Nummer 3, Maart 2007 verschijnt niet in juli en augustus. V.U.: Luc Voets Hoogstraat 42 • 1000 BRUSSEL Afgiftekantoor: Brussel X
W I J
K
I E Z E N
V O O R
U
EACHO BVV
De nieuwsbrief van de Federale en Intergewestelijke studiediensten van het ABVV www.abvv.be
INHOUD Economie
2
• De impact van de vrijhandelsakkoorden op waardig werk • Seminarie bevestigt koppositie ABVV op vlak van opvolging aanvullende pensioenen
Ondernemingen
3
• Lage rugpijn: de rol van het CPBW • Chemische agentia op het werk: risico-evaluatie en gezondheidstoezicht
Sociaal beleid
4
• Nieuwe reglementering tijdskrediet vanaf 1 april
Sociale ombuds
5
• Vergoeding van feestdagen na het beëindigen van de arbeidsovereenkomst
Echo-regio’s
5-7
• Een veelbelovend proefproject in de schoonmaaksector • Competentieagenda: insteek sociale partners • Generatiepact: voor outplacement schadelijke buitenkanseffecten
Europa & Internationaal
8
• Een gecoördineerd beleid op het vlak van minimumlonen? • Een coherente politiek in het kader van de globalisering: een stap in de goede richting?
U wenst voortaan ECHO enkel per e-mail of per post te ontvangen? U heeft naam- of adreswijzigingen te melden? tel: 02/506.82.71 e-mail:
[email protected]
De loonkloof: actueler dan ooit! Equal Pay Day 2007 – Dag van de loongelijkheid
Op vrijdag 30 maart organiseert het ABVV nu al voor het derde opeenvolgende jaar de "Equal Pay Day" campagne voor gelijke lonen voor vrouwen en mannen. Meteen de gelegenheid om nogmaals erop te wijzen dat er hier nog een hele weg afgelegd moet worden. Zelfs al kan ons land als een vrij goede Europese leerling beschouwd worden, toch blijven de cijfers onaanvaardbaar. Het gemiddeld brutomaandloon van de vrouwen is nog steeds een vierde lager dan dat van hun mannelijke collega's. Vrouwen moeten dus gemiddeld 15 maanden werken om hetzelfde loon te verdienen als de mannen in 12 maanden. Het is precies daarom dat het ABVV op het einde van de maand maart een sensibilisatie- en informatiedag organiseert.
D
iverse factoren kunnen het loonverschil verklaren. Maar het blijft onaanvaardbaar, vooral voor een organisatie die de gelijkheid hoog in het vaandel draagt. De loonenquête die we via onze website www.mijnloon.be organiseerden en waaraan 20.000 werknemers deelgenomen hebben, bevestigt dat er nog steeds een loonkloof tussen mannen en vrouwen bestaat. De loonkloof tussen mannen en vrouwen beloopt 18% als men het bruto uurloon neemt en maar liefst 26% als men het brutomaandloon neemt. Dit verschil kan onder meer verklaard worden door het deeltijdwerk (dat lang niet altijd een vrije keuze is), de grootte van de ondernemingen (vrouwen werken vaker in kleine ondernemingen die doorgaans lagere lonen betalen), het soort functie, de leeftijd en de anciënniteit (waarmee minder vaak rekening gehouden wordt bij de vrouwen als over het contract onderhandeld wordt), de bedrijfsafdeling en de vakbondsaanwezigheid. Niettemin vindt men geen verklaring voor een deel van de loonkloof, goed voor 5 à 7%. De enquête toont bovendien aan dat vrouwen minder beroepsopleidingen kunnen volgen dan de mannen. En als ze dan toch een beroepsopleiding volgen, dan gaat het meer dan bij de mannen om kortlopende opleidingen. Vrouwen hebben ook minder vaak een aanvullend pensioenplan (46% tegen 62% bij de mannen!), terwijl dergelijke plannen toch een bestanddeel van het loon vormt. De aanhoudende loonkloof is geen fabeltje en de gevolgen ervan zullen zich later duidelijk laten gevoelen… in het pensioen. Er dient ook op gewezen dat de aanwezigheid van de vakbonden in het bedrijf ervoor zorgt dat aandacht besteed wordt aan het gelijkekansenbeleid waarvan de loongelijkheid tussen mannen en vrouwen een element is. Tot besluit kunnen we stellen dat de strijd voor gelijke lonen elk van ons aanbelangt. Het is een kwestie van solidariteit. Solidariteit met de werknemers en vooral de vrouwen onder hen die minder betaald worden.
Doe mee aan onze actie op 30 maart!
ECONOMIE
De impact van de vrijhandelsakkoorden op waardig werk Ontmoeting ABVV - OESO De algemeen secretaris van de OESO, Angel Gurria, is op 13 maart jl. het verslag van zijn organisatie over België komen voorstellen. Enerzijds wees de OESO terecht op enkele gebreken zoals de mangelende coördinatie tussen de gewestelijke arbeidsbureaus, de ontoereikende middelen voor vorming & onderwijs, opleiding, innovatie en O & O. De OESO vraagt eveneens dat de heffingsgrondslag wordt uitgebreid, teneinde de arbeidsinkomsten minder te belasten en de coördinatie van het fiscale beleid te bevorderen. Anderzijds haalt de OESO haar bekende recept boven: alle mogelijkheden op het vlak van brugpensioen schrappen, het aantal banen in openbare diensten verminderen, de uitgaven in de gezondheidszorg beperken, sancties jegens werklozen opvoeren, snoeien in de werkloosheidsuitkeringen en ze beperken in de tijd, de baremieke systemen en de automatische indexering afschaffen, de “all in”-akkoorden veralgemenen, de ondernemingen helpen bij het afwijken van sectorale overeenkomsten… s’Anderendaags heeft Rudy De Leeuw, tijdens een onderhoud samen met Luc Cortebeeck, Angel Gurria op deze punten opmerkzaam gemaakt. Het ABVV nam deze ontmoeting te baat om zijn visie op de huidige economische en financiële globalisering te geven en de OESO te wijzen op de noodzaak om daartoe bij te dragen door meer te reguleren en zijn rol in de strijd tegen de internationale fiscale fraude te versterken.
2 • maart 2007 • ECHO-ABVV
O
p 8 en 9 maart jl. nam het ABVV deel aan de vergadering van de IVV-werkgroep “handel, investeringen en arbeidsnormen” in Genève. We ondervroegen er Pascal Lamy, de vorige Europese commissaris van handel en sinds 18 maanden het hoofd van de Wereldhandelsorganisatie (WHO), over de stand van zaken in de Doha-onderhandelingsronde waar er onder meer gesproken wordt over de verdere vrijmaking van de handel in landbouwproducten, industriële producten en diensten. Die onderhandelingen waren sinds juli 2006 opgeschort wegens te uiteenlopende standpunten over de vrijmaking van de handel in landbouwproducten maar zijn recent terug hervat. Prioritair werkterrein voor de vakbonden in 2007 zijn de voorstellen die op tafel liggen in verband met de tariefverlagingen voor industriële producten. Die tariefverlagingen zouden in hun huidige vorm desastreuze gevolgen hebben voor kwaliteitsvolle jobs in de industriële sectoren. Vertegenwoordigers van CUT-Brazilië en COSATU (Zuid-Afrikaanse vakbondsfederatie) bena-
drukten dit op een druk bijgewoonde persconferentie. We maakten onze bezorgdheid ook duidelijk aan de voorzitter van de onderhandelingsgroep die over dit aspect onderhandelt in de WHO. Dat de WHO rekening zou houden met de impact van haar handelsregels en vrijhandelsakkoorden op werkgelegenheid is al lang één van onze voornaamste eisen. De recent verschenen gemeenschappelijke studie “handel en werkgelegenheid” van de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO) en de WHO is alvast een stap in de goede richting maar focust te weinig op de kwaliteit van de jobs. Ook dit werd besproken met Pascal Lamy en met een vertegenwoordiger van de IAO. In het najaar zal het IVV een complementair rapport uitbrengen. Het tweede luik van de vergadering ging over de proliferatie van bilaterale en regionale handelsakkoorden en over hoe we daar als vakbonden mee moeten omgaan. Samenwerking tussen de vakbonden in de onderhandelende landen is de boodschap!
[email protected] (02/5068278)
Seminarie bevestigt koppositie ABVV op vlak van opvolging aanvullende pensioenen
O
p 15 februari 2007 organiseerde het ABVV een seminarie over de nieuwe reglementering voor pensioenfondsen. Onze beroepssecretarissen en leden van raden van bestuur van pensioenfondsen luisterden geboeid naar de uiteenzettingen van vertegenwoordigers van de Commissie voor Bank-, Financie- en Assuranciewezen (CBFA) en de Belgische Vereniging voor PensioenInstellingen (BVPI). Deze uiteenzettingen behandelden het nieuwe prudentieel kader, de nieuwe juridische structuur en het fiscaal statuut van de pensioenfondsen. Met dit seminarie wilden we tegemoetkomen aan de behoefte aan vorming die is ontstaan na de nieuwe reglementering op de pensioenfondsen, voornamelijk bij paritair beheerde fondsen. Dit seminarie toont het belang aan dat het ABVV hecht aan vorming over aanvullende pensioenen. De voorrang die het ABVV geeft (en zal blijven geven) aan het wettelijk pensioen, betekent immers niet dat we blind zijn voor de problemen die de tweede pijler stelt. Zo hebben we veel aandacht voor de situatie
van vrouwen, die nog steeds minder toegang hebben tot een aanvullend pensioen en vaak lagere aanvullende pensioenen ontvangen. Ook op het vlak van aanvullende pensioenen proberen we onze militanten zo goed mogelijk te ondersteunen. Ter herinnering: het ABVV is de enige vakbond die beschikt over een website waarop informatie over aanvullende pensioenen kan worden uitgewisseld (inloggen op de Website Vakbondsafgevaardigde). Recent nog deden we een enquête bij onze afgevaardigden. In deze enquête peilden we naar de betrokkenheid van de werknemers bij het beheer van bedrijfspensioenplannen. We moesten vaststellen dat deze betrokkenheid vaak te wensen overlaat. Soms is de werkgever de schuldige, maar vaak is de materie gewoon te technisch voor de werknemers. Vorming van afgevaardigden, maar ook van beroepssecretarissen, is in dit kader van wezenlijk belang. Met dit seminarie probeerden we alvast aan deze behoefte tegemoet te komen.
[email protected] (02/506.83.49)
ONDERNEMINGEN
Lage rugpijn: de rol van het CPBW
H
et Fonds voor Beroepsziekten (FBZ) is in maart 2005 van start gegaan met de testfase van een project ter preventie van lage rugpijn. Positief waren de medische aspecten en de werkhervattingen, maar het beperkt aantal begunstigden van het project voorbehouden voor de sector van de gezondheidszorg, was eerder ontgoochelend. Het FBZ heeft daarom beslist dit project vanaf maart 2007 uit te breiden naar alle activiteitssectoren. Bij deze uitbreiding zijn ongeveer 418 000 werknemers betrokken: ze vallen onder het gezondheidstoezicht voor het dragen van lasten en voor trillingen, een belangrijke oorzaak van lage rugpijn. Het NAVB (Nationaal Actiecomité voor Veiligheid en Hygiëne in het Bouwbedrijf) heeft een sensibiliseringscampagne voor de preventie van rugpijn gevoerd, maar een bijzondere aandacht zal dus uitgaan naar de voornoemde sector. Ook al blijkt de meerderheid van de patiënten van het project op de hoogte te zijn gebracht via de revalidatiecentra waar ze reeds in behandeling zijn, toch moet dit verder worden gestimuleerd. De veralgemening van het project zou overigens moeten zorgen voor een betere communicatie. Een essentieel onderdeel van het project is het toekennen van een forfaitair bedrag van 250 euro voor een ergonomisch onderzoek van de werkpost en een “on the job training” waarbij de werknemer het “correcte” gebruik van zijn werkpost wordt aangeleerd.
Geen enkele werkgever heeft deze som echter aangevraagd, dus geen enkele ergonoom heeft preventieve maatregelen kunnen doorvoeren. Uit een interessant recent verslag van het KCE (Kenniscentrum voor de Gezondheidszorg http://kce.fgov.be) blijkt dat de chronische lage rugpijn naar schatting tussen 270 miljoen en 1,6 miljard euro per jaar kost. De voornaamste conclusie van dit rapport stemt overeen met het initiatief van het FBZ. Een passende aanpak met oefeningen, een multidisciplinair programma en een snelle hervatting van de dagelijkse activiteiten (zelfs al heeft de werknemer nog pijn) heeft de meeste kans op slagen. In het verslag wordt ook de essentiële rol benadrukt van de arbeidsgeneesheren (en van de adviserende geneesheer) op het vlak van informatie, preventiebevordering en de beperking van inactiviteit. Het lijkt ons essentieel dat in het kader van een goed beheer van het welzijn op het werk onze vertegenwoordigers binnen de CPBW hun arbeidsgeneesheren onder druk zetten. Hun persoonlijke deelname wordt namelijk onvoldoende geacht, niettegenstaande de informatie die ze kregen binnen hun eigen externe preventiediensten. Dit falen van de arbeidsgeneesheren is erg betreurenswaardig; zij bezitten immers de sleutel tot het succes van deze strategie. Meer info: http://www.fmp.fgov.be/nl/rugpreventie_nl01.htm, www.navb.be
[email protected] (02/506.82.64)
Chemische agentia op het werk: risico-evaluatie en gezondheidstoezicht
D
e wijziging van het KB ‘chemische agentia’ van 2002 werd onlangs gepubliceerd. Deze wijziging bevestigt de verplichting voor de werkgever om een risicoanalyse uit te voeren en algemene en specifieke preventieve maatregelen te nemen. In het nieuwe KB wordt gepreciseerd dat de inventaris en de evaluatie van de risico’s het voorwerp moeten uitmaken van een schriftelijk document. Als de werkgever ervan uitgaat dat de evaluatie overbodig is, moet hij dat schriftelijk rechtvaardigen en voor advies aan het CPBW voorleggen. De specifieke maatregelen (vervanging, collectieve en individuele beschermingsmiddelen…) moeten in het globaal preventieplan opgenomen worden en als de werknemers-
vertegenwoordigers in het comité de resultaten van de risico-evaluatie betwisten, moeten de concentraties gemeten en vergeleken worden met de beroepsmatige blootstellingsgrenswaarden. Als uit de risicoanalyse (die uitgevoerd wordt in samenwerking met de preventieadviseurarbeidsgeneesheer) en na advies van het comité blijkt dat dit effectief nodig is, moet de werkgever de nodige maatregelen treffen voor een passend gezondheidstoezicht van de werknemers die aan gevaarlijke chemische agentia blootstaan. Het medisch toezicht is verplicht voor een groot aantal risico's op beroepsziekten zoals die welke veroorzaakt worden door lood.
[email protected] (02/506.82.64)
Na de Europese vennootschap, de Europese coöperatieve vennootschap Zoals dit ook voor de Europese vennootschap het geval was, werd de richtlijn m.b.t. de rol van de werknemers in de Europese coöperatieve vennootschap door een CAO in de NAR in het Belgische recht omgezet. CAO nr 88 regelt de modaliteiten van de rol van de werknemers (informatie, raadpleging, participatie) wanneer het initiatief om die nieuwe vorm van vennootschap op te richten, vrijwillig is genomen. Noteer dat de tekst van de CAO op het volgende adres gedownload kan worden: http://www.cnt-nar.be. Volgens de Europese Commissie telt Europa zo’n 30.000 coöperatieve vennootschappen, waaronder 600 door de Nationale Raad voor de Coöperatie erkend zijn. Dit orgaan verleent een kwaliteitslabel aan de “echte” coöperatieve vennootschappen (d.w.z. de vennootschappen die naar de principes van de coöperatie verwijzen). Hoeveel van die vennootschappen zullen voor dit nieuwe statuut kiezen? Het instrument is te recent om zich daarover te kunnen uitspreken. Van zodra initiatieven in die zin genomen worden, zullen wij u op de hoogte brengen.
ECHO-ABVV • maart 2007 • 3
SOCIAAL BELEID
Nieuwe reglementering tijdskrediet vanaf 1 april anaf 1 april 2007 veranderen verschil- bedrijf. Maar die drempel kan verhoogd worden bij CAO of arbeidsreglement. lende zaken:
V
Dit betekent dat alle 55plussers in bedrijven met meer dan 10 werknemers recht krijgen Iedereen heeft recht op één jaar half- of vol- op 4/5’de tijdskrediet. Voor sleutelfuncties, tijds tijdskrediet. Een CAO kan dit recht uit- en indien de werkgever motiveert, kan dit recht alleen gedurende maximum 12 maanbreiden tot 5 jaar. den uitgesteld worden. Dit recht blijft behouden, wat belangrijk is voor uw sociale rechten (behoud werk, Voor mensen vanaf 50, wordt de vereiste behoud recht op werkloosheidsuitkeringen). anciënniteit in het bedrijf bovendien teruggebracht van 5 naar 3 jaar, en indien de Door het generatiepact zal het recht op uit- werkgever akkoord is kan dit nog verder keringen voor voltijds tijdskrediet echter verminderd worden tot 2 jaar voor wie tusbeperkt worden tot één jaar. Indien het vol- sen zijn 50’ste en zijn 54’ste aangeworven tijds tijdskrediet echter opgenomen wordt werd, en tot één jaar voor wie op zijn 55’ste voor bepaalde motieven (de opvoeding van of ouder aangeworven werd. een kind – 8 jaar, voor zorg voor zieke familieleden, voor palliatieve zorg of opleiding), Hoeveel mensen in je bedrijf hebben nu blijft het recht op 5 jaar uitkering bestaan. eigenlijk recht op tijdskrediet? Volledig tijdskrediet
Vorming over tijdskrediet en brugpensioen/ outplacement Aangezien we veel vragen krijgen, en vermits we onmogelijk op al deze vragen kunnen ingaan, organiseert het federaal ABVV speciale vormingsdagen: • dinsdag 20 maart 14u: tijdskrediet, en wijzigingen aan de reglementering vanaf 1 april • dinsdag 8 mei ganse dag: brugpensioen/outplacement/ canada dry Bedoeling is dat de secretarissen en de vormingsverantwoordelijken daarna zelf de nodige vorming kunnen doorgeven. De vorming rond brugpensioen en outplacement kunnen we pas geven begin mei, aangezien de reglementering nog niet bekend is. We vragen u op voorhand in te schrijven bij:
[email protected]
Veronderstellen we dat de drempel 5% bedraagt, en dat in je bedrijf 100 mensen werken jonger dan 50 jaar, 10 tussen 50-54 jaar en 20 55plussers, waarvan er 10 4/5’de tijdskrediet hebben of aanvroegen. Met deze laatste wordt geen rekening meer gehouVanaf 1 april heeft elke werknemer die nog den, omdat ze altijd recht hebben. geen 5 jaar half- of voltijds tijdskrediet opgenomen heeft dus nog recht op één jaar vol- Er blijven dus 100 + 10 +10 = 120 werknetijds tijdskrediet mét uitkering zonder motief. mers. 5% hiervan komt neer op 6 werknemers. Daar bovenop geven de 20 50plussers Het jaar dat tijdskrediet genomen wordt telt nog recht op 2 bijkomende plaatsen. Samen volledig mee voor de pensioenberekening, zullen dus 8 werknemers tegelijk op tijdsalsof de werknemer gewoon zou doorge- krediet kunnen. werkt hebben, maar telt niet mee voor de berekening van de minimum beroepsloop- Ter herinnering: mensen die op ouderschapsbaan om op brugpensioen te kunnen gaan. verlof gaan, of tijdskrediet nemen voor zorg voor zieke of stervende familieleden, tellen Recht op 4/5’de voor 55plussers niet mee voor de 5%. Zij hebben altijd recht. Deze nieuwe regeling geldt voor voltijds tijdskrediet dat ingaat of verlengd wordt vanaf 1 april. Aanvragen of verlengingen die ingaan vóór 1 april vallen dus nog onder de oude regeling.
Op 1 april zou ook de CAO moeten ingaan waardoor 55plussers die 4/5’de tijdskrediet nemen niet meer meetellen om de drempel te bepalen hoeveel werknemers tegelijk op tijdskrediet mogen. Normaal is die drempel 5%, plus 1 persoon die op tijdskrediet kan per schijf van 10 50plussers in het
4 • maart 2007 • ECHO-ABVV
Zodra deze wetgeving definitief is, en de CAO getekend, zullen we onze brochure over tijdskrediet op onze website www.abvv.be aanpassen.
[email protected] (02/506.82.51)
SOCIALE OMBUDS
Vergoeding van feestdagen na het beëindigen van de arbeidsovereenkomst et artikel 14 van het Koninklijk Besluit H van 18/04/1974 waarin de algemene uitvoeringsmodaliteiten zijn bepaald van
de wet van 4 januari 1974 over de feestdagen, stelt dat “de werkgever verplicht is de werknemer te vergoeden voor de feestdagen die vallen binnen de dertig dagen na het einde van de arbeidsovereenkomst of –prestaties, voor zover de werknemer ten dienste is gebleven van de onderneming gedurende meer dan een maand, zonder onderbreking die aan hem kan worden toegeschreven”. In het geval dat aan het Hof van Cassatie werd voorgelegd, was de werknemer arbeidsongeschikt sinds 22/10/2001. De arbeidsovereenkomst werd beëindigd wegens overmacht op 04/12/2001. De werknemer had in tussentijd het werk niet hervat. De vraag is nu of de termijn van 30 dagen ingaat bij het einde van de arbeidsprestaties op 22/10/2001 of bij het beëindigen van de arbeidsovereenkomst op 04/12/2001. Het Hof stelt vast dat de wet van 4 januari 1974 betreffende de feestdagen van toepas-
sing is op de werknemers en –gevers (art. 1) en dat personen die arbeidsprestaties leveren onder het gezag van een andere persoon, buiten een arbeidsovereenkomst om, met de werknemers zijn gelijkgesteld. Het Hof leidt daaruit af dat voor een werknemer gebonden door een arbeidsovereenkomst, de periode van 30 dagen waarin het recht op de vergoeding van feestdagen behouden blijft, ingaat op het ogenblik dat de overeenkomst afloopt. Indien het een persoon betreft die arbeidsprestaties levert onder het gezag van een andere persoon, buiten een arbeidsovereenkomst om, gaat die periode in op het ogenblik dat de prestaties beëindigd worden. Bijgevolg beschouwt het Hof dat in het onderhavige geval het Arbeidshof van Luik ten onrechte de datum van het einde van de arbeidsprestaties heeft weerhouden in plaats van de datum waarop de arbeidsovereenkomst werd beëindigd. Cass, 15/01/2007, 3de kamer, www.juridat.be jean-françois.macours@abvv (02/506.82.55)
Oneerlijke concurrentie in de bouwsector Het Fonds voor Bestaanszekerheid van de bouw organiseert op 26 maart aanstaande een studienamiddag over oneerlijke concurrentie in de bouwsector. Deze studienamiddag begint om 13.00 uur en vindt plaats in het Groot Auditorium van Fortisbank, Kanselarijstraat nr 1. Er zal gelegenheid zijn om twee studies van de KUL en van de UIA voor te stellen. Voor meer info en inschrijvingen neemt u contact met mevrouw Catherine Lemaire (tel: 02/209.65.06 – fax: 02/209.65.09 – e-mail:
[email protected]).
ECHO REGIO’S
Een veelbelovend proefproject in de schoonmaaksector Sinds 2005 heeft de vzw ‘Centrale Culturelle Bruxelloise’ (CCB), samen met het ABVVBrussel en de schoonmaaksector van de Algemene Centrale, een proefproject lopen voor gelijkheid van vrouwen en mannen op het werk. Dit experiment wordt gesteund door Brussels staatssecretaris Françoise Dupuis, die in de Franse Gemeenschapscommissie bevoegd is voor de beroepsopleiding. samenspraak met de vrouwelijke en Idigenmannelijke afgevaardigden en de bestensecretaris van de schoonmaaksector, werd bij dit experiment de volgende werkwijze gevolgd: • samen vaststellen met welke ongelijkheden de werkneemsters en werknemers te maken krijgen; • inzicht krijgen over hoe het werk in de bedrijven van de sector onder mannen en vrouwen verdeeld is; • binnen de sector en de ondernemingen de instrumenten en middelen bepalen om de hindernissen weg te werken die de bevordering van vrouwen in de weg staan.
Het recht op vorming is daarbij een belangrijke hefboom. Het is de bedoeling samen uit te maken hoe je, via vakbondswerk, de ongelijkheid aanpakt waarmee deze werkneemsters worden geconfronteerd (op het vlak van lonen, promotiekansen in hun loopbaan en toegang tot vorming). Is de werkwijze doeltreffend, dan kan ze ook voorgesteld worden aan andere beroepssectoren die met gelijkaardige problemen van ongelijkheid te kampen hebben. Het doel van het initiatief is een vormingsplan op te zetten op basis van de gezamenlijke diagnose door de Vormingsdienst van het ABVV-Brussel, de beroepscentrale en vooral de vrouwelijke en mannelijke afgevaardigden van de sector. Dankzij dit werk, dat onder begeleiding van de Vormingsdienst werd verricht, kunnen nu onderhandelingen gestart worden over een vormingsplan waar de werkneemsters volledig achter staan.
Enkele cijfers over de schoonmaaksector* Aantal arbeidskrachten: België: meer dan 50.000 werknemers, hetzij bijna 20% van de nietgeschoolde werknemers van de tertiaire sector. Brussels Hoofdstedelijk Gewest: 12.897 personen. Sector met veel afwijkende banen: 35% van de werknemers werkt minder dan 4 u/dag, heeft dus een loon van minder dan 34 euro/dag en minder dan 680 euro/maand. Enorme verschillen tussen mannen en vrouwen: 17,08% van de mannen bevinden zich in deze situatie, tegenover 43,5% van de vrouwelijke arbeiders. *uit MEMOCLEAN van de ABSU (Algemene Belgische Schoonmaak- en Ontsmettingsunie (2005).
[email protected] (02/552.03.56) ECHO-ABVV • maart 2007 • 5
ECHO REGIO’S
Pendelfonds: het startschot is gegeven! Minister Kathleen Van Brempt richtte het zogenaamde pendelfonds op. Hierdoor kunnen bedrijven voortaan subsidies aanvragen voor de financiering van hun duurzame mobiliteitsmaatregelen. Werkgevers hebben alvast een (kosten)argument minder om niet te onderhandelen over mobiliteit. De eerste oproep loopt van 1 maart tot 30 juni. Syndicaal belang: Bedrijven die beschikken over syndicale overlegorganen mogen enkel zogenaamde “overlegde” plannen indienen ter subsidiëring. De te nemen mobiliteitsmaatregelen moeten m.a.w besproken zijn op de Ondernemingsraad en/of het Comité voor Preventie en Bescherming op het werk. Het pendelfonds kan dus een syndicale hefboom zijn om mobiliteit op de agenda van het sociaal overleg te brengen. Welke rol voor ABVV-militanten? De verantwoordelijkheid voor het indienen van de projecten ligt volledig bij de werkgever. Dit betekent echter niet dat de vakbonden geen rol te vervullen hebben. Mogelijke vakbondsinitiatieven zijn: • Het bestaan van het pendelfonds agenderen op de OR of het Comité zodat overleg over mobiliteit kan opgestart worden. • Vanuit de OR of het Comité kunnen de mobiliteitsmaatregelen “gestuurd” worden zodat de kans op subsidies vergroot. Zo krijgt het project pluspunten indien er een (mobiliteit)CAO afgesloten is of indien er mobiliteitsmaatregelen opgenomen zijn in het arbeidsreglement. • Het Vlaams ABVV op de hoogte brengen van het ingediende subsidiedossier. De beoordeling van de projecten gebeurt bovendien door een paritaire commissie waarin ook het Vlaams ABVV zetelt (samen met de andere vakbonden en de Vlaamse werkgeversorganisaties). Meer info? http//www.mobielvlaanderen.be\ pendelfonds. Met ondersteuning van de Vlaamse gemeenschap en het ESF.
6 • maart 2007 • ECHO-ABVV
Competentieagenda: insteek sociale partners
D
e ‘competentieagenda 2010’ is opgenomen als maatregel binnen het Meerbanenplan. Het gaat om een impulsprogramma om de competenties van werknemers te versterken. Hiervoor is in 2007 een budget voorzien van 8 miljoen euro, aangroeiend tot 14 miljoen euro in 2008. In VESOC (Vlaams Economisch Sociaal Overlegcomité) werd afgesproken dat de sociale partners een voorstel zouden ontwikkelen met het oog op verder overleg met de regering. De sociale partners zijn het eens geworden over een tekst, voor te leggen aan de respectievelijke achterban en vervolgens aan de regering voor verder overleg in VESOC. Krachtlijnen voorstel sociale partners
• Acties niveau VDAB Vooral via de uitvoering van de bestaande actieplannen ongekwalificeerde uitstroom, IBO-actieplan en door de VDAB-stages in te passen in het geheel van stages en door de sectoren te stimuleren om met de VDAB samen te werken voor de inrichting van haar stages. • Acties niveau ondernemingen en sectoren Competentiemanagement (competentiegericht HR-management) ontwikkelen en verspreiden via (nieuwe)overheidssubsidies voor pilootprojecten in het kader van lerende netwerken. Zowel bedrijven als sectorfondsen kunnen projecten indienen. Een (nieuwe)overheidstussenkomst in het rendementsverlies van oudere werknemers die vorming verstrekken aan collega-werknemers, beperkt in de tijd. Bijkomende financiële stimulansen voor opleidingen op initiatief van werkgevers, onder bepaalde voorwaarden en na doorlichting van bestaande steuninstrumenten en vergelijking met buitenlandse instrumenten.
De onderhandelingstekst bevat een algemeen kader met doelstellingen en voorwaarden van een succesvol competentiebeleid, enerzijds en een aantal voorstellen tot acties en beleidsmaatregelen gericht op de verschillende actoren (onderwijs, VDAB, ondernemingen, werknemers), anderzijds. We beperken ons hier tot de voorgestelde acties: • Acties niveau werknemers Bijkomende stimulansen voor opleiding op • Acties niveau onderwijs initiatief van werknemers, onder bepaalde Bevorderen van beter (geïnformeerde) stuvoorwaarden en na doorlichting van diekeuze, i.h.b. via aangepaste informatie- bestaande studiefinanciering voor volwasacties (Beroepenhuis, jobbeurzen, stages senen en vergelijking met buitenlandse voor leerkrachten…) en vooral via begelei- instrumenten. ding via onafhankelijke CLB’s die hiervoor samenwerken met VDAB en onderwijsinstel- Inzake loopbaanbegeleiding: herbekijken van de financieringsregels voor loopbaanlingen. adviescentra zodat ook de kortlopende traMeer contacten tussen leerlingen en leer- jecten in aanmerking komen voor financiekrachten enerzijds, en werkvloer anderzijds ring. in het bijzonder door meer en betere sta- Verdere aanpak ges die een vast onderdeel vormen van alle arbeidsmarktgerichte opleidingen via inzet Het Bureau van het Vlaams ABVV is tot de van stagebemiddelaars (nieuw) en stagebe- vaststelling gekomen dat er van een afgerond akkoord geen sprake is. Daarvoor zijn er geleiders. nog te veel ‘gaten in de kaas’, m.n. maatreInvoeren van eindtermen ondernemings- gelen en acties die nog moeten worden zin en werknemersschap (in de betekenis ingevuld, waarbij vooral de sociale dialoog van competenties om kansen aan te grijpen én de sectorale aanpak moeten versterkt om de eigen loopbaan te sturen) in het worden. Er worden ook vraagtekens geplaatst secundair onderwijs. bij een aantal sporen zoals de opname van ondernemingszin in de onderwijsdoelstelAlternerend leren en werken: waarbij verlingen. Het gaat dus hoogstens om een tuswezen wordt naar het eerder uitgebracht sentijdse stap op weg naar een actieplan SERV-advies. ‘competentieagenda’. M.a.w. een gemeenEVC (Erkenning Verworven Competenties), schappelijke insteek van de sociale partin het bijzonder via versterken van sensibi- ners, nu uit te werken in overleg met de lisering o.m. via inschakeling van sector- regering in VESOC. consulenten in de promotie van het gebruiken van ervaringsbewijzen door werkgevers
[email protected] bij aanwerving en promotie. (02/506.82.23)
ECHO REGIO’S
Generatiepact: voor outplacement schadelijke buitenkanseffecten
W
erknemers van ouder dan 45 die slachtoffer worden van een herstructurering, zijn na het generatiepact verplicht zich in te schrijven in een tewerkstellingscel. In Wallonië bestaan er al sinds meerdere decennia reconversieexperimenten die enkele jaren geleden geleid hebben tot de invoering van een reconversierecht voor de werknemers. Dit recht kreeg gestalte in de "reconversiecellen" die eigenlijk kunnen doorgaan voor de op federaal vlak omschreven tewerkstellingscellen. Het Waals ABVV stelt dat het stelsel van de reconversiecellen het meest doeltreffende en meest kwaliteitsvolle reïntegratiemiddel is voor ontslagen werknemers. Mede door de mogelijke ontsporingen waartoe het generatiepact kan leiden, vindt het Waals ABVV dat de aanwezigheid van de vakbond in die reconversiecellen de werknemers de beste garantie biedt op een geschikte begeleiding.
de arbeiders gedurende 3 trimesters (maximumbedrag van de korting voor de werknemer is dus 1.200 en 1.296 euro) Uitzendondernemingen kunnen klaarblijkelijk beschouwd worden als een nieuwe werkgever. Ze kunnen dus aanspraak maken op die kortingen voor de werkgever, wat de mogelijkheid op misbruiken vergroot (ze hebben er namelijk belang bij die werknemers bij zich te houden zolang de kortingen gelden). Erkenning van de Waalse reconversiecellen in de sectorale overeenkomsten In het licht van al die factoren en van het feit dat er voor het Waalse systeem geen equivalent in de twee andere Gewesten bestaat, vraagt het Bureau van het Waals ABVV zijn vertegenwoordigers de Waalse reconversiecellen te verdedigen als het punt van de solidarisering van outplacement in de sectorale onderhandelingen aan bod komt. Heel concreet is het belangrijk dat de keuze van de outplacementonderneming het voorrecht blijft van de sociale onderhandelaars belast met de herstructurering van de betrokken onderneming.
Het Waals ABVV vindt voorts dat de buitenkanseffecten waartoe het "activerend beleid bij herstructureringen" (generatiepact) en de veralgemening van het KB van 18 juli 2004 leiden, financiële stimuli voortbrengen die de kwaliteit van de reïntegratie van de werkHet is dus van belang dat die Waalse spenemers kunnen schaden. cificiteit erkend wordt en dat men vermijdt dat outplacementregelingen die in de andere Bedoeld KB voorziet: • voor de werkgever die herstructureert: in Gewesten bestaan, opgedrongen worden. een terugbetaling van de outplacement- Ter herinnering: een KB stelt de Waalse kosten ten belope van 1.800 euro per reconversiecellen gelijk met de tewerkstelwerknemer die een baan van minstens lingscellen. Ook CAO 82 verwijst ernaar. 120 kalenderdagen vindt
Ten slotte stelt het Waals ABVV dat de middelen die in de sectoren bedongen worden voor het nakomen van de outplacementverplichtingen, in de reconversiecellen gebruikt moeten worden om bijvoorbeeld betalende opleidingen en een verbeterde begeleiding, en zelfs andere kosten van beta• voor de ontslagen werknemer die opnieuw lende prestaties te financieren. aan de slag gaat: in een korting op de
[email protected] (0473/32 92 78) soonlijke sociale bijdragen van 133,33 euro voor de bedienden en 144 euro voor
[email protected] (0476/26 87 09) • voor de nieuwe werkgever: in een korting van 1.000 euro op de werkgeversbijdragen van 4 trimesters en van 400 euro tijdens de volgende 16 trimesters (maximumbedrag van de korting voor de werkgever beloopt dus 10.400 euro)
Colloquium CEPAG: Meer gelijkheid in het onderwijs van morgen – de taboes overstijgen Op 9 mei aanstaande organiseert de CEPAG in Beez (bij Namen) een colloquium over het onderwijs. Vanuit de vaststelling dat de school sociale ongelijkheid bestendigt en zelfs vergroot, zal nagedacht worden over de rol van het onderwijs in de samenleving en de keuzes voor een meer gelijke school. De impact van de eisen voor een "gemeenschappelijke basis" (zelfde programma voor iedereen tot de leeftijd van 15/16 jaar en het welke), van een "eenheidsnet" en de zin van de inbreng van de Gewesten in deze gemeenschapsbevoegdheid zullen besproken worden vanuit de invalshoek "gelijkheid". Naast vakbondsverantwoordelijken uit de onderwijssectoren en van de Waalse en de Brusselse Intergewestelijken nemen ook deel: Bernard Delvaux (UCL), Marc Demeuse (Université de Mons), Nico Hirtt (Aped), Philippe Destatte (Institut Jules Destrée) en Thierry Jacques (MOC). Er worden drie workshops georganiseerd over de gemeenschappelijke basis, het eenheidsnet en de inbreng van de Gewesten. Ter afronding van het colloquium volgt een rondetafelgesprek + debat met de zaal met als moderator. Informatie:
[email protected] (02/506 83 98) Inschrijving:
[email protected] (081/26 51 56)
ECHO-ABVV • maart 2007 • 7
EUROPA
Een gecoördineerd beleid op het vlak van minimumlonen?
Een vakbondsbenchmarking Het Europees Vakbondsinstituut, dat verbonden is met het EVV, heeft in het Frans, Engels en Duits haar uitgave van 2007 over de “benchmarking van het werk in Europa” gepubliceerd. Dit vakbondsrapport gebruikt op weldoordachte manier de methode van de “best practices” (die de Europese Instellingen zo na aan het hart ligt) om aan te tonen dat de huidige antwoorden op de uitdagingen op het vlak van tewerkstelling en werkloosheid niet genoeg rekening houden met de kwaliteit van het werk en de werkaanbiedingen, noch met de rechten van de werknemers. Het rapport geeft een algemeen overzicht van de arbeidsmarkten, de lonen en inkomens, de inspanningen op het vlak van vorming en opleiding en innovatie, de mogelijkheden van werknemers inzake informatie en raadpleging… Dit rapport kan worden besteld bij Kristel Vergeylen. E-mail:
[email protected]
et minimumloon wordt zonder twijfel H één van de discussiepunten van het volgende EVV-congres in mei. Niet
zozeer het vastleggen van een gemeenschappelijk minimumloon, maar eerder een open coördinatiemethode op basis van een gemeenschappelijk beleid, waarbij in elke lidstaat een basisloon wordt bepaald, dat een percentage is van het gemiddelde loon of van het BBP per inwoner. Momenteel varieert het wettelijke minimumloon volgens het Europees Vakbondsinstituut van 9,08 euro per uur in Luxemburg tot 1 euro in Letland. Uitgedrukt in percentages van het nationale gemiddelde loon, zou het wettelijke minimumloon overeenstemmen met 62% in Frankrijk en amper 32% in de Tsjechische Republiek. Voor het ABVV is het idee van Europese coördinatie van de minimumlonen niets nieuws. Het gaat hier om een oud voorstel, gekoppeld aan een voorstel van minimumpensioen, dat het ABVV altijd al heeft verdedigd in de Europese Vakbeweging. Struikelblok daarbij was het ontbreken van een minimumloon in de Scandinavische landen (Finland, Denemarken, Zweden),
Duitsland, Oostenrijk en Italië. Het Europese debat is ondertussen echter gewijzigd. Vandaag werken 15% van de loontrekkenden van de voormalige EU15 – meer dan 20 miljoen mensen – in lageloonsectoren met een uurloon van minder dan 66% van het nationale gemiddelde loon. In de nieuwe lidstaten is er een sterke toename van de loonverschillen en worden de lage lonen losgekoppeld van de gemiddelde lonen. Tegelijk zet de toenemende mobiliteit van de werknemers in de nieuwe lidstaten de lonen in de oude lidstaten onder druk, zoals Valxholm, Viking en Rüffert hebben aangetoond (zie Echo van januari 2007). Deze nieuwe situatie zette de DGB, de Duitse vakbond, ertoe aan om tijdens zijn congres van 2006 de invoering van het wettelijke minimumloon te eisen als bijkomend instrument voor de collectieve onderhandelingen. Het idee om concreet sociale minima vast te leggen om het Europese sociale model te vrijwaren of op te bouwen, vindt dus steeds meer ingang. Wordt vervolgd.
[email protected] (02/506.82.73)
INTERNATIONALE RELATIES
De vakbonden uit de Balkan (Bosnië, Macedonië en Montenegro) bereiden zich voor op werkgelegenheidsmaatregelen. N.a.v. een studiebezoek aan Brussel werkten ze met de drie Belgische vakbonden voorstellen uit op basis van een EUmodel (proces van Boekarest). Daarna zullen ze hun voorstellen aan hun respectieve ministers voorleggen en een sociale dialoog erover opstarten. ••• Australië: eerste zogenaamd democratisch land waar de werkgevers het recht hebben te weigeren om met de vakbonden te onderhandelen en waar een hele reeks, nochtans bekrachtigde conventies van de IAO met voeten getreden worden. Dat blijkt uit het jongste verslag van het IVV (http://www.ituc-csi.org/ IMG/pdf/ITUC_submission_ to_WTO_2007_final.pdf).
8 • maart 2007 • ECHO-ABVV
Een coherente politiek in het kader van de globalisering: een stap in de goede richting? at is in elk geval wat het IVV D (Internationaal Vakverbond) vindt van de zopas verschenen gemeenschappelijke
studie – een grote première – van de IAO (Internationale Arbeidsorganisatie) en het WHO (Wereld Handelsorganisatie): “handel en werk : een uitdaging voor beleidsonderzoek”. Deze studie verschijnt op het ogenblik dat de vakbonden, het ABVV voorop, een actievere en dwingendere rol eisen van de IAO, met name in het kader van de handelsovereenkomsten. Deze instelling garandeert immers de sociale rechten en de rechten van de werknemers in het algemeen. De vakbondseis om van “waardig werk” – een begrip van de IAO – de 9de doelstelling van het Millennium te maken, ligt in dezelfde lijn. Wat is er dus nieuw aan deze studie, afgezien van het feit dat ze “gemeenschappelijk” werd uitgevoerd? In de eerste plaats betekent de studie een stap in de richting van meer samenhang in de politiek van de grote internationale instellingen, waar de vakbonden al langer voor ijveren. Voorts worden de verschillende punten die de vakverenigingen verdedigen,
erin erkend: het dreigen met delokaliseringen om salarissen niet te verhogen, de tekortkomingen van de sociale beschermingssystemen wereldwijd, het gebrek aan een actieve politiek inzake vorming en onderwijs… Anderzijds ontbreken in het rapport enkele essentiële punten m.b.t. de naleving van de rechten van de werknemers, zoals bijvoorbeeld de vrije exportzones, de uiterst negatieve gevolgen voor de werkneemsters en de impact van de repressieve politiek van de Chinese regering op de lonen en levensomstandigheden in China, maar ook in andere landen die aan deze concurrentie onderhevig zijn. Zoals Guy Ryder (Algemeen Secretaris van het IVV) al zei: “Die twee instellingen hebben samen nog heel wat werk voor de boeg opdat handel zou leiden tot een hoge levensstandaard voor iedereen en niet langer een hinderpaal zou vormen voor waardig werk”. Meer info hierover is te vinden op www.ituccsi.org/IMG/pdf/ILO-WTO_paper_summary_and_comment_-_final.pdf
[email protected] (02/506.83.55)