienstverlening overige dienstverlening totaal marktsector
3.3 3.1 3.1 2.7
3.3 3.3 3.3 3.2
3.0 3.5 2.9 3.2
2.6 2.3 2.4 2.2
0.2 -0.4 0.2 -0.4
0.7 0.9 0.8 1.0
0.0 0.1 0.0 0.3
0.0 0.0 0.2 0.0
2.6 2.5 1.2 2.5 3.0 2.5 2.7 2.9 2.5 2.4 2.5 2.2 2.5
2.9 2.5 1.3 2.6 3.0 2.8 2.5 3.0 2.6 2.6 2.5 2.1 2.7
3.8 3.5 2.7 1.5 2.3 2.4 2.7 3.1 5.3 8.4 2.5 3.5 2.9
2.2 1.9 0.9 1.6 2.4 2.5 1.4 1.0 2.0 1.8 1.8 1.2 1.9
-1.2 -1.0 -1.5 1.0 0.7 0.1 -0.1 -0.3 -2.7 -5.6 0.1 -1.2 -0.4
0.7 0.6 0.4 1.0 0.6 0.3 1.0 1.9 0.6 0.8 0.6 0.9 0.8
0.2 0.2 0.1 -0.2 0.0 -0.1 -0.2 0.6 0.0 1.9 0.0 0.0 0.1
0.0 -0.2 -0.1 -0.2 0.0 0.0 -0.1 -0.6 -0.2 -0.3 -0.1 -0.9 -0.1
Bron: Panteia; simulaties met PRISMA-M
13
4
Variant 2: vermindering van de variabele arbeidskosten
4.1
Effecten op macroniveau: zonder verder overheidsbeleid en budgetneutraal Door de vermindering van de administratieve lasten neemt de arbeidsproductiviteit van bedrijven in de marktsector toe. Dit effect is in het MKB sterker dan in het grootbedrijf, omdat het kostenvoordeel van vermindering van administratieve lasten in het MKB groter is. Dit leidt tot lagere prijzen waardoor de (internationale) concurrentiepositie verbetert maar aanvankelijk neemt de werkgelegenheid af. Door de verbeterde concurrentiepositie neemt de uitvoer toe en neemt de invoer – ten opzichte van de finale vraag – af. Hierdoor neemt het BBP toe. In het verlengde hiervan groeit ook de vraag naar kapitaal en nemen dus de investeringen toe. Ten gevolge van de extra productie wordt de oorspronkelijke werkgelegenheidsdaling meer dan gecompenseerd. Het financieringsoverschot van de overheid neemt zonder verder overheidsbeleid toe. Als tevens wordt aangenomen dat de verbetering van het financieringssaldo wordt teruggesluisd door een verlaging van de loon- en inkomensbelasting (de budgetneutrale variant), is er sprake van een verdere toename van BBP en werkgelegenheid (Tabel 3). Tabel 3
Economische gevolgen van 10% lagere administratieve lasten via vermindering van de variabele arbeidskosten van bedrijven, zonder verder overheidsbeleid en budgetneutraal zonder verder budgetneutraal overheidsbeleid
volume BBP bruto binnenlands product particuliere consumptie investeringen bedrijven excl. onroerend goed uitvoer goederen excl. energie invoer lonen en prijzen br. toeg. waarde (f.k.) loonvoet marktsector arbeidsmarkt arbeidsvolume werkloosheid (% ber. bev) marktsector br. toeg. waarde (f.k.)
% % % % %
1.2 0.6 0.8 2.4 0.9
1.4 1.3 1.0 2.4 1.1
% %
0.0 1.4
0.0 1.7
% %-pnt
0.2 -0.1
0.2 -0.2
w.v. midden- en kleinbedrijf w.v. grootbedrijf
arbeidsproductiviteit w.v. midden- en kleinbedrijf w.v. grootbedrijf
arbeidsvolume
w.v. midden- en kleinbedrijf w.v. grootbedrijf
quotes (% BBP) financieringsoverschot overheid collectieve lastendruk saldo lopende rekening bet. balans
1.6
1.9
1.5 1.7
1.8 1.9
%
1.4
1.6
% %
1.5 1.2
1.7 1.3
%
0.2
0.3
% %
0.0 0.5
0.1 0.6
%-pnt
-0.1
0.0
%-pnt %-pnt
-0.1 0.0
-0.1 0.0
%-pnt %-pnt %-pnt
0.4 0.0 0.5
0.0 -0.3 0.3
w.v. midden- en kleinbedrijf w.v. grootbedrijf
arbeidsinkomensquote
% % %
Bron: Panteia; simulaties met PRISMA-M
15
4.2
Effecten per sector (budgetneutrale variant) De effecten op de productie (toegevoegde waarde) zijn positief in alle sectoren en grootteklassen, maar het sterkst in de meer internationaal georiënteerde sectoren zoals industrie, groothandel en transport (zie Tabel 4). Binnen de afzonderlijke sectoren zijn de effecten in het MKB vrijwel even groot als in het grootbedrijf. Zoals al uit de macro-economische analyse bleek, zijn de productiviteitseffecten voor het MKB sterker dan voor het grootbedrijf. Dit effect is in nagenoeg alle afzonderlijke sectoren terug te vinden. Tezamen met het feit dat de toegevoegde waarde in MKB en grootbedrijf ongeveer even sterk groeit, blijft de werkgelegenheidstoename in het MKB achter. In de bouwnijverheid (waar de productietoename vrij gering is) en de financiële dienstverlening – waar de arbeidsproductiviteit sterk stijgt – neemt de werkgelegenheid in het MKB zelfs af. Per saldo neemt de werkgelegenheid in het MKB nauwelijks toe; de toename van de werkgelegenheid die op macroniveau werd geconstateerd, is dan ook vrijwel geheel in het grootbedrijf geconstateerd. Het aantal ondernemingen neemt enigszins af; dit is in vrijwel alle sectoren het geval. De gemiddelde bedrijfsgrootte, zowel in termen van productie als in termen van werkgelegenheid, neemt dus toe. Tabel 4
Economische gevolgen van 10% lagere administratieve lasten via vermindering van de variabele arbeidskosten van bedrijven, budgetneutraal uitgevoerd, voor MKB en grootbedrijf in de marktsector br. toeg. waarde (f.k.) MKB grootbedrijf
arbeidsproductiviteit MKB grootbedrijf
arbeidsvolume MKB grootbedrijf
ondernemingen MKB grootbedrijf
%
landbouw, bosbouw en visserij voedings- en genotmiddelenindustrie metaalindustrie chemische, rubber- en kunststofverwerkende industrie overige industrie nutsbedrijven bouw autosector groothandel detailhandel horeca transportsector communicatiesector financiële dienstverlening zakelijke dienstverlening overige dienstverlening totaal marktsector
2.3 2.2 2.1 1.9
2.3 2.3 2.2 2.2
1.9 1.9 1.9 1.8
1.7 1.6 1.7 1.5
0.3 0.2 0.3 0.1
0.5 0.6 0.5 0.7
0.0 -0.1 0.0 0.1
0.0 0.0 0.1 0.0
1.8 1.8 0.8 1.9 2.2 1.9 1.9 2.0 1.8 1.8 1.8 1.6 1.8
2.0 1.8 0.9 1.9 2.1 2.0 1.8 2.0 1.8 1.8 1.7 1.5 1.9
1.8 1.7 1.4 1.5 1.7 1.5 1.8 1.9 1.8 3.8 1.6 1.6 1.7
1.5 1.3 0.5 1.1 1.6 1.7 1.0 0.7 1.4 1.2 1.3 0.8 1.3
0.0 0.1 -0.5 0.4 0.5 0.4 0.2 0.1 0.0 -1.9 0.2 0.0 0.1
0.5 0.4 0.5 0.8 0.5 0.3 0.7 1.3 0.4 0.6 0.4 0.7 0.6
0.0 0.0 -0.2 -0.1 0.0 -0.2 -0.2 -0.1 0.0 0.5 -0.2 0.0 -0.1
0.0 -0.2 -0.1 -0.1 0.0 0.0 -0.1 -0.4 -0.1 -0.2 -0.1 -0.6 -0.1
Bron: Panteia; simulaties met PRISMA-M
16
5
Variant 3: minder uitbesteding door bedrijven
In de twee eerdere varianten is verondersteld dat de administratieve taken door bedrijven zelf worden uitgevoerd. In veel gevallen worden – vooral in het MKB – de betreffende activiteiten uitgevoerd door administratiekantoren. In dat geval betekent vermindering van de administratieve lasten dat bedrijven minder werk aan administratiekantoren uitbesteden. Op macro-economisch niveau maakt dat niet veel uit, het betreft immers een vermindering van de intermediaire leveringen die op macroniveau geen rol spelen. Op sectoraal en grootteklasseniveau is dit wel van belang.
5.1
Effecten op macroniveau: zonder verder overheidsbeleid en budgetneutraal Door de lagere administratieve lasten ontstaat een kostenvoordeel voor bedrijven in de marktsector. Dit effect is in het MKB sterker dan in het grootbedrijf, omdat het kostenvoordeel van vermindering van administratieve lasten in het MKB groter is. Dit leidt tot lagere prijzen waardoor de (internationale) concurrentiepositie verbetert. Aanvankelijk neemt de vraag naar zakelijke diensten (waartoe de administratiekantoren worden gerekend) af, met negatieve werkgelegenheidseffecten voor deze sector. Door de verbeterde concurrentiepositie neemt de uitvoer toe en neemt de invoer – ten opzichte van de vraag – af. Hierdoor neemt het BBP toe. In het verlengde hiervan groeit de vraag naar kapitaal en stijgen dus de investeringen. Ten gevolge van de extra productie wordt de oorspronkelijke werkgelegenheidsdaling meer dan gecompenseerd. Het financieringsoverschot van de overheid neemt zonder verder overheidsbeleid toe. Als aanvullend wordt verondersteld dat de verbetering van het financieringssaldo wordt afgeroomd door een verlaging van de loon- en inkomensbelasting (de budgetneutrale variant), resulteert dit in een verdere toename van BBP en werkgelegenheid (Tabel 5).
17
Tabel 5
Economische gevolgen van 10% lagere administratieve lasten via vermindering van de uitbesteding door bedrijven, zonder verder overheidsbeleid en budgetneutraal zonder verder budgetneutraal overheidsbeleid
volume BBP bruto binnenlands product particuliere consumptie investeringen bedrijven excl. onroerend goed uitvoer goederen excl. energie invoer lonen en prijzen br. toeg. waarde (f.k.) loonvoet marktsector arbeidsmarkt arbeidsvolume werkloosheid (% ber. bev) marktsector br. toeg. waarde (f.k.)
% % % % %
1.2 0.6 0.8 2.4 0.8
1.4 1.4 1.0 2.4 1.0
% %
0.1 1.5
0.1 1.8
% %-pnt
0.3 -0.3
0.4 -0.4
w.v. midden- en kleinbedrijf w.v. grootbedrijf
arbeidsproductiviteit w.v. midden- en kleinbedrijf w.v. grootbedrijf
arbeidsvolume w.v. midden- en kleinbedrijf w.v. grootbedrijf
arbeidsinkomensquote w.v. midden- en kleinbedrijf w.v. grootbedrijf
quotes (% BBP) financieringsoverschot overheid collectieve lastendruk saldo lopende rekening bet. balans
%
1.6
1.9
% %
2.0 1.4
2.2 1.7
%
1.2
1.4
% %
1.4 1.1
1.5 1.3
%
0.5
0.6
% %
0.6 0.2
0.7 0.3
%-pnt
0.0
0.0
%-pnt %-pnt
0.0 0.0
0.0 0.0
%-pnt %-pnt %-pnt
0.4 0.1 0.5
0.0 -0.3 0.3
Bron: Panteia; simulaties met PRISMA-M
5.2
Effecten per sector (budgetneutrale variant) De effecten op de productie (toegevoegde waarde) zijn positief in alle sectoren en grootteklassen, maar het sterkst in de meer internationaal georiënteerde sectoren zoals industrie, groothandel en transport (Tabel 6). Ook in de financiële dienstverlening neemt de productie meer dan gemiddeld toe. Binnen de afzonderlijke sectoren (en ook totaal) zijn de effecten in het MKB het grootst. Zoals al bij de macro-economische analyse bleek, zijn de productiviteitseffecten voor het MKB sterker dan voor het grootbedrijf. Dit effect is in de meeste sectoren terug te vinden. Dit komt omdat in het MKB productie-uitbreidingen met betrekkelijk weinig extra arbeid kunnen plaatsvinden, want veel arbeidskosten in het MKB moeten worden beschouwd als vaste kosten.1 De toegevoegde waarde neemt in het MKB sterker toe dan in het grootbedrijf. Dit compenseert meer dan volledig de extra toename van de arbeidsproductiviteit in het MKB in vergelijking met het grootbedrijf en per saldo is de werkgelegenheidstoename in het MKB dan ook groter dan die in het grootbedrijf. In de zakelijke dienstverlening is de werkgelegenheidstoename gering, in het grootbedrijf neemt de werkgelegenheid zelfs licht af. De oorzaak daarvan is de geringe productiegroei die samenhangt met de aard van de vermindering van de administratieve lasten. Die treft immers direct de afzet van zakelijke dienstverleners. Het aantal ondernemingen neemt enigszins af. De gemiddelde bedrijfsgrootte, zowel in termen van productie als in termen van werkgelegenheid, neemt dus toe. 1
18
Kwaak en Timmermans (2012) vinden dat vaste kosten – kosten die niet direct gericht zijn op het productieproces maar op het (voort)bestaan van de onderneming, circa 75% van de totale arbeidsinzet in het MKB uitmaken, tegen 1% in het grootbedrijf.
Tabel 6
Economische gevolgen van 10% lagere administratieve lasten via vermindering van de uitbesteding door bedrijven, budgetneutraal uitgevoerd, voor MKB en grootbedrijf in de marktsector br. toeg. waarde (f.k.) MKB grootbedrijf
arbeidsproductiviteit MKB grootbedrijf
arbeidsvolume MKB grootbedrijf
ondernemingen MKB grootbedrijf
%
landbouw, bosbouw en visserij voedings- en genotmiddelenindustrie metaalindustrie chemische, rubber- en kunststofverwerkende industrie overige industrie nutsbedrijven bouw autosector groothandel detailhandel horeca transportsector communicatiesector financiële dienstverlening zakelijke dienstverlening overige dienstverlening totaal marktsector
3.1 3.1 3.0 2.3
2.1 2.2 2.1 2.1
1.3 2.3 2.1 1.8
1.9 1.6 1.7 1.5
1.8 0.8 0.9 0.5
0.2 0.6 0.4 0.6
0.0 -0.2 0.0 0.0
0.0 0.0 0.2 0.0
2.0 1.5 1.4 2.2 2.5 2.3 2.4 2.7 2.5 3.9 1.7 2.5 2.2
1.8 1.5 0.6 1.6 2.1 1.9 1.5 1.8 1.5 1.5 0.9 1.3 1.7
1.8 1.7 1.2 0.9 1.3 1.1 1.6 2.0 2.1 2.5 1.4 1.9 1.5
1.4 1.3 0.4 1.1 1.6 1.8 0.9 0.7 1.3 1.2 0.9 0.8 1.3
0.1 -0.2 0.1 1.3 1.2 1.2 0.7 0.8 0.3 1.4 0.3 0.6 0.7
0.3 0.1 0.2 0.5 0.5 0.1 0.5 1.1 0.2 0.3 -0.1 0.5 0.3
-0.1 0.0 -1.0 -0.3 -0.1 -0.4 -0.4 -0.8 0.0 -0.9 -0.4 -0.1 -0.4
0.1 -0.2 -0.1 -0.1 0.0 0.0 -0.1 -0.3 -0.1 -0.2 -0.2 -0.7 -0.1
Bron: Panteia; simulaties met PRISMA-M
19
6
Conclusie
In het voorgaande is nagegaan wat de economische effecten zijn van een vermindering van de administratieve lasten van bedrijven in de marktsector. Verschillende varianten zijn onderzocht: vermindering van de vaste dan wel de variabele arbeidskosten en een variant waarbij de uitbesteding van activiteiten aan administratiekantoren kan verminderen door de lastenverlichting. Er worden drie varianten bekeken, omdat niet op voorhand bekend is welke vorm beleid gericht op vermindering van administratieve lasten zou kunnen krijgen. Verder is steeds onderscheid gemaakt tussen een subvariant zonder aanvullend beleid en een subvariant waarin het voordeel voor de overheidsfinanciën wordt gerecycled naar de particuliere sector door middel van vermindering van de loon- en inkomstenbelasting (budgetneutrale variant). Figuur 1 vat de uitkomsten voor de drie hoofdvarianten voor MKB en grootbedrijf in de marktsector samen – uitgaande van de budgetneutrale subvariant. In alle varianten is de vermindering van administratieve lasten gunstig voor het BBP van bedrijven in de marktsector. Daarbij is het effect voor het MKB vaak wat positiever dan voor het grootbedrijf. Opvallend is ook dat op macro-economisch niveau de effecten relatief groot zijn. Zo varieert de BBP-multiplier1 tussen 7,5 voor de variant waarin de vaste kosten worden verlaagd, en circa 5,5 voor de twee overige varianten (in beide gevallen voor de budgetneutrale variant). Het voornaamste kanaal waarlangs vermindering van de administratieve lasten werkt, is vermindering van de kosten van bedrijven, waardoor hun concurrentiepositie wordt versterkt. Dit effect blijkt uit de verbetering van de arbeidsproductiviteit in alle varianten, waarbij de winst steeds het grootst is in het MKB. Door de initiële productiviteitsverbetering neemt de werkgelegenheid aanvankelijk af, de toegenomen productie compenseert dit meer dan volledig. Het werkgelegenheidseffect in het MKB is overigens vrij klein; in geval de vaste kosten worden verminderd, daalt de werkgelegenheid in het MKB zelfs, omdat een relatief groot deel van de werkgelegenheid in het MKB als vaste arbeid moet worden beschouwd. De winstgevendheid – afgemeten aan de arbeidsinkomensquote – verandert niet veel, behalve in de variant met vermindering van de vaste kosten; in dat geval is er sprake van een duidelijke verbetering voor het MKB. Met andere woorden, de winsten ten opzichte van de toegevoegde waarde verandert niet veel, in Euro’s nemen ze wel toe. De gemiddelde bedrijfsgrootte – zowel in termen van productie als in termen van werkgelegenheid – neemt iets toe. De CPB-studie uit 2004 en de EIM-studie uit 2000 vinden een naar verhouding2 wat zwakker BBP-effect. Een mogelijke verklaring is dat de administratieve lasten sindsdien zijn toegenomen (of volgens een ruimere definitie worden gemeten). De richting van de effecten is echter steeds hetzelfde. Al met al levert vermindering van de administratieve lasten een positieve bijdrage aan economische groei en banencreatie in de marktsector. Hoewel beleid gericht op vermindering van administratieve lasten niet eenvoudig te ontwikkelen is
1
De BBP-multiplier is gedefinieerd als het effect op het BBP, gedeeld door de omvang van de initiële impuls (1,345 miljoen Euro in 2009).
2
Beide studies gaan uit van een 25% vermindering van de administratieve lasten.
21
– de informatievoorziening bij de overheid moet immers op peil worden gehouden – maakt de hoge BBP-multiplier zo’n beleid wel aantrekkelijk. Figuur 1
Economische gevolgen van 10% lagere administratieve lasten (diverse hoofdvarianten; budgetneutrale subvariant) voor MKB en grootbedrijf in de marktsec-
% (%-pnt voor arbeidsinomensquote)
tor
4.0
3.0
2.0
1.0
0.0
grootbedrijf
arbeidsinkomensquote
MKB
grootbedrijf
MKB
arbeidsvolume
vermindering variabele arbeidskosten van bedrijven
Bron: Panteia; simulaties met PRISMA-M
22
grootbedrijf
arbeidsproductiviteit
vermindering vaste arbeidskosten van bedrijven
MKB
grootbedrijf
br. toeg. waarde (f.k.)
MKB
grootbedrijf
MKB
-1.0
ondernemingen
minder uitbesteden door bedrijven
Literatuur
Auerbach, A. en Y. Gorodnichenko, Fiscal multipliers in recession and expansion, in: Fiscal policy after the financial crisis, NBER Chapters, National Bureau of Economic Research (2012) Broer, Peter, Albert van der Horst en Alex Lammertsma, JADE – A model for the Joint Analysis of Dynamics and Equilibrium, CPB Document No. 30, Den Haag, 2003 (http://www.cpb.nl/publicatie/jade-een-model-voor-de-gezamenlijke-analyse-vanbeweging-en-evenwicht) Buins, Anne en Ton Kwaak, Arbeidsproductiviteit in MKB en grootbedrijf, Panteia, Zoetermeer, 2012 (http://www.ondernemerschap.nl/index.cfm/12,html?nxt=ctm_publikatie&bestelnummer= M201221) CPB, Economische effecten van een verlaging van de administratieve lasten, CPB-notitie, Den Haag, 2004 (http://www.cpb.nl/publicatie/economische-effecten-van-een-verlagingvan-de-administratieve-lasten) CPB, Saffier II: 1 model voor de Nederlandse economie, in 2 hoedanigheden, voor 3 toepassingen, CPB-Document 217, 2010 Kwaak, A., Economische gevolgen van lagere administratieve lasten – een oefening in methodologie, Basis Tijdschrift voor Beleidsonderzoek, nr. 2012/1, blz. 22-25 (http://publicaties.panteia.nl/basis1_2012/#/22/) Kwaak, Ton, en Niek Timmermans, The Production Structure of Small, Medium-sized and Large Enterprises in Dutch Private Enterprises - Analysis by Sector of Industry, Panteia, Zoetermeer, 2012 (http://www.ondernemerschap.nl/index.cfm/12,html?nxt=ctm_publikatie&bestelnummer= H201215) Langman Economen, Wat werkgevers weerhoudt – Belemmeringen voor een hogere arbeidsdeelname, Delft, 2008 (http://www.mkb.nl/download.php?itemID=439199) Lejour, Arjan en Hugo Rojas-Romagosa, International spillovers of domestic reforms: The joint application of the Lisbon Strategy in the EU, CPB, Discussion Paper 106, Den Haag, 2008 MKB-NL, Wat werkgevers weerhoudt – Belemmeringen voor een hogere arbeidsdeelname, notitie, Delft, 2008 (http://www.mkb.nl/download.php?itemID=439200) Nijsen, A.F.M., Dansen met de Octopus, Een bestuurskundige visie op informatieverplichtingen van het bedrijfsleven in de sociale rechtsstaat, Uitgeverij Eburon, Delft, 2003 Suyver, J.F., A.F.M. Nijsen, J.J. Boog, A. Kwaak, M.J. Tom, G. De Wit, Monitor Administratieve Lasten Bedrijven 2000, EIM, Zoetermeer, 2000
23
De resultaten van het Programma MKB en Ondernemerschap worden in twee reeksen gepubliceerd, te weten: Research Reports en Publieksrapportages. De meest recente rapporten staan (downloadable) op: www.ondernemerschap.nl.
Recente Publieksrapportages A201340
19-08-2013
Exportindex MKB. Ontwikkelingen 2008-2011
A201339
22-08-2013
Topsectoren: beeld en ontwikkeling. Update juli 2013
A201335
01-07-2013
Algemeen beeld van het MKB in de marktsector in 2013 en
A201333
02-07-2013
A201332
2-07-2013
A201331
04-07-2013
Calimero creativiteit: De innovatieve netwerken van zzp’ers
A201330
25-06-2013
Hoe goed ligt de gemeente bij MKB?
A201329
18-06-2013
Monitor Inkomens Ondernemers
A201328
27-06-2013
Het wenkend perspectief van consumenteninnovatie
A201327
16-07-2013
Innoveren achter de schermen
A201326
19-07-2013
De financiële positie van het MKB in 2013 en 2014
A201325
9-7-2013
Minirapportage biomaterialen
A201324
5-6-2013
Ontwerp krapte-indicator belangrijke beroepen topsectoren
A201323
06-06-2013
Kleinschalig ondernemen 2013
A201322
13-06-2013
Topsectoren in beeld - Bekendheid met het topsectoren-
A201321
21-05-2013
Administratieve lasten MKB
A201320
04-06-2013
Ambities en vermogensopbouw van zzp'ers
A201319
11-06-2013
Topsectoren: beeld en ontwikkeling
A201317
16-05-2013
Diaspora links van migrantenondernemers in Nederland
A201316
31-05-2013
Intellectueel eigendom topsectoren
A201315
07-05-2013
MKB verdeeld over kabinetsbeleid
A201314
02-05-2013
Topsectoren in beeld
A201313
28-03-2013
Concurrentie in het MKB
A201312
25-03-2013
Alles flex, is dat een mismatch?
A201311
09-04-2013
Challengers: hun kenmerken en succesfactoren
A201310
04-04-2013
Wie wordt werkgever?
A201309
16-04-2013
Oudedagsvoorziening in het MKB
A201308
11-04-2013
Benchmark klanten Qredits
A201306
21-02-2013
De waarde van sociaal ondernemerschap
A201305
24-01-2013
Grondstofschaarste?
A201304
02-04-2013
Gezocht: werklocatie 3.0
A201303
24-01-2013
Algemeen beeld van het MKB in de marktsector in 2012 en
A201302
08-01-2013
Financiering van innovatie in het MKB
A201218
15-01-2013
Samen starten
A201217
17-01-2013
Inkomen, vermogen en dynamiek van zelfstandigen zonder
A201216
9-1-2013
A201215
19-12-2012
A201214
7-12-2012
Meer innovatie door buitenlanders?!
A201213
4-12-2012
Meerwaarde van studentbedrijven
A201212
4-12-2012
Duurzaam ondernemen in het MKB
2014 – Update juni Topsectoren in beeld. Internationale oriëntatie topsectoren Topsectorenpanel. Methodologische verantwoording
beleid en beleving van het ondernemingsklimaat
2013 - Update december
personeel
24
Financieringsmonitor topsectoren 2012 Ondernemen zonder personeel
A201211
12-11-2012
Global Entrepreneurship Monitor 2011 The Netherlands
A201210
19-11-2012
Gebruikers en communities
A201209
8-8-2012
Wagenpark MKB en Grootbedrijf 2010
A201208
6-7-2012
Nieuwe financieringsvormen voor het MKB
A201207
20-6-2012
Monitor Inkomens Ondernemers
A201206
20-6-2012
Een typologie van ondernemers met lage inkomens
A201205
28-6-2012
Kleinschalig Ondernemen 2012
A201204
30-5-2012
Hoe ondernemend zijn zzp'ers?
A201203
22-5-2012
Duurzaam ondernemen in het kantoorhoudende MKB
A201202
16-4-2012
Vergrijzing en ondernemerschap
A201201
4-4-2012
A201113
22-11-2011
Ondernemen in de Sectoren 2011
A201112
22-11-2011
Zelfbewust een Zelfstandige Positie
A201111
21-9-2011
Kerngegevens MKB 2011
A201110
25-8-2011
Financieringsmonitor 2011
A201109
22-8-2011
Arbeidsproductiviteitstrends in klein-, midden- en grootbe-
A201108
14-7-2011
Global Entrepreneurship Monitor 2010 The Netherlands
A201107
19-5-2011
Ondernemen voor de toekomst
A201106
27-4-2011
Trendstudie MKB en Ondernemerschap: Synthese
A201105
20-4-2011
Uitvinders in Nederland
A201104
28-4-2011
Kleinschalig Ondernemen 2010
A201103
10-3-2011
Trendstudie MKB en Ondernemerschap
A201102
8-3-2011
Monitor vrouwelijk en etnisch ondernemerschap 2010
A201101
5-1-2011
Startende ondernemers
A201012
8-12-2010
A201011
16-11-2010
A201010
9-11-2010
A201009
14-10-2010
De arbeidsmarkt van Midden-Nederland
A201008
14-10-2010
Monitor Inkomens Ondernemers
A201007
30-9-2010
Stand van Zaken Zonder Personeel
A201006
23-6-2010
Internationale benchmark ondernemerschap 2010
A201005
31-5-2010
Bedrijfsbeëindigingen in het kleinbedrijf
A201004
april 2010
Octrooien in Nederland
A201003
12-4-2010
Ondernemen voor anderen!
A201002
15-2-2010
Een kwestie van ondernemen
A201001
11-1-2010
Innovatief ondernemerschap in detailhandel, horeca en
A200918
1-12-2009
Slim en gezond afslanken
A200917
2-11-2009
Ondernemen in de Sectoren
A200916
30-10-2009
A200915
17-8-2009
Criminaliteitspreventie door kleine bedrijven
A200914
16-6-2009
Global Entrepreneurship Monitor 2008
A200913
15-5-2009
Internationale benchmark ondernemerschap 2009
A200912
20-5-2009
Kleinschalig Ondernemen 2009
A200911
3-4-2009
Kopstaartbedrijven
A200910
1-4-2009
Ondernemerschap in de wijk
Hoe werken bedrijven samen in projecten?
drijf 1995-2015
Bedrijvendynamiek en werkgelegenheid Global Entrepreneurship Monitor 2009 The Netherlands Ondernemen in de sectoren 2010 – 10 brochures
ambacht
Springen over de Grens
The Netherlands
25