Onder embargo
De economische effecten van stagnatie van de Programmatische Aanpak Stikstof Een analyse van de effecten van het niet beschikbaar komen van de rijksfinanciering Opdrachtgever: Interprovinciaal Overleg Rotterdam, 19 augustus 2013
De economische effecten van stagnatie van de Programmatische Aanpak Stikstof
Een analyse van de effecten van het niet beschikbaar komen van de rijksfinanciering
Opdrachtgever: Interprovinciaal Overleg
Michel Briene Karel van Hussen Joachim Schellekens Viek Verdult Atze Verkennis
Rotterdam, 19 augustus 2013
Over Ecorys
Met ons werk willen we een zinvolle bijdrage leveren aan maatschappelijke thema’s. Wij bieden wereldwijd onderzoek, advies en projectmanagement en zijn gespecialiseerd in economische, maatschappelijke en ruimtelijke ontwikkeling. We richten ons met name op complexe markt-, beleids- en managementvraagstukken en bieden opdrachtgevers in de publieke, private en not-for-profit sectoren een uniek perspectief en hoogwaardige oplossingen. We zijn trots op onze ruim 80-jarige bedrijfsgeschiedenis. Onze belangrijkste werkgebieden zijn: economie en concurrentiekracht; regio’s, steden en vastgoed; energie en water; transport en mobiliteit; sociaal beleid, bestuur, onderwijs, en gezondheidszorg. Wij hechten grote waarde aan onze onafhankelijkheid, integriteit en samenwerkingspartners. Ecorys-medewerkers zijn betrokken experts met ruime ervaring in de academische wereld en adviespraktijk, die hun kennis en best practices binnen het bedrijf en met internationale samenwerkingspartners delen. Ecorys is een internationaal bureau met ruim 550 medewerkers en is wereldwijd actief in meer dan 100 landen. Naast projecten voor individuele opdrachtgevers voeren wij ook regelmatig opdrachten uit die meerdere landen betreffen. Wij verlenen onze diensten eveneens aan de Europese instituties, Wereldbank, Asian Development Bank en andere grote internationale organisaties. De thuismarkten van Ecorys zijn van oudsher Nederland en het Verenigd Koninkrijk en die landen waar onze kantoren gevestigd zijn: België, Polen, Turkije, Spanje, Rusland, Zuidoost Europa (vanuit ons kantoor in Sofia), Kroatië, Hongarije en India. Ecorys Nederland voert een actief MVO-beleid en heeft een ISO14001-certificaat, de internationale standaard voor milieumanagementsystemen. Onze doelen op het gebied van duurzame bedrijfsvoering zijn vertaald in ons bedrijfsbeleid en in praktische maatregelen gericht op mensen, milieu en opbrengst. Zo gebruiken we 100% groene stroom, kopen we onze CO2-uitstoot af, stimuleren we het OV-gebruik onder onze medewerkers, en printen we onze documenten op FSCof PEFC-gecertificeerd papier. Door deze acties is onze CO2-voetafdruk sinds 2007 met ca. 80% afgenomen.
ECORYS Nederland BV Watermanweg 44 3067 GG Rotterdam Postbus 4175 3006 AD Rotterdam Nederland T 010 453 88 00 F 010 453 07 68 E
[email protected] K.v.K. nr. 24316726 W www.ecorys.nl
2
NL0927383
Inhoudsopgave
Samenvatting
5
1
Aanleiding voor het onderzoek
7
2
Onderzoekskader
9
2.1
Programmatische aanpak stikstof
9
2.2
Projectenlijst
3
4
Methodologie
11
3.1
Sectoren
11
3.2
Geplande activiteiten
11
3.3
Uitstel en afstel plannen
12
3.4
Extrapolatie naar Nederland
13
Resultaten: de economische effecten van PAS
Bijlagen
5
10
15 17
Bijlage A: Overzicht bronnen gebruikte kengetallen
17
Bijlage B: Sectorale investeringssom provincies en Nederland
19
Bijlage C: Stikstofemissies
20
Bronnenlijst
21
De economische effecten van stagnatie van de Programmatische Aanpak Stikstof
3
Samenvatting
In ongeveer 60% van de Nederlandse Natura-2000 gebieden is de depositie van stikstof een probleem. Weliswaar is de laatste 25 jaar de hoeveelheid neerslag van stikstof sterk gedaald, maar is deze toch op veel plaatsen te hoog. Daardoor komt het realiseren van de natuurdoelen in gevaar. In dit kader zet een aantal overheden gezamenlijk de schouders onder de Programmatische Aanpak Stikstof (PAS). Daardoor wordt het mogelijk om reductiemaatregelen te treffen, maar wordt tegelijkertijd ook ontwikkelruimte voor een aantal (grote) projecten gecreëerd. Het afgesproken tijdschema voorziet erin dat per 1 januari 2014 de PAS in werking is. Het IPO heeft aan Ecorys gevraagd een quick-scan te maken van de economische gevolgen van een eventuele –onverhoopte- stagnatie bij de invoering van de PAS, zowel voor de ontwikkeling in een aantal sectoren (zoals industrie en landbouw) als voor de uitvoering van investeringen (zoals voor infrastructuur en bedrijventerreinen). Het doel van het onderzoek is het kwantificeren van de economische effecten van het niet uitvoeren van PAS. Op basis van een projectenlijst van de provincies Gelderland, Noord-Brabant en Zeeland zijn alle relevante activiteiten omgerekend tot investeringsbedragen en werkgelegenheid. Dit is gedaan voor diverse sectoren op basis van vaste rekenregels. De resulterende waarden zijn vervolgens geëxtrapoleerd naar de situatie voor heel Nederland. Voor het onderzoek worden de geplande economische activiteiten en investeringen in infrastructuur in de periode 2014-2020 beschouwd. Voor dit onderzoek is een indeling in een aantal sectoren gehanteerd, te weten: woningbouw, infrastructuur, bedrijventerreinen (onderverdeeld in zeehaventerrein, chemische industrie en reguliere bedrijventerrein), glastuinbouw, veehouderij, land- en waterrecreatie en overige. Voor elke sector is de verwachte verhouding tussen investeringswaarde, werkgelegenheid en, waar relevant, emissie berekend. Daarmee is de totale investeringssom en de bijbehorende werkgelegenheidseffecten bepaald. Uit ervaring is gebleken dat niet alle projecten die gepland worden ook daadwerkelijk in de planningsperiode en/of in zijn geheel tot realisatie worden gebracht. Daarvoor zijn correctiefactoren gehanteerd met betrekking tot het percentage van de plannen dat niet of later uitgevoerd wordt. De uitgevoerde quick-scan levert het beeld op dat voor de periode 2014 – 2020 zonder PAS voor economische activiteiten, inclusief investeringen in infrastructuur, ter waarde van ruim € 87,5 miljard geen vergunning verstrekt kan worden en dat deze investeringen dan ook niet zullen plaatsvinden. Vertaald in termen van werkgelegenheid is het beeld als volgt: er zullen ruim 29.000 directe banen minder gerealiseerd worden als gevolg van het geen doorgang vinden van investeringen, ook zullen circa 11.000 indirecte banen niet gerealiseerd worden en tenminste 4.000 bestaande banen het risico lopen te verdwijnen. De PAS zorgt er voor dat ondanks strenge regelgeving op het gebied van internationaal beschermde natuur en de forse overbelasting door stikstof, de noodzakelijke economische ontwikkelingen toch doorgang kunnen vinden. Vergeleken met de kosten van PAS is de omvang van de structurele directe werkgelegenheid die op het spel staat bij het niet doorgaan van PAS aanzienlijk. Teruggerekend naar Є / fte zijn de kosten, op basis van € 200 miljoen / jaar voor PAS, ongeveer € 41.000 per fte. Deze kosten per ‘niet bedreigde’ fte zijn in vergelijking met andere stimuleringsprogramma’s beperkt. In vele economische stimuleringsprogramma’s zijn de kosten om een nieuwe arbeidsplaats te realiseren meer dan Є 100.000 per fte.
De economische effecten van stagnatie van de Programmatische Aanpak Stikstof
5
Het door de opdrachtgever gekozen uitgangspunt voor dit onderzoek is dat in de periode 2014 – 2020 de financiële middelen die nodig zijn voor PAS ad € 200 miljoen per jaar niet beschikbaar komen. Wanneer een ander uitgangspunt gekozen wordt (er komt een gedeelte van het benodigde bedrag beschikbaar of alleen de eerste jaren komen de benodigde middelen niet beschikbaar), veranderen de uitkomsten. Deze varianten zijn niet doorgerekend.
6
De economische effecten van stagnatie van de Programmatische Aanpak Stikstof
1
Aanleiding voor het onderzoek
In ongeveer 60% van de Nederlandse Natura-2000 gebieden is de depositie van stikstof een probleem. Weliswaar is de laatste 25 jaar de hoeveelheid neerslag van stikstof sterk gedaald, maar is deze toch op veel plaatsen te hoog. Daardoor komt het realiseren van de natuurdoelen in gevaar. Om die reden is er voor activiteiten in en rond natuurgebieden die met stikstofuitstoot gepaard gaan, een vergunningplicht op grond van artikel 19d van de Nb-wet. Als gevolg van een aantal uitspraken van de Raad van State, waarbij een verleende vergunning werd vernietigd, zijn sinds 2009 alle vergunningenprocedures voor onder andere veehouderijen stilgelegd. Om die impasse te doorbreken hebben een aantal overheden gezamenlijk de schouders gezet onder de Programmatische Aanpak Stikstof (PAS). Met de PAS worden niet alleen reductie- en herstelmaatregelen getroffen, maar wordt tegelijkertijd ook de ontwikkelruimte voor een aantal (grote) projecten gecreëerd. Daarmee is de PAS als het ware een tweesnijdend zwaard. De homepage www.pas.natura2000.nl omschrijft het als volgt: “aan de ene kant wordt de achteruitgang van de biodiversiteit in die gebieden, voor zover die het gevolg is van stikstofdepositie, tot staan gebracht en omgezet in herstel. Aan de andere kant wordt er weer ruimte gemaakt voor nieuwe economische activiteiten met stikstofuitstoot in de buurt van die gebieden”. Het afgesproken tijdschema voorziet erin dat per 1 januari 2014 de PAS in werking is. In november 1
2012 heeft het LEI/WUR een analyse gemaakt van de economische effecten van het uitvoeren van de PAS. Daaruit blijkt dat er forse positieve economische effecten zijn. Het IPO heeft aan Ecorys gevraagd een quick-scan te maken van de economische gevolgen van een onverhoopte stagnatie bij de invoering van de PAS, zowel voor de ontwikkeling in een aantal sectoren (zoals industrie en landbouw) als voor de uitvoering van investeringen (zoals voor infrastructuur en bedrijventerreinen). In deze analyse gaan wij na welke investeringen niet door kunnen gaan wanneer de Programmatische Aanpak Stikstof niet plaatsvindt en welke werkgelegenheidseffecten dat heeft. De projecten die geen doorgang kunnen vinden leveren immers ook geen werkgelegenheid op. Het door de opdrachtgever gekozen uitgangspunt voor dit onderzoek is dat in de periode 2014 – 2020 de financiële middelen die nodig zijn voor PAS ad € 200 miljoen per jaar niet beschikbaar komen. Wanneer een ander uitgangspunt gekozen wordt (er komt een gedeelte van het benodigde bedrag beschikbaar of alleen de eerste jaren komen de benodigde middelen niet beschikbaar), veranderen de uitkomsten. Deze varianten zijn niet doorgerekend.
1
Leneman, H., R. Michels, P. van der Wielen, D. Oudendag, J. Helming, W. van Deursen en S. Reinhard: Economisch perspectief van de PAS; Baten en kosten van de Programmatische Aanpak Stikstof in Natura 2000-gebieden, november 2012
De economische effecten van stagnatie van de Programmatische Aanpak Stikstof
7
2
Onderzoekskader
2.1
Programmatische aanpak stikstof Het Europese beleid ter bescherming van biodiversiteit heeft geresulteerd in de aanwijzing van een aantal gebieden die een specifieke bescherming krijgen. Deze zogeheten Natura2000-gebieden zijn van belang voor het behoud en ontwikkeling van bepaalde dier- en plantensoorten en hun natuurlijke leefomgeving (habitat). Voor deze gebieden zijn “instandhoudingsdoelen” vastgesteld: welke dier- en plantensoorten en habitats dienen in een gebied beschermd te worden? In Nederland zijn 166 gebieden aangewezen. Stikstof is in veel van deze gebieden een kritische factor. 2
Te veel stikstof is schadelijk voor een groot aantal habitat-typen. Weliswaar is er al jaren sprake van een dalende trend met betrekking tot de stikstofdepositie, maar in 133 gebieden is de neerslag van stikstof nog steeds (veel) te hoog. Dat heeft negatieve gevolgen voor de daar aanwezige planten diersoorten. Tegelijkertijd betekent dat ook een rem op economische activiteiten in en rond een dergelijk gebied. Immers, voor economische activiteiten, maar ook infrastructurele projecten dient de initiatiefnemer te beschikken over een omgevingsvergunning. Een strikte interpretatie van de wet door de Raad van State heeft gezorgd voor een impasse in de vergunningverlening. Economische ontwikkelingen die gepaard gaan met een stikstofemissie zijn niet of moeilijk te gunnen. Om deze impasse te doorbreken hebben onder andere het Rijk, de provincies en de waterschappen gekozen voor een gezamenlijke aanpak van dit probleem. Dit heeft geleid tot de Programmatische Aanpak Stikstof. Hoewel aanvankelijk werd verwacht dat deze aanpak op relatief korte termijn tot resultaat zou leiden, is inmiddels gebleken dat het proces meer tijd vergt. Thans wordt voorzien dat het wetgevingstraject dit najaar wordt afgerond, zodat PAS op 1 januari 2014 van start kan gaan. De PAS beoogt door een combinatie van maatregelen zowel de kwaliteit van de Natura2000gebieden (en de habitattypes en plant- en diersoorten in die gebieden) te verbeteren, als ruimte te scheppen voor nieuwe economische ontwikkelingen. Er zijn in PAS twee soorten maatregelen voorzien, te weten: maatregelen gericht op reductie van stikstofuitstoot en ecologische herstelmaatregelen. De eerste richten zich vooral op de landbouw. Het resultaat moet zijn dat de daling van de stikstofdepositie, die zich de afgelopen jaren overigens al heeft voorgedaan, versneld wordt. De tweede richten zich op de afzonderlijke gebieden en de afzonderlijke habitattypen zelf. Bij een positief resultaat van deze combinatie van maatregelen, ontstaat er ontwikkelingsruimte voor nieuwe economische activiteiten (dit kunnen ook uitbreidingen zijn van bestaande economische activiteiten of infrastructuurprojecten). De daling van de depositie van de afgelopen jaren zal zich ook in de komende periode tot 2030 doorzetten. Zowel in de landbouw als in het bedrijfsleven vindt innovatie plaats om te veronderstellen dat die emissies beperkt worden, als gevolg waarvan ook de depositie zal afnemen. Aangenomen wordt dat deze daling voldoende is om een economische groei van 2,5% te
2
Zie ook: H.F. van Dobben, R. Bobbink, D. Bal en A. van Hinsberg, 2012. Overzicht van kritische depositiewaarden voor stikstof, toegepast op habitattypen en leefgebieden van Natura 2000. Wageningen, Alterra, Alterra-rapport 2397 2397. 68 blz.; 1 fig.; 3 tab.; 21 ref. In dit rapport wordt een overzicht gegeven van concrete (unieke) kritische depositiewaarden voor stikstof voor de habitattypen en de (stikstofgevoelige) overige leefgebieden van soorten die in Natura 2000-gebieden worden beschermd.
De economische effecten van stagnatie van de Programmatische Aanpak Stikstof
9
3
accommoderen. De ontwikkelingsruimte die ontstaat bij een positief resultaat van de nationale maatregelen, mag voor de helft worden aangewend voor economische activiteiten. Voor de herstelmaatregelen geldt dat het effect per gebied op basis van een deskundigenoordeel wordt vastgesteld. Wanneer de conclusie is dat de staat van instandhouding van het gebied voldoende is en dat ook in de toekomst zal blijven, kan de ontwikkelingsruimte worden benut voor plannen en projecten. Omdat de instandhoudingsdoelen per gebied gehaald moeten worden, is vastgelegd dat de ontwikkelingsruimte per gebied zal worden vastgesteld. Dat vraagt dus ook om maatwerk per gebied. Overigens kan de beschikbare ontwikkelingsruimte niet zonder beperkingen worden toegedeeld. Er zijn in PAS afspraken gemaakt over de verdeling in tijd en over de verdeling naar typen projecten. Zo is een deel van de ruimte gereserveerd voor infrastructurele projecten. Vanzelfsprekend is de ontwikkelingsruimte niet onbegrensd. Niet alle activiteiten die thans voorgenomen zijn, zullen binnen de ruimte kunnen worden vergund. Daarbij moet overigens het volgende bedacht worden: voor 128 van de 133 stikstofgevoelige Natura2000-gebieden zijn er zodanige pakketten met herstelmaatregelen dat voldaan kan worden aan de gestelde doelen. Daarmee verbetert de natuurkwaliteit en komt er ontwikkelruimte beschikbaar. Als de PAS wordt uitgevoerd is er voor deze gebieden ruimte om nieuwe economische activiteiten en infrastructuur toe te staan. Voor twee gebieden is het pakket aan beheermaatregelen nog onvoldoende en in drie gebieden vindt nog overleg plaats. Van de 128 gebieden waar het beheerpakket voldoende is voor het bereiken van de Natura2000-doelstellingen zijn er naar schatting 120 waar de ontwikkelruimte die beschikbaar komt, voldoende is voor de ontwikkelbehoefte. In dertien gebieden kunnen derhalve niet alle voorgenomen economische activiteiten vergund worden.
2.2
Projectenlijst Van drie provincies hebben wij een projectenlijst ontvangen. Op deze projectenlijst komen nagenoeg alle stikstof-emitterende projecten voor die in de periode vanaf 2012 tot 2030 tot uitvoe4
ring kunnen komen . Per project is in alle gevallen tenminste een van de volgende kengetallen opgenomen:
Stikstofemissie;
Aantallen (woningen, hectares, ligplaatsen);
Lengte en type (in geval van wegen).
In enkele gevallen is ook een investeringsbedrag opgenomen. Volgens een vast stramien van rekenregels hebben wij alle projecten vervolgens omgerekend tot investeringsbedragen en emissies. De gehanteerde methodiek is beschreven in het volgende hoofdstuk.
3
4
10
Zie: Koelemeijer, R., D. van der Hoek, B. de Haan, E. Noordijk, E. Buijsman, J. Aben, H. van Jaarsveld, P. Hammingh, S. van Tol, G. Velders, W. de Vries, K. Wieringa, S. Reinhard, V. Linderhof, R. Michels, J. Helming, D. Oudendag, A. Schouten & L. van Staalduinen (2010), Verkenning van aanvullende maatregelen in het kader van de Programmatische Aanpak Stikstof. Een verkenning van de gevolgen voor milieu en economie, PBL-rapport 500215001, Den Haag: PBL. Op de lijst van Noord-Brabant zijn niet alle agrarische activiteiten vermeld. Op basis van de gegevens van Gelderland was het echter mogelijk om een verantwoorde inschatting te maken van de omvang van die activiteiten in Noord-Brabant. De projectenlijsten geven daarmee een goede indicatie van de economische ontwikkelingen die te verwachten zijn in de betreffende periode.
De economische effecten van stagnatie van de Programmatische Aanpak Stikstof
3
Methodologie
Het doel van het onderzoek is het kwantificeren van de economische effecten van het niet uitvoeren van PAS. Omdat het niet uitvoeren van PAS restricties tot gevolg heeft voor geplande investeringen worden de bijbehorende projecten als basis genomen. Op basis van deze projectenlijst (zie 2.2) zijn alle activiteiten omgerekend tot investeringsbedragen, emissie en werkgelegenheid. Dit is gedaan voor diverse sectoren (zie 3.1), op basis van vaste rekenregels (zie 3.2 en 3.3) en voor de provincies Gelderland, Noord-Brabant en Zeeland. De resulterende waarden zijn vervolgens geëxtrapoleerd naar de situatie voor heel Nederland (zie 3.4).
3.1
Sectoren De provincies Gelderland, Nood-Brabant en Zeeland hebben gezamenlijk ongeveer 1600 projecten en plannen opgeleverd die investeringen teweeg brengen in het tijdvak 2014-2030. De aangeleverde data gaf informatie over het verwachte begin- en eindjaar, de omvang (in hectare dan wel aantallen), en de sector waar het project toe behoort. Hieronder staat het overzicht van de gehanteerde sectoren, de mogelijke uitsplitsing van sectoren en de eenheid waarin het formaat wordt uitgedrukt. Voor het onderzoek worden de geplande economische activiteiten in de periode 2014-2020 beschouwd. Tabel 3.1 Indeling in sectoren die voor dit onderzoek zijn gehanteerd: Type sector
Specificatie
Woningen
Infrastructuur
Kilometer
Bedrijventerrein
Zeehaventerrein
Hectare
Bedrijventerrein
Chemische industrie
Hectare
Bedrijventerrein
Regulier bedrijventerrein
Hectare
Landbouw
Glastuinbouw
Hectare
Landbouw
Veehouderij5
Hectare
Recreatie
Land
Recreatiewoningen
Recreatie
Water
Ligplaatsen
Overig
3.2
Ruimtelijke eenheid
Woningbouw
Divers
Geplande activiteiten Niet alle aangeleverde plannen bevatten gegevens over de zowel de investeringswaarde als werkgelegenheid. Om goed in te schatten hoe hoog deze waarden totaal zijn is voor elke sector de verwachte verhouding tussen de categorieën onderling bepaald. Zo wordt voor bijvoorbeeld een zeehaventerrein per hectare met een investeringswaarde van € 5.125.000 gerekend, en een structurele werkgelegenheid van 14,5 fte. In Tabel 3.3 is een overzicht van alle omrekenfactoren opgenomen.
5
De provincie Noord-Brabant heeft geen informatie met betrekking tot veehouderij kunnen aanleveren. De veehouderijprojecten voor de provincie Noord-Brabant zijn berekend door het aantal hectaren veehouderij van de provincie Gelderland te vermenigvuldigen met de breuk van de investeringen in de SBI sector A (landbouw) van Noord-Brabant ten opzichte van Gelderland in 2010.
De economische effecten van stagnatie van de Programmatische Aanpak Stikstof
11
De eerste stap was het berekenen van de totale investeringssom, werkgelegenheidseffecten en omvang van alle plannen. Dit is gedaan door de aangeleverde plannen te vermenigvuldigen met de omrekenfactor (Tabel 3.2) voor de investeringswaarde, de werkgelegenheid en de emissie per eenheid. Daarna is de gemiddelde investeringssom per project per jaar bepaald, om zo de verwachte investeringen in het PAS tijdvak (2014-2020) uit te rekenen. De omvang en werkgelegenheid is op dezelfde manier bepaald, al gaat het hier wel om een structureel effect in tegenstelling tot de investering die eenmalig is. Tabel 3.2 Omrekenfactoren voor berekenen investeringswaarde, werkgelegenheid en emissies Sector
Ruimtelijke
Investeringswaarde
Werkgelegenheid
Stikstofemissie (NOx
eenheid
(€)
(fte)
en NH3 waarde
Woningbouw
Woningen
183.000
0
2,9
Infrastructuur
Kilometer
Per project bepaald
15% welvaartswinst
564
(kg/jaar))
t.o.v. investeringswaarde6 Zeehaventerrein
Hectare
5.125.000
14,5
593
Chemische
Hectare
9.625.000
9
593
Hectare
7.525.000
40
593
Glastuinbouw
Hectare
430.000
2,8
685
Veehouderij
Hectare
44.000
0,03
6677 (NOx en NH3)
Recreatie op
Woningen
62.000
0,15
2,9
Ligplaatsen
32.000
0,15
2,9
Verschilt
Per project bepaald
Per project bepaald
Per project bepaald
Industrie (cat. 5) Regulier bedrijventerrein
land Recreatie op water Overig
Bron: Divers. Zie Bijlage A: Overzicht bronnen gebruikte kengetallen
Bij het bepalen van economische effecten is onderscheid te maken tussen tijdelijke effecten (bijvoorbeeld de werkgelegenheid die gemoeid is met woningbouw of aanleg van infrastructuur, en die na voltooiing van het project weer verdwijnt) en structurele effecten, de werkgelegenheid die in principe ‘permanent’ is gerealiseerd. Ten behoeve van deze rapportage concentreren we ons op de structurele effecten, aangezien de tijdelijke effecten wellicht elders gerealiseerd zullen worden. Het realiseren van woningen leidt niet tot structurele werkgelegenheid, omdat er niet een nieuwe economische activiteit ontstaat. Mensen gaan niet meer verdienen als ze in een nieuw huis gaan wonen. Zodoende is de gehanteerde omrekenfactor voor werkgelegenheid op nul vastgesteld. Wel geldt, zeker in deze tijd van crisis in de bouw, dat de tijdelijke werkgelegenheid die met woningbouw gepaard gaat, uiterst welkom zal zijn.
3.3
Uitstel en afstel plannen Uit ervaring is gebleken dat niet alle projecten die gepland worden ook daadwerkelijk in de planningsperiode en/of in zijn geheel tot realisatie worden gebracht. Het is dus noodzakelijk om de resulterende plannen bij te schalen. Op basis van ervaringscijfers uit het verleden en eigen
6
12
De resulterende welvaartswinst kan ‘vertaald’ worden naar werkgelegenheidseffecten. Dit is volledigheidshalve gedaan voor het bepalen van de totale werkgelegenheidseffecten van de geplande investeringen
De economische effecten van stagnatie van de Programmatische Aanpak Stikstof
expertise zijn correctiefactoren aangenomen met betrekking tot het percentage van de plannen dat niet of later uitgevoerd wordt (zie 3.3). Tabel 3.3 Correctiefactoren. Aandeel van de projecten en plannen dat in het tijdvak 2014-2020 wordt uitgevoerd (zonder emissierestricties). Sector
Percentage plannen
Percentage plannen
Correctiefactor voor
dat afgesteld wordt
dat uitgesteld wordt
investeringswaarde en
tot na 2020
WGH
Woningbouw
50%
50%
0,25
Infrastructuur
0%
0%
1
Zeehaventerrein
10%
33%
0,6
Chemische industrie
25%
33%
0,5
Regulier bedrijventerrein
50%
40%
0,3
Glastuinbouw
50%
50%
0,25
Veehouderij
50%
33%
0,33
Recreatie op land
60%
50%
0,2
Recreatie op water
60%
50%
0,2
Overig
50%
50%
0,25
Bron: Expert judgement Ecorys, 2013 en gemeentelijke bronnen
Naast bovenstaande correctiefactoren zijn er in het onderzoek nog een aantal sectorspecifieke aannames gemaakt.
Een bedrijventerrein bestaat uit een bruto en een netto oppervlak. Het verschil tussen de bruto en netto waarde is van belang bij de berekeningen voor de werkgelegenheid. De aangeleverde informatie heeft betrekking op het bruto oppervlak, het netto oppervlak is globaal genomen ongeveer twee derde van het totale oppervlak. Ten tweede geldt dat werkgelegenheid op bedrijventerreinen voor een groot deel geen nieuwe banen zijn maar voornamelijk verplaatsing, en dan grotendeels intra-regionaal (PBL, 2008). Het aantal structureel nieuwe banen op een bedrijventerrein ligt tussen de 10% (ECORYS, 2012 ) en 20% (RUG, 2008). Voor de berekeningen is, in het licht van de huidige laag-conjunctuur, uitgegaan van 12,5%.
Door infrastructuur aan te leggen verbetert de regionale veiligheid en bereikbaarheid. De verbeterde bereikbaarheid zorgt voor een groei in werkgelegenheid van ongeveer 15 procent van de investeringssom over 50 jaar. Het grootste aandeel van de werkgelegenheidsgroei zit in de beginjaren. In de berekeningen is aangenomen dat de totale werkgelegenheidsgroei door infrastructuurinvesteringen in het tijdvak 2014-2020 iets meer dan een derde van het totaal bedraagt.
3.4
Extrapolatie naar Nederland De inventarisatie van geplande investeringen met bijbehorende effecten op de werkgelegenheid is gedaan voor drie provincies. De resulterende cijfers zijn geëxtrapoleerd naar landelijke cijfers. Dit is gedaan op basis van de verhouding (gemiddelde van 2009-2011) tussen investeringssommen per sector in de drie provincies en in Nederland. De sectorale en provinciale investeringssommen zijn afkomstig van het CBS (zie bijlage B voor een uitgebreide bronvermelding). Dit heeft geresulteerd in onderstaande coëfficiënten.
De economische effecten van stagnatie van de Programmatische Aanpak Stikstof
13
Tabel 3.4 Verhouding investeringssom provincies / NL per sector
Investering in sector
Verhouding
Correctiefactor voor provinciale
provincies / NL
Investeringswaarde en WGH
Woningbouw
0,32
3,13
Infrastructuur
0,38
2,63
Chemische industrie
0,41
2,44
Zeehaventerrein
0,30
3,33
Regulier bedrijventerrein
0,30
3,33
Glastuinbouw
0,39
2,56
Landbouw
0,39
2,56
Recreatie op water
0,28
3,57
Recreatie op land
0,28
3,57
Overig
0,28
3,57
7
Bron: CBS Statline.
De investeringssommen, werkgelegenheid en omvang van de sectoren zijn gedeeld door deze coëfficiënten om de Nederlandse totalen te verkrijgen. Deze totalen worden besproken onder hoofdstuk 4.
7
14
Voor de sector veehouderij zijn geen regionale gegevens beschikbaar waarmee de verhouding tussen provincie en Nederland gemaakt kan worden. Zodoende is de gehele sector landbouw gebruikt als maat hiervoor.
De economische effecten van stagnatie van de Programmatische Aanpak Stikstof
4
Resultaten: de economische effecten van PAS
Voor drie provincies is de verwachte investeringswaarde en werkgelegenheid bepaald. Vervolgens zijn deze waarden geëxtrapoleerd naar Nederland. Het betreft de investeringssom en resulterende werkgelegenheid die optreedt indien er geen beperkingen zijn in de ontwikkelingsruimte met betrekking tot stikstofemissies. De resulterende waarden staan in onderstaande tabel. Tabel 4.1
Verwachte investeringswaarde en werkgelegenheid per sector voor Nederland voor de periode 2014 – 2020.
Sector
Totale nominale
Structurele additionele directe werkge-
investeringssom
legenheid per 2020 (fte)
(mln. Є) Woningbouw
15.600
0
Infrastructuur
4.000
1.300
Chemische industrie
8.800
1.000
Zeehaventerrein
13.600
2.200
Bedrijventerrein
43.500
19.300
700
3.700
Glastuinbouw Veehouderij
1.100
800
Recreatie (land )
200
500
Recreatie (water)
0
200
Overig
0
100
Totaal
87.500
29.000
Bron: Ecorys.
De grootste bijdragen aan werkgelegenheid worden geleverd door bedrijventerreinen, chemische industrie en zeehaventerreinen. Hierbij valt op dat bedrijventerreinen en chemische industrie een hoge werkgelegenheid per stikstofemissie hebben (zie tabel 3.2). Ontwikkelingsruimte voor die sectoren biedt dus veel werkgelegenheid onder een efficiënte (lagere) resulterende stikstofemissie. De additionele directe werkgelegenheid is een lage inschatting van de totale resulterende werkgelegenheid. De additionele economische activiteit zorgt namelijk ook voor indirecte werkgelegenheid bij toeleveranciers. Op basis van sectorale input-output tabellen kan een verantwoorde 8
inschatting gemaakt worden van de hoeveelheid indirecte werkgelegenheid . De resulterende additionele indirecte werkgelegenheid bedraagt 11.300 fte per 2020. Uitbreiding van economische activiteiten resulteert in additionele structurele werkgelegenheid. Onder restricties zullen er dus minder arbeidsplaatsen gecreëerd worden. De gevolgen van restricties kunnen echter nog nadeliger uitpakken indien een deel van de bedrijven door het gebrek aan uitbreidingsmogelijkheden niet meer kan concurreren. Op basis van expert judgement wordt ingeschat dat elk jaar circa 5% van de bedrijven verplaatst, dan wel substantieel uitbreidt. Voor een periode van zes jaar, maar gecorrigeerd voor de huidige laagconjunctuur, wordt ingeschat e
dat circa 20% van de bedrijven wil verplaatsen en/of uitbreiden. Wanneer 1/4 van deze bedrijven daardoor niet meer kan concurreren, betekent dit dat 5% van de huidige werkgelegenheid in de relevante sectoren weg zal vallen. Voornamelijk in sectoren die in de toekomst aanzienlijke
8
Bron: IRIOS, Interregionale Input-Output tabel
De economische effecten van stagnatie van de Programmatische Aanpak Stikstof
15
schaalvergroting doorvoeren en hoge mate van concurrentie kennen is dit risico hoog. Voor enkel de sector veehouderij bedraagt de indicatieve benadering van werkgelegenheidsafname al meer 9
dan 4.000 banen . Samenvattend is daarmee het beeld dat ruim 29.000 directe banen minder gerealiseerd worden als gevolg van het geen doorgang vinden van investeringen, dat ruim 11.000 indirecte banen niet gerealiseerd worden en dat tenminste 4.000 bestaande banen het risico lopen te verdwijnen.
Van belang is om op te merken dat de genoemde structurele werkgelegenheid niet van het een op het andere moment tot stand komt. Het betreft hier een proces van (tenminste) zes jaar. Het effect van PAS moet dan ook cumulatief beschouwd worden, zie figuur 4.1. Figuur 4.1
Effectiviteit PAS op directe structurele werkgelegenheid
Bron: Ecorys.
Vastgesteld kan worden dat PAS een effectief instrument is om er voor te zorgen dat, ondanks strenge regelgeving op het gebied van internationaal beschermde natuur en de forse overbelasting door stikstof, de noodzakelijke economische ontwikkelingen toch gewoon doorgang kunnen vinden. Vergeleken met de kosten van PAS is de omvang van de structurele directe werkgelegenheid die op het spel staat bij het niet doorgaan van PAS aanzienlijk. Teruggerekend naar € / fte zijn de kosten, op basis van € 200 miljoen / jaar voor PAS, ongeveer € 41.000 per ‘niet bedreigde’ fte. Deze kosten per fte zijn in vergelijking met andere stimuleringsprogramma’s beperkt (zie 10
bijvoorbeeld de studie, 2006) . In vele economische stimuleringsprogramma’s zijn de kosten om een nieuwe arbeidsplaats te realiseren meer dan € 100.000 per fte. Reeds gedane investeringen ten behoeve van toekomstige economische activiteiten vormen een extra kostenpost indien PAS niet uitgevoerd wordt. Er zijn dan al kosten gemaakt die geen rendement meer gaan opleveren. Hierbij kan gedacht worden aan de voorbereidingen voor het openen van een nieuwe chemische fabriek. Dus bovenop misgelopen werkgelegenheid kan het niet of vertraagd uitvoeren van de PAS tot (aanzienlijke) extra kosten leiden. Deze kosten zijn niet gekwantificeerd en dienen dus kwalitatief meegewogen te worden.
9
16
10
Dit is op basis van een hoeveelheid banen (part-time, fulltime en uitzendkrachten) voor de SBI sector ‘Fokken en houden van dieren’ (code 014) van 84.356 (bron: LISA werkgelegenheidsstatieken). Ecorys (2006), Eindtoets Regiospecifiek Economisch Alternatief Noord-Nederland en Flevoland
De economische effecten van stagnatie van de Programmatische Aanpak Stikstof
Bijlagen
Bijlage A: Overzicht bronnen gebruikte kengetallen Tabel 0.1 Gehanteerde bronnen investeringswaarde per eenheid Sector
Bron
Toelichting
Woningbouw
CBS, 2012
Bouwkosten per woning, met ophoging grondprijs
Infrastructuur
Provinciale bronnen, MIRT projecten en waarden opgegeven door provincie
Zeehaventerrein
Aankoop grond, Grex- en Vex kosten.
Uitgesplitst per type bedrijventerrein
Chemische Industrie (cat. 5) Regulier bedrijventerrein Veehouderij
Glastuinbouw
NVM, 2011- PlanMER Bestemmings-
Kosten aankoop ha landbouw-
plan Buitengebied Hof van Twente
grond
Casadata.nl, 2012
Investering per m2 glastuinbouw, 4e kwartaal 2012
Recreatie op land
CBS, 2011
WOZ waarde gemiddelde recrea-
Recreatie op water
Jachthaven Cadzand-bad, geraad-
Project is benchmark voor de
pleegd op 9-7-2013
sector
tiewoning
Tabel 0.2 Gehanteerde bronnen werkgelegenheid per eenheid Sector
Bron
Toelichting
Woningbouw
N.v.t.
Geen structurele werkgelegenheidseffecten
Infrastructuur
Gewogen gem. werkgelegenheid uit KBA’s van MIRT projecten
Zeehaventerrein
Port of Rotterdam, Feiten en Cijfers,
Haven van Rotterdam is bench-
2013
mark voor de sector
Groningen-Seaports, geraadpleegd
Chemiecluster Delfzijl is bench-
d.d. 8-7-2013
mark voor de sector
Regulier bedrijventerrein
RUG, 2008.
Grond om te werken
Veehouderij
CBS, 2012
Landbouw publicatie vogelvlucht
Glastuinbouw
CBS, 2012
Landbouw publicatie vogelvlucht
Recreatie op land
CE Delft, 2013
Waardering en verzilvering eco-
Recreatie op water
Zie recreatie op land
systeembaten Waterdunen , pro-
Chemische Industrie (cat. 5)
ject is benchmark voor de sector Overig
Zie regulier bedrijventerrein
De economische effecten van stagnatie van de Programmatische Aanpak Stikstof
17
Tabel 0.3 Gehanteerde bronnen emissie per eenheid Sector
Bron
Toelichting
Woningbouw
Provincie, 2013
Omrekenfactoren gebruikt door de
Infrastructuur
CBS, 2013
Zeehaventerrein
Zie regulier bedrijventerrein
Chemische Industrie (cat. 5)
Zie regulier bedrijventerrein
Regulier bedrijventerrein
Provincie, 2013
Veehouderij
LEI en aangeleverde informatie provin-
provincie Voertuig statistieken
Omrekenfactoren gebruikt door de provincie Hoge NH3 emissie
cie, 2013 Glastuinbouw
Provincie, 2013
Omrekenfactoren gebruikt door de provincie
Recreatie op land
Zie woningen
Recreatie op water
Zie woningen
Overig
Zie regulier bedrijventerrein
18
De economische effecten van stagnatie van de Programmatische Aanpak Stikstof
Bijlage B: Sectorale investeringssom provincies en Nederland Verhouding provincies Investering in
/ NL
CBS Statline databestand
Onderdeel
Regionale rekeningen; investeringen in vaste activa naar type van Bedrijventerrein
0,30
Chemische industrie
0,41
activa
Bedrijfsgebouwen
Investeringen in materiële vaste
Industrie (chemische
activa; regio's, SBI2008
industrie is geheim)
Regionale rekeningen; investeringen in vaste activa naar type van zeehaventerrein
0,30
activa
Bedrijfsgebouwen Landbouw, bosbouw
Landbouw
0,39
Regionale rekeningen; investerin-
en visserij (regionaal
gen in vaste activa naar bedrijfs-
niet specifieker
takken
beschikbaar) Bouw van wegen,
Infrastructuur
0,38
Investeringen in materiële vaste
spoorwegen en
activa; regio's, SBI2008
tunnels Landbouw, bosbouw
Glastuinbouw
0,39
Regionale rekeningen; investerin-
en visserij (regionaal
gen in vaste activa naar bedrijfs-
niet specifieker
takken
beschikbaar)
Regionale rekeningen; investeringen in vaste activa naar type van Woningbouw
0,32
activa
Woningen Cultuur, recreatie,
Recreatie eenheid
0,28
Regionale rekeningen; investerin-
overige diensten
gen in vaste activa naar bedrijfs-
(regionaal niet spe-
takken
cifieker beschikbaar) Cultuur, recreatie,
Ligplaats
0,28
Regionale rekeningen; investerin-
overige diensten
gen in vaste activa naar bedrijfs-
(regionaal niet spe-
takken
cifieker beschikbaar)
Regionale rekeningen; investerin-
Overig
0,28
gen in vaste activa naar bedrijfs-
Alle economische
takken
activiteiten
De economische effecten van stagnatie van de Programmatische Aanpak Stikstof
19
Bijlage C: Stikstofemissies
20
De economische effecten van stagnatie van de Programmatische Aanpak Stikstof
5
Bronnenlijst
Casadata.nl, geraadpleegd op 5-7-2013. CE Delft, 2013. Waardering en verzilvering ecosysteembaten Waterdunen. Centraal Bureau voor de Statistiek, Statline, meerdere jaren en zoekopdrachten. ECORYS, 2006. Eindtoets regiospecifiek economisch alternatief Noord-Nederland en Flevoland. ECORYS, 2012. Werkgelegenheidseffecten Drents economisch beleid. H.F. van Dobben, R. Bobbink, D. Bal en A. van Hinsberg, 2012. Overzicht van kritische depositiewaarden voor stikstof, toegepast op habitattypen en leefgebieden van Natura 2000. Wageningen, Alterra, Alterra-rapport 2397 2397. 68 blz.; 1 fig.; 3 tab.; 21 ref. Planbureau voor de Leefomgeving, 2008. Werkgelegenheidsgroei op bedrijventerreinen. Koelemeijer, R., D. van der Hoek, B. de Haan, E. Noordijk, E. Buijsman, J. Aben, H. van Jaarsveld, P. Hammingh, S. van Tol, G. Velders, W. de Vries, K. Wieringa, S. Reinhard, V. Linderhof, R. Michels, J. Helming, D. Oudendag, A. Schouten & L. van Staalduinen (2010), Verkenning van aanvullende maatregelen in het kader van de Programmatische Aanpak Stikstof. Een verkenning van de gevolgen voor milieu en economie, PBL-rapport 500215001, Den Haag: PBL Leneman, H., R. Michels, P. van der Wielen, D. Oudendag, J. Helming, W. van Deursen en S. Reinhard: Economisch perspectief van de PAS; Baten en kosten van de Programmatische Aanpak Stikstof in Natura 2000-gebieden, november 2012 LEI, 2013. Feiten en cijfers, NH3 uitstoot gemengde intensieve veehouderij. LISA, 2013. Werkgelegenheidsstatistieken. Pbl.nl, emissieregistratie, geraadpleegd op 5-7-2013. PlanMer bestemmingsplan buitengebied Hof van Twente, 2011. Provincie Gelderland, Noord-Brabant en Zeeland, 2013. Projectenlijst. Rijksoverheid, 2012. MIRT Projectenboek. Rijksuniversiteit Groningen, 2008. Grond om te werken, Feiten over arbeid, pendel, bedrijventerreinen en landbouw in Drenthe. IRIOS, Inter-ragionale Input-Output tabel.
De economische effecten van stagnatie van de Programmatische Aanpak Stikstof
21
Postbus 4175 3006 AD Rotterdam Nederland
Watermanweg 44 3067 GG Rotterdam Nederland
T 010 453 88 00 F 010 453 07 68 E
[email protected]
W www.ecorys.nl
Sound analysis, inspiring ideas
BELGIË – BULGARIJE – HONGARIJE – INDIA – NEDERLAND – POLEN – RUSSISCHE FEDERATIE – SPANJE – TURKIJE - VERENIGD KONINKRIJK - ZUID-AFRIKA