1961 - 150e verjaardag van de onafhankelijkheid van België. ▬ folder Nr. 1/80 ▬
1980
De Belgen herdenken in 1980 de 150e verjaring van hun gemeenschappelijk leven in een onafhankelijke staat. Sedert de revolutie van 1830 heeft de nieuwe staat niet alleen een merkwaardige economische, landbouwkundige en culturele ontwikkeling gekend, maar is hij ook getroffen geworden door harde slagen die weinig jonge staten zouden overleefd hebben. Het moge volstaan eraan te herinneren dat België een van de voornaamste slagvelden van de twee wereldoorlogen is geweest. Sedert de oorlog hebben zich grondige veranderingen voorgedaan in de verhouding tussen de regio's, is een nieuw wegennet in gebruik genomen, heeft de informatica zich ontwikkeld, heeft de vooruitgang van wetenschap en industrialisatie een grote weerslag gehad op ieders leven en hebben deze wijzigingen de structuur van het land gemerkt, alsmede de sociale verhoudingen en geestesgesteldheid in het algemeen. Op het politieke vlak is België jaren geleden begonnen met een fundamentele wijziging van de bestaande instellingen. De herdenking van de 150e verjaring van België moet gezien worden in functie van deze actuele politieke, economische en sociale gegevens. De toekomst van het land staat thans op het spel voor opeenvolgende generaties en dit is de reden waarom het Nationaal Comité voor de Herdenking van de 150e verjaring van de Onafhankelijkheid van België, opgericht door de Regering, besloten heeft het programma af te stemmen op de jeugd en daarbij rekening te houden met de lessen van het verleden. De jeugd is onze hoop voor de toekomst en daarom is een groot jeugdfeest een voornaam deel van het programma. Er zullen o.a. 10.000 jongeren uit de E.E.G.landen in België uitgenodigd worden. De milieuvrijwaring is een andere hoeksteen voor de toekomst. Waterverontreiniging van stromen en rivieren heeft hier zoals elders een onrustwekkend peil bereikt en de strijd hiertegen dient met alle middelen voortgezet te worden. Door grootse feesten op Schelde en Maas wenst het Comité de aandacht van ieder op dit gevaar te vestigen en meteen te tonen welke maatregelen reeds getroffen werden en nog dienen getroffen te worden. Een milieuvriendelijk programma " Dorp en Stad '80" wordt ook overal in het land uitgewerkt in samenwerking met de Koning Boudewijn Stichting. Tenslotte ligt de toekomst van België eveneens in Europa. De plaats van ons land in het nieuwe Europa wordt niet alleen op het economische en politieke vlak bepaald, maar ook op het culturele. Het thema « België in Europa » is toevertrouwd aan Europalia, het Festival van Vlaanderen en het Festival van Wallonië. Europalia organiseert acht Europese weken met de andere E.E.G.landen. België zelf zal bijdragen met twee tentoonstellingen: De Breughel dynastie en Art Nouveau, terwijl tevens merkwaardige litteraire, muzikale en theatrale programma's voorzien zijn. Het Festival van Vlaanderen legt de klemtoon op « België en de internationale vriendschap », terwijl het Festival van Wallonië internationale groepen en befaamde buitenlandse kunstenaars uitnodigt. De negen provincies hebben een uitzonderlijk groot aandeel in het geheel van de opzet van de herdenking en zullen de eigenheid op cultureel, economisch en ambachtelijk vlak van hun inwoners beklemtonen. Op verzoek van het Nationaal Comité heeft de Regie der Posterijen zich aangesloten bij deze herdenking en heeft zij besloten naast en na de lanceerzegel die nu op de markt komt een reeks van vijf bijzondere zegels met toeslag alsook een speciaal blaadje aan de gebeurtenis te wijden. Deze zegels omvatten de beeltenis van onze vijf koningen en koninginnen op een achtergrond die grafisch de tijdsgeest weergeeft. Afgezien van het belang van dit filatelistisch initiatief op cultureel en opvoedkundig vlak, meer bepaald voor de jeugd, zal deze uitgifte een blijvende herinnering zijn aan een gebeurtenis die een mijlpaal is in de geschiedenis van het land en van de dynastie
1962/1963 - Elstrøm: Koning Boudewijn. Type van nr. 1581 ▬ folder Nr. 2/80 ▬
1980
geen info
1964 - 4F Bruin - Cijfer op heraldieke leeuw. Type van nr. 1839. ▬ folder Nr. 11/80 ▬ geen info
1980
1965 - 100e Verjaardag van de geboorte van Staatsminister Frans Van Cauwelaert (1880-1961). ▬ folder Nr. 2/80 ▬
1980
Jan Frans Van Cauwelaert werd geboren te Onze-Lieve-Vrouw-Lombeek, (nu Roosdaal) op 10 januari 1880. Hij kreeg zijn humanioraopleiding in het Klein Seminarie te Hoogstraten en behaalde te Leuven de diploma's van kandidaat in de natuur- en geneeskundige wetenschappen (1904) en doctor in de wijsbegeerte (1905). Met het oog op een wetenschappelijke loopbaan specialiseerde hij zich te Leipzig en Munchen in de experimentele psychologie en doceerde deze materie aan de katholieke universiteit te Freiburg van 1907 tot 1910. Vanaf 1900 trad hij op de voorgrond als de begeesterende onbetwiste leider van de Katholieke Vlaamse Studentenbeweging. Om zijn Vlaamse overtuiging werd hij in 1909 gedwongen zijn wetenschappelijke carrière op te geven maar hij hervatte te Leuven zijn universitaire studies en promoveerde er in 1913 tot doctor in de rechten. In mei 1910 werd hij te Antwerpen verkozen als katholiek volksvertegenwoordiger in opvolging van Edward Coremans. Hij vervulde dit mandaat tot bij zijn overlijden op 17 mei 1961. Samen met de socialist Camille Huysmans en de liberaal Louis Franck leidde hij de campagne der "Drie Kraaiende Hanen" voor de vernederlandsing van de Gentse Universiteit. De eerste grondslagen van het Vlaams-Katholiek dagblad, "De Standaard", werden reeds in 1912 door Frans Van Cauwelaert gelegd in samenwerking met Dr. A. Van de Perre, A. Hendrix, e.a. Ingevolge het uitbreken van de oorlog kon "De Standaard" pas in december 1918 voor het eerst verschijnen. Tijdens de eerste wereldoorlog verbleef hij in Nederland. Als uitgever (met J. Hoste) van het weekblad "Vrij België" en als stichter van het "Vlaams Belgisch Verbond", bleef hij onverdroten de stelling verdedigen dat Vlaanderen recht moest geschieden in het raam van de Belgische Staat. Na de oorlog leidde hij in het Parlement de Katholieke Vlaamse Kamergroep en bracht in heel Vlaanderen een krachtige volksbeweging tot stand om het Vlaamse minimumprogramma te verwezenlijken. Dit behelsde in hoofdzaak de vier fundamentele eisen van vernederlandsing van onderwijs, bestuur, gerecht en leger. Het minimum zonder hetwelk de Vlaamse ontvoogding en ontplooiing niet mogelijk werd geacht. Van 1921 tot 1932 leidde Frans Van Cauwelaert als burgemeester van Antwerpen een christen-socialistische coalitie. Twee hoogtepunten uit deze periode waren het openstellen van de Kruisschanssluis (nu Van Cauwelaertsluis) in 1928 en het eeuwfeestjaar 1930 met de indrukwekkende Wereldtentoonstelling. Reeds in juni 1931 benoemd tot Minister van Staat, werd hij in 1934-35 tijdens de zware economische crisis belast met de ministeriële bevoegdheden van Economische Zaken, Middenstand, Landbouw en Binnenlandse Handel. In 1939 werd hij lid en eerste voorzitter van de nieuwe Koninklijke Vlaamse Academie voor Wetenschappen, Letteren en Schone Kunsten. Hij werd in datzelfde jaar verkozen tot voorzitter van de Kamer van Volksvertegenwoordigers. Tijdens de tweede wereldoorlog werd hij door de regering met verscheidene opdrachten in Amerika en Engeland belast, en sprak herhaaldelijk tot zijn landgenoten over de radio. In de naoorlogse jaren bekleedde hij opnieuw zijn functie van Kamervoorzitter en dit tot april 1954. Al die tijd en ook daarna, bleef hij opvallend actief op het internationaal forum. Hij was Belgisch afgevaardigde bij de Volkenbond van 1925 tot 1927, later lid van de Raad van Europa, lid van de West-Europese Unie en van 1954 tot 1959 afgevaardigde bij de Verenigde Naties. Naar zijn opvatting moest de Belgische buitenlandse politiek steunen op een effectieve Belgisch-Nederlands-Luxemburgse verstandhouding enerzijds en een sterk Atlantisch bondgenootschap anderzijds, Medestichter van de Conferentie der Nato-parlementariers in 1955, werd hij in 1957 de eerste voorzitter van de Raadgevende Interparlementaire Beneluxraad. Maar in de geschiedenis zal Frans Van Cauwelaert vooral bekend blijven als de zeldzaam begaafde redenaar, de kunstenaar van het gesproken woord, die verschillende generaties wist te bezielen tot een hoger Vlaams ideaal.
1966/1968 - Gentse Floraliën VI. ▬ folder Nr. 3/80 ▬
1980
Ruim 150 jaar geleden, nog voor de onafhankelijkheid van België, kwam de commerciële productie van sierteeltproducten in het Gentse op gang. Voordien genoot de Gentse sierteelt reeds van een hoge waardering. door de werkkracht en het dynamisme van de * hofbouwers * die ervoor zorgden dat er op ieder ogenblik steeds bloemen en planten beschikbaar waren. De gespecialiseerde liefhebberstuinbouw verliet het pad van het amateurisme wanneer er geen twijfel meer bestond over zijn bestaansrecht. Het begon bescheiden toen de Koninklijke Maatschappij voor Landbouw en Plantkunde te Gent (K.M.L.P.) op 10 oktober 1808 gesticht werd en enkele maanden later, op 6 februari 1809 haar eerste plantententoonstelling hield in de herberg * Frascati * te Gent. De Gentse Floraliën, een tentoonstelling van niet-eetbare tuinbouwproducten. die door de internationale organisaties erkend is, stelt in een aangepaste vorm de hele gamma van bloemen en planten aan het publiek voor. Deze vijfjaarlijkse manifestatie, die geen verkoopskarakter heeft (men kan er geen planten kopen!), bewijst ten aanzien van de hele wereld de vaardigheid in de veredeling en het vakmanschap van onze telers en van de instellingen die hun daarbij steunen. Telkens worden tal van nieuwigheden geëxposeerd samen met oude en zelfs historische plantenexemplaren. De 28e Gentse Floraliën die zullen plaatshebben van 19 tot 27 april 1980, betekenen een internationale gebeurtenis die honderdduizenden bezoekers uit binnen en buitenland aantrekt. Trouw aan een 25 jarige traditie, wil de Regie der Posterijen deze belangrijke gebeurtenis blijvend in herinnering houden door dit jaar een reeks van drie bijzondere postzegels, uit te geven waarvan de motieven samengesteld zijn uit bloemtuilen; een thematisch onderwerp dat door de filatelisten bijzonder gewaardeerd wordt.
1969 - 50e Verjaring van de Regie van Telegraaf en Telefoon. (1930-1980) ▬ folder Nr. 5/80 ▬
1980
Te allen tijde is de behoefte aan communicatie een van de voornaamste bekommernissen van de mens geweest. Steeds heeft hij ernaar gestreefd zijn ideeën beter en sneller aan anderen mee te delen. Het zou echter tot de XIXe eeuw duren vooraleer die uitvindingen het licht zagen die de telecommunicatie zouden laten uitgroeien tot wat zij in onze huidige maatschappij is geworden: een van de pijlers van de sociale en politieke wereld, van de handel, de industrie, het onderwijs, de berichtgeving,... De uitvinding van het telegraaftoestel door Samuel Morse in 1836 en de toepassing ervan in België vanaf 1846, gevolgd door de uitvinding van de telefoon door Graham Bell in 1876 openden tot dan toe ongekende perspectieven. Van dan af is het mogelijk een bericht in enkele minuten honderden kilometer ver te zenden. Beide uitvindingen kennen snel een groot succes en nemen een hoge vlucht. Aanvankelijk worden zij overgelaten aan het privé-initiatief, maar al spoedig wordt de Staat zich bewust van het vitaal belang voor de bevolking en onze economie, en neemt zich voor België met een telecommunicatienet uit te rusten dat aan de nieuwe behoeften zal voldoen. Dat is een belangrijke opdracht, die dan ook belangrijke kapitalen vergt. In dit domein is een modern beleid noodzakelijk, maar moet het algemeen belang toch gewaarborgd blijven. Daarom besluit de wetgever een instelling te creëren, onderscheiden van de Staat, maar onder haar controle, die de T.T.diensten met de nodige soepelheid moet kunnen beheren. Dat wordt een feit op 19 juli 1930 wanneer de wet wordt goedgekeurd betreffende de oprichting van de Regie van Telegrafie en Telefonie. In die tijd waren er ongeveer 225.000 telefoonabonnees; vandaag de dag is dat aantal opgelopen tot 2.310.000! Deze opmerkelijke groei kan slechts gebeuren dank zij het stelselmatig toepassen van vernieuwingen op technologisch gebied. Handbediende telefooncentrales en luchtlijnen werden eerst geleidelijk aan vervangen door elektromechanische centrales en ondergrondse kabels. Daarna schakelde men, dank zij de vooruitgang in de informatica en de verovering van de ruimte, over op programmabestuurde centrales en transmissie via satellieten. Naar het voorbeeld van de grote Europese landen heeft ook de Regie van T.T. een grondstation voor telecommunicatie opgericht. Dit station bevindt zich te Lessive (gemeente Rochefort) en handelt momenteel een groot gedeelte van het intercontinentaal verkeer af. Van 1 mei tot 30 september ontvangt de Regie van T.T. hier jaarlijks talrijke bezoekers. Zij kunnen er kennis maken met de geschiedenis, het heden en de toekomst van de telecommunicatie. Het station staat open voor iedereen en maaltijden kunnen ter plaatse worden gebruikt. Buiten het spectaculair succes van de telefoon hebben zich in de afgelopen 50 jaar op het gebied van de telecommunicatie nieuwe diensten ontwikkeld. Denken wij maar aan de opkomst van de telex, die de klassieke telegraafdienst heeft verdrongen. Ook minder bekende diensten zijn volop in ontwikkeling: de semafoon, de mobilofoon, de verbindingen ten behoeve van de scheepvaart, de abonnementsgeleidingen, de telecardtelefoontoestellen en de datatransmissie. De nieuwe technieken en systemen die bepalend zullen zijn voor de telecommunicatie van morgen, doen bovendien reeds nu hun intrede. Wij denken hierbij aan teletex, videotex, visiofoon en transmissie door middel van glasvezelkabels. Deze vooruitgang is tekenend voor onze moderne samenleving. De uitdaging beantwoorden, door onophoudelijk de kwaliteit van de telecommunicatie te verbeteren tegen billijke tarieven, is wat de R.T.T. zich steeds voor ogen heeft gehouden en in de toekomst ook tot doel zal blijven stellen.
1970 - Dag van de postzegel. ▬ folder Nr. 6/80 ▬
1980
De Regie der Posterijen wil het principe van de uitgifte van een bijzondere postzegel, gewijd aan de « Dag van de Postzegel » in ere houden. Deze uitgifte wordt immers door vele verzamelaars erg gewaardeerd. Tijdens de 11e zitting van de F.I.P., in 1936 in Luxemburg gehouden, stelde de Duitser Hans Von Rudolphi voor een « Dag van de Postzegel » internationaal in te richten. Voor het eerst georganiseerd in België in 1937 werd dit initiatief slechts van 1957 af jaarlijks herhaald. Om aan deze traditie geen afbreuk te doen en om het nationaal karakter van deze "Dag" te bewaren, zal de voorverkoop van de bijzondere postzegel die bij deze gelegenheid uitgegeven wordt, in ieder van de negen provincies plaatshebben. Bovendien zullen twee van deze manifestaties traditioneel gepaard gaan met een posttentoonstelling voor de duur van acht dagen. Dit jaar richten Aarschot en Spa deze tentoonstellingen in die de inrichters toelaten de verzamelingen van hun leden te exposeren en de Regie der Posterijen de gelegenheid geven de bestendige inspanningen te beklemtonen die zij zich getroost om de diensten te verbeteren die zij haar cliënteel aanbiedt. Het motief van het vignet « Dag van de Postzegel » van dit jaar is samengesteld uit de reproductie van de postzegel van 5 fr. violetbruin, die uitgegeven werd op 3 december 1930, om te kunnen gebruikt worden bij de eerste postverbinding tussen België en Belgisch Congo, verzekerd door de vliegtuigpiloten Vanderlinden en Fabry. Het onderwerp en de voorstelling van deze zegel is identiek aan het vignet van dezelfde waarde dat deel uitmaakte van een reeks van vier zegels, uitgegeven op 30 april van hetzelfde jaar. Alleen de kleur is verschillend. Alhoewel de geschiedenis van de luchtpostverbindingen tussen België en de andere landen van de wereld geen heldendaden inhoudt, was de eerste verbinding van die aard, met onze vroegere kolonie, niet in alle kalmte verlopen. De raid Vanderlinden en Fabry, zoals men hem genoemd heeft, kende inderdaad talrijke moeilijkheden die ondermeer te wijten waren aan de slechte weersomstandigheden en die ten andere de twee gezagvoerders verplichtte een noodlanding uit te voeren. Vertrokken uit Brussel op 7 december 1930 kwamen zij, na een tiental tussenlandingen, op 15 december 1930 te Leopoldstad aan. Dit traject had 8 dagen, 9 uur en 25 minuten geduurd. Deze eerste postverbinding telde 6.241 zendingen, alle gefrankeerd met Belgische postzegels en afgestempeld te Brussel 1 op 4 of op 5 december 1930; zij droegen de afdruk van de datumstempel van aankomst te Leopoldstad van 15 december 1930. Deze poststukken zijn filatelistische documenten die bijzonder gewaardeerd worden door de verzamelaars.
1971 - Cijfer op heraldieke leeuw. Type van nr. 1839 ▬ folder Nr. 7/80 ▬ geen info
1972/1973 - Europa: Vips ▬ folder Nr.7/80 ▬
1980
DE HEILIGE BENEDICTUS VAN NURSIA. Benedictus werd omstreeks 480 te Nursia geboren, een dorpje gelegen in de bergachtige streek van Umbrie. Hij ging naar Rome om te studeren. Deze fase was echter van korte duur. Afgeschrikt door de corruptie die er toen heerste, trok hij zich in alle eenzaamheid terug te Subiaco, waar een dertiental kloosters ontstonden. Vervolgens werd Benedictus gedwongen om de vallei van de Anio te verlaten, waarop hij zich naar de heuvel begaf die het dorp van Cassino overheerst. Op die plaats stichtte hij in 529 het beroemde klooster. Het was te Monte Cassino dat hij zijn Regel voor de monniken schreef. Benedictus die door Paulus Vl werd beschouwd als de vader en de beschermheilige van Europa, zet er ons toe aan om door een steeds groter wordend wederzijds begrip de sociale ongelijkheid, de egoistische onverschilligheid, de verdrukking en de onverdraagzaamheid te overwinnen. Bovendien heeft de verspreiding van zijn Regel over heel Europa en de ganse wereld en de culturele, economische en politieke bijdrage van zijn orde tot de historische ontwikkeling van Europa, bijgedragen tot de keuze van deze heilige als beschermheilige van Europa. In de loop van 1977 besloten de Benedictijnen, de Cisterciënzers en de Trappisten van Benelux, samen zowat 70 monastieke gemeenschappen van monniken en monialen, een gezamenlijk herdenkingsproject voor 1980 uit te werken. 1500 jaar Benedictijns monachisme is geen zaak voor monniken alleen. Als religieus en cultureel fenomeen is het ook de zaak van de ganse christenheid en alle mensen van goede wil. Vandaar het pluriforme karakter van het project, dat via de verschillende onderdelen een zo ruim mogelijk publiek beoogt te betrekken bij het 15e eeuwfeest van de geboorte van Benedictus. Officieel ging het 15e centenarium van start op het lentefeest van Sint-Benedictus, 21 maart 1980, en zal het doorlopen tot het lentefeest van 1981. Vandaar dat de deelprojecten, zoals liturgische vieringen, tentoonstellingen, concerten, colloquia, radio en T.V. uitzendingen, voordrachten, de uitgifte van een bronzen herdenkingspenning en medaille en de uitgifte van een bijzondere postzegel, gespreid liggen over een gans jaar. Deze viering staat onder de hoge bescherming van Zijne Majesteit Koning Boudewijn, Hare Majesteit Koningin Juliana, Zijne Koninklijke Hoogheid Prins Jan, Zijne Koninklijke Hoogheid Prins Albert en de Heer Karasek, Secretaris Generaal van de Raad van Europa.
Margaretha van Oostenrijk werd te Brussel geboren de 10 januari 1480 als enige dochter van keizer Maximiliaan I en van Maria van Bourgondië. Na de dood van haar moeder kwam zij, hoewel slechts twee jaar oud, ter bezegeling van het verbond met Lodewijk Xl, als verloofde van de latere Karel Vlll aan het Franse hof te Amboise. In 1491 echter trad Karel in het huwelijk met Anne van Bretagne en Margaretha werd in 1493 bij de vrede van Senlis aan haar vader teruggegeven. Twee jaar later huwde zij Johan van Castilië, de troonopvolger van Spanje. Eerst op 3 april 1497 werd dit huwelijk te Burgos voltrokken. Johan overleed in oktober 1497 en twee jaar later keerde Margaretha naar de Nederlanden terug. Op 28 november 1501 huwde zij met Philibert, hertog van Savoie. Omringd door weelde en kunstschatten bracht zij enige jaren in Savoie door, maar zij verloor haar tweede gemaal reeds in september 1504. De hertogin keerde opnieuw naar de Nederlanden terug, waar keizer Maximiliaan (regent na de dood van Filips de Schone) haar op 18 maart 1507 belastte met de landvoogdij. Margaretha leidde met ijver, tact en grote zelfstandigheid de regering van de Nederlanden en van Franche-Comté, echter steeds begaan met de belangen van de Habsburgse dynastie en wantrouwig tegenover het Franse vorstenhuis. De eerste jaren van haar regentschap werden beheerst door de strijd met Frankrijk, Gelre en de Friese landen, waardoor de handel en de visserij grote nadelen ondervonden Margaretha toonde toenadering tot Hendrik Vll van Engeland en haar voornaamste succes was de samenkomst van Kamerijk (10 december 1508). waar zij als talentvolle diplomate grote voordelen voor Habsburg wist te verkrijgen. Spoedig brak de strijd met Frankrijk weer uit: ditmaal verbond Lodewijk XII zich met Engeland (1513). Van deze misrekening maakte Willem van Croij gebruik om Margaretha van het regentschap te beroven door de Staten-Generaal ertoe te bewegen Karel V meerderjarig te verklaren (1515). Enige jaren leefde zij teruggetrokken. Toen Karel naar Spanje moest vertrekken, zocht zij toenadering tot zijn tante om de dynastieke belangen te behartigen. Op 24 juli 1518 werd zij feitelijk, op 1 juli 1519 ook in naam van de landvoogdij in haar functie hersteld. Voortaan behartigde zij weer de belangen van Habsburg; een van haar successen was de verkiezing van Karel V tot keizer (1519). Dit betekende hervatting van de oorlog met Frankrijk, waarbij Doornik definitief door de Nederlanden werd gewonnen en alle hoogheidsrechten over Artois voor Frankrijk verloren gingen (1521). Ook Friesland, Utrecht en Overijssel onderwierp zij aan de Habsburgers. Door haar samenkomst met de koningin van Frankrijk (Damesvrede) bewerkte zij de vrede van Kamerijk (3 augustus 1529), waarbij Frans I voorgoed afstand deed van alle aanspraken op Frans Vlaanderen. De laatste tien jaar liet Karel V haar het gehele bestuur over. Meer dan vroeger waakte zij over de belangen der Nederlanden. In vele opzichten was haar regeringsperiode een tijd van rust en welvaart voor de Zuidelijke Nederlanden. Als persoon staat Margaretha zeer hoog aangeschreven, door haar zelfstandig karakter, opofferende plichtsbetrachting en intelligentie. Zij heeft ook de opvoeding van Karel V en zijn broers en zusters gedurende de eerste jaren geleid. Zij verbleef meestal in Mechelen, waardoor tot 1530 deze stad promoveerde tot de werkelijke hoofdplaats van de Nederlanden en aldus ook het centrum werd van het centrale regeringswerk en het hoogste rechtsleven. Zij beschermde de kunst en de letteren en baande aldus de weg voor de doorbraak van de Renaissance in de Nederlanden. Zij overleed te Mechelen op 1 december 1530.
1974 - Ivo Van Damme (1954-1976) ▬ folder Nr. 7bis/80 ▬
1980
Ivo Van Damme werd geboren te Dendermonde op 21 februari 1954. Reeds in 1975, toen hij Belgisch recordhouder werd op de 800 m, werd hij algemeen beschouwd als de grote belofte van de Belgische atletieksport en was hij voorbestemd om door te dringen tot de absolute wereldtop. Tijdens de onvergetelijke Olympische Spelen, die in 1976 te Montreal gehouden werden, behaalde hij, 22 jaar oud, als halve-fondloper op de 800 m en de 1.500 m twee zilveren medailles en bevestigde meteen het vertrouwen dat een massa sportliefhebbers in hem gesteld had. Helaas werd deze schitterende loopbaan op een tragische wijze afgebroken toen Ivo Van Damme op 29 december 1976 slachtoffer werd van een dodelijk verkeersongeval. Deze topatleet was nochtans toen reeds uitgegroeid tot een legendarische figuur, een sportheld die voor zijn karaktervastheid en zijn voorbeeld het idool was van alle atleten. Dank zij zijn zowel fysische als morele hoedanigheden, had Ivo Van Damme bewezen dat het mogelijk was in een korte tijd een grote sportloopbaan op te bouwen. Ons blijft vooral de herinnering bij aan zijn opmerkelijke, bijna ongeëvenaarde opmars naar de toppen van de wereldatletiek met, behalve de twee olympische zilveren medailles, ondermeer de titel van « Beste Sportman » van het jaar 1976, een titel van Europees indoorkampioen, een Europees record over de 1.000 m en drie Belgische records van grote waarde, namelijk de 800 m, de 1.000 m en de 1.500 m. Als huldeblijk aan deze uitzonderlijke atleet wordt sedert 1977 ieder jaar in het Heyzelstadion te Brussel een meeting "Memorial Ivo Van Damme" ingericht, waaraan al de grote namen van de atletiekwereld deelnemen. De Regie der Posterijen wil eveneens de herinnering aan Ivo Van Damme blijvend houden door een bijzondere postzegel uit te geven waarop deze atleet afgebeeld staat terwijl hij aan een loopwedstrijd deelneemt.
1975 - IVe Interparlementaire conferentie ovr Europese samenwerking en veiligheid. ▬ folder Nr. 8/80 ▬
1980
De Interparlementaire Unie zal van 12 tot 18 mei 1980 in het Paleis der Natie te Brussel haar « IVe Interparlementaire Conferentie over Europese samenwerking en veiligheid » houden. Er worden ongeveer 350 Parlementsleden verwacht op deze Conferentie, waar niet alleen delegaties van Europese Parlementen zullen aanwezig zijn, maar tevens delegaties van andere Parlementen uit de hele wereld, die er zullen aan deelnemen als waarnemer. Deze vergaderingen zijn het vervolg van diegene die werden gehouden te Helsinki in januari 1973, te Belgrado in januari 1975 en te Wenen in mei 1978. De Conferentie zal zich inspannen om de verhoudingen tussen Oost en West op het gebied van de drie « Korven » van Helsinki, politiek, economie en Rechten van de Mens, te verbeteren. Deze vergaderingen, die op parlementair niveau worden georganiseerd, zullen voorafgaan aan de Conferentie die de Regeringen zullen houden te Madrid, einde 1980, over hetzelfde thema. De Interparlementaire Unie vindt haar oorsprong in 1889, jaar waarin, op initiatief van Sir William Randal Cremer (Verenigd Koninkrijk) en de Heer Frederic Passy (Frankrijk), een eerste Interparlementaire Conferentie over internationale arbitrage werd gehouden te Parijs. België was een van de stichtingslanden van de Unie. Sedert die tijd heeft de Unie haar taak voortgezet, terwijl zij haar werkmethode heeft aangepast aan de evolutie van ideeën en feiten, en in het bijzonder aan de nieuwe evenwichten die het gevolg waren van de tweede wereldoorlog. Zij is heden een internationale organisatie, die samengesteld is uit nationale Groepen die elk deel uitmaken van een Parlement. De Interparlementaire Unie, waarvan de zetel gevestigd is te Genève, telt op dit ogenblik 88 lidstaten. Buiten de statutaire Conferenties, organiseert de Unie ook vergaderingen die gespecialiseerd zijn in bijzondere problemen van internationale aard. Het is in dit kader dat de drie Interparlementaire Conferenties over Europese samenwerking en veiligheid, die werden belegd voor die van Brussel, hun plaats vinden, evenals de Conferentie over de bestrijding van de verontreiniging van de Middellandse Zee, die in 1974 te Rome werd georganiseerd, het Colloquium over een nieuw systeem van internationale economische verhoudingen, gehouden te Boekarest in 1975 en het Symposium over het leefmilieu in Europa, te Genève in 1979. Zij heeft eveneens een programma van technische bijstand ontworpen, bestemd om, op aanvraag, de Parlementen te helpen hun infrastructuur te versterken, en dit dank zij het toekennen van beurzen en door middel van consultatieve zendingen van deskundigen.
1976/1977 - Toeristische uitgifte. Mons: «Car d'Or» & Damme: kanaal ▬ folder Nr. gn/80 ▬
1980
Mons:- Processie van de «Car d'Or». Een van de belangrijkste toeristische attracties van de stad Bergen is ongetwijfeld de processie van de «Car d'Or» . De «Car d'Or» is een staatsiewagen van gesculpteerd, geverfd en verguld hout in Lodewijk XVI-stijl en die, getrokken door zes paarden, op Drievuldigheidszondag (eerste zondag na Pinksteren) het schrijn van de Heilige Waudru, stichteres en beschermheilige van Bergen, door deze stad voert. Deze staatsiekoets is 5.80 m lang en 2.40 m breed en weegt ledig ongeveer twee ton. De huidige praalwagen dateert van 1780 en is het werk van de beeldhouwers Midavaine en Ghienne. De jaartalverzen geschilderd in versierde vakken houden verband met de gebeurtenissen die herinneren aan de terugkeer te Bergen in 1803 van de overblijfselen van de Heilige Waudru die, tijdens de Franse Revolutie, in Rijnland verborgen waren. Alhoewel de processies, ter ere van de Heilige Waudru, waarschijnlijk reeds veel vroeger waren ingericht, is het nochtans in 1349 dat de huidige processie haar definitieve vorm heeft gekregen. Het is inderdaad tijdens dit jaar dat een pestepidemie in Bergen woedde en aanleiding gaf tot bijzondere uitingen van volkse vroomheid. Om te bekomen dat aan deze plaag een einde zou gesteld worden, beslisten de kerkelijke gezagdragers en het Kapittel van de Heilige Waudru op een heel speciale manier de hulp van de patrones van de stad Bergen af te smeken door een processie in te richten die plechtiger was dan de vorige. Op 7 oktober vertrokken de geestelijkheid en de burgerlijke gezagdragers, gevolgd door de bevolking, in processie met de relikwieën van de Heilige Waudru naar de heide van Casteau. De pestepidemie werd ingedijkt. Uit dankbaarheid voor de Heilige Waudru beslisten de inwoners van Bergen ieder jaar een grote processie te harer ere in te richten. In den beginne had zij plaats op de eerste zondag van oktober, maar vanaf 1352 werd zij gehouden op Drievuldigheidszondag, teneinde op mooier weer te kunnen rekenen. Geschorst tijdens de Franse Revolutie, werd zij in 1804 definitief heringericht. Vanzelfsprekend heeft deze manifestatie tijdens de zeven eeuwen van haar bestaan een evolutie doorgemaakt. Zij heeft zelfs een grondige wijziging ondergaan. Ontstaan uit de volkse vroomheid in de hoop een epidemie te bezweren, werd zij voortgezet in een geest van erkentelijkheid. Alle Bergense beroepen, verenigd in broederschappen, vereerden de Heilige Waudru. Oorspronkelijk alleen van godsdienstige aard, is deze processie thans ook een historische stoet.
1976/1977 - Toeristische uitgifte. Mons: «Car d'Or» & Damme: kanaal (vervolg) ▬ folder Nr. gn/80 ▬
1980
Damme - Kanaal. Omstreeks het midden van de XIIde eeuw, toen Brugge de West-Europese wereldmarkt werd, is Damme, als voorhaven van deze stad, ontstaan aan een dam opgeworpen aan het uiteinde van het Zwin, de brede arm van de Noordzee die tussen Knokke en Kadzand, doorheen de poldervlakte het land blnnendrong. Door zijn gunstige ligging, kende Damme – eerst Hondsdam en later de "Dam" genoemd – een rasse opgang. Schippers, handelaars, makelaars, bankiers en ambachtslieden vestigden zich in de opkomende havenstad. ln 1180 schonk Filips van den Elzas, graaf van Vlaanderen, haar stadsrechten: zelfbestuur en rechtsmacht. Aan de Damse poorters verleende hij belangrijke handelsvoorrechten. Dit feit wordt nu, 800 jaar later, herdacht met allerhande manifestaties waaronder een tentoonstelling gewijd aan de geschiedenis van Damme. Na de totale verwoesting van Damme door de Franse koning Filips-August, in 1213, werd het stadje heropgebouwd en versterkt met vestingsgrachten en stadspoorten Verbonden door waterwegen, met de twee aanzienlijkste steden van Vlaanderen, met Brugge door de « Reie » en met Gent door de « Lieve », kende Damme, vooral in de XIIIe eeuw, een hoge bloei en kreeg als Zwinhaven een universele faam. Damme bezat het stapelrecht van wijnen en haring en was in de Middeleeuwen de voornaamste wijnmarkt van Noordelijk Europa. Jacob van Maerlant, «de Vader der Dietse dichters », woonde er in de tweede helft van de XIIIe eeuw, schreef er zijn voornaamste werken en ligt er begraven in het vroeger kerkportaal, onder de toren. Het huwelijk van Karel de Stoute met Margaretha van York werd er in 1468 ingezegend, in de nog bestaande woning van de grafelijke baljuw Eustaas Wyts. In 1615 lieten de aartshertogen Albrecht en Isabella de oude stadsvestingen en poorten slopen en Damme insluiten in een nieuwe versterkingsgordel, waarvan heden nog de wallen rond het stadje een overblijfsel zijn. Van de loop van het Zwin en de Lieve is te Damme geen spoor overgebleven. Het deel van het Napoleonkanaal tussen Brugge en Damme, werd gegraven in de bedding van de Reie, de voormalige waterweg tussen beide steden. Damme, volgens de volksoverlevering, ook de stad van de legendarische figuren Tijl Uilenspiegel, Nele en Lamme Goedzak, heeft van zijn groot verleden enkele indrukwekkende monumenten bewaard, alsook die speciale historische sfeer die velen aantrekt.
1978/1982 - Herdenking van de 150e verjaardag van de onafhankelijkheid van België. ▬ folder Nr. 9/80 ▬
1980
Herdenking van de 150e verjaardag van de onafhankelijkheid van België. Door een reeks van vijf zegels uit te geven die aan onze vorsten zijn gewijd, belicht de Regie der Posterijen onze honderdvijftig jaar onafhankelijkheid. Leopold I, gemaal van Louiza-Maria van Orleans, liet bij ons in 1835 de eerste spoorweg van het vasteland aanleggen, reorganiseerde ons leger en deed talrijke pogingen om ons overzeese afzetgebieden te bezorgen. Leopold II, gehuwd met Maria-Hendrika van Habsburg betrok het land in een ruime internationale expansie. Elektrische centrales in Rusland, spoorwegen in China, tramlijnen in de hele wereld, stichting van Belgisch Kongo waarvan hij de inboorlingen van de slavernij bevrijdt, aanneming van sociale wetten, ziedaar de balans van zijn bewind. Wanneer hij door zijn neef Albert I werd opgevolgd, had Belgie 15 miljard goudfrank overal in de wereld geïnvesteerd. Deze vorst, echtgenoot van Elisabeth, hertogin in Beieren, deed zijn intrede als overwinnaar van de oorlog 1914-1918. Onder het bewind van Leopold III, gehuwd met Astrid van Zweden, werd in 1936 de wet op het betaald verlof gestemd. Deze vorst bood in mei 1940 met zijn leger heldhaftig weerstand aan de Leie. Boudewijn I, met zijn gemalin Koningin Fabiola, heerst sinds 1951 over ons land waarvan de hoofdstad ook die van Europa is geworden.
1983 - Herdenking van de onafhankelijkheid van België: blok 55 ▬ folder Nr. 10/80 ▬
1980
De Regie der Posterijen sluit zich aan bij de viering van het honderdvijftig-jarig bestaan van Onafhankelijk België door een speciaal zegelblad uit te geven dat gewijd is aan de Koninklijke Muntschouwburg. Op 25 augustus 1830 werd daar immers " De Stomme van Portici " opgevoerd waarvan de auteurs, de componist Auber en de librettist Scribe, de opstand van de Napolitanen in de XVIIe eeuw tegen hun Spaanse bezetters deden opleven. De romantische opera waarvan de koning van Frankrijk, Karel X zegde " dat men hem niet al te vaak mocht opvoeren " ontketende te Brussel heftige oproer. In de nacht van 25 augustus 1830 werden de woningen van de journalist Libri-Bagnano, die Willem I al te zeer was toegewijd, van de Minister van Justitie Van Maanen en van politiecommissaris De Knyff door de manifestanten aangevallen. De troebelen liggen ten grondslag aan de omwenteling waaruit de Belgische Staat zal ontstaan. Vanaf 26 augustus wappert onze driekleur aan het stadhuis en Jenneval, in samenwerking met Campenhout, bezorgt ons de Brabançonne, onze nationale hymne.
1984/1985 - Elstrøm: Koning Boudewijn. Type van zegel nr. 01581 ▬ folder Nr. 11/80 ▬ geen info
1986 - 50e verjaardag van Koning Boudewijn. Samenstelling van Ferdinand Baudin naar een foto door Raymond Vander Plassche. ▬ folder Nr. 11/80 ▬
1980
KONING BOUDEWIJN . 50 jaar Op 7 september 1930 toen ons land de honderdste verjaring van zijn onafhankelijkheid vierde werd Prins Boudewijn geboren als zoon van Prins Leopold, Hertog van Brabant, en van Prinses Astrid. Zijn voornaam herinnert aan verschillende graven van Vlaanderen en Henegouwen. Toen zijn grootvader, Koning Albert in 1934 overleed, verleende Koning Leopold III hem de titel van Hertog van Brabant die ook zijn voorouders, de Hertogen Hendrik was nog geen vijf jaar oud toen zijn moeder, Koningin Astrid, tragisch om het leven kwam en als tienjarige jongen maakte hij de gebeurtenissen en de vlucht van mei 1940 mee. In juni 1944 werd hij door de bezetter weggevoerd naar Duitsland en met het koninklijk gezin in de burcht van Hirschstein opgesloten. Pas op 7 mei 1945 door Amerikaanse troepen bevrijd, ging hij naar Zwitserland, waar hij zijn studies verder zette. Nog geen twintig jaar oud, werd hem, op 11 augustus 1950 de titel van « Koninklijke Prins » verleend, legde hij de grondwettelijke eed af en nam hij aldus 's Konings taak over van zijn vader, Leopold 111, die het jaar nadien troonafstand deed. Hij huwde op 15 december 1960 Doiia Fabiola de Mora y Aragon, uit een vooraanstaande Spaanse familie. Thans, in september 1980, viert Koning Boudewijn zijn vijftigste verjaardag. Sedert meer dan dertig jaar bleef hij trouw aan de grondwettelijke eed, die de band tussen de Vorst en de Belgen vormt. Het was op 17 juli 1951 dat de nog jonge Koning deze hoopvolle woorden uitsprak: « De eendracht van alle krachten van het land en het wederkerig begrijpen van onze beide nationale culturen zullen de bestendige ontwikkeling van het materieel en moreel erfgoed van België mogelijk maken ».
1987/1989 - Millenium van het Prinsbisdom Luik: (980-1980) ▬ folder Nr. 12/80 ▬
1980
Millenium van het Prinsbisdom Luik. Ter gelegenheid van het Millennium van het Prinsbisdom Luik geeft de Regie der Posterijen een reeks van drie bijzondere herdenkingspostzegels uit, gewijd aan de geschiedenis, de kunst en de industrie van het Land van Luik. Op de postzegels staat een brouwer (naar een figuur uit de XVIe eeuw), een mijnwerker (naar een beeldhouwwerk van Constantin Meunier, XIXe eeuw) en een " Sedes sapientia: " (karakteristieke voorstelling van de Maasgotische Kunst uit de XIIIe eeuw) afgebeeld. 1. De brouwselsgezel. Deze postzegel stelt een brouwersgezel voor naar een van de beeldjes, die de nissen versieren op het voetstuk van de reliekbuste van SintLambertus (1512). Deze beeldjes verhalen de meest markante episodes uit het leven van de patroonheilige van het diocees van Luik. Diegene waarop onze aandacht wordt gevestigd bevindt zich in de eerste nis, waarin de mirakels van deze Heilige uitgebeeld worden toen hij nog kind was. De brouwer stelt een met verstomming geslagen gezel voor bij het zien van de jonge Sint-Lambertus die gloeiende houtskolen draagt in het ongeschonden pand van zijn kleding. Luik bezat reeds brouwers in de vroege Middeleeuwen. Zij waren bij de eerste ontvoogden op een ogenblik dat de gemeentelijke beweging ontstond. Later was van de 32 beste ambachten van de Stad, deze van de brouwers een van de meest welvarende. Haar rechtsmacht strekte zich uit tot alles wat te maken had met de bier-industrie, vanaf de brouwers met hun arbeiders en hun knechten tot de kleinhandelaars, via de hotelhouders en de herbergiers. De reliekbuste, afkomstig van de vroegere Sint-Lambertus-kathedraal wordt thans bewaard in de Sint-Paulus-kathedraal van Luik. Uit P. COLMAN. " Le tresor de la cathedrale Saint-Paul à Liège ", Liège, Vaillant-Carmanne, 1968, feuillets archeologiques de la Societé royale le Vieux-Liege, nº 14.
2. De Mijnwerker. Deze postzegel reproduceert de buste van een " Gehurkte Mijnwerker " van Constantin Meunier (Etterbeek 1831 - Elsene 1905). Hij werd gekozen, niet alleen om reden van de plaats die het mijnwerkersvak in het Luikse sedert de XIII' eeuw inneemt, maar eveneens omdat, ingevolge de bezoeken die Constantin Meunier bracht aan de kristalfabrieken van Val-Saint-Lambert en ook aan de Cockerillfabrieken, hij afstand deed van zijn penseel om zich te wijden aan de beeldhouwkunst en zo doende vanaf 1886, van personages, die zijn medelijden opwekten, grote figuren maakte en hierdoor beroemd werd: de " Puddelaar ", de " Dokwerker ", de " Smid ", de " geknielde Mijnwerker ", de " Maaier ", het " Oude mijnpaard ", de " Volksvrouw "... De keuze van deze postzegel is een juiste hulde die gebracht wordt aan een beroep dat voor een groot deel aan de basis lag van de welvaart van het Land van Luik. Onder de gilden van de Stad telde deze van de mijnwerkers de meeste leden: van 1600 tot 2000, zes eeuwen geleden. Zij omvatte al de kolenarbeiders, van de machtige mijnmeester tot de nederige korfdraagster Uit J. BOSMANT. "L'évolution de la sculpture au XIX' siècle, in " La Wallonie, le pays et les hommes. Lettres art culture ". Renaissance du Livre.
3. De "Sedes sapientae". De laatste postzegel is een reproductie van de " Sedes sapientiae: " van de collegiale Sint-Janskerk te Luik, die eveneens dit jaar haar duizendjarig bestaan viert. " Sedes sapientiae: " (zetel der wijsheid) is de naam die de specialisten geven aan deze karakteristieke voorstelling van de Maasgotische kunst, van de Maagd gezeten op een troon, de draak vellend en op haar knieën het Kindje Jezus houdt, Gods Wijsheid belichamend. De " Sedes " heeft een hoogte van 138 cm en is uit eik gesneden. Zij dateert uit de jaren 1235-1245. Haar oorsprong is twijfelachtig; zij kan herkomstig zijn uit de oude Sint-Adalbertkerk of ook van de Sint-Janskerk, waar zij heden nog wordt bewaard. Uit " La Sedes de Saint-Jean, un miracle providentiel ". Liège, Les amis de Saint-Jean. 1977
1990 - Millenium van het Prinsbisdom Luik: (980-1980) : uit blok 56 1990 - Millenium van het Prinsbisdom Luik: (980-1980): blok 56 ▬ folder Nr. 13/80 ▬
1980
De Regie der Posterijen herdenkt het duizendjarig bestaan van het Prinsbisdom Luik met de uitgifte van een bijzonder blaadje dat Predikatie van de Heilige Jan-Baptist voorstelt, tafereel van de doopvont die zich in de Sint-Bartholomeuskerk te Luik bevindt. Het blaadje bevat een postzegel met de reproductie van de enige nog bewaard gebleven zegelafdruk van Notger. De vorming van het grondgebied van het Prinsbisdom Luik begon reeds lang voor 6 januari 980 toen Notger, die van Otto I de investituur kreeg van het Bisdom Luik, door Otto II bevestigd werd om te regeren over al de schenkingen gedaan aan de Onze-Lieve-Vrouw en de SintLambertuskerk, hoofdkerk van het Bisdom. Om de ontheffing met betrekking op deze schenkingen te waarborgen liet Notger bekendmaken dat alleen hij of zijn vertegenwoordigers de prerogatieven van de openbare macht zouden uitoefenen, met uitsluiting van de graven en rechters aangesteld door de monarchen. Hij was dus niet alleen de heropbouwer van Luik en haar kathedraal maar ook de voornaamste stichter van het " Land van het Bisdom Luik ", die derhalve een grondwettelijke en representatieve staat werd. Die staat werd gevormd door het Prinsbisdom Luik, het markizaat Franchimont, het graafschap Loon, het graafschap Horne en het hertogdom Bouillon, waarvan de verschillende blazoenen het wapenschild van de huidige provincie Luik vormen. Luik nam haar plaats in tussen de kerkelijke hoofdsteden van dat tijdperk wat de mogelijkheid bood tot sanering, tot bevolkingsaangroei en tot gebiedsuitbreiding. De industrie en de kunst volgden deze evolutie en de 23 Goede Steden bezitten hedendaags nog talrijke gedenkstenen en kunstschatten die getuigen van hun band met het Prinsbisdom Luik. Verspreid over een uitgestrekt grondgebied waarbij Bouillon en Maastricht zich aansloten behielden zij ieder hun eigen karakter, aard en tradities. Notger bleef voor Luik de meest markante personaliteit gedurende talrijke eeuwen. Het zegel van Notger, stichter van het Prinsbisdom (naar een authentiek exemplaar uit de Xe eeuw is afgebeeld op het bijzonder blaadje alsmede het embleem gemaakt ter gelegenheid van het Millennium van het Prinsbisdom Luik. Dit zegel begeleidde het charter van 18 juni 980, " het Leven van Sint-Landelin ", opgesteld in opdracht van Heriger, dat door Notger verzonden werd aan Womar, abt van Sint-Bavo te Gent. Beschrijving: ronde zegel, 49 mm. De bisschop is afgebeeld in buste, zonder mijter en zonder staf. In de linkerhand draagt hij een boek waarop zijn rechterhand rust. Legende: "Notkerus eps ".(¹) (¹) Ed. PONCELET, "Les sceaux et les chancelleries des princes-évèques de Liège". Soc. des bibliophiles liégeois. Liege, 1938, p. 7 et p. 158.
1991 - Toeristische uitgifte. Stad Chiny ▬ folder Nr. gn/80 ▬ info: zegel van stad Diest is niet in catalogus => Fout in folder
1980
Het stadje Chiny, oude vesting van de Semoisvallei, op de grenslijn van Ardennen en Gaume, viert dit jaar zijn duizendjarig bestaan. Inderdaad, omstreeks 980, ingevolge de verdeling van het graafschap Ardenne en Yvoir, ver uitvloeisel van het verdrag van Verdun van 843, nam Othon de Warcq (Warcq ligt bij Charleville-Mezières) het grondgebied, dat hem toekwam, in bezit. Wegens de centrale ligging van dit plekje ten overstaan van de uitgestrektheid van zijn graafschap, zou hij Chiny als hoofdstad gekozen hebben, maar tevens omdat deze kleine burcht, gelegen op een bergkam die het dal overheerst, hem schier onneembaar leek. In werkelijkheid zou Chiny al veel langer bestaan, vermits sommigen in zijn benaming een Romeinse, anderen een merovingische oorsprong zien. Het graafschap kende grote voorspoed; het voerde bevel over niet minder dan 246 hoofdplaatsen, 57 kastelen en 1412 dorpen. Nochtans heeft de bevolking van de stad zelden 1200 zielen overschreden. Ingevolge de recente fusie van de gemeenten Chiny, Izel, Pin, Moyen, Jamoigne, Termes en Suxy, telt de nieuwe entiteit bijna 5.000 inwoners. Het koninklijk besluit van 26 december 1838 verleende aan de stad Chiny het wapenschild dat sinds mensengeheugenis gebruikt wordt: « op een azuurblauwe achtergrond drie zilveren forellen naar voren gekeerd met daarboven een gouden kroon ». Vandaag is Chiny, als toeristische trekpleister, vooral gekend voor zijn afdalingen per boot van de Semois. Sedert 1910 ontdekken duizenden bezoekers, in een onvergelijkelijk natuurschoon, over een afstand van 7 km, de « Roches fendues » en de vallei van de rivier « Le Prevot », vooraleer zij al varende langs de voet van de beroemde « Roches du Hat » Lacuisine bereiken. De Sint-Niklaasbrug, afgebeeld op de postzegel, werd gebouwd door de graven van Chiny en afgestaan aan de gemeenten Chiny, Straimont, Assenois en Suxy, die in ruil het onderhoud ervan verzekerden. Meerdere keren herbouwd, in het bijzonder onder Maria-Theresia en, een laatste maal na de oorlog in 1956, heeft zij haar naam ontleend aan een afbeelding van Sint-Niklaas, waarvan een antiek voetstuk, dat nog steeds de reling versiert, tussen het puin werd teruggevonden.
1992 - Week van het hart. folder Nr. 13bis/80 - INFO:
1980
Van 20 tot 25 oktober 1980 wordt in België de eerste " Week van het Hart " georganiseerd door de Belgische Cardiologische Liga in samenwerking met de Jonge Economische Kamer Haspengouw-SintTruiden. Deze Week van het Hart " staat onder de Hoge Bescherming van Hare Majesteit Koningin Fabiola en van de Minister van Volksgezondheid. De Regie der Posterijen heeft het nuttig geacht deel te nemen aan deze campagne met de uitgifte van een bijzondere postzegel ter waarde van 14 fr., die het port van een genormaliseerde brief voor het buitenland vertegenwoordigt. De vooraf bedachte keuze van een internationaal tarief is erop gericht de werking van de Belgische Cardiologische Liga in de gehele wereld te laten kennen en de oprichting van gelijksoortige organismen in de hand te werken. Hart en vaatziekten betekenen een sociale plaag: in ons land, zoals trouwens in alle landen met Westerse beschaving, zijn ze verantwoordelijk voor ongeveer 50 % van de totale sterfte. Hart en vaataandoeningen worden in de hand gewerkt door een gehele reeks factoren die men " risicofactoren " noemt, zoals een te hoog cholesterolgehalte in het bloed, hoge bloeddruk, sigarettenroken, zwaarlijvigheid en tekort aan lichaamsbeweging. Kortom, allemaal factoren die iets met onze levensstijl te maken hebben en die men dus kan beïnvloeden door preventief op te treden. En het spreekwoord " beter voorkomen dan genezen " is hier ongetwijfeld op zijn plaats. De preventie van hart en vaatziekten is trouwens het hoofddoel dat de Belgische Cardiologische Liga zich stelt door: 1. het publiek in te lichten over de hart- en vaataandoeningen en over de middelen om ze te voorkomen; 2. in ons land de organisatie van de cardiovasculaire preventie te bevorderen; 3. de familiale, sociale en professionele revalidatie van de hartpatiënten aan te moedigen
1993 - 100e Verjaardag van het overlijden van dichter Albrecht Rodenbach: (1856-1880). ▬ folder Nr. 14/80 ▬
1980
Albrecht Rodenbach zag het levenslicht te Roeselare op 27 oktober 1856 als oudste zoon uit een gezin van tien kinderen. Al op de lagere stadsschool te Roeselare vertoonde Albrecht Rodenbach een buitengewone begaafdheid en een plastische aanleg. Op elfjarige leeftijd werd hij leerling aan de voorbereidende afdeling van het Klein Seminarie te Roeselare, het Bisschoppelijk instituut waarvan de toenmalige geest en inwendige evolutie van het lerarenkorps bepalend zouden worden voor de opbloei en ideeen rijkdom van Albrecht. Tussen 1870 en 1876 volgde hij er de Grieks-Latijnse humaniora, met een merkwaardig succes: hij was laureaat van retorica in 1876, en bekwam daarvoor vanwege het Roeselaarse stadsbestuur het eerste goud. Tijdens deze collegejaren onderging hij de invloed van talrijke priesterleraars, zoals: Gustaaf Flamen, Emiel Demonie e.a. maar vooral van de retoricaleraar en levenwekker Hugo Verriest. Onder stuwing van de poesisleerlingen, met Albrecht Rodenbach en Julius De Vos aan het hoofd, brak in juli 1875 in het Roeselaarse Klein Seminarie " De Groote Stooringe " los, een kleine, maar betekenisvolle revolte tegen de verfransingsmentaliteit en verstarrende pedagogie van het middelbaar onderwijs. Geïnspireerd door Cansciences werken en symboliek greep ook Rodenbach naar zijn talentvolle, romantische pen en schreef liederen en gedichten o.a. *De Blauwvoet, dat het Stooringelied werd. "De Blauwvoeterij " was geboren... Met deze gedachteninhoud, een Vlaams Nationaal reveil in kunst en politiek, kwam Albrecht Rodenbach, niet zonder aanmoediging van Hugo Verriest, in oktober 1876 aan de Katholieke Universiteit te Leuven rechten studeren. Onmiddellijk trad hij actief op in de Vlaamse strijd Hij schreef bijdragen voor " De Vlaamsche Vlagge", hij was medestichter van de studentenafdeling van het " Davidsfonds " en bracht nieuw leven in het letterkundig genootschap Met Tijd en Vlijt . Op 5 september 1877 werd de Vlaamse Studentenbond te Gent opgericht: Rodenbach was de eerste hoofdman en nam samen met Pol de Mont en Flor Heuvelmans de redactie op zich van het tijdschrift "Het Pennoen ". Deze tijdrovende activiteit in de Vlaamse studentenbeweging belette echter zijn letterkundige bedrijvigheid niet. Meerdere gedichten, alsook het bekende toneelspel Gudrun " verschenen van zijn hand. Vanaf 1878 beleefde Rodenbach een zieledrama veroorzaakt zowel door 'een jeugdige liefdedrang, als door een geestelijke en religieuze twijfel; te Leuven zocht hij tezelfdertijd contact met "La Jeune Belgique " en verzorgde vanaf oktober 1879 een Vlaamse kroniek in " La Semaine des Etudiants ". Hugo Verriest hielp de jonge, romantische streber de innerlijke strijd te overwinnen. In december 1879 kwam het tot een breuk met Pol de Mont en stelde ziekte een einde aan Rodenbachs scheppend werk. In het voorjaar 1880 bleek de ziekte ongeneeslijk en werd hij naar zijn thuis te Roeselare overgebracht. Hij overleed aldaar op 23 juni 1880. Na zijn overlijden bleef Rodenbachs markante en strijdvaardige geest de Vlaamse studentenbeweging begeesteren. In 1909 werd te Roeselare een standbeeld van Rodenbach met de vliegende blauwvoet opgericht. De Regie der Posterijen wil de honderdste verjaardag van het overlijden van deze grote Vlaming met een postzegel herdenken.
1994 - Jeugdfilatelie. Reproductie van een kindertekening. ▬ folder Nr. 15/80 ▬
1980
In de inleiding van zijn merkwaardig werk gewijd aan de thematische filatelie vergeet de betreurde priester F. de Troyer niet het belangrijk cultureel aspect van de filatelie, alsmede zijn didactische waarde te beklemtonen. " Het onderwijs wordt vernieuwd, schrijft hij, het accent wordt bij voorkeur gelegd op het persoonlijk initiatief en op een aantrekkingspool, zelfs op het ploegwerk. Wanneer men de grote aantrekkingskracht vaststelt van de jeugdfilatelie, geeft men er zich gauw rekenschap van welke mogelijkheden zij aan het modern onderwijs biedt. Voorlopig is dit waarschijnlijk slechts een droombeeld maar het tijdperk is niet meer veraf waar naast experimentele middelen, de filatelie eveneens zal gebruikt worden als hulpmiddel om de geschiedenis, de aardrijkskunde, de fauna, de flora en andere onderwijstakken aan te leren ". Deze voorspelling wordt meer en meer bewaarheid. De omvangrijkheid van het thans beschikbaar filatelistisch materieel (zegels, postwaardestukken, afstempelingen en diverse filatelistische documenten) laat toe aan de jonge. aanvangende verzamelaar met weinig kosten een kleine verzameling aan te leggen waarvan het opzet of het thema hem erg veel kan helpen om zijn kennis over een onderwerp dat hem bijzonder interesseert, te verrijken. Rekening houdend met deze mogelijkheden richt de Koninklijke Landsbond der Belgische Postzegelkringen, flink geholpen door de v.z.w. ProPost, sedert verscheidene jaren een jaarlijkse filatelistische wedstrijd in ten behoeve van de jongeren, waarvan het onderwerp verband houdt met een belangrijke gebeurtenis van het ]aar. In 1977 was het de 400e verjaring van de geboorte van de grote Antwerpse schilder P.P. Rubens die als motief dlende voor een internationale wedstrijd waarvan het overweldigend succes onze grenzen ver overschreed. Dlt jaar is het gekozen onderwerp de 150e verjaring van de onafhankelijkheid van België. De geschiedenis van ons land tijdens deze periode, zijn economische, sociale en culturele ontwikkeling, zijn geografische ligging, zijn toeristische mogelijkheden enz., zijn zoveel thema's die het voorwerp kunnen uitmaken van een kleine filatelistische studie. De jongeren hebben dit goed begrepen. De talrijke inschrijvlngen getuigen van de belangstelling die zij hebben voor deze belangrijke gebeurtenis In ons nationaal leven.
Wij delen ook mede dat de werken van de deelnemers zullen tentoongesteld worden te Brussel, hetgeen samenvalt met de voorverkoop van de zegel " Jeugdfilatelie " waarvan het onderwerp samengesteld is uit de reproductie van een kindertekening, die het werk is van de "Garderie de I'ecole primaire" .Thyl Uylenspiegel " te St.Gillls-Brussel. Sedert geruime tijd is de kindertekening vaak de aanleiding, of het voorwendsel, geweest tot het organiseren van tentoonstellingen, wedstrijden en internationale uitwissellngen. Verscheidene Belgische scholen, echte kweekplaatsen van jong talent, nemen graag aan deze wedstrijden deel waarin niet zelden onze leerlingen lauweren oogsten en de eerste prijzen wegkapen. Anderzijds heeft de oprichting van creatieve centra overal in het land, aan talrijke jongeren de mogelijkheid geboden hun "ik" voor zichzelf en voor anderen te openbaren door individueel werk of door de vreugde en de ijver te ontdekken welke aan het scheppen van grote gemeenschappelijke composities verbonden is. Op basis en onder de impuls van deze gegevens, heeft het Belgisch Instituut voor Voorlichting en Documentatie een plan ontworpen dat niet alleen zeer aantrekkelijk en groots is, maar ook vrij gewaagd gezien de risico's die iedere Innovatie in zich draagt en die de uitvoering van zulk plan In het gedrang kunnen brengen. Waarover gaat het eigenlijk? Over heel het Belgisch grondgebied moesten groepen kinderen gevonden worden die reeds ervaring opgedaan hadden op het gebied van de groepstekening en bereid waren aan een compositie te werken waarvan noch het onderwerp, noch het formaat vrij zouden zijn. ledere groep zou inderdaad een onderwerp te behandelen krijgen met betrekking tot zijn streek of gebied. Dit alles zonder enige belofte ven beloning of vergoeding en, daar het niet om een wedstrijd ging, zelfs zonder het vooruitzicht het werk bekroond te zien als Aen der mooiste... In deze onzekerheid werd het project "Groepstekeningen " In het voorjaar 1973 op het getouw gezet. Toen het zes maanden later zijn voltooiing naderde, bleek dat de resultaten de meest optimistische vooruitzichten ruimschoots overtroffen. Deze oogst van groepstekeningen (in 't geheel een honderdtal) is in verschillende opzichten enig in zijn soort. De volledige verzameling werd door het Belgisch Instltuut voor Voorlichting en Documentatie voorgesteld in meer dan 57 steden, waarvan 21 in het buitenland (van Dallas in de Verenigde Staten tot Moskou in de Sovjetunie) in het kader van een tentoonstelling " Ons Land in Kinderhand ". Tussen deze gezamenlijke werken werd het onderwerp van de zegel Jeugdfilatelie 1980 uitgekozen
1995 - De 50e verjaardag van de omroep als openbare instelling. ▬ folder Nr. 16/80 ▬
1980
De eerste openbare instelling belast met de radiodienst, het Belgisch Nationaal Instituut voor Radio-omroep (N.I.R.-I.N.R.), werd opgericht bij de wet van 18 juni 1930, die aan de Belgische Radio de belangrijkste kenmerken gaf die hij nu nog bezit, die van een autonome openbare instelling met de verplichting tot objectiviteit en onpartijdigheid, en met het verbod van handelsreclame. Cultuurautonomie werd in 1937 ingevoerd door de oprichting van twee Algemene Directies, de ene voor de uitzendingen in het Nederlands, de andere voor de uitzendingen in het Frans. Vóór 1930 waren de radio-uitzendingen – de eerste had plaats vanuit het Koninklijk Paleis te Laken op 28 maart 1914 – een aangelegenheid van privé-organisaties. In 1914 konden slechts enkele radioamateurs de eerste concertuitzendingen beluisteren. Nu luistert ieder huisgezin naar de radio. Dit is ook mogelijk geworden door de bouw van een aantal krachtige zenders, die over het hele land verspreid liggen. Tijdens de oorlogsperiode (1940/44) werd de Radio een belangrijk communicatiemiddel, wat de Belgische regering er toe aanzette in GrootBrittannië de Belgische Nationale Radio-omroep (B.N.R.O, R.N.B.) op te richten, die vanaf 1943 door middel van een krachtige kortegolfzender, opgesteld in de Kongolese hoofdstad, in verscheidene talen programma's uitzond die opgenomen werden in Londen, NewYork en Leopoldstad. Na de oorlog kreeg het N.I.R.- I.N.R. opnieuw de bevoegdheden die het door de Belgische regering in 1930 toevertrouwd waren: in België de radiodienst in het openbaar belang verzekeren. Op 31 oktober 1953 werd het eerste televisieprogramma uitgezonden. Bij de opkomst van de televisie was de Radio verplicht zich langzamerhand om te schakelen. Een nieuw statuut bleek noodzakelijk. Derhalve werd de Belgische Radio en Televisie (B.R.T.- R.T.B.) opgericht bij de wet van 18 mei 1960. Het was inmiddels ook nodig gebleken de decentralisatie van de Radio te bespoedigen door de oprichting van gewestelijke productiecentra. De R.T.B.F, is inzake decentralisering, ook van de televisie, verder gegaan dan de B.R.T. Sedert de grondwetsherziening van 1970 behoren radio en televisie tot de uitsluitende bevoegdheid van de Cultuurraden. Dit heeft geleid tot de oprichting van drie instituten: de B.R.T, (Belgische Radio en Televisie) is belast met de uitzendingen in het Nederlands, de R.T.B.F. (Radiodiffusion-Television Belge de la Communauté de Langue Française) met de uitzendingen in het Frans en de B.R.F. (Belgisches Rundfunk und Fernsehzentrum) met de uitzendingen in het Duits voor de Oostkantons. Ofschoon deze drie instituten volledig onafhankelijk zijn op cultureel vlak, zijn hun opdracht en hun wettelijke basis dezelfde: door radio en televisieuitzendingen zorgen voor informatie, ontspanning en voortdurende vorming van de bevolking. Anderzijds herbevestigen de wetten en de decreten die hen oprichten de grote principes die hun werking moeten leiden: monopolie van radio en tv-uitzendingen, verbod van reclame, verplichting tot objectiviteit, vrijheid van informatie en onafhankelijkheid ten opzichte van de regering.
1996 - Kerstmis 1980. Reproductie van een schilderij van Daniël Seghers (1590-1661). ▬ folder Nr. 17/80 ▬
1980
Kerstmis is ongetwijfeld een van de belangrijkste godsdienstige feesten van het jaar en de Christenen heiligen dit met talrijke missen, processies of bedevaarten (o.m. Nieuwpoort en Aalst). Het was nochtans slechts in het midden van de IVe eeuw dat het feest van de geboorte van Christus geplaatst werd op een datum die overeenstemde met het wintersolstitium dat door vroegere beschavingen gevierd werd. Met het Christelijk aspect van Kerstmis moet in verband gebracht worden het begrip van vrede het bestand van Kerstmis, dat in gebruik was in de Middeleeuwen en nog toegepast werd tijdens de oorlog van 1914-1918 in de loopgrachten aan de IJzer en deze van liefdadigheid, van sympathie: het is het tijdperk van amnestie, van geschenken, van bezoeken aan misdeelden, van familiale verzoeningen, ... van het " bestand der suikerbakkers". In een heidens aspect, geeft het feest noties van licht, van geluk en van overvloed. Licht: aangezien het wintersolstitium de overwinning betekent van de dag op de nacht; de dagen worden langer en het opnieuw verschijnen van het licht wordt geaccentueerd door de mensen. Zij verlichten hun straten en hun haardsteden, zij plaatsen in de kribbe een symbool van het licht: de ster. Deze " goede ster " zal hun misschien geluk bijbrengen. Rond Kerstmis wordt er meer aan kansspelen gedaan. De Engelsen plaatsen een muntstuk van 6 pence in de Christmas pudding. Bij ons plaatst men een boon in het driekoningenbrood en, in Andenne, kaart men voor een reeks Kerstgebakken, " cougnous " genaamd. De Kerstgerechten zijn even talrijk als smakelijk. leder gewest beschikt over een of meerdere specialiteiten Christmas pudding in GrootBrittannië, gans of kalkoen in de Angelsaksische landen, enz. Bij ons, Kerstpens, Luikse bouquetes, Kindjespap te Zele, kestoot te Budingen, vollaards der Vlaanderen, Waalse cougnous, enz. Een der kenmerken van de Kerstmaaltijd is de overvloed en dit leidt ons naar de Romeinse Saturnusfeesten of naar de Keltische feesten die het wintersolstitium vierden: men drinkt, men eet, men vermaakt zich, men versiert meer dan gewoonlijk. De Kerstvoorstellingen zijn talrijk: casino-revues of levende kribben, er zijn er naar ieders verlangen en voor alle beurzen; voor enkele franken kunnen de kinderen voorstellingen over de Geboorte bijwonen, vertolkt door de marionetten van Luik, van Verviers, van Gent, van Brussel of van Antwerpen. De versiering is sedert eeuwen weinig veranderd: de Christenen leenden van hun voorgangers de traditie van de guirlandes van bladeren en van takken. Ondanks de winter zoekt men groen en bloemen: hulst, klimop, den of " Kerstrozen ". De den, Kerstboom bij uitstek, kwam van de Elzas in het begin van de XVIIe eeuw, maar hij belichaamt zo goed Kerstmis dat landen van het zuidelijk halfrond er voor 25 december invoeren. De bijzondere postzegel " Kerstmis " illustreert op een gelukkige wijze de verschillende aspecten van Kerstmis. Het betreft inderdaad de reproductie van het schilderij toegeschreven aan de schilder Daniel Seghers (Jezuïet geboren te Antwerpen in 1590 en er overleden in 1661) en getiteld " Bloemkrans met de Geboorte ". Dit doek (120 x 87,5cm) behoort toe aan het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten van België.
1997 - Toeristische uitgifte. Stad Diest ▬ folder Nr. gn /80 ▬ zie opmerking in voorgaande folder gn/80 dd 27/09/1980
1980
De stad Diest viert "750 jaar vrijheidskeur". In feite is het schilderachtige en kokette Demerstadje heel wat ouder, maar in 1980 is het ruim 750 jaar geleden dat de burgers van Diest hun vrijheidscharter ontvingen uit de handen van Hendrik I, hertog van Brabant. Gelegen op het kruispunt van de Demer en de grote baan Keulen-Calais, als grensstad van het Prinsbisdom Luik en het Hertogdom Brabant ontwikkelde Diest zich tot een welvarende stad, vooral dank zij de lakenhandel die vanaf de XIIIde eeuw een grote bloei kende. Net als de wevers gingen de andere neringdoeners en ambachtslui zich in sterke organisaties verenigen. De stad telde weldra verscheidene gilden, ambachten en rederijkerskamers. Oude geschriften vermelden een belangrijke bedevaart ter ere van Onze-Lieve-Vrouw van Diest. De offergaven van de pelgrirns waren zo groot dat een kathedraal werd gebouwd, ter ere van Sint-Dionysius en Sint-Sulpitius. De grootheid van Diest wordt vandaag de dag weerspiegeld in tal van prachtige monumenten en gebouwen. Met zijn citadel, zijn stadhuis met het museum in de gotische crypte, zijn lakenhalle, zijn begijnhof, zijn kerken, kloosters en refugiehuizen, werd de stad een van de parels van het hertogdom Brabant. Grote mannen, geleerden en kunstenaars, van wie een bezielende kracht uitging, zagen te Diest het levenslicht: Berchmans, de heilige; Cleynaerts, de humanist; Van Vorst, de architect; Van der Rijst, de musicus... Diverse keren echter werd de stad geteisterd door oorlogen en omwentelingen die tot verwoesting en geweldpleging leidden. Het verbod op de wolinvoer vanuit Engeland luidde de teloorgang van de lakennijverheid in; de wevers weken uit. In de XVIde eeuw werden krachtige pogingen gedaan om de handel een tweede adem te bezorgen, maar de godsdienstoorlogen smoorden die pogingen in de kiem. De aanwezigheid van de prinsen van Oranje-Nassau, sinds 1499, gaf in 1580 aanleiding tot grootscheepse plunderingen. Ook de wijnteelt kreeg de genadeslag. De bierbrouwerijen boden nog het best weerstand midden het krijgsgewoel. De wisselvallige beroerten van de XVIIe en XVIIIe eeuw droegen geenszins bij tot verbetering van het lot der geteisterde stad. Het is slechts na de Franse revolutie dat er een herleving van handel en nijverheid kan worden vastgesteld. Vandaag is Diest opnieuw een bloeiend centrum. Ondanks de talloze aanvallen die de versterkte stad in de loop van de tijden te verduren kreeg, bleven de historische getuigen van haar eeuwenoude cultuur uitzonderlijk gaaf bewaard. Daarom is Diest een bij uitstek toeristische attraktiepool.
1998 - Cijfer op heraldieke leeuw. Type van nr. 1839 ▬ folder Nr. 1/81 ▬ geen info
1980
1999/2000 - Internationaal jaar der gehandicapten personen. ▬ folder Nr. 1/81 ▬
1981
Internationaal jaar der gehandicapten personen. De Algemene Vergadering van de Verenigde Naties heeft, bij haar resolutie 31/123 van 16 december 1976, het jaar 1981 tot « Internationaal Jaar der Gehandicapte personen » geproclameerd. Het thema van het Internationaal Jaar is « Volledige Deelneming en Gelijkheid ». Het officieel gekozen embleem, afgebeeld op de eerste bladzijde van onderhavig vouwblaadje, stelt twee personen voor hand in hand. De ene is solidair met de andere en zij ondersteunen elkaar, allebei gelijk. Het symboliseert gelijkheid. hoop en bijstand. Het gebladerte, dat hen omringt, is ontleend aan het embleem van de V.N. Het postbestuur van de Verenigde Naties zal in 1981 herdenkingszegels in verscheidene faciale waarden uitgeven. Van zijnentwege werd de Regie der Belgische Posterijen, met het oog op een dergelijke uitgifte, door talrijke organismen, min of meer belangrijk, maar alle zeer interessant, aangezocht. Hun doel is immers hetzij de preventie van een handicap, hetzij de heraanpassing van personen die een fysiek of mentaal gebrek vertonen, hetzij hen te verrijken via de sportbeoefening. De aquarellist van wereldfaam Jean-Michel Folon, Belg van geboorte, maar nu in Frankrijk verblijvend, had oorspronkelijk een ontwerp uitgewerkt om een aanvraag ter wille te zijn van de « Fondation pour la Recherche en Endocrinologie Sexuelle et I'Etude de la Reproduction Humaine (FRESERH) ». Deze kunstenaar en de Stichting hebben evenwel welwillend het gebruik van gezegd ontwerp voor de eerste Belgische zegels, uitgegeven ter gelegenheid van het Internationaal Jaar der Gehandicapten, aanvaard. Een van de eerste doelstellingen der studies die «FRESERH» steunt is het toezicht over de foetus in utero, want geweten is dat elke ontoereikendheid of anomalie, die gedurende het verblijf in de moederschoot kan optreden, ernstige stoornissen kan verwekken. Deze uiten zich voornamelijk in veranderingen van het centraal zenuwstelsel; hierdoor worden gehandicapte kinderen geboren. Wat de tweede zegel betreft, heeft dezelfde kunstenaar een oog afgebeeld waarvan het centrum een zonsopgang weergeeft, met de kleuren van de regenboog, symbool van een ontluikende hoop. Het Ministerie van Sociale Voorzorg, dat inzonderheid de coördinatie van de politiek ten voordele van de gehandicapten waarneemt, bevond zich ook onder de promotors van deze zegel-emissie; zo ook overweegt « FOBOF » voor mei e.k. de organisatie te Nijvel van de « Eerste bijzondere Europese olympische spelen voor mentaal gehandicapten ». Aldus wil men een dynamisch en opgetogen beeld van de mentaal gehandicapte persoon verschaffen, en hiermede zijn aanvaarding in de samenleving begunstigen. De Regie der Belgische Posterijen is fier de eerste twee bijzondere zegels van zijn programma 1981 aan het Internationaal Jaar der gehandicapte personen te wijden. Zij hoopt daardoor de publieke opinie te sensibiliseren voor een probleem dat, volgens de statistieken, rechtstreeks 450 miljoen mensen in de wereld en in ons land zowat 670.000 aanbelangt.
2001/2003 - 150e Verjaardag van de oprichting van de Dynastie en het Parlement. ▬ folder Nr. 2/81 ▬
1981
150 jaar Dynastie en Parlement. De drievoudige 150 verjaardag die ons land dit jaar viert omvat alles ineens, de essentie zelf van de natie en het bestaan van haar 2 oudste instellingen. Het was inderdaad in 1831 dat het Nationaal Congres besliste, en dat krachtens de Grondwet die het zelf op 7 februari van datzelfde jaar voltooid had, om België enerzijds een erfelijke en parlementaire monarchie te geven en, anderzijds het politiek tweekamer-systeem in te voeren, dat we heden nog kennen. In juni 1831 verkozen door het Congres, komt Prins Leopold van Saksen-Coburg aan in België op 17 juli om zijn intrede te doen in Brussel op de 21", waar hij trouw zweert aan de Grondwet en aan de wetten van het Belgisch volk. Zodoende werd hij, als Leopold I, de eerste vorst van ons land. Het Nationaal Congres had zijn taak volbracht en besloot de plaats te ruimen voor een Parlement, verkozen volgens de nieuwe grondwettelijke voorschriften. Daartoe had een Koninklijk Besluit van 26 juli 1831 de kiezers opgeroepen om op 29 augustus, op basis van het cijnsplichtig kiesstelsel over te gaan tot de aanduiding van de 102 volksvertegenwoordigers en 51 senatoren die zouden zetelen in de beide kamers. De eersten werden verkozen voor 8 jaar, terwijl bet mandaat van de senatoren beperkt was tot 4 jaar. Op 8 september 1831 vergadert voor de eerste keer het eerste Parlement van het Onafhankelijk België. Ter illustratie van de drie postzegels uitgegeven ter herdenking van deze historische gebeurtenissen oordeelde de Regie der Posterijen het gepast om de beeltenissen te kiezen van de personages die het dichtst verbonden zijn met deze gebeurtenissen. Aldus stelt de eerste waarde van de reeks de beeltenis voor van de eerste voorzitter van de Kamer van Volksvertegenwoordigers, baron de Gerlache. Alvorens deze functie op te nemen had hij het voorzitterschap waargenomen van de Commissie die belast was met het uitwerken van de nieuwe Grondwet. Tevens had hij als voorzitter van het Nationaal Congres Surlet de Chokier opgevolgd toen deze werd aangeduid om het Regentschap te verzekeren. De beeltenis van baron de Stassart, eerste Senaatsvoorzitter, dient als onderwerp voor de tweede zegel. Deze briljante diplomaat, die een vurige verdediger was van de grondwettelijke monarchie. was tevens ondervoorzitter van het Nationaal Congres en nam actief deel. zowel aan het opstellen van de Grondwet. als aan de organisatie van de eerste wetgevende verkiezingen. Deze twee beeltenissen zijn reproducties van schilderijen die in de salons van het Natiepaleis worden bewaard en die van de hand zijn van FJ, Navez. Deze beroemde schilder uit Charleroi was een leerling van de grote Franse schilder Louis David en was één van de meesters van de neoklassieke kunst in ons land. De derde waarde van de reeks geeft de reproductie weer van een tekening van H. Beyaert,die het standbeeld van Leopold I door Geefs voorstelt, Dit standbeeld werd vernietigd door de brand in het Parlement in 1883. Deze tekening werd gemaakt in de puin en zelfvan het Parlement « om de inrichting van de zaal te doen uitkomen zoals die was vóór de ramp ». Zij geeft de achtergrond weer van de zaal. waar een nis werd ingericht rond het standbeeld van Leopold I de eerste Koning der Belgen,Dit werk. van de Antwerpse beeldhouwer Geefs moest worden vervangen door een kopie. Wegens de belangrijke eraan toegebrachte schade. Na de viering van de 150' verjaring van onze onafhankelijkheid vorig jaar, heeft de Regie der Posterijen gewild aldus, met de uitgifte van deze reeks bijzondere postzegels, de aandacht van onze medeburgers te vestigen op het werk van de mannen, die 150 jaar geleden en ten koste
2004/2005 - Het Belgische Rode Kruis ▬ folder Nr. 3/81 ▬
1981
XVe Internationaal Congres voor radiologie: Het Tentoonstellingspark van Brussel zal van 24 juni t/m 1 juli 1981 de zetel zijn van het 15e Internationaal Congres voor Radiologie, dat onder de Hoge Bescherming van Z.M. de Koning staat. De grote ontdekkingen op het einde van de vorige eeuw – de x-stralen in 1895 door W.C. Röntgen, de radioactiviteit in 1896 door H. Becquerel en radium in 1898 door Pierre en Marie Curie – waren aanleiding voor de studie en de ontwikkeling van de Radiologie, die tak van de fysica die betrekking heeft op de ioniserende stralen en het materieel voor de productie en het gebruik van deze stralen en de toepassing ervan, meer bepaald in de geneeskunde. Sinds het eerste congres in Londen in 1924 zijn de radiologiedeskundigen regelmatig samengekomen in Europa, Azië en Amerika. Voor het eerst hebben zij België gekozen als plaats voor hun vierjaarlijkse bijeenkomst. Deze uitzonderlijke vergadering, waarvoor 6 tot 8.000 deelnemers in Brussel verwacht mogen worden, zal van onze hoofdstad het trefpunt van de meest eminente geleerden van deze tak van de wetenschap maken. Het wetenschappelijke programma is onderverdeeld in twee secties, die na mekaar zullen samenkomen. Eerst is er de afdeling "radiodiagnose", d.w.z. het geheel van technieken voor het gebruik van ioniserende stralen voor de medische diagnose – radioscopie, radiografie, enz... Dit gebeurt ofwel door het rechtstreeks zichtbaar maken op radiografische film, ofwel door middel van opname, indruppeling of injectie van contrasterende stoffen. Daarna wordt de radiotherapie behandeld. Dit omvat de behandeling die gebaseerd is op de genezende werking van ioniserende stralen, de biologie, de fysica en de nucleaire geneeskunde. Bovendien achtte een internationaal congres voor radiologie het voor het eerst onontbeerlijk de problemen te bestuderen van de speciale situatie waarin de radiologie zich in de ontwikkelingslanden bevindt. Daartoe zullen radiologen uit de betrokken landen, vertegenwoordigers van de openbare overheden en de betrokken industrie een ronde tafel houden, die georganiseerd wordt met de medewerking van de Wereldgezondheidsorganisatie (W.H.O.). Zoals gebruikelijk zullen gelijktijdig met het congres een wetenschappelijke en een grote technische tentoonstelling (8.500 m² stands) georganiseerd worden Deze zullen de balans opmaken van de recente verwezenlijkingen op de belangrijke gebieden van research en medische uitrusting voor diagnose en radiotherapie. Gezien het belang ven deze medische bijeenkomst, heeft de Regie der Posterijen eraan gehouden haar medewerking te verlenen door een speciale postzegel uit te geven in de reeks "Rode Kruis van België" 1981. Dringende internationale hulpverlening van het Rode Kruis: Het Rode Kruis voert twee fundamentele en traditionele opdrachten uit: - bescherming van personen in geval van conflicten; - dringende hulpveriening in geval van natuurrampen. De eerste opdracht wordt verzekerd door het Internationaal Rodekruiscomite (I.R.K.C.). Dit Comité steunt op de "Conventies van Genève" basis van het Humanitair Recht bij het beschermen van gewonde strijders, zieken of gevangenen, alsook de burgerbevolking tegen buitensporigheden van de oorlogvoerende krachten (wapens die nutteloos doden), bezoek aan gevangenenkampen, ziekenhuizen, uitwisseling van gewonden, hereniging van uiteengerukte gezinnen, uitwisseling van familieboodschappen... In vredestijd zelf, politieke gevangenen bezoeken en helpen. De afgevaardigden van het I.R.K.C. - Zwitserse burgers - voeren en lokken zelfs deze beschermingsopdrachten uit. De tweede opdracht wordt verzekerd door de Nationale verenigingen van het Rode Kruis, verenigd in de "Liga der Rodekruisverenigingen". De Liga (met zetel eveneens te Genève) is verantwoordelijk voor de coördinatie van de opdrachten inzake dringende hulpverlening (levensmiddelen, gezondheidszorgen, hygiëne, onderdak in geval van natuurrampen). Om dit te kunnen verwezenlijken, worden afgevaardigden op de plaats van de natuurrampen gezonden. Zij maken de balans op van de behoeften, richten de aanvragen aan de Zusterverenigingen, houden toezicht op de verdeling, helpen het Rode Kruis van het getroffen land. De Nationale Rodekruisverenigingen voeren opdrachten uit, op verzoek van het I.R.K.C, en de Liga door het zenden van ploegen, materieel, fondsen, geneesmiddelen naar het rampgebied, van hetzij een oorlog of een natuurramp. Op internationaal vlak wordt er gemiddeld om de twee weken beroep gedaan op de hulpverlening van het Rode Kruis. Het Belgische Rode Kruis neemt actief deel aan deze acties, dank zij zijn vrijwilligers, financiële en materiële middelen. Zijn meest recente acties zijn: Italië El Asnam Zuidoost-Azië Hoorn van Oost-Afrika landen getroffen door de cycloon Allen...
2006/2007 - Europa: Folklore ▬ folder Nr. 4/81 ▬
1981
Europa 1981: Volgens de reeds meer dan twintig jaar geldende traditie, geven de Administraties, leden van de Europese Conferentie der Administraties van Posterijen en Telecommunicatie (C.E.P.T.), dit jaar opnieuw de postzegels « Europa » uit. Deze gemeenschappelijke emissie is een aandeel van de « C.E.P.T. » bij de inspanningen die door de naties binnen de Europese vereniging worden geleverd. Het thema voor dit jaar is de folklore. In deze geest heeft de Regie der Belgische Posterijen geopteerd voor een der meest representatieve aspecten van onze nationale folklore. Niemand zal inderdaad ontkennen dat de marionetten op dat gebied een overwegende plaats bekleden en dat zij in de verschillende gewesten van het land steeds grote belangstelling hebben genoten. Ter illustratie van de door België uitgegeven zegels zal de afbeelding dienen van Brusselse, Luikse en Mechelse marionetten. Op-Signoorke: Op-Signoorke is een grote pop die sedert eeuwen in de Nederlanden vermaard is en die in de Mechelse praalstoeten en ommegangen door middel van een groot lijnwaden doek de hoogte wordt ingeworpen en terug opgevangen. Zoals blijkt uit de oorkonden die op het Mechelse stadsarchief berusten, werd "Op-Signoorke" door Valentijn van Lanscroon in 1647 uit hout gesneden. Hij werd aanvankelijk « Sotscop » genoemd. Later veranderde die naam in « Vuilen Bras » en « Vuilen Bruidegem », om vanaf 1775 zonder verdere wijziging «Op-Signoorke » te worden genoemd. Tijdens de ommegang, op 4 juli 1775, trachtte een Antwerpenaar, Jacobus de Leeuw, de pop te roven. Dit bekwam hem slecht, want, nadat hij gewond werd, werd hij verplicht zijn buit los te laten en de stad uit te vluchten. Op 28 augustus daaropvolgend, richtte Jacobus de Leeuw een protestbrief tot het Mechels Magistraat, waarin hij zijn onschuld bepleitte. Dit avontuur was de oorzaak van de benaming « Op-Signoorke ». Deze naam is tot vandaag gebleven. Toentertijd bracht de gebeurtenis een zekere spanning teweeg tussen Mechelen en Antwerpen; vandaag de dag onderhouden deze twee steden de beste betrekkingen. TCANTCHÉS: Van alle marionetten van het Luikse theater is Tchantches zeker de bekendste en de meestgeliefde. Deze pop die zo oud als het Luikse theater zelf is, was niet van bij haar ontstaan zo populair als vandaag. Haar koppig karakter dat haar vandaag zo bekend maakt, is het gevolg van het brio van de man die haar hanteerde. Haar naam is gewoon een vervorming van de voornaam Franqwès, wat François betekent. Gekleed met een kiel en met zijn eeuwige zwarte pet, gaf Tchantches gestalte aan de gewone man, de dorpsmens. Zijn bijtend realisme bracht hem ertoe zijn taal te doorspekken met woordspelingen en plagerige, vaak weinig vleiende bedenkingen. Op de planken is hij op zijn eentje het koor, de verteller en het personage dat, steeds tot twisten bereid, lui en allergische voor vrouwen, voor alles het gezond verstand en de levensvreugde belichaamt. Het kereltje groeide later uit tot een symbool en zelfs tot een mythe. Vereerd met een standbeeld en later met een museum, werd Tchantches de woordvoerder van zijn gewest. Ook vandaag nog staat zijn sympathieke snuit overal te pronk: als publicitair of politiek argument is hij op alle fronten present en blijft hij de ambassadeur en de waakzame hoeder van zijn land. d'ARTAGNAN EN WOLFTJE: De Brusselse marionetten van Toone, die sinds vier eeuwen de volkse traditie voortzetten, zijn een uniek geval in het Europese theaterleven. Keizer Karel vond deze marionetten zo typisch dat hij er graag een paar had meegenomen om er zijn vertrekken in het rusthuis te Yuste in Spanje mee te versieren. In de XIXe eeuw bestonden er tientallen poppentheaters van dit type te Brussel. Het theater van Toone, opgericht omstreeks 1830, telt thans zeven generaties. Tijdens de vorige eeuw was het repertoire hoofdzakelijk geïnspireerd op avonturenromans uit de XVII" eeuw (Dumas, Zevaco, Feval... enz.), maar ook op stukken van het nationaal repertoire (De vier Heemskinderen, De Leeuw van Vlaanderen, 1830), op opera parodieen en op klassiekers (Molière, Shakespeare). De verzameling van Toone Vll omvat momenteel meer dan 700 personages waarvan de bijzonderste zich in het theatermuseum bevinden. Citeren we ondermeer: « d'Artagnan », het beroemde « Woltje », neef van Guignol, Kasperl, Punch, Jan Klaassens, Pierke, Tchantches, Pulcinella en al die anderen van het Europese poppentheater
2008 - Dag van de postzegel ▬ folder Nr. 5/81 ▬
1981
Ter gelegenheid van het te Luxemburg gehouden jaarlijks congres van de Internationale Federatie voor Filatelie (Federation Internationale de Philatélie F.I.P.), werd de « Dag van de Postzegel » op 29 augustus 1936 officieel ingesteld. De manifestaties georganiseerd ter gelegenheid van deze dag zijn evenzoveel mogelijkheden die aan de alleenstaande verzamelaars – die nog niet genieten van raadgevingen in de verenigingen, – worden geboden om in voeling te treden met filatelistische clubs of kringen, om zich aldus een oordeel te vormen over de talrijke voordelen die deze bieden. Met de keuze van zijn beeltenis, ter illustratie van de bijzondere postzegel, gewijd aan de Dag van de Postzegel », heeft de Regie der Posterijen dit jaar hulde willen brengen aan André de Coek. Als markante figuur van de Belgische filatelie, wist André de Cock een zeer gevuld privé-leven te combineren met een bijzonder vruchtbare filatelistische activiteit; hij aarzelde niet het ene ten dienste te stellen van het andere. Hij werd geboren te Ledeberg bij Gent op 12 juli 1880 en studeerde rechten aan de universiteit te Bonn. Na het ambt van plaatsvervangend vrederechter uitgeoefend te hebben, onderscheidt hij zich door zijn propaganda ten voordele van het Rode Kruis van België. Tijdens de eerste maanden van de oorlog 1914-1918 neemt hij het beheer waar van het militair hospitaal te Gent. Ingevolge zijn kennis van de Duitse taal, werd hij aangeduid voor een belangrijke militaire inlichtingendienst in het bezette gebied en tot op het einde van het conflict, nam hij bovendien het secretariaat waar van het « Comité de secours et alimentaire » van het gewest Gent. Hij was secretaris van de gouverneur van OostVlaanderen, graaf Lippens. Daarna stond hij, vanaf 1921, aan het hoofd van diens bijzonder secretariaat, toen hij belast was met de functie van Gouverneur-generaal van Belgisch Kongo te Boma. Teruggekeerd in België, in 1923, kon André de Cock zijn oude baas, die ondertussen Minister van P.T.T. geworden was, zonder enige moeite ervan overtuigen dat het noodzakelijk was de postzegels, de archieven en de documenten van het Bestuur der Posterijen in veiligheid te brengen. In een eerste stadium werd, bij Koninklijk Besluit van 1.10.1928, een Commissie ingesteld "die in opdracht heeft te zorgen voor het methodisch klasseren, het aanvullen en bewaren van de verzamelingen Belgische en vreemde postzegels welke in het bezit zijn van het Beheer van Posterijen, alsmede voor het bewaren van de oorspronkelijke tekeningen, stempels en cliché's van buiten omloop zijnde Belgische postzegels en andere frankeerwaarden". De tweede etappe had als doel de oprichting, in 1931, van een Postmuseum. André de Cock was ervan de stuwkracht en de eerste conservator. Hij besteedde er, gedurende twintig jaar, al zijn vrije tijd aan. Als bedreven filatelist, bezat hij inzonderheid een merkwaardige verzameling van Belgische postzegels, die hem de Grote Prijs bezorgde op de filatelistische tentoonstelling SITEB 1935. De ruime filatelistische documentatie, die hij geduldig wist te verzamelen, liet hem toe, in deze specialiteit, een benijdenswaardige kennis te verwerven, gekoppeld aan het talent van een bedachtzaam expert. Hij stelde ze ten dienste van iedereen met een onvermoeibare toewijding waardoor hij eenieders achting en waardering afdwong. André de Cock stierf te Gent op 18 juli 1964. .
2009 - 110e Verjaardag van de geboorte van dr. Ovide Decroly (1871-1932), pedagoog. ▬ folder Nr. 6/81 ▬
1981
Ovide Decroly werd te Ronse geboren op 23 juli 1871. Hij was ongetwijfeld één van de meest beroemde Belgische pedagogen. De faam die hij in het buitenland genoot, is daar een bewijs van. Hij voltooide zijn middelbare studies aan de athenea van Doornik en Mechelen en behaalde het diploma van doctor in de geneeskunde aan de universiteit te Gent. Zijn belangstelling ging vooral uit naar de problemen van de geesteszieken en meer bepaald van de abnormale kinderen. Zo belandde hij te Berlijn en te Parijs, waar hij zich ging specialiseren in het hersenonderzoek. Op die manier ontdekte hij zijn ware roeping: opvoeding en onderwijs. Zijn lijfspreuk was: "door het leven, voor het leven". Hij had opgemerkt dat de interesse een belangrijke drijfveer is van het menselijk gedrag, een vaststelling waarop hij zijn opvoedingsmethode zou bewaren. Hij was van mening dat kinderen zich slechts in een natuurlijke omgeving tenvolle kunnen ontplooien; de scholen die hij oprichtte waren dan ook landelijk gelegen. Er waren dieren en planten en de kinderen konden er vrij met hun opvoeders omgaan. Hij was eerst assistent van Dr. Glorieux in de neuropsychiatrische dienst van de Polikliniek te Brussel. Samen met zijn echtgenote stichtte hij later een instelling voor bijzonder onderwijs waar hij zijn methode kon testen die gericht was op een psychologisch aangepaste pedagogie. Het schoolleven en het gezinsleven waren daarin volkomen geïntegreerd. Hierop doorgaande ging hij een methode uitwerken, die later algemene ingang zou vinden. Deze methode bestond erin, de belangstelling te laten overwegen en deze door middel van zg. interessencentra te stimuleren. Het was de beroemde « globale methode » ter benadering van leesteksten, en ter bevordering van observatie en expressie, een methode die, niet alleen in België maar ook in de hele wereld, ondermeer zou leiden tot een omwenteling in het onderwijs voor doofstommen. Het grote succes van deze eerste ervaring bracht Dr. Decroly ertoe, een lagere en een middelbare school op te richten, deze keer voor normale kinderen. De revolutionaire ideeën van Decroly zouden steeds verder worden geperfectioneerd tot de vorm die vandaag de dag zonder meer is ingeburgerd. Zijn ervaringen maakten het hem mogelijk, belangrijke vooruitgang te boeken voor de kinderpsychologie. Zo voerde hij het gebruik in van filmmateriaal, waarmee de opeenvolgende stadia in de ontwikkeling van het kind kunnen worden vastgelegd en waarmee de bekomen gegevens onderling kunnen worden vergeleken. Hij was het die voor het eerst gebruik maakte van intelligentietests. Niet alleen in België maar ook in het buitenland kreeg Dr. Decroly het steeds drukker. Deze alomgekende geleerde stierf in 1932, amper 61 jaar oud. Ondanks de wel degelijk bestaande controversen, hebben de theorieën van Dr. Decroly het basisonderwijs in België ten zeerste beïnvloed. In ons land worden zijn principes nog steeds toegepast. Met de uitgifte van een bijzondere postzegel naar aanleiding van de 110 verjaardag van zijn geboorte, heeft de Regie der Posterijen hulde willen brengen aan de nagedachtenis van deze grote pedagoog.
2010/2013 - Toeristische uitgave ▬ folder Nr. 7/81 ▬
1981
Tongre-Notre-Dame Tongre-Notre-Dame, klein landbouwersdorp met 580 inwoners, gelegen in de provincie Henegouwen op 24 km. van Bergen en 7 km, te zuiden van Ath, bezit de kleinste basiliek van België. Het beeldje van de Maagd, dat er wordt vereerd, wordt wonderbaar genoemd. De 900e verjaring van de viering van O.L.Vrouw wordt dit jaar herdacht. Inderdaad, volgens de legende werd, in de nacht van 1 februari 1081 het dorp gewekt door een verblindend licht en een hemelse muziek in het park van het kasteel van de edele heer Messire Hector, neef van de Graaf van Vlaanderen. Na het meer dan twee uur durend verschijnsel, vond men ter plekke een beeldje van de Maagd; de edel heer deed het naar de kerk van Tongre-Saint-Martin overbrengen. Maar drie keer verliet het beeldje, met schitterend licht omgeven deze plaat om telkens naar het kasteelpark terug te keren. Daarom deed Messir Hector op deze plaats een kapel bouwen en, in 1224, deed Arnold , sire van Tongre en Oudenaerde, haar in een kerk omvormen. In 1777 werd dit gebouw, dat ingevolge de toeloop van bedevaarder: te klein geworden was, gesloopt om plaats te maken voor de huidige kerk, een werk van architect Damarbaix In 1951 werd de kerk van Tongre-Notre-Dame, door een pauselijke brief van Pius Xll, tot basiliek verheven. Sedert negenhonderd jaar trekt het heiligdom van Tongre-Notre-Dame de menigte aan. Ook vandaag nog komen bedevaarders uit alle hoeken van Henegouwen, Vlaanderen, Brabant en zelfs Noord-Frankrijk. Zoals voorheen, gaan groepen mannen en vrouwen, gedurende de maand september of met Maria-Lichtmis, te voet vanuit Ath naar het antieke beeld van de Maagd. De bedevaart naar Onze-Lieve-Vrouw van Tongre is een van de oudst van België. Door de eeuwen heen, heeft deze bedevaart een landelijk eenvoud en soberheid bewaard, geschikt tot meditatie. Nochtans is deze plaats alom bekend. Talrijke beroemdheden zijn hier komen neerknielen. De schat van de kerk, een der rijkste van de Henegouwse parochies verklaart deze roemrijke doortochten en maakt in zekere zin het gouden boek van de geschiedenis van Tongre uit, dit klein dorp we! gedoken in het hartje van de mooie streek van Ath, zo geprezen door de liefhebbers van kunst en aangename landelijke wandelingen KASREEL VAN «EGMONT»: Van de ruïne van het kasteel van Zottegem, in de volksmond het kasteel van Egmont geheten, blijft spijtig genoeg alleen de herenwoning over. De oudste vermelding van het kasteel of het "domus" dateert van 1229, alhoewel het zeker ouder is. Het behoorde toen aan Zeger van Edingen door zijn huwelijk met de laatste van Zottegem's, Aleidis. Het kwam achtereenvolgens in handen van de Melun's, de Luxemburgers, de van Egmont's en de Pignatelli's, die het in 1767 zonder succes te koop stelden. Vanaf 1819 waren er verscheidene kandidaat-kopers, onder dewelke J. De Poortere en J. Ceuterick. In 1965 werd het tenslotte eigendom van de stad Zottegem. Het oorspronkelijk kasteel van Zottegem was een waterburcht, die I de jaren 1477/1485 door Jan van Luxemburg, naar de mode van de tijd, omgevormd werd tot een "Hof van Plaisance" . In de XVIe en XVIIe eeuw had het kasteel het zwaar te verduren. Omstreeks 1735 moest de linkerzijvleugel afgebroken worden. De houten ophaalbrug werd toen vervangen door een vaste brug g( maakt met stenen afkomstig van deze zijvleugel. Waarschijnlijk werd toen ook de rechterzijvleugel afgebroken, bestaande uit kazematten en gevang. Wanneer De Poortere van het kasteel een dubbele woon maakte bouwde hij bij het zuidelijk gedeelte een trapzaal aan, terwijl J, Ceuterick in 1876 de vroegere zijgevel openbrak en er een neorenaissance voorgevel, werk van architect E. Van Hoecke, tegenaan bracht. In 1927 sloopte J. Bernaeyge de resterende vestingsmuren en dempte de laatste wal om er een straat over te trekken. Het kasteel, met zijn karakteristieke XVIe eeuwse erker, zijn sierlijke rococo trapleuning en zijn ridderzaal, werd gelukkig van andere verwoestingen gespaard. Het is nu geklasseerd door de Commissie voor Monumenten en Landschappen
2010/2013 - Toeristische uitgave
1981
(vervolg) ▬ folder Nr. 7/81 ▬ HET COMPLEX VAN DE STUWDAMMEN VAN DE «EAU D'HEURE»: De oprichting van de stuwdammen van de « Eau d'Heure » was praktisch beëindigd in 1977 De redenen, die deze gigantische werken gerechtvaardigd hebben, zijn veelvuldig. Buiten de noodzaak de steeds groeiende behoeften aan drinkwater te verzekeren, moesten enerzijds door verdunning, de effecten van de industriële en stedelijke vervuiling verminderd worden en anderzijds het laagwaterstand-debiet van de Maas op peil gehouden worden om de bevoorrading van het kanaal Charleroi-Brussel te vrijwaren nadat zijn gabariet op 1350 ton werd gebracht. Hydrologische studies hadden aangetoond dat een nuttige reserve van 47 miljoen m3 noodzakelijk was om die behoeften te verzekeren. De vallei van de «Eau O'Heure» tussen Silenrieux en Cerfontaine werd gekozen. Om te verhinderen dat een gedeelte van het dorpje Cerfontaine zou moeten onteigend worden, werd daarvoor en oplossing gevonden in de oprichting van een grotere stuwdam met een lengte van 790 en een hoogte van 70 m, genoemd stuwdam van de « Platte Taille». Zo werd de totale capaciteit van het stuwdammencomplex opgevoerd tot meer dan 86 miljoen m². Deze stuwdam kan als extra-reserve dienen en wordt in een zijvallei besproeid dank zij de kleine rivier van de « Platte Taille ». Vermits die uiterst kleine rivier geen voldoende natuurlijke water voorziening toelaat, moet de opperstuwdam 's nachts met pomp gevuld worden vanaf de stuwdam van de « Eau d'Heure ». Naast deze twee belangrijke stuwdammen zijn drie voorstuwdammen gebouwd – Falemprise, Ry Jaune en Feronval – bestemd om moerasvorming te voorkomen door het water op een constant peil te houd en dat tijdens de niveauschommelingen. Aan de voet van de muur van de stuwdam van de « Platte Taille » (volume 630.000 m3) bevindt zich een hoge toren van 107 m, een werk van architect Barthelemy uit Bergen. Een toeristisch plan staat op het punt verwezenlijkt te worden en van nu af aan trekken de vijf watervlakken, met een totale oppervlakte van meer dan 650 ha, verschillende roei en zeilsporten vooral waterski aan, terwijl een plezierluchthaven, in de onmiddellijke nabijheid, nu reeds operationeel is. TONGERLO: De Norbertijnenabdij van Tongerlo werd omstreeks 1130 gesticht op het landgoed van Heer Giselbert van Castelre, die zich als broeder bij de eerste kloostergemeenschap aansloot. In de eerste eeuwen van haar bestaan heeft de abdij zich naast pastorale dienst toegelegd op landontginning. Dank zij deze landontginning en de vele pachthoeven die hier het logische gevolg van waren, waren de volgelingen van Sint-Norbertus in staat om op grote schaal aan armenzorg te doen. Op vastgestelde dagen, vanaf de XVIe eeuw elke maandag, woensdag en vrijdag, werd er aan de abdijpoort brood uitgedeeld aan de armen. Enkele malen per jaar, de week voor Kerstmis en in de Goede Week, alsook bij het overlijden van een abt, werden bijzondere "speendagen " gehouden. Enkel getallen: in de Goede Week van 1471 werden 2024 armen geholpen tijdens het hongerjaar 1552 werden op Witte Donderdag 2176 behoeftigen geteld. In 1709 waren er weken dat er 5000 armen toekwamen en in 1740 liep dit getal soms op tot 6000. In de doorgang van het poortgebouw (dat op de postzegel is afgebeeld is nog het " armvenster " te zien waarlangs brood, bonen of erwten werden uitgedeeld. Aan deze uitzonderlijke armenzorg kwam in 1796 een bruusk eind toen ten gevolge van de Franse Revolutie de kloosterlingen uit de abdij verdreven werden, en hun goederen en bezittingen werden aangeslagen en verkocht. Het mag een wonder heten, dat in 1840 de 14 kloosterlingen, waaronder nog 6 van voor de uitdrijving, konden terugkeren naar hun grotendeels verwoeste abdij, die zij hadden kunnen terugkopen. De moed en het vertrouwen in de toekomst van dit handvol mensen werd niet beschaamd. Want spoedig groeide het aantal kloosterlingen aan en werd de abdij van Tongerlo het religieus, sociaal en cultureel uitstralingspunt in de Kempen dat zij heden ten dage nog is.
2014 - 100 Jaar voetbal in België ▬ folder Nr. 6bis/81 ▬
1981
Wanneer in 1880 een groep jonge Engelsen, die behoorden tot een handelsmissie in de Antwerpse haven, de « Antwerp Football and Cricket Club » stichtten werd meteen de grondslag gelegd van wat in tien decennia zou uitgroeien tot de populairste sport in België. Het voorbeeld van de Engelsen die hier in hun vrije tijd hun spel als hobby kwamen beoefenen werkte aanstekelijk op vele Antwerpenaars die al vlug ook deze « nieuwe sport » gingen beoefenen. Inmiddels werden ook in andere steden zoals Luik, Gent, Brugge en Brussel voetbalclubs gesticht. In 1895 stichtte Antwerp met enkele anderen « I'Union Belge des Sociétés de Sports Athlétiques » wat in 1912 de Belgische Voetbalbond zou worden en in 1920 het predikaat « Koninklijke » verwierf. Alfred Verdyck, lid van Antwerp, speelde hierin een vooraanstaande rol. Meteen werd in 1895 ook het eerste officiële Belgische voetbalkampioenschap ingericht. De voetbalsport in België was hiermee definitief gelanceerd. De overwinning van de Belgische nationale ploeg op de Olympische Spelen van Antwerpen in 1920 zou haar populariteit nog aanzienlijk vergroten. In 1923 liet Antwerp in Deurne het bekende Bosuil-stadion bouwen dat na latere vergrotingswerken nu plaats biedt aan meer dan 60.000 toeschouwers en als dusdanig het grootste clubstadion is in België. In dit sportcomplex heeft Antwerp benevens een voetbalafdeling ook een atletiek, hockey en tennisafdeling. In deze sportarena werden tevens gedurende vele jaren de legendarische ontmoetingen Belgie-Holland betwist. In haar rijke geschiedenis is Royal Antwerp Football Club steeds een vaandeldrager van het Belgisch voetbal geweest. Niet toevallig noemt men haar de « Great Old ». Royal Antwerp F.C. speelde, op 2 jaar na, steeds in de hoogste Belgische voetbalafdeling en behaalde nationale titels ir 1929, 1931, 1944 en 1957. In 1955 werd de Beker van België veroverd. Antwerp behoort tot de vermaarde Antwerpse voetbalschool die, vooral in de periode tussen beide wereldoorlogen, bekendheid verwierf tot ver buiten onze contreien en die haar stempel heeft gedrukt op het Belgisch voetbal. Tientallen Antwerpspelers verdedigden onze nationale kleuren in internationale wedstrijden Onder de voornaamste citeren we Desiré Bastin Bob Paverick en Vic Mees. Gedurende 100 jaar heeft de oudste club van he1 land, die trouwens stamnummer 1 draagt, grote verdiensten gehad voor het Belgisch voetbal er heeft zij actief meegewerkt om de lichamelijke gezondheid en de zedelijke opleiding van de jeugd van ons volk te bevorderen. Daarin lig zeker een van de grootste verdiensten die de leiders van vroeger en nu mogen opeisen.
2015 - 125e Verjaardag van de instelling "Société de Langue et de Littérature Wallonnes" ▬ folder Nr. 6ter/81 ▬
1981
Deze vereniging werd opgericht te Luik op 27 december 1856 door vertegenwoordigers van de meer ontwikkelde burgerij, aanhangers van het plaatselijk dialect. Vooral dank zij de dichter Nicolas Defrecheux had dit dialect enkele literaire successen geboekt, nadat het in ere was hersteld tijdens de jaren na het verwerven van de nationale onafhankelijkheid. De aanvankelijk Luikse vereniging breidde haar activiteiten spoedig uit over heel Romaans Belgie, d. w. z. Wallonië, waarvan de naam, die pas was ontstaan, stilaan begon door te dringen. Het doel van de nieuwe vereniging bestond erin, hoogstaande dialectische productie aan te moedigen en de Belgisch-Romaanse streektalen, erfgenamen van het Latijn en verwanten van het Frans, wetenschappelijk te bestuderen. Daartoe bediende ze zich van wedstrijden en publicaties. Deze publicaties, talrijk en gevarieerd, bezorgden haar internationale faam. Precies op een van deze wedstrijden voor toneelliteratuur werd het stuk bekroond dat het Waals toneel definitief tot ontplooiing zou brengen. Deze satire van de ingebeelde rijke in de figuur van een kleine ijdele ambachtsman, Tatî I' pèriquî (De barbier Gauthier), een verzenblijspel in drie bedrijven, was met zijn gloedvolle en kleurrijke stijl een prachtig voorbeeld van de expressieve rijkdom van het Luiks dialect. Triomfantelijk onthaald te Luik in 1885 en later begeesterd toegejuicht in de meeste steden van Wallonië en zelfs te Brussel en in Parijs, blies het stuk van Edouard Remouchamps (1836-1900) de regionalistische Waalse beweging nieuw leven in. Voor haar speciale postzegel heeft de Regie der Posterijen de beeltenis gekozen van Edouard Remouchamps. De zegel wordt uitgegeven ter herdenking van de 125 verjaardag van een instelling die een van de specifieke rijkdommen van het Waals cultuurpatrimonium aanzien heeft gegeven.
2016 - 100e Verjaardag van de fanfare "De Vredekring" uit Antwerpen. ▬ folder Nr. 6quater/81 ▬
1981
EERTSE MUZIEKMAATSCHAPPIJEN - DE VREDEKRING - 1881-1981. De tweede helft van de XIXe eeuw was in België een gouden tijdperk voor de liefhebbers-muziekmaatschappijen: harmonies en fanfares vermenigvuldigden zich in de vier hoeken van het land. Alhoewel zij alleen de klassieke muziek verspreidden inzonderheid de operadeuntjes wierven deze maatschappijen hoofdzakelijk hun leden tussen de kleine burgerij. De eenvoudige arbeiders konden de noodzakelijke dure muziekinstrumenten niet bekostigen en ze bootsten die instrumenten na met mirlitons (mirliton = rieten fluitje langs beide zijden afgesloten door een vliesje). Zo bestond te Antwerpen een mirlitonclub. De ervan deel uitmakende arbeiders schaften zich degelijke muziekinstrumenten aan en een naam voor deze nieuwe fanfare werd gezocht. Het was in 't jaar 1881. Voorgesteld werd: de Revolutionairen, de Communards, de Proletariërs, de Getrapten, de Rode Blazers. Een Luiks metaalbewerker, Telesphore Maquet, die te Antwerpen herstellingswerken aan de overzetboot kwam uitvoeren en ook goed klarinet speelde, stelde « Cercle de la Paix » of « Vredekring » voor, wat op schaterlachen werd onthaald. Maquet verdedigde echter zijn voorstel met ernst en klem. « Wij ijveren, zegde hij, door het uitroeien van de ongelijkheid en van de onrechtvaardigheid, voor de vrede onder alle mensen. Daarom denk ik dat deze naam de maatschappij het best zal kenmerken ». Het betoog van MAQUET werd vertaald en er werd gestemd met algemene stemmen, dat de nieuwe maatschappij zou heten: Socialistische Fanfare « De Vredekring ». Deze fanfare trad overal op waar de zich ontplooiende arbeidersbeweging naar buiten trad en bereikte terzelfder tijd een hoog muzikaal peil. De strijdbare Mariannefiguur staat boven de standaard van alle opeenvolgende VredekringvaandeIs. Een der muziekbestuurders, Jef Truyens, creëerde ook een uiterst originele bewerking van het Mariannelied. Vandaag 100 jaar later, blijft deze fanfare nog altijd even jong en dynamisch. Met deze maatschappij heeft de Heer Minister van P.T.T. alle muziekmaatschappijen uit ons land willen herdenken.
2017 - 150 jaar Rekenhof. ▬ folder Nr. 6quinte/81 ▬
1981
Toen de moderne vormen van staatsadministratie aan het einde van de feodale periode ontstonden, begon men al heel gauw de absolute noodzaak aan te voelen om het gebruik van de staatsgelden aan een controle te onderwerpen. In onze gewesten bracht die sterk aangevoelde noodzaak in de loop van de XIV' eeuw de instelling van rekenkamers met zich, die ondanks alle politieke wisselvalligheden tot in 1830 zijn blijven bestaan. Het is dan ook niet verwonderlijk dat het Rekenhof, dat dit jaar de 150ste verjaardag van zijn oprichting viert, het eerste belangrijke lichaam van de Belgische staat was, dat door het Nationaal Congres van 1830 ingesteld werd. Want zonder zelfs op de ophanden zijnde goedkeuring van de grondwet te wachten, waarvan de diverse ontwerpen alle een artikel bevatten, dat de taak van de Rekenhof vastlegde en de intentie uitsprak, er een hulpmiddel van de wetgevende macht van te maken, diende de Administrateur-generaal van Financiën, Coghen, op 13 december 1830 een ontwerp van decreet in, dat na bespreking het decreet van 30 december 1830 tot oprichting van het Rekenhof geworden is. Het Rekenhof werd officieel in zijn taak bevestigd op 15 januari 1831, nadat het Nationaal Congres op 6 januari de eerste leden ervan verkozen had. De 26ste van dezelfde maand werd artikel 116 van de grondwet, dat de bevoegdheden van het Rekenhof regelt, zonder discussie aangenomen, aangezien de bespreking van het decreet van 30 december 1830 het Congres voldoende klaarheid over de interpretatie van de tekst van de grondwet verschaft had. De benaming « Hof » kreeg de voorkeur boven het meer traditionele « Kamer » om, naar de woorden van de rapporteur, « ertoe bij te dragen de instelling in de ogen van het publiek te verheffen en edeler te laten voorkomen », en omdat ze er zoals een rechtsprekend lichaam krachtens haar exclusieve bevoegdheid in het vlak van de publieke comptabiliteit toe gebracht zou worden, uitspraak te doen over de aansprakelijkheid van de rekenplichtigen tegenover de Schatkist en executieve arresten tegen hen te vellen. De postzegel toont de gevel van het gebouw waar het Rekenhof al sinds 24 maart 1897 gevestigd is. Het werd op het einde van de XVIIIe eeuw door graaf Spagen, kamerheer van de keizerlijke en koninklijke hoogheden, gebouwd, volgens het door Guimard de Larabe getekende uniforme plan voor de huizen aan het Koningsplein. Eigenaardig genoeg is het Rekenhof op bijna dezelfde plaats gevestigd, waar vroeger ook de eerste rekenkamer van het hertogdom Brabant haar werkzaamheden verricht had; die eerste rekenkamer was op 20 februari 1406 opgericht door Antoon van Bourgondie, zoon van Filips de Stoute en door erfopvolging heer van Brabant en Limburg.
2018 - 25e Verjaardag van de mijnramp "Bois du Cazier": Blok 57 ▬ folder Nr. 7/81 ▬ info: foute opdruk -> moet Nr. 7bis/81 zijn.
1981
Van alle beroepen is dat van mijnwerker ongetwijfeld een van de hardste en gevaarlijkste. Het vraagt niet alleen aanzienlijke fysische inspanningen maar het is bovendien buitengewoon ongezond. De mijn is helaas ook zeer moorddadig. Op ieder ogenblik bedreigen instorting en de mijngasontploffing op honderden meters diepte het leven van die schamele werklieden die voor een persoonlijk welzijn en voor de behoeften van de industrie de onmisbare steenkool ophalen . Een van de ergste catastrofes die ons land ooit gekend heeft, was die van de kolenmijn van " Bois du Cazier" te Marcinelle, op woensdag 8 augustus 1956. Om 8 u. 09 's morgens, merkte de machinist dat het "schachtvervoer " van de hijsschacht niet meer reageerde op de bedieningsorganen. Op hetzelfde ogenblik riep de kooilader van het niveau 975 meter " Brand ". Op deze verdieping van de mijn zat een wagentje, dat slecht op de kooi gereden was, geklemd tussen de kooi en de wand van de schacht, nadat het eerst een elektrisch kabel van 3000V had afgeknipt, De daarop volgende kortsluiting had voor brand gezorgd. Op enkele minuten tijd zette de brand de installaties van de zetel in vuur en vlam. De kabels smolten ten gevolge van de hitte, de kooien stortten in, in deze hel van vuur terwijl de mijnwerkers, die vastzaten in de gangen probeerden te ontkomen aan de vlammen, de rook en het gas. Niet meer dan 13 zouden levend bovengehaald worden. Met een pijnlijke en angstaanjagende onzekerheid, die 15 dagen zouden duren, probeerden de redders, die van overal gekomen waren, met inzet van hun leven de mannen aan de aarde te onttrekken. Ze bereikten het tragische niveau van 1035 m. slechts op 23 augustus en vonden er geen enkele overlevende. Deze catastrofe dompelde ons land in rouw en onmiddellijk kwam een grote golf van solidariteit spontaan op gang. Naast de officiële hulp (Cornez fonds) waren de privé-initiatieven die probeerden morele en materiële steun te bieden aan de families van de 262 slachtoffers, waarvan meer dan twee derden gastarbeiders waren. De Regie der Posterijen heeft willen bijdragen tot de herdenking van deze tragische gebeurtenis, door de uitgifte van een speciaal blaadje met toeslag. De tekening die voorkomt op het blaadje alsook het onderwerp van de zegel die het bevat, zijn van de hand va de schilder Ben Genaux. Hij was een van de eerste getuigen van de ramp: hij verleende als tolk zijn medewerking met de plaatselijke overheden, ondermeer om de contacten met de families te vergemakkelijken. Het is dezelfde kunstenaar die de medaille graveerde die aan de redders werd aangeboden en waarvan het motief (piëta) werd behouden voor de zegel op het blaadje
2019 - Cijfer op heraldieke leeuw. Type van nr. 1839 ▬ folder Nr. 8/81 ▬
1981
geen info
2020 - Praalgraven te Brugge van Maria van Bourgondië (1457-1482) en van Karel de Stoute (1433-1477) ▬ folder Nr. 8/81 ▬
1981
In het 13e eeuwse koor van de Onze-Lieve-Vrouwekerk te Brugge prijken sinds 1981 weer de Bourgondische praalgraven van Maria van Bourgondië ( †1482 te Brugge na een jachtongeval) en van Karel de Stoute († 1477 op het slagveld te Nancy). In 1490 bestelde aartshertog Maximiliaan van Oostenrijk het mausoleum voor zijn gemalin Maria. Dit gotische praalgraf dat in 1502 klaar kwam is vooral het werk van boetseerder Jan Borman en geelgieter Renier van Thienen. Het ligbeeld in verguld brons rust op een zwart arduinen sarcofaag. De hertogin, gekroond en gehuld in een wijde siermantel, houdt de handen in biddende houding; aan haar voeten twee hondjes, symbool van de trouw. De zijden van het mausoleum bevatten respectievelijk het grafschrift, het hertogelijke blazoen en de stamboom met wapenschildjes (links het voorgeslacht langs vaders zijde, Karel de Stoute; rechts langs moeders zijde, Isabella van Bourbon). Het praalgraf van de hertog, uiterlijk gelijk aan dat van zijn dochter, is in Renaissancestijl. Het werd immers pas in 1558 besteld door zijn achter-achterkleinzoon koning Filips II, en werd in 1562 afgewerkt door koperslager Jacob Jonghelinck, naar ontwerp van Cornelius Floris. De hertog is in wapenrusting uitgebeeld en draagt de halsketting van het Gulden Vlies (waarvan het elfde kapittel in 1468 in deze kerk onder diens voorzitterschap gehouden werd). Aan het voeteinde een leeuw, symbool van dapperheid. Ook de zijden zijn rijkelijk versierd met grafschrift, blazoen en de genealogie van de hertog (links die langs vaders kant, Filips de Goede; rechts langs moeders zijde, Isabella van Portugal). De praalgraven ontsnapten in 1796 ternauwernood aan de beeldenstormerij van het Frans bewind. In 1806 werden de graven in een dei koorkapellen opgesteld, waar ze onlangs werden weggehaald om opnieuw hun eeuwenoude opstelling in het hoogkoor te krijgen.
2021 - Jeugdfilatelie ▬ folder Nr. 9/81 ▬
1981
Er mag aangenomen worden dat bij de meeste mensen de behoefte tot verzamelen diep ingeworteld is; voorwendsels daartoe en het voor handen zijn of zoeken naar de meest ongewone zaken en voorwerpen ontbreken stellig niet Onder deze wijde waaier van verzamelmogelijkheden neemt de filatelie sinds vele jaren eer ruime plaats in en het aantal adepten loopt, over de wereld verspreid, in de miljoenen. Als krachtig derivaat tegen het jachtige leven van on. samenlevingspatroon is de filatelie een van de meest populaire "hobby's" geworden; haar aantrekkingskracht bij de jeugd is bijzonder groot. Deze belangstelling voor het postzegelverzamelen verdient dan ook onze bijzondere aandacht en onze aanmoediging, in de allereerste plaat. wegens haar didactische waarde. Deze reik immers veel verder dan het gewone verzamelen klasseren, aanvullen en uitbouwen van de waarden en stukken die bij een gekozen onderwerp de voorkeur verdienen. Welke ook de aard zij van de filatelistische verzameling die de jeugd aantrekt, moet toch onderstreept worden dat de verwezenlijking er de samenstelling ervan niet alleen vrager oproept van zin voor orde, nauwkeurigheid er methodiek maar ook, en vooral, van algemene kennis op een ruim domein van cultuur, geschiedenis, aardrijkskunde, kunst, politiek, enz. Sommigen leggen ter zake weliswaar een bepaald scepticisme aan de dag en menen dat de filatelie een doodgewone vrijetijdsbesteding is onder vele andere. Het bezoek aan een tentoonstelling, volledig ontworpen en verwezen lijkt door jeugdige verzamelaars, zou hen nochtans de overtuiging bijbrengen van de mogelijkheden tot culturele verrijking door de filatelie. In deze geest willen wij uw bijzondere aandacht vragen voor de nationale tentoonstelling "JUNEX 81", voorbehouden aan Belgische jeugdige filatelisten, die op 24 en 25 oktober 1981 georganiseerd wordt in het Ontmoetingscentrum 't Ghelandt, aan het Koningin Astrid plein te Menen.
2022/2024 - Nieuwe beeltenis van Koning Boudewijn "met bril". Groot formaat. ▬ folder Nr. 11/81 ▬ geen ionfo
1981
2025/2029 - Kulturele personaliteiten. ▬ folder Nr. 10/81 ▬
1981
LA JEUNE BELGIQUE: Het is goed dat het beeld van een groot dichter zoals Max Waller via de postzegel, die in de hele wereld vertrouwd is, kan worden vereeuwigd. De naam van deze dichter is van oudsher verbonden met het literair tijdschrift " La Jeune Belgique ", waarvan het honderdjarig bestaan wordt gevierd. Dit tijdschrift gaf van 1881 tot 1897 vaste vorm aan de niet meer te stuiten opgang van de Franstalige Belgische schrijvers in wat men " de strijd voor schoonheid en kunst " noemde. In 1880, Max Waller was toen twintig jaar oud, werd een groep even enthousiaste jonge schrijvers zich bewust van het eigen karakter van hun werken en van het feit, dat er binnen de enorme ruimte van de Franse literatuur een Belgische literatuur bestond met duidelijk specifieke eigenschappen. Aldus stichtten zij in 1880 " La Jeune Revue Litteraire " die in 1881 definitief werd omgedoopt tot " La Jeune Belgique " waarvan het embleem, een wapenschild, de fiere leuze " Ne crains " (geen vrees) droeg. Weldra begreep de lezer in België en in het buitenland de betekenis van deze beweging, die het publiek in aanraking bracht met de Belgische literatuur en met het talent van een ongeëvenaarde plejade van schrijvers leden van de " Revue " zoals Camille Lemonnier, Maurice Maeterlinck, Emile Verhaeren, Jules Destrée, Georges Rodenbach, Charles Van Lerberghe, Georges Eekhoud, Valere Gille en veie anderen, die internationale faam verwierven. Max Waller bestuurde " La Jeune Belgique " van 1882 tot bij zijn dood in 1889. Zoals Paul André van hem zei, was hij de " organisator van de triomf van de nationale letteren in België ". In de loop van zijn veel te korte leven publiceerde Max Waller talloze literaire en artistieke kritieken, novellen (" Le Baiser " en " L'Amour fantasque ") en zijn roman " La Vie bête ", die door Camille Lemonnier van een voorwoord werd voorzien. Na zijn dood verschenen nog zijn dichtbundel " La Flute à Siebel " en zijn roman " Daisy ". Als blijvende herinnering aan Max Waller lieten zijn vrienden en bewonderaars hem door Victor Rousseau een monument oprichten. Het beeld staat verscholen onder het loof van het Ambiorixplein te Brussel; voorbijgangers denken bij 't zien van het mooie profiel van de dichter aan wat hij ooit schreef: « On sourit eternellement Et c'est au-dedans que I'on pleure. » « Onder de eeuwige glimlach ligt verborgen het verdriet. » GUSTAVE VAN DE WOESTYNE (1881-1947): Honderd jaar geleden, op 2 augustus 1881, werd te Gent de schilder Gustave van de Woestyne geboren. Meestal wordt zijn naam samen met die van George Minne (1866-1941) en van de Saedeleer (1867-1941) vernoemd. Zij hadden het stadsleven verlaten om zich op het platteland, nl. te Sint-Martens-Latem aan de Leie, terug te trekken. Later streek een tweede groep kunstenaars in hetzelfde dorp neer: Gust de Smet (1877-1943), Frits van de Berghe (1883-1939), Albert Servaes (1883-1966) en Constant Permeke (1886-1952). Alhoewel beide groepen nooit een schilderschool hebben gevormd, worden zij in de kunstliteratuur vaak als " Vlaamse expressionisten " omschreven. Onder al deze kunstenaars, die ook zijn vrienden waren, neemt Gustave van de Woestyne een aparte plaats in. Hij laat zich door zijn tijdgenoten amper beïnvloeden. Hij is een streng godsdienstig man, die teruggetrokken en erg in zichzelf gekeerd leeft. Hij toont sterke belangstelling voor het ambachtelijk wonder van de Vlaamse Primitieven en van de vroege Italiaanse schilders. Ook in Breugel heeft hij een zielsverwant gevonden. Meer dan zijn tijdgenoten wordt hij gefascineerd door de inhoud van het kunstwerk. Vaak maakt hij gebruik van parabels; soms wordt hij geïnspireerd door het Nieuwe Testament, soms door persoonlijke belevenissen. In al zijn werken drukt hij een boodschap uit in strak omlijnde en roerloze vormen, die de expressie zijn van een subjectief existentieel gevoel. Vandaar dat het werk meestal zeer traag vordert en het ganse oeuvre zich beperkt tot ca. 300 schilderijen en tekeningen. De ontwerper van de postzegel heeft zich laten inspireren door het schilderij " Likeurdrinkster ". Het betreft hier een doek (110 cm x 98 cm), geschilderd in 1922, dat zich in het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten te Antwerpen bevindt.
FERDINAND SEVERIN (1867-1931): ernand Severin werd in 1867 geboren te Grand-Manil nabij Gembloers en overleed te Gent in 1931. Tussen deze twee data liggen het leven en het werk van een van de grootste Franstalige dichters in België. Zoals hij dat zelf wenste, was hij een van de eersten die de franse letteren in België grotere uitstraling bezorgden. Geboren op een uitgestrekte Haspengouwse boerderij en beïnvloed door oude cultuur, koesterde Fernand Severin grote verering voor de natuur. Deze verering, die zijn gedichten vulde, zou hem altijd blijven inspireren. Nadat Fernand Severin aan de Vrije Universiteit Brussel tot doctor in de klassieke filologie promoveerde, ging hij onderwijzen te Virton, later te Leuven en te Brussel; in 1907 promoveerde hij tot hoogleraar franse literatuur aan de Gentse Universiteit. Als onafscheidelijke vriend van Charles van Lerberghe die hem als " de grootste en de zuiverste onder ons " meldde, maakte hij deel uit van de plejade dichters die meewerkten aan de literaire tijdschriften " La Jeune Belgique ", opgericht in 1881, en " La Wallonie ", opgericht in 1886, die in hoge mate bijdroegen tot de verspreiding van de franse literatuur in België en in het buitenland. Onbeïnvloed door literaire strekkingen, die breken met tradities, in naam van onontbeerlijke vernieuwing bleef hij trouw aan de regelmatige prosodie. Hij was een gevoelig man, die werd aangetrokken door eenzaamheid, dromen en stilte, wat hem niet belette menig werk te publiceren. De titels van zijn belangrijkste bundels getuigen van het ideaal van bewuste elegische zuiverheid: " Le Don d'enfance ", " Un Chant dans I'ombre ", " Les Matins angéliques ", " La Solitude heureuse ", " Source au fond des bois ". Met zijn poëzie geeft Severin de lezer een mooie les in levenswijsheid.
2025/2029 - Kulturele personaliteiten.
1981
(vervolg) ▬ folder Nr. 10/81 ▬ JAN VAN RUUSBROECK: Het Ruusbroecjaar 1981 betekent de 600ste verjaring van het overlijden van Jan van Ruusbroec, te Groenendael op 2 december 1381. Hij is een van de grootste mystieke schrijvers aller tijden. Volgens de overlevering werd Johannes van Ruusbroec, doorgaans Jan Ruusbroec genoemd maar ook met varianten als Rusbrochius, Rusbroch, Ruysbroeck, enz..., geboren in 1293 te Ruisbroek tussen Halle en Brussel, nu deelgemeente van Sint-Pieters-Leeuw. Elf jaar oud ging hij naar Brussel waar hij school liep, priester werd gewijd in 1317 en ongeveer 25 jaar in de Sint-Goedele kerk dienst deed. In 1343, op 50-jarige leeftijd, trok Ruusbroec zich terug in een kluis te Groenendaal in het Zoniënwoud, samen met twee vrienden. Aangegroeid tot een gemeenschap werd in 1350 de regel aangenomen van de kanunniken van Sint-Augustinus. Ruusbroec werd de prior van het nieuwe klooster tot zijn dood in 1381. Een uiterlijk weinig bewogen leven in een op politiek, sociaal en kerkelijk gebied nochtans sterk bewogen tijd. Tijdens zijn leven waren de werken van Ruusbroec reeds vermaard en van heinde en ver werd Groenendaal bezocht. In tegenstelling met de gewoonte van zijn tijd schreef Ruusbroec niet in het Latijn maar in de volkstaal, het Brabants Nederlands van toen, Diets genaamd of Middelnederlands. Elf geestelijke traktaten en zeven brieven kwamen tot ons in het oorspronkelijk Diets of in vertalingen in het Nederlands. In de loop der eeuwen werden en worden ze nog steeds over de wereld verspreid in verschillende talen. Met Ruusbroec is de Nederlandse letterkunde, waarvan hij een grondlegger is, in de wereldliteratuur doorgedrongen. Zijn werken brengen vooral een boodschap voor eenieder die bezinning zoekt. Jan Ruusbroec werd door paus Pius X zalig verklaard op 9.12.1908. Zijn overlijdensdatum 2 december is ook zijn kerkelijke feestdag. Ruusbroec wordt in dit Ruusbroecjaar 1981 voornamelijk herdacht en gevierd waar heel het 88jarig leven van die grote Brabander verliep: te Ruisbroek (Sint-Pieters-Leeuw), te Brussel en te Groenendaal (Hoeilaart).
LA PENSÉE ET LES HOMMES: De V.Z.W. " La Pensee et les Hommes " werd opgericht in 1961. Haar oorsprong lag vijf jaar vroeger in de eerste lekenuitzendingen van het I.N.R. (thans R.T.B.F.). Deze vereniging heeft volgende doelstelling: « De vereniging heeft tot doel, bij te dragen tot de verspreiding en de uitstraling van de lekenmoraal, van de beginselen van verdraagzaamheid en menselijke broederlijkheid, van sociale en maatschappelijke vooruitgang en van het vrije onderzoek, waaraan de oprichters eenparig gehecht zijn. De vereniging zal dit doel blijven nastreven met alle middelen die zij daartoe nuttig acht, met name door het organiseren van radio- en televisie-uitzendingen over lekenmoraal en filosofie, door het uitgeven van periodieke publicaties, bestemd om deze uitzendingen beter bekend te maken. Zij kan bovendien conferenties, congressen, studie of documentatiecentra inrichten of aan de inrichting ervan deelnemen en zich bij alle andere initiatieven betrekken, die zij bij het verwezenlijken van haar doelstellingen nuttig acht. » " La Pensee et les Hommes " is samengesteld uit de vertegenwoordigers van de Franstalige lekenverenigingen van België. In toepassing van het decreet van 12 november 1977, erkent de Raad van Beheer van de R.T.B.F. de lekengemeenschap, wat haar aantal betreft, als de tweede filosofische gemeenschap van België. leder jaar verzorgt " La Pensee et les Hommes" talrijke televisie en radio-uitzendingen. Zij geeft ook een maandelijks tijdschrift uit. Het motief van de zegel, die aan deze vereniging is gewijd, toont een van de steenuiltypes die voorkomen op de tetradrachme (Atheens muntstuk), alsmede het symbool van het laïcisme
2030 - Kerstmis 1981 ▬ folder Nr. 11/81 ▬
1981
Kerstmis is bij uitstek het feest van de vreugde en het is ongetwijfeld ook het feest dat de gevoelens van verzoening en broederlijkheid tussen de mensen het best tot uiting brengt. Tot de vele kersttradities behoort sedert 1967 ook de jaarlijkse uitgifte van een speciale postzegel met een afbeelding die nauw verband houdt met het kerstgebeuren. Dit jaar is dat een reproductie van een fotografisch document (LP 3489 B) die ons welwillend ter beschikking werd gesteld door de Koninklijke Bibliotheek Brussel. Het document is een voorstelling van Jezus'geboorte door een onbekend auteur en is afkomstig uit de " Missaie ad usum d. Leodensis" fº 275, vº, uitgegeven te Parijs in 1513. Er zijn ontelbare voorstellingen gemaakt van Jezus' geboorte. Men vindt ze op fresco's in catacomben, op miniaturen in alle geïllustreerde bijbel psalmboeken of getijdenboeken, op mozaïeken, op reliëfs en kapitelen, op ivoren beeldjes, op koorstoelen en vooral op een groot aantal schilderijen en beeldhouwwerken. De gewoonte om rond Kerstmis Jezus' geboorte uit te beelden in de kerk wordt vaak toegeschreven aan de heilige Franciscus van Assisi. In 1223 zou hij boven op de beboste heuvel bij het dorpje Greccio in Midden-Italië ( eerste kerststal hebben gebouwd zoals wij die nu kennen: met het kind Jezus, Maria, Jozef, de os, de ezel en de kribbe. Hiermee wou hij de har naar pracht en praal in de kerk doen afnemen en in plaats daarvan de nadruk leggen op de armoede en de menselijkheid van Christus. Vanaf dat ogenblik werd het kerstfeest een meer volkse aangelegenheid In kerken, op kerkpleinen en op openbare plaatsen werden voorstellingen gegeven die herinnerden aan Jezus' geboorte. Sommige kerstliederen in deze liturgische drama's. zoals " Tussen os en ezel ", worden nu nog steeds gezongen. Na de tweede wereldoorlog heeft de wijze waarop het kerstfeest in on; streken wordt gevierd een sterke evolutie ondergaan. Er zijn misschien wel minder middernachtmissen of minder kerststallen in de kerken en meer reveillons, kerstbomen en kerstmannetjes, maar de geest van kerstmis levendig gebleven. Radio en televisie hebben die taak op zich genomen. .
2031/2033 - Solidariteit. 150e verjaardag van de oprichting van de Rijkswacht, van het Regiment Karabiniers en het Regiment Gidsen. ▬ folder Nr. 12/81 ▬ 1981 RIJKSWACHT: Na de overwinning op de Hollanders in het Park te Brussel, begint de reeds op 25 september 1830 opgerichte voorlopige Regering de nieuwe Belgische Staat te organiseren door hem instellingen te verschaffen, die zo snel mogelijk een einde moeten stellen aan de alom opdagende wanordelijkheden. Ten aanzien van de Belgische Rijkswacht, een van die instellingen, treft de voorlopige Regering een zeker aantal maatregelen. Op 11 oktober 1830 wordt aldus beslist over de kledij. Deze toestand zal echter maar door het Koninklijk Besluit van 15 april 1832 gelegaliseerd geraken; hierin wordt het uniform van de jonge Belgische Rijkswacht omschreven. In de periode van 1830 tot 1832 waarin men overschakelt van het Hollands uniform naar de definitieve kledij voor de Belgische Rijkswacht, werd het uniform van de Marechaussee nauwelijks gewijzigd; de borstlap werd geel en de kokarde op de steek krijgt de Belgische kleuren: zwart, geel en rood. In grote trekken omvat het uniform van 1832 een koningsblauwe jas met scharlaken omslagen, kleppen en biezen, een zeemlappen broek voor de officieren, onderofficieren en rijkswachters te paard of een grijze laken broek voor de onderofficieren en rijkswachters te voet. De ruiters dragen de nestel aan de linkerschouder, de voetgangers een klaverbladvormig sieraad aan de rechterschouder. Door ditzelfde Koninklijk Besluit van 15 april 1832 wordt de steek (van de voormalige Marechaussee) voorgoed vervangen door een berenharen muts vooraan voorzien van een koperen granaat. Regiment der Karabiniers: Het regiment der Karabiniers kwam tot stand tijdens de " Septemberdagen " van 1830. Het is samengesteld uit vrijwilligers en wordt weldra in het geregeld leger ingelijfd. In augustus 1831 neemt het deel aan de tiendaagse veldtocht onder de naam " 1 Jagers ". Op 9 juli 1847 wordt het regiment omgedoopt tot " 1e Jagers-Karabiniers " en in 1850 tot " Regiment der Karabiniers ". Van 1864 tot 1867 neemt het deel aan de Belgische expeditie naar Mexico. In 1870 worden negen bataljons gemobiliseerd. Van 1888 tot 1891 telt het in zijn rangen de troonopvolger, prins Boudewijn (1869-1891). Na de invoering van de verplichte legerdienst wordt het regiment in 1913 omgedoopt tot " 1 Karabiniers ". In 1914 wordt het regiment gesplitst en vormt met het " 3e Karabiniers " de " 19e Gemengde Brigade ". Na de vuurdoop te hebben ondergaan te Antwerpen op 25 augustus 1914, wordt het tijdens de oorlog onderscheiden met vijf eervolle vermeldingen en op 22 november 1918 neemt het deel aan de zegevierende intocht van de Koninklijke Familie te Brussel. Het neemt deel aan de bezetting van Duitsland. Op 13 juni 1930 wordt het onderscheiden met de nestel met de kleuren van de Orde van Leopold en op 21 juli wordt de benam "Prins Boudewijn" aan zijn naam toegevoegd. Op 10 mei 1940 is het regiment aan het Albertkanaal gelegerd, daarna aan het kanaal van Terneuzen. Wegenszijn optreden tijdens de achttiendaagse veldtocht bekomt een zesde eervolle vermelding. Thans is het in de Duitse Bondsrepubliek gelegerd. De historiek van de uniformen van dit regiment kan bondig als volgt worden samengevat: - 1830: Uniform met 1 rij met 9 koperen knopen. Groene broek. Gele kraag en biesje. Groene epauletten met rode franjes. Zwarte vilten sjako versierd met haren kokarde en een vlecht met gele eikels; groen kwastje en neerhangende pluimen in driekleurig paardenhaar. Groene kapotjas. Zwart ledergoed. - 1831: Uniform van groen laken; plastronkraag, groene opslag, rode biesjes. Jaspand versieringen in rood laken: granaat en hoorn. Wollen epauletten sabelkoord, groene troetel. Broek in groen laken met rood biesje. Kapotjas van donkergrijs lak, kraag versierd met een rood biesje. Jasje van groen laken. Veldmuts van groen laken, rood biesje, garen en eikels. Halve slobkousen van zwart laken. Sjako met een koperen plaatje waarop een hoorn is voorgesteld met binnenin het korpsnummer, groene kwast, rood vlamvormig kenteken. Het uniform verandert nog in 1832, 1837 en 1845. (') Thans is het uniform kakikleurig, met groengeel biesje bruine baret. Het kenteken bestaat uit een trompet met " 1 B " en bovenop een kroontje voor het regiment " Prins Boudewijn ". (') ROUEN " Het Belgisch leger. Historisch verhaal van zijn organisatie, zijn klederdracht en uniformen, zijn bewapening en tactiek sedert de voorhistorische tijden tot heden ". Brussel - Luon - Claessen (1896).
REGIMENT DER GIDSEN: Bij besluit van het Voorlopig Bewind wordt op 1 februari 1831 de compagnie der Gidsen, doorgaans " De Gidsen van de Maas " genoemd, opgericht, om regiment te worden op 24 januari 1833. Het neemt deel aan de 1ste wereld oorlog waarin het actief zijn deel opeist tijdens het bevrijdingsoffensief. In 1918 escorteert het Koning Albert tijdens zijn zegevierende intochten te Brugge en Brussel. Tijdens de " zonderlinge oorlog " bezet het regiment Gidsen, sedert 1937 volledig gemotoriseerd, stellingen in Ardennen waar het de vuurdoop ondergaat op 11 mei 1940 Bij de overgave wordt het grootste deel van het regiment krijgsgevangen genomen, de overige manschappen slagen erin Engeland te bereiken. Van 1946 af zijn de Gidsen in de Duitse Bondsrepubliek gelegerd. De mars van het Regiment der Gidsen is een bijzon< beroemd muziekstuk. Het was Koning Leopold I die in 16 de beslissing trof dit muziekstuk te laten componeren. Een eeuw later telde dit muziekkorps 85 musici waarbij talrijke laureaten van het Conservatorium. Het uniform van dit regiment maakt natuurlijk in de loop der tijden een evolutie mee. Reeds voor haar officiële oprichting droegen de soldaten van deze compagnie een blauwe ja zwarte broek en een muts uit vossenbont met groene vlam Een jaar later, in 1831, waren zij gekleed in een donker groen uniform met een das in purperrood laken en opslag dezelfde kleur. Van 1843 af, ziet het uniform van het regiment der Gidsen er als volgt uit: Groene kraag en opslag met purperrode bies. Broek met witte band. Zwarte kolbak met purperrood vlamvormig kenteken, witte bies en eikels. Witte epauletten en nestei Zwarte patroontas met witte sabel en koppelriem. Groei sjabrak met wit galon en purperrode bies; de letter L met een kroontje in de hoeken. Purperrode manteltas met wit bies en geborduurde kroon op de zijkanten. Zwarte handschoenen met kap in zwart leder. Voor de officieren: epauletten, nestels, zilveren schouderkwasten en galons ('). Achteraf werden nog enkele kleine wijzigingen aangebracht. Thans dragen de Gidsen het kakiuniform met purperrood biesje, zwarte baret, het kenteken" L " en boven op een kroontje.
2034/2035 - 150e Verjaring van het Koninklijk Muziekconservatorium te Brussel en 150 jaar rechterlijke macht. ▬ folder Nr. 1/82 ▬
1982
HET KONINGLIJK MUZIEKCONSERVATORIUM VAN BRUSSEL: Op 13 februari 1832 werd het koninklijk besluit ondertekend houdende de oprichting van het Koninklijk Muziekconservatorium van Brussel en dit ter vervanging van de Koninklijke Muziekschool, gesticht in 1826, bij besluit van Willem I der Nederlanden. Het eerste organiek reglement van het Conservatorium dateert van 21 juli 1832. Op 15 april 1833 werd François-Joseph Fetis benoemd tot directeur van deze instelling, destijds gevestigd in de Stuiversstraat, in de lokalen van de Oude Raad van Financiën. Op dat tijdstip waren 73 leerlingen ingeschreven voor het eerste leerjaar. Al heel vlug moest, wegens plaatsgebrek, een eerste maal worden verhuisd naar de Bodenbroekstraat, waarna van 1847, ten gevolge van een nieuwe uitbreiding, de installatie in de gebouwen van het oud hotel de Croy aan de Kleine Zavel volgde. Vanaf zijn in-functie-treding, organiseerde Fetis leerlingenauditoria en concerten. Deze activiteiten verplichtten hen geschikte lokalen te vinden en de uitvoeringen gingen dan ook door op verschillende plaatsen, onder andere, in de zaal van het Hertogelijk Paleis (momenteel Paleis der Academiën) waar orgels werden geplaatst. De dynamische directeur hield zich in het bijzonder bezig met de oprichting van een orkest, samengesteld uit leraren en leerlingen van het Conservatorium. Hij organiseerde talrijke concerten tijdens dewelke de oude muziek de voorkeur genoot. De Regering dacht er evenwel aan de veelvuldige activiteiten van het Conservatorium te laten plaatsgrijpen in een omgeving, deze instelling waardig. Het project tot oprichting van het huidige gebouw in de Regentschapsstraat, verwezenlijkt door architect J.P. Cluysenaar (1811-1880) en waarvan het fronton werd gebeiteld door de beeldhouwer Rodan, dateert van 1866. De koning en de koningin bezochten dit gebouw tien jaar later, toen het bijna afgewerkt was. In deze periode werd het Conservatorium beheerd door François-Auguste Gevaert die, dank zij zijn musicologische bekwaamheid en zijn organisatorisch talent, het niveau van de instelling aanzienlijk verhoogde. Onder zijn leiding verwierven de concerten van het Conservatorium een gewaardeerde faam. Bovendien werd het Instrumentenmuseum, door toedoen van zijn eerste conservator, Charles-Victor Mahillon, weldra een der rijkste van Europa. Door een koninklijk besluit, verschenen in het Belgisch Staatsblad van 9.9.1966, werd in de schoot van het Koninklijk Muziekconservatorium van Brussel een Nederlandse en een Franse afdeling opgericht, ieder onder de leiding van een directeur. (Bron: « Le Conservatoire royal de Musique de Bruxelles » door Jacques Leduc.)
150 JAAR RECHTELIJKE MACHT: De Belgische Grondwet van 1831 heeft de scheiding van de drie Machten gehuldigd. De Rechterlijke Macht werd toevertrouwd aan de hoven en rechtbanken, die onafhankelijk zijn van de twee andere Machten, de Wetgevende en de Uitvoerende. De Belgische Grondwetgevers behielden grotendeels de rechterlijke organisatie die onder het Franse bewind, en voornamelijk in het jaar Vlll (1800), werd ingevoerd en die het Koninkrijk der Nederlanden (1815-1830) werd behouden. De Hoven van beroep, de rechtbanken van eerste aanleg en de vredegerechten bleven hun werkzaamheden uitoefenen zoals voor de Belgische Omwenteling. De wet van 4 augustus t832 tot inrichting van de rechterlijke orde heeft deze organisatie bekrachtigd. Ze heeft ook, in uitvoering van de Grondwet, aan de top van de gerechtelijke hiërarchie een nieuw Hof van Cassatie ingesteld, zoals onder het Franse bewind. De installatie van het Belgische Hof van Cassatie had plaats op 15 oktober 1832; het bestaat dus 150 jaar. Baron Etienne de Gerlache, gewezen voorzitter van het Nationaal Congres en van de Kamer van Volksvertegenwoordigers, werd tot eerste voorzitter benoemd en bleef het tot in 1867; om te herinneren aan de opdracht die hij in die hoedanigheden heeft vervuld, werd een postzegel met zijn beeltenis verleden jaar uitgegeven (1981, nr. 2). Uitmuntende juristen bekleedden sedertdien dit ambt, alsook dat van procureurgeneraal in het Hof van Cassatie, de hoogste functies in de Rechterlijke Macht. De raadsheren worden door de Koning benoemd uit twee dubbeltallen, het ene voorgedragen door de Senaat, het andere door het Hof; op deze wijze treden de drie Machten op bij de benoeming van de magistraten van het opperste rechtscollege. De onafhankelijkheid van de rechters wordt gewaarborgd door hun onafzetbaarheid: voor het leven benoemd, kan geen rechter uit zijn ambt worden ontzet of geschorst, dan door een vonnis (Grondw., art. 100). De rechters en de leden van het openbaar ministerie zijn beroepsmagistraten die hun juridische kennis moeten bewijzen aan de hand van hun diploma en die een reële ervaring in de rechtspraktijk moeten bezitten. Er bestaan evenwel nog volksrechters in België. De Grondwet voerde o.a. de jury weer in, die bestaat uit twaalf door het lot aangewezen burgers, om criminele zaken alsmede politieke misdrijven en drukpersmisdrijven te berechten (Grondw., art. 98). De jury, gedurende het Franse bewind overgenomen uit het Engelse rechtsstelsel, was in 1814 afgeschaft. Sedert 1831 bestaat er in elke provincie een Hof van assisen, samengesteld uit een jury en drie magistraten, om o.m, in de zwaarste criminele zaken recht te spreken. Ook in het militair gerecht, in de rechtbanken van koophandel en de arbeidsgerechten worden niet-juristen bij de rechtsbedeling betrokken. Bij de Grondwetsherziening van 1970 werd artikel 105 van de Grondwet aangevuld door de vermelding van de arbeidsgerechten; sedert lange jaren bestonden er echter reeds gelijkaardige rechtscolleges onder de naam « werkrechtersraden ». Onlangs, in 1967, heeft het nieuw Gerechtelijk Wetboek een aantal wijzigingen in de organisatie van de hoven en rechtbanken aangebracht. Toch is de Rechterlijke Macht grotendeels gebleven zoals ze door de Grondwet van 1831 georganiseerd werd. Van de artikelen 92 tot 107 van de Grondwet werden er slechts twee gewijzigd: het ene om het aantal hoven van beroep van drie op vijf te brengen, het andere om de arbeidsgerechten in de Rechterlijke Macht op te nemen. (Tekst door de Heer Procureur-generaal Dumon.)
2036/2038 - Wetenschappelijke uitgifte. ▬ folder Nr. 2/82 ▬
1982
N.I.R. - FLEURIS: Het Nationaal Instituut voor Radio-Elementen (I.R.E.) werd op 20 augustus 1971 opgericht en is gevestigd in de industriezone van FleurusFarciennes (Provincie Henegouwen). Het is een instelling van openbaar nut met als opdracht, in het kader van wetenschappelijke en filantropische activiteiten, zonder enig winstoogmerk, radio-elementen, ook nog radio-isotopen genoemd, te conditioneren en deze ter beschikking te stellen van de gebruikers, alsook de toepassingen ervan in alle domeinen te ontwikkelen. Zelfs indien de radio-elementen talrijke toepassingen kennen in de nijverheid en het onderzoek, toch is hun bevoorrecht domein van toepassing zeker dit van de geneeskunde, waar zij vooral waardevolle hulpmiddelen zijn voor de diagnose. De door het I.R.E. geconditioneerde radio-elementen werden tot heden bijna uitsluitend geproduceerd door middel van kernreactoren. De installatie van een cyclotron voor de productie van radio-isotopen zal het mogelijk maken de practici en de radiobiologen een ruime scala serie isotopen aan te bieden die goed aangepast zijn aan de onderzochte verschijnselen, dit van uit het oogpunt van de chemische eigenschappen van de stralingsenergie, van de levensduur, enz... Zo zal de korte levensduur van zekere cyclotronisotopen het mogelijk maken de door de patiënt ontvangen stralingsdosis op een aanzienlijke wijze te verminderen en zekere onderzoeken met korte tussentijden te herhalen zonder interferentierisico's. Door het oprichten van een produktiecyclotron op het I.R.E. – de enige van zijn klasse in Europa – heeft de Belgische Regering een investering toegestaan die de Belgische geneeskunde op het niveau zal plaatsen van de nieuwe mogelijkheden die door een speerpunttechnologie, die cyclotronisotopen gebruikt, worden geboden. (Tekst door het Nationaal Instituut voor Radioelementen te Fleurus.) De Koninklijke Sterrenwacht van België is een van de oudste wetenschappelijke instellingen van ons land. De geschiedenis ervan begint in 1823, wanneer Adolphe Quetelet voor het eerst de gedachte naar voren bracht een sterrenwacht te bouwen in het zuidelijk gedeelte van het Koninkrijk der Nederlanden waar praktisch aan geen sterrenkunde werd gedaan terwijl in de noordelijke provincies sedert lang verscheidene observatoria bestonden. Quetelet wees vooral op de behoefte aan een dienst voor plaatsbepalende sterrenkunde, die fundamentele hulp zou kunnen verlenen aan de geodesie en de cartografie. In 1826 werd onder de regering van Willem I besloten een sterrenwacht op te richten te Brussel. De bouwwerken begonnen in 1827 maar konden slechts beëindigd worden in 1834, na de periode van onlusten die tot de onafhankelijkheid van België zou leiden. De Sterrenwacht verhief zich toen op de heuvel nabij de Oude Schaarbeeksepoort; Quetelet was er de eerste directeur van en bleef aan het hoofd van de Instelling tot aan zijn dood, in 1874. Het is op initiatief van de tweede directeur, JeanCharles Houzeau, dat het overbrengen van de Sterrenwacht van Brussel naar de huidige plaats, te Ukkel, werd overwogen. De door Houzeau aangehaalde redenen waren, enerzijds, het gebrek aan ruimte dat elke uitbreiding van de bestaande Instelling onmogelijk maakte; anderzijds en vooral, de nadelen voortvloeiend uit de ligging van een sterrenwacht middenin een stad en in de onmiddellijke nabijheid van nijverheidsgebieden in volle ontwikkeling. De oprichting van de nieuwe Sterrenwacht, aangevangen in september 1883, was nog ver van voltooid toen Houzeau aan zijn functie van directeur verzaakte. Het was François Folie, in 1885 tot directeur benoemd, die belast werd met de afwerking van de Sterrenwacht te Ukkel, en het is op zijn aanwijzingen dat de nieuwe gebouwen werden opgetrokken. Het overbrengen van de instrumenten van de Sterrenwacht van Brussel naar Ukkel gebeurde in 1890. Tot begin 1891 werden simultane waarnemingen aan beide instellingen verricht met het oog op de bepaling van het lengteverschil tussen de vroegere en de nieuwe Sterrenwacht. De wetenschappelijke activiteiten van de Koninklijke Sterrenwacht van België hebben momenteel betrekking op de astrometrie, de hemelmechanica, de astrofysica, de radioastronomie, de zonnefysica, de stellaire statistiek, de geodynamica en de ruimtegeodesie. De instelling ressorteert onder het Bestuur van het Wetenschappelijk Onderzoek van het Ministerie van Nationale Opvoeding en Nederlandse Cultuur en van het Ministerie van Nationale Opvoeding en Franse Cultuur. (Tekst door De Heer Prof. Dr. A.G. VELGHE.) ROBERT KOCH EN DE TUBERKELBACTERIE: Op 24 maart 1882 presenteerde Dokter Robert KOCH een referaat aan de Vereniging voor Fysiologie van Berlijn over de tuberkelbacterie als verwekker van de tuberculose. Dokter Robert KOCH werd in 1843 geboren te Klausthal bij Hannover en promoveerde in 1866 te Göttingen tot dokter in de geneeskunde. Hij praktiseerde o.m. als districtarts te Wollstein. Hij richt er een klein privé laboratium in waar hij zich op het wetenschappelijk onderzoek kon toeleggen. Aldus ontdekte hij de sporen van de miltvuurbacil. In 1880 werd hij in Berlijn aangesteld tot lid van het Gesundheitsamt. In het laboratorium, waarvan hem de leiding werd toevertrouwd, onderzocht hij de tuberculose en ontdekte hij het microscopisch element dat de ziekte veroorzaakt. De tuberkelbacterie – thans ook Kochbacterie geheten is een 1,5 à 3,5 duizendste millimeter grote staafvormige microbe. « Voortaan, schrijft KOCH, staan wij in de strijd tegen de vreselijke tuberculosekwaal niet meer tegenover een onbekend en onduidelijk iets. Wij staan tegenover een zichtbare en tastbare parasiet. Wij weten dat deze parasiet enkel leefbaar is in het lichaam van de mens of van het dier. Dit is een geruststellend element in de strijd die wij tegen de tuberculose moeten ondernemen. » In 1885 werd KOCH tot Professor in de Hygiëne benoemd aan de Universiteit van Berlijn en in 1905 werd hem als een der grondleggers van de bacteriologische wetenschap de Nobelprijs toegewezen. Wanneer hij op 27 mei 1910 te Baden-Baden overleed genoot hij een wereldfaam. De postzegel stelt de beeltenis voor van Robert KOCH en een sliert van tuberkelbacterien uit vloeibare cultures. (Tekst door De Heer Dr. D. COX.)
2039/2042 - Filantropische uitgifte: Sporten. ▬ folder Nr. 3/82 ▬
1982
BILJART: Het biljartspel werd reeds beoefend in het begin van de jaren 1700. De Koninklijke Belgische Biljartbond werd gesticht in 1906. Er bestaan 2 verschillende maten van biljarttafels. De gewone tafel van 2,10 meter lengte en de matchtafel van 2,85 meter. Het carambole spel wordt gespeeld met 3 ballen, 2 witte en een rode. De tafel zelf is overtrokken met een heel speciaal doek, gewoonlijk van groene kleur. Er bestaan verscheidene soorten van biljartspelen; nl. het vrijspel, bandstoten, kaderspelen en driebanden. Deze spelsoorten worden gespeeld op de beide maten van biljarttafels maar op de matchtafel komt daar nog de klassieke fantasie bij. De ballen welke zijn vervaardigd uit kunststof, worden gebruikt voor al de speelwijzen, behalve voor de klassieke fantasie. Voor deze speelwijze gebruikt men ballen gemaakt uit ivoor, met kunststofballen is het onmogelijk bepaalde opgelegde figuren te verwezenlijken. Alhoewel de biljartsport niet tot de populairste sporten behoort in ons land, hebben wij toch steeds de beste biljartspelers van de wereld gehad. Namen zoals Horemans, Gabriels, Vingerhoedts, Vervest, Schrauwen, Steylaerts, Dielis en Ceulemans zijn niet weg te denken. Uit deze schare van wereldkampioenen is de naam Ceulemans wel de meest gekende. Hij behaalde in zijn loopbaan reeds meer dan 100 titels waaronder 25 titels van wereldkampioen. Hij dreef de behaalde gemiddelden tot op een hoogte welke voor enkele jaren onbereikbaar werd geacht. De biljartsport vergt concentratie en inspanning. Onmiddellijk reageren is uitgesloten want men kan eerst presteren wanneer een tegenstrever een punt mist en de beurt overgaat. De figuur afgebeeld op de postzegel is een « massé », een zeer moeilijke spelfase. (Overeenkcmstig een tekst door de Koninklijke Belgische Biljartbond.) WIELRENNEN: De Koninglijke Belgische Wielerbond werd gesticht in 1882. Deze vereniging stelt zich tot doel, door alle middelen waarover zij beschikt, bij te dragen tot de verspreiding van de mechanische voortbeweging (voornamelijk het wielrennen) in België, tot de ontwikkeling van het toerisme, tot de uitbreiding van de lichaamscultuur door de beoefening van de liefhebberssport en tot de reglementering van de wedstrijdsport onder haar verschillende vormen. De K.B.W.B., lid van de Union Cycliste Internationale en van de Alliance Internationale de Tourisme sedert het ontstaan van beide lichamen, wordt door alle buitenlandse bonden en door het Internationaal Olympisch Comité erkend als de enige bond die de Belgische wielersport ten overstaan van de buitenlandse naties vertegenwoordigt. Alle Belgische sportbonden die bij het Belgisch Olympisch en Interfederaal Comité zijn aangesloten erkennen de K.B.W.B. eveneens als het enige organisme dat in België de wielersport beheert. De Bond wordt beheerd door een Algemene Raad, waarvan de leden tijdens de Algemene Vergadering benoemd worden door alle aangeslotenen. De sport wordt geleid door de Nationale Sportcommissie terwijl het toerisme wordt bestuurd door de Nationale Commissie voor Toerisme. Elke afdeling stelt haar eigen reglementen op dewelke ter goedkeuring moeten voorgelegd worden aan de Algemene Raad. Jaarlijks reikt de K.B.W.B. vergunningen uit aan 7.000 renners en aan meer dan 16.000 wielertoeristen. Bovendien oefent hij jaarlijks toezicht uit over meer dan 6.000 wielerwedstrijden en 1.500 toerisme-manifestaties. (Tekst door de Koninklijke Belgische Wielrijdersbond.) VOETBAL: Voetbal is ongetwijfeld de populairste sport. Dat zal nogmaals tot uiting komen wanneer straks in Spanje de eindronde van de Wereldbeker wordt gespeeld. Ook in ons land blijft het voetbal de meest beoefende sport en is de K.B.V.B. de grootste sportfederatie. Meer dan 430.000 leden en 2.000 clubs telt de bond. Ruim 10.000 elftallen en 6.600 scheidsrechters treden wekelijks in het veld. Het afgelopen seizoen werden meer dan 200.000 wedstrijden gespeeld. De activiteit binnen de K.B.V.B. groeit jaarlijks in niet geringe mate aan. Het Belgische voetbal evolueert dus op peil. Sedert de schitterende prestatie in het Europees voetbalkampioenschap 1980 in Italië, geniet ook het nationaal efltal opnieuw de volle aandacht. De Rode Duivels kwalificeerden zich inmiddels voor de WK-eindfase in Spanje. Het is slechts de derde keer sedert de llde wereldoorlog dat België aan de WK-eindronde deelneemt. In 1954, in Zwitserland, kon het zich even in de kijker spelen met een 44 gelijk spel tegen Engeland, maar in 1970, in Mexico, ging het vrij roemloos ten onder. De verwachtingen voor de komende WK liggen merkelijk hoger. De Belgische voetballer is gegroeid en werd een volleerde professional die elke internationale wedstrijd met een voorheen ongekend vertrouwen tegemoet treedt. Zo bleek nog in de recente Europese bekerwedstrijden, waarin de Belgische clubs opmerkelijk presteerden. De wereldbeker '82 is voor de Rode Duivels 'n nieuwe uitdaging. Na het succes in het E.K. 80, willen ze hun optreden in Spanje niet beperken tot een verschijning in de eerste ronde. Het bereiken van de tweede ronde hebben ze zichzelf als doelwit gesteld. (Tekst door de Koninklijke Belgische Voetbal Bond.) YACHTING EUROPEES ZEILEN: De zee was steeds voor de mens een bron van inspiratie en onweerstaanbare aantrekkingskracht. Eeuwenlang probeerde hij de zee te veroveren. Oorspronkelijk was zeilen een manier om zich op het water te verplaatsen, nu is het een sport geworden. Deelnemers aan transoceanische zeilwedstrijden zijn tegelijkertijd plezier en wedstrijdzeilers, eigenlijk een soort « avonturiers » van de moderne tijd. Opdat ook de Europese Gemeenschappen in deze zeewedstrijden zouden vertegenwoordigd zijn, werd in 1976 het zeilschip Traite de Rome uitgerust op initiatief van de v.z.w. Sail for Europe. Met een «Europese» bemanning voltooide Traite de Rome in 1977-1978 zijn eerste race om de wereld in vier etappes en behaalde een schitterende derde plaats op de 15 deelnemers. Daarna zeilde het drie jaar lang als schoolschip. Maar toen een nieuwe race rond de wereld werd georganiseerd, stak de Europese zeilboot op 29 augustus 1981 van wal voor een tweede odyssee om de wereld. Dit initiatief illustreert hoe de Europese Gemeenschappen, die dit jaar de 25' verjaardag herdenken van de ondertekening van de verdragen van Rome, de zaken zijn van Europese burgers en niet alleen van officiële instellingen; het zijn trouwens zowel burgers als instellingen die hun steun aan Sail for Europe hebben verleend. (Naar een tekst door de v.z.w, « Sail for Europe ».)
2043/2046 - Filantropische uitgifte: Sporten - Blok 58. ▬ folder Nr. 4/82 ▬ info zie voorgaande
2047 - 100e Verjaardag van de geboorte van Minister van State Joseph Lemaire (1882-1966). Naar een schilderij van Jean Maillard. ▬ folder Nr. 4bis/82 ▬
1982
Joseph Lemaire werd op 19 maart 1882 te Luik geboren. Hij was vijfentwintig toen hij in dienst trad van De Sociale Voorzorg (de P.S.), een coöperatieve verzekeringsmaatschappij die in 1907 was opgericht. Hij vervulde achtereenvolgens de functie van gewestelijk inspecteur, inspecteur-generaal (1919), directeur (1921), directeur-generaal (1925) en ten slotte van voorzitter (1955). Onder zijn leiding groeide deze maatschappij uit tot een van de meest vooraanstaande van het land. In de verzekeringssector vervulde hij verscheidene belangrijke mandaten. Op internationaal vlak was hij verdienstelijk door in 1922 een groepering op te richten, die thans het Internationaal Verbond van de Verzekeringscooperaties is geworden, waarin meer dan negentig vennootschappen zijn verenigd uit de ganse wereld. Op sociaal vlak nam hij het ondervoorzitterschap waar van het Rode Kruis, was hij lid van het bestuursorgaan van het Belgisch Nationaal Werk tot Bestrijding der Tuberculose en stichter-voorzitter van de Nationale Dienst voor Hulp aan Krijgsgevangenen (Het Pakket van de Gevangene) tijdens de tweede wereldoorlog. Een mijlpaal in zijn loopbaan was het tot stand brengen van de socialisering van de winst. Om deze grootse idee vorm te geven, bouwde hij uitsluitend met de steun van de P.S., een uitzonderlijk net van sociale instellingen uit, die voor allen open staan en die bestemd zijn om de tuberculose te bestrijden, het sociaal thermalisme te ontwikkelen en de onaangepaste jeugd te begeleiden. Albert Schweitzer schreef over Joseph Lemaire dat hij « een werk heeft tot stand gebracht waarin de menslievende geest ademt en leeft (...) iets dat in de richting gaat van een werkelijke beschaving ». Als bekroning van deze buitengewone loopbaan, verleende de Koning Joseph Lemaire de titel van Minister van Staat, wat in die tijd een unieke eer was voor een man die geen enkel politiek mandaat had vervuld, doch die zich uitsluitend aan zijn sociaal ideaal wijdde. (Tekst welwillend overgemaakt door de H. M. Boussy, Directeur-generaal van de coop. verz. « De Sociale Voorzorg »).
2048/2049 - Europa. Geschiedenis. ▬ folder Nr. 5/82 ▬
1982
Het algemeen stemrecht kan het best worden omschreven met het spreekwoord: « Een man, een stem ». Het werd na een lange evolutie in haast alle democratische staten ingevoerd in de loop van de XIXe eeuw en tijdens de eerste jaren van de XXe eeuw. Het stemrecht kan als algemeen worden bestempeld wanneer de burgers op gelijke voet hun vertegenwoordiger kunnen kiezen en wanneer geen van hen à priori van de stemming wordt uitgesloten door het bestaan van voorwaarden die van aard zijn aanleiding te geven tot het ontstaan van bevoorrechte politieke kasten. « Algemeen » betekent echter niet dat de uitoefening van het stemrecht niet afhankelijk kan worden gemaakt van een bepaald aantal objectieve voorwaarden, o.m. inzake nationaliteit en leeftijd. Artikel 47 van onze Grondwet legt die beginselen vast in de volgende bewoordingen: « De afgevaardigden voor de Kamer van Volksvertegenwoordigers worden rechtstreeks gekozen door de ingezetenen van volle achttien jaar die sedert ten minste zes maanden woonachtig zijn in dezelfde gemeente en zich niet bevinden in een der gevallen van uitsluiting bij de wet voorzien ». Deze bepaling die eveneens van toepassing is voor de rechtstreeks te kiezen senatoren, stelt ook dat « elke kiezer slechts recht heeft op een stem ». Het enkelvoudig algemeen stemrecht – hoewel nog steeds beperkt tot de mannen – werd in ons land ingevoerd bij de grondwetsherziening van 1921. Tot in 1893 kende ons land het cijnsstelsel: alleen de burgers die een bepaald belastingsbedrag betaalden, hadden stemrecht. Luidens de oorspronkelijke versie van artikel 47 van de Grondwet kon de wetgever de kiescijns op minimum 20 gulden en maximum 100 gulden vaststellen. De wet van 5 maart 1831 had trouwens een verschillende cijns volgens de landsgebieden vastgesteld. Bij de wet van 12 maart 1848 werd de cijns eenvormig op 20 gulden bepaald. Bij de herziening van de Grondwet in 1893 werd ten minste een stem aan ieder burger toegekend; tezelfdertijd werd het meervoudig stemrecht ingevoerd dat bestond in het verlenen van een tweede of een derde stem aan sommige kiezers op grond van hun vermogen, van hun gezinstoestand of van hun beroep. Aldus werd o.m. een tweede stem toegekend aan het gezinshoofd van 35 jaar dat 5 fr. grondbelasting betaalde. Deze vorm van algemeen stemrecht, gepaard gaande met meervoudig en capaciteitsstemrecht, moest in 1921 de plaats ruimen voor het enkelvoudig algemeen stemrecht dat wij thans kennen. Zoals tevoren gezegd was het voorlopig voor de mannen voorbehouden. Nog haast dertig jaar moest worden gewacht op de volledige verwezenlijking van die democratische hervorming: bij de wet van 27 maart 1948 werd het stemrecht voor de wetgevende kamers tot de vrouwen uitgebreid en bij de wet van 24 maart 1949 tot de vrouwen van vreemde afkomst die door huwelijk Belg zijn geworden. (Tekst welwillend medegedeeld door het Nationaal Algemeen Bestuur van het Ministerie van Binnenlandse Zaken.)
Met het « Toleranzpatent », gegeven te Wenen op 13 Oktober 1781, decreteert Jozef II een reeks maatregelen ten gunste van de religieuze minderheden in de Habsburgse erflanden. Aanleiding daartoe zijn humanitaire, godsdienstige, politieke en economische motieven. In de Oostenrijkse Nederlanden wordt een door graaf v. Neny (voorzitter van de Geheime Raad) herziene tekst op 12 November door de Gouverneurs-generaal Maria-Christina en Albert bekendgemaakt aan de geestelijke en burgerlijke overheden. Protestanten verkrijgen voortaan het recht op private erediensten. Ze mogen niet langer gedwongen worden tot enige godsdienstpraktijk die met hun overtuiging in strijd zou zijn. Toegang tot alle openbare ambten wordt hun verleend volgens criteria van bekwaamheid en zedelijk gedrag. Het wordt hun mogelijk, universitaire diploma's te behalen. Materieel gesproken betreffen deze beschikkingen slechts een beperkt aantal personen: enkele plaatselijke gemeenschappen die de dwangmaatregelen overleefd hebben en buitenlanders die de bescherming van een privilege genieten. De werkelijke betekenis van het Edict ligt niet hierin besloten maar eerder in het vervangen van een stilzwijgende, willekeurige en precaire tolerantie door een echt wettelijk statuut. Ofschoon zijn inhoud beperkt was, betekende het Brussels Edict niettemin een beslissende stap naar ons modern pluralisme door de bekrachtiging van – zoals het in de considerans luidt – « een burgerlijke tolerantie die, de geloofsoverwegingen terzijde latend, de mens uitsluitend als staatsburger wil beoordelen ». (Tekst welwillend medegedeeld door de professor Roland Crahay, van de Staatsuniversiteit te Bergen.)
2050 - Cijfer op heraldieke leeuw. Type van Nr. 1839. Zegel 5F (Nr. 1960 met overdruk 1F) ▬ folder Nr. 7/82 ▬
1982
geen info
2051 - Cijfer op heraldieke leeuw. Type van Nr. 1839 1982
▬ folder Nr. 7/82 ▬ geen info
2052 - Dag van de postzegel ▬ folder Nr. 6/82 ▬
1982
Op 18 juni 1926 werd te Parijs door afgevaardigden van zeven landen, waaronder België, de « Fédération Internationale de Philatelie » (F.I.P.) opgericht ter behartiging van de morele en materiële belangen van de filatelisten. Momenteel zijn 60 nationale federaties aangesloten bij de F.I.P. Tot dusver hebben niet minder dan 70 tentoonstellingen in de hele wereld onder het patronaat van de F.I.P. plaatsgevonden. Vijf ervan werden in België gehouden: Antwerpen (1930), Siteb (1935), Bepitec (1949), Belgica 72 (1972) en Themabelga 75 (1975). Drie van de acht voorzitters van de F.I.P. waren Belgen: de HH. W. Bigwood, P. Mangay en Dr. J. Stibbe. Tijdens het congres van 29 augustus 1936 in Luxemburg, keurde de F.I.P. het principe van de viering van een Dag van de Postzegel in elk van de aangesloten landen goed. Sedert 1957 geven de Belgische Posterijen naar aanleiding daarvan een bijzondere postzegel uit. De uitgifte van dit jaar is tegelijk bedoeld als lanceerzegel voor de tentoonstelling Belgica 82, die van 11 tot 19 december eerstkomend in Brussel plaatsvindt. Het voor dit jaar gekozen ontwerp, namelijk een bode van de Parijse « Kleine Post » uit de 17e eeuw, illustreert de nauwe samenhang tussen het postwezen en de postgeschiedenis die zonder de bijdrage van de postboden niet denkbaar zijn. Evenals Themabelga 75, de eerste internationale tentoonstelling voor uitsluitend thematische verzamelingen, wordt Belgica 82 een wereldprimeur. Het zal inderdaad de eerste keer zijn dat postgeschiedenis, postwaardestukken en aerofilatelie in een gespecialiseerde tentoonstelling worden samengebracht. De organisatie van Belgica 82 werd toevertrouwd aan de v.z.w. PRO-POST, waarbij de Regie der Posterijen, de Koninklijke Landsbond der Postzegelkringen van België en de Belgische Beroepskamer van Postzegelhandelaars hun medewerking verlenen. De talrijke bezoekers die worden verwacht, zullen in de zalen Einstein en Vinci van het Rogiercentrum 2 700 kaders met inzendingen van de verschillende disciplines kunnen bewonderen. Hiervan zijn er 1200 bestemd voor postgeschiedenis, 300 voor postwaardestukken, 900 voor aerofilatelie en 300 voor het Eresalon. De organisatoren zijn nu reeds zeker van de deelneming van de grootste gespecialiseerde verzamelingen. Talrijke buitenlandse postadministraties alsmede het Museum van Posterijen en Telecommunicatie en de UPU (Wereldpostvereniging) zullen op Belgica 82 aanwezig zijn. Verder zullen een groot aantal handelaars, zowel Belgische als buitenlandse, present zijn. Om de wereldpremière nog meer glans te geven, zal de v.z.w. PRO-POST drie belangrijke filatelistische werken publiceren: – een studie van kolonel L. Herlant, over de pré-filatelistische stempels van de negen Belgische provincies; – een cataloog van de Belgische postwaardestukken; – een gespecialiseerde Belgische luchtpostcataloog. Op Belgica 82 zal eveneens een ruime selectie van filatelistische literatuur worden getoond. Nadere inlichtingen en gegevens over Belgica 82 worden desgevraagd verstrekt door de v.z.w. PROPOST, Korte Minimenstraat, 2 te 1000 Brussel. (Tekst vriendelijk aangeboden door de v.z.w. PRO-POST.)
2053 - 67e Wereldcongres van het Esperanto, gehouden te Antwerpen ▬ folder Nr. 7/82 ▬
1982
ESPERANTO: Dat de Toren van Babel op een Esperantopostzegel voorkomt, zal zeker niemand verbazen. Volgens het bijbelverhaal, Gen. II,: 19, werd hij door de nakomelingen van Noach gebouwd en moest hij tot de hemel reiken. Om hun hoogmoed werden die nakomelingen door God echter met spraakverwarring bestraft. Deze wordt in onze dagen, meer dan ooit, inderdaad als een straf ervaren, omdat het internationaliseren van de betrekkingen de mensen fysisch dichter bij elkaar brengt, terwijl door spraakverwarring de contacten tussen anderstaligen uiterst moeilijk, onbeholpen en primitief blijven. De hele geschiedenis door hebben vooruitstrevende geesten naar oplossingen gezocht om die verwarring te verhelpen; meer dan achthonderd hulpmiddelprojekten zijn ons bekend. In de 17e eeuw legde de Franse wijsgeer Descartes theoretisch de beginselen vast, volgens dewelke een neutrale, internationale taal zou kunnen worden samengesteld. Maar pas in 1887 zou de Poolse oogarts L. Zamenhof in een geniale visie en met onfeilbare intuïtie dat eeuwenlange streven en zoeken verwezenlijken in zijn project « Internationale Taal », dat later, naar het pseudoniem van de samensteller « Esperanto» zou worden genoemd, d.i. « hij die hoopt ». Dank zij dit project, dat intussen is uitgegroeid tot een volwaardige, levende taal, die op het 67' Wereldcongres te Antwerpen de enige voertaal zal zijn van 2000 deelnemers uit 50 landen, werd een einde gemaakt aan de babelse spraakverwarring en werd een eeuwenoude droom verwezenlijkt. (Tekst welwillend medegedeeld door de v.z.w. « 67-a Universala Kongreso de Esperanto 1982 »).
2054/2059 - Toeristische uitgifte. ▬ folder Nr. 8/82 ▬
1982
GOSSELIES: Voor de eerste keer kwam «Gocileas» onder de pen van een monnik vandaan op 25 april 980 in de abdij te Lobbes. Met eeuwige straf bedreigt prins-bisschop NOTGER van Luik de kerken van de « Darnau » streek, die de opgelegde, zware « aalmoezen » verder weigeren te brengen naar de abdij. Onder de opstandelingen stonden de toenmalige burgers van Gosselies. In de loop van de 12de eeuw werd Gosselies, dat van de hertogen van Brabant en de graven van Namen afhing, tot « vrije stad » verklaard. De huidige toren dateert van het begin van de XVe eeuw en werd door de familie « de Bousies » (1423-1553) herbouwd. Het wapenschild « hemelsblauw met zilveren kruis » staat geschilderd boven de toegangspoort. In het jaar 1980, naar aanleiding van de viering van het duizendjarig bestaan, werd aan de voet zelf van de toren het historisch spel « Le jeu de Gosselies» opgevoerd met de toren als spelleider. Al werd Gosselies in 1976 met Charleroi gefusioneerd, toch blijft de toren voor de inwoners van Gosselies het symbool van hun persoonlijkheid. (Tekst welwillend ter beschikking gesteld door de Schepen van de Afdeling Gosselies van de Stad Charleroi). DENDERMONDE (ZWIJVEKE): Van de abdij van Zwijveke, eertijds de oudste en belangrijkste abdij van Dendermonde, bleven tot op heden slechts enkele bijgebouwen en de monumentale ingangspoort bewaard. De abdij ontstond in 1223 uit het Sint-Gillishospitaal, dat toen door Mathilde I tot een cistercienzerinnenabdij werd omgevormd. Door schenkingen van allerlei heren en families kende de abdij gedurende de Middeleeuwen een grote bloei. Na zware beschadiging door de Gentenaars in1380, werd de abdij in 1579 nogmaals grondig verwoest. De monialen dienden toen jarenlang gebruik te maken van hun refugehuis binnen de stadsmuren. Pas in 1608 ging men zich terug op de Zwijvekekouter vestigen. De nieuwe gebouwen waren voltooid rond 1663. In augustus 1667, tijdens het beleg van de stad door de troepen van Lodewijk XIV, werd op bevel van de militaire gouverneur van Dendermonde het klooster in brand gestoken en afgebroken. De zusters dienden voor enkele jaren opnieuw hun intrek te nemen in een refugehuis. Ze kwamen in het bezit van een terrein achter de kerk van Sint-Gillis-Binnen, waar ze tussen 1671 en 1762 een nieuwe abdij oprichtten. De bewaard gebleven zuilengaanderij dateert van 1690, de monumentale ingangspoort van 1755 en het woonhuis uit de zestiger jaren van de 18e eeuw. Op 27 januari 1797 werden de kloosterlingen uit hun gebouwen verjaagd. De abdij werd nooit meer heropgericht, ondanks het feit dat de religieuzen bleven samenwonen tot de dood van de laatste moniale in 1856. De enkele bewaard gebleven abdijgebouwen werden in 1969 aangekocht door de stad Dendermonde en tussen 1979 en 1982 gerestaureerd. De gaanderij werd opnieuw vrijgemaakt en, samen met het woonhuis, volledig hersteld. De ingangspoort werd afgebroken en verplaatst. (Tekst welwillend ter beschikking gesteld door het Stadsbestuur van Dendermonde).
STAVELOT: In 648 gesticht door Sint-Remaclus, die uit het klooster van Solignac (Limoges) kwam, zal de dubbele abdij van Stavelot-Malmedy gedurende bijna 13 eeuwen een belangrijke culturele en geestelijke rol spelen. Sigebert III, koning der Franken, besloot een klooster te stichten om het Evangelie in het Ardense woud te verkondigen. Onder de koninklijke en keizerlijke bescherming breidden het domein en de voorrechten van de abdij van Stavelot zich uit. Door een Prins-abt bestuurd zal de abdij dan het onafhankelijke centrum van een geestelijk Prinsdom worden. Zeventig abten volgen elkaar aan het hoofd van die kleine Staat op, welke politiek aan het Heilig Romeinse keizerrijk verbonden was. Met het beslissend vertrek van de laatste Prins-abt, Celestin Thys, in 1794, zal de Franse Omwenteling een einde maken aan deze soevereiniteit. In 1040 bouwde Poppo, abt-hervormer afkomstig uit Deinze, een grote Romaanse abdij waarvan de Toren (in de 16de eeuw verbouwd) alleen overgebleven is. De huidige opgravingen leggen grondvesten van dit monument bloot. In de 11de en de 12de eeuw telde het « scriptorium » van Stavelot onder de beroemdste van de gekende wereld; de Bijbel van Stavelot bij voorbeeld is de trots van het British Museum en de Bijbel van Malmedy een parel van de Vaticaanse Bibliotheek. Onder de regering van Wibald (1131-1158), humanist, diplomaat en bouwer zal de abdij een gouden periode kennen waarvan een schat overblijft: de hoofdrelikwieenkast van Paus Alexander en het draagbare altaar (Museum van het Jubelpark) horen tot de meesterwerken van de goudsmederij uit de Maasstreek van de 12de eeuw, alsook het prachtige drieluik van het Ware Kruis in de verzameling Pierpont Morgan te New-York. In 1268 werd het stoffelijk overschot van Sint-Remaclus in een unieke relikwieenkast overgebracht naar de « primaire » kerk van Stavelot waar het nu nog wordt bewaard. Tijdens de hele 18de eeuw worden de kloostergebouwen herbouwd en vormen aldus het prachtig bouwkundige ensemble dat wij kennen, hetwelk vandaag het Stadhuis, het Museum, verscheidene instellingen en een zeer levendig cultureel centrum onderdak verschaft. (Naar een tekst bereidwillig medegedeeld door het toeristisch en cultureel centrum van de stad Stavelot).
2054/2059 - Toeristische uitgifte. (vervolg) ▬ folder Nr. 8/82 ▬
1982
VILLERS-LA-VILLE Villers-la-Ville bezit het privilegie, het aardrijkskundig centrum van het land te zijn. De indrukwekkende overblijfselen van de cistercienzerabdij vormen in dit genre een van de meest complete gehelen in Europa. Dit klooster, gesticht door Sint-Bernardus in 1146 en waaruit de 21ste Frimaire van het jaar V (il december 1796) de kloosterlingen werden verjaagd, verdient urenlange studie en stille overpeinzing... De stijlen die elkaar tussen de XIII en de XVIII eeuw hebben opgevolgd, laten zich gemakkelijk identificeren en vergelijken: architecturale verrassingen wachten de bezoeker om elke hoek. Elk gebouw, elke muur, elk onderdeel op zichzelf is bezienswaardig. De abdijkerk is het meest boeiende monument. Haar afmetingen zijn indrukwekkend (90 m lang, 40 m breed ter hoogte van het dwarsschip, terwijl de gewelven zich op 23 m van de grond bevinden). Van het klooster met Romaanse inslag blijven er twee paarsgewijs geplaatste ramen in de rondboog over (einde van de XII' eeuw); het herbergt een klein maar erg interessant museum waar verscheidene grafstenen en gebeeldhouwde stenen zijn samengebracht. Van op de verhevenheid waarop de kapel gelegen is, is het panorama op de ruïnes groots gebleven. (Tekst welwillend ter beschikking gesteld door de Secretaris van « Thyle-Philatelie » te Villers-la-Ville). GERAARDSBERGEN: De Sint-Adriaansabdij van Geraardsbergen bestaat 900 jaar. Niet lang na de stichting van de stad Geraardsbergen, in 1068, greep een gebeurtenis plaats, die gedurende meer dan zeven eeuwen, het geestelijk uitzicht van de stad zou bepalen. Op verzoek van de Graaf van Vlaanderen bracht de Bisschop van Cambrai in 1081 de Abdij van de Benedictijnen van Sint-Pieter, die te Dikkelvenne gevestigd was, over naar Geraardsbergen. In het begin van de volgende eeuw, in 1110, verkreeg de abt de relikwieën van SintAdriaan, een martelaar uit de eerste eeuwen, waardoor de abdij weldra een druk bezocht bedevaartsoord werd. Achtenveertig abten hebben er elkaar opgevolgd tot aan de Franse omwenteling. Kerk en klooster werden in 1794 vernield, maar het statige abtenhuis uit de achttiende eeuw, het ingangsgebouw, de oude hoeve en de Sint-Janspoort, gebouwen die in 1968 werden geklasseerd, zijn ongeschonden gebleven. Nu is het domein, 12 ha groot, eigendom van de stad. Het beleefde een ware Renaissance als toeristisch centrum, met park, vis en roeivijver, restaurant, museum en sportstadion. Jaarlijks komen vele duizenden bezoekers er enkele aangename uurtjes doorbrengen. (Tekst welwillend toegezonden door de « Filatelieclub » van Geraardsbergen).
BEVEREN: Beveren, dat op 1 januari 1977 fusioneerde met Doel, Kallo, Kieldrecht, Haasdonk, Melsele, Verrebroek en Vrasene om een moderne economische eenheid te vormen, is niets anders dan een bijna volledige herstelling van de domaniale Heerlijkheid « Het Land van Beveren ». – Wij zouden met Rijkhard Van Gerven kunnen zeggen: «Nieuwe wijn, in oude zakken ». Deze Heerlijkheid was zeer uitgestrekt. Ook het water van de Schelde hoorde erbij en had als grens (nodig voor schippers en vissers) de visuele lijnen: noord – de toren van Hulsterlo (Nieuw-Namen) en een groepje bomen ten noorden van de molen van Ossendrecht, zuid - De kille aan de kalkoven op het Vlaams Hoofd en de « vismarkt » van Antwerpen. De grens lag niet in het midden van de stroom, noch in de vaar of stroomgeul, maar wel « tot waar het water ebt en vloed en een schip kan vlotten ». Zo kwamen de havenrechten de Heerlijkheid Beveren ten goede. De Heerlijkheid bezat ook alle rechtspraak en kon dus zelfstandig oordelen over alle misdrijven, van moord en brandstichting tot de kleine overtredingen. Zij bezat Hogere, Middelbare en Lagere Jurisdictie. En de vierscharen spraken recht, en de «Mannen van Leene van de Halle en de Casteele » oordeelden en veroordeelden tot penen, schandpaal of verbanning « uit den Lande». Zo stond de schandpaal van Beveren eerst op de Markt, later langs een belangrijke invalsweg naar de parochie. Op het einde der achttiende eeuw verdwenen de schandpalen, pronken, pilorijnen, of hoe men ze ook noemde uit het straatbeeld. Hun lot hing grotendeels af van het temperament van hen die de revolutionaire beweging hebben geleid en ging van vernieling tot gewone opruiming. Dank zij de « Orde van het Pilorijn » werd deze van Beveren terug op de « Grote Markt » opgesteld niet ver van de plaats waar hij ooit eerder stond. Niet langer als rechtssymbool en ter kastijding, maar als verfraaiing van de dorpskern en ter herinnering aan de Heerlijkheid Beveren. In het vroegere Beverse staan nog schandpalen te Vrasene, Sombeke en Lokeren. (Tekst welwillend toegezonden door de Culturele Raad van Beveren).
2060/2063 - Culturele uitgifte. ▬ folder Nr. 9/82 ▬
1982
LOUIS PAUL BOON Louis Paul Boon werd geboren op 15 maart 1912 in Aalst, en overleed op 10 mei 1979 te Erembodegem. Zijn artistieke aanleg manifesteerde zich het eerst, in de jaren 30 al, in de schilder en tekenkunst, die hij trouwens zijn leven lang is blijven beoefenen. Maar vanaf zijn literaire debuut, De voorstad groeit (1942), een roman die op voorspraak van Willem Elsschot met de gezaghebbende Leo J. Krijnprijs werd bekroond, heeft hij zich vooral als schrijver gemanifesteerd. Onafgebroken werkend tot aan zijn dood, heeft hij een monumentaal prozaoeuvre opgebouwd dat tot de top behoort van de hele Nederlandse literatuur na WOII. Voor dat oeuvre is hij met talrijke prijzen gelauwerd, o.m. in 1966 met de Nederlandse Constantijn Huygensprijs, in 1971 met de Driejaarlijkse Belgische Staatsprijs voor zijn roman Pieter Daens, en in 1978 met de Staatsprijs ter bekroning van een schrijversloopbaan. In 1972 werd hij ook officieel als Belgisch kandidaat voorgedragen voor de Nobelprijs. Het leeuwendeel van Boons oeuvre kan worden beschouwd als een geromanceerde kroniek van de sociaal-politieke geschiedenis van Vlaanderen, beschreven vanuit het perspectief van de kleine man en de verdrukte volksklasse. Toch wordt deze geschiedenis in de afzonderlijke boeken niet chronologisch gevolgd. Zo speelt De bende van Jan de Lichte (1956) in de donkere tijd van de 18de eeuw, Pieter Daens (1971) in het laatste kwart van de 19de eeuw, en Het Geuzenboek (1980) in de woelige 16de eeuw. In het tweeluik De Kapellekensbaan-Zomer te TerMuren (1953-1956) wordt op een indrukwekkende caleidoscopische manier de op en neergang van de socialistische beweging in Vlaanderen uitgebeeld. De boeken van Louis Paul Boon zijn in vele talen vertaald. De meeste spelen in of rond zijn geboortestad Aalst, waar dan ook eerlang te zijner nagedachtenis een door beeldhouwer Roel D'Haese vervaardigd bronzen beeld van Boons legendarische vrijheidsheld Jan de Lichte zal worden onthuld. (tekst bereidwillig afgestaan door de Louis Paul Boon Stichting v.z.w.) HUGO VAN DER GOES (±1440-1582): 500 jaar geleden, stierf de vermaarde schilder Hugo van der Goes in de priorij van het Rode Klooster te Oudergem. Hij werd omstreeks 1440 geboren te Gent en werd in 1467 toegelaten tot de gilde Sint-Lucas waarvan hij deken zal zijn van 1473 tot 1476. De archieven van Gent en Brugge maken gewag van de werken die hij uitvoerde, onder meer het schilderen van decors ter gelegenheid van verschillende gebeurtenissen zoals het huwelijk van Karel de Stoute met Margareta van York en de lijkdienst ter nagedachtenis van Filips de Goede. In 1478 trok Hugo van der Goes, als lekenbroeder, zich terug in de priorij van het Rode Klooster vlak bij het Zoniënwoud, waar zijn halfbroer oblaat was. Nochtans gaf hij het schilderen niet op en hij genoot veel vrijheid om zijn kunst uit te oefenen. Onder de talrijke bezoekers die door zijn aanwezigheid in het Rode Klooster werden aangetrokken citeert men de toekomstige keizer Maximiliaan en de dignitarissen van zijn hof. De laatste jaren van het leven van de kunstenaar werden door geestesstoornissen overschaduwd. Als geestelijke erfgenaam van Rogier van der Weyden, is Hugo van der Goes een van de grootste Vlaamse schilders van de XVe eeuw en zijn invloed was aanzienlijk. Het is een baanbreker en een realist. Nevens heilige personages, schildert hij ook mensen met het ruwste karakter. Zoals G.H. Dumont schreef „Hugo van der Goes heeft als eerste in zijn werken de armoede van de Vlaamse boeren weergegeven". Het onderwerp van de bijzondere postzegel gewijd aan Hugo van der Goes is een fragment van een zijner meesterwerken, „de Aanbidding der Herders", genoemd retabel Portinari, dat zich bevindt in het „Galleria del Uffizzi" te Florence. MICHEL DE GHELDERODE: Twintig jaar geleden, op 1 april 1962, overleed te Schaarbeek de grote toneel en novellenschrijver Michel de Ghelderode, expressionist, ergens tussen het mysticisme en het fantastische. Enkele dagen na zijn dood, maakte professor G. Brandell van de Upsala universiteit bekend dat de Zweedse Academie overwoog hem de Nobelprijs toe te kennen. Hij werd geboren te Elsene op 3 april 1898. Gedurende zijn eenzame jeugd ontdekt hij het Elizabethaanse theater en de Spaanse Gouden Eeuw, die een grote invloed op zijn werk zouden hebben. Vanaf 1927 schrijft hij zijn meest typische toneelstukken: elk stuk vertoont een originele, dramatische liturgie en een inspiratie die dikwijls geput wordt uit de Spaanse bezetting van Vlaanderen. Echt succes kent hij voor het eerst in Parijs in 1946. Vanaf dan worden zijn werken overal ter wereld opgevoerd en worden ze vertaald in meer dan 20 talen. De meest bekende zijn: Escurial, Sire Halewijn, Pantagleize, Barabbas, Christophe Colomb, La Balade du Grand Macabre, Mademoiselle Jaïre, Sortie de I'acteur, L'école des bouffons. Hij schreef ook fantastische verhalen en poëtisch proza, welke door het groot publiek nog steeds niet herontdekt werden: Sortilèges, La halte catholique, L'homme sous I'uniforme, La Flandre est un songe. (Deze tekst werd vriendelijk ter beschikking gesteld door v.z.w. "Les Amis de Michel de Ghelderode").
Pierre Paulus (1881-1959): Pierre Paulus, honderd jaar geleden geboren te Chatelet, kan zonder twijfel de meester van de Waalse schilderschool genoemd worden, en dit was hij gedurende een halve eeuw. Nadat hij zijn diploma van architect had behaald, verbleef hij voor lange en volledige teken en schilderstudies in Brussel, Rome en Spanje. Op 30-jarige leeftijd was hij reeds beroemd in Wallonië, waar politici en industriëlen door hem hun portret lieten schilderen. Nadat hij een jaar lang door ziekte aan het bed gekluisterd was, hervatte hij zijn werk om zich voortaan aan het werk van de kleine man, vooral de kolen en staalarbeiders en arbeidsters, te wijden. De hoop op vernieuwing die voor hen een geboorte symboliseerde, inspireerde hem voor zijn pathetische "maternites", die elk groot museum in zijn bezit wil hebben. Gelijktijdig met deze sociaal gerichte werken, die de meerderheid van de meesterwerken in dit genre vormen, schilderde Pierre Paulus ook impressionistische doeken met prachtige kleuren, bloemen, landschappen en stillevens, en zijn „Oiseau bleu", die noch in ruimte, noch in tijd door een schilder ooit werd geëvenaard. Rene Huyghe, van de Academie Française schreef over hem: „De grootheid van Pierre Paulus bestaat erin dat hij de bewegingen, de scholen, de strekkingen, waartoe kunstenaars uit gemakzucht gerekend worden, voorbijgestreefd en gedomineerd heeft. Hij heeft zich van hen en zelfs van een tijdperk afgezonderd. Hij bekleedt een voorname plaats in de wereldkunst, daar hij uniek is. Hij wist het moderne van de onderwerpen met het classicisme van de plastische expressie te verenigen". (Uittreksel uit de monografieën van Charles BERNARD, Louis PIERARD, J.R. DELAHAUT en van Rene HUYGHE van de Academie Française).
2064 - 100e Verjaardag van de geboorte van de schrijver Abraham Hans (18821939) ▬ folder Nr. 9bis/82 ▬
1982
ABRAHAM HANS Abraham Hans werd geboren op 12 februari 1882 te Sint-Maria-Horebeke als zevende kind in een protestants onderwijzersgezin. Hij liep school aan de "Ecole Moyenne" te Menen waar hij, naar hijzelf verklaarde, vlaamsvoelend werd. Deze veelzijdige persoonlijkheid behaalde het onderwijzersdiploma aan de Normaalschool te Gent en de Nederlandse onderwijzersacte te Doetinchem. In 1913 hielp hij mee aan de oprichting van de "Vereniging voor Beschaafde Omgangstaal". Reeds voor de eerste wereldoorlog schreef hij enkele romans. Na de oorlog werd hij journalist bij Het Laatste Nieuws. Hij schreef dan aangrijpende reportages over de voorbije gebeurtenissen en de wrange nasmaak hiervan. Bovendien vloeiden er uit zijn pen een groot aantal succesromans. Er was geen plaats voor stroop in zijn oeuvre. Hij gaf de harde werkelijkheid weer. Van het begin tot bij het slot van zijn verhaal wist hij de lezer in zijn greep te houden. Toen hij in 1939 op 6 juli te Knokke overleed, had Hans een lange weg afgelegd als auteur. Niet minder dan 1075 titels waren er verschenen: volksboeken, jeugdboeken en boekjes van de kinderbibliotheek, de zo verspreide "Hanskens".
2065 - Jeugdfilatelie. 75e Verjaardag van de scoutsbeweging. ▬ folder Nr. 10/82 ▬
1982
Het probleem van de vrijetijdsbesteding neemt met de dag ruimere vorm aan, vooral dan bij de jongeren. Onder de vele culturele en sportactiviteiten die hun geboden worden, neemt de filatelie een belangrijke plaats in. Ze beantwoordt aan de verzamelzin, waarvan de aantrekkingskracht iedereen bekend is - wie van ons heeft zich nooit door een of andere verzameling laten boeien - en verdient ten zeerste te worden aangemoedigd wegens haar opvoedkundige en culturele waarde. Dit aspect is niet ontsnapt aan de aandacht van de hogere postinstanties van talrijke landen, waaronder België, dat jaarlijks, in het kader van het speciale uitgiftenprogramma, een postzegel ter bevordering van de jeugdfilatelie uitgeeft. Dit jaar houdt het onderwerp van deze zegel verband met de scoutsbeweging die in 1982 haar 75ste verjaardag viert. Op het einde van de 19' eeuw werd de publieke opinie in Europa zich bewust van de plaats van de jeugd en van het kind in de maatschappij en van het belang van de opvoeding buiten de school. Binnen dit gunstige klimaat moest een jeugdbeweging, geba8eerd op beleving en vrijwillige inzet, vlug bijval kennen. Een Engelsman, lord Robert S. Baden Powell, geboren in 1857, beëindigde zijn rijke en eervolle loopbaan in het Engelse leger om zijn grote ervaring opgedaan in Europa, Azië en Afrika mede te delen aan de jongeren. In 1907 trekt hij met een groep jongens uit verschillende standen naar Brownsea, een klein eiland voor de Engelse zuidkust. Hij organiseert er een kamp van twee weken. Het wordt een uiterst interessante ervaring en het succes is enorm. Scouting is geboren. Het verspreidt zich ongelooflijk snel over alle werelddelen. Vandaag telt de Scouts- en Gidsenbeweging 24 miljoen jongens en meisjes uit meer dan 110 landen en is deze organisatie meteen de grootste jeugdinternationale ter wereld. De methode is zeer eenvoudig: vertrouwen in de jongere, hem leren zich te uiten en te verwezenlijken waardoor hij zijn eigen persoonlijkheid uitbouwt en in groep leert samenwerken met anderen van zijn eigen leeftijd. Solidariteit, persoonlijke inzet en respect voor de andere, voor vrijheid en democratisch handelen, zijn essentiële waarden van scouting. Deze waarden worden in elke beweging op een eigen manier aangepast aan de verschillende leeftijdsgroepen en aan het milieu. In 1908 wordt in België de eerste groep gevormd; in 1982 zijn in totaal 140,000 jongeren (1/10 van de jongeren tussen 7 en 18 jaar) aangesloten bij een der vijf erkende verbonden die samen de Gidsen en Scoutsbeweging in België vormen (G.S.B.). Als beweging gebaseerd op vrijwillige inzet, die de jongeren de kans geeft zichzelf te vormen, blijft de scouts- en de gidsenbeweging een reële weg naar betere verstandhouding tussen man en vrouw in onze maatschappij van vandaag. Op 22 februari 1982, verjaardag van de geboorte van Baden Powell en van Lady Baden Powell, stichteres van de gidsenbeweging, werd het feestjaar voor 75 jaar scouting over de hele wereld officieel ingezet. Dit jaar wordt afgesloten in juli 1983 met de wereldjamboree in Calgary, Canada waaraan zowat 20.000 jongeren zullen deelnemen. In 1982 is de « Scoutsbeweging-Geschiedenis en activiteiten » ook het thema van een nationale postzegelwedstrijd, voor filatelisten tot 21 jaar, ingericht door de commissie « Jeugd » van de Landsbond der Belgische Postzegelkringen. De werken van de deelnemers worden tentoongesteld in het atheneum van Vielsalm, waar ook de voorverkoop van de speciale zegel plaatsvindt. (Naar teksten van het Vast Secretariaat van de « Gidsen en Scoutsbeweging in België » en van de verantwoordelijke « Jeugd » van de Landsbond der Belgische Postzegelkringen).
2066 - "Grootoosten van België". 150 Jaar federatie van Vrijmetselaarsloges. ▬ folder Nr. 11/82 ▬
1982
Het Grootoosten van België, opgericht in 1833, is de oudste Belgische Obediëntie of Federatie van Vrijmetselaarsloges. Volgens artikel een van haar statuten, is de Vrijmetselarij een kosmopolitische en vooruitstrevende instelling die het zoeken naar de waarheid en de vervolmaking van de mensheid beoogt. Zij steunt op vrijheid en verdraagzaamheid, stelt geen enkel dogma en roept er geen in. De Vrijmetselarij is tegelijkertijd een levensbeschouwelijk genootschap en een Leerschool. De Vrijmetselaren verenigen zich in Werkplaatsen of Loges waar elk lid zijn kennis en ervaring aanbrengt om gezamenlijk te werken aan de geestelijke en morele vervolmaking van al zijn Broeders. De bijeenkomsten steunen op vrije meningsuiting, vrij onderzoek, waardoor analyse en discussie zonder bijgedachten mogelijk zijn, eerbied voor elke eerlijke en belangeloze mening, en diepe broederlijkheid die alle Vrijmetselaren bindt. De Vrijmetselaren van het Grootoosten van België zijn aldus verbonden door een tweeledige actie: met de eerste beogen zij zichzelf te kennen en te vervolmaken, met de tweede willen zij een maatschappij opbouwen die beter en rechtvaardiger is. Op deze wijze, door de individuele uitstraling van elke Vrijmetselaar en door de gemeenschappelijke arbeid 'in de Loge, poogt de Vrijmetselarij de prefiguratie te zijn van een ideale samenleving, gebaseerd op vrijheid, gelijkheid en broederlijkheid. (Tekst welwillend medegedeeld door het Grootoosten van België). .
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
2067 - Kerstmis en Nieuwjaar ▬ folder Nr. 12/82 ▬
1982
Vol verwachting keken wij uit naar de feestdagen. En daar zijn ze dan! Wij ontmoeten ze in onze straten, zij streken neer op onze velden. In het hartje van de barre winter brengen zij een beetje zachtheid, vreugde en hoop. Kerstmis en Nieuwjaar zijn in de drukte van ons dagelijks bestaan een welgekomen rustpunt. Alles zet ons aan tot vreugde: de felgekleurde nieuwjaarsbrieven door bevende kinderstemmetjes voorgelezen, een beetje bevreesd maar toch zo oprecht gemeend, de vele wensen die alom mondeling en schriftelijk worden uitgewisseld, de geschenken, de stralende glimlach van de kinderen, de kerstbomen met hun pinkelende lichtjes, de behaaglijk verwarmde huizen, de feestelijk gedekte tafels... Ongetwijfeld een feestelijke periode, maar helaas niet voor allen! Denken wij maar aan de eenzamen en de uitgestotenen, de zieken en gehandicapten, de kinderen en volwassenen die in homes verblijven, de wezen, de vluchtelingen... Een diep ingewortelde gewoonte biedt aan ons allen de kans aan deze ongelukkigen een straaltje hoop te brengen. De Regie der Posterijen nodigt ons hiertoe uit, door deel te nemen aan de campagne om eens een briefje te schrijven. In deze bijzondere sfeer die er zich zo goed toe leent, biedt de bijzondere postzegel gewijd aan de nieuwjaarsperiode, met een kleine toeslag van 1 frank die bestemd is voor de strijd tegen de tuberculose, aan ieder van ons de kans zijn steentje bij te dragen in de strijd tegen een kwaal die nog steeds grote verwoestingen aanricht. Het is dan ook in volle vertrouwen dat de Regie haar oproep herhaalt:
Iemand schrijven is hem verblijden!
«
»
2068 - 100e Verjaardag van de geboorte van Kardinaal Joseph Cardijn (1882-1967) ▬ folder Nr. 12bis/82 ▬
1982
Jozef Cardijn werd geboren te Schaarbeek op 13 november 1882. Zijn vader was een koetsier, zijn moeder een dienstmeisje. Reeds na afloop van het eerste jaar op de middelbare school die hij uit hoofde van zijn priesterroeping bezocht, werd de jonge Cardijn pijnlijk getroffen door de situatie van zijn kameraden uit de lagere school, die nu in de fabriek werkten. Meteen ontstond bij hem een haast passionele bekommernis om het probleem dat hij later « het vraagstuk van de arbeidersjeugd » zou noemen. In 1912 werd Cardijn onderpastoor te Laken. Hier begon hij met de bezieling en de vorming van de jonge arbeiders. Tijdens de Eerste Wereldoorlog diende hij lange maanden in de gevangenis door te brengen. Vanaf 1915, nadat hij in het arrondissement Brussel tot directeur van de Sociale Werken was benoemd, toonde Cardijn zich een voorloper bij de uitwerking van vormingsprogramma's voor arbeiders. In 1919 ontstond dan onder zijn impuls een beweging van jonge arbeiders, de Christene Arbeidersjeugd. De officiële stichting vond plaats in 1925. Nadat ze in Brussel spoedig een begrip was geworden, begon de KAJ zich over de arbeiderscentra van het land uit te breiden. « Zien, Oordelen, Handelen » was de Cardijnse methode, die na korte tijd ook door andere jeugd en volwassenenorganisaties werd overgenomen. In 1937 stelde Cardijn zich hevig teweer tegen de rexistische beweging. Tijdens de oorlog 40-45 werd hij opnieuw in de gevangenis te SintGillis vastgehouden. Na de oorlog werd Cardijn wereldreiziger. Zijn horizon reikte verder dan de problemen van de jonge arbeider. De grote realiteiten van de derde wereld werden door hem herkend en vaak haast voorspeld. Mgr. Cardijn speelde in de recente geschiedenis van de Katholieke Kerk een belangrijke rol. Hij was de inspirator van de pauselijke encycliek « Mater et Magistra » van Johannes XXIII. Vredesbewegingen vonden in zijn persoon ruime steun. Zijn laatste wens was het, zich naar de Sovjet-Unie en naar China te begeven. In 1963 publiceerde de uitgeverij « Vie Ouvrière » zijn werk « Laïcs en premihres lignes » « Leken in de voorste linie », verscheen in 1964 bij « DAP/Reinaertuitgaven » te Brussel. Cardijn nam deel aan het Tweede Vaticaans Concilie in Rome, waar zijn inbreng de hele rijkdom van zijn ervaring was. In 1965 werd hij door Paulus Vl tot kardinaal verheven. Toch zette hij zijn eenvoudig en werkzaam leven verder, tot bij zijn dood verbonden met de jonge arbeiders en arbeidsters van de hele wereld. Jozef Cardijn overleed te Leuven, op 24 juli 1967, op 85-jarige leeftijd. (Vrij vertaald naar de oorspronkelijke tekst, vriendelijk overgemaakt door Mw. Marguerite Fievez van het Cardijn-Archief).
2069 - Koning Boudewijn. Nieuw type, genaamd "Velghe". ▬ folder Nr. 12/82 ▬
1982
geen info
2070 - 800e Verjaardag van de geboorte van Sint-Franciscus van Assisi (1182-1226). ▬ folder Nr. 12ter/82 ▬
1982
FRANCISCUS VAN ASSISI (1182-1226): 800 jaar geleden werd in een stadje van Midden-Italië een man geboren die beroemd zou worden onder de naam FRANCISCUS VAN ASSISI (1182-1226). Door de katholieke kerk wordt hij als heilige vereerd. De sympathie die hij uitstraalt is zo sterk dat hij ook vandaag nog het hart raakt van ieder mens, welke ook zijn geloof of cultuur moge wezen. Franciscus was de zoon van een rijke koopman. Hij wou carrière maken door ridder te worden. Maar dàt bleek toch niet zijn levensweg te zijn. Toen hij bijna 25 was, hoorde hij de roep van Jezus van Nazareth, de Christus en hij begeeft zich op weg om op zijn beurt de Blijde Boodschap te beleven: het avontuur van een evangelisch leven dat God de men- sen aanbiedt. Hij verzaakt radicaal aan alles en wil, vertrouwend op de goddelijke voorzienigheid, aan alle mensen goedheid en vrede brengen in woord en daad. Hij wil de broeder, de dienaar zijn van allen. Niets heeft hij te verdedigen en over niemand wil hij macht uitoefenen. Ieder menselijk wezen, vooral de uitgestotenen en de verachten, ieder schepsel, elke natuurlijke gave, roept in hem achting en eerbied op. Met recht en reden hebben de mensen in Franciscus altijd de incarnatie van de universele broederschap gezien. Zijn leven en voorbeeld hebben niets van hun actualiteit en hun aantrekkelijkheid verloren. Sinds acht eeuwen hebben ontelbaren een leven geleid zoals hij. Op onze dagen blijft deze lichtende figuur van de man van Assisi in zijn armoede, vrijheid en blijheid de wereld fascineren. (Tekst welwillend overgemaakt door Broeder Jean-François Godet AFM, in samenwerking met Broeder Th. Stouten. AFM)
2071/2076 - Belgica 82. 1e Wereldtentoonstelling voor postgeschiedenis, postwaardestukken en aërofilatelie. ▬ folder Nr. 13/82 ▬
1982
DE POSTBODEN: Van 1501 tot bij het einde van de 18de eeuw werd voor het verzenden van briefwisseling van het Hof en van de Staatsdiensten beroep gedaan op de boden van de Prinsen van Thurn en Tassis, terwijl sinds de Middeleeuwen, eveneens tot ongeveer einde van de 18de eeuw, de meeste gewestelijke brieven door de gemeenteboden werden besteld. In de meeste gevallen werd het loon van de bode op de adreszijde van de brief vermeld. Dit bodeloon kon hij ontvangen bij het afleveren van de brief aan de geadresseerde. Dit was eigenlijk een zekere waarborg voor het feit dat de brief zijn werkelijke bestemming had bereikt. Iedere gemeentebode had op de voorgevel van zijn woning een brievenbus waarop de namen van de door hem bediende plaatsen stonden vermeld. Deze beëdigde boden reisden te paard en moesten naar rata van de door hen bestelde poststukken belastingen betalen. Voor het afleveren van de privé-briefwisseling werd in de Middeleeuwen eveneens beroep gedaan op de boden van kloosterorden, reizende universiteitsstudenten en pelgrims. Onder het Frans en het Hollands bewind kwamen de posterijen in staatshanden terecht en werd aan de boden een vast loon uitbetaald. In de eerste jaren van de Belgische Onafhankelijkheid werd een landelijke postdienst opgericht waarvan het reglement dateert van 20 augustus 1836. Om in alle gemeenten van het Rijk de post te kunnen bestellen en de brievenbussen te lichten werd een groot aantal landelijke postboden aangeworven. Bij het uitoefenen van hun ambt droegen ze een uniform. Die verplichte kledij wordt in voornoemd reglement als volgt omschreven: – blauwe vest met rechte kraag; – staalgrijze broek; – hoed in gelakt vilt; – zwarte das. De briefwisseling moest meegedragen worden in een zwart lederen tas, hangend aan een brede riem. Op de voorkant van de riem was een koperen plaatje bevestigd waarin duidelijk zichtbaar een Belgische Leeuw en het woord «Facteur» gegraveerd stonden. (Basistekst bezorgd door de H. L. DE CLERCQ).
2077 - Belgica 82. Postkoets - Blok 59. ▬ folder Nr. 14/82 ▬
1982
MESSAGERIEDIENSTEN: Het Koninklijk Besluit van 24 november 1829 bepaalt devoorwaarden waaronder hel vervoer per messageriedienst moetworden uitgevoerd. Aldus schrijft dit besluit voor dat voortaan niemand meer nieuwe messageriediensten mag oprichten noch bestaande diensten verder uitbaten voor het vervoer van reizigers en goederen, volgens een vastgestelde uurregeling en van de ene plaats naar de andere, zonder daarvoor voorafgaandelijk een vergunning te hebben bekomen. Deze vergunning kan enkel toegekend worden na het vervuIlen van een aantal voorwaarden die bij voornoemd besluit worden bepaald. Het reglement stipuleert o.a. dat de aanvragen voor het organiseren van een messageriedienst gericht worden aan het Bestuur der Posterijen, dat de goedgekeurde wagens moeten gemerkt worden door het plaatselijk bestuur en dat ze de naam van de ondernemer of de onderneming moeten vermelden evenals de plaatsen van vertrek en aankomst van de bediende reisweg. Inzake vervoer van reizigers en goederen worden zeer strenge voorschriften opgelegd, dit om de veiligheid van de reizigers en de regelmaat van de dienst te waarborgen. Aldus worden naar gelang van het gespan twee, drie of vierpaarden en het aantal voor de reizigers beschikbare plaatsen één of twee postiljons en een begeleider ingezet. De begeleider van de diligence moet in alle omstandigheden zorgdragen voor de reizigers en de goederen. Hij moet daarenboven nauwgezet waken over de goede uitvoering van de dienst. Hij draagt op de borst een metalen plaat waarin de naam van de ondernemer of de onderneming gegraveerd is. Tevens beschikt hijover een hoorn waarvan de klank een grote draagwijdte bezit. De hoorn wordt geblazen bij het binnen en buitenrijden van stadspoorten en versterkte vestingen en in alle andere omstandigheden als de postiljon dit nodig acht. Te vervoeren goederen en geldzendingen moeten op het kantoor van de messageriedienst ingeschreven worden in een bijzonder register dat door de overheid is geparafeerd. Mits het betalen vaneen taks kan, op verzoek, een afgiftebewijs worden afgeleverd. Het Koninklijk Besluit van 31 januari 1838 wijzigde in zekere mate het besluit van 1829. Daarbij ging het vooral om nieuwe onderrichtingen met betrekking tot de aansluiting tussen de messageriediensten en de convooien in de spoorwegstations. Vanaf dat moment gaan de spoorwegen inderdaad geleidelijk de verouderde diligences vervangen. (Basistekst bezorgd door de H. L. DE CLERCQ).
2078 - 50e verjaardag van de oprichting van de v.z.w. "Caritas Catholica". ▬ folder Nr. 1/83 ▬
1983
Caritas Catholica Belgica is een nationale vereniging zonder winstoogmerk met twee zelfstandige vleugels: Caritas Catholica Vlaanderen en Caritas Catholica Francophone. Elke gemeenschapscaritas omvat solidariteitsacties, een confederatie van Verbonden van Instellingen voor de betrokken gemeenschap. Deze samenstellende delen zijn op hun beurt zelfstandige verenigingen zonder winstoogmerk. Gedurende 50 jaar heeft Caritas Catholica Belgica zich ingezet om in eigen land en daarbuiten de christelijke initiatieven op het gebied van de gezondheidszorg, het welzijnswerk, de noodhulp en de ontwikkelingssamenwerking te bevorderen en te coördineren. Daarbij heeft Caritas Catholica Belgica telkens weer de oprichting van nieuwe diensten aangemoedigd en zijn eigen werking en structuur aangepast om de altijd stijgende en veranderende behoeften met een telkens aangepaste dienstverlening tegemoet te treden. De toewijding en de edelmoedigheid van vele duizenden mensen is in dit steeds wisselend proces heel wat belangrijker dan de structurele en organisatorische hervormingen die hebben plaats gevonden. (Tekst welwillend medegedeeld door de V.Z.W. «Caritas Catholica Belgica ».)
2079/2081 - Geschiedenis van tram en trolleybus. ▬ folder Nr. 2/83 ▬
1983
Eigenlijk werden vergunningen voor oprichting van openbare vervoersdiensten voor het eerst maar aangevraagd toen «paardentrams», voor reizigers die zich binnenin de stad verplaatsten, sedert jaren al geen sensatie meer waren. In Brussel waren deze omnibussen, door een of meerdere paarden over de straatstenen voortgetrokken, haast onmiddellijk na het inrijden van de eerste spoorlijn (tussen de hoofdstad en Mechelen – 5 mei 1835) in het stadsbeeld verschenen. In feite ging het hier om stadsdiligences van het toen nog erg ongemakkelijke en daarbij nogal trage soort. Met de tijd kwam men tot de vaststelling dat rails in hoge mate het werk van de paarden verlichtten en er bovendien voor zorgden dat de reizigers niet langer door elkaar werden geschud, een verschijnsel dat altijd eigen was geweest aan het «straatstenentransport». De zogenaamde «Amerikaanse spoorweg», waarmee het openbaar stadsvervoer per spoor werd bedoeld, werd in Brussel van 1845 af al uitgetest maar een eigenlijke dienst van dit type kwam er slechts vele jaren later: in 1869 konden de stedelingen voor het eerst per spoor van de Lieve-Vrouwekerk te Schaarbeek naar het Terkamerenbos. De lijn werd door Morris geëxploiteerd, een maatschappij die beschikte over 26 rijtuigen met imperiaal, die in Groot-Brittannië waren gebouwd. Korte tijd later werden, ondermeer door de Maatschappij Vaucamps, reeds nieuwe omnibusdiensten «per paardenspoor» georganiseerd.
Toch bleek het paard als tractie, wegens de prijs bij aankoop en de kosten voor verzorging van de vele dieren, een vrij dure aangelegenheid, zodat de uitbaters zaten uit te kijken naar goedkopere trekkracht. Daarvoor moest worden gewacht op Karel Van De Poele, een man uit het Belgische Lichtervelde, die in 1869, met name op 23j-arige leeftijd, naar de Verenigde Staten was getrokken om daar een paar jaar later te gaan werken in de laboratoria van niemand minder dan de beroemde Edison. Hij was het, die op de idee kwam, tramwaywagons te voorzien van een « trolley », een stroomtrekker die aansloot op een boven de straat gespannen elektrische kabel. Het systeem was een succes en bood de oplossing waarop talloze trammaatschappijen over de hele wereld ongeduldig hadden zitten wachten. De Amerikanen zelf waren uiteraard de eersten die de trolley gingen gebruiken, wat in 1883 gebeurde, precies honderd jaar geleden dus. In 1892 volgden de Duitsers, een jaar later de Engelsen en de Belgen. In België werd de eerste geëlektrificeerde lijn te Luik, tussen de Pont de Wandre en Coronmeuse ingehuldigd. Een half jaar later kwam Brussel aan de beurt. Het feit dat honderd jaar geleden met de toepassing werd begonnen van deze belangrijke uitvinding, wordt door de Regie der Posterijen herdacht met de uitgifte van een reeks van drie zegels over een van de meest populaire vormen van openbaar vervoer. (Naar een oorspronkelijke tekst, welwillend overgemaakt door de MIVB – Public Relations)
2082/2083 - Belgisch Rode Kruis. Gezondheid door sport. ▬ folder Nr. 3/83 ▬
1983
RODE KRUIS VAN BELGIE: Volgens de Wereldgezondheidsorganisatie, betekent gezond zijn een volledig fysisch, psychisch en sociaalwelzijn kennen. Heden ten dage, worden alle middelen aangewend om deze toestand te bewaren. Een van deze middelen, en niet het minste, is de ziekte te voorkomen door sportbeoefening. Daarom heeft de Regie der Posterijen dit jaar resoluut haarverantwoordelijkheid opgenomen en heeft als thema voorde uitgifte "Rode Kruis van België » de slogan gekozen"Gezondheid door de sport», t.t.z. vrijwaring van de gezondheid door de beoefening van een of meerdere sporten. Haar keuze liet zij dit jaar vallen op twee activiteiten in .open lucht: de wandelsport en het alpinisme. De eerste,zeer volkse, kan door: eenieder beoefend worden en de tweede, ofschoon zij meer gespecialiseerd is, vindt niettemin talrijke aanhangers tussen de liefhebbers van het gebergte en de grote ruimten. Deze keuze is des te meer verantwoord omdat de federaties, die de verscheidene kringen van deze twee disciplines verenigen, dit jaar markante verjaardagen van hun bestaanvieren. BERGBEKLIMMING: Op 18 februari 1883 in de lokalen van de Kruidtuin te Brussel werd door onze landgenoten François CREPIN en Albe DUBOIS de BELGISCHE ALPEN CLUB gesticht. Deze Club viert dus in 1983 zijn honderdjarig bestaan. Het doel van de Belgische Alpen Club is het bevorderen va de bergsport in de bergen over de gehele wereld, alsmede het beoefenen van ski, trektochten en alles wat betrekking staat met die activiteiten. Een eeuw lang stonden de leden van de Belgische Alpen Club aan de spits van de sportieve prestaties in de berg sport. Onlangs heeft een ploeg Belgen de eerste Belgische beklimming geslaagd van een top van meer dan 8.000 m met name de Dhaulaghiri, die een hoogte bereikt van 8.172 m. (Naar een tekst welwillend medegedeeld door de Belgische Alpen Club.) WANDELSPORT: De vorm van «wandelen», zo oud als de mens zelf, was trouwens voor hem de enige manier om zich te verplaatsen: Al naargelang men vindingrijker werd verzeilde men ook meer naar het gemakkelijker leven, daarom niet rustiger. In de jaren 70 kwam men tot het bewustzijn dat het ook nog anders kon, men stapte uit de luie zetel en ging sporten. In 1968 legden drie wandelclubs uit het Limburgse de basis van de georganiseerde wandelsport en telden 2.905 aangesloten leden. De wandelsport was gelanceerd. Nieuwe clubs kwamen en 5 jaar later telde de « Nationale wandelfederatie » (N.W.F.), de eerste in het land, reeds 36.383 wandelaars. Het wandelen werd voor Wallonië ook een begrip: en de «Fédération francophone Belge de marches populaires » (F.F.B.M.P.) zag in 1973 het levenslicht. 1983 betekent respectievelijk 15 jaar N.W.F. en 10 jaar F.F.B.M.P. Jaarlijks geven beide federaties een nationale wandelkalender uit welke op zijn beurt overgenomen wordt in de internationale wandelgids (Europa, Amerika en Canada). Wandelen is en blijft een vrijetijdssport waar klassementen niet gebruikelijk zijn en competitieve geest vermeden wordt. Wekelijks worden, door verschillende clubs in het land, parkoers uitgezet van 5 tot 42 km. De wandelaar heeft eveneens de kans deel te nemen aan meerdaagse inrichtingen en voor de marcheerder zijn er jaarlijks enkele 100 km tochten, af te leggen binnen de 24 uur, weggelegd. Het wandelen is bij uitstek de meest familiaal gericht vorm van ontspanning en sport en het is dus niet te verwonderen dat sinds 1981 deze sporttak de eerste plaats inneemt bij de recreatiesporten. (Tekst welwillend medegedeeld door de V.Z.W, Nationale Wandelfederatie.)
2084 - 24e Wereldcongres van de Internationale Federatie van de Periodieke Pers (F.I.P.P.) te Brussel. ▬ folder Nr. 4/83 ▬
1983
De Internationale Federatie van de Periodieke Pers (F.I.P.P.) werd in 1925 opgericht en wordt door de UNESCO als gesprekspartner aanvaard. In dat kader vertegenwoordigt F.I.P.P. de nationale verenigingen van de tijdschriftenpers en ook individuele uitgeverijen. De Federatie, met haar gespecialiseerde commissies, houdt zich bezig met alle vragen die de periodieke publicaties aanbelangen en waarvoor op internationaal vlak een oplossing dient te worden gevonden. De doelstellingen van de Federatie zijn meer bepaald: – de vrijheid van de nieuwsverspreiding, de ideeën en de kennis ondersteunen; – de ethische en materiële belangen van de tijdschriften pers verdedigen; – het vertrouwen van het publiek in de periodieke pers verstevigen en haar waarde als medium voor mondiale en interpersonele communicatie doen erkennen; – het gebruik van de periodieke pers als efficiënt middel voor de marketing en de publiciteit van goederen en diensten promoveren; – gelegenheden voor haar leden creëren waarbij zij hun kennis, hun ervaringen en hun ideeën kunnen uitwisselen. De organisatie van internationale officiële contacten waarop die uitwisseling kan gebeuren; – in voorkomend geval optreden voor de belangen van allen. Het wereldcongres van de F.I.P.P. vindt dit jaar plaats te Brussel van 11 tot 13 mei 1983. De Nationale Federatie der Informatieweekbladen (N.F.I.W.) nodigt de uitgevers van de Periodieke Pers uit elkaar te ontmoeten. De N.F.I.W. vertegenwoordigt 47 weekbladtitels in België Op bijzondere wijze leveren deze uitgaven een grot bijdrage aan de verscheidenheid van de opinies, de attitudevorming en de verbreiding van ideeën, en dat in een steeds ingewikkelder maatschappij. De 47 titels van de N.F.I.W. bereiken wekelijks meer da 9 miljoen lezers in België. Hun zakencijfer van ongeveer 7 miljard frank bewijst zeker dat ook de economisch waarde van de weekbladpers niet onderschat mag worden. In een periode van versnelde technologische ontwikkeling en van internationalisering van het mediabeleid is de N.F.I.W. zeer verheugd uitgevers van de gehele wereld te kunnen verwelkomen in het hart van Europa, België. (Tekst welwillend toegestuurd door de Nationale Federatie der informatie weekbladen.)
2085 - Koning Boudewijn. Type Velghe (nr. 2069) ▬ folder Nr. 6/83 ▬ geen info
2086/2088 - Vrouwen. ▬ folder Nr. 5/83 ▬
1983
Als Staatssecretaris voor Posterijen, Telegrafie en Telefonie, en eerste vrouw aan het hoofd van dit departement, doet het mij werkelijk genoegen dat een reeks van drie bijzondere postzegels werd gewijd aan de vrouw: – de vrouw in het gezin; – de vrouw in het arbeidsmilieu; – de vrouw als bedrijfshoofd. De vrouw, of ze nu thuis of buitenhuis werkt, verdient dit echt. Overal ter wereld en gedurende vele decennia leveren vrouwen immers reeds strijd voor een volwaardige plaats in de samenleving, zowel op politiek, sociaal als economisch vlak. Hoewel het streefdoel van de vele vrouwenbewegingen en individuele vrouwen nog zeker niet is bereikt, valt niet te ontkennen dat al een hele weg werd afgelegd. Vrouwen kregen stemrecht en participatie in het politieke leven, de eis, «gelijk loon voor gelijk werk» en «toegankelijkheid van alle beroepen voor vrouwen» werd wettelijk bekrachtigd. De vrouwenemancipatie bestaat reeds grotendeels in rechte, nog te weinig in de feiten. Als hulde en stimulans aan alle vrouwen die, zowel thuis als op hun werk, het beste van zichzelf geven voor hun familie en de samenleving, wordt dit symbolische drieluik van vrouwenpostzegels uitgegeven. Paula D'HONDT- VAN OPDENBOSCH, Staatssecretaris voor Posterijen, Telegrafie en Telefonie.
2089 - Dag van de Postzegel. ▬ folder Nr. 6/83 ▬
1983
Door de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties werd het jaar 1983 uitgeroepen tot « Wereldjaar voor Communicatie ». « Elk individu heeft het recht... informatie en gedachten... te zoeken, te ontvangen en te verspreiden... met om het even welk uitdrukkingsmiddel. » (Art. 19 van de Universele verklaring van de mensenrechten). De UNO erkent het fundamenteel belang van de communicatieinfrastructuur als essentieel element in de economische en sociale ontwikkeling van elk land. België neemt actief deel aan de verwezenlijking van de doelstellingen van het Wereldjaar voor Communicatie. Op de persconferentie van 26 januari 1983 heeft Mevrouw Paula D'Hondt Van Opdenbosch, Staatssecretaris voor P.T.T., de zin van deze deelneming en de beoogde doelstellingen uiteengezet. Hierna volgt, in 't kort, het belangrijkste thema dat werd ontwikkeld te dezer gelegenheid: « Aan de vooravond van wat we zouden kunnen de derde industriële revolutie noemen, zal de gesproken en geschreven communicatie zich zeker bedienen van de elektronische media. Hoe nu bereiden we de toekomstige maatschappij van onze kinderen voor ia dit nieuwe communicatietijdperk? In deze in volle evolutie zijnde wereld kunnen noch de geleerden, noch de wetenschapslui een afdoend antwoord geven. De technologische vooruitgang, de gesofistikeerde en ingewikkelde toepassing zijn dusdanig dat thans alleen nog maar zekere tendensen waar te nemen zijn. Men kan dus stellen dat we gaan naar een concentratie van de informatiemiddelen bij enkele machtige groepen, dat de communicatie zelf zal zoeken naar decentralisatie, dat de technieken meer en meer gecommercialiseerd zullen worden en dat een betere selectie van de ingewonnen informatie de opinievorming zal beïnvloeden. Deze problemen zullen samen moeten worden onderzocht en behandeld met deze als daar zijn de bescherming van de privacy, de invloed van nieuwe technieken op de arbeidsmarkt, het gevaar van een neo-analfabetisme. » De fundamentele vraag kan aldus worden gesteld: bestaat er een reële nood die een maximale bevordering van de nieuwe uitdrukkings- en communicatietechnieken rechtvaardigt? Het Wereldjaar voor Communicatie moet een jaar zijn van bezinning omtrent deze vragen. De speciale postzegel, waarop het kenteken van het «Wereldjaar voor Communicatie» is weergegeven, stelt grafisch het stationsgebouw van Brussel-Zuid voor. Hierin is het belangrijk knooppunt van het postverkeer ondergebracht, gekend als het sorteercentrum Brussel X. Voornoemd centrum herdenkt nu juist in 1983 de 25e verjaring van zijn oprichting. Boven de centrale heldere zone, bevindt zich, symbolisch, de vlucht van de telecommunicatietechnieken naar de ruimte.
2090 - Heilig-Bloedprocessie te Brugge. ▬ folder Nr. 7/83 ▬
1983
De Brugse traditie, volgens dewelke de reliek van het H.Bloed door graaf Diederik van den Elzas in 1148 uit Jeruzalem naar Brugge werd overgebracht, is voor het eerst beschreven door de kroniekschrijver Jan De Lange of Iperius, abt van de Sint-Bertinusabdij te St.Omer, in zijn Chronicon Sancti Bertini van 1380. De eerste Brugse geschiedschrijver, die de overbrenging van het H.Bloed naar hier beschrijft, is Jakob De Meyer in zijn Commentarii geschreven tussen 1538 en 1552, dit is vier eeuwen na de verhaalde gebeurtenissen. Hij meldt de aankomst op vrijdag 7 april 1150, maar zegt niet waar hij deze precieze dagtekening gevonden heeft. Klinisch-wetenschappelijk onderzoek heeft onlangs uitgemaakt, dat de reliek veeleer afkomstig moet zijn van Constantinopel, waar heilig Bloed van Christus in de Mariakapel van het keizerlijk paleis bewaard werd, en waaruit meerdere relieken van 's Heren Passie in 1204 naar het Westen werden meegebracht. Archeologisch onderzoek leidde anderzijds tot de conclusie, dat de langwerpige flacon, waarin het H.Bloed in Brugge wordt bewaard, het oorspronkelijk flesje is, dat in het Oosten uit bergkristal geslepen en uitgehold werd en waarin het H.Bloed naar Brugge werd overgebracht. Daarin ziet men het gestolde bloed langs de binnenwand aanklevend. In 1388 werd dit kristallen flesje in een glazen cilinder met gouden montuur vastgemaakt: dit is de H.Bloedcilinder, die tot heden toe ongewijzigd bewaard bleef. Deze reliek behoort toe aan de stad Brugge en wordt bewaard en vereerd in de Sint-Basiliuskapel op de Burg, die eveneens stadseigendom is. Om die reden is het een lid van het Brugse politiekorps, die de erewacht bij de uitgestelde reliek verzekert, samen met de priester en een lid van de edele confrérie. De processie met de H.Bloedreliek, welke sedert einde 13de eeuw jaarlijks uitgaat, was vanaf het begin een stadsaangelegenheid, waarin de gilden en ambachten een actieve rol speelden. De Brugse magistraat nodigde elk jaar de bisschop uit, om met de diocesane en reguliere geestelijkheid aan de processie deel te nemen. Tot in 1578 deed de jaarlijkse processie de «ommegang» rond de stadswallen, om als het ware heel de stad behoedend te omsingelen binnen de heilzame invloed van het H.Bloed. Het was een lange tocht, die om 10 uur op de Burg werd ingezet en aldaar in de namiddag door de plechtige « toning » van de H. – Bloedreliek werd besloten. Na 1584 ging de processie veiligheidshalve niet meer buiten de stadspoorten, maar langs de straten van de binnenstad, zoals het heden nog het geval is met enorme volksoploop en nooit aflatende belangstelling in de namiddag van Hemelvaartsdag. De Regie van de Belgische Posterijen hield eraan, deze eerbiedwaardige burgerlijke en kerkelijke instelling, die na zeven eeuwen nog steeds bloeiend is, door de uitgifte van een speciale postzegel te herdenken. (Tekst welwillend medegedeeld door het Bisdom van Brugge)
2091 - Cijfer op heraldieke leeuw. Type van nr. 1839 ▬ folder Nr. 9/83 ▬
1983
geen info
2092/2093 - Europa. Kunstwerken. Fragmenten uit schilderijen van Paul Delvaux: (1897 - 1994). ▬ folder Nr. 8/83 ▬
1983
DE DRUKKERIJ: Voorzover bekend was de (omstreeks 1420 gedrukte) « Bijbel der Armen » het eerste boei in Europa. De bladzijden ervan waren gereproduceerd met behulp van xylografische platen, een « eenvoudig » systeem waarbij voor elke bladzijde een plaat moest worden gegraveerd. Een bijzonder tijdrovend procédé, zoal. men ziet. Gelukkig kon Johann Gensfleisch, ook Gutenberg geheten, omstreeks 1450 zijn systeem van losse metaalletters perfectioneren, waar door het voortaan mogelijk werd, teksten snel en op talloze exemplaren af te drukken. In België, met name te Aalst, ontstond de eerste drukkerij 510 jaar geleden; ze was he1 resultaat van vruchtbare samenwerking tussen Jan van Westfalen en Dirk Martens. In Antwerpen kwam zich de Fransman Christoffel Plantijn vestigen, die spoedig zou zorgen voor de ruimere vermaardheid van de snel evoluerende Belgische boekdrukkunst. Plantijn werd ondermeer door zijn meertalige Alcala-Bijbel beroemd. Op verdere vooruitgang in het gebruik var losse lettertekens moest evenwel vier eeuwen lang worden gewacht: in 1844 werd de zetmachine (in 1822 door de Amerikaan Church uitgevonden) door Mergenthaler, eer Duitser, verder ontwikkeld tot de bekende linotype, waarmee onmiddellijk regelblokjes konden worden samengesteld. Meteen was. ook de productiesnelheid weer opgedreven In België werd de eerste linotype bij «La Meuse » te Luik geïnstalleerd. Het drukken behoort tot de technieken, die door hun nauwe samenhang met de steeds. voortschrijdende technologie, alsmaar evolueren: eerst waren er de aarde gravures er de xylografieen, later de losse metaalletter. en tenslotte de linotypezetmachine. Meest recente stap is de computer, een haast banaal geworden werktuig, waarmee vandaag de drukker, trouw aan de tradities van zijn kunst, de grafische mogelijkheden verkent, waartoe hij door zijn dynamisme en zijn fantasie wordt geïnspireerd. (Tekst welwillend toegestuurd door de Belgische Federatie der Grafische Bedrijven V.Z.W.) DE SPOORWEG: Op zekere dag stelde het menselijk vernuft vast dat in stoom een enorme kracht schuilde. De uitvinders – de pioniers – wendden onmiddellijk deze eigenschap aan voor de ontwikkeling van een transportmiddel met grote klasse. Dat was de spoorweg, onmisbare hulp voor de industrie en ideaal vervoermiddel voor reizigers. Zou het menselijk vernuft het daar bij laten? Zeker niet. Binnen het raderwerk van de economische en sociale vooruitgang, waarvoor de spoorweg van bij de aanvang de stuwende kracht was, evolueerde dit revolutionaire transportmiddel: met rasse schreden. Het Belgische net – het eerste op het vasteland – dat werd «ingereden» in mei 1835 telde 35 jaar later reeds meer dan 3.000 km spoor. Vandaag de dag zijn er dat nagenoeg 4.000, en dat betekent het dichtste spoorwegnet ter wereld. De elektrificatie, aangevat in 1935, wordt nog steeds verder doorgevoerd. De dieseltractie was reeds ruim verspreid voor de tweede wereldoorlog. Zodanig dat de laatste stoomlocomotief op rust werd gesteld in 1966 en het werk overliet aan nieuwe tractietypes. De concurrentie van de auto, de autobus en de vrachtwagen – om van het vliegtuig niet te spreken – op korte afstanden, leidde de spoorweg naar een nieuwe evolutiefase die zich concretiseerde in meer comfort voor de reizigers en een aangepast goederenwagenpark. Meer en meer speelt de moderne technologie een rol in het ontwerpen van spoorwegmaterieel. De trein treedt daar waar de afstanden het toelaten binnen in het tijdperk van de hoge snelheden (in Japan op de nieuwe Tokaïdo-lijn en in Frankrijk met de TGV). De trein komt weer in de gunst bij degenen die hem afgeschreven hadden. Beter nog: in de schaduw van een traditionele spoorweg bestuderen en testen vorsers reeds de mogelijkheden van monorails en het zweven op magnetische velden om tot nog betere prestaties te komen. Het menselijk vernuft is onuitputtelijk, en het is zeker dat de spoorweg door zijn parallelle evolutie met de techniek en door zijn voortdurende aanpassing aan specifieke behoeften, morgen nog een ander beeld zal vertonen. (Tekst welwillend medegedeeld door de Handelsdirectie van de N.M.B.S.)
2094/2095 - Ruimte. 200e verjaardag van de uitvinding en opstijging van de warmeluchtballon. ▬ folder Nr. 9/83 ▬
1983
Precies 200 jaar geleden, op 5 juni 1783, werd de droom van Icarus en van de hele mensheid werkelijkheid: te Annonay/Vivarais in Frankrijk overwonnen Joseph en Etienne de Montgolfier voor het eerst de zwaartekracht. De beide papierhandelaars hadden uit doek en papier een globe met een diameter van 11 m en een volume van nagenoeg 700 m‘ vervaardigd en hadden het reusachtige ding met warme lucht gevuld, die door verbranding van vochtig stro was ontstaan. Bij 't loslaten was de ballon door zijn opwaartse kracht ten hemel gestegen! De «Montgolfière » was geboren... Haar verschijning, hoog in het zwerk baarde tegelijk oprechte consternatie en hevige schrik. Boeren geloofden dat «de maan uit het firmament was getuimeld». In augustus 1783 nog probeerde de fysicus Jacques Charles, geholpen door Jean en Nicolas Robert, een ballon met waterstof, een ontvlambaar gas, te vullen. Het nieuwe procédé werkte uitstekend en meteen ontstond de « Charlière ». Nadat een Montgolfière al eens een schaap, een haan en een eend had getransporteerd, besloten de Montgolfiers een ballon voor mensenvervoer te bouwen. Koning Lodewijk XVI, ten zeerste geïnteresseerd, beval dat de ballon met gevangenen moest worden bemand, die bij 't welslagen van de vlucht de vrijheid zouden verkrijgen. Doordrongen van de speciale betekenis van het moment, waarop mensen voor de eerste keer in de geschiedenis de begane grond zouden verlaten en meteen de verovering van de ruimte zouden inluiden, eiste een 26jarige edelman, François Pilatre de Rozier, het recht op in te stappen. Samen met François Laurent, Marquis d'Arlandes, steeg de Rozier op 21 november 1783 van het Chateau de la Muette, nabij het Bois de Boulogne, op met een prachtige, 15 m brede en 20 m hoge, blauw en roodgestreepte Montgolfière; 25 minuten later en 8 km verder maakte het vliegtuig op de Butteaux-Cailles, tussen twee molens in, een zachte landing. Hier was de geschiedenis van de luchtvaart begonnen! Aanvankelijk met warme lucht, spoedig met waterstofgas en later - voor de eerste keer door J.P. Hinckelers - met kolengas gevuld, werd de ballon vanaf het einde van de 18de eeuw, een veelgeziene attractie. Ook het leger ging er de mogelijkheden van inzien: bij Maubeuge en Fleurus werden ballons als observatieposten gebruikt. Tijdens het beleg van Parijs in 1870 slaagde men erin met ballons de blokkade te doorbreken en berichten over de gebeurtenissen in het hinterland te doen belanden. In een ballon ook wist de beroemde Gambetta, toen minister van binnenlandse zaken, uit het omsingelde Parijs te ontkomen; aan zijn vlucht in de vrijheid was kort daarop te danken dat gecoördineerde weerstand kon ontstaan in de geteisterde provinciën. Het Parijse oorlogsgebeuren had de eerste georganiseerde luchtpost in het leven geroepen: ca. 10000 kilo brieven hadden in 64 ballons de belegerde stad verlaten. Ook bij ons werd het statige wolkenschip overbekend en deden succesrijke piloten van zich spreken (de oorspronkelijke Gordon BennettBeker behoort tot de door Belgen verzamelde trofeeën). In 1933 werden de door prof. Picard uitgevoerde ballonexperimenten ter verkenning van de stratosfeer door België gefinancierd (aan deze hoogstinteressante proeven herinnert een mooie reeks van drie postzegels die vandaag erg gewild zijn; zie 00353-00355 ). Sedert ongeveer 15 jaar wordt de oude Montgolfière - vandaag in een meer moderne gestalte - dank zij 't gebruik van petroleumgas, overal ter wereld aangetroffen. De aanblik van een armada van soms meer dan 500 ballons is werkelijk indrukwekkend en bezienswaardig. (Oorspronkelijke tekst welwillend ter beschikking gesteld door de Federatie der Ballonluchtvaart van de Koninklijke Aëroclub ven België.)
2096/2099 - Toeristische uitgifte. ▬ folder Nr. 10/83 ▬
1983
HASTIÈRE: De streek van Hastière, die sedert het midden-paleolithisch tijdperk door de Neanderthalers bewoond werd en reeds ten tijde van de Romeinen bekend was om haar wegennet, haar nijverheid en villa's, is zowel een ontmoetings-als een doorreisgebied. Het is dan ook niet verwonderlijk dat Ierse monniken in de 10de eeuw op de grondvesten van een oude tempel, die aan de god Mercurius was toegewijd, een abdij hebben gesticht. Sinds haar voltooiing in 1033-1035, was de Romaanse kerk de getuige niet alleen van de bedrijvigheid en de voorspoed, maar ook van de wispelturigheid der bevolking. Nadat ze in 1568 door Franse hugenoten in brand werd gestoken en in 1793 door Franse revolutionairen verwoest, werd ze gerestaureerd en is ze, heden ten dage, een der mooiste voorbeelden van Romaanse Maaslandse kunst. De bezoeker kan er waardevolle getuigen aantreffen van de burgerlijke en kerkelijke geschiedenis van de streek: koorgestoelte en schilderijen uit de 13de eeuw, een reeks grafstenen waarvan de oudste uit de 13de eeuw dateren, rijk beeldhouwwerk, o.a. 2 beelden van de beroemde Luikse kunstenaar Lambert Lombard, alsmede een drieluik van Auguste Donnay, de dood van Sint-Walhère voorstellend. Ook in de crypte onder het altaar treffen we nog vele waardevolle kunstwerken aan, onder andere graffiti uit de llde eeuw, Merovingische sarcofagen, oude relikwiekasten en nog veel meer. De rijkdom van het plaatselijk leven in de streek van Hastière zal op de bezoeker een onvergetelijke indrukmaken. (Tekst welwillend medegedeeld door de "Cercle Philatélique de Hastière" ) LANDEN: Landen is, na Tongeren en Doornik, één der oudste steden van ons land. De « romeinse vicus» van Landen bewaart nog de grondvesten van elf « villee » en drie tumuli, allen uit de tweede eeuw. De Franken kwamen zich hier vestigen in de vierde eeuw. Pepijn van Landen (580-640), was hofmeier onder drie Merovingische koningen. Hij werd de stamvader van een roemrijkgeslacht van prinsen en koningen, langs zijn dochter Begga (620-695) en verder Pepijn van Herstal (650-714), Karel Martel (689-741), Pepijn de Korte (714-768) en Karel de Grote (742814). De andere dochter Gertrudis (626-659) werd de heilige abdis van Nijvel, en is patrones van Landen. De zoon Grimoald (615-656) werd te Parijs vermoord, wat het einde betekende van Landen als politiek centrum. Het domaniaal goed van Pepijn werd later Brabants bezit, terwijl kerk en parochie afhingen van de Luikse Prinsbisschop. In 1211 bouwde Hendrik I van Brabant een nieuwe versterkte vesting, het huidige centrum, als bolwerk tegen zijn machtige rivaal. Tientallen bezettingen en verwoestingen herleidden Landen tot een onooglijk dorpje van 700 inwoners in 1830. Het mirakel der spoorwegen, vanaf 1836, deed het stadje herleven. Als belangrijk knooppunt is Landen uitgegroeid tot een regionaal centrum van 15.000 inwoners. Op het oude erf van Pepijn, Sinte Gitter genaamd, werden in 1958-59 en 1980-81 opgravingen verricht die hebben geleid tot een belangrijke Frankische archeologische site uit de 7de eeuw. Het 6 ha grote domein werd in 1978 als landschap geklasseerd, en in 1981 werden de grondvesten van het koor van de Gertrudiskerk en twee motheuvels als historische monumenten erkend. Sinte Gitter, gelegen aan de baan op Racour, wordt gerestaureerd en is nu reeds toegankelijk. De merkwaardige archeologische vondsten, waaronder een monolitische sarcofaag, zijn te bewonderen in het Provinciaal Domein Rufferdinge op de Molenberg. (Tekst welwillend medegedeeld door de Geschied- en Heemkundige Kring van Landen ) MOESKROEN: De stad Moeskroen is gelegen in het westen van de provincie Henegouwen, tussen de Franse grens en de provincie van West-Vlaanderen. Verspreid over een oppervlakte van 4010 ha, telt zij om en bij de 55.000 inwoners. De ontdekking van sporen van een Romeins kamp in 1891, laat veronderstellen dat tenminste een deel van de stad bewoond was vanaf het Gallo-Romeins tijdperk. Uit het verleden bestaan er nog verschillende monumenten: een oude kapel uit de XVle eeuw waar Sint-Acharrus wordt aanbeden, het Gravenkasteel dat bewoond was sedert 1359 en de toren van de oude kerk in Dottenijs, gebouwd in de XIle eeuw,die gerangschikt werden als historische monumenten, de decanale kerk Sint-Bartholemeus waar wij de sporen van terugvinden vóór 1144 en het prachtige stadhuis met een architectuur van gotische inspiratie dat getuigt van de ontluiking van degemeente op het einde van de XIXe eeuw. Het verleden van Moeskroen, is eveneens de sterke industrialisatie te wijten aan de ontwikkeling van de textielindustrie vanaf het begin van deze eeuw. Moeskroen is ten andere dra het eerste Waalse textielcentrum geworden. Dit jaar zal Moeskroen de 50ste verjaring van zijn park vieren. De inrichtingswerken van dit park zijn begonnen in 1928 en de officiële opening had plaats in 1932. Dit park, één van de mooiste van België wat betreft de variëteit van de voorgestelde soorten, is werkelijk een oord van vrede, schoonheid en kalmte. (Tekst welwillend medegedeeld door de Heer J.P.Detremmerie, Volksvertegenwoordiger-Burgemeester van de stad Moeskroen ) HET KASTEEL VAN WIJNENDALE: Het Kasteel van Wijnendale, op 20 km van Brugge en Oostende, op het grondgebied van de stad Torhout, heeft een belangrijke rol gespeeld doorheen gans de geschiedenis van Vlaanderen en België. Robrecht de Fries richtte deze vlakteburcht op rond 1070 als een houten constructie, omgeven door water. Drie redenen brachten hem tot dit besluit: de rijkdom aan wild (wine - wild) in het woud dat op heden nog 600 ha groot is, de overvloed aan drinkbaar water uit natuurlijke bronnen en de verbetering van de veiligheid (pax comitis) langs de baan Brugge - Gent. Zijn broer, Robrecht van Jerusalem vertrok van hieruit op kruisvaart en Gwijde van Dampierre ondertekende er vele grafelijke akten. In 1302 was deze burcht het toneel van moordpartijen tussen zijn Leliaartse baljuw en de Brugse Klauwaarts. Maria van Bourgondië leefde er en stierf er bij een val tijdens een valkenjacht in 1482. In september 1708 greep aan de voet van het kasteel de beroemde « Battie of Wijnendale » plaats, tussen de Engelse ende Franse legers. Een reeks plaatsnamen herinneren nog aan deze veldslag. De graven van de Palts herstelden Wijnendale en voorzagen de streek van de bekende, rechte Theresiaansebanen rond 1760. Napoleon bezocht het kasteel en beval de gedeeltelijke vernietiging. Leopold Il was er veelvuldig te gast, vaak incognito. Vier slanke, ronde zijtorentjes op de grijze ringmuur zijn heden nog getuigen uit vervlogen eeuwen .. Op 25 mei 1940 greep in het bureau van de graaf Matthieude Wijnendale, de dramatische ontmoetingplaats tussen Leopold III en zijn ministers Pierlot, Spaak, Vander Poorten en Generaal Denis. (Tekst welwillend medegedeeld door het Gemeentebestuur van Torhout )
2100 - 20e Tinekesfeesten te Heule. ▬ folder Nr. 11/83 ▬
1983
"Tineke van Heule" wordt 20 In het jaar 1900 schreef de Deerliikse volksdichter René de Clercq het gedicht" Tineke van Heule". Hij speelde het gedicht door aan zijn vriend. onze Vlaamse toondichter Emiel Hullebroeck, die het op muziek zette. Het volksliedje raakte spoedig bijzonder populair in Vlaanderen en samen met het liedje werd ook de gemeente Heule bekend. De volkse Tinekesfeesten ontstonden pas veel later. In 1964 lieten enkele Heulenaars zich inspireren door het volksliedje en ze braken met de aftandse kermisattracties en tilden de septemberfeesten naar een hoger niveau. De verkiezing van een Heuls Tineke stond centraal en talrijke culturele manifestaties zorgden voor de omlijsting. Het gemeentebestuur werd overtuigd van de waarde van het project: het zou geen ordinaire missverkiezing worden, maar een culturele krachtproef. De jury keurde de jongedames op originele kleding voorkomen. taal- zang- en handvaardigheid en algemene kennis. De feesten kenden onmiddellijk een overweldigend succes bij de bevolking die het abstracte Tineke nu eens in levende lijve kon aanschouwen. Elk jaar zocht men andere culturele omlijstingen: men organiseerde tentoonstellingen. fotowedstrijden, folkloristische stoeten, een boekenbeurs, kleinkunstavonden, beiaardconcerten, volksdansen, toneelvoorstellingen .. Het feestcomité werd drastisch verjongd en de feestenwerden gedemocratiseerd. De kinderen en de bejaarden werden niet meer vergeten. De Tinekesverkiezing blijftde centrale plaats innemen. maar een deel van de festiviteiten werd naar het prachtige gemeentepark verlegd en een ander deel werd teruggebracht naar de sfeervolle kasteelhoeve, de Heerlijkheid van Heule, waar vooral de folkloristische activiteiten aan bod komen. De Tinekesfeesten zijn meer dan ooit volksfeesten die de hele Heulse gemeenschap in hun ban houden. (Naar een tekst welwillend medegedeeld door "Tinekefeesten Heule v.z.w.)
2101 - Europees jaar van de KMO's en van het kunstambacht. ▬ folder Nr. 12/83 ▬
1983
De middenstand vertegenwoordigt in België bijna 650.000 zelfstandigen en 175.000 KMO's. Hij is dan ook goed voor anderhalf miljoen arbeidsplaatsen en speelt een zeer belangrijke rol in het economisch herstelen in het verweer tegen de crisis. Het belang ervan wordt heden ten dage erkend in alle geïndustrialiseerde landen en meer bepaald in de Europese Gemeenschappen die 1983 uitgeroepen hebben tot" Europees Jaar van de K.M.O.'s en van het Kunstambacht". Dit jaar worden door de lidstaten verscheidene manifestaties ter bevordering van een hernieuwde ondernemingsgeest in de Gemeenschap op het getouw gezet. In België vervult een komitee onder toezicht van de Minister en van de Staatssecretaris van Middenstand een informatie- en studieopdracht, die zal leiden tot verscheidene maatregelen ter verlichting van het wettelijk, fiscaalen administratief kader dat de aktiviteit van de middenstand regelt, zodat deze laatste nog beter als motor van de economie zal kunnen fungeren. De bedoeling van het komitee is aan de zelfstandige werknemers en aan die van de K.M.o:s een juiste plaats toe te kennen in de ogen van ieder, overeenkomstig de wens van de regering om het klimaat van vertrouwen te herstellen zodat de werklust en de vrije ondernemingsgeest gestimuleerd worden. (Naar een tekst overgemaakt door het kabinet van de Minister van Middenstand)
2102 - Jeugdfilatelie. - 20 Jaar Koninging Fabiola-dorp I ▬ folder Nr. 13/83 ▬
1983
TWINTIG JAAR KONINGIN FABIOLA-DORP I De idee voor geestelijk gehandicapten een komplex van werkplaatsen en woningen te bouwen. waarin deze mensen het wegens behoeften konforme voorzieningen naar hun zin konden hebben, ontstond in 1963, toen een groep zorgenkindouders ten gunste van sociaal geïgnoreerde medemensen dermate begeesterd met een aktie begonnen, dat hun verwachtingen binnen de 20 jaar grotendeels werden ingelost. Het dorp te Ophatn-Bois-Seiqneur-Isaac telt momenteel acht gezinswoningen waarvan de meest recente speciaalwerd ontworpen voor oudere of zieke gehandicapten. In de werkplaatsen, waarin de vaardigsten zijn tewerkgesteld, worden waren vervaardigd die de kwaliteit van dingen uit het gebruikelijke produktiecircuit vaak overtreffen. Het" dagcentrum" heeft het mogelijk gemaakt, de ernstigst gehandicapten in kleine ateliers aan 't werk te houden. In de woningen ontwikkelt zich een intens familiaal levenspatroon, waarbij echte gemeenschappen ontstaan. De ouders die toentertijd dit dorp hier samenbouwden om hun kinderen voor het gevaar van sociale vereenzaming te behoeden, kunnen met de afloop van het projekt gewis tevreden zijn en mogen aardgelijke ondernemingen tot voorbeeld en stimulans dienen. Het twintigjarig bestaan van het eerste Fabiola-Dorp is een uitstekende aanleiding voor de "Jeugd ': uitgifte 1983. De betekenis van de filatelie binnen het brede spektrum van instruktieve vrijetijdsbezigheden, hoeft nauwelijks nog te worden aangetoond: als schakel tussen mensen van alle landen is de postzegel van nature onovertroffen. Postzegels bieden jongeren op een direkte manier de kans, op de meest diverse gebieden van de menselijke geschiedenis kennis op te doen en verder te ontwikkelen. Door zijn specifieke eigenheid en vormgeving is elke zegel voor jonge weetgierig en een open venster waardoorheen mooie en interessante dingen kunnen worden ontdekt. Steeds vaker wordt dit waardevol aspekt van de filehobby door jongfilatelisten onderkend: een bewijs daarvan is ongetwijfeld de nationale "Junex 83" voor jonge verzamelaars in de Honnay-Zaal te IvozRamet, op 8 en 9 oktober van dit jaar. Afgezien van het feit, dat filatelistische bedrijvigheid erg verrijkend werkt, is "postzegels verzamelen" bovendien een efficiënt middel ter bevordering van een paar deugden, zoals orde, geduld en esthetische zin; zegelvrienden weten m.a.w. wat vlijt is en hoe je iets tot stand kan brengen waarop je fier mag zijn. Precies dit facet van de filatelie is voor gehandicapte kinderen met hun begrensde mogelijkheden zeer belangrijk: "postzegels verzamelen" kan voor zorgenkinderen een gro "postzegels verzamelen" kan voor zorgenkinderen een grote hulp betekenen en werkt zelfs, zoals bijna mag worden beweerd, "helend". Dat werd met name al door bekende therapeuten vastgesteld; experimenten in deze richting hebben verbazende resultaten opgeleverd. (Naar de teksten van de vzw"Koningin-Fabiola-Dorp I" en van de verantwoordelijke vooe de afdeling "Jeugd" bij de de Koninglijke Landsbond van Belgische Postzegelkringen)
2103/2105 - Belgische uitvoer. "Made in Belgium" ▬ folder Nr. 14/83 ▬
1983
De Staalnijverheid: In 1982 bereikte de uitvoer van staalprodukten van de Belgisch-Luxemburgse Ekonomische Unie 160 miljard BF, hetzij 6,6 % van de totale uitvoeropbrengsten. De Belgische siderurgie van haar kant leverde 4,4 miljoen ton staalprodukten (halfafgewerkte en afgewerkte) in de andere landen van de Europese Gemeenschap en 2,2 miljoen ton op de grote uitvoer (buiten de EEG), hetzij 77 % van haar produktie. Daaruit blijkt dat België een grote netto uitvoerder is van staalprodukten: inderdaad was het saldo van zijn buitenlandse staalhandel in 1982 met ongeveer 90 miljard BF positief. Naast haar gunstige geografische ligging, heeft de Belgische staalnijverheid ook nog het voordeel van een lange traditie d.w.z. een grote ervaring op industrieel, technisch en commercieel gebied, en van uiterst bekwame arbeidskrachten. Het Belgisch staalassortiment dat voor een tiental jaren nog in een belangrijke mate uit lange produkten bestond, heeft zich geleidelijk naar platte produkten en walsdraad gewend en daarbij vooral de produkten met een grote toegevoegde waarde ontwikkeld. De belangrijkste afzetmarkten van de Belgische siderurgie zijn uiteraard de omringende landen: Frankrijk, Duitsland, Italië, Nederland. Buiten de Gemeenschapsmarkt nemen ook de andere landen van Europa (West en Oost) evenals de Verenigde Staten van Amerika grote hoeveelheden van onze produkten af. Eigenlijk is de Belgische staalnijverheid bijna op alle markten van de wereld aanwezig: zij draagt derhalve op aktieve wijze bij tot de verspreiding in het buitenland van het kwaliteitsimago van de Belgische industriële produkten. (Naar een tekst welwillend medegedeeld door "Staalindustrie Verbond" V.Z.W. )
De Textielnijverheid: De gunstige geografische ligging - in het centrum van West-Europa - bezorgt België ongetwijfeld een voorsprong op de andere landen. België, als commercieel knooppunt, is traditioneel ook één van de meest vooraanstaande textielcentra op wereldniveau. De totale Belgische textielproduktie bereikt inderdaad het volume van Nederland, Oostenrijk en Zwitserland samen, of nog anders uitgedrukt, ongeveer de helft van het produktievolume van Frankrijk of Groot-Brittannië. Het spreekt vanzelf dat een dergelijke belangrijke tak van de industrie economisch van grote betekenis is: 105.000 personen vinden er werk, wat betekent dat, nationaal gezien, deze branche op de tweede plaats komt, na het staal. De belangen van de Belgische textielindustrie worden waargenomen door de Federatie der Belgische Textielnijverheid (Febeltex), met uitzondering van de confectie, die gegroepeerd is in de Belgische Federatie der Kledingnijverheid. Jaarlijkse produktie en omzet van het Belgisch textiel bedragen 155 miljard BF, waarvan ruimdriekwart voor de export bestemd is (hoofdzakelijk naar de buurlanden: Frankrijk, Duitsland en Nederland). Omvang van deze produktie kan het best worden weergegeven met twee cijfers: de jaarlijkse garenproduktie bedraagt 188.000 ton, de produktie van verwerkt textiel (weefsels, breigoed, tapijten), bedraagt 250.000 ton. Met de belangrijkste afzetmarkten wordt een dusdanig intensief verkeer onderhouden dat we gerust mogen spreken van een economische entiteit die onze ondernemingen op nauwe wijze verbindt met het bruisende leven van de grote Europese mode- en creatiecentra. (Naar een tekst welwillend medegedeeld door "Febeltex" v.z.w. )
De Diamandnijverheid: Sinds de zestiende eeuw zijn Antwerpen en diamant onafscheidelijk met elkaar verbonden. " Antwerpen ", een magisch woord, synoniem voor de bloeiende handelsmetropool, die het economische en financiële leven van Vlaanderen beheerst. Vandaag is Antwerpen de belangrijkste markt voor geslepen diamant en na Londen de grootste markt voor ruwe en industriediamant. In de vier diamantbeurzen van de stad (op negentien in de wereld) vindt men alle soorten, hoeveelheden, groottes, kwaliteiten en kleuren en diamanthandelaars uit alle uithoeken van de wereld komen naar Antwerpen voorraad opdoen. De sprankelende handelsgeest, de perfekte vertrouwensrelatie tussen koper en verkoper, de volledige inzet van de diamanthandelaar en de meesterlijke bekwaamheid van de diamantbewerker, hebben Antwerpen tot het onbetwiste Wereldcentrum voor Diamant gemaakt. Antwerpen is de enige stad ter wereld, die haar naam spontaan verbonden ziet met twee internationaal qebruikte vaktermen. " Antwerp quality" zijn diamanten die zo moeilijk te bewerken zijn, dat alleen Antwerpse en Kempische vaklui deze goederen aandurven en kunnen bewerken. "Antwerp Cut" of Antwerps slijpsel is synoniem voor volmaakte schoonheid, resultaat van de eeuwenlange ongeëvenaarde vakkennis en steeds hernieuwde drang naar perfectie. Ondanks de economische crisis die ook zeer duidelijk in de Belgische diamantindustrie voelbaar is, groeit onze diamantuitvoer steeds verder aan. Het belang van Antwerpen als internationale draaischijf voor de wereldhandel in diamant blijkt duidelijk uit de cijfers. In 1982 voerden wij voor 141,5 miljard BF uit, wat een gemiddelde stijging betekent van 8,5 % tegenover het voorgaande jaar..Voor het eerste kwartaal in 1983 noteren wij een uitvoer van 55 miljard BF tegenover 45 miljard voor dezelfde periode van 1982. Daarvan bedraagt de wederinvoer amper 5 %. Deze cijfers misstaan zeker niet in ons Belgisch-Luxemburgs exportpakket (±6%). Voor een industrietak die zwaar te lijden heeft van de buitenlandse concurrentie, meer bepaald uit de lageIoonlanden zoals Indië of landen met staatseconomie zoals de Sovjetunie, mag dit resultaat wel indrukwekkend genoemd worden. Met de vermaardheid van de Belgische diamant gaat uiteraard ook de faam gepaard van het uitermate verfijnd gediamanteerd gereedschap dat in ons land wordt vervaardigd. (Naar een tekst welwillend medegedeeld door de Hoge Raad van Diamand )
2106 - 100e verjaardag van het overlijden van Hendrik Conscience (1812-1883) ▬ folder Nr. 15/83 ▬
1983
HENDRIK CONSCIENCE Honderd jaar geleden, op 10 september 1883, overleed te Brussel de beroemde Vlaamse schrijver Hendrik CONSCIENCE. CONSCIENCE werd op 3 december 1812 te Antwerpen geboren. In zijn "Geschiedenis mijner jeugd" verhaalt de auteur, een meesterlijk vertelleren schitterend redenaar, zijn jongensjaren in de Antwerpse volksbuurt, zijn zesjarige legerperiode van bij de vrijwillige toetreding in 1830, zijn schrijversloopbaan en zijn vele belevenissen. Van de hand van CONSCIENCE verschenen niet minder dan 100 boekdelen, die stuk voor stuk getuigen van zijn liefde voor de Vlaamse mens en van grote kennis omtrent markante feiten uit de vaderlandse geschiedenis. Het verschijnen van de "Leeuw van Vlaanderen"en andere historische romans schudde in de toenmalige romantische periode het Vlaamse volk, dat een grondig verfransingsproces onderging, uit zijn slaap wakker en schonk het zijn teloorgaand bewustzijn terug. Van geen enkele schrijver was de invloed groterdan van CONSCIENCE. Zijn werken werden in nagenoeg alle Europese talen vertaald. Hij werd in eigen land en ook daarbuiten geëerd. Naar het eind van zijn leven toe werd hem door talloze landgenoten en Nederlanders nooit geziene hulde gebracht; nog vóór zijn dood werd te Antwerpen zijn standbeeld opgericht. Inderdaad leerde CONSCIENCE "zijn volk lezen"; in de geest van dat volk prentte hij zijn machtige slogan: "Gij zult uw vaderland beminnen, en zijn taal en zijn roem". ( Tekst welwillend medegedeeld door de V.Z.W. "Stichting Hendrik Conscience)
2107 - Kerstmis. ▬ folder Nr. 16/83 ▬
1983
KERSTMIS... Een woord, waarvan wel niemand de betekenis hoeft op te zoeken in een woordenboek: voor kristenen houdt het kerstfeest uiteraard en vooral de herinnering aan de geboorte van Kristus in ; voor alle mensen, ook al behoren ze tot kulturen die ontstonden uit niet-kristelijke beschaving, betekent Kerstmis vrede, hoop, naastenliefde. Met de - inmiddels traditionele - uitgifte van haar Kerst- en Nieuwjaarszegel, verleent de Regie der Posterijen dit jaarspeciale aandacht aan de gevoelens van hoop en liefde. Hoop ... Wie van ons heeft niet ooit eens moeten hopen? Met de geringe toeslag (1 fr.) op de Kerst en Nieuwjaarsuitgifte, waarvan de opbrengst ter bestrijding van kanker wordt aangewend, worden nood en hoop gekonkretiseerd van de velen die getroffen worden door deze momenteel nog ongeneeslijk geheten ziekte. Naastenliefde ... Een begrip, dat ontegensprekelijk één van de grondslagen van het kristendom vormt en dat bij 't naderen van de kersttijd op een natuurlijke manier de mensen gelovigen en ongelovigen gaat animeren, wat meteen het succes van deze postzegeluitgifte laat verhopen: massale belangstelling vanwege 't publiek draagt inderdaad bij tot datgene, wat ter bestrijding van kanker wordt ondernomen, met name het geleidelijk terugdringen van de grenzen van het onmogelijke bij het zoeken naar middelen ter genezing. ...............................................................................................* * * Op de speciale postzegel staat de H. Maagd afgebeeld. Van alle kristenen zijn het de katholieken die de Moeder Gods bijzondere verering toedragen. Paus JohannesPaulus II getuigt graag van zijn grote devotie tot Haar. Talloze bedevaarten zijn Haar opgedragen en de kerken en kapellen die Haar naam dragen, zijn nauwelijks nog te tellen. Door de eeuwen heen werd de Maagd Maria door kunstenaars van overal met ontelbare afbeeldingen en voorstellingen vereerd. De hiermede uitgegeven postzegel toont een Madonna van de neo-expressionistische schilder Jef Wauters.
2108/2110 - Solidariteit. Militaire uniformen. ▬ folder Nr. 17/83 ▬
1983
HET 2e JAGERS TE VOET Het 2e Regiment Jagers te Voet werd op 30.3.1831 opgericht en bestond oorspronkelijk uit vrijkorpsen van Generaal Niellon en later uit Luikse en Luxemburgse tirailleurs. Het regiment nam in augustus 1831 deel aan de Tiendaagse Veldtocht; officieren, onderofficieren en soldaten van het 2e Jagers maakten in 1864 deel uit van de Mexikaanse Expeditie en namen later ook deel aan de kolonisatie van Kongo. Bij de mobilisatie in 1870 werd het regiment gesplitst en toegevoegd aan het observatie leger en aan de troepen in de Gentse citadel. In 1914 vormde het 2e Jagers te Voet de infanterie van de16e Gemengde Brigade. De Jagers droegen bij tot de defensieve inrichting van de 4e sektor in de versterkte stellingen rondom Antwerpen en namen deel aan verschillende gevechten, alvorens zuidwaarts terug te trekken en stellingen te gaan bezetten op de rechteroever van de IJzer, alwaar ze in 1918 ook bij het bevrijdingsoffensief waren betrokken. Tijdens de Slag aan de «Verbrande Brug " had het heldhaftig offer plaatsgevonden van Korporaal Trésignies, die door Koning Albert zelf in de dagorder van het Belgisch Legerte Velde was vermeld. Tenslotte trad het 2e Jagers te Voet tijdens de Achttiendaagse Veldtocht in 1940 ook nog op naar aanleiding van de Slag aan de Leie. De vlag van dit regiment werd op 20 augustus 1872 door Zijne Majesteit Koning Leopold 11, op het Kasteel van Laken overhandigd aan de Korpschef, Kolonel Braconnier. Deze vlag, die nooit in handen van de vijand viel, wordt door het regiment vandaag nog geëerd en geëscorteerd. De vlag van de Jagers is momenteel 111 jaar oud. De kleding van dit regiment jagers bestond uit een groen Iaken jas met 5 platte hoornknopen op de borst en versierd met een laken plastron dat op beide kanten was voorzien van 7 bolle knopen in geel metaal en van een hoorn met korpsnummer. Verder was er een vest met groenlaken mouwen en 9 gele metaalknopen op de borst, een pantalon met rode bies, een donkergrijze laken mantel, zwartlaken slobkousen en een groenlaken politiemuts met rode bies, galon en roodwollen kwast. Tot het uniform behoorde tenslotte nog een sjako met koperen plaat waarop hoorn (met korpsnummer) en leeuwen met groene pompon, voorzien van rode vlam. DE LANSIERS Het 1e Regiment Lansiers werd op 13.2.1814 opgericht door Karl-August, Hertog van Saksen-Weimar, onder de benaming" Lichte Ruiterij van der Burgh". Bij zijn inlijving onder de Hollandse wapenen werd het regiment" Lichte Dragonders N° 5" genoemd; zijn definitieve benaming verkreeg het op 24.10.1830. Tussen 1830 en 1920 ontstonden er nog vijf andere lansiersregimenten . De 1e en 2e Lansiers waren betrokken bij de Tiendaagse Veldtocht in 183l. Met uitzondering van het 6e, namen alle Regimenten Lansiers deel aan de 1e Wereldoorlog: ze verdedigden Luik en Antwerpen, weerstonden de vijand aan de IJzer en traden op tijdens het bevrijdingsoffensief. De Regimenten Lansiers, inmiddels omgevormd tot tankeenheden, behoorden naar aanleiding van de Achttiendaagse Veldtocht in 1940 tot de troepen te velde. Na de oorlog werden sommige regimenten in Duitsland gekazerneerd. Door de jaren heen heeft het uniform van de Lansiers natuurlijk een paar wijzigingen ondergaan. Uiteraard waren ze van een lans voorzien, waarmee ze in Polen trouwens zo keurig de Franse cavalerie hadden bedwongen. Lansiers droegen een" Chapka ", de Poolse nationale muts, en waren gekleed in een" kourtka " Vanaf1863 werd deze jas vervangen door de blauwe dolman met galonlussen en later (net vóór de 1e Wereldoorlog), omdat de dolman tijdens het gevecht onpraktisch was gebleken, door een blauwlaken jas met kraag en distinktieve bies. DE GRENADIERS Het Regiment Grenadiers, opgericht op 8.5.1837, nam dee laan de Mexikaanse Expeditie en droeg bij tot het ontstaan van de Onafhankelijke Kongostaat. Tijdens de 1e Wereldoorlog waren de Grenadiers betrokken bij de gevechten rondom Antwerpen en bij de Slag aan de IJzer. Tussen beide wereldoorlogen in lagen ze te Brussel gekazerneerd; sedert 1945 bevinden ze zich te Soest. Naar aanleiding van de Achttiendaagse Veldtocht behoorden ook de Grenadiers tot de vechtenden in de Slag aan de Leie. Het behoort tot de traditie dat erfgenamen van de Belgische Kroon hun militaire dienstplicht bij het 1e Regiment-Grenadiers vervullen. Bij de oprichting van het regiment bestond het uniform uit een blauwe jas met een rij van 9 knopen, een donkergrijze pantalon met rode biezen, een donkergrijze mantel en een sjako met granaat. Een ordonnantie van 31.1.1845 omschrijft als volgt het uniform van dit keurregiment : blauwe jas met 9 knopen, gele biezen kraag, scharlaken voering op panden en omslagkanten, gele granaten en rode epauletten; blauwlaken vest,scharlaken biezen; zwarte pantalon met scharlaken stroken; politiemuts met klep, biezen en scharlaken granaten. Grenadiers bezaten bovendien de beremuts met koperengranaat, leren kinband, roodwollen kwast, driekleur pompon en rode vederbos. In 1854 kwam de tuniek de jas vervangen en op 4.8.1914 verdween ook de beremuts. ( Naar gegevens, welwillend verstrekt door het Koninglijk Museum voor Militaire Geschiedenis)
2111 - Poortman - Rouwzegel Koning Leopold III (1901-1983). ▬ folder Nr. 17bis/83 ▬ geen info, alleen folder met allen de kenmerken.
1983