De mate van onafhankelijkheid van de reisjournalistiek Een bronnenonderzoek Vormen reisblogs en gefinancierde persreizen een bedreiging voor de onafhankelijke reisjournalistiek?
Rick van Gasteren Fontys Hogeschool Journalistiek Journalism Studies Wiel Schmetz 1
Inhoudsopgave Inleiding……………………………………………………………………………3 Aanleiding………………………………………………………………………....4 Centrale vraag met deelvragen…………………………………………………5 Aanpak……………………………………………………………………………..6 Bevindingen……………………………………………………………………….7 Conclusies en discussie………………………………………………………...18 Verantwoording van de bronnen……………………………………………….21 Bronnenlijst……………………………………………………………………….22
2
Inleiding Men zegt vaak: “Je leeft maar één keer.” Hier kan ik, voor zover ik weet, feitelijk niks tegen in brengen. Je moet alles uit dat ene leven halen, want daarna kan het niet meer. Voor mij houdt dit onder andere in dat ik veel van onze wereld gezien wil hebben. Het lijkt me vreselijk om later op mijn sterfbed te zeggen dat ik niet verder heb gekeken dan onze eigen grenzen. Dat ik dan niet vanuit het niks een enorm lijstje kan opsommen van plaatsen waar ik allemaal geweest ben. Dan heb ik al dat moois gemist. Misschien heb ik het ooit voorbij zien komen in bladen of op televisie, maar dat is bij lange na niet zo indrukwekkend dan in het echt. De wereld is zo enorm en er is echt ontzettend veel te ontdekken. Ik wil verbaasd worden over de wereld waarin ik leef. Daarom ben ik al een aantal jaren een reiziger. Ik probeer elk jaar minstens één keer, het liefst twee of drie keer, op vakantie te gaan. Helaas lukt dit niet altijd vanwege andere verplichtingen of geldgebrek. Het is dus niet zo dat ik continent na continent afreis, maar ik heb nog wel landen in verre oorden op mijn lijstje staan. Buiten dit alles scheelde het ook niet veel of ik zat nu toerisme te studeren in Breda in plaats van dit onderzoek te schrijven voor mijn studie journalistiek. Reizen is dus echt een hobby van me. Tijdens mijn verblijven gaat mijn fototoestel mee en bij terugkomst zit ik altijd boordevol verhalen over de cultuur en natuur van het land. In mijn vrije tijd kijk ik ook graag naar reisprogramma’s, zoals Floortje naar het einde van de wereld en mijn persoonlijke favoriet Reizen Waes. Het is toch fantastisch als je je hobby op deze manier kunt combineren met de journalistiek/je werk? Of dit mij ooit gaat lukken, is nog maar de vraag. Persoonlijk vind ik het niet heel realistisch, omdat het voor mijn gevoel nog steeds niet goed gaat met (reis-)magazines. Maar ik kan reisjournalistiek wel koppelen aan dit onderzoek. Hierdoor richt ik mijn blik naar de toekomst van deze branche.
3
Aanleiding Voor mijn bronnenonderzoek duik ik dus in de wereld van de reisjournalistiek. Ik richt mijn blik naar het belangrijke aspect ‘onafhankelijkheid’. In hoeverre is deze vorm van journalistiek nog onafhankelijk? Reisjournalistiek is niet de goedkoopste vorm van de branche en veel redacties (als ze reisjournalistiek al niet opgegeven hebben) worden steeds meer afhankelijk van andere instanties, die reisjournalistiek financieren. Volgens reisjournalist Janna Laeven is reisjournalistiek de meest gesponsorde vorm van journalistiek (Laeven, J. 2013). Van de ene kant een goede zaak, omdat we zo verre plaatsen en landen kunnen blijven ‘zien’, maar aan de andere kant worden de reizen van de journalist steeds meer ‘voorgekauwd’ door zogenaamde persreizen. Een reisbureau financiert de reis, maar bepaalt tegelijkertijd ook wat de journalist te zien krijgt en dus mede waarover hij of zij schrijft. Betalen is bepalen. Moeten we dit wel willen? Zit hier nog perspectief en diepgang in? Een andere zaak zijn de reisblogs. Op deze websites schrijven ontdekkers hun belevenissen op die ze opgedaan hebben in verre oorden. Iedereen die ook maar ergens is geweest, kan hierop zijn verhaal kwijt. Meestal zijn die verhalen interessant om te lezen en soms zelfs beter geschreven dan gerenommeerde en bekende reisbladen. Ze geven tips, trics en leuken het op met beeld. Het publiek kan deze verhalen in de meeste gevallen gratis lezen. Dus waarom nog een tijdschrift of reiskatern kopen? Met zoveel blogs zijn er nauwelijks nog landen onbeschreven gebleven.
4
Centrale vraag en deelvragen De reisbladen en –katernen merken de aanwezigheid van persreizen en reisblogs. De laatste twee rukken steeds meer op binnen en om de traditionele reisjournalistiek. Is dit een probleem voor de onafhankelijkheid van de reismedia? Misschien worden de traditionele vormen ooit nog wel eens verdreven door de opkomende en nieuwe reismedia. Zo’n vaart zal het wel niet lopen, maar de verschillen en verschuivingen zijn te merken. Kortom: Vormen reisblogs en gefinancierde persreizen een bedreiging voor de onafhankelijke reisjournalistiek? In mijn deelvragen wil ik kijken naar zaken die een schijnbare bedreiging vormen voor onafhankelijke reisjournalistiek. Nemen deze nieuwe vormen de ouderwetse onafhankelijke reisjournalistiek over, helpen ze de reisjournalistiek juist verder of zijn ze gewoon een nieuwe vertakking van dit vak? Mijn deelvragen zijn: Hoe ziet de reisjournalistiek van dit moment eruit? (Is er überhaupt nog sprake van onafhankelijke reisjournalistiek of is die vorm al lang uitgestorven?) Hoe afhankelijk is de journalist van gefinancierde persreizen? Is de reisblogger een bedreiging voor de onafhankelijke reisjournalistiek? Is het mogelijk dat de reisjournalistiek in de toekomst onafhankelijk gefinancierd blijft? (Dus in hoeverre spelen adverteerders een rol)
5
Aanpak Voor Journalism Studies koos ik vrijwel meteen om de reisjournalistiek te onderzoeken. Dit omdat ik anders zo snel geen ander onderwerp zou weten en ik het gewoon heel interessant vind. De redenen hiervoor zijn te lezen in mijn inleiding. Toen de keuze dus eenmaal gemaakt was, ging ik snel aan de slag. Ik begon met het verzamelen van citaten van deskundigen en mensen met verstand van het thema. Deze bundelde ik in een Mattermap. Na het verzamelen van citaten ging ik een stapje hoger en ging op zoek naar bronnen die mij in mijn onderzoek verder zouden brengen. Ik vond vijftien verschillende bronnen. Dit waren zowel experts, instanties, journalisten en boeken. Op een of andere manier allemaal bruikbaar. Vervolgens zette ik een aantal van die experts in een apart bestand. Deze vijf deskundigen vormden zo een ander lijstje waar ik inspiratie vandaan kon halen. Omdat het interview even op zich liet wachten, besloot ik vast te beginnen met mijn eindverslag. Op woensdag 10 juni maakte ik het grootste gedeelte van mijn bevindingen, waarbij ik mijn bronnen op een logische wijze ‘aan elkaar borduurde’ tot een lopend verhaal. Een dag later stond dan eindelijk het interview gepland. Samen met Alka Goos interviewde ik Noël van Bemmel, Chef Reizen van de Volkskrant. Het was een prettig gesprek, waarin Van Bemmel zich als professional uitliet over de huidige reisjournalistiek, persreizen, bloggers, de Volkskrant en zijn eigen persoonlijke werk. Na het interview maakte ik mijn eindverslag af om vervolgens dit samen te vatten in een artikel. Ik heb hiervoor naar de Nieuwe Reporter gekeken en een klein beetje die schrijfstijl en lengte overgenomen. Voor de poster heb ik het eindverslag samengevat op een afbeelding van een zwartwitte wereldkaart.
6
Bevindingen In zijn boek Flat Earth News beschrijft de Britse journalist Nick Davies een enorme crisis in het journalistieke landschap. Hij laat een aantal voorbeelden zien in zijn boek uit 2008 waarin naar voren komt dat lang niet alle journalisten de waarheid vertellen. Terwijl dit toch dé belangrijkste kernwaarde van het vak is. De schuldige van dit feit is volgens Davies verbazingwekkend niet de journalist zelf. Hij ziet, op een paar uitzonderingen na, juist hardwerkende en goedwillende journalisten. Het zijn de omstandigheden die de journalistiek verpesten. Davies noemt de kredietcrisis, het internet en de vercommercialisering van de samenleving als negatieve invloeden. De media kijkt samen met die samenleving steeds meer naar cijfers, winst en omzet. Omdat het bij de meeste mediabedrijven nog steeds niet geweldig gaat, vallen er ontslagen. Hierdoor moeten minder journalisten meer doen. En dat levert automatisch ook meer problemen op (Davies, N. 2008). Van deze ontwikkelingen binnen het journalistieke landschap maken voorlichting en pr dankbaar gebruik. Davies toont aan dat journalisten vaak geen tijd hebben om al die feiten te checken en nemen daarom zomaar dingen aan van voorlichters, woordvoerders, communicatiemedewerkers enzovoorts. PERSREIZEN Een van de branches van journalistiek waar het al jaren wat minder mee gaat, vanwege de hoge kosten, is de reisjournalistiek. Vanwege de hoge kosten, denk aan vliegtickets, verblijf, afspraken, internet in verre landen, eten en drinken enzovoorts, zoeken reisredacties steeds vaker hun heil bij bedrijven die hen deze kosten uit handen kunnen nemen. Veel verkeersbureaus, touroperators en andere toeristische instellingen springen handig in op deze ‘crisis’ binnen de reisjournalistiek. Hoe gaan deze ‘geldschieters’ te werk? Reisjournalist Iris Hannema legt het uit in haar artikel Geloof nooit een reisjournalist in HP/De Tijd: “Pr-bureaus en hun opdrachtgevers, de buitenlandse verkeersbureaus of ministeries van Toerisme, weten maar al te goed dat journalistieke publiciteit een sterke communicatievorm is: als de journalist het zegt, zal het wel waar zijn. Een mooi reisverhaal over India in een krant is betere reclame dan een poster van de Taj Mahal in een bushokje. De prbureaus die de persreizen organiseren, stippelen het reisprogramma uit. Zo krijgen de journalisten alleen van een stad of land te zien wat de sponsor wil dat ze zien (Hannema, I. 2013).” Ook bepalen de bureaus, volgens Hannema, ook wie er mee mag. “Dit is afhankelijk van factoren als oplage en doelgroep. NRC of Telegraaf? ANWB Reizen of Esquire? Freelance journalisten mogen soms alleen mee als ze voor meerdere opdrachtgevers verhalen schrijven. En natuurlijk speelt bij de keuze ook mee bij welke media de kans op een positief verhaal het grootst is. Sommige prbureaus houden in de uitnodiging aan de journalist allerlei slagen om de arm: we kunnen niet garanderen dat je meegaat, deze persreis is erg gewild en het aantal plaatsen is beperkt. Die bureaus willen dus eerst zien welke journalisten zich aanmelden om dan pas met de aantrekkelijkste in zee te gaan.” Door deze inmenging van commerciële instanties zijn volgens Hannema twee soorten reisjournalistiek ontstaan. 7
“De reisjournalistiek valt grofweg in te delen in twee vormen: de gesponsorde en de onafhankelijke. Bij die eerste, die verreweg het meest voorkomt, worden journalisten door een reisorganisatie, een pr-firma of een buitenlands verkeersbureau uitgenodigd voor een geheel verzorgde persreis naar een bestemming die onder de aandacht van het publiek moet worden gebracht. Bij de tweede vorm gaan reisjournalisten op eigen initiatief en dito kosten op pad, naar boeiende, onbekende plekken, en verkopen ze hun verhalen aan bladen, kranten en websites. Dat journalisten die zo werken sterk in de minderheid zijn, is logisch: reizen is duur, de tarieven voor verhalen zijn laag, en onkosten worden zelden vergoed.” Maar over wat voor een schaal hebben we het eigenlijk als we over gesponseerde reisjournalistiek praten? Marc van Dijk deed voor zijn afstudeerscriptie aan de Universiteit van Amsterdam onderzoek naar de reisjournalistiek in enkele Nederlandse dagbladen in relatie tot economische factoren. Hij beschreef zijn bevindingen in Een zweem van afhankelijkheid. Hiervoor heeft hij de Geassocieerde Pers Diensten (GPD) en dagbladen onderzocht op afhankelijke reisjournalistiek. Hij maakte het volgende overzicht (Dijk, M. van 2004): -
Bij De GPD zijn journalistieke reisproducties in principe altijd gefinancierd door derden, meestal door verkeersbureaus, maar ook door (meestal grote) reisorganisaties en touroperators. Geheel zelf betaalde en geïnitieerde producties vormen een uitzondering. Bij de Volkskrant zijn de reisverhalen in principe niet gefinancierd door derden, het geheel of een gedeelte zelf betalen is de doelstelling. Persreizen en gesponsorde reizen komen wel voor. Vooralsnog weinig tot geen reisverhalen op basis van financiering door derden, maar de redactie is de norm aan het verruimen.
-
Bij de GPD hangt de onderwerpkeuze nauw samen met de wekelijkse inventarisatie van de uitnodigingen. Het feit dat slechts aan een vijfde van de aanbiedingen gehoor wordt gegeven toont volgens de redactie aan dat hij onafhankelijk opereert en genoeg ruimte heeft en neemt om de eigen agenda te bepalen. Bij de Volkskrant wil men in principe alleen eigen ideeën van redactie uitwerken, uitzonderingen daargelaten. Bij Trouw geldt hetzelfde, zo mogelijk in nog sterkere mate. Alle redacties geven even stellig aan niet op voorwaarden van de belanghebbende derden in te gaan. Men ervaart de gang van zaken dus geenszins als problematisch, hoewel een enkeling aangeeft dat het ideaal zou zijn om alles zelf te financieren.
-
Alle betrokken dagbladen geven aan een sterke voorkeur voor verkeersbureaus te hebben boven touroperators. Een verkeersbureau heeft als non-profit-organisatie immers alleen de promotie van een land of stad voor ogen, een touroperator ‘verkoopt’ een concreet product. In deze afweging houden de betrokkenen dus wel rekening met de mate waarin de financier directe belangen heeft.
-
Enerzijds lijkt het aantal producties op basis van eigen initiatief en idee van de redactie dat vervolgens gefinancierd wordt door de reisbranche toe te nemen.
8
Anderzijds krijgen journalisten ook steeds vaker persoonlijke uitnodigingen van aanbieders, gebaseerd op eerdere ‘samenwerking’ of op de thematiek van publicaties van de desbetreffende redacteur. De persoonlijke vertrouwensrelatie van PR-medewerkers met journalisten is sowieso een wezenlijk onderdeel van de dagelijkse praktijk. De tweede, onafhankelijke, categorie van Hannema is volgens haar dus in de minderheid. Ook in het overzicht van Van Dijk is onder andere te lezen dat journalistieke reisproducties bij de GPD in principe altijd gefinancierd worden door derden en het aantal producties op basis van eigen initiatieven van redacties die gefinancierd worden door de reisbranche toe te nemen. En dat is volgens Mirjam Prenger en Frank van Vree geen goede zaak. Zij stellen in hun boek Schuivende grenzen dat reisjournalisten niet altijd onafhankelijk zijn bij het verzamelen, vormgeven en doorgeven van informatie, zich soms bewust of onbewust door commerciële partijen laten verleiden en daarnaast ook af en toe opzettelijk informatie weglaten uit commerciële motieven. En alleen al volgens de Gedragscode voor Nederlandse journalisten uit 1995, opgesteld door het Nederlandse Genootschap van Hoofdredacteuren, niet de bedoeling. “De code kent een zevental artikelen, waarvan de eerste drie vanuit het oogpunt van dit onderzoek het meest relevant zijn. Om te beginnen, meldt artikel 1 dat de journalistiek een publieke functie verult: de journalist beschouwt een deugdelijke publieke nieuwsvoorziening als een algemeen belang van de eerste orde. Daarnaast, stelt artikel 2, moet de journalist ongehinderd kunnen opereren: bij het verzamelen, vormgeven en doorgeven van informatie komt de journalist vrijheid en onafhankelijkheid toe; een onbelemmerde nieuwsgaring is daartoe een primaire maatschappelijke voorwaarde. Artikel 3 bepaalt dat de journalist zich niet mag laten omkopen of verleiden (Prenger, M., Vree, F. van 2004).” De Ombudsvrouw van de Volkskrant, Annieke Kranenberg legt op de website van de krant uit hoe het dagblad omgaat met persreizen. Dit in verband met een naar voorval. “Op zich is er niets mis mee dat de Volkskrant producten aanbiedt met een eigen kwaliteitsstempel, zolang de lezer niet de indruk krijgt dat hem wat wordt opgedrongen door de redactie. Verder mag een adverteerder niet verwijzen naar een Volkskrantstuk, want dat impliceert branded content. Op de dag dat de serie The Legacy exclusief werd aangeboden in de Volkskrant-webshop opende katern V met een twee pagina's tellend stuk over de Deense reeks. Een-op-een reclame, oordeelde een lezer (Kranenberg, A. 2014).” Een foutje dus. “Onafhankelijkheid en betrouwbaarheid zijn de belangrijkste assets van de krant, ook commercieel. De advertentieafdeling zou daar heel secuur mee om moeten springen. Het vertrouwen van de lezer in de redactie maakt de klantenkring en dus ook het advertentiebereik groot. Wie dat vertrouwen ondermijnt, is op den duur ook niet meer interessant voor adverteerders. Bovendien vormen lezers tegenwoordig de belangrijkste inkomstenbron van de krant (80 procent), ruim tien jaar geleden waren dat nog de advertenties (circa 60 procent).” Daarnaast geeft Kranenberg aan dat de redactie zich de kritiek van lezers ook aan mag trekken. In het inmiddels opgeheven reiskatern stond voorheen dat reizen van verslaggevers (deels) bekostigd kunnen worden door derden, maar zonder toezeggingen over het resultaat. Die disclaimer is verdwenen, omdat lezers ervan uit mogen gaan dat redacteuren autonoom hun stuk schrijven. 9
Die houding is een tikkeltje aanmatigend en wekt, zo blijkt, wantrouwen. Waarom niet bij elk reisverhaal melden wie de sponsor is, plus de belofte dat de redactionele onafhankelijkheid is gewaarborgd? Wie het vertrouwen van de lezer vraagt, moet zo transparant mogelijk zijn. Dat lijkt me een eerlijke tegenprestatie.” Ook zonder het doen van onderzoek weet je dat het er niet zo aan toe gaat binnen de reisjournalistiek. De journalistiek laat zich, volgens Prenger en Van Vree, te gemakkelijk gebruiken door de voorlichtings- en pr-industrie. Hieronder valt ook de toeristische sector. “Een verontrustende conclusie, omdat het publiek meent dat het nieuws en de informatie die de media leveren in principe belangeloos is. Het is tegelijkertijd juist de veronderstelde onafhankelijkheid die derde partijen zo aantrekkelijk vinden aan journalistieke artikelen en producties (Prenger, M., Vree, F. van 2004).” Naar de belangrijke kernwaarde onafhankelijkheid wordt veel onderzoek gedaan. Zo beschrijft Hannema in haar artikel een recente peiling die Tineke Wink hield voor haar afstudeerscriptie aan de Hogeschool Windesheim in Zwolle. “Zij enquêteerde 52 Nederlandse reisjournalisten, waaronder mij, over hun (on-)afhankelijkheid. In haar vragenlijst stonden kritische vragen: “Als er sprake is geweest van financiering door een sponsor, in hoeverre houdt u daar dan rekening mee in de berichtgeving?” “Hoe vaak vraagt een sponsor u om inzage nadat u een artikel heeft afgerond?” “Heeft u weleens wijzigingen moeten aanbrengen in uw artikel op aandringen van de sponsor?” De enquête mocht anoniem worden ingevuld vanwege de gevoeligheid van het onderwerp; geen enkele journalist wil immers als onethisch te boek staan (Hannema, I. 2013).” Hannema geeft aan dat de conclusie van het onderzoek van Wink niet verrassend is. “Maar wel veelzeggend: de meeste reisjournalisten vinden dat reisjournalistiek niet onafhankelijk is, voornamelijk als gevolg van onvoldoende budget. Bijna een kwart maakt van tevoren afspraken met de sponsor over de opzet van het reisartikel. Twee procent geeft toe afspraken te maken over de tone of voice en belooft sowieso een positief stuk te zullen schrijven. Ruim een op de vijf geeft aan ‘andere afspraken’ te maken over sponsoring, bijvoorbeeld het geven van gratis advertentieruimte. Noot: een gesponsord reisverhaal is vaak herkenbaar doordat het gevolgd wordt door een lezersaanbieding voor een reis met dezelfde bestemming.” De uitkomsten van het onderzoek van Wink zijn dus behoorlijk ernstig. Dat merkt ook Hannema. “Negentien van de 52 deelnemers geven desondanks aan niet (meer) mee te gaan op persreizen. De anderen zeggen één tot tien keer per jaar mee te gaan op een persreis. Zelf vermoed ik dat de enquête niet door iedereen naar eer en geweten is ingevuld. Als er bij de media nauwelijks budget is voor onafhankelijke reisjournalistiek, hoe kunnen zoveel reisjournalisten dan aangeven niet of nauwelijks gebruik te maken van persreizen? Ik ken een heleboel reisjournalisten, maar geen een die net als ik zonder huis en met alleen een backpack de wereld rond reist. Ook was ik verbaasd over de opmerking van een reisjournalist dat ‘de lezer alleen positieve reisverhalen wil lezen’. Het lijkt hoog tijd om de reisjournalistiek op te delen in twee categorieën, die niet toevallig samenvallen met de indeling in gesponsorde en vrije journalistiek: de vrolijke vakantieverhalen, waarin alles even fantastisch is en er geen wanklank valt te bespeuren, tegenover de realistische reisverslagen, waarin er af en toe zwaar wordt afgezien.” 10
Hannema deed ook zelf onderzoek naar een aantal dagbladen in ons land om te kijken hoe erg ‘journalisten zich laten gebruiken’. Een journalist hoort volgens Hannema immers onafhankelijk en objectief te zijn en zich dus nooit of te nimmer door externe partijen te laten beïnvloeden. “Toch halen maar weinig Nederlandse media hun neus op voor gesponsorde reisverhalen. Zo meldt het AD desgevraagd dat slechts een kwart van de verhalen in zijn wekelijkse reisbijlage door onafhankelijk reizende journalisten wordt aangeleverd. De Telegraaf doet geen uitspraken over zijn beleid op dit gebied, maar een oplettende lezer kan zien dat vrijwel alle reisverhalen in deze krant marketing-gerelateerd zijn. Trouw zegt ‘sporadisch gebruik te maken van betaalde reizen’. De journalisten van NRC Handelsblad gaan nooit mee op betaalde reizen, maar in de zaterdagbijlage Lux staan wel stukken die het resultaat zijn van gesponsorde trips. Ook de Volkskrant maakt voor zijn reisartikelen ‘soms gebruik van persreizen’”, aldus Hannema. Hannema sloeg de tijdschriften niet over: “Bij het gemiddelde reistijdschrift bestaan nog minder remmingen, net als bij de glossy’s die reisverhalen plaatsen. Valt er een gratis reisje te maken? Doen! Door de dalende advertentie-inkomsten is er in het redactiebudget simpelweg geen geld meer voor dure trips naar verre oorden. Om een idee te geven: een krant als Trouw betaalt voor een reisverhaal vierhonderd euro, of het nu over een weekendje Brussel gaat of over een trektocht door de Amazone. Zónder onkostenvergoeding. Daar verdien je dus helemaal niets aan, sterker nog: grote kans dat je erop moet toeleggen.” De Nederlandse (reis-)media maken volgens de bronnen dus veel gebruik van persreizen. Maar andersom is het net zo. Veel toerismebureaus, verkeersbureaus, touroperators enzovoorts zijn dol op journalisten. Ze krijgen op een goede manier aandacht in een blad of krant dat mensen in vertrouwen lezen. Van Dijk geeft hij aan dat een redactioneel artikel in de krant voor een reisorganisatie van onschatbare waarde is. “Het lezerspotentieel van een reisjournalist van een landelijke krant is immers enorm. Die exposure is in bepaalde fases van het neerzetten van een product onontbeerlijk. De lezer leest zo’n artikel anders dan een advertentie: het is in de lezers ogen objectieve informatie (Dijk, M. van 2004).” Machteld Ligtvoet van Amsterdam Marketing geeft in het artikel Gratis in bad met krokodillen van Janna Laeven in de NRC aan nooit invloed uit te oefenen op wat deelnemers aan de persreizen schrijven. “Maar het is geven en nemen. Je hebt elkaar nodig. Het is ons vak te laten zien hoe leuk de stad is, en hun vak daar leuk over te schrijven (Laeven, J. 2013).” Volgens Lennert van Driel in zijn afstudeerreflectie Hoe onafhankelijk is de reisjournalist? voor de Fontys Hogeschool Journalistiek houden aanbieders wel rekening met de onafhankelijkheid en waarheidsgetrouwheid van de journalistiek, maar proberen ze toch te beïnvloeden. “Aanbieders van persreizen begrijpen dat een kritische noot bij het vak van de dagbladjournalist hoort. Dit in tegenstelling tot de redacteuren die werkzaam zijn voor reistijdschriften en te maken hebben met een specifieke afbakening van de doelgroep. Deze doelgroep wil verhalen lezen over droombestemmingen. Door de achterban tegemoet te komen, om zodoende de verkoopcijfers niet te verkwanselen, publiceren reistijdschriften geen kritische reisverhalen.
11
Voor reisjournalisten in dienst van dagbladen hebben aanbieders begrip voor ‘een kritische noot’, maar ook hier zal de aanbieder het artikel zo positief mogelijk proberen te beïnvloeden. Toch sluit dit niet aan op de Code voor de Journalistiek, die voorschrijft dat de journalist nooit relevante informatie achterwege dient te houden en dat het de eerste plicht van de journalist is om het publiek te berichten over de waarheid (Driel, L. van 2013).” Maar in hoeverre vormen persreizen nou een bedreiging voor de reisjournalistiek? Volgens Mirjam Prenger, Leendert van der Valk, Laura van der Wal en Frank van Vree in hun boek Gevaarlijk Spel vormen ze een grote bedreiging. Dat geldt voor alle journalistieke vormen die een grote band hebben met de voorlichters en communicatiemedewerkers. In het boek valt te lezen dat uit kwantitatieve gegevens over de sector en interviews met betrokkenen blijkt dat de pr- en voorlichtingsbranche in Nederland de laatste decennia een zeer sterke ontwikkeling heeft doorgemaakt. Volgens de onderzoekers geldt dat ook voor haar werkwijze. “Op grond van een vergelijkende literatuurstudie en gesprekken met zowel journalisten als voorlichters kan worden vast gesteld dat de beroepsgroep grondig geprofessionaliseerd is en haar positie tegenover de afkalvende professionele journalistiek aanzienlijk heeft weten te versterken (Prenger, M., Valk, L. van der, Vree, F. van, Wal, L. van der 2011).” Een soort omgekeerde wereld lijkt wel. En volgens Gevaarlijk Spel lijken veel journalisten deze sterkere rol van de voorlichters betrekkelijk gelaten te accepteren. “In sommige gevallen lijkt deze houding over te gaan in angstvalligheid, bevreesd de tegenpartij tegen zich in het harnas te jagen. Het feit dat veel communicatiestrategen tevreden zijn over de mate waarin zij hun boodschap kunnen ‘wegzetten’ in de media, kan vanuit dit perspectief worden gezien als een teken aan de wand.” De onderzoekers van Gevaarlijk Spel geven aanbevelingen aan journalisten over hoe ze zich kunnen wapenen tegen invloeden van buitenaf. “Uitgangspunt hierbij is, dat de toekomst van de professionele journalistiek in haar streven naar onbevooroordeelde waarheidsvinding en onpartijdigheid jegens élke belanghebbende partij ligt. Het is aan de journalistiek zelf hieraan vorm te geven.” De aanbevelingen in het derde deel hebben tot doel hoofdredacties en individuele journalisten te helpen in hun streven naar onbevooroordeeldheid en onpartijdigheid, vooral in hun relatie met de communicatiebranche. De auteurs van Gevaarlijk Spel: “Cruciaal daarbij is dat journalisten het machtsspel ook durven te spelen, door zelf te bepalen onder welke voorwaarden er wordt gepubliceerd; bovendien zouden zij in hun verslaggeving een grotere mate van transparantie aan de dag moeten leggen, zodat het publiek in staat is de berichtgeving te beoordelen. Dit biedt de journalistiek mogelijkheden uit het defensief te komen en zich op te stellen als dienstbaar aan de belangen van de burger.” Ook het boek Schuivende Grenzen van Van Vree en Prenger geeft aan dat elke vorm van partijdigheid in welke vorm van de journalistiek dan ook geweerd moet worden.
12
Hiervoor zijn volgens de auteurs een aantal instrumenten denkbaar. Hieronder staan een aantal van die mogelijkheden opgesomd (Prenger, M., Vree, F. van 2004): 1. Om zich te wapenen tegen voorlichters, dienen journalisten zich juist zo autonoom mogelijk op te stellen. • stel als medium een gedragscode op voor de omgang met voorlichters, pr-mensen (en in dit geval persreizen): wat wordt geaccepteerd, wat niet. Een gedragscode schept helderheid en maakt het ook makkelijker voor journalisten om hun positie te handhaven in de vaak toch niet te vermijden vormen van 'onderhandelingsjournalistiek'; • geef als medium of journalist de lezer en kijker inzicht in de wijze waarop nieuws wordt vergaard en mogelijk beïnvloed; een dergelijke transparantie hoeft de geloofwaardigheid van een krant of televisieprogramma niet te ondermijnen. In tegendeel zelfs: als het publiek zelf in staat wordt gesteld te begrijpen via welke bronnen en vanuit welke belangen nieuws tot hen komt, kan dat het vertrouwen in de media alleen maar ten goede komen. 2. Om een mogelijke belangenverstrengeling tussen redactionele en commerciële belangen tegen te gaan, zou de redactionele autonomie hechter verankerd moeten worden. • wees als medium volstrekt transparant in de bijdragen die commerciële partijen leveren aan de totstandkoming van producties; • zet als hoofdredactie heldere lijnen uit en markeer wat wel en niet binnen het takenpakket valt. Het is duidelijk dat de hoofdredacteur een sleutelrol speelt in het bewaken van de autonomie: juist daarom mag er geen misverstand bestaan over waar de grenzen liggen. Ook Van Driel geeft in zijn eigen onderzoek naar de onafhankelijkheid van de reisjournalistiek aan dat de journalisten niet objectief schrijven en handelen. “De deelname aan persreizen doet de onafhankelijkheid wankelen. De druk van de hoofdredactie en het beïnvloedde beeld dat de journalist voorgeschoteld krijgt tijdens een persreis zijn de voornaamste redenen dat de journalist niet onafhankelijk kan opereren. De journalisten geven te kennen dat de aanbieder van een persreis zich niet met de inhoud van een artikel bemoeit en dat het geen probleem is om kritisch te schrijven, maar dit waag ik te betwijfelen (Driel, L. van 2013).” Van Driel denkt dat de aanbieder zich dan wel afzijdig mag houden over de concrete eindproductie, maar de journalist is nog altijd in dienst van een medium die werkt voor een bepaalde doelgroep. “Ik kan uit eigen ervaring spreken. Ik heb persreizen gemaakt met zowel verkeersbureaus als reisorganisaties en touroperators. Ook mijn verhalen werden geschreven om de lezer aan te sporen om op vakantie te gaan. Oftewel: Albanië is niet het land van armoede, vervallen gebouwen en een slechte infrastructuur, maar een land met groeimogelijkheden. Simpelweg omdat de lezer dit wil lezen.” Volgens Van Driel zijn journalisten zo goedwillig richting voorlichters, omdat ze niet in staat zijn om reizen uit eigen kas te bekostigen. “Dat maakt de journalist niet onafhankelijk. Zeker de kleine media kunnen niet te veel eisen stellen, want het gevaar ligt op de loer dat ze bij de volgende persreis niet worden uitgenodigd. Een groot medium als de Volkskrant staat wat dat betreft sterker in zijn schoenen.” 13
Eerder in dit onderzoek werd aangeven dat aanbieders wel rekening houden met de kritische noot die er nou eenmaal bij hoort in dagbladen. Maar Van Driel ziet dit in zijn onderzoek heel anders. “Het begrip kritisch is heel breed. Je kunt kritisch zijn door te vermelden dat Colombianen vaak te laat komen op afspraken of je kunt kritisch zijn door een verhaal van begin tot eind op te hangen aan de enorme drugscriminaliteit en de aanwezigheid van de FARC. Maar kritisch zijn betekent ook dat je geen misstanden op de plaats van bestemming negeert. Uit de gesprekken die ik had met de journalisten en de gelezen literatuur bleek wel degelijk dat journalisten informatie achterwege hielden. Als een hotel of kuuroord slecht was, werd dat tegen de organisator van de persreis verteld. Maar in de publicatie werd dit achterwege gelaten.” Van Driel denkt dat reisjournalisten zichzelf al snel ten onrechte als kritisch beschouwen. Daarom moeten ze volgens hem veiliger omspringen met persreizen. “Om de onafhankelijkheid te waarborgen en de schijn van belangenverstrengelingen te vermijden, zouden media uitnodigingen voor persreizen moeten afslaan. Dat is vanuit mijn ivoren toren makkelijker gezegd dan gedaan, want media hebben niet de liquide middelen om de reis van een redacteur zelf te bekostigen. Maar ik beperk me tot de journalistieke waarden en die worden op deze manier overschreden. Zolang journalisten deelnemen aan persreizen, zijn ze niet onafhankelijk.” Van Dijk stelt dat weigering op een uitnodiging van een persreis nooit gebaseerd is op principes. “Want elke redactie gaat in meer of mindere mate op uitnodigingen in. De afweging is dus gebaseerd op andere noties, zoals praktische overwegingen (Hoe strak is de organisatie, hoe veel tijd neemt het programma in beslag en kan ik mijn eigen gang gaan) en inhoudelijke vragen (Spreekt het onderwerp ons en onze lezers aan, kan ik er zelf mee uit de voeten, hebben we er al aandacht aan besteed?). Veelgehoord inhoudelijk bezwaar is dat er een weinig originele uitkomst te verwachten valt. Dit betekent dat de reisindustrie de kranten gemakkelijk kan interesseren, mits ze persreizen organiseert met een afgewogen inhoudelijk programma dat interessante journalistieke elementen bevat en dat toch niet al te veeleisend is. Hoe beter de industrie deze ingrediënten zal leren kennen, hoe meer invloed ze kan uitoefenen op de onderwerpkeuze van de redacties (Dijk, M. van 2004).” Volgens Van Dijk kan de invloed van persreizen dus nog toenemen. Toch geeft hij aan dat de journalisten directe inhoudelijke invloed of censuur door de sponsor uitsluiten. “Ook de commercieel belanghebbende zou begrijpen dat de kritische noot in een artikel erbij hoort. De lezer mag niet het idee krijgen dat hij belazerd wordt met een verhaal dat leest als een advertentie. Natuurlijk doet de aanbieder er alles aan om ervoor te zorgen dat het stuk zo positief mogelijk zal zijn over het product, maar concrete bemoeienis met de inhoud zou eerder averechts werken. Ook met het oog op continuïteit is terughoudendheid voor de sponsor van belang: open en eerlijke kritiek is vanuit commercieel oogpunt te verkiezen boven ruzie met de journalist (die kan leiden tot de beëindiging van de samenwerking met de redactie van een bepaald medium). De aanbieder wil graag nog vaker aandacht in dezelfde krant.”
14
REISBLOGS Zo lang als de mensheid bestaat, vertelt ze verhalen. Via schrift, beeld, gebaren of gewoon mond-tot-mond. Sinds de komst van het internet zijn de mogelijkheden om verhalen te vertellen alleen maar toe genomen. Een steeds belangrijker wordend deel daarvan zijn blogs. Op deze nog niet erg populaire, maar opkomende, websites kan iedereen die dat wil verhalen kwijt. Dit kan op elke manier verteld werden en aan onderwerpen heb je ook geen gebrek. Het is algemeen bekend dat mensen ook graag delen wat ze in andere landen gezien en gedaan hebben. Wat voor een plekken hebben ze gezien en hoe mooi was het wel niet? Dit kan met kaartjes, sms’jes, foto’s en dus met blogs. Deze reisblogs worden de laatste jaren steeds populairder en professioneler. Het lijkt een hele industrie te worden. Sommige blogs zien er zelfs zo goed en strak uit dat ze op z’n minst op gelijkwaardige hoogte staan met de gevestigde reisjournalistiek. Inmiddels heb je als bezoekers een enorme keuze qua onderwerpen en bloggers, waarmee je een band opbouwt als je ze blijft volgen. Sommige reisblogs zijn tegenwoordig van zo’n niveau dat de vraag of ze een bedreiging vormen voor de reisjournalistiek gesteld kan worden. Reisjournalist Hannema heeft de opmars van de reisbloggers goed gevolgd: “Aanvankelijk waren reisbloggers alleen enthousiaste mensen die op internet een reisdagboek bijhielden, maar inmiddels zijn sommige bloggers uitgegroeid tot grote namen met duizenden volgers. Vaak hebben ze een specialisatie: budgetreizen, surfspots, soloreizen, nachtleven, eten, luxe, duurzaamheid, Azië enzovoorts. Een van de redenen voor de snelle opmars van de reisbloggers is dat wat ze op internet publiceren voor altijd vindbaar blijft (terwijl de krant van vandaag morgen in de kattenbak ligt). Bovendien schrijven bloggers, net als traditionele reisjournalisten, uit eigen ervaring en zijn ze voor het publiek daardoor geloofwaardig (Hannema, I. 2013).” Volgens Hannema hebben bloggers dus een groot voordeel ten opzichte van reisjournalisten. Zoals dat heden ten dagen gaat, zijn de bloggers ook niet onzichtbaar gebleven voor de toeristische sector. Hannema geeft een voorbeeld: “In mei 2013 kwamen op uitnodiging van het netwerk Travel Bloggers Unite honderdvijftig reisbloggers vanuit de hele wereld naar Nederland. De Rotterdamse middenstand was zo blij dat ze vijftienduizend euro ter beschikking stelde om de bloggers de stad te laten zien. Ook Amsterdam organiseerde een rondleiding. De bloggers logeerden niet in de vijfsterrenhotels die gebruikelijk zijn bij traditionele persreizen, maar in budgethotels.” Ook bloggers nemen in hogere maten deel aan persreizen. Hannema: “De internetreisschrijvers vissen steeds meer naar sponsoring. Er zijn nog geen cijfers beschikbaar over hoeveel van hen er van hun blog kunnen leven, maar veel zullen het er nog niet zijn. Al zijn de advertenties op reisblogs in opkomst. Steeds vaker worden belangrijke reisbloggers uitgenodigd voor gesponsorde trips. Vijftien topbloggers mochten onlangs op uitnodiging van Cape Town Tourism zes dagen door Zuid-Afrika reizen, berichtte de NRC. Zij kregen bovendien ook nog een zakcentje mee, van twee tot drieduizend euro per persoon. 15
Dit was voor online marketing. En, een zeldzaamheid bij persreizen, ze kregen allemaal een op maat gesneden programma. De luxe-bloggers logeerden in vijfsterrenhotels, de budget-types in hostels, de avonturiers mochten zwemmen met krokodillen en de coole types sushi eten. Want de kracht van de reisblogger ligt in de specialisatie: de lezer kent iemands smaak en interesses en vertrouwt diens tips dus blindelings. Dat is hetzelfde principe dat wordt gehanteerd bij De Correspondent of De Nieuwe Pers: de lezer betaalt om bepaalde schrijvers en journalisten te kunnen lezen, wier mening belangrijker wordt gevonden dan de nieuwswaarde of invalshoek van het verhaal. De moderne lezer leest dus mensen, geen verhalen.” Doordat reisbloggers voor persreizen kiezen, schrijven ze (deels) dezelfde dingen op als de reisjournalist, omdat ze hetzelfde te zien krijgen. Op zich niet erg voor de traditionele reisjournalist, omdat een blog op deze manier niks extra’s levert, alhoewel ze nog wel in het voordeel zijn op het gebied van internet. Wat een serieuzere zaak is, is een deel onafhankelijkheid van de bloggers die op deze manier verloren gaat. Toch schetst Hannema een beeld dat niet elke reisblogger makkelijk te beïnvloeden is. Ze sprak met de Californische reisblogger Kent Foster. Hij gaf aan best betaald naar een bestemming te willen reizen. “Maar ik schrijf zoals ik dat wil, altijd kritisch, en als ik iets niet goed vind, schrijf ik dat. Ook als mijn reis betaald wordt, zal dat niet veranderen”, aldus Foster. Reisjournalist Laeven geeft aan wat nou precies de kracht is van bloggers en waarom ze zo vaak uitgenodigd worden voor persreizen. “Een voorbeeld uit de praktijk is Amsterdam. Zij nodigde in 2013 in totaal zo’n 500 journalisten uit, waarvan een klein deel bloggers. Maar waarom zijn die bloggers nou zo geliefd bij stadmarketeers? Rotterdam Marketing-medewerker Judith Boer: “Het voordeel van bloggers is dat hun verhalen blijvend zijn. Een stuk in een reisblad verdwijnt weer, een blog blijft altijd online.” Of er door de blogs en tweets over de stad daadwerkelijk meer mensen Rotterdam komen, is voor Boer niet te controleren. “Maar het voordeel van bloggers is dat ze trouwe volgers hebben”, zegt Boer. De Marketing-medewerker meldt dat die trouwe volgers misschien nog wel belangrijker zijn dan hoeveel mensen hen volgen. In het artikel van Laeven staat ook kritiek op de gedrukte reisjournalistiek. Laeven: “Lezers willen namelijk een vertrouwensband opbouwen met het karakter dat ze volgen. De gedrukte media zijn nog gewend te denken in: ik neem een stuk van een freelancer, en daar moeten tips bij over hoe duur de drankjes zijn. Maar je wil juist weten: hoe ervaart de reisblogger het als ze op een nieuwe plek terecht komt (Laeven, J. 2013)?” Qua onafhankelijkheid van de bloggers zit het volgens een reisblogger in het artikel wel goed. “Ik ben niet afhankelijk van wat een magazineredacteur of uitgever wil. Ik ben mijn eigen uitgever.” In het stuk meldt Laeven verder dat dit ook de reden is dat pr-bureaus soms nog huiverig zijn om bloggers uit te nodigen. Laeven: “Wel geldt ook onder de bloggers inmiddels de code: als iets door anderen betaald is, schrijf je dat er eerlijk bij. Inmiddels krijgt de top van de bloggers soms niet alleen de reis en het verblijf vergoed, maar ook een honorarium.” Ook Hannema vergelijkt in haar artikel de papieren wereld met de bloggers. “In de dagbladen gaat het vaak precies andersom: artikelen voor AD Reiswereld mogen niet in de ik-vorm worden geschreven. Waarom zou je je als journalist belangrijk maken als het juist gaat om het verhaal, is de redenering. 16
Fout, leert het succes van de bloggers. De lezer wil juist kennis nemen van persoonlijke ervaringen. Steeds vaker zie ik op Facebook posts als: “Ik ga naar Bali, iemand tips?” Het liefst horen we van bekenden waar we heen moeten, want die vertrouwen we (Hannema, I. 2013).” Bloggers gaan dus anders te werk dan de traditionele reisjournalist. Ze weten lezers beter aan zich te binden, schrijven verhalen vaak gratis zichtbaar op hun blog, worden ook uitgenodigd voor persreizen (dus zitten op hetzelfde niveau als de gevestigde tijdschriften en kranten) en hebben niet te maken met een redactie of andere invloeden en zijn onafhankelijk in het schrijven van hun verhaal. Maar is dit wel echt zo? Vormen de bloggers op dit belangrijke kerngebied een bedreiging voor de gevestigde reisjournalistiek? Volgens Van Driel valt dat wel mee. Hij vat het samen in zijn afstudeerreflectie. “Bloggers bedienen een specifieke doelgroep, al ondervinden ze geen druk van een uitgever en hoofdredactie. Dit in tegenstelling tot journalisten van papieren media die horen te luisteren naar de wil van de hoofdredactie en uitgever. Maar ook bloggers doen mee aan persreizen van belanghebbende organisaties. Eerder werd al duidelijk dat de aanbieder van deze reizen zoveel mogelijk doet om het beeld van de deelnemers positief te beïnvloeden. Ook bloggers moeten hieraan geloven. Dit doet de onafhankelijkheid wankelen, want ze krijgen een beeld voorgeschoteld van het gebied of land van een organisatie die belang heeft bij een positief beeld. Bloggers zijn onafhankelijker dan journalisten van papieren media, maar niet onafhankelijk (Driel, L. van 2013).”
17
Conclusies en discussie Het toeristische pr-bureau Baltus Communications heeft in een publicatie aandacht besteed aan hun visie op de toekomst van de reisjournalistiek. “Dat fulltime reisjournalisten er nog zijn, is voornamelijk te danken aan advertenties: toerisme levert nog steeds advertentie-inkomsten op dat het voortbestaan van reiskaternen voorlopig garandeert. Meer en meer publicaties besteden het schrijven van reisverhalen uit aan freelancers. Hoewel er weinig zijn die een goed belegde boterham kunnen verdienen met enkel het schrijven van reisverhalen, is het voor veel freelance journalisten een leuke extra inkomstenbron. Weinigen die het zich realiseren maar het voortbestaan van reisjournalistiek ligt letterlijk in de handen van freelancers. Via krant, tv, radio, de iPad, de smartphone, vimeo en YouTube (Baltus, M. 2013).” Baltus geeft dus aan dat freelancers de toekomst zijn voor de reisjournalistiek. Maar het lijkt mij hoogst onwaarschijnlijk dat ze al hun reizen zelf kunnen betalen. Dat kunnen ze nu al niet. Hulp van buitenaf is dus nodig. Deze hulp verandert de reisjournalistiek. In zijn afstudeerscriptie laat Marc van Dijk GPD-journalisten aan het woord. Zij omschrijven hun werk als servicejournalistiek en hun producties als consumentenkopij. “De doelstelling is de lezer breed informeren over het aanbod van de reisbranche. Nareisbaarheid is daarbij een van de belangrijkste criteria (Dijk, M. van 2004).” Een andere, nieuwere, vorm van reisjournalistiek dus. Van Dijk geeft aan hoe reisredacties momenteel om gaan met hun adverteerders. “De algemeen gangbare werkwijze is als volgt: de planning van de onderwerpen wordt tevoren doorgegeven aan de eigen advertentieafdeling, zodat er gericht naar passende adverteerders kan worden gezocht. Direct belanghebbenden (derden die in een artikel genoemd worden en/ of een reis gefinancierd hebben) zijn hierbij naar zeggen van de betrokken redacties uit den boze. Alleen het onderwerp (de bestemming of het soort reis) wordt doorgegeven of tevoren gepubliceerd, zodat adverteerders zelf kunnen reageren.” Als we afgaan op Van Dijk hoeven adverteerders niet het hele artikel van een bestemming aan te tasten. Maar ze moeten wel oppassen, dat ze de adverteerders niet teveel macht geven, ondanks dat ze vaak geen alternatief hebben. Dat merkt Van Driel in zijn afstudeerreflectie ook op. In zijn conclusie beschrijft hij zijn toekomstvisie voor de reisjournalistiek. “Een reële optie voor reistijdschriften is in mijn optiek om de krachten te bundelen. Daar zitten hoofdredacteuren uiteraard niet op te wachten, maar ik denk dat er te veel reistijdschriften zijn in Nederland voor een te kleine populatie. Zeker omdat deze reistijdschriften (circa veertig) niet complementair aan elkaar zijn, maar in grote lijnen juist hetzelfde. Dit zorgt voor een toenemende concurrentiestrijd, waardoor het aanvaarden van persreizen aantrekkelijker wordt. Als reistijdschriften fuseren komt er tevens een groter budget vrij waardoor de opties om zelf een reis te financieren groter worden. Op deze manier wordt er wellicht bewuster nagedacht over de kosten van een reis en de onafhankelijkheid die zo gewaarborgd blijft (Driel, L. van 2013).”
18
Van Driel zou het liefste zien dat dagbladen meer gebruik maken van correspondenten. “De komst van het internet heeft de reisjournalistiek doen veranderen. Feit is dat het aantal abonnees op kranten (en reistijdschriften) dalende is, terwijl bloggers steeds populairder worden. De behoefte naar de vertrouwde smaak van het individu (de blogger) is gegroeid. Als Arjan Mulder van WellnessTraveling tevreden is over de kuuroorden in IJsland, kan de lezer daar een gerust hart naartoe reizen. Een snelle klik naar zijn onlinewebmagazine is laagdrempeliger, doelgerichter en goedkoper dan een abonnement op een tijdschrift.” Volgens Van Driel nemen de bloggers een groot deel van de lezers van dagbladen en tijdschriften over. Ze bouwen sneller een band op met de lezers en worden geloofwaardiger geacht. De bronnen geven aan dat ze al worden uitgenodigd voor persreizen en al veel stukken schrijven. Toch ziet van Driel nog een lichtpuntje in de toekomst voor de papieren reisjournalistiek. “Ik verwacht dat de behoefte aan kwaliteitsjournalistiek in de toekomst toeneemt. Er zal een gat ontstaan in de markt en dat is de uitgelezen mogelijkheid voor dagbladen om in te duiken. Door af te zien van persreizen en meer gebruik te maken van correspondenten, kunnen dagbladen onafhankelijk te werk gaan. Omdat kranten, in tegenstelling tot reistijdschriften en bloggers, een bredere doelgroep bedienen, kunnen ze het zich meer veroorloven om kritisch te schrijven zonder dat dit lezers kost. Dit leidt tot kwalitatief sterkere verhalen die een tegengeluid bieden voor de verhalen op het digitale web. Bij kwaliteitsjournalistiek denk ik aan uitgebreide achtergrondverhalen van landen waar maatschappelijke verschijnselen van meerdere kanten worden belicht en waar gedegen onderzoek de standaard is.” De reiskaternen in de dagbladen moeten zich volgens Van Driel dus richten op meer maatschappelijke thema’s. Zij leveren kwaliteit en de bloggers vooral luchtige ervaringen en informatie. Bij deze nieuwe taak mogen dagbladen volgens Hannema best nog gebruik maken van een persreis. “Na zo’n gratis persreis is het niet per definitie onmogelijk om een goed reisverhaal te schrijven. Niet elke journalist laat zich omkopen tot het leveren van een hoeraverhaal. Maar je begeeft je wel op een hellend vlak: wil je graag een volgende keer weer mee, dan kan dat je objectieve blik vertroebelen. Of je bent juist extra kritisch om je onafhankelijkheid te bewijzen, dat kan natuurlijk ook.” Het blijft dus wel een twijfelgeval. Wat volgens Davies ook zou helpen om de kwaliteit van de berichtgeving omhoog te schroeven, is om niet altijd alles op te schrijven. “Het zou journalisten sieren als ze wat vaker zouden zeggen dat ze iets niet weten. Dat zou het vertrouwen in de journalistiek kunnen doen toenemen (Davies, N. 2008).” Deze uitspraak van Davies vind ik overdreven. Het is juist de taak van de journalistiek om zaken uit te zoeken. Wie doet het anders? Als we bij bepaalde dingen aangeven het niet te weten, neemt het vertrouwen volgens mij echt niet toe. Het publiek gaat zich afvragen waarom niet. Ze hebben recht om zo’n zaken te weten. Wat de reisjournalistiek betreft, zullen er in de toekomst zeker verschuivingen plaatsvinden. Zoals in elke vorm van journalistiek. De rollen van dagbladen, tijdschriften en blogs zullen veranderen. Zo denk ik dat persreizen (voorlopig) zullen blijven bestaan. Het kan ook bijna niet anders. 19
Dagbladen en tijdschriften hebben het geld niet meer om verre reizen te blijven maken. Er zal op kosten van bureaus en andere instellingen gereisd moeten worden. Als ze dit doen met een kritische blik en zich niet laten beïnvloeden door derden moet dit geen probleem zijn. Mocht er gebruik zijn gemaakt van zo’n persreis dient dat van te voren te worden aangegeven. Dagbladen en magazines moeten om de zoveel tijd ook transparant zijn als het om dit soort verhalen gaat om het publiek te laten zien hoe een artikel tot stand is gekomen en wat de rol van het reisbureau hierin was. Wat Van Driel ook aangaf, is dat kranten meer kwaliteit moeten bieden als het om reisverhalen gaat. Misschien kun je ze in de toekomst niet zo meer noemen. Dan zijn het meer maatschappelijke achtergrond verhalen van een land. Wat speelt er, waar moet je heen, wat is er te doen, wat is de achterliggende gedachte bij die highlight? Ga wat dieper op de zaken en kijk met een kritische blik. Ook naar de bevolking en de nationale zaken in het land. Daarmee onderscheid je je zeker van de blogs. Waarvoor kranten en tijdschriften ook voor kunnen kiezen, is om alleen maar algemene informatie over een land, plaats of bezichtiging te geven. Meld de belangrijke informatie over een plek en laat de verhalen over aan de bloggers, die er heen gaan. De bloggers zijn dus onafhankelijker dan de gevestigde reisjournalistiek. Alhoewel de bloggers die momenteel mee gaan met gefinancierde persreizen deels ook opschrijven wat ze te zien krijgen, zijn ze vrijer in wat ze op hun blog plaatsen. Op de blogs blijven voornamelijk persoonlijke verhalen te lezen. Dat is een goede zaak, omdat je zo een vertrouwensband opbouwt met je lezer. Je kunt de bloggers aanspreken om hun ervaringen te delen. Je zoekt de blogger van jouw bestemming of smaak op. Je leest waar je heen moet gaan en waarom. De algemene en kwalitatieve kant laat je dus over aan tijdschriften en kranten als je ook de diepere en achterliggende gedachtes van plekken wil weten. Samenwerken is ook een optie. Als bloggers, kranten en tijdschriften zich goed weten te organiseren kunnen ze zich meer focussen op bestemmingen. De bloggers zijn er voor de verhalen en ervaringen en de papieren media voor de achtergrond.
20
Verantwoording van de bronnen Al mijn bronnen heb ik gevonden via het internet. Hier heb ik zoektermen als ‘reisjournalistiek’, ‘persreizen’, ‘reisblogs’, ‘onafhankelijk’ en ‘reisjournalist’ ingevoerd. Vervolgens kreeg ik zoekresultaten, waarvan vooral de bovenste het bruikbaarste waren. De bronnen werden altijd geselecteerd op de identiteit van auteur of bron. Vervolgens checkte ik de namen nog apart op het internet op bijvoorbeeld LinkdIn of websites van universiteiten. Bij een aantal zoektermen kwamen er ook krantenartikelen tevoorschijn, waarvan er een aantal gekozen zijn. Er werd altijd gekeken naar de naam van de krant. Omdat het hier over deskundigen en gevestigde kranten gaat, zijn ze als betrouwbaar aangenomen. De gebruikte journalisten hebben allemaal veel met reisjournalistiek te maken en weten waarover ze praten. Alle bronnen zijn op hun eigen manier relevant. De professoren, scriptieschrijver en de auteur van de afstudeerreflectie vanwege hun kennis en besef van feiten. Ook vanwege hun eigen onderzoek, waarin ze interessante zaken beschreven. De journalisten en andere bronnen waren er dan weer meer voor voorbeelden en om de hedendaagse situatie rondom de reisjournalistiek uit te leggen (in begrijpelijkere taal).
21
Bronnenlijst -
Pixabay. Bron foto’s voorpagina. Geraadpleegd op 24 mei 2015
-
Hannema, I. (2013), Geloof nooit een reisjournalist, HP De Tijd, geraadpleegd op 10 juni 2015 via: http://hannemaproductions.nl/wpcontent/uploads/2013/07/Iris-Reisjournalist-HP07.pdf
-
Prenger, M., Valk, L. van der, Vree, F. van, Wal, L. van der (2011), Gevaarlijk spel, De Nieuwe Reporter, geraadpleegd op 10 juni 2015 via: http://gevaarlijkspel.denieuwereporter.nl/gevaarlijk-spel/
-
Dijk, M. van (2004), Een zweem van afhankelijkheid. Reisjournalistiek in enkele Nederlandse dagbladen in relatie tot economische factoren. Afstudeerscriptie Universiteit van Amsterdam, geraadpleegd op 10 juni 2015: http://www.denieuwereporter.nl/2007/09/een-zweem-van-onafhankelijkheidreisjournalistiek-in-enkele-nederlandse-dagbladen-in-relatie-tot-economischefactoren/
-
Prenger, M., Vree, F. van (2004), Schuivende grenzen. De vrijheid van de journalistiek in een veranderend medialandschap, Universiteit van Amsterdam, geraadpleegd op 30 april 2015 via: http://dare.uva.nl/document/2/34028
-
Davies, N. (2008), Flat Earth News, geraadpleegd op 30 april 2015 via: https://www.villamedia.nl/nieuws/bericht/davies-journalistiek-overleeft-nietzomaar/44428
-
Laeven, J. (2013), Gratis in bad met krokodillen, NRC, geraadpleegd op 3 mei 2015 via: http://www.thetraveltester.com/wp-content/uploads/nrc-newspaperarticle-tbu.pdf
-
Driel, L. van (2013), Hoe onafhankelijk is de reisjournalist?, geraadpleegd op 3 mei 2015 via: https://lennertstudeertaf.files.wordpress.com/2013/09/hoeonafhankelijk-is-de-reisjournalist1.odt
-
Baltus, M. (2013), Is de reisjournalistiek op sterven na dood?, geraadpleegd op 13 juni 2015 via: http://www.baltuscom.nl/nl/blog1-baltuscommunications/test#.VUOr6_ntmkr
-
Kranenberg, A. (2014), Wie betaalt er voor de reisverhalen in de Volkskrant?, de Volkskrant, geraadpleegd op 13 juni 2015 via: http://www.volkskrant.nl/dossier-ombudsvrouw/wie-betaalt-er-voor-dereisverhalen-in-de-volkskrant~a3684089/
22