E-health dringt verzuim met 20 procent terug Zes op de tien werknemers gaat aan de slag met zijn gezondheid als de werkgever een online gezondheidsprogramma aanbiedt dat inzicht geeft in individuele gezondheidsrisico’s en online advies op maat biedt. Daardoor kan het verzuimpercentage in een organisatie in twee jaar tijd met 20 procent dalen. Dat blijkt uit onderzoek van het Erasmus MC.
Individuele gezondheidsrisico’s Het online gezondheidsprogramma waarvan promovendus Niessen de effecten onderzocht, brengt allereerst individuele
gezondheidsrisico’s in kaart. Dit doet het programma op basis van iemands leefstijl, de persoonlijke en familiaire ziektegeschiedenis en biomedische metingen zoals bloeddrukmetingen en cholesterolwaarden. Uit het onderzoek blijkt ook dat een werknemer die inzicht krijgt in het samenspel van alle onderliggende risicofactoren van zijn of haar verhoogde hart- en vaatziekterisico, eerder geneigd is te werken aan een betere gezondheid.
Leefstijlverandering De werknemers in het onderzoek ontvingen behalve het risicoprofiel een gepersonaliseerd advies op de gebieden waar een verhoogd risico aanwezig is en verwijzing naar online zelfhulpmodules en partijen die kunnen helpen bij het omlaag brengen van het risico. Een maand na deelname is 38 procent van de deelnemers meer gaan bewegen, 44 procent gezonder gaan eten, drinkt 10 procent minder alcohol en is 14 procent gestopt met roken.
Zonder arts Deelnemers kunnen in het programma ook veel gegevens zelf invullen. Daar bleek uit dat het mogelijk is om het risico op hart- en vaatziekten in eerste instantie zonder tussenkomst van een arts te bepalen. En dat de meeste deelnemers met één bloeddrukmeting eenvoudig zelf thuis kunnen vaststellen of ze last hebben van een verhoogde bloeddruk. Dit maakt dat de kosten van een gezondheidsprogramma en eventuele onderzoekskosten laag zijn, waardoor werkgevers de investering met de verzuimreductie kunnen terugverdienen.
Het onderzoek Aan het onderzoek naar het verbeteren van de leefstijl deden 638 werknemers mee. Voor het berekenen van het verschil in verzuim tussen deelnemers en niet deelnemers aan het online gezondheidsonderzoek bestudeerde de promovendus de gegevens van meer dan 20.000 werknemers van een grote organisatie in Nederland. Het
online
gezondheidsprogramma
is
ontwikkeld
door
kennisinstituut NIPED.
Migraine
op
het
werk
een
verborgen probleem Nederland telt 3,1 miljoen migrainepatiënten tussen de 18 en 65 jaar. Iedere dag hebben 70.000 Nederlanders een migraineaanval. De meeste mensen die last hebben van migraine vertellen dit niet op hun werk. Dit leidt tot onnodig verzuim en productieverlies. De Nederlandse Vereniging van Hoofdpijnpatiënten (NVvHP) nam daarom het initiatief tot het opstellen van een richtlijn met als titel ‘Mensen met migraine…aan het werk!’.
Praat erover De richtlijn ‘Mensen met migraine…aan het werk!’ is een afgeleide van de professionele richtlijn voor artsen en andere behandelaars. In deze zogenaamde publieksversie staan aanbevelingen en tips die vooral gericht zijn op niet-medici, in het bijzonder de mensen die lijden aan migraine en hun werkgevers en collega’s. Belangrijkste tip: “heb het er maar eens over“.
Weinig steun Veel werkgevers weten niet wat migraine is. Wie weinig vertelt, zal op weinig steun kunnen rekenen. Daarnaast is het belangrijk dat werknemers zich realiseren: dat er iets te doen valt aan migraine. Meer dan één miljoen migrainepatiënten bezoekt geen arts, waardoor de kans op een verkeerde of te late behandeling groot is; welke kenmerken, zowel factoren uit de omgeving als persoonlijke eigenschappen, een migraineaanval op het
werk kunnen versnellen of verergeren; op welke manier deze uitlokkende factoren in overleg met de werkgever kunnen worden aangepakt.
Verzuim niet altijd nodig Werkgevers moeten zich realiseren dat migraine een serieuze aandoening is. Het is niet zomaar een hoofdpijntje. Werknemers met migraine verzuimen naar schatting gemiddeld drie tot zeven dagen extra als gevolg van hun ziekte. Dat is lang niet altijd nodig. De tips en aanbevelingen uit de richtlijn moeten leiden tot een hogere inzetbaarheid van medewerkers, minder productiviteitsverlies en een betere onderlinge verstandhouding tussen leidinggevenden, medewerkers en hun collega’s. Bron: Nederlandse Vereniging van Hoofdpijnpatiënten
Robots en het SER-advies Als politici vergezichten schetsen, wees dan op uw hoede. Bij IS is er het vergezicht van het kalifaat, en nog wat verder: de hemel. In Nederland is er het vergezicht van de gerobotiseerde maatschappij. In het SER-advies over de bedrijfsgezondheidszorg wordt een ander vergezicht geschetst: we vergrijzen en iedereen moet dus gezonder gaan leven en werken. Er is blijkbaar een aantal misverstanden gerezen. Dat komt denk ik omdat we graag vanuit angst denken: “Straks is het niet meer zo mooi als het nu is hoor! Er gebeuren allerlei enge dingen en daar kunnen we ons maar beter op voorbereiden. Wilders had toch gelijk, de Islam staat voor de deur”. Een misverstand is bijvoorbeeld dat we denken dat we straks
meer niet gezonder blijven werken en langer door moeten werken. En die ouderen zijn “zwakker”, minder belastbaar met werk. In een artikel in het Tijdschrift voor Bedrijfs- en Verzekeringsgeneeskunde schrijven de professoren van Dijk en Schaufeli – ja mijn eigen professoren – dat het onontkoombaar is: we worden ouder en zwakker en daar moeten we rekening mee houden! Misverstand nummer twee is dat er banen dreigen te verdwijnen door de verdergaande automatisering. Dankzij minister Asscher (sinds wanneer heeft hij deze profetische eigenschappen?) weten we wat ons bedreigt: een tsunami aan robots die – en daar zul je het weer hebben – vooral de administratieve en laaggeschoolde banen gaan opheffen. Waarom zijn dit misverstanden? Ik zal het proberen uit te leggen, dat mag u van mij verwachten. Als we straks gemiddeld ouder zijn en minder kunnen presteren, dan praten we over 2030. Dat is echt vlakbij hoor! Voor het juiste perspectief: tien jaar geleden hadden we net de mobiele telefoon. Binnen tien jaar loopt een groot deel van de wereldhandel via het internet. Maar ik denk dat we in 2030 heel anders naar werk kijken! Hoe heerlijk is het als wij ons straks niet meer laten bepalen hoe hard en hoe lang we kunnen werken, maar hoe goed, prettig en veilig we kunnen werken? Sterker nog: hoe fijn is het om te weten dat we straks werk helemaal niet meer zien als een onontkoombare bestaansnoodzaak, maar als onderdeel van je leven (een onderdeel dat je vroeger werk noemde). Robots zijn in 2030 erg handig en prettig. Vergrijzing en “minder belastbaar worden” is dan helemaal geen item meer… Een utopie? Maybe. Honderd jaar geleden hadden we de lopende
band en sindsdien zijn we minder uur gaan werken, is er minder werkeloosheid en zijn we nog nooit zo rijk geweest. En zoals we allemaal weten: de veranderingen gaan steeds sneller! Waarom dan dat dreigende ‘robotperspectief’ van minister A.? Wil hij ons wakker schudden? Zou kunnen. Ik vermoed echter dat hij de vakbonden een toontje lager wil laten zingen. Lees je zijn verhaal goed, dan zegt hij: straks zijn er bijna geen werknemers meer en is er nog maar één vakbond, namelijk die voor robottechnici. Nog maar een handjevol leden dus. (Let op, hier zit een risico beste Maarten A.: deze technici hebben wel weer veel macht, stel je voor dat ze gaan staken! Maar dit terzijde.) De andere beroepen, zeg maar de adviseurs en ander manageriaal hoog opgeleid volk, zijn geen lid van een vakbond. Terecht, want juist vanuit de vakbonden heb ik nog nooit enige visie op (de toekomst van) werk gehoord. Samengevat: een perspectief van een politicus is per definitie gevaarlijk en voor veler uitleg vatbaar. En, over tien, twintig jaar leven we in een maatschappij waar we nu geen benul van hebben. Waar werk waarschijnlijk heel anders wordt beleefd dan nu. Het gaat dan denk ik niet meer om banen, niet meer over belastbaarheid, maar om verdeling van geld en geluk. En wat betekent dat dan voor de bedrijfsgezondheidszorg? Ik noem het onderwerp hier ook, omdat het mij als bedrijfsarts zelf aangaat. Tenslotte moet ik ook eten en wil ik prettig werken. Het betekent dat we inderdaad – zoals mijn professoren ook zeggen – vanuit een gezondheidsdefinitie moeten gaan werken. Wat is gezondheid en hoe zorgen we met zijn allen voor een zo gezond mogelijke populatie? Niet omdat Nederland vergrijst, of
omdat er robots komen of IS binnenvalt, nee, omdat het fijn is om gezond te zijn. Iedereen vindt gezondheid erg belangrijk. En op alle fronten kunnen we eraan bijdragen om onze gezondheid te versterken. De baten zijn groot. Zowel op het gebied van prettig leven, als op financieel gebied. Er zijn minder zieken en mensen presteren beter (niet harder… beter). De bedrijfsgezondheid speelt daar ook een rol. Waarom niet? Tot 2030 dan, daarna is de scheiding tussen werkenden en nietwerkenden niet meer relevant. Het vraagt wel om een bredere kijk op gezondheid. Van ons allemaal, van werkgevers, huisartsen, ziekenhuizen en ondernemingsraden. Laten we eerst gezamenlijk deze visie gaan delen. Beste SER, waarom dan weer meteen denken in structuren en hoe we het gaan organiseren? Dan gaat alle energie zitten in besturen, protocollen, kwaliteitscertificeringen en reorganisaties? Eilandjes en betalingsstromen. Straks
komt
de
bedrijfsgezondheidsdienst
weer
terug,
regionaal, met vakbonden in het bestuur. En waarom wilden we daar ook al weer vanaf en werd de markt opengegooid in 2005? Maar, er is meer aan de hand. Ook de WRR riep al iets over de voedselvoorziening: meer groen, meer gezondheid, minder footprint. Kortom: niet meer zo veel en zo goedkoop mogelijk, maar bewust produceren en consumeren, verder denken dan je eigen kleine huisje. Zie ik een steeds grotere overheidssturing? Met labels, stoplichten, belastingstrucs. De trend lijkt staatskapitalistische sturing, zoals Rusland. Dan loert er ook de bureaucratisering, wat is dodelijker voor creativiteit! Mijn goede vriend John, nooit verlegen om een creatief idee, stelde voor om elke man of vrouw een robot te laten adopteren. Die robot zou vervolgens het geld verdienen, terwijl de man of vrouw thuis allerlei maatschappelijke of egoversterkende
activiteiten zou kunnen ontplooien. (Het deed mij denken aan een ander wenkend perspectief: namelijk de 4-urige werkweek, waar ik u meerdere keren over heb doorgezaagd.) In Zweden laten mensen zich overigens al bijstaan door robots ‘hubots, the real humans, zie http://nl.wikipedia.org/wiki/%C3%84kta_m%C3%A4nniskor Er blijven wel vragen over: stel dat er flink gerobotiseerd gaat worden, wie zorgt er voor de mentale gezondheid van de robots? Of: stel dat we door IS worden overgenomen, wat betekent dit voor de werkgelegenheid en ons geluk? Zo ziet u, ook ik weet niet alles. Pieter de Jongh, is zelfstandig bedrijfsarts en mede-eigenaar van Van Altena & de Jongh bedrijfsartsen BV © BG magazine
Meer dan helft Limburgers kampt met overgewicht In Limburg lijden meer mensen aan overgewicht dan gemiddeld landelijk. Dat komt door een verkeerd voedingspatroon en te weinig beweging. De provincie Limburg trekt daarom 1 miljoen euro uit om Limburgers te helpen met afvallen en gedragsverandering.
Doorbreken ongezonde gedragspatroon De gevolgen van overgewicht kosten de samenleving miljarden. Bovendien zorgt overgewicht voor een lagere kwaliteit van leven gedurende de laatste levensjaren.
Met het Aanvalsplan Overgewicht wil de provincie bereiken dat in 2025 overgewicht in Limburg beneden het landelijk gemiddeld is gekomen. De provincie gaat initiatieven in onder meer bedrijven, wijken, scholen en sportclubs steunen om het ongezonde gedragspatroon van veel Limburgers te doorbreken.
Huisartsen Huisartsen moeten weten welke initiatieven in de buurt bestaan om beweging te stimuleren, zodat ze dikke mensen daarheen kunnen verwijzen. Ook scholen en sportclubs kunnen veel doen aan overgewicht. En supermarkten kunnen snoep bij de kassa weghalen.
Opnieuw het wiel uitvinden De provincie Limburg wil met de campagne voorkomen dat allerlei initiatieven steeds opnieuw het wiel moeten uitvinden en na een tijd een stille dood sterven. Van Dijk wil dat alle 33 Limburgse gemeenten serieus werk gaan maken van het bevorderen van een gezonde levensstijl. Limburg volgt met dit plan een initiatief in Drenthe. Ook in Gelderland wordt al aan een dergelijke campagne op provinciaal niveau gewerkt. Bron: ANP
Bijna helft reumapatiënten kiest voor alternatieve behandeling Van de tien mensen met reuma hebben er vier ooit een alternatieve behandeling ondergaan. Hun voornaamste motief is dat zij zelf iets aan hun klachten willen doen. 54 procent geeft aan veel baat te hebben bij de alternatieve behandeling. Dat blijkt uit onderzoek van het Reumafonds Panel onder 1.735 deelnemers.
Goede informatie Volgens het Reumafonds hebben mensen met een reumatische
aandoening behoefte aan goede informatie over behandelmethoden. Niet alleen over reguliere behandelingen door een reumatoloog of huisarts, maar ook over alternatieve en complementaire behandelingen. Uit het onderzoek blijkt dat de meest gekozen alternatieve behandelingen acupunctuur (40 procent), voedings-supplementen / vitaminen (35 procent) en homeopathie (25 procent) zijn.
Reumafonds en behandelmethoden
alternatieve
Volgens het Reumafonds hebben mensen met reuma ook veel belangstelling voor alternatieve behandelmethoden. Daarom is er nu het naslagwerk Reuma & Alternatieve behandelmethoden uitgekomen. In dit boek staat beschreven wat er wetenschappelijk bekend is over vrijwel alle alternatieve en complementaire behandelingen. Bron: Reumafonds
Verborgen leed in Nederland: chronische pijn Chronische pijn is een veelvoorkomend en vaak niet herkend probleem. Op dit moment lijden er 2,2 miljoen Nederlanders aan chronische pijn, dat is evenveel als alle diabetes-, hart- en kankerpatiënten bij elkaar. Door deze pijnklachten loopt 34 procent van de pijnpatiënten gemiddeld 10.000 euro per jaar aan inkomen mis. Daarnaast hebben zij een extra hoge ziektekostenverzekering en geven zij extra geld uit voor pijnbestrijding die niet vergoed wordt.
Van de mensen die pijnstillers krijgen, is lang niet iedereen tevreden over de behandeling. Dat hebben ruim 2000 Nederlandse patiënten met chronische pijn in een recente enquête verteld.
Opvallende resultaten 20 procent van de ondervraagde patiënten gaan niet naar een huisarts of medisch specialist omdat zij geen vertrouwen hebben dat de arts hun kan helpen. Als je dat zou omrekenen naar de totale pijnpopulatie in Nederland, zou dat kunnen betekenen dat ruim 440.000 Nederlanders met chronische pijn niet naar de dokter gaan omdat zij geen vertrouwen hebben in een oplossing. 50 procent van de ondervraagde pijnpatiënten geeft aan langer dan een jaar gewacht te hebben voordat ze naar de dokter gingen voor hun pijn. Vertaald naar de nationale pijnpopulatie zou dat kunnen inhouden dat 1,1 miljoen Nederlanders met chronische pijn dus langer dan 1 jaar gewacht hebben voordat ze hiervoor hulp gingen zoekenbij een arts. 84 procent van alle pijnpatiënten die meededen aan deze enquête gaven aan dat chronische pijn hun dagelijks leven beïnvloedt. Dat zou bij een omrekening naar onze Nederlandse pijnpopulatie kunnen betekenen dat 1,8 miljoen Nederlanders met chronische pijn bijvoorbeeld minder werken, niet met hun kleinkinderen kunnen spelen, slecht slapen of niet meer kunnen sporten. 27 procent van de ondervraagde pijnpatiënten die naar de dokter zijn gegaan voor pijn weten wat hun aandoening is en zijn niet tevreden over de behandeling. Er is nog veel gezondheidswinst te boeken voor chronische pijnpatiënten. Patiënten met chronische pijn zouden hun arts als een soort coach moeten zien, die hun bijstaat in hun moeilijke zoektocht naar pijnvermindering. De arts dient daarbij vooral een proactieve en stimulerende rol te vervullen.
Bron: Mundipharma Pharmaceuticals B.V.
Helft mensen met overgewicht wil afvallen Ruim de helft van de mensen met overgewicht wil afvallen. De meesten willen dat zelf doen, slechts een klein gedeelte zoekt daarvoor medische of diëtetische hulp. De andere helft is er nog níet aan toe wat aan zijn gewicht te doen. Preventieprogramma’s zouden op deze verschillende behoeftes moeten inspelen, schrijven onderzoekers van het NIVEL en de VU in het wetenschappelijke tijdschrift BMC Public Health.
Uit het onderzoek blijkt dat mensen met overgewicht de diëtist het meest geschikt vinden om dieetadvies te geven, maar eigenlijk met name voor anderen.
Begeleiding zorgverlener Een kleine groep is uiteindelijk van plan om onder begeleiding van een zorgverlener te gaan afvallen. Dit zijn voornamelijk mensen die hun gezondheid als slecht beoordelen. Ook zijn mensen met obesitas of overgewicht met daarbij meer kans op hart- en vaatziekten en bijkomende ziekten door bijvoorbeeld hoge bloeddruk, vaker van plan hulp van een zorgverlener overgewicht.
in
te
schakelen
dan
mensen
met
alleen
Verkeerd beeld Toch is er ook nog een grote groep mensen met overgewicht en obesitas niet klaar om wat aan zijn gewicht te doen. Dit zijn voornamelijk lager opgeleiden, mensen die getrouwd zijn of die een verkeerd beeld hebben van hun eigen lichaamsgewicht en mensen met minder positieve opvattingen over diëtisten. Er is ook een groep mensen die aangeeft wel te hebben geprobeerd om af te vallen, maar die het niet is gelukt. Hierbij kan een gecombineerde leefstijlinterventie helpen, waarbij zorgverleners zoals de diëtist, praktijkondersteuner, fysiotherapeut en psycholoog gezamenlijk kunnen helpen. Bron: NIVEL
Sneltoetsen 30 sneller dan muizen
procent
Volgens het CBS werkten we in 2012 gemiddeld 3,9 uur per dag effectief met de computer. 60 procent van die tijd gebruikt men de muis, ofwel 140 minuten. Als de helft van het muisgebruik wordt vervangen door sneltoetsen, werkt men 70 minuten per dag gezonder en is men 21 minuten efficiënter. Aldus ErgoDirect International, leverancier van ergonomische hulpmiddelen.
Evenwichtige verdeelde belasting De muis lijkt een handig hulpmiddel maar is het niet. Sneltoetsen daarentegen gebruiken in plaats van de computermuis is gezonder: het leidt tot minder lichamelijke belasting, biedt meer rust en overzicht tijdens computerwerk en is efficiënter. De belasting wordt namelijk evenwichtig verdeeld over twee handen en tien vingers in plaats van een hand en twee vingers zoals bij muisgebruik.
Concentratieverlies Het gebruik van de computermuis vraagt veel aandacht van de gebruiker. Enerzijds voor het zeer precies uitvoeren van bepaalde bewegingen, anderzijds voor het continu controleren of de muiscursor zijn doel wel bereikt. Focus en concentratie gaan sneller verloren als het typen telkens onderbroken wordt door het grijpen naar en het gebruik van de muis. Met sneltoetsen is de onderbreking korter en eist de handeling veel minder aandacht. Dit leidt tot een betere concentratie en taakfocus.
Sneltoetsen 30 procent sneller Sneltoetsen gebruiken is dan ook gemiddeld 30 procent sneller dan werken met de muis. In theorie betekent dit dat als de helft van het muisgebruik wordt vervangen door sneltoetsen, er per persoon per dag een gezondheidswinst van 70 minuten en een efficiencyvoordeel van 21 minuten te behalen is. Op basis van een volledige werkweek werkt een persoon op jaarbasis – door 50 procent van het muisgebruik te vervangen door sneltoetsen – 266 uur (33 werkdagen) gezonder en is 80 uur (10 werkdagen) efficiënter.
Alternatief voor de muis ErgoDirect International lanceert met AltMOUSE een alternatief voor de computermuis. Uit het hoofd leren van sneltoetsen is niet meer nodig. De verschillende combinaties van sneltoetsen krijgt men snel onder de knie door de slimme software die tijdens het computerwerk coacht bij het aanleren van sneltoetsen. Om te voorkomen dat men overspoeld raakt met tientallen suggesties voor sneltoetsen, registreert de software welke acties iemand het meest met de muis uitvoert. Deze worden vervolgens opgenomen in persoonlijke leerlijst.
een
verkorte
en
dynamische
Trainen onderbewustzijn AltMOUSE leert tijdens het werk het gebruik van sneltoetsen aan, waardoor het aanleren niet ten koste gaat van de concentratie. De software dwingt ook niet een sneltoets te gebruiken, maar traint continu het onderbewustzijn. Men behoudt de eigen regie over de werkzaamheden zonder onderbrekingen.
Toegenomen fitheid Door op persoonlijke basis inzichtelijk te maken wat het gezondheid- en efficiencywinstpotentieel is van het gebruik van bepaalde sneltoetsen, zijn medewerkers ook sneller bereid om sneltoetsen toe te passen. In verschillende pilots rapporteerden gebruikers al na drie weken een toename van sneltoetsgebruik, een afname van lichamelijke klachten en een toegenomen fitheid aan het einde van de werkdag. Klik hier voor meer informatie over AltMOUSE.
Bron: persbericht ErgoDirect International
Chronisch zieke houdt zorg liefst in eigen hand Negen van de tien chronisch zieken voelen zich zelf primair verantwoordelijk voor de dagelijkse omgang met hun ziekte. Zij willen zelf de regie voeren over hun eigen zorg en leven, het liefst met informele hulp van familie en vrienden. Maar juist deze informele hulp blijkt vaak moeilijk te regelen.
Zelfmanagement Steeds meer wordt van chronisch zieken verwacht dat zij zelf de verantwoordelijkheid nemen voor hun gezondheid, ziekte en zorg. Er ligt een sterke nadruk op ‘zelfmanagement’ en ‘eigen regie’. Overheden en zorgverleners spelen daarop in door steeds meer verantwoordelijkheid neer te leggen bij de chronisch zieke en zijn sociale netwerk. In samenwerking met Achmea inventariseerde het NIVEL wat mensen met een chronische ziekte van deze ontwikkelingen en ‘zelfmanagement’ vinden en hoe zij hun eigen verantwoordelijkheden en de verantwoordelijkheden van professionals daarbij zien.
Eigen regie Mensen met een chronische ziekte houden liefst zelf de regie over hun ziekte en zorg. Een deel van de chronisch zieken, met name ouderen, alleenstaanden en mensen met complexe problematiek of lichamelijke beperkingen, kan dat echter niet zonder hulp. Deze hulp krijgen zij het liefst van mensen uit hun naaste omgeving, zoals een partner of uitwonende kinderen, maar juist bij het organiseren van deze hulp ervaren ze problemen.
Bezwaard Ongeveer vier van de tien chronisch zieken voelen zich bezwaard om structureel hulp te vragen aan leden van hun sociale netwerk bij de dagelijkse omgang met hun chronische ziekte. Ze geven aan dat partner, familie en vrienden zelf al te zwaar belast zijn, bijvoorbeeld door hun eigen slechte gezondheid of
de zorgen voor een gezin met jonge kinderen. Kinderen wonen vaak ver weg of mensen hebben een te beperkt netwerk om beroep op te kunnen doen. Ook ontbreekt het mensen in het sociale netwerk vaak aan kennis en vaardigheden om de benodigde hulp te kunnen bieden.
Wet- en regelgeving Ook als professionele zorg nodig is, ervaren mensen een aantal knelpunten, zoals ingewikkelde wet- en regelgeving en onduidelijkheid over tot wie ze zich moeten richten. Om de gewenste beleidsdoelen te bereiken, meer verantwoordelijkheid bij de persoon zelf en zijn omgeving, zal een aantal innovaties doorgevoerd moeten worden om de ervaren problemen tegen te gaan bij het verkrijgen van informele en formele zorg. Hier liggen heel veel kansen zoals ICT toepassingen om zorg op afstand te kunnen regelen, buurtvoorzieningen zoals een gemeenschappelijke boodschappendienst, maar ook cursussen om mantelzorgers meer kennis en vaardigheden te bieden en beter toe te rusten op hun taak. De uitkomst van dit onderzoek is voor Achmea aanleiding om meer in te zetten op het faciliteren en ondersteunen van mensen met een chronische ziekte én hun mantelzorgers, zodat die in staat zijn en blijven om ‘zelfmanagement samen’ te kunnen toepassen.
Artrose: minder pijn en makkelijker bewegen door internetprogramma Patiënten met artrose aan hun knie of heup hebben minder pijn na een internetprogramma om meer te bewegen. En wandelen, fietsen aanmerkelijk beter.
en
boodschappen
doen
gaan
daarna
Dit blijkt uit onderzoek van het NIVEL waarop Daniël Bossen 9 mei a.s. promoveert aan Tilburg University.
Vicieuze cirkel Patiënten beleven artrose als slijtage in hun gewrichten. Ze hebben veel pijn als ze bewegen, waardoor ze geneigd zijn dit steeds minder te gaan doen. Zo komen ze in een vicieuze cirkel terecht waarin de artrose en de gevolgen ervan alleen maar erger worden. De precieze oorzaak van artrose is nog steeds niet achterhaald. Wel is inmiddels duidelijk dat de artroseklachten door matig intensief bewegen kunnen afnemen. Het door het NIVEL ontwikkelde internetprogramma ‘Artrose in beweging’ (Join2move) blijkt mensen met artrose weer in beweging te brengen en de pijn te verminderen.
Traplopen en fietsen Na drie maanden functioneren ze beter in het dagelijkse leven. Activiteiten zoals traplopen, hurken, wandelen en boodschappen doen zijn gemakkelijker geworden en ze hebben minder pijn. Van de patiënten die het programma volgen, heeft 44 procent na drie maanden minder last van de artrose, in de controlegroep is dat slechts 7 procent. De deelnemers aan het programma blijken na een jaar meer te bewegen dan de controlegroep. Pijn en dagelijks functioneren blijven na een jaar op het verbeterde niveau, maar het verschil is niet significant met de controlegroep.
Bewegen met pijn Volgens het NIVEL maakt het programma artrosepatiënten ervan bewust dat ze ondanks de pijn toch meer kunnen bewegen, bijvoorbeeld wandelen of fietsen. Dat verergert de artrose niet.
Ze hebben het gevoel dat het beter gaat, ze merken dat ze minder pijn hebben en ervaren minder belemmeringen in hun dagelijkse leven. Het programma werkt ook als een stok achter de deur om regelmatig te bewegen.
Gebruik website Niet alle deelnemers volgen het programma even trouw, de helft bezoekt de website niet regelmatig of vult niet alle opdrachten in. Bepaalde mensen hebben meer baat bij persoonlijke begeleiding, voor hen is zo’n internetprogramma niet geschikt. Maar er zijn er ook die veel van zo’n website oppikken zonder werkelijk het programma te volgen. Voor hen werkt het niet om wekelijks aan de hand genomen te worden via een website. Zij volgen toch het advies op om meer te gaan bewegen, maar doen dat op hun eigen manier. De website www.artroseinbeweging.nl blijft bestaan en is vrij te gebruiken door mensen met artrose. Om het gebruik van de website te optimaliseren zet het NIVEL het project voort met begeleiding door een aantal fysiotherapeuten.