Echtscheiding en de
pvoedingswinkel Een kwalitatief onderzoek naa r het aanbod voor ouders met echtscheidingsproblematiek
Naam: Susan van Krui jssen Studentnummer: 9813128 Begeleider: D r. C.S. Zwiep Onderwijsin stelling: Unive rsiteit van Am sterdam P raktijkin stelling: Opvoeding swinkel ’s - He rtogenbosch
Samenvatting
3
Hoofdstuk 1: Inleiding
4
1.1 Echtscheiding en de Opvoedingswinkel 1.1.1 De Opvoedingswinkel: het algemene aanbod 1.1.2 Vragen over echtscheidingsproblematiek 1.1.3 Welk aanbod voor echtscheidingsproblemen 1.2 De achtergrond van scheiding 1.2.1 Echtscheiding: toen en nu 1.2.2 Kinderen en de juridische kant 1.2.3 Niet getrouwd, toch gescheiden 1.3 Echtscheiding en de gevolgen 1.3.1 Gevolgen van echtscheiding voor het gezin als systeem 1.3.2 Gevolgen voor het kind: risicofactoren en protectieve factoren 1.3.3 Transactioneel model 1.3.4 Interventieprogramma's volgens het transactioneel model 1.4 Oudercursussen voor gescheiden ouders 1.4.1 Huidige onderzoek: Gespreksgroep Gescheiden Opvoeden 1.4.2 Gespreksgroep nu 1.4.3 Gespreksgroep en effectiviteitsormen 1.5 Specialistisch spreekuur 1.5.1 Wat is de behoefte 1.6 Vraagstelling en onderzoeksvragen
4 4 5 5 6 6 7 8 8 8
Hoofdstuk 2: Methode
20
2.1 Gespreksgroep Gescheiden Opvoeden 2.1.1 Begeleiding 2.1.2 Deelnemers van de cursus 2.2 Algemeen spreekuur vs specialistisch spreekuur 2.2.1 Beroepskrachten 2.2.2 Respondenten interview, ouders 2.2.3 Respondenten schriftelijke vragenlijst
20 20 20 22 22 23 24
Hoofdstuk 3: Resultaten
26
3.1 Gespreksgroep Gescheiden Opvoeden 3.1.1 Gespreksgroep Gescheiden Opvoeden: de inhoud van de cursus en de begeleiding 3.1.2 Gespreksgroep Gescheiden Opvoeden: ervaringen van de deelnemers 3.2 Het echtscheidingsspreekuur 3.2.1 Beroepskrachten over het echtscheidingsspreekuur 3.2.2 Deelnemers Gespreksgroep over het spreekuur 3.2.3 Respondenten van de vragenlijst
26
1
10 12 13 14 15 15 16 17 17 18
26 32 44 44 49 49
Hoofdstuk 4: Discussie
51
4.1 Conclusies en terugkoppeling naar de inleiding en de literatuur
51
4.2 Minpunten van het onderzoek 4.3 Aanbevelingen
57 57
Literatuur
59
Bijlage: interviewlijsten Bijlage: vragenlijst
62 64
2
Summary In our present society the number of divorces is increasing rapidly. When you look at the problems presented to the "Opvoedingswinkel", the divorce related issues take up a prominent position. At the "Opvoedingswinkel" parents can participate in a discussion group ("Gespreksgroep Gescheiden Opvoeden") to talk about the problems concerning separate upbringing. They can also consult with the "Opvoedingswinkel" about the questions they might have or make an appointment to see one of the staff members. During my masters project I looked at the aspects concerning the course "Gespreksgroep Gescheiden Opvoeden". In order to determine the quality of this course I interviewed both counsels and participants to ask them about their experiences. 11 respondents, 3 men and 8 women, did co-operate. My study shows that the participants of the discussion groups are satisfied with the quality of the course and the mentors, which they grade with an average 8. Furthermore I tried to determine the need for a special consultation hour for educational problems due to divorces. I interviewed 4 employees who work at the "Opvoedingswinkel" and 6 counsels who work during the special consultation hours at the "Opvoedingswinkel". They all had different opinions on this matter. I also asked the participants of the course about their opinions. Although generally they thought that a special consultation hour would be useful, they also stated that they personally would not feel the need to visit. Finally, I asked the visitors of the "Opvoedingswinkel" to fill in a questionnaire. Eight mothers responded and their opinions on the matter differed also.
3
Hoofdstuk 1 : Inl eidi ng 1.1 Echtscheiding en de Opvoedingswinkel Bij de Opvoedingswinkel in Den Bosch komen regelmatig vragen binnen die betrekking hebben op echtscheidingsproblematiek. Er zijn verschillende manieren waarop de Opvoedingswinkel het hoofd biedt aan deze vragen. In deze paragraaf zal ik ingaan op het aanbod dat de Opvoedingswinkel heeft, de hoeveelheid echtscheidingsgerelateerde vragen die er binnenkomen en de specifieke mogelijkheden die er voor die vragen zijn.
1.1.1 De Opvoedingswinkel: het algemene aanbod De Opvoedingswinkel in Den Bosch is een eerstelijnsinstelling die tracht te helpen met allerhande algemene opvoedingsvragen, voornamelijk gesteld door opvoeders en beroepskrachten. Het aanbod van de Opvoedingswinkel behelst verschillende aspecten. Grofweg valt dit te categoriseren in één op één gesprekken met een deskundige, cursussen in groepsverband en het beschikbaar stellen van (studie)materialen. Cliënten hebben de mogelijkheid om met een deskundige te praten over de problematiek. Dit valt dan weer op te delen in praten met een informatiemedewerker, hetgeen zonder afspraak gebeurt en zowel telefonisch, via e-mail als in de Opvoedingswinkel kan plaatsvinden, en praten met een spreekuurhouder, waarvoor de cliënt een afspraak dient te maken. De cliënt heeft dan de mogelijkheid om een uur met de spreekuurhouder te praten. Zo’n afspraak kan drie keer plaatsvinden en is kosteloos. Er zijn vijf verschillende spreekuren: het 12- spreekuur, het 12+ spreekuur, het onderwijsspreekuur, het vroeghulpspreekuur en het genotsmiddelenspreekuur. Het gaat dus om drie specialistische spreekuren en twee algemene spreekuren. Naast deze vorm van opvoedingsondersteuning, die meestal een-op-een plaatsvindt en vraaggericht is, bestaat er ook nog de mogelijkheid tot het volgen van diverse cursussen, zowel voor ouders als voor kinderen.
Ook kunnen cliënten altijd binnenlopen om materiaal over allerlei onderwerpen in te zien. Het kan gaan om boeken, folders, artikelen en videobanden. Sommige folders mogen ze mee naar huis nemen, gratis of tegen betaling. Boeken mogen alleen ter plekke worden geraadpleegd, wel is er de mogelijkheid om na te gaan of het desbetreffende boek aanwezig is in de naburige bibliotheek. De Opvoedingswinkel biedt dus alle aspecten van pedagogische advisering: informatie/voorlichting, advies en begeleiding, praktische en instrumentele steun, emotionele
4
steun en feedback, modeling, versterken van de sociale steun en signaleren en doorverwijzen (Blokland, 1996).
1.1.2 Vragen over echtscheidingsproblematiek De vragen die dagelijks binnenkomen bij de Opvoedingswinkel worden geregistreerd. Hiervan wordt jaarlijks een rapportage uitgebracht. Uit de registratie van 2005 blijkt dat er in alle leeftijdscategorieën zeer veel vragen zijn gesteld over echtscheiding en omgangsregelingen. Deze vragen vallen onder de categorie ‘relatie ouder-kind’. De tabel laat zien dat bij kinderen van 0 tot 6 jaar, 37% van de vragen in deze categorie viel. Bij kinderen van 6 tot 12 jaar was dit 36% van de vragen en bij kinderen ouder dan 12 zelfs 52% van de vragen. In 2004 was dit respectievelijk 35%, 29% en 45%. Andere categorieën zijn verstandelijke ontwikkeling, emotionele ontwikkeling, lichamelijke ontwikkeling, relatie kind-school, speelgoed/vrije tijd, sociale ontwikkeling en opvallend gedrag. De binnenkomende vragen worden op de website van de Opvoedingswinkel grofweg ingedeeld in ‘vragen over de relatie tussen ouders en kinderen’ en ‘vragen over de ontwikkeling’. In de top 5 van vragen over de relatie tussen ouders en kinderen, neemt echtscheidingsproblematiek een tweede plaats in. Verder wordt 65% van de vragen gesteld door twee-oudergezinnen, 25% door eenoudergezinnen en 10% door nieuw-samengestelde gezinnen. Ten opzichte van 2004 is het aantal twee-oudergezinnen afgenomen met 12%. Het aantal eenoudergezinnen en nieuwsamengestelde gezinnen zijn juist toegenomen, respectievelijk met 7% en 3%. Ook op landelijk niveau blijkt dat het aantal eenoudergezinnen toeneemt: sinds 2000 is het aantal gestegen van 60.000 naar ruim 440.000. Deze ontstaan meestal door echtscheiding. Ook blijkt dat eenoudergezinnen vaker opvoedingsproblemen hebben en de opvoeding als vermoeiender ervaren. (Snijders, 2006).
1.1.3 Welk aanbod voor echtscheidingsproblemen Het aanbod voor ouders die te maken hebben met echtscheidingsproblematiek, bestaat het aanbod uit verschillende materialen en daarnaast het bezoeken van de algemene spreekuren en de informatiemedewerkers. Er is dus geen speciaal spreekuur voor echtscheiding. Verder is er binnen het cursusaanbod voor gescheiden ouders de cursus Gespreksgroep Gescheiden Opvoeden, aangeboden door Klassenwerk. Ouders komen drie maal twee uur bij elkaar onder begeleiding van een deskundige om met elkaar te spreken over de opvoeding van de kinderen, gezien in het licht van de echtscheiding. Het doel van de cursus is ook dat ouders de link kunnen leggen tussen de problemen die ouders zelf ervaren met de echtscheiding en de problemen van hun kinderen.
5
Ik zal het nu eerst gaan hebben over echtscheiding en de gevolgen voor een gezin en voor het kind, waarna ik kort een paar onderzoeken zal bespreken die zijn gedaan naar interventies op het gebied van echtscheidingsproblematiek. Vervolgens zal ik het interventieprogramma Gespreksgroep Echtscheiding bespreken, dat centraal staat in mijn onderzoek, alsmede de overige voorzieningen die de Opvoedingswinkel biedt op het gebied van echtscheidingsproblematiek. Uiteindelijk zal ik mijn vraagstelling en de daaruit voortvloeiende onderzoeksvragen formuleren.
1.2 De achtergrond van echtscheiding
1.2.1 Echtscheiding: toen en nu Hoewel het typisch een onderwerp is van de laatste decennia, is echtscheiding iets dat ook in de heel vroege geschiedenis al voorkwam. De wetgeving rond echtscheiding is door de eeuwen heen behoorlijk veranderd, maar het concept van echtparen die uit elkaar gaan is iets van alle tijden. Zo konden echtparen in het Romeinse Rijk een einde maken aan hun “huwelijk”, dat in die tijd nog geen wettelijke aangelegenheid was, door een schriftelijk verzoek in te dienen bij de autoriteiten. Vanaf de middeleeuwen werd het huwelijk als heilig en onverbrekelijk beschouwd, maar binnen de protestantse kerk werd echtscheiding toegestaan mits onder bijzondere omstandigheden. Echtscheiding was echter een dure aangelegenheid en de rol van vrouwen was tot in de jaren twintig van de twintigste eeuw zeer beperkt. (Charlish, 1998). In Nederland werd in 1811 de Code Napoleon van kracht, die echtscheiding toestond in speciale gevallen, waaronder overspel en wreedheid en beledigingen jegens de echtgenoot vielen. Ook echtscheiding op basis van wederzijdse instemming was toegestaan. De wetten rond echtscheiding veranderden toen in 1838 de Code Napoleon werd vervangen door het Nederlands Burgerlijk Wetboek. Echtscheiding op grond van wederzijdse instemming was niet langer toegestaan, ook was alleen fysiek geweld en ernstige verwonding of overspel nog een gegronde reden voor echtscheiding: belediging en overige niet-fysieke wreedheden vielen hier niet onder. Wel kon men een echtscheiding aanvragen als men vijf jaar of langer gescheiden van elkaar had geleefd. Met de komst van het Nederlands Burgerlijk Wetboek werden de gronden voor echtscheiding dus enerzijds uitgebreid en anderzijds ingeperkt. Lange tijd veranderde er niets aan de wetgeving. Wel was het vanaf 1883 zo dat er geen verschil meer was in de eisen die rechters mochten stellen aan de bewijsvoering: wanneer een van de echtgenoten een schuldbekentenis aflegden, moesten rechters dit aannemen en dit als
6
voldoende bewijs beschouwen. Dit leidde uiteraard tot een grote hoeveelheid valse getuigenissen. Daarom werd ook al gesproken over de “big lie”. Pas in 1971 werd het officieel mogelijk om echtscheiding aan te vragen op grond van een onherstelbaar beschadigd huwelijk, niet meer op grond van feiten. Dit kan al dan niet gebeuren op basis van wederzijdse instemming (Van Poppel & De Beer, 1993). Het aantal echtscheidingen in de westerse samenleving is in de laatste decennia zeer sterk gestegen (Spruijt, Kormos, Burggraaf & Steenweg, 2001), wellicht door de Seksuele Revolutie en het toenemende individualisme (Furstenberg, 1994). De veranderingen in de wetgeving in Nederland hebben geen langdurig effect hebben op de groei van het aantal echtscheidingen op de lange termijn. Al heeft de liberalisering van de echtscheidingswet de groei mogelijk wel (tijdelijk) versneld, het is niet de hoofdoorzaak van de toename. De wetsverandering is slechts een aspect in de veranderingen in het huwelijk, het veroorzaakt geen blijvende verandering in het gedrag van gehuwden. (Van Poppel & De Beer, 1993). Het huidige aantal echtscheidingen dat in Nederland per jaar wordt uitgesproken ligt rond de 35.000 en bij de helft daarvan zijn minderjarige kinderen betrokken. De echtscheidingscijfers zijn op dit moment licht stijgend tot stabiliserend. (Spruijt, Kormos, Burggraaf & Steenweg, 2001).
1.2.2 Kinderen en de juridische kant Ouders houden in principe het gezamenlijk gezag tijdens en na de echtscheiding, tenzij een van de ouders een verzoek doet tot eenhoofdig gezag. Dit wordt doorgaans alleen toegewezen indien het in het belang van het kind is. Omdat de gezagsprocedure en met name het onderzoek door de Raad voor de Kinderbescherming vaak erg langdurig is, vindt er een voorlopige toevertrouwing plaats aan de ouder die in de praktijk het meest belast is met de zorg en de meeste mogelijkheden heeft het kind op te vangen, in de meeste gevallen de moeder. Kinderen van twaalf jaar en ouder hebben in de gezagsprocedure het recht om gehoord te worden door de rechter, maar zijn hier niet toe verplicht. Wanneer ouders zelf beslissen het gezamenlijk gezag te handhaven, hebben kinderen van twaalf jaar en ouder de mogelijkheid de rechter hierover te benaderen als ze het hier niet over eens zijn. Wanneer het gezag wordt toegekend aan een van beide ouders, behoudt de andere ouder het recht op omgang en informatie. Wanneer de met gezag belaste ouder zich niet aan de omgangsregeling houdt, kunnen hier in theorie sancties tegenover staan, variërend van dwang door de politie of een geldboete tot gezagsverandering of zelfs gijzeling. In de praktijk is dit dikwijls niet in het belang van het kind en beschikt de niet-gezaghebbende ouder over weinig
7
machtsmiddelen. In sommige gevallen kan een toeziend voogd worden aangesteld die tussen de ouders bemiddelt. De eventuele nieuwe partner van de gezaghebbende ouder kan op den duur mede het gezag krijgen over het kind. Na eventueel overlijden van de gezaghebbende ouder oefent die partner alleen het gezag uit over het kind. De ouder die niet belast is met het gezag staat dan beduidend zwakker dan de niet-ouder met gezag (Heida, Kavelaars, Kraan, Lohuis & Steenhoff, 2003).
1.2.3 Niet getrouwd, toch gescheiden In de huidige tijd komt het ook voor dat kinderen worden geboren in niet-huwelijkse relaties. Hoewel de juridische gang van zaken enigszins afwijkt van die in een echtscheidingssituatie, zijn de praktische gevolgen voor ouders en kinderen als het gaat om de ingrijpende veranderingen in de gezinssituati en het ouderschap over het algemeen wel sterk overeenkomstig. In beginsel is het zo dat in het geval van kinderen die buiten het huwelijk geboren zijn, de moeder het eenhoofdig gezag heeft over de kinderen. Ongehuwde ouders kunnen een aantekening laten maken in het gezagsregister en zo toch gezamenlijk gezag uitoefenen over hun kind, indien het verzoek van beide ouders uitgaat, de moeder meerderjarig is, de vader het kind heeft erkend en de ouders niet gehuwd zijn of zijn geweest. Bij geboorte binnen een geregistreerd partnerschap ontstaat automatisch gezamenlijk gezag. In het geval van gezamenlijk gezag gelden dezelfde regels als binnen het huwelijk of na het huwelijk (Kavelaars et al., 2003). Het is belangrijk om niet alleen stil te staan bij echtscheidingssituaties in de meest letterlijke zin van het woord, maar ook bij scheidingssituaties van ouders die niet getrouwd zijn geweest. Interventieprogramma’s voor gezinnen in echtscheidingssituaties kunnen derhalve ook toegankelijk zijn voor deze ouders en kinderen.
1.3 Echtscheiding en de gevolgen Al eerder heb ik besproken dat vragen die gerelateerd zijn aan echtscheiding een grote rol spelen in de opvoedingsondersteuning. Dit is niet zo vreemd, gezien het grote aantal gevolgen dat echtscheiding kan hebben, zowel voor het gezin als voor het kind als individu. Hieronder zal ik op een aantal van die gevolgen ingaan.
1.3.1 Gevolgen van echtscheiding voor het gezin als systeem Een echtscheiding heeft diepgaande gevolgen voor alle betrokkenen en ook voor het gezin als geheel en de positie daarvan binnen de samenleving. Het oorspronkelijke huishouden splitst
8
zich door de echtscheiding op in twee verschillende huishoudens en daarmee verandert het niveau waarop de leden van oorspronkelijke gezin zich als systeem tot elkaar verhouden. Een gezin staat niet op zichzelf en los van zijn omgeving, maar is een systeem, dat te maken heeft met andere systemen en daarmee weer uitmaakt van een groter geheel. Bronfenbrenner brengt dit duidelijk in kaart in zijn model van zijn ecologische systemen-theorie.
Figuur 1: grafische weergave van de Ecological Systems Theory van Bronfenbrenner (Paquette & Ryan)
Het gezin waarin het kind leeft is een microsysteem, net als bijvoorbeeld het kinderdagverblijf, de school en de buurt. Het gaat dus om systemen waarin het kind directe interactie heeft met anderen, bijvoorbeeld met zijn ouders, leeftijdgenoten, leerkrachten of leidsters. De verschillende microsystemen waarbinnen het kind functioneert vormen samen ook een systeem, dat het mesosysteem heet. Het gaat dan dus om de link tussen verschillende microsystemen.Verder zijn er nog het exosysteem, waarin factoren een rol spelen die niet direct, maar wel indirect van invloed zijn op het kind, bijvoorbeeld het werk van de ouders, en het macrosysteem, dat het grote geheel van cultuur, ideologieën en maatschappij behelst waarbinnen de andere systemen functioneren. Dat wat op macroniveau plaatsvindt, werkt weer door in de andere systemen: normen en waarden (=macroniveau) bepalen voor een groot deel ook wat er gebeurt op de andere niveaus, bijvoorbeeld, opgroeien in een conservatieve,
9
religieuze cultuur beïnvloedt ook mede wat er gebeurt in een gezin of op een school (Garbarino & Ganzel, 2000). Wanneer ouders gaan scheiden en er dus uit een huishouden twee huishoudens ontstaan, houdt dat dus in dat er uit een microsysteem, twee microsystemen ontstaan en daarmee een verschuiving van het oorspronkelijke kerngezin van micro- naar mesoniveau: vader en moeder maken geen deel meer uit van hetzelfde microsysteem. Ook de nieuw ontstane microsystemen zijn niet statisch, maar onderhevig aan veranderingen: in veel gevallen ontmoeten ouders op den duur een nieuwe partner die al dan niet zelf kinderen inbrengt. Een ander gevolg van de echtscheiding kan zijn dat andere microsystemen dan het gezin wegvallen of vervangen worden door andere. Bijvoorbeeld als het contact tussen het kind en de niet-thuiswonende ouder drastisch afneemt, als het kind gaat verhuizen en vriendjes uit de buurt kwijt raakt, van school wisselt, et cetera. Ook op exoniveau kan een echtscheiding gevolgen hebben voor het kind. Voorbeelden zijn bijvoorbeeld problemen op het werk die zijn ontstaan door de echtscheiding, personen in de omgeving van de ouders die de echtscheiding veroordelen of de juridische kant van de echtscheiding. In het geval van een eventuele stiefouder kan de ex-partner van die stiefouder een rol spelen, vooral als die stiefouder kinderen uit dat huwelijk inbrengt, waardoor de expartner een prominente rol blijft spelen. Deze rol is dan ook van invloed op het gezinsleven. Op macroniveau valt te denken aan de cultuur waarin het kind opgroeit en of echtscheiding wel of niet geaccepteerd is in die cultuur, bijvoorbeeld een bepaalde religie. Ook economische factoren kunnen een rol spelen: in de meeste gezinnen speelt economische achteruitgang na de echtscheiding een rol en de economische situatie in een land is mede van invloed op de concrete gevolgen daarvan.
1.3.2 Gevolgen voor het kind: risicofactoren en protectieve factoren Hoewel echtscheiding in de afgelopen decennia steeds meer een vaste plaats heeft gekregen in de samenleving en daarmee meer geaccepteerd is, er meer wordt bemiddeld en er ook meer interventieprogramma’s zijn voor ouders en kinderen in een echtscheidingssituatie, zijn de gevolgen voor kinderen in de afgelopen jaren paradoxaal genoeg negatiever geworden. Dit wil echter niet zeggen dat de bemiddeling en de interventies niet werken, maar dat andere, negatieve invloeden sterker zijn, bijvoorbeeld het feit dat de laatste jaren ook steeds meer matig-slechte huwelijken worden ontbonden, iets wat de kinderen die hierbij betrokken zijn mogelijk slechter kunnen bevatten dan de ontbinding van overduidelijk hele slechte huwelijken. Ook is het zo dat van de economische vooruitgang in de afgelopen decennia met name tweeoudergezinnen profiteren, waardoor de economische achteruitgang na een
10
echtscheiding naar verhouding groter is geworden. (Amato & Keith, 1991; Amato, 2001; Spruijt et al, 2001) De meeste negatieve effecten van een echtscheiding zijn merkbaar in de eerste twee jaar na de scheiding. Bij een aantal kinderen blijven er langere tijd problemen ontstaan, of steken opnieuw de kop op wanneer zij zelf partnerrelaties aangaan en opnieuw worden herinnerd aan de scheiding. Dit wordt ook wel het sluimereffect genoemd. (Spruijt et al, 2001). De ene echtscheiding is de andere niet. De externe omstandigheden waaronder een scheiding plaatsvindt, alsmede de ouder- en kindfactoren, kunnen onderling heel erg verschillen. Daarom is het heel belangrijk om de specifieke situatie goed onder de loep te nemen. Het is daarbij voor de hand liggend om in eerste instantie te kijken naar negatieve kanten, zoals de vele ruzies die voorafgaan aan een scheiding en ook na de scheiding nog kunnen plaatshebben, of de al eerder genoemde economische achteruitgang van een gezin in scheiding: de risicofactoren. Toch moet er ook worden gekeken naar de positieve aspecten die ook kunnen meespelen en die (deels) kunnen compenseren voor de problematischere component: de protectieve factoren. Protectieve factoren in een echtscheidingssituatie zijn bijvoorbeeld een goed functionerende thuiswonende ouder, zo weinig mogelijk blootstelling aan ouderlijke conflicten (Furstenberg & Charlin, inVandervalk & Spruijt, 2004), kinderalimentatie (zowel om het economische aspect als om het gevoel belangrijk te worden gevonden door de niet thuiswonende ouder) en autoritatief ouderschap van de niet-thuiswonende ouder (Amato & Gilbreth, 1999), steun van de sociale omgeving (White & Gilbreth, in Vandervalk & Spruijt, 2004) probleemoplossend vermogen van het kind, sociale competenties van het kind, toegang tot therapeutische interventies (Vandervalk & Spruijt, 2004) en een goed contact met de vader, mits daar voor de scheiding al sprake van was (Spruijt & De Goede, in Vandervalk & Spruit, 2004). De mate van contact met de niet-thuiswonende ouder is afhankelijk van de hoeveelheid conflicten: bij veel conflicten is contact negatief, bij weinig conflicten positief (Amato & Gilbreth, 1999). Risicofactoren zijn in ieder geval de afwezigheid van de bovengenoemde protectieve factoren, voortdurende ouderlijke conflicten, financiële achteruitgang, (Dronkers, in Vandervervalk & Spruijt, 2004; Hetherington, Bridges & Insabella, 1998, in Vandervalk & Spruijt, 2004, Simon & Associates, 1996, in Vandervalk & Spruijt, 2004), een niet goed functionerende thuiswonende ouder (Simons, Lin, Gordon, Conger & Lorenz, 1999, Hetherington & Kelly, in Vandervalk & Spruijt, 2004) veranderingen in de leefsituatie van het kind (verhuizing, nieuwe school, vermindering van contact met familie van de niet thuiswonende ouder, et cetera). Hiervoor geldt dat hoe meer veranderingen er zijn, hoe zwaarder dit weegt. (Vandervalk & Spruijt, 2004).
11
Als we naar risicofactoren kijken is het belangrijk dat de hoeveelheid risicofactoren belangrijker is dan de aard van de risicofactoren zelf. We noemen dit risicocumulatie: hoe meer risicofactoren, hoe ongunstiger en het is geen lineaire, maar een exponentiële stijgende lijn. Om voorspellende uitspraken te kunnen doen is het dus erg belangrijk om te kijken welke en vooral hoeveel risicofactoren er zijn. Belangrijk is om in de gaten te houden dat er ook factoren zijn die niet inherent zijn aan de echtscheiding, maar die naast de echtscheiding in het leven van het kind bestaan. Denk bijvoorbeeld aan gezondheidsproblemen, stoornissen als ADHD of PDD-NOS of een laag geboortegewicht. Ook kan er juist op een specifieker niveau nog sprake zijn van risicocumulatie. Het aantal veranderingen als gevolg van de echtscheiding is bijvoorbeeld een risicofactor, waarbij geldt: hoe meer veranderingen, hoe erger. Kort samengevat kun je kijken naar risico- en protectieve factoren op drie niveaus: binnen de gehele context, binnen de context van echtscheiding en binnen de context van een specifiek risicogebied (Osofsky & Thompson, 2000). Opvoedingsondersteuning richt zich erop om protectieve factoren te vermeerderen en risicofactoren te beperken. (Bakker, Bakker, van Dijke, Terpstra, 1998).
1.3.3 Transactioneel model Risicofactoren en protectieve factoren staan niet op zichzelf. Ze beïnvloeden elkaar, direct of indirect. Dat geldt ook voor gebeurtenissen die geen directe betrekking hebben op het kind, maar bijvoorbeeld op de ouders. Een voorbeeld is de emotionele problemen en de stress die de moeder van het kind ervaart in de echtscheiding, zijn van invloed op de opvoeding en daarmee op het gedrag van het kind, wat dan weer invloed heeft op de gemoedstoestand en het opvoedgedrag van de moeder, et cetera (Sameroff & Fiese, 2000). Een voorbeeld van zo’n transactioneel model wordt gegeven in het artikel van DeGarmo, Patterson & Forgatch (2004), waarin zij de interventie Parent Management Training bespreken. Hierin kun je goed zien hoe stress, emotionele problemen, opvoedingsvaardigheden en het gedrag van het kind op elkaar inspelen, alsmede de invloed van de interventie.
12
Figuur 2: Voorbeeld van een transactioneel model (DeGarmo, Patterson & Forgatch, 2004)
1.3.4 Interventieprogramma’s volgens het transactioneel model Zoals we in het transactioneel model kunnen zien is het vaak zo dat kindfactoren deels veroorzaakt of beïnvloed kunnen worden door ouderfactoren. Er zijn interventieprogramma’s die daarop inspelen. Het gaat dus om programma’s die gericht zijn op ouders, maar met het doel een verandering in het kind te bewerkstelligen, in tegenstelling tot interventieprogramma’s met als doelgroep de kinderen zelf of interventieprogramma’s die gericht zijn op de effecten bij de partners. Interventieprogramma’s kunnen op drie manieren inspelen op het transactioneel mechanisme, namelijk door remediation, redefinition en reeducation; de 3 R’en van vroege interventie in een transactioneel model. Remediation is er vooral op gericht de situatie gunstiger te maken, hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan een interventie waarin de ex-partners beter met elkaar om leren gaan, of het tot stand brengen van een gunstige omgangsregeling of goede afspraken met betrekking tot alimentatie. Het doel van redefinition is dat ouders hun beeld en verwachtingen dat ze van het kind hebben bijstellen en zich bewust worden van de mogelijkheden en beperkingen. Reeducation is vooral gericht op het bijbrengen van specifieke vaardigheden die rijmen met de nieuwe situatie (Sameroff & Fiese, 2000).
13
1.4 Oudercursussen voor gescheiden ouders In dit onderzoek zal de Gespreksgroep Gescheiden Opvoeden een centrale plaats innemen. Dit betreft een oudercursus, speciaal gericht op ouders in een echtscheidingssituatie. Binnen de opvoedingsondersteuning komen er steeds meer programma’s beschikbaar zijn voor ouders met specifieke problemen. (Bakker, Bakker, van Dijke, Terpstra, 1998) Opvoedingsondersteuning in de vorm van een oudercursus, biedt verschillende voordelen. Zo kunnen ouders samen de nieuwe vaardigheden oefenen, hun isolement doorbreken door nieuw opgedane contacten, steun en herkenning vinden bij elkaar, meer zelfvertrouwen krijgen doordat ze merken dat ze ook anderen kunnen adviseren, zich optrekken aan goede ervaringen van anderen en meer inzichten verkrijgen door een bundeling van ervaringsdeskundigheid. Minpunten zijn er ook, namelijk het feit dat ouders soms niet makkelijk met vreemden praten over de opvoeding aangezien dit vaak als privé wordt beschouwd en dat groepsgerichte ondersteuning zich niet leent voor sommige individuele vraagstukken. Oudercursussen kunnen zich richten op opvoedingsvaardigheden, een specifiek onderwerp of probleem, ouders met een bepaalde culturele achtergrond, zelfhulp of, zoals in het geval van echtscheiding, ouderschap in een specifieke gezinssituatie. (Prinsen, Ligtermoed, Stigter, Blokland, Dries en Vergeer, 2005). Andere voorbeelden van oudercursussen die zich richten op ouders in een echtscheidingssituatie zijn Parent Management Training: 14 sessies voor groepen van 6 tot 16 gescheiden moeders met zoons, gericht op het verbeteren van opvoedingsvaardigheden (DeGarmo, Patterson & Forgatch, 2004) en het New Beginnings Programme: 11 sessies voor groepen van 6 tot 9 gescheiden moeders, binnen de eerste twee jaar na de scheiding (Lustig, Wolchik & Weiss, 1999; Wolchik, Sandler, Winslow & Smith-Daniels, 2005). Verder is er nog het PEACE-programme (Parents’ Education About Children’s Emotions), een seminar bedoeld voor ouders die net de scheiding hebben aagevraagd, al valt deze met slechts een enkele bijeenkomst niet onder de definitie die Prinsen et al (2005) geven van een oudercursus.
(McKenry, Clarke & Stone, 1999).
14
1.4.1 Huidige onderzoek: Gespreksgroep Gescheiden Opvoeden De Gespreksgroep Gescheiden Opvoeden is een cursus die is opgezet en wordt begeleid door Klassenwerk. Klassenwerk is een samenwerkingsverband tussen Nelly Snels en Maaike de Kort (www.klassenwerk/com en www.kiesinfo.com), beiden docent humanistisch vormingsonderwijs. Zij ontwikkelen projecten voor kinderen en opvoeders. Op het gebied van echtscheiding ontwikkelden zij de cursus KIES (Kinderen in Echtscheidingssituaties) voor kinderen en in het verlengde daarvan de cursus Gespreksgroep Gescheiden Opvoeden voor ouders. Zoals eerder vermeld vinden de bijeenkomsten van de Gespreksgroep Gescheiden Opvoeden plaats in de Opvoedingswinkel, en maakt deze Gespreksgroep daarmee deel uit van het cursusaanbod van de Opvoedingswinkel. Deze interventie zal verder een centrale plek hebben in dit onderzoek. De Gespreksgroep Gescheiden Opvoeden is in november 2004 van start gegaan en is opgezet als pilot van het interventieprogramma Kinderen in Echtscheidingssituatie (KIES): gespreksgroepen die op scholen worden gegeven voor kinderen van gescheiden ouders. Het doel van de gespreksgroep voor ouders was in eerste instantie het onderzoeken van behoeften van ouders en het informeren over en onder de aandacht brengen van de positie van het kind en de invloed die zij als ouders daarop kunnen uitoefenen. De Gespreksgroep Gescheiden Opvoeden is van start gegaan met een groep moeders, gevolgd door sessies met een groep vaders en een gemengde groep. Groepen bestaan uit acht tot vijftien deelnemers. Het eerste programma bestond uit drie bijeenkomsten van een uur. Het doel was ouders bewust maken van de moeilijkheden die kinderen met de echtscheiding ervoeren.
1.4.2 Gespreksgroep nu In november en in maart zal opnieuw een reeks sessies Gespreksgroep Gescheiden Opvoeden van start gaan bij de Opvoedingswinkel in Den Bosch. De groepen zijn gemengd en er is plaats voor acht tot vijftien ouders. Het programma zal opnieuw bestaan uit drie bijeenkomsten. De duur per bijeenkomst verlengd van een naar twee uur, nadat uit een evaluatie bleek dat ouders hier behoefte aan hadden. Het aantal bijeenkomsten blijft wel hetzelfde, al gaven de deelnemers van de toenmalige cursus ook aan dat ze er graag meer hadden gezien. (Badreddine, 2005) Het feit dat er niet meer bijeenkomsten zullen zijn, ondanks de wens van de moeders, heeft volgens Klassenwerk te maken met het feit dat de bedoeling van de Gespreksgroep Gescheiden Opvoeden niet is dat ouders eindeloos blijven spuien over hun problemen, hoe prettig ze dat misschien ook vinden, maar puur dat de link wordt gelegd tussen de eigen
15
problemen en de problemen van de kinderen en dat een snelle, kortdurende interventie daarbij geïndiceerd is. De vraag is natuurlijk of het inderdaad zo is dat een korte interventie te prefereren is bij deze doelstelling, daarnaast is het de vraag of ouders voldoende op de hoogte zijn van de doelstelling van de Gespreksgroep Gescheiden Opvoeden en of hulp bij het verwerken van de eigen problemen in dit geval geen noodzakelijke voorwaarde is voor het slagen van de opzet van de Gespreksgroep Gescheiden Opvoeden.
1.4.3 Gespreksgroep en effectiviteitsnormen Het onderzoek naar het effect van de Gespreksgroep Gescheiden Opvoeden zal gaan plaatsvinden in de periode maart tot juni 2006. Op dit moment zijn er nog te weinig gegevens bekend om uitspraken te doen over of de Gespreksgroep Gescheiden Opvoeden wel of niet effectief is. Het is interessant om de gegevens die bekend zijn en de vragen die daaruit voortkomen eens langs de meetlat te leggen: wanneer is een interventie effectief en hoe zit dat met de Gespreksgroep Gescheiden Opvoeden? Wat kunnen we tot nu toe zeggen over de Gespreksgroep Gescheiden Opvoeden en de zeven aspecten die een interventie effectief maken (Hermanns, Schrijvers & Öry, 2005). Allereerst moet er, om te spreken van een effectieve interventie, een systematisch beschreven methodiek zijn. Op dit moment zijn er nog te weinig gegevens om dit te kunnen toetsen. Omdat het een essentiële rol speelt in de beantwoording op de vraag of een interventie effectief is, is het iets waar in het onderzoek zeer beslist aandacht aan moet worden besteed. Verder moet er een evenwicht zijn tussen de ernst van het probleem en de persoonlijke inzet bij de uitvoering. Interessant is het feit dat in de eerste evaluatie respondenten aangaven behoefte te hebben aan meer bijeenkomsten, hetgeen niet is gerealiseerd, al zijn de bijeenkomsten wel langer geworden. Een derde vereiste is de aansluiting van de probleemdefinitie bij de doelgroep. Hier speelt de vraag een rol of ouders hetzelfde achterliggende aspect voor ogen hebben: het gaat uiteindelijk om de problemen van de kinderen, maar gaat het de deelnemende ouders hier ook om of komen zij in de veronderstelling dat het draait om de verwerking van hun eigen problemen? Wanneer het daadwerkelijk zo is dat ouders sterke behoefte hebben aan het praten over hun eigen gevoelens omtrent echtscheiding en graag willen dat de Gespreksgroep Echtscheiding zich hierop richt, in hoeverre is het dan wenselijk dat hier geen gehoor aan wordt gegeven en dat min of meer van hogerhand wordt bepaald wat de probleemdefinitie zou moeten zijn?
16
Uiteraard moet het uiteindelijke doel zijn dat de problemen bij kinderen worden gereduceerd, maar mag men hierbij voorbijgaan aan de wensen en behoeften van ouders en bepalen dat kortdurende interventie de beste manier is? Ten vierde moet de interventie gericht zijn op empowerment: deelnemers moeten in staat worden gesteld om zelf de draad weer op te pakken. Uit de eerste evaluatie van de gespreksgroepen is enerzijds wel gebleken dat de respondenten zichzelf in staat achtten om het besprokene in de gespreksgroepen thuis zelf toe te passen, anderszijds valt uit de behoefte aan meer sessies ook te interpreteren dat de respondenten na drie sessies wellicht nog niet voldoende hadden geleerd. De gerichtheid op empowerment is er voor zover dat op dit moment te beoordelen valt, wel, al moet de achterliggende methodiek nog bestudeerd worden om hier gegrondere uitspraken over te kunenn doen. Bij effectiviteit hoort ook een beschikbaarheid/uitvoering in de eigen leefsituaties. De Gespreksgroep Echtscheiding wordt niet in de eigen leefsituatie uitgevoerd en de kinderen om wie het uiteindelijk gaat zijn bij de interventie zelf niet direct betrokken, wel is het zo dat de Gespreksgroep Echtscheiding is opgezet als pilot van KIES (Kinderen In Echtscheidings Situaties), een interventieprogramma gericht op kinderen, gegeven op scholen, maar voor zover ik weet is het niet per se zo dat deze programma’s worden gecombineerd en echt specifiek op elkaar zijn afgestemd. Het formuleren van concrete, overeengekomen doelen is een interessant punt omdat de vraag een grote rol speelt of ouders op de hoogte zijn van het doel van de Gespreksgroep Echtscheiding. Het activeren van sociale netwerken gebeurt bij de Gespreksgroep Echtscheiding door de ouders in staat te stellen om, indien gewenst, adresgegevens uit te wisselen. Ook krijgen zij een informatiekoffer mee en worden zij gewezen op de faciliteiten van de Opvoedingswinkel, het inloopcontact en het algemeen spreekuur.
1.5 Specialistisch spreekuur Zoals al besproken is er momenteel geen spreekuur speciaal voor echtscheidingsgerelateerde vragen. Dit in tegenstelling tot vragen die betrekking hebben op bijvoorbeeld onderwijs en genotsmiddelen. Hiervoor bestaan wel speciale spreekuren. Ouders die te maken hebben met echtscheidingsproblematiek, komen dus terecht bij het algemene spreekuur.
1.5.1 Wat is de behoefte Bij de vraag of er behoefte is aan een specialistisch echtscheidingsspreekuur komen er twee vragen: wat is het aanleiding voor de eventuele behoefte aan specialistisch spreekuur en
17
daaraan inherent, wat is de aard en de inhoud van zo’n spreekuur en door wie wordt het begeleid? Is er bijvoorbeeld behoefte aan meer specialistische expertise op het gebied van echtscheiding, bijvoorbeeld kennis over de juridische procedure of gespecialiseerde pedagogische kennis op het gebied van echtscheidingsproblematiek? Zal het spreekuur dientengevolge worden geleid door een beroepskracht, vergelijkbaar met de beroepskrachten die het huidige (algemene) spreekuur voor hun rekening nemen of door een beroepskracht die zich op de een of andere wijze meer heeft gespecialiseerd in echtscheidingsproblematiek of zullen er bijvoorbeeld paraprofessionals worden ingezet: ervaringsdeskundigen die de echtscheidingsproblematiek van binnenuit kennen? (Blokland, 1996). Ook is het interessant om na te gaan of het specialistisch echtscheidingsspreekuur in de vorm zal worden gegoten van het diagnose-receptmodel of van het counselingsmodel of het participatiemodel (Blokland, 1996) en in welke mate dit afhankelijk is van de specifieke context waarin een vraag wordt gesteld. Ook is het interessant na te gaan hoe dit zich verhoudt tot het vraaggestuurde dan wel diagnosegestuurde karakter van het reeds bestaande algemene opvoedingsspreekuur. Om hier een adequaat antwoord op te vinden, wil ik eerst meer te weten komen over de aard van het huidige algemene opvoedingsspreekuur.
1.6 Vraagstelling en onderzoeksvragen De volgende vragen staan in mijn onderzoek centraal:
Wat is de opbouw en de methodiek van de Gespreksgroep Gescheiden Opvoeden, en hoe ervaren begeleiders en deelnemers deze cursus? Voldoet de cursus aan de effectiviteitsnormen van Hermanns et al (2005)? Is er door het groeiende aantal vragen over echtscheiding behoefte aan een speciaal spreekuur in de Opvoedingswinkel inplaats van het algemene spreekuur?
Hiermee kom ik op de volgende onderzoeksvragen:
1. Wat is de mening van de deelnemende ouders over de Gespreksgroep Echtscheiding?
2. Als we kijken naar de effectiviteitsnormen van Hermanns, Schrijvers & Öry (2005), in hoeverre is dit bij de Gespreksgroep Gescheiden Opvoeden het geval: a. een systematisch beschreven methodiek b. evenwicht tussen inzet en zwaarte van het probleem c. overeenstemming van probleemformulering met de doelgroep
18
d. gerichtheid op empowerment e. multisystemische uitvoering in de eigen leefomgeving f.
duidelijke concrete doelen
g. activering van sociale netwerken
3. Is er behoefte aan een uitbreiding van het aanbod in de vorm van een specialistisch spreekuur op het gebied van echtscheiding bij beroepskrachten en bij cliënten?
4. Wat is de precieze aanleiding voor die behoefte en daaruit voortvloeiend de aard van dat spreekuur?
19
Hoofd stuk 2: Methode 2.1. Gespreksgroep Gescheiden Opvoeden In mijn onderzoek naar de Gespreksgroep Gescheiden Opvoeden heb ik mij zowel gericht op de begeleiders/ontwikkelaars van de cursus als op de deelnemers. Hieronder zal ik eerst de begeleiders bespreken en vervolgens de deelnemers. Daarna zal ik ingaan op de methode: semi-gestructureerde interviews.
2.1.1 Begeleiding
ONDERZOEKSGROEP Maaike de Kort en Nelly Snels van Klassenwerk hebben de Gespreksgroep Gescheiden Opvoeden ontwikkeld en begeleid. Zij hebben beide meegewerkt aan een interview over de Gespreksgroep Gescheiden Opvoeden, nadat ik hen hiervoor heb benaderd tijdens een bespreking bij Vivent.
METHODE Om meer te weten te komen over de opbouw en het verloop van de cursus, heb ik bij elk van hen een semi-gestructureerd interview afgenomen bestaand uit 17 hoofdvragen. De interviewlijst was gekoppeld aan de interviewlijst voor de deelnemers (zie hieronder). De interviews hebben plaatsgevonden bij een van de begeleiders thuis. De interviews duurden elk ongeveer een half uur en vonden overdag plaats. Van de interviews zijn bandopnames gemaakt.
2.1.2 Deelnemers van de cursus
ONDERZOEKSGROEP Van de deenemers totaal heb ik 13 personen benaderd voor de interviews. De eerste werving vond plaats tijdens de laatste bijeenkomst van de Gespreksgroep Gescheiden Opvoeden, waarbij de deelnemers werd gevraagd of hun adresgegevens mochten worden doorgegeven voor onderzoeksdoeleinden. De deelnemers hebben vervolgens een brief gekregen met uitleg over het onderzoek, een inschatting van de benodigde tijdsduur en een aankondiging van een telefoongesprek, dat enkele dagen plaatsvond en waarin ik de deelnemers vroeg of ze daadwerkelijk mee wilden werken. Alle personen toonden zich in eerste instantie bereid om deel te nemen aan het onderzoek, maar door omstandigheden heb ik uiteindelijk bij 11 personen het interview afgenomen.
20
De cursusgroep van maart 2006 is gemengd van samenstelling en bestaat in totaal uit 8 deelnemers (4 mannen, 4 vrouwen) waarvan ik er 7 heb ge-interviewd, terwijl de cursusgroep van november 2005 ongemengd is: alle deelnemers zijn hier van het vrouwelijk geslacht. Deze cursusgroep bestaat uit 5 deelnemers, waarvan ik er 4 heb ge-interviewd. Overigens beoogde de opzet van de cursus in november 2005 wel een gemengde groep, alleen meldden zich slechts vrouwen aan. In totaal namen er 3 mannen en 8 vrouwen deel aan mijn onderzoek De leeftijd van de respondenten ligt tussen de 34 en de 46 jaar. De gemiddelde leeftijd was 41,45 jaar. De respondenten hebben tussen de 1 en 4 kinderen, het gemiddelde is 2,18. Zij zijn tussen de 3 en 15 jaar oud, gemiddeld 10,85. Van de in totaal 20 kinderen zijn er 9 meisjes en 11 jongens. Het opleidingsniveau ligt gemiddeld precies tussen midden en hoog in. Van de 11 respondenten hebben er 7 een opleiding in het hoger onderwijs afgerond, van HBO tot gepromoveerd. Er zitten 3 respondenten in het midden (MBO, HAVO) en slechts 1 respondent is lager opgeleid. 10 van de 11 respondenten hebben betaald werk. Gemiddeld werken zij 27,3 uur per week, het aantal uren lag tussen de 16 en de 40 uur. Hier is een duidelijk verschil tussen mannelijkeen vrouwelijke respondenten: bij de werkende vrouwen ligt het gemiddelde op 21,86 uur per week, waar het gemiddelde bij de mannen 40 uur per week is. Het totale gemiddelde aantal werkuren van alle respondenten is 24,82 uur per week, 19,13 uur bij vrouwen en 40 uur bij mannen. De scheidingsduur van de respondenten varieert ook, zo zijn er respondenten van wie de scheidingsprocedure nog bezig is of die slechts enkele maanden voor aanvang van de cursus zijn gescheiden, maar er zijn ook respondenten die al langere tijd gescheiden zijn. De langste scheidingsduur is 5 jaar.
METHODE Ook bij de deelnemers heb ik semi-gestructureerde interviews afgenomen met 28 hoofdvragen die onder meer betrekking hebben op de situatie voor de cursus, de ervaringen met de cursus zelf en de begeleiding, de waardering van de cursus en de situatie daarna. De structurering van het interview biedt de mogelijkheid om een vaststaande lijst met punten te behandelen, maar daarnaast kan ik door het open karakter ook dieper op de antwoorden ingaan. De interviewlijst is gedeeltelijk gebaseerd op de vragenlijst die Marcia Baddredine heeft gebruikt in haar HBO-scriptie van 2005, die eveneens betrekking had op de ervaringen van de deelnemers van deze gespreksgroep. Daarnaast heb ik bij de vragenlijst gebruik gemaakt van de effectiviteitsnormen van Hermanns, Schrijvers en Öry (2005). De interviews vonden plaats
21
bij de deelnemers thuis, in de Opvoedingswinkel en een maal op neutraal terrein. De interviews duurden ongeveer een half uur en vonden overdag of ’s avonds plaats. Van de interviews zijn bandopnames gemaakt.
2.2 Algemeen spreekuur vs specialistisch spreekuur In mijn onderzoek naar het spreekuur heb ik zowel onderzoek gedaan bij beroepskrachten als bij ouders. Ik zal hieronder eerst de beroepskrachten bespreken en vervolgens de ouders. Vervolgens zal ik de methoden bespreken die ik heb gebruikt bij respectievelijk de beroepskrachten en de ouders.
2.2.1 Beroepskrachten
PARTICIPANTEN De beroepskrachten heb ik benaderd via de Opvoedingswinkel. Ik heb een mailing gestuurd en heb deelgenomen aan een spreekuurhoudersoverleg, waarin ik mijn onderzoek heb toegelicht en meteen afspraken heb gemaakt. In totaal heb ik met 10 beroepskrachten gesproken. Er hebben 4 informatiemedewerkers deelgenomen en 6 spreekuurhouders. Omdat het een zeer kleine groep betreft en omdat er in veel van de gegeven antwoorden weinig verschillen bleken te zijn tussen de subgroep informatiemedewerkers en subgroep spreekuurhouders, heb ik besloten om in het verslag geen onderscheid te maken en de beroepskrachten als één groep te noemen, behalve daar waar er wel een onderscheid is tussen beide subgroepen, bijvoorbeeld in de werkwijze, die bij informatiemedewerkers wezenlijk anders is dan bij spreekuurhouders, of in het aantal uren dat de beroepskrachten werkzaam zijn voor de Opvoedingswinkel, hetgeen een vertekening op kan leveren. Alle deelnemers zijn vrouwen. De leeftijd van de beroepskrachten ligt tussen de 28 en 59 jaar, gemiddeld 46,9 jaar. De informatiemedewerkers werken tussen de 16 en 21 uur voor de Opvoedingswinkel. Het gemiddelde is 18 uur per week. De uren van de spreekuurhouders liggen tussen de 1,75 en 2 uur per week. Vaak zijn zij er eens in de twee weken. Bij de werkzaamheden is ook registratiewerk inbegrepen. Hiernaast werken zij voor instellingen als MaDi, Vivent Jeugdgezondheidszorg, GGD, Maaskant, houden elders spreekuren, geven cursussen, et cetera. Het opleidingsniveau is bij alle beroepskrachten hoog: HBO of universiteit.
22
Er is een grote variëteit in opleidingen: Maatschappelijk werk en dienstverlening (HBO) en pedagogiek (WO) werden het vaakst genoemd, elk 3 keer, zowel door spreekuurhouders als bij informatiemedewerkers. Andere opleidingen zijn sociale academie (HBO), ontwikkelingspsychologie (WO), psychiatrisch/sociaal psychologische verpleegkunde. Veel beroepskrachten hebben meerdere of aanvullende opleidingen gevolgd, genoemd worden spelbegeleiding (post-HBO), gezinsbegeleiding (post-HBO), supervisor (post-HBO), ontwikkelingspsychologie (postacademisch), management, ervaringsgerichte psychosociale therapie, GZ-psycholoog, et cetera. Vrijwel alle beroepskrachten hebben werkervaring elders opgedaan. Voorbeelden zijn werk in een vrouwenhuis, voogdij maatschappelijk werk, vluchtelingenwerk, casemanager Bureau Jeugdzorg, lesgeven bij Spel en Opvoedingsondersteuning, maatschappelijk werk Bureau Jeugdzorg, video home training, peuterspeelzalen, remedial teaching, behandelcoördinator poliklinisch behandelcentrum Herlahof, et cetera. Een van de informatiemedewerkers gaf aan eerder voor de Opvoedingswinkel gewerkt te hebben als spreekuurhouder via de GGD.
METHODE Om te onderzoeken of er ook behoefte is aan een specialistische echtscheidingsspreekuur vanuit het perspectief van de spreekuurhouders die te maken hebben met echtscheidingsproblematiek, heb ik ook met de beroepskrachten semi-gestructureerd interview gehouden. De interviews vonden plaats in de Opvoedingswinkel of eventueel op een andere werkplek van een beroepskracht. De interviews bestonden uit 12 hoofdvragen, duurden ongeveer twintig minuten en vonden overdag plaats. Van de interviews zijn bandopnames gemaakt.
2.2.2 Respondenten interview, ouders
ONDERZOEKSGROEP De groep ouders bij wie ik een kort interview heb afgenomen over het specialistische spreekuur, betreft dezelfde groep ouders als onder 2.12.
METHODE Ook aan de deelnemers van de Gespreksgroep Gescheiden Opvoeden heb ik vragen gesteld over het specialistisch echtscheidingsspreekuur. Het betreft een zeer kort interview van ongeveer tien minuten, bestaand uit 6 hoofdvragen, volgend op het interview over de Gespreksgroep Gescheiden Opvoeden.
23
2.2.3 Respondenten schriftelijke vragenlijst
ONDERZOEKSGROEP De werving van de respondenten van de schriftelijke vragenlijst heeft plaatsgevonden via de Opvoedingswinkel en de Scheidingsmakelaar. Ouders die gedurende de maanden mei en juni in de Opvoedingswinkel aangaven dat ze gescheiden waren, werd gevraagd de lijst in te vullen. Hun vraag hoefde dan niet per se te gaan over echtscheidingsproblematiek. De vraag is opgestuurd naar de cliënten van de Scheidingsmakelaar. Onder de respondenten van de Scheidingsmakelaar werd een verrassing verloot. De respons viel helaas erg tegen. De groep respondenten bestaat uit 8 vrouwen tussen de 34 en 50 jaar. Hun gemiddelde leeftijd is 41. Het kindertal ligt tussen de 1 en 4, gemiddeld 2,125. Zij zijn tussen de 2 en de 18 jaar oud, gemiddeld 8,941. Van de in totaal 17 kinderen zijn er 9 meisjes en 8 jongens. Het merendeel van de respondenten is hoogopgeleid: Vijf van de acht hebben een HBOopleiding afgerond. Gemiddeld ligt het opleidingsniveau precies tussen hoog en midden in. Verder hebben zeven respondenten een betaalde baan, de uren variëren van 10 tot 32 uur per week, gemiddeld 23,286 uur. Het gemiddeld aantal uren werk van alle respondenten ligt op 20,375. De scheidingsduur varieert ook. Zo zijn er respondenten die nog bezig zijn met de scheiding of sinds enkele maanden gescheiden zijn, maar er zijn ook respondenten al enige jaren gescheiden. De langst genoemde scheidingsduur is 3,5 jaar. Bij slechts een van de respondenten is er sprake van co-ouderschap. In de overige gevallen nemen de respondenten het grootste deel van de verzorging van de kinderen voor hun rekening. Dit varieert van 22 dagen per maand tot alle dagen van de maand. Van de respondenten hebben er vijf gereageerd op de brief van de Scheidingsmakelaar en drie hebben de lijst meegekregen van de Opvoedingswinkel.
METHODE De schriftelijke vragenlijst is inhoudelijk gekoppeld het interview voor de beroepskrachten. Daarnaast heb ik een vragenlijst gebruikt die eerder door de Opvoedingswinkel is gebruikt om onderzoek te doen naar de spreekuurcontacten. Op aanraden van de Opvoedingswinkel zelf heb ik het begeleidend schrijven zoveel mogelijk overeen laten komen met die van de bestaande vragenlijst, afkomstig uit het scriptieonderzoek van Schouten & Jansen (2004). Het betreft een vragenlijst met 20 gesloten vragen, die deels inventariseert in welke mate de respondent al gebruik heeft gemaakt van de Opvoedingswinkel als het gaat om echtscheidingsgerelateerde vragen (behoudens het bestuderen van materialen) en deels inventariseert of de respondent behoefte heeft aan een nieuw aanbod. De vragenlijsten konden ter plekke worden ingevuld en gedeponeerd in een gesloten antwoordbox of worden
24
meegenomen naar huis en in een gefrankeerde antwoordenevelop worden teruggestuurd naar de winkel. Bij de vragenlijsten en de interviewlijsten heb ik voor het inhoudelijke aspect met name gebruik gemaakt van de literatuur van Blokland (1996).
25
Hoofdstuk 3 : Re sul ta te n 3.1 Gespreksgroep Gescheiden Opvoeden 3.1.1: Gespreksgroep Gescheiden Opvoeden: de inhoud van de cursus en de begeleiding De Gespreksgroep Gescheiden Opvoeden, of KIES-groep voor ouders, zit nog in een pilotfase. Er is dus, behalve een programma voor de drie bijeenkomsten, nog geen vaste beschreven methodiek. Wel heb ik de methodiekmappen bestudeerd van de KIES-cursus voor kinderen. Hieruit bleek in het kort dat KIES voor kinderen is ontwikkeld naar aanleiding van de problematiek van kinderen in een echtscheidingssituatie die naar voren kwam tijdens HVOlessen (Humanitair Vormingsonderwijs). Centraal staan de gevolgen van echtscheiding voor kinderen. De KIES-cursus bestaat uit 8 bijeenkomsten met elk een eigen thema. De bijeenkomsten worden op school gegeven. Hiervoor is bewust gekozen omdat school enerzijds een veilige omgeving is voor kinderen en omdat anderzijds veel van de problemen die kinderen ondervinden door echtscheiding zich vaak juist op school manifesteren, omdat kinderen daar een groot deel van de dag doorbrengen. De KIES-cursus wordt begeleid door een of twee coaches, die hiervoor een speciale training hebben gehad en daarnaast over voldoende relevante kennis en opleiding beschikken. De KIES-cursus is onder meer gebaseerd op theorieën van Erickson, Satir, & Perls; Thomas Gordon, Martine Delfos en Maslow. Ook wordt onder meer gebruik gemaakt van het kernkwadrantenspel van Daniel Ofman en het Johari-venster. Over de opbouw en inhoud van de Gespreksgroep Gescheiden Opvoeden ben ik meer te weten gekomen tijdens interviews met Maaike de Kort en Nelly Snels.
DE OPBOUW VAN DE CURSUS De Gespreksgroep Gescheiden Opvoeden is een pilot die is voortgekomen uit de ervaringen met de kinderen die deelnamen aan de KIES-groep:
Begeleidster: “We merkten al vrij snel toen we met de kinderen, met de KIES-kinderen bezig waren, dat de ouders toch een onlosmakelijk verband ermee houden, dat het... dat ouders in een andere fase zitten als kinderen en dat daar vaak de communicatie in misloopt, dat de verwachtingen naar elkaar niet hetzelfde zijn, dus ouders stellen hun kinderen teleur daarin, in de begeleiding, en kinderen stellen hun ouders vaak teleur doordat ze gewoon in een andere fase zitten.”
26
De eerste bijeenkomst is met name gericht op kennismaking, het geven van een vertrouwd gevoel en herkenning, daarbij wordt al een beetje geïntentariseerd in welke situatie de cursisten zitten en wat hun vragen zijn. In de tweede bijeenkomst wordt daar dieper op ingegaan. In de derde bijeenkomst wordt naar de afronding toegewerkt: wat is er nog nodig om de dingen in de praktijk beter te laten gaan. Tips geven is belangrijk in de cursus: van elkaar en van de begeleiding. Er is bewust gekozen voor het gebruik van oefeningen en andere materialen naast het voeren van gesprekken, zodat er op allerhande creatieve manieren met de materie gewerkt kan worden en iedereen ermee uit de voeten kan. Ook is bewust gekozen voor drie bijeenkomsten. Het is niet de bedoeling dat mensen eindeloos worden begeleid of dat ze afhankelijk worden gemaakt van een praatgroep. Mensen moeten juist leren vertrouwen op hun eigen kracht. Inhoudelijk gaat het makkelijk in drie bijeenkomsten. Ook is hiervoor gekozen vanuit praktisch oogpunt, in verband met oppas en dergelijke. In voorgaande cursussen is wel gebleken dat anderhalf uur te weinig was. Daarom is het nu twee uur geworden.
VEEL VOORKOMENDE VRAGEN, DOEL VAN DE CURSUS Veel van de cursisten zijn vooral op zoek naar lotgenotencontact. Daarnaast zoeken ze vaak antwoord op praktische en juridische vragen. Een moeizame communicatie met de kinderen staat ook vaak centraal, evenals problemen met de ex.
Begeleidster: “Ze hebben vaak ook nog problemen met hun ex en ze zien daar ook heel moeilijk hun eigen inbreng in, men wil nog heel graag de ex veranderen, nou, als iets dus niet lukt is na een scheiding nog die ex veranderen, dat lukte tijdens het huwelijk al niet en... dus dat gaat zeker niet na de scheiding lukken, en dat is ook wat we de mensen meegeven, als je iets wil veranderen, je kan jezelf veranderen, nooit de ander. Ja, het loslaten van wat de andere doet.”
De cursus is niet bedoeld om relatieproblemen op te lossen, of bijvoorbeeld vragen over alimentatie. Het doel is vooral de bewustwording van ouders van de communicatie, de eigen mogelijkheden en kracht. Hoewel de cursus bedoeld is voor ouders, staat het belang van de kinderen centraal. Daarom wordt er bij vragen altijd een link gelegd met wat het voor de kinderen betekent. Ook worden ouders erop gewezen dat de problemen die voor de scheiding
27
een rol spelen niet over zijn na de scheiding: er moet nog steeds aan worden gewerkt, omwille van het kind. Wanneer er geschillen zijn, is het advies aan de ouders om niet het conflict op scherp te zetten door naar een advocaat te stappen en daardoor de verwijdering nog groter te maken, maar zelf te kijken welke behoeften er zijn.
Begeleidster: “Da’s vaak een bewustwordingsproces, daar kunnen we een aanzet tot geven, hè, mensen gaan na drie keer niet weg en dan snappen ze van, ‘okee, dat moet ik echt gaan doen’;, maar we zien wel dat er radartjes zijn, van, okee, en ook omwille van zeker mijn kind wil ik niet dat nog groter gaan maken.”
Dit wordt overgebracht door communicatie met de deelnemers, oefeningen,ingaan op de situaties van de deelnemers, verbanden leggen, voorbeelden geven, tips geven aan de deelnemers en hen dat ook onderling laten doen.
SFEER Beide begeleidsters beschrijven de sfeer als vertrouwelijk. Er is veel herkenning.
Begeleidster: “In een hele korte tijd gaan mensen al mee de diepte in met elkaar, vertrouwd, soms voel je ook een spanning, dat mensen soms wel jaren dingen bewaard hebben en ervaren van, goh, hier kan ik... hier durf ik dat te zeggen, hier kan ik dat kwijt, soms emotioneel, soms ook gewoon lekker lachen, opgelucht... we horen terug, een prettige sfeer. Open.”
Om de deelnemers op hun gemak te stellen, wordt in het begin van de cursus duidelijk gemaakt dat alles wat er wordt verteld binnen de groep blijft en dat niets raar is.
Begeleidster: “...ook te benoemen, dat alles wat we bespreken in de groep blijft, dat het doel is te herkennen bij elkaar dat niets raar is, dat scheiding nou eenmaal niet de mooiste periode in je leven is en dat het heel menselijk is om daarmee allerlei vergissingen te maken, want je bent nu eenmaal niet geboren met hoe je moet omgaan met een scheiding.”
Ook respect voor de mening van cursisten is belangrijk. Beide begeleidsters geven het aan het te waarderen wanneer een cursist zelf zijn mening geeft.
28
Begeleidster: “Ehm... prima, ik vind het eigenlijk heel goed, dat gebeurt vrij weinig, je ziet vooral mensen in deze situatie toch een slachtofferrol aannemen en eh... ik ben altijd blij als mensen blijken er zelf ook wel heel goed over nagedacht te hebben en bewust met hun keuzes omgaan en ja, dan kan je het niet eens zijn met hun keuzes, maar ze zijn er wel bewust mee bezig. (...) Altijd vragen naar beweegredenen en altijd vragen van, kun je het ook van een andere kant bekijken, maar altijd in de vragende zin, kijk, want mijn mening is natuurlijk ook een mening hè, niet bij voorbaat de juiste.”
BEGELEIDING De sterke punten zijn vooral, het creëren van de ruimte waar mensen hun verhaal kwijt kunnen, de drempel verlagen, het overbrengen van het belang in de communicatie, maar ook het respect voor andermans situatie, het uitgaan van het beste dat iemand in zich heeft, erkennen dat iedereen het recht heeft geholpen te worden, goed kunnen luisteren en belangrijk vinden dat de ander er iets aan heeft. Zwakke punten die beiden benoemen zijn het teveel willen meegeven gezien de beperkte tijd en het teveel ingaan op specifieke problemen, de balans vinden tussen individuele en algemene belangen.
Begeleidster: “...en je bent natuurlijk beide heel erg bewaker, en daarom is het ook goed dat je samen bent, dat een van de begeleiding altijd mee kan kijken van, okee, dit is voldoende, merken aan de anderen dat dit voor hen geen bijdrage meer is - soms wel hè, soms is het heel prettig om eens te horen van, o, zo is dat bij jou gegaan - daar een rem in te vormen voor de ander en te zeggen, goh, we kunnen misschien na die nog even, misschien kunt u naar het spreekuur, enzovoort.”
Op de vraag of het uitmaakt of je zelf gescheiden bent, geven beide begeleidsters aan dat het vooral goed is om je bewust te zijn van de impact van een scheiding, maar dat het geen must is om zelf gescheiden te zijn.
29
Begeleidster: “Ehm... ik kan me voorstellen, ik ben zelf niet gescheiden, maar ik heb wel van heel dichtbij een heel moeilijke scheiding meegemaakt, en daarnaast nog heel erg voor m’n werk verdiept in scheiding, dat je in ieder geval erg op de hoogte moet zijn van de impact die een scheiding met zich mee kan brengen, dus heb je dat aan den lijve ondervonden, ja, dan denk ik dat het aan de ene kant heel belangrijk is dat je goed kan omgaan met de pijn van een scheiding met zich meebrengt, om niet je eigen stukje mee te dragen, juist in... in geleiden, maar dat geldt eigenlijk voor alles met betrekking tot rouw en verlies, dat dat belangrijk is dat je dat een plaats hebt kunnen geven, wil je zo’n zware groep kunnen begeleiden. Maar je moet wel herkenning hebben.”
Begeleidster: “Nee. Ja, kijk, bepaalde dingen... kan je gevoelsmatig beter aanvoelen, snap je eerder, maar... ja, onze samenleving is toch zo dat we allemaal in nabije omgeving ook met echtscheiding te maken hebben, ja, de meeste mensen die... en zeker als het je werk is, dan eh... dan weet je er ook wel heel veel van.”
CURSUS Sterke punten van de cursus zijn, dat mensen in gesprek gaan over dingen die ze moeilijk vinden, maar ook het bewustwordingsproces van wat het voor henzelf en voor kinderen betekent en het feit dat de vraag van de deelnemers vooraan staat. Als zwakker punt noemt de een wederom het teveel willen en aan ieders vraag tegemoet willen komen, de ander noemt het feit nog te weinig te kunnen beantwoorden op juridische vragen die spelen bij deelnemers.
Begeleidster: “We mogen nog wat meer informatie geven over juridische zaken, maar ja, daar zijn we dus ook ons over aan het informeren, dat we ouders daarmee ten dienst kunnen zijn. Ouders hebben ook heel veel vragen wat hun rechten en plichten zijn, en ja, dat zijn gewoon juridische zaken vaak, en daar moeten wij gewoon eh... ja, daar zijn we ook druk mee bezig, ja. Dat is ook wat zij nodig hebben, ja.”
30
SAMENSTELLING GROEPEN Een groep met zowel mannen als vrouwen heeft een toegevoegde waarde, al geeft een van de begeleidsters wel aan dat het geen must is:
Begeleidster: “...het is eigenlijk heel verrassend dat het niet per se uitmaakt, dat het veel meer gaat om welk verhaal mensen zelf inbrengen en hoe makkelijk ze wel of niet daarmee over gaan praten en iets van zichzelf durven te laten zien en durven te leren, dus het is ook de interactie per groep die ontstaat, en dat proces begeleid je, en dat is steeds eigenlijk anders.”
Ook nuttig is het als een groep bestaat uit zowel pasgescheiden deelnemers als deelnemers die al ruimere tijd gescheiden zijn:
Begeleidster: “Ehm, dat hebben we bij de kindergroepen ook onderzocht, dat is wel belangrijk, we merken nu bij de ouders dat de conclusie die we hadden bij de kinderen, dat je juist elkaar over de ervaring die je hebt kunt vertellen, maar ook dat de mensen die eigenlijk alleen maar de puntjes op de i komen zetten, die het allemaal al best wel weten, die daar weinig of niets leren, maar het was wel fijn voor de herkenning... dat die toch nog wel even een stukje rouw wat er zat kunnen verwerken door... door weer te horen over van... zo, dat maken jullie allemaal ook mee, en dat herken ik wel, dat heb ik dus op die manier ook zo gedaan en dat had ik toen beter anders kunnen doen of niet, of dat is... normaal dat het zo gaat, dat het voor iedereen wat oplevert, en de feedback die ze elkaar daarop kunnen geven, de een kan de ander daarin helpen, wij hoeven alleen dat proces te begeleiden.”
Ouders die een kind in de KIES-groep hebben gehad, blijken vaak te verschillen van ouders die dit niet hebben:
Begeleidster: “Ja, die waren al een stuk verder in het bewustwordingsproces, ja. En die kwamen ook vaak met veel gerichtere vragen, van eh... en hoe zit dat dan met die kinderen, en hoe kan ik daar het beste mee omgaan?”
31
3.1.2 Gespreksgroep Gescheiden Opvoeden: ervaringen van de deelnemers
DE SITUATIE VÓÓR DE CURSUS Zoals al besproken, zaten de deelnemers van de cursus in zeer verschillende situaties voor ze besloten deel te nemen aan de Gespreksgroep Gescheiden Opvoeden. Met name de duur van het gescheiden zijn varieert enorm, van sinds kort tot en met al jaren geleden gescheiden zijn. Opvallend is een stel dat ten tijde van de cursus nog bezig was met scheiden en dat samen heeft deelgenomen. De aanleidingen om deel te nemen aan de cursus lopen zeer uiteen. Sommige deelnemers vertellen dat ze vooral een algemene behoefte hadden aan informatie of uitwisseling van ervaringen, bij sommige deelnemers is er sprake (geweest) van een vrij specifieke hulpvraag. Een enkele keer is het een combinatie.
HULPVRAGEN Vier deelnemers vertellen dat ze net bezig waren met een scheiding. Twee deelnemers noemen boosheid van de kinderen, een deelnemer noemt co-ouderschap/omgangsregeling, verder worden genoemd: meningsverschillen met de nieuwe partner over de opvoeding van de kinderen,communicatie tussen ex-partners, problemen met afscheid nemen, een deelnemer zocht informatie over mediation, twee deelnemers hadden overige concrete vragen. Drie deelnemers hebben geen specifieke problemen.
BEHOEFTEN
Zeven deelnemers noemen de behoefte aan contact met lotgenoten en het delen van ervaringen, vijf deelnemers noemen het belang/voorop zetten van de kinderen in het algemeen en vier deelnemers zeggen behoefte te hebben gehad aan handvatten en tips, een deelnemer heeft meegedaan mee uit nieuwsgierigheid, verder worden genoemd het toetsen van gelezen informatie aan de praktijk, het zoeken naar bevestiging, kijken of het interessant is om mee te doen met de KIES voor kinderen groep. Drie deelnemers geven aan dat hun kind op school heeft deelgenomen aan de KIES-cursus voor kinderen en twee vertellen dat zij zo op het idee zijn gebracht om deel te nemen aan de Gespreksgroep Gescheiden Opvoeden: bijvoorbeeld uit nieuwsgierigheid, of omdat de begeleiding hierdoor al bekend en vertrouwd was, hetgeen voor een van de deelnemers belangrijk is geweest:
32
Deelnemer: “Ja, want zo ben ik ook bij die cursus gekomen. Ik weet niet of ik het anders gedaan had, moet ik zeggen. Omdat ik een bijeenkomst op school gehad heb, naar aanleiding van die cursus, eers die mensen al gezien, toen was die cursus ook afgelopen, hadden ze een informatiebijeenkomst op school georganiseerd, ben ik daar naartoe gegaan, toen lag daar allerlei informatie over gescheiden opvoeden en over die cursus. (...) Toen heb ik dat gedaan, maar ik weet niet of ik het anders gedaan had moet ik eerlijk zeggen. Dat is voor mij wel heel belangrijk geweest.”
Ook vertelt een deelnemer dat problemen die in de KIES-groep voor kinderen naar voren zijn gekomen, (mede) de aanleiding zijn geweest:
Deelnemer: “Ja, dat was eigenlijk na afloop van de KIES-bijeenkomst van mijn kinderen, mijn kinderen deelnamen aan KIES en er waren wat conclusies getrokken, ook naar de ouders toe, verliep nogal moeizaam, toen vond ik het... hoorde dat er ook voor ouders een gespreksgroep was, eigenlijk aanvullend op en parallel met, en toen heb ik mij aangemeld voor de KIES voor ouders, hè, voor die gespreksgroep.”
Andere voorbeelden van manieren waarop deelnemers in aanraking zijn gekomen met de Gespreksgroep Gescheiden Opvoeden, zijn door de buurt- of schoolkrant, door de Opvoedingswinkel of op aanraden van Bureau Jeugdzorg.
EERSTE INDRUK / SFEER De meeste deelnemers zeggen dat ze tijdens de eerste indruk een positieve eerste indruk hadden. Het feit dat deelnemers in verschillende fases zaten wordt drie keer genoemd en de herkenbaarheid ook. Twee vonden het een kleine groep. Er waren nog meer eerste indrukken: zowel mannen als vrouwen, een stel dat samen was, juist alleen vrouwen, er werden tips gegeven, iedereen was open, de begeleidsters waren al bekend, de cursusleidsters zetten je aan het denken, er werd bevestiging gegeven. Verder geeft een deelneemster aan dat haar eerste indruk was dat het een soort praatgroep zou zijn waar helemaal geen concrete informatie zou worden gegeven, maar dat ze haar mening later heeft bijgesteld. Een andere deelneemster geeft aan dat ze de cursus tijdens de eerste
33
bijeenkomst vond tegenvallen, maar dat ze de tweede bijeenkomst veel beter vond. De derde keer vond ze echter weer minder.
Toch vertellen de meeste deelnemers aan dat hun eerste indruk gedurende de cursus niet veranderde ten opzichte van de eerste keer. Een deelnemer zegt over de eerste keer:
Deelnemer: “De intentie die werd uitgesproken over de onderwerpen die we zouden bespreken, die vond ik goed.”
Een andere deelnemer voegt toe: Deelnemer: “Ik kreeg een goeie indruk, werden goeie afspraken gemaakt over integriteit, ehm... kennismakingsronde, iedereen was ook meteen open en zichzelf, dus er was een goede intrede, ook, voor het verloop van de cursus.”
Ook over de sfeer zijn de meeste deelnemers positief. De term ‘openheid’ wordt vaak gebruikt: zes deelnemers vinden de sfeer open. Drie deelnemers vinden de sfeer goed, en gezelligheid en gemoedelijkheid worden twee keer genoemd. Andere sfeerimpressies zijn: namen elkaar serieus, gingen goed met elkaar om, integer, respectvol, ontspannen, je hebt iets gemeen, je durft je verhaal te vertellen, op je gemak, het voelt veilig om dingen van jezelf te laten zien, iedereen durft te komen waar hij mee zit, maar ook: formeel.
CURSUS INHOUDELIJK De meeste deelnemers reageren overwegend positief op de cursus. Vijf deelnemers noemen de mogelijkheid tot het uitwisselen van ervaringen een sterk punt van de cursus. Ook vindt een deelnemer de mogelijkheid om van tevoren vragen te stellen positief Twee deelnemers vinden het vraaggerichte karakter van de cursus positief, een deelnemer vindt de opbouw een pluspunt. Zes deelnemers ervaren het eveneens als plezierig dat tijdens de cursus niet alleen is gepraat, maar dat ook gebruik is gemaakt van materialen, teksten en opdrachten. Vier deelnemers vinden (het vasthouden van) de rode draad tijdens de bijeenkomsten een sterk punt. Een deelnemer omschrijft het als een balans tussen de structuur en de individuele vragen van de deelnemers. Er zijn echter ook twee deelnemers die juist vinden dat er een zekere structuur ontbrak tijdens de bijeenkomsten.
34
Deelnemer: “Ja, met name de structuur van... ik ben... er was soms... er werd heel veel ruimte gegeven voor individuele verhalen, eh, maar aan de andere kant vond ik van, dat was niet steeds in het belang van de hele groep (...) En ja, die verhalen kwamen allemaal op tafel en werd ook op ingegaan, maar dat was dan heel specifiek, eigenlijk één op... dat waren dan vaak één op één gesprekken. En anderen haakten dan wel eens op in, dan zou je dit kunnen doen of dat kunnen doen, maar dat was te zeer op een individuele situatie gericht, ja.”
Drie deelnemers vinden het prettig dat er algemene informatie en tips die over echtscheiding zijn gegeven. Ook noemen drie deelnemers de informatie die beschikbaar is gesteld om zelf door te nemen. Een andere deelnemer vindt juist weer dat er weinig nieuwe informatie is gegeven. Er is ook iemand die specifiek de tweede bijeenkomst als zeer nuttig heeft ervaren: de eerste bijeenkomst viel haar toen tegen en ook de derde bijeenkomst vond zij minder, maar de tweede bijeenkomst vond ze het meest informatief. Een ander geeft aan de derde avond het minst informatief te hebben gevonden, omdat daar de verschillende stadia van de deelnemers een te grote rol speelde, daardoor werd het te individueel. Twee deelnemers geven expliciet aan dat zij vinden dat er teveel informatie in één avond werd gepropt, maar er is ook een deelnemer voor wie het juist te traag ging. Een deelnemer vindt het onprettig dat er tijdens een bijeenkomst in kleine groepjes gepraat moest worden die door de begeleiding werden samengesteld:
Deelnemer: “Nou, op een gegeven moment werd... over een onderwerp... werden kleinere groepjes gemaakt, en, met drie mensen of zo, en dat vond ik voor mezelf weer moeilijker om te praten als met een hele groep.”
Ook was er een deelnemer die vindt dat het wel wat humoristischer mocht.
Deelnemer: “Ja, ik weet wel, de eerste keer, dat ik toen binnenkwam en dan lagen er allerlei strookjes met allemaal vragen die je dan eventueel zou kunnen hebben, en ja, die... dat vond ik op zich, vond ik dat vrij... vrij grote open deuren allemaal, ja, dan denk ik, jongens nog aan toe, als we het hierover moeten hebben dan weet ik niet of ik de tweede keer nog wel wil komen.”
35
Een deelnemer vindt dat het te vaag en te algemeen is gebleven, ook vindt ze dat er te weinig nieuwe informatie voor haar was, wat wellicht ook te maken kan hebben met haar eigen opleiding, waarvan ze bepaalde dingen al heeft geleerd.
AANTAL BIJEENKOMSTEN Zeven van de elf deelnemers vinden het aantal bijeenkomsten voldoende. Eentje voegt toe dat het er ook zeker niet minder moeten zijn. Vier geven aan dat ze graag meer bijeenkomsten hadden gezien. Dit varieert van 5 tot 10 bijeenkomsten. Een persoon vindt daarbij dat de bijeenkomsten langer hadden mogen duren. De overige deelnemers zijn tevreden met de tijdsduur per bijeenkomst. Een deelnemer geeft aan dat hij ook liever wat meer tijd tussen de bijeenkomsten in had gezien.
Deelnemer: “Nou, ik kan me voorstellen dat je zeg maar naar vijf of zes bijeenkomsten gaat en dat er ook een wat grotere spreiding in de tijd is. Want nu zat het eh... nu waren er drie en die waren vrij dicht op elkaar gepland, en wat ik net zei van, het zelf bezig zijn met je kinderen tijdens zo’n proces, daar ervaren meer en dat weer kunnen terugkoppelen met hun, dat zou ik... ja, dat zou ik erg prettig vinden. Want dan kun je ook zo met je eigen leerproces op dat gebied...”
Een andere deelnemer vertelt dat ze het prettig had gevonden als er een terugkombijeenkomst was geweest, door een extra bijeenkomst, maar dat hoeft niet per se: een andere optie is dat er wat meer tijd tussen de laatste twee bijeenkomsten zit.
GROEPSSAMENSTELLING De deelnemers zijn het erover eens dat een groep met zowel mannen als vrouwen informatiever is. Dit wordt dus onderschreven door deelnemers van de november-groep, waaraan alleen vrouwen hebben deelgenomen, en door de maart-groep, waaraan daadwerkelijk zowel mannen als vrouwen hebben deelgenomen.
Deelnemer: “De samenstelling van de groep, het waren allemaal vrouwen, en ik... ik vind zelf, als je... mannen ertussen hebt zitten, krijg je ook andere ervaringen te horen, die staan aan de andere kant, en dat leek mij zelf (...) Ik ga dan zelf altijd op vakantie met een organisatie van... gescheiden ouders, en de ervaring zelf dat het ook gewoon heel leerzaam is, van... je hoort
36
dan ook... de andere kant, wat die ervaren om de kinderen twee weken bijna niet te zien, en dan krijg je ook andere gespreksstof, vind ik zelf.”
Deelnemer: “Ja... ik vond het opvallend, zeg maar hè, dat je daar niet alleen maar zo’n vrouwenkransje hebt die zitten te emmeren over hun slechte relatie met hun ex-man of zo, dat vond ik wel positief. Dat je gewoon van allebei hoort, en dat er dus ook mannen zijn die problemen ondervinden in hun gescheiden situatie hè, dat vond ik wel positief.”
Deelnemer: “Ja, dat vond ik prettig, ja, want vrouwen en mannen zijn toch verschillend, kijken ook anders tegen dingen aan, is voor mij ook wel weer goed dat... mijn ex is natuurlijk ook een man... dat die ook eh... dat er raakvlakken waren met die mannen die er waren, zeg maar, zo van, o ja, hè, zo reageert mijn ex ook, dat kan ook iets mannelijks... iets gewoon puur iets... ja... bij mannen horen zeg maar, hè, dat er zo’n reactie is, dus dat vind... ik zou alleen een vrouwengroep zou ik niet op prijs stellen, laat ik het zo zeggen. Nee.”
Enkele deelnemers van de groep uit november geven dan ook aan dat, wanneer zij de cursus zouden mogen inrichten, ze zouden voor een gemengde samenstelling. Echter, dit is ook de opzet van de cursus, alleen hebben zich voor die cursus toevallig slechts vrouwen aangemeld. Een deelnemer uit de novembergroep plaatst wel als kanttekening dat ze een groep met alleen vrouwen gemoedelijk vindt. Een deelnemer zegt dat het verschil wat hem betreft niet zit tussen man en vrouw, maar tussen verzorgende en niet-verzorgende ouder:
Deelnemer: “Dat vind ik perfect. Ja, want je merkt dat je toch... nou, niet zozeer man en vrouw, maar verzorgende en niet-verzorgende ouder, dat zijn toch heel verschillende belevingswerelden, ben ik inmiddels achter, en er leven ook aan beide kanten heel verschillende vragen, en misschien, ik kan me ook wel voorstellen dat het idee is dat ze zeggen van, ja, ik ga eens een cursus inrichten voor degene die een verzorgende rol krijgt en ik ga eens een cursus inrichten voor degene die een niet-verzorgende rol krijgt.”
Ook komt bij zeven interviews het feit ter sprake dat de deelnemers in verschillende fases van de scheiding zitten. Drie deelnemers vinden dit neutraal of positief, maar vier geven aan dat juist als negatief te hebben ervaren. De voordelen die worden genoemd, zijn de mogelijkheid
37
tot het uitwisselen van tips, de herkenbaarheid van de fases die je zelf ook hebt doorgemaakt en de doorgemaakte persoonlijke groei die hierdoor duidelijker zichtbaar wordt, hoewel die confrontatie ook wel als pijnlijk is ervaren.
Deelnemer: “Ehm... het deed mij pijn te zien hoeveel verdriet zij hadden, en terwijl ik... (...) Maar ik zag hun verdriet, ja, dat heb ik natuurlijk ook gehad, en dat deed me pijn om te zien hoe hun nog aan het worstelen waren en alle onzekerheden, waar kom je te wonen en hoe gaat het financieel, al die dingen meer.”
Een van de deelnemers geeft aan dat de verschillende fases nuttiger waren geweest als de cursus langer had geduurd. Een persoon vertelt dat hij verwacht had dat de cursus zich juist richtte op ouders die nog maar net gingen scheiden:
Deelnemer: “De informatie die ik had van tevoren, over de cursus, die was meer van, ja, dat is voor mensen die scheiden gaan of net gescheiden zijn, en als je dan keek naar de samenstelling van de groep, nou, dan waren er mensen bij die, ja, die waren eigenlijk al vier of vijf... een aantal al vier of vijf jaar gescheiden, en de doelgroep was naar mijn gevoel te gemixt om zeg maar echt in te zoomen op de fase waarin je zelf verkeert, wij waren de enigen die zeg maar... nee, nog twee anderen ook... een of twee anderen, die vrij recent gescheiden waren en dat, ja, dat vond ik lastig, moet ik zeggen. Want daardoor mocht ook... je spreekt van een heel andere beleving met die processen en... waardoor je naar mijn mening te weinig zeg maar specifiek aandacht kon geven aan een bepaalde fase.”
Een ander zegt:
Deelnemer: “Ik denk zelf dat het voor de groep fijner was als gewoon een stukje verwerking al achter de rug is. Niet dat ik het als nadeel heb ervaren hoor, dat absoluut niet, maar ik denk... ja, gewoon voor het groepsgebeuren... ja.”
Twee deelnemers noemen deze verschillen binnen de groep expliciet als zwak punt van de cursus.
38
VERBETERPUNTEN De meeste verbeterpunten hebben betrekking op het aantal bijeenkomsten, wat vier keer wordt genoemd, of op de groepssamenstelling (liever mannen en vrouwen door elkaar, of liever een groep waarin alle deelnemers in hetzelfde stadium zitten), dit wordt vier keer genoemd. Twee deelnemers vinden dat er uitgebreider moet worden stilgestaan bij de thema’s. Er worden nog enkele andere punten genoemd. Een deelnemer zei het jammer te vinden dat er op de school van zijn kinderen geen mogelijkheid was tot het volgen van de KIES-groep voor kinderen, en stelde een parallelle kindergroep in de winkel voor. Ook vertelt een deelnemer dat ze de prijs van de cursus iets te hoog vindt. Overige verbeterpunten zijn: een terugkombijeenkomst, een hoger tempo, beter naar de vragen luisteren, meer ruimte voor onderlinge gesprekken en niet te algemeen blijven.
BEGELEIDING Ook over de begeleiding zijn de deelnemers over het algemeen positief. Drie deelnemers waarderen hun professionaliteit, drie deelnemers noemen het (pedagogisch) inzicht/de kennis, vier deelnemers noemen de rust die zij uitstraalden en de sfeer die zij creëren. Vier deelnemers geven aan dat de begeleidsters goed kunnen luisteren en openstaan voor verhalen. Drie personen voegen daar nog aan toe dat deelnemers ook de ruimte krijgen om iets niet te vertellen als ze daar geen behoefte aan hebben. En ander geeft aan dat ze goed kunnen relativeren. Een deelnemer noemt de gedrevenheid waarmee de begeleidsters met het project bezig zijn als positief punt. Ook vertelt iemand dat de begeleidsters niemand het gevoel geven verkeerd bezig te zijn en op een respectvolle manier advies geven wanneer ze het niet met een bepaalde aanpak eens zijn, een ander geeft aan dat je de ruimte krijgt om je verhaal te vertellen zonder dat er meteen een advies komt. Twee deelnemers vonden dat de begeleidsters elkaar goed aanvulden. Eentje waardeerde de integriteit. Een deelnemer geeft aan het fijn te vonden dat de begeleidsters het gesprek op z’n beloop laten en niet teveel ingrijpen.
Deelnemer: “Ze zijn meer stimulerend hè, voorwaardenbepalend. Ze zijn niet docerend, het is geen monoloog. Ze zijn meer de catalysator. Dus... op die momenten dat het nodig is, zijn ze de catalysator en het ontwikkelt zich dan vanzelf.”
Een andere deelnemer vertelt dat juist als minpunt te hebben ervaren:
39
Deelnemer: “Ik miste een beetje... leiding van de leidsters, het was een beetje slapjes en los zand, ik zou verwachten een beetje krachtigere... ja, krachtiger qua opstelling van de cursusleidsters, dat zij de touwtjes in handen hebben.”
Het feit dat de begeleidsters uit eigen ervaring spreken, vinden vier deelnemers positief, al was er ook een deelnemer bij die dit juist niet als prettig heeft ervaren:
Deelnemer: “Eén puntje was, er was ook eentje van de... die de les gaf of zo, was er ook een van gescheiden zelf, dat vond ik een beetje... ja, hoe moet ik het zeggen, te veel... hoe dat zij het gedaan had, dat dat naar voren werd... duwen, ja. Dat vond ik jammer, want dan denk ik van... ieder moet zelf op zijn eigen weg eh... vinden, en je kunt tips geven, maar je moet niet willen sturen in die richting, die jij denkt goed te vinden.”
Later nuanceert zij dit door toe te voegen:
Deelnemer (november-groep) “Ja, zwak wil ik niet echt zeggen, ik vond het een iets minder punt, maar dat komt misschien omdat ik die andere... sterker naar voren vond komen, ja, rustiger, straalde heel veel rust uit, die vrouw, en in het voorlezen van haar stukjes vond ik haar enorm goed.”
Een deelnemer zegt:
Deelnemer: “Ja, de manier waarop ze het deden... dit zijn ook moeders. Dit zijn moeders met kinderen, wat ik hier vertel, dat zijn mensen die het zelf ook meegemaakt hebben, meemaken, eh, ze snappen het, ja. (...) Je kunt een therapeut tegenover je hebben zitten die dingen vertelt waarvan je weet, ja, die man vertelt het wel, maar die heeft het zelf nooit meegemaakt, hier had ik het gevoel wel, dat...”
De manier waarop de begeleidsters hun boodschap overbrengen, wordt omschreven als integer, respectvol, plausibel, indirect gesteld, en niet dwingend, een deelnemer geeft aan dat zij prikkelen om zelf na te denken. Twee deelnemers noemen het duidelijk. Een andere deelnemer benoemt het juist als zweverig en vaag.
40
Deelnemer: “Er kwamen ook vaak antwoorden waarbij ik dacht van, ja, die had ik zelf als moeder ook kunnen bedenken, of... daarvoor hoef ik niet naar een cursus gescheiden opvoeden.”
Een deelnemer geeft aan dat ze er weinig over kan zeggen. De voorbeelden die ze geven vanuit de KIES-groep, worden ook als sterk ervaren. De deelnemers geven verschillende voorbeelden van wat de begeleidsters deden om hen op hun gemak te stellen. Twee deelnemers noemen de koffie en thee die klaarstond, twee noemen de sfeer die werd gecreëerd, twee de ruimte voor je verhaal, twee de rust. Verder worden genoemd de pauzes, de hele eerste bijeenkomst, de ruimte voor kennismaking, het feit dat de begeleiders zichzelf waren. Eentje vond het niet van toepassing:
Deelnemer: “Nou, ik had niet het idee dat ik daar op mijn gemak gesteld hoefde te worden, dus dat was voor mij niet van toepassing.”
Alle deelnemers vinden dat er voldoende ruimte is geboden voor eigen inbreng en hebben het gevoel dat tijdens de bijeenkomsten hun mening werd gerespecteerd, zij het, zo voegt een enkeling toe, met een gezonde kritische houding. Een deelnemer geeft als minder punt aan, dat er teveel naar voren kwam dat alles altijd maar ten goede van het kind moet zijn, daar is ze het niet helemaal mee eens.
WAARDERING Zowel de waardering van de cursus inhoudelijk als de waardering van de begeleidsters zijn redelijk hoog. Het cijfer dat de deelnemers aan de cursus geven, loopt uiteen van 7 tot 9 en ligt gemiddeld op 7,995 Het cijfer dat zij aan de begeleiding geven loopt eveneens uiteen van 7 tot 9 met als gemiddelde een 7,995. Alle deelnemers geven aan dat ze de cursus zouden aanraden aan andere ouders, sommige geven aan dit zelfs al te hebben gedaan. Een van de deelnemers voegt hier wel aan toe:
Deelnemer: “Ja, maar dan zou ik dat er wel bijzeggen, van hou er rekening mee, dat niet alle vragen die je hebt daardoor beantwoord kunnen worden, doordat je in verschillende... zo’n verschillende groepssamenstelling hebt.”
41
LEERPUNTEN EN VERBETERINGEN DOOR DE CURSUS Het belangrijkste leerpunt dat tijdens de interviews telkens weer terug lijkt te komen en die zeven keer wordt genoemd, is het loslaten van de verantwoordelijkheid van hoe de ex het doet en het accepteren dat je je ex niet kunt veranderen, en het aanbrengen van een scheiding waar bepaalde problemen thuishoren. Twee deelnemers hebben geleerd dat het niet alleen maar negatief is voor kinderen, een deelnemer noemt flexibiliteit in de omgangsregeling en bereikbaarheid en een deelnemer geeft aan dat de cursus weinig toegevoegde waarde had en inhoudelijk meer zou kunnen betekenen voor haar ex-partner. Een deelnemer geeft aan dat hij beter grenzen aan kan geven en dat zijn dochter duidelijk sterker is geworden. Ook is er een deelnemer die meer waardering heeft gekregen voor haar eigen situatie en heeft ingezien dat ze het helemaal niet zo slecht doet. Enkele deelnemers weten ook voorbeelden te noemen van adviezen die minder toepasbaar zijn. Een deelnemer noemt het in gesprek blijven met je ex, hetgeen in haar situatie niet toepasbaar is. Een ander vertelt dat het loslaten (en op z’n beloop laten) van wat je ex doet weliswaar in veel gevallen werkt, maar dat ze heeft ondervonden dat dat niet in alle gevallen zo is:
Deelnemer: “In de praktijk blijkt het altijd moeilijk om je kind de dupe te laten worden van een meningsverschil tussen ons. (...) volgens de cursus moet je dan... hè.... je kind laten ontdekken hoe dat... vader en zo en moeder in elkaar zitten, nou, toen had ik zoiets van, nee, dat ga ik niet toepassen, want ik zal er alles aan doen om het voor het kind dan toch maar goed te laten, dus het is niet altijd toepasbaar in de praktijk.”
Een deelnemer vindt het gegeven dat het belang van het kind altijd voor zou moeten gaan niet (altijd) toepasbaar. Aspecten die niet zijn verbeterd zijn: de gevoelens van boosheid na de scheiding, boosheid van het kind, het nog steeds druk hebben, al voegt deze deelnemer wel toe:
“Ze gaven wel aan, joh, je hoeft niet allebei de rollen te verullen als alleenstaande ouder, maar ik ben wel kostwinner en moeder ook, dus... het is af en toe best eh... happig.”
42
Een deelnemer vertelt meer handvatten te hebben verwacht. Drie deelnemers vinden dat een cursus niet alles kon oplossen.
Deelnemer: “Ik denk dat het een illusie is om te denken dat... dat dingen veranderen door een cursus te doen.”
Bij twee deelnemers heeft de cursus weinig invloed gehad op het handelen. Ook geven twee deelnemers aan dat de situatie ook voor de cursus al goed was. Een andere deelnemer vertelt aan het begin van het interview de grote problemen al gehad te hebben, echter is het momenteel zo dat haar kind heeft aangegeven meer contact met vader te willen. Dit is nog niet gerealiseerd en is in de cursus ook niet aan de orde gekomen. De deelnemer vertelt dit ook niet te hebben verwacht.
BLIJVENDE CONTACTEN Negen van de elf deelnemers geven aan geen (actief) contact te onderhouden met medecursisten. Sommige zijn nog wel van plan een mail rond te sturen, of contact op te nemen.
Deelnemer: “Ja, dat zeg ik, twee waarvan ik denk van, daar wil ik toch eens mee eh... mee overleggen hoe ze dingen aanpakken.”
Twee deelnemers hebben nog wel contact met elkaar.
OPVOEDINGSONDERSTEUNING Drie deelnemers hebben naast de cursus gebruik gemaakt van de cursus KIES voor kinderen. Een paar deelnemers geven aan hier wel belangstelling voor te hebben, maar er nog niet mee zin begonnen omdat de kinderen nog te jong zijn of de scheiding te kort geleden. Een deelnemer vertelt dat hij zijn kinderen graag had laten deelnemen, maar dat de KIES-cursus op die school niet wordt gefaciliteerd, en dat hij dat jammer vindt. Hij zou graag zien dat er een andere mogelijkheid zou bestaan voor het volgen van de KIES-groep. Een deelnemer maakt gebruik van schoolmaatschappelijk werk voor de kinderen. Vier deelnemers maken wel eens gebruik van de Opvoedingswinkel, maar eentje geeft aan de Opvoedingswinkel met name te benaderen voor een vraag die niet echtscheidingsgerelateerd is.
43
Twee deelnemers maken gebruik van een therapeut.
3.3 Echtscheiding en het spreekuur: specialistisch vs algemeen Om te onderzoeken of er mogelijk behoefte kan zijn aan een speciaal echtscheidingsspreekuur, heb ik gesproken met beroepskrachten die werkzaam zijn bij de Opvoedingswinkel. Daarnaast heb ik hierover gesproken met de respondenten van het interview over de Gespreksgroep Gescheiden Opvoeden en is er een vragenlijst uitgezet bij de Opvoedingswinkel en de Scheidingsmakelaar.
3.2 Het echtscheidingsspreekuur
3.2.1 Beroepskrachten over het echtscheidingsspreekuur
VRAGEN OVER ECHTSCHEIDINGSPROBLEMATIEK Bijna alle beroepskrachten bleken regelmatig te maken te hebben met echtscheidingsproblematiek. Een informatiemedewerker heeft het over 2 of 3 keer per week, anderen noemen geen aantallen en zeggen dat het wisselend is. Ook spreekuurhouders noemen verschillende frequenties, van 3 keer in totaal in dat jaar tot 2 op de 3 problemen. Twee spreekuurhouders geven aan niet zo vaak te maken te krijgen met echtscheidingsproblematiek. Een geeft aan een andere expertise te hebben, de ander zegt wel veel problematiek te krijgen die zijdelings gerelateerd is aan echtscheiding, en dat ze op haar andere spreekuur wel meer ouders krijgt die te maken hebben met echtscheidingsproblemen.
VOORBEELDEN VAN PROBLEMEN De problemen waarmee de ouders komen, komen in het algemeen sterk overeen. Acht beroepskrachten noemen de omgangsregeling als veel voorkomend onderwerp. Zes noemen de vraag ‘Hoe vertellen we het aan de kinderen?’. Drie noemen het (veranderde) gedrag van kinderen. Andere voorbeelden die worden genoemd, zijn: begeleiding voor het kind, een algemene vaag om begeleiding, ander gedrag na bezoek aan ex-partner, juridische vragen, vragen over nieuw-samengestelde gezinnen, een slechte relatie tussen ex-partners, wat is het beste voor het kind, een tante die zich zorgen maakt, moeder die wil verhuizen, vreemde posities in het gezin, ergeren van trekjes van de ex bij het kind, overbelasting van de ouder, veranderingen in het gezin, pret-vaders, hoe om te gaan met de situatie, ruzies.
44
Er lijkt niet veel verschil te zijn tussen informatiemedewerkers en spreekuurhouders in de categorieën waarin de problemen en vragen vallen. Wel zijn de voorbeelden die de spreekuurhouders noemen soms wat specifieker en gedetailleerder.
Een informatiemedewerker geeft ook aan dat bepaalde problemen gewoon niet geschikt zijn om te bespreken als informatiemedewerker, gezien de beperkte privacy.
Informatiemedewerker: “Nou, als het ingewikkelde echtscheidingsvragen betreft... en dan heb je het echt over ouders die absoluut niet op een lijn zitten en die daarover conflicten hebben, wat ten koste gaat van het kind, dan ga ik niet met een eh... gesprekje op... hier in de winkel, ga ik dat niet aankaarten. Ik zou het wel kunnen, vanuit de kennis en ervaring, maar dat vind ik... dat vind ik niet op z’n plaats hier, dat gaat gewoon te ver... je moet daar... de aard van het contact moet anders zijn, dat... dan... informatie- en adviescontactje zijn, dan moet een spreekuurcontact zijn. Dus... dat vind ik gewoon op een andere plek thuishoren.”
HOE GAAN BEROEPSKRACHTEN TE WERK Informatiemedewerkers en spreekuurhouders gaan elk op een verschillende manier te werk tijdens een gesprek. Een belangrijk verschil is dat informatiemedewerkers veel meer afgaan op de directe vraag die ouders stellen, waar spreekuurhouders meer doorvragen en de achterliggende situatie in kaart willen krijgen: hoe lang speelt het probleem al, in welke situaties doet het zich voor, hoe reageren anderen, wat is er al geprobeerd. Een ander verschil is dat ouders bij een informatiemedewerker volledig anoniem blijven, waar bij het spreekuur de gegevens van de ouders worden opgenomen voor registratiedoeleinden. Overeenkomstig zijn, het belangrijk vinden om ouders zelf te laten meedenken. Goed luisteren, de afwezige ouder erbij betrekken en onpartijdig/veelzijdig partijdig blijven zijn ook belangrijk. Ook begint ieder gesprek met het geven van informatie over de winkel: vertellen hoe men in de winkel te werk gaat en welke mogelijkheden er zijn voor de ouders. Geen van de beroepskrachten heeft een speciale opleidingsspecialisatie of cursus genoten op het gebied van echtscheiding, wel geeft een informatiemedewerker aan om zelf, als ouder, de cursus Gespreksgroep Gescheiden Opvoeden te hebben gevolgd die elders in dit onderzoek centraal staat. Vier geven wel aan er in de opleiding wel inhoudelijk dingen te hebben meegekregen die speciaal nuttig zijn als het om echtscheidingsproblematiek gaat. Zes zeggen er regelmatig over te lezen. Vier beroepskrachten noemen de werkervaring die ze elders hebben opgedaan of opdoen. Twee noemen een informatiebijeenkomst met juristen die tijdens
45
het spreekuurhoudersoverleg heeft plaatsgevonden. Drie hebben een scheiding in de directe omgeving meegemaakt, een is zelf gescheiden. Op de vraag of ze denken dat ouders met echtscheidingsproblematiek voldoende geholpen zijn, denken acht van de elf beroepskrachten dat dit (meestal) wel het geval is. Een informatiemedewerker geeft aan dat de problemen waarmee ouders bij haar komen soms meer voor het spreekuur zijn bedoeld. Een spreekuurhouder geeft aan dat het wisselend is, een ander zegt het gevoel te hebben dat ouders vaak niet voldoende geholpen zijn, omdat zij met vragen komen waarop ze geen antwoord kan geven. Zeven beroepskrachten zeggen navraag te doen of ouders voldoende zijn geholpen. Acht van de tien beroepskrachten geven aan dat ze wel eens het gevoel hebben tekort te schieten tijdens een gesprek met ouders met echtscheidingsproblematiek. Oorzaken die worden genoemd zijn: vragen die teveel op relatieniveau liggen, ouders die een pasklaar antwoord verwachten, ouders die te star of te emotioneel zijn, primaire levensbehoeften waaraan niet is voldaan, te heftige problemen, als beroepskracht niet de goede toon weten te vinden, als ouders alles al hebben geprobeerd, als het over een leeftijdsgroep gaat waar de beroepskracht minder in thuis is, als het probleem beter thuis is bij de Raad voor de Kinderbescherming of thuishoort in het spreekuur inplaats van bij de informatiemedewerker. Negen beroepskrachten vertellen ouders wel eens door te verwijzen, naar het spreekuur (indien zelf informatiemedewerker) of naar een externe instantie, zoals Bureau Jeugdzorg of een juridische instantie, of de ouder in ieder geval te wijzen op een ander aanbod. Een informatiemedewerker zegt wel eens door te verwijzen als ouders met problemen komen waarvan ze vindt dat die in het spreekuur thuishoren en niet besproken horen te worden in de Opvoedingswinkel, waar ook anderen rondlopen, maar dit ziet ze zelf niet als zelf tekort schieten:
Informatiemedewerker: “...Op zich is iemand goed geholpen als ik hem doorverwijs naar het spreekuur. Alleen heb ik dan niet inhoudelijk iemand een antwoord kunnen geven. (...) Ja. Naar het spreekuur. En dat heeft niet zozeer te maken met dat ik vind dat ik dan tekort schiet, hoor, want er zijn genoeg situaties dat ik denk, ja, juist als maatschappelijk werker heb je bepaalde eh... kennis en vaardigheden opgedaan, sowieso in je opleiding, maar ook daarna, dat ik denk van, daar zou ik iets mee kunnen, maar ik vind het gewoon niet passen, zeg maar.”
Ook wordt wel eens contact opgenomen met de Kinderbescherming. Een spreekuurhouder geeft aan nog nooit te hebben doorverwezen, maar het wel te zullen doen als de situatie daarnaar is.
46
Ook geeft een informatiemedewerker aan dat ze soms niks kan doen als ouders niet tevreden zijn:
Informatiemedewerker: “Ja, vaak zijn ouders dan al weg en ze zijn hier anoniem, dus dan kan ik niks. En wat ik dan doe is met collega’s overleggen van, ik heb dit en dit gedaan, ik ben daar niet zo tevreden over, hoe had ik dat anders kunnen doen, om daar eigenlijk van te leren.”
Op de vraag of de beroepskrachten het idee hebben dat het huidige algemene spreekuur in het algemeen voldoende is bij echtscheidingsproblematiek, zeggen zeven beroepskrachten dat dit (in de meeste gevallen) wel zo is. Een spreekuurhouder geeft aan dat het spreekuur wel volstaat, maar dat meer deskundigheid prettig zou zijn. Twee beroepskrachten geven aan niet te weten of het huidige spreekuur volstaat. Vijf beroepskrachten geven aan dat een speciaal spreekuur voor gescheiden ouders een meerwaarde zou kunnen hebben. Drie zeggen het juist geen goed idee te vinden, omdat ze het niet vinden horen bij het takenpakket van de Opvoedingswinkel, omdat de huidige groep deskundigen over voldoende kennis beschikt of omdat ze van gescheiden ouders niet een aparte groep willen maken. Een beroepskracht geven aan het niet te weten en eentje zegt er een tijd geleden wel voor te zijn geweest een speciaal spreekuur in te stellen, maar nu niet meer, en vindt dat er voldoende kennis in huis is om zelf ouders in een echtscheidingssituatie te begeleiden. Aan alle beroepskrachten, dus ook aan hen die er niet voor waren, heb ik gevraagd hoe het specialistisch spreekuur eruit zou moeten zien indien het er wel zou komen. Twee geven in eerste instantie aan hier geen ideeën over te hebben, anderen hebben het met name over het gespecialiseerde karakter. Geen enkele beroepskracht geeft expliciet aan dat het spreekuur zou moeten verschillen in opzet, de nadruk ligt dus vooral op de deskundigheid op het gebied van echtscheiding. Vijf beroepskrachten vinden juridische kennis een meerwaarde. Over het idee van een ervaringsdeskundige (zelf gescheiden) als spreekuurhouder zijn ook de meningen verdeeld. Acht beroepskrachten vinden niet dat het een ervaringsdeskundige zou hoeven zijn.
Spreekuurhouder: “Ja, ik zit te denken, dan zou je voor elk specifiek probleem zou je eh... een ervaringsdeskundige moeten hebben, als je het door zou trekken.”
47
Informatiemedewerker: “Maar een ervaringsdeskundige, nee, maar dat heb ik eigenlijk nooit zo gehad. Ik vind ook niet, als het over dikke kinderen gaat, dat ik eerst dik geweest moet zijn, ja, ik noem maar iets, of zelf slaapproblemen moeten hebben. Nee.”
Spreekuurhouder: “Ja, ik heb zelf toch ook geen kinderen, maar ik werk toch in het veld met kinderen en daar kan ik ouders ook goed in helpen, en ik denk dat het meer gaat over... over contact dat je met ouders hebt en het advies dat je ze mee kan geven dan dat je zelf ook die ervaring hebt.”
Een persoon geeft aan dat het wel een ervaringsdeskundige kan zijn, maar dat dat niet het enige is wat diegene in huis zou moeten hebben. Een ander vindt een ervaringsdeskundige een optie, mits zij zelf haar scheiding heeft verwerkt. Er zijn nog meer eisen die worden gesteld aan de potentiële spreekuurhouder van het speciale echtscheidingsspreekuur. Genoemd worden: breed georiënteerd zijn, deskundig zijn in het begeleiden van ouders, juridische wegen kennen, opvoedingsvaardigheden kunnen versterken, gesprekstechnieken, kennis van hoe (gescheiden) ouders met elkaar omgaan, systemisch kunnen kijken, op de hoogte zijn van loyaliteitsconflicten, levenservaring, deskundigheid van kinderen. Professionele ervaring met echtscheiding wordt twee keer genoemd, kennis van de sociale kaart ook, kennis van (het proces van) echtscheiding vier keer. Twee beroepskrachten zeggen dat diegene (in ieder geval) moet kunnen wat de andere beroepskrachten ook kunnen.
Spreekuurhouder: “Als... als je er echt een heel specialistisch spreekuur van maakt, ja, dan... dan... eh... dan moet je wel inderdaad ook mensen neerzetten die zich daar extra in gaan verdiepen en die daar misschien ook scholing in gaan volgen eh... maar ik... ik vraag me af of je dat... of je dan niet het doel van de spreekuurfunctie niet voorbij schiet hè, want de bedoeling is, ja, dat je in drie gesprekken mensen weer een beetje vooruit helpt, ja, moet je dan daar hele specialisten... specialistische mensen op zetten... nee, nee.”
Tot slot, vier beroepskrachten geven aan dat ze deskundigheidsbevordering in het eigen team op prijs zouden stellen. Een zegt dat ze dat nog een beter idee zou vinden dan een speciaal echtscheidingsspreekuur: zorgen dat huidige medewerkers beter gespecialiseerd zijn.
48
3.2.2 Deelnemers Gespreksgroep over het spreekuur Van de deelnemers aan de Gespreksgroep Gescheiden Opvoeden, hebben drie deelnemers de Opvoedingswinkel benaderd met een vraag over echtscheiding. De overige acht deelnemers hebben, behalve voor de Gespreksgroep Gescheiden Opvoeden, de Opvoedingswinkel nooit benaderd met een vraag over echtscheiding, wel geeft een persoon aan bij de Opvoedingswinkel te zijn geweest met een vraag over een ander onderwerp. Over het eventuele speciale echtscheidingsspreekuur zegt maar een deelnemer hier zelf daadwerkelijk behoefte aan te hebben. Negen deelnemers zeggen dat een speciaal spreekuur handig zou zijn. Een deelnemer zegt geen behoefte te hebben aan een speciaal echtscheidingsspreekuur, omdat ze vindt dat specifieke echtscheidingsproblematiek iets is waar je zelf je weg in moet vinden. Voor een opvoedingsvraag die echtscheidingsgerelateerd is zou ze wel naar de Opvoedingswinkel gaan, maar dan zou het algemene spreekuur voldoende zijn. Op de vraag of het eventuele echtscheidingsspreekuur geleid zou moeten worden door een ervaringsdeskundige, antwoorden er zeven dat dat wellicht wel makkelijker en prettige zou zijn. Twee geven aan dat het zowel een voordeel als een nadeel kan zijn, en van twee hoeft het niet per se, al voegt eentje wel toe het prettig te vinden als de eventuele spreekuurhouder zelf wel kinderen zou hebben. Zeven deelnemers vinden het wel handig als het spreekuur wordt geleid door iemand die ook juridische kennis heeft, drie vinden dit niet nodig, omdat het niet het domein van de Opvoedingswinkel of omdat daar andere instanties voor zijn, en een vindt dat de spreekuurhouder geen juridische kennis hoeft te hebben, maar wel een wegwijzer moet zijn naar instanties die dit wel hebben.
3.2.3 Respondenten van de vragenlijst Van de respondenten zijn er zeven bekend met de Opvoedingswinkel Den Bosch. Vier respondenten hebben wel eens de Opvoedingswinkel benaderd met een vraag echtscheiding. In twee gevallen ging het om emotionele problemen van het kind, in een geval ging het om gedragsproblemen en in een ander geval om alleenstaand ouderschap en omgangsregeling. De vier respondenten hadden allemaal een gesprek gehad met de informatiemedewerker in de Opvoedignswinkel. Hun waardering voor dit gesprek liep uiteen: twee respondenten waren tevreden, een was heel tevreden en een was een beetje tevreden. De respondenten waren dus gemiddeld tevreden met het gesprek. Drie respondenten zeggen wel behoefte te hebben aan een speciaal echtscheidingsspreekuur. Zij geven alledrie aan sneller naar een speciaal echtscheidingsspreekuur te gaan omdat het hen meer aanspreekt. Een geeft aan dat ze daar meer specialistische kennis verwacht.
49
Drie respondenten zeggen hier geen behoefte aan te hebben. Twee van hen onderbouwen dit door te zeggen dat ze helemaal geen behoefte hebben om een spreekuur te bezoeken, een zegt tevreden te zijn met het huidige aanbod. Twee respondenten geven aan dat ze het (nog) niet weten. Wanneer er een speciaal echtscheidingsspreekuur komt, vinden de respondenten praktische adviezen het meest belangrijk, gevolgd door praktijkkennis en op korte termijn een afspraak kunnen maken. Juridische kennis en een ervaringsdeskundige als spreekuurhouder werden het minst belangrijk gevonden. Een van de respondenten vulde nog een optie in, namelijk het observeren van het kind en zijn behoeften. Ze gaf aan dit zeer belangrijk te vinden.
5 = zeer belangrijk, 4 = belangrijk, 3 = niet belangrijk, niet onbelangrijk, 2 = onbelangrijk, 1 = zeer onbelangrijk
1. Praktische adviezen (3,857, N = 7) 2. Praktijkkennis/op korte termijn een afspraak kunnen maken (4,286, N = 7, missing: 1) 3. Kennis van materialen (4,167, N = 6) 4. Theoretische kennis (3,857, N = 7) 5. Inloopspreekuur (3,833, N = 6) 6. Juridische kennis (3,5, N = 6) 7. Een ervaringsdeskundige als spreekuurhouder (2,5, N = 6)
Een ouder gaf als tot slot als aanbeveling:
Respondent vragenlijst: “Hulp aan andere kinderen van gescheiden ouders, of advies over waar zij terecht kunnen. Dit i.v.m. afsluiten t.g.o. de eigen ouder omdat ze het zelf wel denken te kunnen verwerken.”
50
Hoofd stuk 4: Discu ssi e In de discussie wil ik ingaan op de verschillende theorieën die ik in de inleiding heb besproken en op de resultaten van mijn onderzoek. Het eerste deel van de discussie zal overwegend betrekking hebben op de Gespreksgroep Gescheiden Opvoeden en de interviews die ik heb gehouden met de deelnemers. Later zal ik ook ingaan op het spreekuur en het algemene aanbod.
4.1 Conclusies en terugkoppeling naar de inleiding en de literatuur
OPVOEDINGSWINKEL EN DE THEORIE VAN BRONFENBRENNER: AANBOD OP EXO-NIVEAU Hoewel de Opvoedingswinkel ook cursussen biedt voor kinderen en jongeren, bijvoorbeeld richt zich met haar aanbod op het gebied van echtscheiding vrijwel uitsluitend op ouders (behoudens misschien enkele materialen die zijn bedoeld voor kinderen). Dit gaat op voor de Gespreksgroep Gescheiden Opvoeden, die bedoeld is voor gescheiden ouders, maar uiteraard ook voor de spreekuren en het informatiepunt in de Opvoedingswinkel, dat ook is bedoeld voor ouders en opvoeders. De opvoedingsondersteuning die de Opvoedingswinkel biedt aan gezinnen in een echtscheidingssituatie vindt vanuit het perspectief van kinderen dus plaats op exo-niveau: het beïnvloedt kinderen indirect, maar heeft er niet direct invloed op.
DE GESPREKSGROEP GESCHEIDEN OPVOEDEN EN HET TRANSACTIONEEL MODEL Risicofactoren en protectieve factoren spelen ook in een echtscheidingssituatie een belangrijke rol. Het transactioneel model laat zien dat ook ouderfactoren die niet direct een concreet verband hebben met het kind, toch van invloed kunnen zijn op kindfactoren. Uit het interview met Nelly Snels en Maaike de Kort van Klassenwerk bleek dat de Gespreksgroep Gescheiden Opvoeden zich met name richt op de beleving van kinderen en de bewustwording hiervan. Die factoren die een concreet en direct verband houden met het kind, of waarvan de invloed tenminste concreet aanwijsbaar is, staan dus in het middelpunt.
REDEFINITION, REEDUCATION, REMEDIATION Belangrijk is het gegeven dat ouder en kind elkaar teleurstellen in respectievelijk de steun en de verwerking. Het is de bedoeling dat ouders zich bewust worden van de beleving (en daarmee behoeften) van het kind. Behalve dat wordt ingegaan op persoonlijke situaties, worden ook voorbeelden uit de KIES-cursus voor kinderen gegeven om de kinderlijke beleving van echtscheiding te illustreren. Redefinition staat dus centraal. Met de tips en
51
informatie die worden gegeven richt de Gespreksgroep Gescheiden Opvoeden zich ook op reeducation. Remediation speelt een bescheiden rol: er wordt een mogelijkheid gegeven voor uitbreiding van het sociale netwerk, maar verder wordt er concreet weinig veranderd aan de situatie van de deelnemers. De cursus is nadrukkelijk gericht op empowerment: deelnemers moeten zelf hun situatie verbeteren.
WAARDERING VAN DE GESPREKSGROEP GESCHEIDEN OPVOEDEN Zowel de waardering van de begeleiding als de waardering van de cursus zelf zijn positief te noemen. Het gemiddelde cijfer dat de deelnemers aan beide aspecten toekennen ligt op een 7,955, wat afgerond een 8 zou betekenen. De cijfers die worden gegeven liggen tussen de 7 en de 9: ook bij deelnemers die gematigder enthousiast zijn scoren de cursus en de begeleiding nog ruim voldoende. Deelnemers zijn met name tevreden over het gebruik van materialen, de herkenning, de structuur en de achtergrondinformatie en tips, en bij de begeleiding met de ruimte die wordt geboden voor hun verhaal, de professionaliteit, de kennis, de warme sfeer die werd gecreërd en de ervaringsdeskundigheid. Dit komt overeen met een aantal algemene pluspunten van oudercursussen zoals genoemd door Prinsen et al (2005): herkenning, tips uitwisselen, bundelen van ervaringskennis. Kritiekpunten op de begeleiding zijn er weinig, maar genoemd zijn het gebrek aan humor en, in tegenstelling tot wat andere deelnemers zeggen, het feit dat ze vanuit hun eigen ervaring spreken. Kritiekpunten op de cursus zijn met name het feit dat er teveel in een avond wordt gepropt, ook hier weer de structuur die volgens sommige deelnemers juist onvoldoende aanwezig was en de groepssamenstelling. Een van de minpunten dat genoemd wordt door Prinsen et al (2005), namelijk dat een groepsgerichte benadering zich niet leent voor bepaalde individuele problemen, komt in het onderzoek ook wel naar boven, al wordt dit niet specifiek als zwak punt genoemd. Het andere punt, namelijk dat ouders moeite zouden hebben om met vreemden te praten over privézaken, lijkt geen rol te spelen bij de deelnemers van de Gespreksgroep Gescheiden Opvoeden: eerder juist de openheid en de ontspannen sfeer worden veel genoemd.
GROOT AANDACHTSPUNT: DE GROEPSSAMENSTELLING De groepssamenstelling is spraakmakend: hoewel er ook enkele deelnemers zijn die neutraal of positief tegen de verschillende stadia aankijken, zijn er meer die het een nadeel vinden en zelfs een paar die het zien als een minder punt van de cursus. De daadwerkelijke samenstelling van de groep natuurlijk afhangt van de aanmeldingen. Dit is te zien bij de novembergroep (alleen moeders) en de maartgroep (vaders en moeders). De aanvankelijke doelgroep van de cursus is in alle opzichten gemengd: gescheiden ouders, waarbij het niet uitmaakt of het vaders of moeders zijn, hoeveel kinderen zij hebben en of het
52
jongens of meisjes zijn, wat de leeftijd van de kinderen en de ouders is en hoe lang zij gescheiden zijn. Er was zelfs een ouderpaar dat bezig was met scheiden en samen deelnam, wat volgens veel anderen prijzenswaardig was, maar het is wel weer een andere insteek dan bij ouders die individueel deelnemen. Mogelijk is de groep toch wat te gemêleerd, ook gezien de korte tijdsduur, met name om specifieke hulpvragen goed aan de orde te laten komen en niet te vaag en algemeen te blijven, zoals ook een kritiekpunt was. Zowel de deelnemers uit de ongemengde maart-groep zijn het er unaniem over eens dat een groep met zowel mannen als vrouwen te prefereren is boven een groep met alleen mannen of alleen vrouwen. Schifting op andere factoren, bijvoorbeeld scheidingsduur, zou een optie zijn, alhoewel Klassenwerk zelf aangeeft de verschillen eerder positief te vinden, en dat ze dit bij de kindergroepen ook hebben geconstateerd. Ook Prinsen et al (2005) zien dit als pluspunten: het vergroten van het zelfvertrouwen van de ouders doordat zij tips kunnen geven en het kunnen optrekken aan de positieve ervaringen van anderen. Echter ervaren niet alle deelnemers dit als zodanig. Het feit blijft echter staan dat er deelnemers zijn die dit gegeven als negatief bestempelen en zelfs als minpunt van de cursus zien. Bij bijvoorbeeld het PEACE-programma is het wel zo dat alle ouders in hetzelfde stadium zitten, namelijk na het aanvragen van de echtscheiding, maar nog voor het officiële uitspreken daarvan. (McKenry, Clarke & Stone, 1999). Door het geringe aantal aanmeldingen zou bij de Gespreksgroep Gescheiden Opvoeden een onderverdeling in verschillende fases sterke organisatorische gevolgen hebben voor de cursus. De ontevredenheid van sommige deelnemers over dit aspect is echter wel een aandachtspunt.
DE BIJEENKOMSTEN: ‘ECHTSCHEIDING IS IETS WAAR JE NOOIT OVER UITGEPRAAT RAAKT.’ Het (krappe) merendeel van de deelnemers is tevreden over de hoeveelheid bijeenkomsten. Er is maar een deelnemer die een forse verhoging wenst, namelijk tien bijeenkomsten. Gezien de opbouw, de doelstelling en de sterke gerichtheid op empowerment zou het wellicht niet passen om het aantal bijeenkomsten (sterk) te vermeerderen. Wel moet goed in het oog worden gehouden of er deelnemers zijn die zich na de drie bijeenkomsten nog onvoldoende geholpen voelen. Een terugkombijeenkomst, zoals gesuggereerd, zou een optie kunnen zijn. Het zou ook een idee zijn om in onderling verband verder te praten inplaats van in cursusverband. Op dit moment wordt er weinig gebruik gemaakt van de mogelijkheid om onderling contact op te nemen: blijkbaar is er toch behoefte aan begeleiding bij de gesprekken.
53
KINDERGROEP Naast de groepssamenstelling en het aantal bijeenkomsten was er ook nog een suggestie van een deelnemer die graag zou zien dat er naast de oudergroep een (simultane) kindergroep zou komen. Het interventieprogramma ‘New Beginnings Program’ is een interventie die gericht is op gescheiden ouders, waar een kindergroep werd toegevoegd aan het programma. Bij deze interventie wees onderzoek uit dat dit weinig meer effect sorteerde dan een oudergroep alleen. (Wolchik, Sandler, Winslow & Smith-Daniels, 2005). Het New Beginnings Program is niet te vergelijken met de Gespreksgroep Gescheiden Opvoeden en daarnaast is het zo dat Klassenwerk op dit moment al een kindercursus aanbiedt, alleen loopt die niet simultaan met de oudergroep: de kindercursus wordt niet gegeven in de Opvoedingswinkel en het is ook niet zo dat de kinderen die deelnemen aan de KIES-groep kinderen zijn van de deelnemers aan de Gespreksgroep Gescheiden Opvoeden. De begeleiding heeft aangegeven dat er geen simultane kindergroep is omdat dit drempelverhogend werkt en omdat de cursus KIES voor kinderen naar hun mening thuishoort op scholen. Wel geven zij aan dat zij merken dat deelnemers aan de Gespreksgroep Gescheiden Opvoeden die ook een kind hebben dat heeft meegedraaid in een KIES-groep vaak al verder zijn in de bewustwording. De overweging van de deelnemer is praktisch: op de school van zijn kinderen wordt geen KIES-groep aangeboden.
EFFECTIVITEITSNORMEN In de inleiding en de onderzoeksvragen stelde ik de vraag hoe de Gespreksgroep Gescheiden Opvoeden scoort op de effectiviteitsnormen van Hermanns, Schrijvers en Öry (2005). Om te beginnen, is er nog geen echte systematisch beschreven methodiek voor de Gespreksgroep Gescheiden Opvoeden. Dit komt omdat de cursus zich nog in een pilotfase bevindt. Wel is er een beschreven methodiek voor KIES voor kinderen (theoretische onderbouwing, doelstellingen, et cetera), waar de Gespreksgroep Gescheiden Opvoeden uit voortkomt, alsmede een draaiboek. Het evenwicht tussen inzet en zwaarte van het probleem is niet zo makkelijk te bepalen. Aangezien de doelgroep zo gevarieerd is en de achtergronden van de deelnemers en de hulpvragen/motieven om mee te doen zo uiteenlopen, is het ook moeilijker om de zwaarte van het probleem zonder meer vast te stellen. De Gespreksgroep Gescheiden Opvoeden bestaat uit drie bijeenkomsten van twee uur. Dit blijkt voor (krappe) merendeel van de ouders voldoende te zijn. Daarnaast blijkt dat de meeste ouders niet de verwachting hebben dat de cursus de
54
oplossing biedt voor hun problemen: het is een aanzet om het zelf te doen, en dit is ook de opzet. Wat betreft de overeenstemming van de probleemformulering met de doelgroep, de cursusinhoud is grotendeels vraaggericht, deelnemers wordt gevraagd hun situatie te vertellen en hier wordt dieper op ingegaan. Ook is er de mogelijkheid om van tevoren vragen neer te leggen. Gedeeltelijk is er ook een vast, algemener programma. Het is wel duidelijk dat de Gespreksgroep gericht is op het welzijn van kinderen en dat alles hieraan gelinkt is. Niet alle deelnemers zijn zich hiervan bewust, maar dan wordt die link toch telkens weer gelegd. Het doel is ook grotendeels de bewustmaking van de beleving van kinderen. De cursus is dus vraaggericht, maar heeft ook bepaald vastliggend belang waar de vraaggerichte inhoud aan gelinkt wordt. De Gespreksgroep Gescheiden Opvoeden is duidelijk gericht op empowerment. De derde bijeenkomst draait om de afronding en wat er nog nodig is om het zelf te kunnen toepassen. Dit is ook de reden dat er drie bijeenkomsten zijn inplaats van meer: mensen niet afhankelijk maken van een praatgroep. Het is inventarisatie problemen – bespreken specifieke situaties – afronding en het zelf doen. De cursus is niet beschikbaar in verschillende leefsituaties. De cursus wordt alleen maar aangeboden in de Opvoedingswinkel, hetgeen geen deel uitmaakt de eigen leefsituatie van de ouders. De KIES-groep voor kinderen wordt op school uitgevoerd, wat wel deel uitmaakt van de eigen leefsituatie, echter is de oudercursus wel makkelijker toegankelijk: door de uitvoering van KIES op scholen zijn kinderen bij wie KIES niet wordt aangeboden op school uitgesloten van deelname. Aanhakend op de gerichtheid op het vraaggerichte karakter van de cursus en de aandacht voor individuele situaties, formuleren de deelnemers hun behoeften. De vraag in de laatste bijeenkomst, ‘wat is er nog nodig’, sluit aan bij het stellen van concrete doelen. Er wordt een mogelijkheid geboden voor het activeren van sociale netwerken. Er worden emailadressen uitgewisseld en er wordt informatie beschikbaar gesteld over andere vormen van opvoedingsondersteuning. Het is echter niet zo dat deelnemers hier altijd gebruik van maken. Wellicht zou dat wat meer gestimuleerd kunnen worden (al moet het wel vrijblijvend zijn en blijven). In grote lijnen voldoet de Gespreksgroep Gescheiden Opvoeden aan de effectiviteitsnormen, ook lijken de deelnemers over het algemeen tevreden te zijn. Toch blijven er nog punten die de aandacht verdienen.
55
DE OPVOEDINGSWINKEL: ALGEMEEN SPREEKUUR VS SPECIALISTISCH SPREEKUUR In mijn onderzoek heb ik ook aandacht besteed aan de vraag of er mogelijk behoefte zou zijn aan een specialistisch echtscheidingsspreekuur en hoe dat spreekuur er dan uit zou moeten zien, en dan met name de begeleiding ervan. Spreekuren vormen een belangrijk onderdeel van de Opvoedingswinkel. In de inleiding besprak ik de algemene spreekuren, 12+ en 12-, en de specialistische spreekuren: onderwijs, vroeghulp, genotsmiddelen, en onlangs is hier het voedingsspreekuur bijgekomen. Naast de spreekuren bestaat er nog de mogelijkheid om vragen voor te leggen aan informatiemedewerkers. Deze faciliteiten, de algemene spreekuren en de beschikbaarheid van informatiemedewerkers, vormen ook een belangrijk deel van het aanbod voor cliënten die te maken hebben met een echtscheidingssituatie. Echtscheiding scoort hoog als het gaat om vaak aangesneden onderwerpen. In de discussie over het wel of niet opstarten van een specialistisch echtscheidingsspreekuur staan eigenlijk twee centrale opvattingen tegenover elkaar: 1. Bij sommige vragen op het gebied van echtscheiding volstaat het huidige spreekuur niet en daarom is er behoefte aan meer specialisme; 2. Sommige vragen op het gebied van echtscheiding vallen buiten het domein van de Opvoedingswinkel, namelijk algemene vragen op het gebied van opvoeding. Er zijn dus steekhoudende argumenten voor en tegen het specialistische echtscheidingsspreekuur. Wat meespeelt is dat echtscheiding ook een sterk relationele component heeft, die niet direct, maar wel indirect van invloed is op kinderen. De vraag is dan in hoeverre factoren die indirect van invloed zijn op kinderen nog vallen onder het domein van de Opvoedingswinkel en wanneer je moet gaan afbakenen. Ook heeft echtscheiding een aantal juridische aspecten, die zijdelings te maken hebben met opvoeding (bijvoorbeeld voogdijkwesties, omgangsregeling, informatieplicht naar de ex-partner over de kinderen, et cetera). Hierdoor bestaat er ook een verschil van mening over of de desbetreffende spreekuurhouder wel of niet moet beschikken over juridische kennis. Daarnaast verschillen de beroepskrachten van mening of het gunstig is als de spreekuurhouder een ervaringsdeskundige is. De algemene tendens is dat het geen must is, professionele kwaliteiten worden belangrijker gevonden en het risico is dat die persoon teveel vanuit haar eigen situatie reageert. Interessant is wat Blokland (1996) zegt over paraprofessionals en de risico’s op rolverwarring, identificatie met de professionals, lage aspiraties en overidentificatie met de doelgroep. Echter is het wel belangrijk dat het in dit geval gaat om professionals met persoonlijke ervaring, waardoor enkele van deze bezwaren wegvallen, waaronder identificatie met professionals en rolverwarring.
56
4.2 Minpunten van het onderzoek Een belangrijk minpunt aan het onderzoek is dat ik door gebrek aan tijd en respondenten geen pilot heb kunnen uitvoeren van het interview. Dit geldt zowel voor de interviews met de deelnemers van de Gespreksgroep Gescheiden Opvoeden als met de beroepskrachten. Vooral in het begin was het vaak zoeken naar de juiste formulering, veel belangrijke principes van het interviewen had ik me zeker in het begin nog niet eigen gemaakt. Onervarenheid met interviewen speelde daarin ook een rol. Ook in de vragenlijst zelf heb ik weinig verbeteringen meer kunnen aanbrengen. Van de vragenlijsten heb ik wel eerst een pilotversie kunnen maken, waardoor ik nog belangrijke verbeteringen heb kunnen doorvoeren. Een negatief gevolg daarvan is wel dat de definitieve vragenlijsten te kort zijn uitgezet waardoor ik er uiteindelijk maar 8 van heb teruggekregen. Van de pilotversie waren dat er meer.
4.3 Aanbevelingen
Wat betreft de verschillen binnen de groep als het gaat om scheidingsduur en ervaring van deelnemers moet er wellicht meer rekening mee worden gehouden dat niet alle deelnemers de verschillen binnen de groep als vanzelfsprekend positief ervaren, en moet er worden gezocht naar een manier om die verschillen meer in banen te leiden, door deze te bespreken. Als het gaat om de hoeveelheid bijeenkomsten, moet goed in het oog worden gehouden of er deelnemers zijn die zich na de drie bijeenkomsten nog onvoldoende geholpen voelen. Er zijn immers ook mensen die drie bijeenkomsten als te weinig ervaren. Verder zou het in het kader van het activeren van sociale netwerken misschien een goed idee zijn om onderlinge gesprekken al tijdens de bijeenkomsten wat wat meer te stimuleren. Belangrijk is dan wel om ook daarin de behoeften van deelnemers in de gaten te houden, een kritiekpunt was het door de begeleiding ingedeeld worden in kleine groepjes om onderling te praten. Niet iedereen vindt dat prettig. Verder kan worden aangestuurd op het maken van een (vrijblijvende) vervolgafspraak voor een zelfstandige uitwisseling, zonder de noodzaak van de tussenkomst van begeleiders (empowerment) en op blijvende sociale contacten na de cursus (activering van het sociale netwerk). Een belangrijk punt is dat momenteel alleen de mogelijkheid bestaat om KIES voor kinderen op scholen te volgen. Aangezien het volgen van de KIES-groep door het kind ook indirect gevolgen kan hebben voor de kwaliteit van de deelname aan de Gespreksgroep Gescheiden Opvoeden, speelt KIES voor kinderen en de beschikbaarheid hiervan ook zijdelings een rol
57
bij de tevredenheid over de gespreksgroep. Aangezien KIES voor kinderen niet op alle scholen wordt aangeboden, verdient het de aanbeveling om hiervoor een oplossing te zoeken. Tenslotte is het belangrijk dat er een beschreven methodiek komt, zoals er ook is bij de KIESgroep voor kinderen.
Over het specialistisch echtscheidingsspreekuur bestaat op dit moment nog onenigheid. Gezien de verschillende opvattingen zou het wellicht verstandig zijn als de kwestie nog eens goed doorgesproken zou worden, waarbij alle opvattingen nogmaals toegelicht en overdacht kunnen worden. Daarnaast zou het aan te bevelen zijn om, mocht er toch een echtscheidingsspreekuur komen, dit eerst op proef te doen en goed te onderzoeken of ouders hier inderdaad baat bij hebben. Hierbij kan een vergelijking worden gemaakt met de resultaten van eerder uitgevoerd onderzoeken naar de tevredenheid met de spreekuren. Het zou informatief zijn als uit die onderzoeken dan ook de resultaten zouden kunnen worden gedestilleerd van ouders die destijds met een echtscheidingsvraag naar het spreekuur kwamen, ter vergelijking met de tevredenheid van de bezoekers van het echtscheidingsspreekuur.
58
Literatuur Amato, P.R. & Gilbreth, J.G. (1999). Nonresident Fathers and Children’s Wellbeing: A MetaAnalysis. Journal of Marriage and the Family, 61, 557-573.
Amato, P.R. & Keith, B. (1991). Parental Divorce and the Well-Being of Children: A MetaAnalysis. Psychological Bulletin, 110, 26-46.
Amato, P.R. (2001). Children of Divorce in the 1990s: An Update of the Amato and Keith (1991) Meta-Analysis. Journal of Family Psychology, 15, 355-370.
Badreddine, M. (2005). Gescheiden opvoeden (afstudeerscriptie). In press.
Bakker, I., Bakker, K., van Dijke, A. & Terpstra, L. O&O in perspectief. Utrecht: NIZW Uitgeverij.
Blokland, G. (1996). Over opvoeden gesproken. Utrecht: Nederlands Instituut voor Zorg en Welzijn.
Charlish, A. (2000). Divorce. Hove: Wayland Publishers Ltd, England.
DeGarmo, D.S., Patterson, G.R. & Forgatch, M.S. (2004). How Do Outcomes in a Specified Parent Training Maintain or Wane Over Time. Prevention Science, 5, 73-89.
Garbarino, J. & Ganzel, B. (2000). The human ecology of early risk. (2000). In Shonkoff J.P. & S.J. Meisels (Eds.), Handbook of early childhood intervention, second edition(pp. 76-93). Cambridge, England: Cambridge University Press
Heida, A., Kavelaars, P., Kraan, C.A., F.M.J.A. Lohuis & Steenhoff, G.J.W. (2003). Echtscheidingsrecht. Den Haag: Boom Juridische uitgevers.
Hermanns, J., Öry, F. & Schrijvers, G. (2005). Helpen bij opgroeien en opvoeden: eerder, sneller en beter. Een advies over vroegtijdige signalering en interventie bij opvoed- en opgroeiproblemen. Utrecht: Inventgroep
59
Lustig, Wolchik & Reiss (1999). The New Beginnings Programme for Divorced Mothers: Linking Theory and Intervention. In Ahmoi Essai & Petermann (Eds.), Depressive Disorders in Children and Adolescents. (pp. 361-382). Jason Aronson Inc, New Jersey.
McKenry, P.C., Clark, K.A. & Stone, G. (1999). Evolution of a Parent Education Program for Divorcing Parents. Family Relations, 48, 129-137.
Osofsky, J & Thompson, D. (2000). Adaptive and maladaptive parenting: perspectives on risk and protective factors. In Shonkoff J.P. & S.J. Meisels (Eds.), Handbook of early childhood intervention, second edition(pp. 54-75). Cambridge, England: Cambridge University Press.
Paquette, D. & Ryan, J. Bronfenbrenner’s Ecological Systems Theory. Retrieved from the World Wide Web: pt3.nl.edu/paquetteryanwebquest.pdf (Afbeelding)
Van Poppel, F. & De Beer, J. (1993). Measuring the Effect of Changing Legislation of Divorce: the Netherlands, 1830-1999. Demography, 30, 425-441.
Prinsen, B., Ligtermoet, I., Stigter, C., Blokland, G., Dries, H. & Vergeer, M. (2005). Oudercursussen. Utrecht: Expertisecentrum Opvoedingsondersteuning NIZW Jeugd.
Sameroff, A. & Fiese, (2000). Transactional regulation: the developmental ecology of early intervention. In Shonkoff J.P. & S.J. Meisels (Eds.), Handbook of early childhood intervention, second edition(pp. 135-159). Cambridge, England: Cambridge University Press.
Schouten, A. & Jansen, M. (2004). In hoeverre leidt de gebruikmaking van het aanbod van de Opvoedingswinkel tot cliënttevredenheid? Nijmegen: Radboud Universiteit.
Simons, R.L., Lin, K.H., Gordon, L.C., Conger, R.D. & Lorenz, F.O. (1999). Explaining the Higher Incidence of Adjustment Problems among Children of Divorce Compared with Those in Two-Parent Families. Journal of Marriage and the Family, 61, 1020-1043.
Snijders, J. (2006). Ouders en hun behoeften aan opvoedingsondersteuning. Utrecht: Expertisecentrum Opvoedingsondersteuning NIZW.
60
Spruijt, E., Kormos, H., Burggraaf, C., & Steenweg, A. (2002). Het verdeelde kind: literatuuronderzoek omgang na scheiding. Retrieved from the World Wide Web: www.kinderbescherming.nl.
Vandervalk, I, & Spruijt, A.P. (2004). De gevolgen van echtscheiding voor kinderen. In A. Vyt, M.A.G. van Aken, J.D. Bosch, R.J. van der Gaag & A.J.J.M. Ruijssenaars (Eds.), Jaarboek Ontwikkelingspsychologie, Orthopedagogiek & Kinderpsychiatrie 6 (pp. 324-343). Houten: Bohn Stafleu Van Loghum.
Wolchik, S.A., Sandler, I.N., Winslow, E. & Smith-Daniels, V. (2005). Programs for Promoting Parenting of Residential Parents: Moving from Efficacy to Effectiveness. Family Court Review, 43, 65-80
Overige bronnen:
Registratie Steunpunt Opvoeding 2005, door J. van Rijn
Cursusmateriaal KIES voor kinderen en Gespreksgroep Gescheiden Opvoeden, Maaike de Kort en Nelly Snels, Klassenwerk
Websites: www.opvoedingswinkel.nl www.klassenwerk.com www.kiesinfo.com
61
Bijlage: interviewlijsten Interviewlijst Klassenwerk 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16. 17.
Kun je beschrijven wat de opbouw van de cursus is, en de inhoud? Waarom hebben jullie gekozen voor drie bijeenkomsten? Wat zijn veel voorkomende hulpvragen van deelnemers? Wat is volgens u het belangrijkste doel van de cursus? Wat is de belangrijkste boodschap die jullie brengen? Kunt u beschrijven hoe jullie die boodschap overbrengen? Wat vindt u uw sterke punten als begeleider? Zijn er ook zwakke punten als begeleider? Op welke manier probeert u deelnemers op hun gemak te stellen? Hoe ging u om met deelnemers die kritiek hadden, of een andere mening? Wat vindt u de sterke punten van de cursus? Zijn er ook zwakke punten aan de cursus? Zijn er ook aspecten van echtscheiding waar de cursus niet voor bedoeld is, of waar de cursus niet bij kan helpen? Zijn er ook dingen die u de volgende keer anders zou doen? Welke mening heeft u over gemengdheid binnen de groepssamenstelling? Maakt het uit of je als begeleider zelf ervaring hebt met scheiding? Maakt het uit of deelnemers een kind hebben die de KIES-cursus heeft gevolgd?
Interviewlijst deelnemers Gespreksgroep Gescheiden Opvoeden
1. Kunt u mij iets vertellen over de situatie waar u in zat toen u besloot zich aan te melden voor de cursus Gespreksgroep Gescheiden Opvoeden? 2. Welke verwachtingen had u van de Gespreksgroep Gescheiden Opvoeden, op het gebied van: a) doel van de cursus, b) verloop van de cursus, c) uitkomst van de cursus? 3. Kunt u vertellen wat tijdens de eerste bijeenkomst uw eerste indruk was van de Gespreksgroep Gescheiden Opvoeden? 4. Kwam die eerste indruk overeen met uw verwachtingen? 5. Veranderde de indruk die u had gedurende het verloop van de cursus? 6. Hoe zou u de sfeer beschrijven? 7. Kunt u achteraf, in het algemeen, zeggen of uw verwachtingen van de cursus zijn uitgekomen? 8. Wat vond u de sterke punten van de begeleiding? 9. Wat vond u de zwakke punten van de begeleiding? 10. Wat vond u van het aantal bijeenkomsten? 11. Wat vond u van de tijdsduur per bijeenkomst? 12. Wat vond u de sterke punten van de cursus 13. Wat vond u de zwakke punten van de cursus 14. Wat deden de begeleidsters om u op uw gemak te stellen? (slaagden ze daarin?) 15. Wat vond u goed aan de manier waarop de begeleidsters hun boodschap overbrachten? 16. Vond u dat er voldoende ruimte was voor eigen inbreng? 17. Vond u dat uw mening werd gerespecteerd? (waar bleek dat uit) 18. Stel dat u zou mogen bepalen hoe de cursus eruit zou komen te zien, wat zou u dan veranderen?
62
19. Zou u de Gespreksgroep Gescheiden Opvoeden aanraden aan andere gescheiden ouders? 20. Welk cijfer, van 1 tot en met 10, zou u geven aan: a.de cursus, b. de begeleiding. 21. Welke aspecten van uw situatie zijn door de Gespreksgroep Gescheiden Opvoeden verbeterd? 22. Welke aspecten niet? 23. Welke dingen heeft u geleerd? 24. Welke dingen kunt u thuis toepassen? 25. Welke dingen kunt u thuis niet toepassen? 26. Heeft u door de Gespreksgroep Gescheiden Gescheiden Opvoeden blijvende contacten opgedaan? 27. Heeft u, behalve van de Gespreksgroep Gescheiden Opvoeden, ook nog gebruik gemaakt van andere vormen van opvoedingsondersteuning? 28. Was dat voor of na de cursus, was het naar aanleiding van de cursus?
Interviewlijst beroepskrachten over spreekuur 1. Hoe vaak krijgt u ouders op het spreekuur die te maken hebben met echtscheidingsproblematiek? 2. Kunt u voorbeelden noemen van de problemen waarmee zij bij u komen? 3. Kunt u de manier beschrijven waarop u te werk gaat tijdens het spreekuur? 4. Welke achtergrondkennis heeft u van echtscheiding? Cursus, literatuur, werkervaring, enzovoort. Speelt persoonlijke ervaring ook een rol? 5. Heeft u het gevoel dat de ouders die bij u op het spreekuur komen afdoende geholpen zijn? Waaruit maakt u dat op, vraagt u dat na of niet? 6. Gebeurt het wel eens dat u het gevoel heeft tekort te schieten tijdens een gesprek? 7. Hoe komt dat dan, denkt u? 8. Hoe gaat u daarmee om? Wat doet u als u er helemaal niet uitkomt, doorverwijzen? 9. Vindt u, in het algemeen, dat het huidige algemene opvoedingsspreekuur voldoet bij echtscheidingsproblemen? In welke opzichten wel/niet? 10. Vindt u dat er een specialistisch echtscheidingsspreekuur zou moeten komen? 11. Hoe zou dat spreekuur er dan uit moeten zien (verschillen ten opzichte van huidige spreekuur)? 12. Wie zou dat spreekuur moeten gaan leiden (opleiding, ervaring, enzovoort).
Interviewlijst deelnemers over spreekuur 1. Heeft u wel eens de Opvoedingswinkel Den Bosch benaderd? Telefonisch consult, informatiemedewerker, algemeen opvoedingsspreekuur? 2. Was u hier tevreden over? 3. Waarom wel/niet? 4. Zou u behoefte hebben aan een specialistisch echtscheidingsspreekuur? 5. Waarom wel/niet? 6. Zo ja: hoe zou dat spreekuur eruit moeten komen te zien?
63
Bijlage: vragenlijst -
Geachte heer / mevrouw,
Namens de Universiteit van Amsterdam en de Opvoedingswinkel ’s-Hertogenbosch doe ik onderzoek naar de faciliteiten en voorzieningen die de Opvoedingswinkel biedt aan ouders die te maken hebben met echtscheidingsproblematiek. Om na te gaan of ouders die gebruik maken van de Opvoedingswinkel tevreden zijn met het aanbod, en welke suggesties zij hebben ter verbetering hiervan, wil ik u deze vragenlijst voorleggen. Het invullen van de vragenlijst zal ongeveer 10 minuten in beslag nemen. Ik wil u er met nadruk op wijzen dat de antwoorden anoniem verwerkt zullen worden. U kunt de lijst dus met een gerust hart invullen, deze vervolgens in de daarvoor bestemde antwoord-envelop doen en opsturen, of de vragenlijst in de daarvoor bestemde afgesloten box deponeren. Het is de bedoeling dat u per vraag steeds één antwoord aankruist. Alleen indien er vermeld wordt dat er meerdere antwoordmogelijkheden aangekruist mogen worden, kunt u dit doen. Bij sommige vragen bestaat de mogelijkheid om zelf de antwoordmogelijkheden aan te vullen. Ik verzoek u vriendelijk de vragenlijst volledig in te vullen en vervolgens zo snel mogelijk terug te sturen in bijgevoegde antwoord-envelop of in te leveren bij de Opvoedingswinkel. Bij voorbaat dank voor uw medewerking aan het onderzoek! Met vriendelijke groet, Susan van Kruijssen Universiteit van Amsterdam
Deel 1 1. Bent u een man of een vrouw? O man O vrouw 2. Wat is uw leeftijd? ___ 3. Hoeveel kinderen heeft u en van welke leeftijd? O ___ jongens, met de leeftijd(en): O ___meisjes, met de leeftijd(en): 4. Wat is uw hoogst afgeronde opleiding? O Basisschool O MAVO O HAVO O VWO -
Opvoedingswinkel extern
64
O MBO O HBO O Universiteit O Anders, namelijk: 5. Hoeveel uur werkt u per week? ____uur.
6. Hoe lang bent u gescheiden? (maand, jaar) Sinds___________________________________ 7. Heeft u een co-ouderschapsregeling? O Ja. O Nee, de kinderen zijn ___ dagen in de maand bij mij en ___ dagen in de maand bij mijn expartner.
Deel 2 8. Bent u bekend met de Opvoedingswinkel in Den Bosch? O Ja O Nee (ga naar vraag 16). 9. Heeft u wel eens de Opvoedingswinkel benaderd met een vraag over echtscheidingsproblematiek? O Ja O Nee (ga naar vraag 16)
10. Waarop had uw vraag betrekking ? (meer antwoorden mogelijk) O Alleenstaand ouderschap O Emotionele problemen van uw kind O Omgangsregeling O Onenigheid over opvoeding O Juridische aspecten O Financiële problemen O Stiefouderschap O Praktische problemen O Anders, namelijk 11. Van welke voorziening heeft u gebruik gemaakt? (meer antwoorden mogelijk) O Telefonisch consult (ga naar vraag 12). O Gesprek met informatiemedewerker in de Opvoedingswinkel (ga naar vraag 13). O Algemeen opvoedingsspreekuur (ga naar vraag 14 en 15). 12. Was u tevreden over het telefonisch consult? O Helemaal niet tevreden O Niet tevreden O Een beetje tevreden O Tevreden O Heel tevreden 13. Was u tevreden over het gesprek met de informatiemedewerker in de Opvoedingswinkel? O Helemaal niet tevreden
65
O Niet tevreden O Een beetje tevreden O Tevreden O Heel tevreden 14. Hoeveel keer heeft u het algemeen spreekuur bezocht? O 1 keer O 2 keer O 3 keer . 15. Was u tevreden over het algemene spreekuur? O Helemaal niet tevreden O Niet tevreden O Een beetje tevreden O Tevreden O Heel tevreden 16. Zou u behoefte hebben aan een specialistisch echtscheidingsspreekuur bij de Opvoedingswinkel? O Ja (ga door naar vraag 18) O Nee (ga door naar vraag 17) 17. Waarom heeft u geen behoefte aan een specialistisch echtscheidingsspreekuur? (meer antwoorden mogelijk) O Ik heb helemaal geen behoefte om een spreekuur te bezoeken. O Ik heb geen behoefte om het spreekuur te bezoeken met echtscheidingsproblemen. O Ik ben tevreden met de mogelijkheid het huidige, algemene spreekuur te bezoeken. O Ik heb het algemene spreekuur bezocht met een vraag over echtscheiding en ik vind dat het algemene spreekuur volstaat bij echtscheidingsproblematiek. O De drempel om een spreekuur te bezoeken zou hoger zijn wanneer het een specialistisch echtscheidingsspreekuur zou zijn. O Anders, namelijk: 18. Waarom heeft u behoefte aan een specialistisch spreekuur? (meer antwoorden mogelijk) O Spreekuurhouders van het algemeen spreekuur beschikken over onvoldoende kennis over echtscheiding. O Het is moeilijk om een afspraak te maken voor het algemeen spreekuur. O Ik vind het moeilijk om te vertellen dat ik ben gescheiden en vind het prettiger als dat van tevoren bekend is. O Ik ben bang dat de spreekuurhouder van het algemeen spreekuur zich niet voldoende kan inleven in mijn situatie. O Ik vind de drempel om een afspraak te maken voor het algemeen spreekuur te hoog. O Ik zou sneller naar een specialistisch echtscheidingsspreekuur gaan omdat het mij meer aanspreekt. O Anders, namelijk: 19. Als er een specialistisch echtscheidingsspreekuur zou komen, welke zaken vindt u dan belangrijk? (1= zeer onbelangrijk, 2= onbelangrijk, 3= niet belangrijk, niet onbelangrijk, 4= belangrijk, 5= zeer belangrijk). Theoretische pedagogische kennis over gescheiden opvoeden 1 2 3 4 5 Praktijkkennis over gescheiden opvoeden 1 2 3 4 5 Juridische kennis op het gebied van echtscheiding 1 2 3 4 5 Een spreekuurhouder die zelf ervaring heeft met echtscheiding 1 2 3 4 5 Op korte termijn een afspraak kunnen maken 1 2 3 4 5
66
Een inloopspreekuur, geen afspraak hoeven maken Kennis van materialen (boeken/brochures) over echtscheiding Praktische adviezen Anders, namelijk:
1 1 1 1
2 2 2 2
3 3 3 3
4 4 4 4
5 5 5 5
20. Heeft u nog opmerkingen of suggesties ter verbetering van het aanbod? O Nee. O Ja, namelijk:
Dit is het einde van de vragenlijst. Dank u voor uw medewerking.
67