E-day voor de betaalautomaat
Een analyse van recente en komende veranderingen
Dit rapport werd geschreven in opdracht van het Hoofdbedrijfschap Detailhandel door dr. J.N.L Akkermans, ir. ing. A.P.D. van Luxemburg, mr. S.A.F. Daniëls en bv
ing. W.J. Herckenrath RI van M&I/PARTNERS .
Amersfoort, juni 2002
ISBN: 90-6946-539-8 Bestelnummer: D200241
Dit rapport en andere publicaties van het HBD zijn te bestellen: * telefonisch: bij de gratis HBD-bestellijn: (0800) 023 02 05 * per fax: HBD-bestelservice: (070) 338 57 11 * per e-mail:
[email protected] * via internet: www.hbd.nl/publicaties Een overzicht van de publicaties van het HBD is te vinden op de website www.hbd.nl van het HBD.
Als sectorinstituut ondersteunt het HBD de gehele detailhandel. Het HBD vervult een functie als kenniscentrum; maakt maatschappelijke ontwikkelingen en overheidsbeleid helder en hanteerbaar en stimuleert de professionaliteit in de sector. In het HBD werken samen: MKB-Nederland, Raad Nederlandse Detailhandel (RND), Centrale Vereniging voor de Ambulante Handel (CVAH), FNV Bondgenoten en Dienstenbond CNV.
Copyright © 2002 Hoofdbedrijfschap Detailhandel Het integraal reproduceren van de inhoud van deze publicatie is alleen toegestaan met schriftelijke toestemming van het HBD. Het citeren van onderdelen is, mits met bronvermelding, toegestaan zonder voorafgaande toestemming.
Hoofdbedrijfschap Detailhandel
2
Postbus 90703
2509 LS Den Haag
INHOUD
INHOUD ..................................................................................................... 3 Conclusies ................................................................................................ 7 Aanbevelingen........................................................................................ 17 Leeswijzer ............................................................................................... 21 1
Aanleiding en vraagstelling............................................................. 23 1.1
Aanleiding................................................................................................... 23
1.2
Vraagstelling en gewenste aanpak ........................................................ 24
1.2.1 1.2.2 1.2.3 1.2.4 1.2.5 1.2.6 1.2.7
2
3
Wat hield de euro upgrade in? ................................................................. 24 Wat hield de euro upgrade niet in? .......................................................... 24 Wat staat de detailhandel nog te wachten?.............................................. 25 Hoe krijgt de detailhandel grip op de toekomst?....................................... 25 Start vanuit de belevingswereld van de toonbankinstelling ....................... 25 Hoe ziet een checklist of een beslisschema er uit?................................... 25 Wie wat moet betalen is niet de hoofdvraag............................................. 25
Onderzoeksmethode en opbouw rapport ...................................... 27 2.1
Onderzoeksmethode................................................................................. 27
2.2
Opbouw van dit rapport ........................................................................... 28
Een analyse van de E-day upgrade ................................................ 29 3.1
Een optelsom van 12 componenten ...................................................... 29
3.2
Beleidsaspecten per component............................................................ 30
3.2.1 3.2.2 3.2.3 3.2.4 3.2.5 3.2.6 3.2.7 3.2.8 3.2.9 3.2.10 3.2.11 3.2.12
3.3
De ‘schakelaar’ voor E-Day...................................................................... 30 Van guldenteken naar euroteken............................................................. 30 De upgrade van de encryptie-methode .................................................... 31 De verandering in het communicatie-protocol met Interpay ...................... 31 Het schrappen van security dispensaties ................................................. 31 De nieuwe kaartselectie-methode met eCST ........................................... 31 Het vervangen van de SAM’s................................................................... 31 Aanpassen Chipknip software.................................................................. 32 Aanpassen Chipper software................................................................... 32 Uitfaseren Voxmix protocol en handhaven bestaande functionaliteit......... 32 Aanpassen software overige cards .......................................................... 32 Aanpassen van kassakoppelingen........................................................... 33
Technische details en toelichting per component.............................. 33
3.3.1 3.3.2
De ‘schakelaar’ voor E-Day...................................................................... 33 Van guldenteken naar euroteken............................................................. 33
3
3.3.3 3.3.4 3.3.5 3.3.6 3.3.7 3.3.8 3.3.9 3.3.10 3.3.11 3.3.12
3.4
Het theoretische euro-minimum............................................................. 37
3.5
De procesgang in de tijd.......................................................................... 39
3.5.1 3.5.2 3.5.3 3.5.4 3.5.5 3.5.6 3.5.7 3.5.8
4
Beschrijving van de procesgang algemeen .............................................. 39 Analyse van de procesgang in het algemeen........................................... 41 Procesgang uitfaseren Voxmix ................................................................ 43 Procesgang bij ICL .................................................................................. 43 Procesgang bij CCV ................................................................................ 45 Procesgang bij Getronics......................................................................... 47 Procesgang bij KAS ................................................................................. 47 Overige terminal leveranciers .................................................................. 48
3.6
Ontwikkelingen in de terminalmarkt...................................................... 48
3.7
De analyse van de NFE en de rapportage aan het Parlement........... 51
3.8
Was de security upgrade nodig?............................................................ 52
3.9
Een raming van de E-day investering.................................................... 53
De rapportage van de WTI ............................................................... 57 4.1
Conclusies van de WTI............................................................................. 57
4.2
Nieuwe vormen van overleg over het betalingsverkeer..................... 58
4.2.1
5
De upgrade van de encryptie-methode .................................................... 34 De verandering in het communicatie-protocol met Interpay ...................... 35 Het schrappen van security dispensaties ................................................. 35 De nieuwe kaartselectie-methode met eCST ........................................... 35 Het vervangen van de SAM’s................................................................... 35 Aanpassen Chipknip software.................................................................. 35 Aanpassen Chipper software................................................................... 35 Uitfaseren Voxmix protocol en handhaven bestaande functionaliteit......... 36 Aanpassen software overige cards .......................................................... 36 Aanpassen van kassakoppelingen........................................................... 36
Het correct functioneren van de e-purse in combi-terminals ..................... 58
Toekomstvastheid van de betaalterminal ...................................... 61 5.1
Een aantal belangrijke technologische ontwikkelingen .................... 61
5.1.1 5.1.2 5.1.3 5.1.4 5.1.5 5.1.6 5.1.7 5.1.8
5.2
Migratie van magneetstrip naar chip ........................................................ 61 EMV-migratie voor de nationale systemen ............................................... 61 EMV-migratie voor creditcards en de liability shift .................................... 62 Transactietarieven voor creditcards en de Europese debetkaart............... 64 CEPS voor nationale bankpassen............................................................ 65 Interbancaire Terminal Architectuur ......................................................... 66 GSM en IP naast de huidige telecommunicatiekanalen............................ 67 Initiatieven specifiek gericht op betaalterminals........................................ 69
Het discussiescenario van M&I............................................................... 69
4
5.2.1 5.2.2 5.2.3
6
7
Methodiek van een discussiescenario...................................................... 69 Antwoorden van de terminalleveranciers.................................................. 71 De vijfjarige levensduur ........................................................................... 73
Technologische balkanisering........................................................ 77 6.1
Elk euroland zijn eigen elektronische euro.......................................... 77
6.2
Een vergelijking met de introductie van GSM...................................... 79
6.3
De benchmark studie van Economische zaken................................... 80
Uitwerking van enkele aanbevelingen ............................................ 83 7.1
Niet alle feiten zijn omgezet in aanbevelingen..................................... 83
7.2
Nieuwe opzet voor specificatie en certificering: een voorbeeld...... 83
7.3
Een opzet voor functionele specificatie en certificering in Nederland 85
7.4
Introductie van de ‘300 euro is een levensjaar’ regel......................... 86
7.5
Informatieverschaffing over het terminalaanbod................................ 87
7.6
Eenduidige terminologie voor upgrade mogelijkheden..................... 88
7.7
Checklist voor terminalaanschaf............................................................ 89
7.8
Beslisschema terminalaanschaf............................................................. 90
Bijlage A: Case-beschrijvingen............................................................. 91 Case A1 (CCV) ...................................................................................................... 91 Case A2 (CCV) ...................................................................................................... 97 Case A3 (CCV) ....................................................................................................100 Case A4 (Certec / CCV) .....................................................................................102 Case A5 (CCV) ....................................................................................................105 Case B1 (Getronics, CCV) ................................................................................106 Case B2 (Getronics) ..........................................................................................109 Case B3 (Getronics) ..........................................................................................111 Case B4 (NCR, Getronics)................................................................................113 Case C1 (KAS, Banksys) ..................................................................................116 Case C2 (KAS, Nicepay) ...................................................................................119 Case D (Deutsche Bank 24) .............................................................................123 Case E1 (ICL) ......................................................................................................126 Case F (Quality Equipment) .............................................................................129
5
Case G (SCAS en IPM) ......................................................................................131 Case H (Bij terminalleveranciers shoppende winkelier) ............................132 Case I (Thuisapparatuur voor chippen).........................................................132
Bijlage B: Beslisschema..................................................................... 137 Bijlage C: Begeleidingscommissie en geïnterviewden ..................... 141 Bijlage D: Mailings aan de detailhandel ............................................. 143 Mailing van Interpay aan haar contractanten (juni 2000) ...................................... 143 Mailing van CCV aan haar contractanten (augustus 2000)................................... 145 Door CCV opgesteld schema voor de 4 opties A, B, C en D ................................ 148 Mailing van Getronics aan haar contractanten (september 2000)......................... 149 Mailing van KAS aan haar contractanten (februari 2001) ..................................... 151
Bijlage E: Juridische aspecten............................................................ 153 Algemeen.............................................................................................................153 Huidige situatie regulering betaalautomaten in Nederland.......................153 Europese regulering betaalsystemen ............................................................154 Vragen naar aanleiding van dit HBD-onderzoek..........................................155
Bijlage F: EMV-migratie in andere landen .......................................... 157 EMV-migratie in Frankrijk.................................................................................157 EMV-migratie in België......................................................................................158 EMV-migratie in Oostenrijk..............................................................................159 Conclusie voor Nederland................................................................................159
Bijlage G: Het ITA concept van Interpay ............................................ 161 Bijlage H: Organisatorische kaders voor technologische vernieuwing ............................................................................................................... 163 Small Terminal Interoperability Platform (STIP) ..........................................163 Global Platform ..................................................................................................163 FINREAD..............................................................................................................164 CAPTIN .................................................................................................................164
Bijlage I: Literatuurreferenties ............................................................ 165
6
Conclusies
In de aanloop naar de euro-overgang ontstond onder detaillisten en andere toonbankondernemers veel commotie over de euro upgrade van betaalterminals. Dit bracht het Hoofdbedrijfschap Detailhandel (HBD) ertoe M&I/Partners te vragen in kaart te brengen: • • •
wat de euro upgrade inhield (en wat niet) wat de detailhandel op terminalgebied nog te wachten staat en hoe de detailhandel meer grip krijgt op de toekomst.
Dit onderzoeksrapport geeft antwoord op de gestelde vragen.
Algemeen 1. De wijzigingen die vóór “E-day” (1 januari 2002) in de betaalterminals van toonbankinstellingen zijn doorgevoerd hadden op veel meer betrekking dan alleen het geschikt maken voor de euro. In technische zin is de euro-overgang vrijwel vlekkeloos verlopen, maar procesmatig zijn er vele kanttekeningen bij te plaatsen. Veel partijen in de aanbodketen kijken achteraf ook zelf met gemengde gevoelens terug op het proces. Terminalleveranciers aan het MKB hebben geconcludeerd dat in de toekomst de toonbankinstellingen eerder moeten worden betrokken bij soortgelijke upgrade processen. Interpay concludeert dat partijen vooraf veel beter en open hadden moeten communiceren. De detailhandel stelt dat haar een keuze is ontnomen gebaseerd op volledige en tijdige informatie. 2. Het proces naar E-day voor de betaalautomaat is buitengewoon ongelukkig verlopen, diverse betrokkenen hebben fout gehandeld, er is meer geld mee gemoeid geweest dan nodig was geweest en uiteindelijk had er een beter eindresultaat in het licht van toekomstige ontwikkelingen kunnen worden bereikt. In dit rapport wordt geen hoofdschuldige aangewezen. Op onderdelen spreken partijen in de aanbodketen elkaar tegen. Geconstateerd wordt dat alle partijen in de aanbodketen steken hebben laten vallen, maar dat achteraf iedereen de fouten van zijn eigen bordje afschuift. In principe heeft iedereen met de beste bedoelingen gewerkt aan het tijdig klaarmaken van de betaalterminal voor de euro. De detailhandel acht een grotere transparantie, wijzigingen in de organisatieopzet en overleg over kosten en kostentoedeling in de toekomst noodzakelijk, daarbij het verleden zoals in dit onderzoek naar voren komt als leerschool gebruikend. 3. Met de investering die nodig was om de 170.000 betaalterminals in de detailhandel gereed te maken voor de euro had Nederland zich beter kunnen voorbereiden op de toekomst dan nu is gebeurd. Het is onwaarschijnlijk dat de nu in de markt uitstaande betaalautomaten 5 jaar ongewijzigd kunnen blijven functioneren, terwijl dat verwachtingspatroon is gewekt bij de toonbankinstellingen. Nieuwe aanpassingen zijn minimaal gewenst voor terminals die creditcards accepteren als de creditcard maatschappijen hun geplande beleid effectueren. Het is ook waarschijnlijk dat grensover-
7
schrijdende acceptatie van debetkaarten aanpassingen vereist. Indien vernieuwingen zoals migratie naar EMV voor nationale debetkaarten (de ‘bankpas’) snel noodzakelijk blijken, is zelfs een versnelde vervangingsronde voor een groot deel van het terminalpark binnen vijf jaar niet uitgesloten. Over die veranderingen – waar interbancair en internationaal veel discussies over gaande zijn - wordt wederom niet met de Nederlandse detailhandel gesproken. 4. De E-day investering voor de toonbankinstellingen was hoog en bedraagt minimaal 65 miljoen euro. De prijs die moest worden betaald is niet alleen het gevolg van de onvermijdelijke complexiteit van betaaltechnologie. Ze moet ook worden verklaard uit: • de slechte en late voorlichting over de benodigde wijzigingen waardoor beslissingen van de toonbankinstellingen voorafgaand aan de E-day beslissing niet optimaal konden zijn • de omvang van de wijziging (meer dan noodzakelijk voor de euro) • het feit dat die wijzigingen veel vaker dan aanvankelijk ingeschat noodzaakten tot vervanging van hardware • het late tijdstip waarop specificaties zijn omgezet in euro-proof systemen die op de Nederlandse markt verkrijgbaar waren; hierdoor moest apparatuur die in 1999 of de eerste helft van 2000 was aangeschaft nog voor de euro in orde worden gemaakt • de hoge distributiekosten (die onvermijdelijk zijn als op locatie wijzigingen moeten worden aangebracht) • het feit dat het om een kleine nationale markt gaat, waardoor ontwikkelings- en certificeringskosten een relatief groot deel van de totale kosten vormen (vooral bij kleine afzetcijfers), het rendement op die investeringen dus niet triviaal is en technologische concepten achterlopen op de mogelijkheden van moderne ICT • het feit dat het beleid van banken om de (ombouw van) terminals te subsidiëren voorafgaand aan E-day volledig, abrupt en zonder vooraankondiging werd gewijzigd. 5. De E-day upgrade heeft laten zien dat de huidige organisatie in Nederland voor het specificeren onvoldoende rekening hield met de belangen van de toonbankinstellingen. Als diverse zaken anders waren georganiseerd hadden kosten voor de detailhandel kunnen worden vermeden. Dit zou bijvoorbeeld het geval zijn geweest als: • specificaties eerder waren omgezet in euro-proof producten • het valutateken niet aan het communicatie-protocol met het betaalnetwerk was toegevoegd • de betaalnetwerken hadden bijgedragen aan de logistieke kosten die mede veroorzaakt zijn door de 3DES upgrade • in de praktijk een euro-minimum scenario had bestaan • de keus voor PIN-only systemen in het MKB mogelijk was geweest • bij volledige vervanging detaillisten de ‘beste koop’ hadden geselecteerd in plaats van automatisch iets nieuws te bestellen bij de bestaande leverancier • Chipper enige maanden eerder uit de markt was verdwenen • modernere (en Europees gedragen) concepten voor betaalterminals beschikbaar waren geweest.
8
6. Door de overheid was aangegeven dat ieder zijn eigen kosten voor de overgang naar de euro moest dragen. In het geval van een betaalautomaat betekende het dat de eigenaar - in Nederland de toonbankinstelling - voor de kosten opdraaide. Doordat niet tevoren open over de niet aan de euro gekoppelde wijzigingen is gecommuniceerd, werd deze financieringsregel ongemerkt ook van toepassing verklaard op veel van de extra wijzigingen in de terminal. 7. Sinds de start van het elektronisch betalen halverwege de jaren 80 zijn functionele uitbreidingen in Nederlandse betaalautomaten altijd op basis van natuurlijke vervanging en uitbreiding gerealiseerd: pas bij een nieuwe automaat golden nieuwe specificaties. Als gevolg daarvan is er ook nooit een afspraak gemaakt tussen detailhandel en financiële wereld hoe en vooral ook door wie noodzakelijke wijzigingen in betaalautomaten zouden moeten worden bekostigd. Via natuurlijke vervanging is tot aan Eday een gemiddelde levensduur voor een betaalautomaat gerealiseerd die ruim boven de 5 jaar ligt (voor gehele vervanging van een betaalautomaat). Bij de invoering van de euro is die aanpak van geleidelijke ‘natuurlijke’ vervanging noodgedwongen verlaten. 8. De uitgaven die de detailhandel heeft gedaan voor de niet-euro wijzigingen zijn niet per definitie slecht besteed. Het is mogelijk dat extra kosten later alsnog, los van de euro, hadden moeten worden gemaakt en er was een goede reden om een aantal euro-wijzigingen aan niet-euro-wijzigingen te koppelen. De koppeling van euro aan (alle) andere wijzigingen heeft echter in elk geval tot latere beschikbaarheid geleid en dus tot extra kosten. In hoeverre die extra kosten opwegen tegen de voordelen van koppeling valt achteraf moeilijk op te maken en de perceptie in de detailhandel dat men bedrogen is, valt niet meer weg te nemen. 9. Op de lijst van twaalf componenten in de E-day upgrade ontbreekt heel opvallend één item: het gegarandeerd kunnen lezen van de toekomstige betaalpassen op basis van de EMV-standaard voor chipkaarten. In veel landen is de euro-upgrade juist gecombineerd met het EMV-proof maken van de terminals. Het niet meenemen van dit item in de E-day upgrade kon voor enkele detaillisten straks wel eens hoge extra kosten met zich meebrengen. 10. Bij veel detaillisten leeft de gedachte dat de leveranciers van de betaalautomaten misbruik hebben gemaakt van de komst van de euro. Voor die gedachte is geen bewijs gevonden. Wel is duidelijk dat leveranciers een aanzienlijke inspanning hebben moeten verrichten om het werk te klaren met hoge kosten als gevolg. Dit wil overigens niet zeggen dat de leveranciers er arm van zullen zijn geworden. 11. Detaillisten vinden betaalterminals (te) duur voor wat ze bieden. Betaalterminals zijn in Nederland niet duurder dan in de omringende landen, maar toch hebben detaillisten gelijk. De belangrijkste reden voor de hoge prijs is de “technologische balkanisering” van betaaltechnologie. Daarmee wordt bedoeld dat elk voormalig valutagebied zijn eigen technologische specificaties heeft, eigen security opvattingen en eigen protocollen om met de nationale transactieverwerkers te communiceren. De partijen die voor die technologische balkanisering zijn blijven kiezen, zijn financiële instellingen
9
en niet de terminalleveranciers of de toonbankinstellingen. De chartale euro mag dan van ons allemaal zijn geworden, de girale eurobetaling bij de toonbank stuit echter nog steeds op hardnekkige (en kostbare) grenzen. 12. Veel winkeliers klagen over de servicediensten van de terminalleveranciers – met name hun bereikbaarheid – en daar lijkt met moderne middelen veel te verbeteren.
Terugblik op de E-day upgrade 13. Het is om twee redenen ongewenst om de aangebrachte wijzigingen in de betaalterminals aan te duiden met de “euro-upgrade” • de meest complexe en doorlooptijdbepalende wijzigingen hadden niet of niet alleen met de euro van doen • die naam suggereert dat er in alle euro-landen een vergelijkbare operatie rond betaalterminals is uitgevoerd; maar de meeste euro-landen - en zeker Nederland - zijn voortgegaan hun eigen nationale technologiewegen te bewandelen; bovendien is voor de euro-operatie in het ene land een minder complexe weg gekozen dan in het andere land. 14. De E-day wijzigingen in de terminal (bij gelijkblijvende functionaliteit) hielden in: • “E-day omschakelsoftware” • op bon en display(s) het guldenteken “F” veranderen in het euroteken “E” • wijzigen van de in het PIN-pad opgenomen DES security in 3DES security • het wijzigen van de communicatie tussen Interpay en de betaalterminal (het toevoegen van een valutateken en het upgraden als het om een ouder protocol ging) • het niet verlengen van enkele security dispensaties uit het verleden • invoeren van een nieuw kaartselectiemechanisme (eCST) voor magneetstripkaarten • het vervangen van SAM’s door euro-SAM’s • het aanpassen van de Chipknip software (en het de-facto uitfaseren van PINonly terminals in het MKB door leveranciers) • het aanpassen van de Chipper software, inclusief een security upgrade daarvan • het uitfaseren van een eigen host met het zogenaamde Voxmix protocol door Mastercard en Visa waardoor kredietkaartbetalingen met Visa en Mastercard na E-day alleen nog via Interpay konden worden afgehandeld; in specifieke markten, met name de horeca, was het ontwikkelen van nieuwe software (Credit Card Plus software) noodzakelijk om sector-specifieke functionaliteiten te behouden • het aanpassen van software voor het afhandelen van andere kredietkaarten (American Express, Diners, JCB) en kaarten zoals de Comfort of Primeline card en klantenkaarten • het herstellen van kassa-koppelingen indien deze na bovenstaande wijzigingen niet meer functioneren.
10
15. Interpay stelt dat van bovenstaande twaalf items velen niet door dit betaalnetwerk verplicht waren gesteld. Bovendien voert ze (terecht) aan dat specificaties ook van andere betaalsystemen afkomstig waren. Maar de terminal leveranciers concludeerden dat alleen in incidentele gevallen items konden worden geschrapt. Het ‘eurominimum’ scenario waarover Interpay spreekt, was daarom meer theorie dan praktijk, zeker voor het MKB. 16. Het (secretariaat van het) Nationaal Forum voor de introductie van de euro (NFE) heeft een forse inspanning gepleegd om duidelijkheid te creëren over de aanpassingen die nodig waren voor het pinnen en chippen. In de rapportage van het Forum is een aantal van de twaalf wijzigingen die op E-day moesten worden doorgevoerd echter onderbelicht gebleven. Dit betreft met name wijzigingen voor acceptatie van andere kaarten dan de nationale debetpas (de Nederlandse ‘bankpas’) of elektronische beurs. Op het moment van bespreking in het Forum was de E-day upgrade in de voorgenomen vorm gezien de planning onvermijdelijk geworden. 17. In november 2000 heeft de minister van Economische Zaken de Tweede Kamer geinformeerd over de gang van zaken rond de euro-upgrade op basis van de notitie die was opgesteld door het NFE. Gegeven de gebruikte informatiebron legt ook deze brief de nadruk op veranderingen voor het pinnen en chippen. In de rapportage is niet ingegaan op de mededingingsrechtelijke aspecten van de E-day upgrade die nadrukkelijker op de voorgrond treden bij betalingen met creditkaarten en de EDC-Maestro kaart dan bij pinnen en chippen. 18. Na E-day is de controle van Interpay op de software in een Nederlandse betaalterminal groter geworden omdat men meer controle heeft gekregen over het kaartselectiemechanisme. En na E-day is er voor elke Visa of Eurocard-Mastercard betaling maar één transportkanaal mogelijk: Interpay. Men kan stellen dat de gatekeepers rol (een term ontleend aan de telecommunicatie) van Interpay dankzij de E-day upgrade is versterkt: haar controle welke betaalnetwerken wel of niet gebruik kunnen maken van een Nederlandse betaalterminal is toegenomen. 19. De ministeries van Financiën en Economische Zaken hebben er in eerste instantie op gewezen dat de late, onvolledige en weinig klantvriendelijke informatievoorziening door de terminalleveranciers veel kwaad bloed heeft gezet bij de toonbankinstellingen. Beter overleg tussen terminalleveranciers en toonbankinstellingen kon volgens de ministeries in belangrijke mate bijdragen aan het oplossen en voorkomen van problemen. Daarbij moet wel worden aangetekend dat er om onverwachte kosten rond betaalterminals in de toekomst te voorkomen meer zal moeten gebeuren dan alleen het verbeteren van de relatie tussen terminalleveranciers en toonbankinstellingen. De (vertegenwoordigers van de) toonbankinstellingen moeten betrokken worden bij de richtinggevende keuzen die worden gemaakt ten aanzien van de toekomstige betaalinfrastructuur. Financiële instellingen maken nu die keuzen en de terminalleveranciers zijn grotendeels doorgeefluik. 20. De tegenvallende kosten van de aanpassingen die door de belangenorganisaties naar voren zijn gebracht, zijn voor Financiën mede aanleiding geweest tot het verlengen van de fiscale voorziening voor het MKB met één jaar (investeringsaftrek en klei-
11
ne zelfstandigenaftrek). Daarnaast heeft Financiën, eveneens mede op aandringen van de belangenorganisaties, de toekomst van het elektronisch betalingsverkeer (in het bijzonder ook de markt- en mededingingsaspecten) geagendeerd. Dit heeft geleid tot het installeren van een Werkgroep Tariefstructuren en Infrastructuur (WTI) onder leiding van de President van De Nederlandsche Bank, de heer Wellink, over de toekomstige vormgeving van het betalingsverkeer. 21. Wat velen niet beseffen is dat de kosten van softwareontwikkeling voor E-day maar voor een deel kunnen worden toegerekend aan magneetstrip technologie (pinnen en betalen met creditcards). Volgens één leverancier was ongeveer 40% van de ontwikkelingskosten nodig voor het aanpassen van software voor het chippen. Een ander benadrukte de omvang van de wijzigingen voor Chipper. En dit terwijl de (klanten van de) toonbankinstellingen nauwelijks gebruik maakten van Chipper en Chipknip beurzen. Als de detaillisten de vrije keuze was gelaten, was de technologie voor het chippen op E-day in grote mate ontmanteld. 22. De kosten van de euro-SAM’s (benodigd voor chipbetalingen na E-day) zijn aanvankelijk door sommige leveranciers wel bij de toonbankinstellingen in rekening gebracht (mits de oude SAM’s werden ingeleverd) en door andere leveranciers niet. Aangezien het niet acceptabel is dat dominante marktaanbieders als Interpay en Chipper financieel discrimineren tussen klanten, dient hier alsnog terugbetaling plaats te vinden. Dit proces is weliswaar in gang gezet, maar zeker nog niet op heldere wijze door beiden afgerond. 23. Opvallend is het grote verschil in aanpak van de drie grootste leveranciers aan het MKB • CCV heeft bijna 5000 terminals volledig vervangen. Ruim 35.000 terminals kregen een update en de prijs van een upgrade was afhankelijk van de ouderdom en eerdere upgrades van de automaat. Een software upgrade kostte € 95 of € 270. Een software upgrade plus gedeeltelijke hardware vervanging bij rond de 10.000 terminals kostte € 651. De gemiddelde prijs van een CCV-upgrade was € 263 (levering door CCV aan grootwinkelbedrijven is niet in dit cijfer verdisconteerd). • Leverancier KAS heeft al haar klanten expliciet aangeraden de bestaande terminal te vervangen. 3500 van de bijna 10.000 klanten die toch kozen voor een upgrade betaalden hiervoor € 404. • In contrast met CCV en KAS heeft Getronics (inmiddels Alphyra) vrijwel geen terminals vervangen. Rond de 35000 terminals in het MKB kregen een upgrade voor een uniforme prijs van € 225. Een mogelijke verklaring voor het verschil in vervangingsbeleid is de beperking in investeringsmogelijkheden bij terminalleverancier Getronics (die in de verkoop stond in de periode voor E-day) waardoor men niet beschikte over een nieuw terminal platform dat kon worden verkocht. 24. Achteraf is het overigens moeilijk een uitspraak te doen of CCV dan wel Getronics de juiste koers heeft gekozen. Een uitspraak over de juistheid van vervangingsbeleid vereist immers dat er helderheid is over de technologische keuzen voor de komende jaren. Echter, de door financiële instellingen naar de detaillisten gecommuniceerde
12
toekomst kan het best worden aangeduid met “koers in dichte mist zonder loods, kaart en kompas aan boord”. 25. Terugkijkend op het proces is M&I/Partners van mening dat het onverstandig is geweest om de mailings van Interpay en terminalleveranciers van medio 2000 niet in kort geding aan de rechter voor te leggen. Er werd van de kleine winkelier gevraagd om binnen één maand een investeringsbeslissing te nemen, terwijl de meeste informatie in de aanbodketen al tijden beschikbaar was. Voorleggen aan de rechter had het voordeel gehad dat er nu een rechterlijke uitspraak op tafel zou liggen waarin word uitgesproken of er al of niet misbruik is gemaakt van dominante marktposities in de aanbodketen. De toonbankinstellingen hebben echter gekozen voor de poldercultuur, leidend tot gedogen van uitstel, vage beloften en afspraken die achteraf verschillend worden uitgelegd. 26. Interpay is volgens eigen zeggen in het behartigen van het algemeen belang verder gegaan dan zij als processor hoefde te doen door in juni 2000 een attenderingsmailing uit te sturen. Het was beter geweest als een dergelijke mailing, van wie dan ook afkomstig, eerder was uitgestuurd. Omdat men wist dat er in een aantal gevallen sprake zou zijn van complete vervanging had tijdig een goed inzicht geboden moeten worden in het totale aanbod aan gecertificeerde terminals. Nu heeft men, zij het met de beste bedoelingen om tot snel handelen aan te sporen, gesuggereerd dat de bestaande leverancier altijd het beste aanbod kon doen bij vervanging. 27. Bij gezamenlijke aanbiedingen van terminalleveranciers en KPN Telecom bleef de taakverdeling tussen beide onduidelijk. De prijsstelling van de afzonderlijke leveranciers was niet te achterhalen en het was onduidelijk wie het aanspreekpunt was. 28. Voorafgaand aan de E-day upgrade zijn detaillisten op het verkeerde been gezet door begrippen als “euro-ready”. Dat bleek dan later iets anders te zijn dan het “europroof” zijn van een betaalterminal. De toonbankinstelling moest vervolgens betalen om “euro-ready” om te zetten in “euro-proof”.
Huidige situatie 29. Kenmerkend voor de marktstructuur is de shake-out van de afgelopen jaren onder de spelers op de markt voor betaalautomaten. Sommige spelers vonden de markt voor betaalterminals financieel niet meer interessant. Het aantal ontwikkelaars van door Interpay gecertificeerde systemen is daardoor zo klein geworden dat men zich zorgen moet maken over de concurrentie op die markt en de systeemstabiliteit van de betaalinfrastructuur. Internationaal is er ook nog een shake-out onder de leveranciers van de hardware platformen gaande. 30. Een nationale marktstructuur met slechts enkele overblijvende ontwikkelaars van terminals is zeker ook het gevolg van de subsidieverstrekking in het verleden door banken en de advisering door huisbankiers. De meeste toonbankbedrijven hebben nooit een vrije keuze voor hun betaalterminal gehad (of tenminste gemeend dat zij die vrije keuze niet hadden) en hebben het advies van hun huisbankier blindelings
13
gevolgd. De case-beschrijvingen in dit rapport laten zien dat het advies van de huisbankier geen enkele garantie vormde voor een juiste keuze. De beïnvloeding door de banken heeft wel tot gevolg gehad dat er in de markt twee dominante spelers ontstonden: CCV (vooral RABO klanten) en Getronics (tot 1998 vooral ABN-AMRO klanten). Op papier is er enige jaren geleden in Nederland een vrije markt voor betaalterminals gecreëerd. In werkelijkheid was het een quasi-vrije markt. 31. Al binnen anderhalve maand na E-day bleek dat de in het overleg met overheid en toezichthouder gemaakte afspraken over tijdige informatieverstrekking aan de detailhandel niet goed door financiële instellingen worden nagekomen. Dat er een foutmelding zou optreden zodra de collectie van Chipper betalingen zou worden beëindigd, moet bij de ING-groep al bekend zijn geweest vanaf 5 maart 2001 (de dag dat bekend werd gemaakt dat de Chipper technologie zou verdwijnen). De detailhandel is daar pas een paar maanden voor de uitfasering over geïnformeerd. 32. Momenteel wordt over nieuwe ontwikkelingen (ITA, EMV) uitvoerig gecommuniceerd tussen de spelers in de aanbodketen. De detailhandel staat, op een enkele uitzondering na, weer buiten spel zodat het gevaar dreigt dat een E-day procesgang wordt herhaald. De informatievoorziening aan de detailhandel over het nieuwe terminalconcept ITA kan ertoe leiden dat de detailhandel ITA straks ziet als ‘technologie voor u, in te voeren door u en besloten zonder u”. 33. In de jaren voor E-day heeft de detailhandel massaal “ja” gezegd tegen een ‘gratis’ ombouw voor het chippen. Rond E-day is gebleken is dat ‘gratis’ niet bestaat. Een belangrijke reden voor vervanging bij CCV-systemen in het MKB was zelfs gebrek aan geheugenruimte om de software voor de beide elektronische beurzen op te slaan en niet de overgang naar de euro, terwijl een keus voor een terminal zonder de functionaliteit voor chippen de-facto bij die leverancier niet meer mogelijk was. 34. In het overleg van najaar 2000 tussen de toonbankinstellingen, de financiële instellingen, toezichthouder DNB en de overheid bestond overeenstemming over het feit dat • er na de euro-aanpassing – behoudens onvoorziene omstandigheden - voor de winkeliers geen externe noodzaak zou zijn om de terminal in de komende tijd aan te passen • dat een termijn van 5 jaar een redelijke afschrijvingstermijn voor betaalautomaten is. Tijdens het onderzoek van M&I/Partners is gebleken dat deze punten door diverse partijen heel verschillend worden uitgelegd en dat de formulering ook de nodige vragen oproept. 35. Als de detailhandel bij terminalaanschaf zelf wil kiezen uit het aanbod is een hanteerbare checklist nodig. Strikt genomen is het onmogelijk die checklist op te stellen zolang er geen lange termijn visie van de financiële instellingen bekend is. 36. Bij het afsluiten van deze HBD-studie kwam het eindrapport beschikbaar van de Werkgroep Tariefstructuren en Infrastructuur (WTI) in het betalingsverkeer. Die werk-
14
groep heeft onderzoek gedaan naar de efficiency van het Nederlandse betalingsverkeer, waaronder het toonbankbetalingsverkeer. De uitkomsten van deze HBD-studie zijn niet in lijn met de vaststelling van de WTI dat het toonbankbetalingsverkeer in Nederland in grote lijnen efficiënt wordt vormgegeven.. 37. De toonbankinstellingen hebben in hun reactie op het WTI-rapport gesteld dat “er voldoende waarborgen moeten zijn dat de specificaties en certificering van betaalterminals …. op een onafhankelijke wijze tot stand komen”. Deze studie toont het grote belang daarvan aan.
15
16
Aanbevelingen
Uit dit onderzoek blijkt dat er veel te verbeteren valt in het betalingsverkeer. Hieronder doet M&I/Partners een aantal aanbevelingen richting de diverse betrokkenen.
Met betrekking tot de detailhandel a) De detailhandel heeft de afgelopen jaren vooral met de aanbodpartijen onderhandeld over aanschafprijzen en tarieven. Ze moet de komende jaren ook proberen grip te krijgen op het technologische ontwikkelingstraject van de betaaltechnologie. De belangrijkste kostenbepalende factoren zijn immers de mate waarin men de internationale standaardisatieontwikkelingen in de betaalmarkt volgt, de mate waarin nationale keuzen voor technologie worden ingeruild voor Europese of wereldwijde technologieën en de snelheid waarmee nieuwe technologische mogelijkheden worden benut. De detailhandel moet zorgen dat ze op tijd betrokken wordt bij het denken en besluiten over specificaties en implementatietrajecten. b) Het is heel belangrijk voor de detailhandel dat de huidige situatie met één aanbieder voor het beveiligd transport van het merendeel van de betaaltransacties wordt doorbroken. Dit is belangrijk voor concurrentie in het nationale en grensoverschrijdende betalingsverkeer. Gezien de belangen die in het spel zijn, zal een ontwikkeling naar grensoverschrijdende oplossingen niet in gang gezet worden als de toonbankinstellingen zich afzijdig houden van technologie en marktstructuur. De betaalterminal speelt in een veranderingsproces een belangrijker rol dan het betaalnetwerk. Als de grenzen voor de betaalterminal verdwijnen volgt concurrentie vanzelf. Het vraagstuk van de technologische balkanisering moet daarom door de detailhandel op de Europese agenda worden geplaatst.
c) De toonbankinstellingen - ook die in het MKB - moeten beseffen dat zij vrije keus (moeten) hebben bij de aanschaf van een gecertificeerde betaalterminal. Als een keus is gemaakt, is het onvermijdelijk dat de winkelier tijdens de levenscyclus van die betaalautomaat afhankelijk is van de service van de betreffende leverancier of een van zijn dealers. Het is verstandig als toonbankinstellingen die vrijheid gaan gebruiken in plaats van als makke schapen het advies van de huisbankier te volgen. Grotere toonbankinstellingen kiezen in het algemeen al bewuster, maar vaak is alleen een beperkt aantal koplopers onder hen goed geïnformeerd zodat ook in het grootwinkelbedrijf lang niet altijd een optimale keuze gemaakt kan worden. Een eigen aanschafbeleid van de toonbankinstellingen of hun brancheverenigingen zal ertoe leiden dat de terminalleveranciers ze meer als klant gaan zien en behandelen, terwijl die leveranciers de rode loper naar het bankgebouw minder centraal zullen gaan stellen. d) Een eigen aanschafbeleid van toonbankinstellingen vereist wel dat er inzicht is in toekomstige technologiekeuzen. Daarover moet duidelijkheid komen. Als die duidelijkheid er is, moet de in dit rapport opgenomen ‘eerste proeve van een checklist’ worden bijgesteld en verbeterd.
17
e) Een checklist voor terminalaanschaf heeft overigens alleen zin als de detailhandel een volledig overzicht heeft van de aanbieders op de markt. De detailhandel wordt geadviseerd om de informatie welke aanbieders van apparatuur voor pinnen en chippen er actief zijn op de markt zelf te gaan organiseren. Die informatie zou kunnen worden verstrekt via een aparte website en via folders die de brancheorganisaties kunnen distribueren. f)
M&I stelt voor de regel dat een betaalterminal een minimale levensduur heeft van 5 jaar aan te vullen met een regel die de maximale kosten per jaar centraal staat (volgens de lijnen van het Total Cost of Ownership model).
g) Het is gewenst dat de detailhandel met de terminalleveranciers afspraken maakt over de definitie van begrippen, met name rond de voor de toekomst belangrijke begrippen als ‘EMV-proof’ of ‘ITA-proof’. In een protocol tussen detailhandel en ‘terminalwereld’ moet worden vastgelegd dat ontwikkelaars / dealers een gedefinieerd begrippenkader ook daadwerkelijk zullen hanteren.
h) Zodra er een met E-day vergelijkbare situatie ontstaat – een optelsom van ingrijpende wijzigingen – moet de detailhandel zich beraden over het al of niet handhaven in de betaalterminal van software voor het chippen. Als bij de volgende majeure upgrade de acceptatie en het gebruik van het chippen niet wezenlijk is verbeterd en / of er door de financiële instellingen nog steeds geen inzicht in het gebruik en de economie van de elektronische beurs wordt gegeven, moeten de toonbankinstellingen niet nogmaals een rekening gaan betalen voor deze (ongebruikte) functionaliteit.
Met betrekking tot Interpay i)
Het is gewenst het proces en de taakverdeling te herzien voor het vaststellen van specificaties voor betaalterminals en voor het certificeren van die terminal. Er moet een scheiding worden gecreëerd tussen transport en transactieverwerking enerzijds en specificeren plus certificeren anderzijds. Die scheiding lijkt toch al onafwendbaar. Zodra er binnen de “Nederlandse euro-zone” meer dan één grote aanbieder voor transport actief wordt, kan niet worden gehandhaafd dat het vastleggen van algemene (security) eisen de-facto bij één van de aanbieders is ondergebracht. De ervaring rond Chipper en Chipknip heeft verder laten zien dat het ongewenst is meer dan één certificerende organisatie te hebben. De gewenste scheiding zou op verschillende manieren gestalte kunnen krijgen. Gedacht kan worden aan een aparte organisatie die bijvoorbeeld (tijdelijk) ondergebracht kan worden bij een toezichthouder of in een zelfstandige organisatie. Een vergelijkende studie naar de bestuurlijke vormgeving van specificatie en certificering in andere landen zou een goede input zijn voor een discussie met de toonbankinstellingen.
Met betrekking tot de banken j)
Het is gewenst om de business case voor de invoering van technologische veranderingen (bijvoorbeeld EMV en ITA) te bestuderen vanuit de invalshoek van maatschappelijke efficiency en niet alleen vanuit het perspectief van de kosten-baten afweging van een financiële instelling.
k)
Eventuele problemen door het uit de markt nemen van Chipper moeten zonder kosten voor de detailhandel worden opgelost. De toonbankinstellingen hebben immers al betaald
18
voor het kunnen chippen na E-day. Dit standpunt is inmiddels door PlatformDetailhandel.nl aan Chipper kenbaar gemaakt.
Met betrekking tot de overheid l)
Ten aanzien van ITA is het gewenst dat een mededingingsrechtelijke toetst plaats vindt van de specificaties zodra Interpay die heeft vastgesteld en gepubliceerd of zodra terminals gebaseerd op dit concept in de markt worden uitgeprobeerd.
m) Het proces van de E-day upgrade heeft aangetoond dat het wenselijk is dat de overheid randvoorwaarden stelt waardoor het elektronisch betalingsverkeer op efficiënte wijze kan plaatsvinden. Ook is gebleken dat het toezicht op het betalingsverkeer moet worden geintensiveerd.
n) In de aanbevelingen die de Nederlandsche Bank heeft toegevoegd aan het WTI-rapport wordt het toezicht op betaalsystemen (‘oversight’) opgesplitst in aspecten. Het is wenselijk dat ten aanzien van het aspect ‘veiligheid en operationele betrouwbaarheid’ duidelijk wordt of dit toezicht achteraf dient te geschieden of dat het zal gaan inhouden dat vooraf criteria en regels door de Nederlandsche Bank worden geformuleerd. Ook is wenselijk dat duidelijk wordt in welke mate het oversight extern zichtbaar zal zijn en gecommuniceerd wordt.
19
20
Leeswijzer
Dit rapport kan op twee manieren worden gelezen. Na het doornemen van het inleidende deel met conclusies en aanbevelingen kan men eerst het analytisch-empirische hoofdrapport lezen. Maar winkeliers die vooral geïnteresseerd zijn in de ervaringen van hun collega’s bij het aanpassen van hun betaalautomaat kunnen ook dit hoofdrapport overslaan en doorgaan met Appendix A. Daarin worden een aantal cases beschreven, doelbewust opgeschreven vanuit de belevingswereld van de winkelier. Na het lezen van deze cases is het in Appendix B opgenomen beslisschema duidelijk en kan het worden toegepast door elke detaillist.
In het analytische hoofddeel van dit rapport wordt ook regelmatig verwezen naar deze Appendix met cases. Op die manier worden uitspraken steeds van concrete voorbeelden voorzien. De achtergrond van enkele conclusies of aanbevelingen wordt toegelicht in de cases en niet in het analytisch-empirische hoofdrapport.
21
22
1
Aanleiding en vraagstelling
1.1 Aanleiding De commissie Informatietechnologie en Betalingsverkeer van het Hoofdbedrijfschap Detailhandel (HBD) houdt zich onder andere bezig met het verrichten van studies, het inwinnen van praktische adviezen en het verstrekken van informatie om Nederlandse detaillisten te helpen bij het integreren van ICT in de eigen bedrijfsvoering. Een van de issues waarmee de commissie zich bezig houdt is betalingsverkeer. Het HBD signaleert dat de daaraan verbonden kosten detaillisten echt een doorn in het oog zijn. Bovendien worden de maatschappelijke kosten van de diverse betaalmogelijkheden niet eerlijk tegen elkaar afgewogen met als gevolg dat de meest wenselijke ontwikkelingsrichting niet of onvoldoende snel wordt ingeslagen. Daarom laat de commissie regelmatig studies uitvoeren die privaatrechtelijke partijen in de detailhandel onderbouwde argumenten aanbieden om in onderhandelingen met banken en technologieaanbieders te komen tot optimalere oplossingen.
In het kader van de invoering van de euro – waarvoor het HBD overigens een afzonderlijke projectgroep kende – is betalingsverkeer ook op een andere manier nadrukkelijk als probleem naar voren gekomen. Na de millenniumaanpassingen van betaalautomaten werden detaillisten immers opnieuw geconfronteerd met de noodzaak om de betaalautomaten te moeten aanpassen of vervangen, nu in verband met de invoering van de euro. Over de kosten die hieraan waren verbonden en de wijze waarop aanbiedingen werden gedaan zijn vele klachten van detaillisten binnengekomen bij de belangenorganisaties en het HBD. De detailhandel heeft voorafgaand aan de invoeringsdatum (“E-day”) overleg gevoerd met leveranciers van betaalautomaten, Interpay, banken, het Ministerie van Financiën en de Nederlandse Bank. Maar het kwam er uiteindelijk toch op neer dat de detaillist geen andere keuze had dan opdracht tot aanpassing of vervanging te geven, ook al snapte hij niet precies waarvoor hij betaalde en voelde hij zich gepakt. De kosten voor de aanpassingen moest de detailhandel zelf dragen.
Waar het HBD, de belangenbehartigers voor de detailhandel en de detaillisten zelf onvoldoende grip op hebben gekregen is de vraag wat voor aanpassingen aan de betaalautomaten de leveranciers nu precies hebben verricht. Waren al die aanpassingen het gevolg van de invoering van de euro of ging het ook om veranderingen die weinig met de euro te maken hadden? En zijn de kosten die voor de upgrade werden doorberekend aan de detaillist reëel? Was een aanpak denkbaar geweest waarbij de upgrade-kosten lager waren uitgevallen of waarbij beter op de toekomst was ingespeeld? Want de vraag dringt zich op of de detaillisten na de euroaanpassingen nu voorlopig vooruit kunnen met hun betaalautomaten. Of staat de volgende aanpassing alweer voor de deur?
23
Al deze vragen zijn extra relevant omdat in de toekomst het elektronisch betalen een nog hogere vlucht zal nemen. Dat is op zich een gunstige ontwikkeling. Immers, elektronisch betalen is – boven een bepaald bonbedrag – maatschappelijk efficiënter dan contant betalen, zoals in het HBD-rapport ‘Via tarifering naar efficiënter betalingsverkeer’ werd aangetoond. Méér detaillisten zullen dus betaalautomaten gaan aanschaffen en detaillisten die er al over beschikken zullen hun apparatuur up-to-date moeten houden. Het is daarom ongunstig dat de betaalautomatenmarkt voor detaillisten schimmig is, dat zij wantrouwend staan ten opzichte van de leveranciers van deze automaten en de partijen die deze markt beïnvloeden en dat ondernemers en personeel steeds weer geconfronteerd worden met onaangekondigde veranderingen.
Daarom heeft het HBD opdracht gegeven voor deze studie aan het bureau M&I/Partners. Gevraagd werd om een eindrapport dat inzicht kon verschaffen en daardoor als input kon dienen voor een verdere discussie tussen detailhandel, leveranciers, banken plus Interpay en wellicht ‘de politiek’. Direct bij het betalingsverkeer betrokken partners van het HBD - bijvoorbeeld de leden van de stuurgroep betalingsverkeer van de Raad Nederlandse Detailhandel en van de Nationale Winkelraad van MKB-Nederland – moesten argumenten en feiten aan het rapport kunnen ontlenen in hun verdere onderhandelingen met partijen. En het rapport moest ook hanteerbaar en leesbaar zijn voor detaillisten.
1.2 Vraagstelling en gewenste aanpak De opdracht zoals het HBD die heeft geformuleerd bestond uit zeven punten.
1.2.1 Wat hield de euro upgrade in? De eerste vraag was om precies aan te geven welke veranderingen zijn doorgevoerd in de betaalterminals bij de toonbankinstellingen. In het vakjargon worden die terminals meestal aangeduid met Point-of-Sale terminals (afgekort POS-terminals). Ook moest worden aangegeven welke veranderingen het rechtstreeks gevolg waren van de invoering van de euro, en welke niet. 1.2.2 Wat hield de euro upgrade niet in? Uiteraard was ook van belang aan te geven welke veranderingen er niet waren opgepakt rond E-day. De detailhandel signaleerde dat er verschillen in opvatting waren tussen Interpay en terminal leveranciers over de manier waarop moest worden ingespeeld op internationale ontwikkelingen. Welke van die ontwikkelingen hebben bijvoorbeeld in het buitenland wel geleid tot veranderingen in het terminalconcept en zijn in Nederland blijven liggen?
24
1.2.3
Wat staat de detailhandel nog te wachten?
Uiteraard is de bovenstaande vraag geen academische. Weliswaar is de detailhandel meegedeeld [NFE 2000] dat er geen noodzaak zal zijn de Nederlandse betaalterminals de komende tijd aan te passen. Maar dit is met zoveel mitsen en maren omgeven dat de detailhandel er geen vertrouwen in heeft. Zijn er de komende vijf jaar ontwikkelingen te verwachten die tot aanpassing van de betaalautomaten zullen leiden? En kunnen de meeste betaalautomaten dan worden aangepast of is opnieuw vervanging nodig voor een aanzienlijk deel van de bestaande terminals? 1.2.4
Hoe krijgt de detailhandel grip op de toekomst?
De wetenschap wat er zal veranderen is uiteraard niet genoeg. M&I/Partners werd dan ook gevraagd om aan te geven hoe de detailhandel ontwikkelingen in een voor haar gewenste richting kon beïnvloeden. 1.2.5
Start vanuit de belevingswereld van de toonbankinstelling
Het HBD heeft M&I/Partners uitdrukkelijk gevraagd het onderzoek op te zetten vanuit de belevingswereld van de detailhandel. Dat heeft ertoe geleid dat de interviewronde voor dit rapport gestart is bij de winkelier. Het heeft geresulteerd in uitgebreide casebeschrijvingen (zie Appendix A) die bij andere partijen wel zijn getoetst op juistheid van de feiten, maar waarbij aan de perceptie van de winkelier niets is veranderd. 1.2.6
Hoe ziet een checklist of een beslisschema er uit?
Tot slot vroeg het HBD een checklist op te stellen die door detaillisten gebruikt kon worden bij de aanschaf van nieuwe betaalterminals. 1.2.7
Wie wat moet betalen is niet de hoofdvraag
In elk land lopen discussies over de vraag welke partij voor de kosten van het elektronisch betalingsverkeer moet opdraaien: de financiële instellingen, de acceptanten of de kaarthouder. Die vraag moest niet centraal worden gesteld in de studie. Belangrijker was om in kaart te brengen welke kosten er waren gemaakt en of er kosten hadden kunnen worden vermeden. Of volgens welke methodieken reserveringen werden aangelegd voor toekomstige of niet goed voorspelbare kosten. Daar waar partijen expliciet uitspraken hadden gedaan wie de rekening betaalde, werd wel aan M&I/Partners gevraagd die uitspraken op waarheid te checken of de logica van de kostentoerekening na te gaan.
In de studie moest vooral worden geredeneerd vanuit het concept van de maatschappelijke kosten van het betalingsverkeer, zoals dat eerder was uitgewerkt in een studie van de Katholieke Universiteit Brabant voor het HBD [Raa 2001].
25
26
2
Onderzoeksmethode en opbouw rapport
2.1 Onderzoeksmethode De volgende werkwijze is gevolgd • Selectie representatieve cases Omdat de aanleiding voor dit onderzoek de onrust onder detaillisten was, lag het voor de hand om die detaillisten als startpunt te kiezen in de aanpak. Bij zowel MKBNederland als de Raad Nederlandse Detailhandel was een groot aantal klachten binnen gekomen over de gang van zaken rond de euro-upgrade. Gestart werd met de klachten van MKB-Nederland. De daar aanwezige vijf ordners met briefwisseling werden geordend en per type klacht en/of per type leverancier werd tenminste één representatieve case geselecteerd. Vervolgens werd de detaillist benaderd (bezoek of telefonisch contact; gebruik werd gemaakt van een gestructureerde vragenlijst). Daarbij werd zoveel mogelijk aanvullend materiaal gevraagd (mailings, offertes, facturen, briefwisseling). • Verwerking in case-beschrijvingen De informatie werd verwerkt in geanonimiseerde case-beschrijvingen. In de eerste versies waren daarin vragen opgenomen aan de betrokken terminalleveranciers of betaalnetwerken. De case-beschrijvingen werden aan de detaillisten uit de case voorgelegd ter controle. Zonodig werd aanvullende informatie gevraagd. • Bezoek aan terminalleveranciers De belangrijkste terminalleveranciers (aan zowel MKB als grootwinkelbedrijf) werden uitvoerig geïnterviewd. Daarbij werden de vragen uit de case-beschrijvingen gebruikt, maar ook een aanvullende vragenlijst. Van de interviews met CCV, KAS en EFT Systems werd een verslag gemaakt dat aan de leverancier ter goedkeuring werd voorgelegd. Aanvullende vragen werden geformuleerd. • Vragen aan Interpay Aan Interpay werden vragen gesteld, deels naar aanleiding van de cases. In de eindfase werden de conclusies in het kader van hoor en wederhoor voor commentaar voorgelegd. • Selectie, bijstellen en aanscherpen van de case-beschrijvingen Van de opgestelde case-beschrijvingen werd een selectie gemaakt zodanig dat elke case nieuwe informatie bevatte. Ook werden enkele cases toegevoegd. Het ging om een ontbrekende terminal (van Banksys Nederland; zie case C1) en om chip-only cases1. Benadrukt wordt dat de cases geen bijzondere situaties zijn, maar representatief voor de gang van zaken bij talloze andere detaillisten. De in de cases acterende partijen buiten de detailhandel konden voetnoten plaatsen in de definitieve casebeschrijvingen. Er werd nauwlettend op toe gezien dat de cases geschreven bleven vanuit de belevingswereld van de detaillist.
1
In de detailhandel bleek het niet mogelijk een upgrade-case te vinden voor chip-only terminals. Naar aanleiding van de euro-invoering werden chip-only terminals in de detailhandel vervangen door combiterminals of elektronisch betalen werd weer afgeschaft. Omdat de detailhandel in de toekomst wellicht toch weer met chip-only terminals te maken krijgt, zijn cases uit andere sectoren gebruikt: case F en G.
27
• Bepalen van de kosten van de E-day upgrade voor het MKB Op basis van de gedetailleerde informatie van de terminalleveranciers kon een nauwkeurige raming gemaakt worden van de kosten voor het MKB • Enquête leden Raad Nederlandse Detailhandel (RND) De werkwijze met geanonimiseerde case-beschrijvingen was minder goed hanteerbaar voor de grootwinkelbedrijven (GWB). Dezelfde mate van detail als in de geanonimiseerde MKB-cases kon immers bedrijfsinterne informatie naar buiten brengen. Bovendien waren de terminalleveranciers terecht veel terughoudender in het vrijgeven van informatie over de situatie bij grootwinkelbedrijven. Daarom werd een enquête rondgestuurd aan de leden van de RND. Met name werd gevraagd om informatie over kosten en er werden vragen gesteld om te kunnen concluderen of het gebrek aan informatieverschaffing dat zo kenmerkend was voor het MKB ook optrad in het GWB. • Raming E-day kosten GWB Op basis van de enquêteresultaten en informatie van de terminalleveranciers werden de kosten voor het GWB geraamd. • Formuleren van conclusies en aanbevelingen Op basis van het verzamelde inzicht werden conclusies getrokken en werden aanbevelingen geformuleerd en besproken met de ingestelde begeleidingscommissie. Bovendien werden voorlopige resultaten gepresenteerd aan de voor betalingsverkeer verantwoordelijke commissies bij HBD, MKB-Nederland, de VNPI (Vereniging Nederlandse Petroleumindustrie) en de RND. • Eerste conclusies en aanbevelingen werden al in februari geformuleerd om de haalbaarheid van aanbevelingen te kunnen toetsen. In de loop van de tijd werden ze regelmatig bijgesteld op basis van groeiend inzicht of nieuw feitenmateriaal. • Opstellen van het eindrapport Tenslotte werd het volledige eindrapport opgesteld en met de opdrachtgever en begeleidingscommissie doorgesproken.
De samenstelling van de begeleidingscommissie en de lijst van geïnterviewden is opgenomen in bijlage C.
2.2 Opbouw van dit rapport Hoofdstuk 3 bevat een uitvoerige terugblik op de E-day upgrade. In hoofdstuk 4 worden de conclusies uit die terugblik vergeleken met die van de Werkgroep Tariefstructuren en Infrastructuur (beter bekend als de commissie Wellink). In hoofdstuk 5 wordt niet het verleden, maar de toekomst van de betaalterminal onder de loep genomen, terwijl in hoofdstuk 6 apart wordt ingegaan op een belangrijke eigenschap van Europese betaalsystemen zowel vóór als na de invoering van de euro: de nationale versnippering (of ‘technologische balkanisering’). Hoofdstuk 7 geeft een eerste uitwerking van enkele van de aanbevelingen.
28
3
Een analyse van de E-day upgrade
3.1 Een optelsom van 12 componenten De veranderingen in de Nederlandse betaalterminals die aan de detailhandel zijn gepresenteerd als het gevolg van de invoering van de euro hadden op meer zaken betrekking dan alleen de euro. In dit rapport willen we de omschrijving ‘euro-upgrade’ uit de opdracht van het HBD dan ook niet meer gebruiken. Die term beschrijft immers niet goed wat er moest gebeuren. In plaats daarvan wordt de term ‘E-day upgrade’ gehanteerd. Onder die term vallen alle wijzigingen waarvoor E-day (1 januari 2002) een cruciale datum was.
De interviewronde met de terminalleveranciers heeft geleid tot de conclusie dat de ‘E-day upgrade’ bestond uit de volgende twaalf veranderingen: • “E-day omschakelsoftware” in de terminal plaatsen; die software garandeerde dat alle betaalapplicaties (Pinnen, Chippen of betalen met kredietkaarten) vóór E-day in guldens werken en vanaf E-day in euro’s • op het PIN-pad en de geprinte bon het guldenteken “F” veranderen in het euroteken “E” • verzwaren van de beveiliging van de communicatie; dat hield in dat de in het PIN-pad opgenomen DES security werd opgewaardeerd tot 3DES security (spreek uit: TripleDES) • het wijzigen van de communicatie tussen Interpay en de betaalterminal in aanvulling op het verzwaren van de beveiliging; terwijl er vóór de E-day upgrade geen valutateken in een betaalbericht stond was dit daarna wel het geval • het schrappen van enkele security dispensaties uit het verleden • het invoeren van een nieuwe tabel voor te accepteren kaarten, het zgn. kaartselectiemechanisme (eCST = enhanced Card System Table) • het op locatie vervangen van de aanwezige SAM’s voor Chipper en Chipknip door hun euro-SAM’s • het aanpassen van de Chipknip software zodat deze zowel in guldens als euro’s kon werken • het aanpassen van de Chipper software, inclusief een security upgrade en de voorbereiding voor de euro-Chipperkaart (ook al weten we nu dat die er nooit meer zal komen) • het uitfaseren van een eigen host met het zogenaamde Voxmix protocol door Mastercard en Visa waardoor kredietkaartbetalingen met Visa en Mastercard na E-day alleen nog via Interpay konden worden afgehandeld; • het aanpassen van software voor het afhandelen van andere kredietkaarten (American Express, Diners, JCB) en kaarten zoals de Comfort of Primeline card en klantenkaarten • het herstellen van kassa-koppelingen indien deze na bovenstaande wijzigingen niet meer functioneerden.
29
3.2 Beleidsaspecten per component Van de in de vorige paragraaf geschetste componenten heeft de helft met de invoering van de euro te maken, de andere helft niet. Hieronder wordt een aantal beleidsaspecten aan de orde gesteld. 3.2.1
De ‘schakelaar’ voor E-Day
De overgang van de elektronische gulden naar de elektronische euro kon op twee manieren worden gerealiseerd. De in de markt aanwezige betaalterminals konden geleidelijk worden overgezet zodat er een periode zou zijn waarin een deel van de terminals nog in guldens werkte en een deel al in euro’s. Of er kon worden gekozen voor een big-bang scenario: alle terminals schakelden dan op één en hetzelfde moment - namelijk bij de jaarwisseling - over van gulden naar euro. Over de beste oplossing ontstond een discussie tussen Interpay en terminalleveranciers [CCV 1998]. Die discussie leidde uiteindelijk op 4 september 1998 tot een besluit van de Raad van Advies van Interpay om te kiezen voor de big-bang. Het betekende dat er een ‘E-day schakelaar’ in de terminal moest worden geplaatst die voor de overgang zorgde.
Uiteraard past die keus wel bij de voorkeuren van de Nederlandse detailhandel. Ook voor de chartale overgang bepleitte men een zo kort mogelijke duale periode. Voor detailhandelaren en personeel was het zeker verwarrender geweest als sommige betaalterminals al in euro’s zouden hebben gewerkt en andere nog in guldens. Maar wel valt op dat het besluit om te kiezen voor een elektronische big-bang in 1998 werd genomen zonder dat de detailhandel als geheel ook nog maar op enigerlei wijze bij de discussie was betrokken. 3.2.2
Van guldenteken naar euroteken
Het bedrag dat werd afgerekend moest vóór E-day in guldens op de display(s) worden vermeld (meestal met het teken ‘F’) en moest vanaf E-day in euro’s te zien zijn (door het bedrag met een ‘E’ te laten beginnen). Uiteraard had men juist bij een big-bang scenario voor de optie kunnen kiezen om een sticker op elke betaalautomaat te plakken: “Lees vanaf 1 januari 2002 een ‘E’ als er een ‘F’ staat”. Maar dat past niet in de traditie van het Nederlandse elektronisch betalen. Tekst op het display van een betaalterminal wijzigen is wel ingrijpender dan het op het eerste gezicht lijkt. Voor de liefhebbers wordt de technische achtergrond uitgelegd in paragraaf 3.3.3. Consequentie was dat een PIN-pad langs Interpay moest om de wijziging aan te brengen, en dus niet ter plekke in orde kon worden gemaakt.
30
Overigens waren er enkele markante uitzonderingen. Met name leverancier ICL – vooral leverancier aan grootwinkelbedrijven - had er in het verleden voor gekozen om het valutateken buiten de cruciale door Interpay ‘ondertekende’ software te houden. Dat betekende dat in het PS201 PIN-pad van deze leverancier ter plekke nieuwe euro-software kon worden geladen die de bestaande PIN-pad beveiliging van Interpay ongemoeid liet. 3.2.3
De upgrade van de encryptie-methode
Naast het aanpassen van het valutateken was het verhogen van het beveiligingsniveau voor de communicatie tussen de terminal en Interpay onderdeel van de E-day upgrade. Het betekende dat de bestaande beveiliging (DES) werd vervangen door een zwaardere variant (3DES). Ook voor deze verbetering van de beveiliging moest het PIN-pad van een terminal langs Interpay.1 Als het niet noodzakelijk was een PIN-pad langs Interpay te sturen voor het valutateken werden de terminals meestal niet opgewaardeerd van DES naar 3DES. 3.2.4
De verandering in het communicatie-protocol met Interpay
Het valutateken werd toegevoegd aan het ‘betaalbericht’ dat aan Interpay werd verstuurd. 3.2.5
Het schrappen van security dispensaties
Het beëindigen van eerder afgegeven dispensaties voor terminals had zoveel impact voor een vaak voorkomende terminal (de ST2711 van ICL) dat deze in de praktijk overal werd vervangen. Voor andere terminals (met name de OKI terminal die veel voorkomt in supermarkten) werd de dispensatie na veel overleg onder strikte voorwaarden verlengd, maar met een expliciete afspraak over de datum (ultimo 2003) waarop de dispensatie definitief zou verlopen. 3.2.6
De nieuwe kaartselectie-methode met eCST
Onderdeel van de nieuwste terminalspecificaties van Interpay was een aanpassing van de zogenaamde Card System Table. In die tabel staan de door Interpay te accepteren kaartsoorten vermeld. Overigens is in die enhanced versie de controle van Interpay op de reeks al of niet in de terminal te accepteren kaarten vergroot. 3.2.7
Het vervangen van de SAM’s
In een SAM wordt de geldswaarde opgeslagen die vanuit een chipkaart met elektronische beurs wordt afgewaardeerd. In de oude SAM’s kon alleen waarde in guldens worden opgeslagen. In de euro-SAM’s konden zowel guldens (vóór E-day) als euro’s (na E-
1 Interpay heeft de meerkosten van de 3DES wijziging gefinancierd. De logistieke kosten die samenhangen met het transport van het PIN-pad zijn niet verdeeld over detailhandel en Interpay, maar zijn volledig gedragen door de toonbankinstellingen.
31
day) worden bewaard. Het vervangen van SAM’s moest onvermijdelijk op locatie gebeuren. 3.2.8
Aanpassen Chipknip software
In de Chipknip software moesten werden wijzigingen aangebracht worden om betalingen in euro’s te laten plaatsvinden in plaats van in guldens. 3.2.9
Aanpassen Chipper software
In maart 2001 kondigde Chipper aan dat haar elektronische beurs werd vervangen door Chipknip technologie. Uiteraard had dat geen effect meer op de in gang zijnde eurooperatie: specificaties konden niet meer worden gewijzigd. Maar het betekende wel dat de complexe en dus dure aanpassing voor Chipper maar 3,5 maand na E-day (Chipper verdween per medio april 2002) van betekenis was. Omdat het afstorten van betalingen naar een Chipper host na 1 mei niet meer mogelijk zou dat tot foutmeldingen door de terminal leiden. Alleen een extra upgrade van de terminalsoftware kon deze foutmelding1 herstellen. Om die problemen voor te zijn werd de Chipper functionaliteit overigens vaak al vóór 15 april door de terminalleverancier uitgeschakeld (zie bijvoorbeeld case C1). 3.2.10 Uitfaseren Voxmix protocol en handhaven bestaande functionaliteit Visa en Eurocard hadden besloten dat hun oude systemen niet-euro-proof gemaakt zouden worden. Alle betalingen moesten vanaf E-day via Interpay lopen. Het is belangrijk daarbij te signaleren dat de ‘gatekeepersrol’ van Interpay werd versterkt. Op E-day werd een migratietraject afgerond waarin een internationaal gebruikt protocol voor de meest gangbare creditkaarten Visa en EM werd vervangen door een protocol dat specifiek was voor één aanbieder van transactiediensten in Nederland. Dat maakt het moeilijker voor andere, en met name buitenlandse aanbieders om voor het accepteren van creditkaartbetalingen met Interpay te gaan concurreren. Het uitfaseren van het jarenlang gebruikte internationale protocol had ook nog een ander effect. In de horeca branche waren in de loop der tijd extra functionaliteiten aan dat al jarenlang in gebruik zijnde protocol toegevoegd. Die functionaliteiten vielen weg en in eerste instantie werd er geen alternatief geboden. Het ontwikkelen van nieuwe software was noodzakelijk (zie case B1). 3.2.11 Aanpassen software overige cards Beperkte aanpassingen waren nodig voor andere credit cards (American Express, Diners, JCB) en voor het afwikkelen van klantenkaarten, tankpassen of kaarten als de Comfort Card.
1
Terminalleveranciers hebben verschillende opvattingen over de ernst van het probleem door deze foutmelding. Bij het afronden van dit rapport was er nog onvoldoende feedback uit de praktijk om te bepalen wie er gelijk heeft. Zie ook case F.
32
3.2.12 Aanpassen van kassakoppelingen Als er een koppeling was tussen betaalterminal en een kassa moest deze worden hersteld als deze door de aanpassingen niet meer functioneerde.
3.3 Technische details en toelichting per component In de onderstaande paragrafen 3.3.1 tot en met 3.3.12 zijn technische details opgenomen. De lezer die niet geïnteresseerd is in techniek kan deze paragrafen overslaan en verder lezen vanaf paragraaf 3.4. 3.3.1
De ‘schakelaar’ voor E-Day
Voor de overgang van de elektronische gulden naar de elektronische euro werd uiteindelijk een big-bang scenario gekozen. Elke betaalautomaat moest voorzien worden van extra software die de garantie gaf dat er vóór E-day alleen in guldens werd afgerekend en vanaf E-day in euro’s. Bovendien was het een eis van Interpay dat de overgang tegelijk plaats vond voor elke betaalvorm, ook als het een manier van betalen betrof waar Interpay geen rol bij speelde (bijvoorbeeld klantenkaarten). Uiteraard had deze ‘E-day schakelaar’ na 1 januari 2002 geen functie meer. 3.3.2
Van guldenteken naar euroteken
Tekst op het display van een betaalterminal wijzigen is ingrijpender dan het op het eerste gezicht lijkt. Op het display staan gegevens vermeld die goed tegen wijzigen moeten zijn beveiligd. Als een fraudeur bijvoorbeeld op het display getoonde informatie “F 123,50” stiekem zou wijzigen zodat er “F 1123,50” naar Interpay wordt gestuurd, zou de beveiliging die verandering moeten opmerken en behoort de transactie te worden afgebroken. Diezelfde beveiliging leidt er ook toe dat cruciale software in een betaalterminal wijzigen (zodat er een ‘E’ voor een bedrag op het scherm verschijnt in plaats van een ‘F’) niet zomaar mogelijk is. De gegevensbeveiliging, die in het PIN-pad is opgenomen, checkt de integriteit van de software, d.w.z ze checkt of daarin geen wijzigingen zijn aangebracht die stiekem onbedoelde veranderingen kunnen bewerkstelligen. Die check op de integriteit van de software werkt met een soort handtekening op de software-code. Na een software-aanpassing moet daarom een nieuwe ‘handtekening’ (en nieuwe encryptiesleutels) in een PIN-pad worden geladen, en Interpay doet dat op een centrale, beveiligde locatie. Omdat het PIN-pad niet ter plaatse in orde kon worden gemaakt, werd de PINpad ingeruild voor een al gereviseerd exemplaar. Het ingeruilde PIN-pad werd dan door een dealer naar de partij gestuurd die de aangepaste software leverde en deze stuurde het PIN-pad weer door naar Interpay. Na het laden van de sleutels ging een gereviseerd PIN-pad dan dezelfde weg terug en werd die aan een wisselvoorraad toegevoegd om bij een detaillist die in een volgende ronde aan de beurt was te worden gebruikt. Uiteraard genereerde dit ingewikkelde logistieke proces de nodige kosten.
33
Bij leverancier ICL – vooral leverancier aan grootwinkelbedrijven - had men er in het verleden voor gekozen om het valutateken buiten de cruciale door Interpay ‘ondertekende’ software te houden. Dat betekende dat in het PS201 PIN-pad van deze leverancier ter plekke een E-day schakelaar kon worden geladen die de bestaande PIN-pad beveiliging van Interpay ongemoeid liet. 3.3.3
De upgrade van de encryptie-methode
De bestaande versleuteling van het bericht was gebaseerd op het zogenaamde DES encryptieprotocol. De nieuwe versie was gebaseerd op een zwaardere variant, namelijk 3DES (Triple-DES) die het moeilijker maakt een bericht te kraken. Interpay stelde [Interpay 2000] in een brief aan de Platform Detailhandel Nederland1 dat er voor de detailhandel geen extra kosten waren gemoeid met het wijzigen van DES in 3DES als PIN-pads toch al voor de euro-upgrade werden aangeboden. In beginsel is die redenering valide, maar er kunnen wel kanttekening bij worden geplaatst. • Er word in die redenering wel aangenomen dat het meenemen van de 3DES upgrade in de euro-werkzaamheden geen effect had op de hele procesgang. Maar alles wijst erop dat het feit dat meer is meegenomen in de euro-upgrade dan strikt noodzakelijk de start van het upgrade-proces aanzienlijk vertraagd heeft met de nodige financiële en procesmatige gevolgen. • Er wordt impliciet van uitgegaan dat de detaillist opdraait voor de kosten van een security opwaardering. Interpay had ook kunnen redeneren dat (aan de detaillist altijd moeilijk uit te leggen) beveiligingsmaatregelen beter kunnen worden gefinancierd uit de transactiefees. Dan had men even legitiem kunnen stellen dat “als een PIN-pad toch wordt aangeboden voor een 3DES upgrade het aanpassen van het valutateken zonder meerkosten kon worden meegenomen”.
Overigens kan de noodzaak om de beveiliging van een grootschalig betaalsysteem na verloop van tijd op te waarderen geen verrassing zijn. De gang van zaken bij de euroupgrade wekt de indruk dat Interpay nergens heeft vastgelegd op basis van welke principes een dergelijke opwaardering wordt gefinancierd.
1 Citaat: “In de betaalautomaatspecificaties zijn aanvullende beveiligingsmaatregelen opgenomen die in het beveiligde gedeelte van het PINpad van een betaalautomaat (de zogenaamde security box) geïmplementeerd worden. Een van de beveiligingsmaatregelen vormt de introductie van 3DES encryptie. Interpay streeft naar een geleidelijke invoering van [dergelijke] aanvullende beveiligingsmaatregelen. Dit wordt bereikt door alleen op het moment dat een PINpad om welke redenen dan ook toch moet worden vervangen direct 3DES mee te nemen. ….. Dit betekent concreet dat wanneer een PINpad toch al wordt aangeboden voor het laden van beveiligingssleutels, er daarbij uitsluitend 3DES beveiligingssleutels kunnen worden gebruikt. De kosten voor 3DES worden uitsluitend gevormd door de eenmalige kosten van software-ontwikkeling van de securitybox software door de betaalautomatenleveranciers. Interpay heeft hiervoor in 1998 aan alle betaalautomatenleveranciers gevraagd om voor haar rekening 3DES securitybox software te ontwikkelen. Een aantal belangrijke betaalautomatenleveranciers heeft van deze mogelijkheid gebruikgemaakt. Voor de betaalautomatenleverancier maakt het geen verschil of er gebruik wordt gemaakt van single-DES of 3DES beveiligingssleutels. Voor de detailhandel is er dus ook geen verschil in kosten.”
34
Vanzelfsprekend was het niet noodzakelijk een PIN-pad langs Interpay te sturen als het valutateken buiten Interpay om kon worden gewijzigd (zie 3.1.2). Als een PIN-pad de detaillist niet heeft verlaten, zijn de terminals niet opgewaardeerd van DES naar 3DES. 3.3.4
De verandering in het communicatie-protocol met Interpay
Als basis voor de euro-versie moest altijd uitgegaan worden van de laatste PINspecificaties van Interpay. Daardoor werden alle vroegere versies van het communicatieprotocol tussen Interpay en een betaalterminal opgewaardeerd tot de laatste versie en werden ze dus voorzien van een valutateken. 3.3.5
Het schrappen van security dispensaties
Alhoewel het al of niet continueren door Interpay van dispensaties ook los van E-day aan de orde was en is, werd in de perceptie van de terminalleveranciers rond E-day een strenger beleid gevoerd wat in de ogen van Interpay qua beveiliging nog wel of niet door de beugel kon. 3.3.6
De nieuwe kaartselectie-methode met eCST
De oudere versie van de Card System Table gaf problemen (o.a. bij EDC-Maestro betalingen). In de nieuwe opzet zijn verbeteringen aangebracht, maar leveranciers klagen bij de nieuwe versie over kinderziektes. De nieuwe enhanced CST was volgens de leveranciers een van de meest complexe onderdelen van de E-day upgrade. 3.3.7
Het vervangen van de SAM’s
Een SAM heeft de vorm van klein formaat chipkaart (ID-000), zoals in gebruik voor de SIM in mobiele telefoons. Er is een aparte SAM voor Chipper resp. Chipknip en ze worden in de terminal geplaatst op een manier die vergelijkbaar is met het plaatsen van een SIM in een GSM-telefoon. 3.3.8
Aanpassen Chipknip software
In de Chipknip software werden wijzigingen aangebracht om: • te kunnen omgaan met de euro-SAM’s • een log-file van euro-betalingen te kunnen produceren (in plaats van een log-file met betalingen in guldens) • niet in de oplaadautomaat omgezette Chipknips (zogenaamde niet-euro Chipknips) te kunnen weigeren • euro-betalingen te blokkeren zolang er nog gulden-betalingen moesten worden afgestort. 3.3.9
Aanpassen Chipper software
De manier van euro-introductie voor Chipper en Chipknip verschilden nogal. Op de Chipperkaarten bleef het saldo in guldens staan zodat de terminal bedragen van gulden naar
35
euro moest omrekenen. Dit impliceerde dat er nogal wat veranderingen in de terminalsoftware moesten worden aangebracht die werden gecombineerd met security verbeteringen waardoor de euro-SAM ook een nieuw type SAM werd. Volgens enkele terminalleveranciers bedroegen de kosten van software-ontwikkeling voor de elektronische beurs 40 % van de totale ontwikkelingskosten. Bovendien was het in een aantal gevallen noodzakelijk om de terminal volledig te vervangen alleen door gebrek aan opslaggeheugen voor de elektronische beurs software (zie case A1). 3.3.10 Uitfaseren Voxmix protocol en handhaven bestaande functionaliteit Betalingen met gangbare creditcards (Visa, Eurocard-Mastercard, Diners, JCB en American Express) konden tot E-day worden afgehandeld met het zogenaamde Voxmix protocol in een terminal die creditkaartbetalingen ondersteunde. Visa en Eurocard besloten om hun Voxmix-hosts niet aan te passen voor de euro zodat deze mogelijkheid na E-day wegviel. Al ruim voor die datum was een proces in gang gezet waarbij Visa en EurocardMastercard (EM) betalingen via Interpay werden afgewikkeld, uiteraard op basis van afspraken tussen beide creditkaartmaatschappijen en Interpay. De in de terminal aanwezige PIN-software werd gebruikt voor het transport van de creditkaartbetaling, zodat geen extra software nodig was. Het uitfaseren van het jarenlang gebruikte Voxmix protocol had ook als effect dat nieuwe software (Credit Card Plus software) moest worden ontwikkeld om horecaspecifieke functionaliteiten te behouden (zie case B1). 3.3.11 Aanpassen software overige cards Het Voxmix protocol bleef wel gehandhaafd voor het rechtstreeks afwikkelen van de andere creditcards bij een bijbehorende host. Beperkte softwareaanpassingen waren in de terminal nodig om transacties in guldens te vervangen door transacties in euro. Soortgelijke beperkte aanpassingen waren ook nodig voor het afwikkelen van klantenkaarten, tankpassen of kaarten als de Comfort Card. 3.3.12 Aanpassen van kassakoppelingen Als er een koppeling was tussen betaalterminal en een kassa probeerden de meeste terminalleveranciers deze ongewijzigd te houden. Een belangrijke leverancier in dit segment van kassagekoppelde systemen zoals ICL volgde die lijn. Daarbij werd in essentie gebruik gemaakt van het big-bang principe: getallen die werden uitgewisseld tussen kassa en terminal hadden vóór E-day betrekking op bedragen in guldens. Na E-day ging het om euro-betalingen. In het onderstaande schema (waarin een terminalomgeving is opgesplitst in logische deelcomponenten) ging het dan om het gelijk houden van de interface tussen deelcomponent 3 en 6, terwijl de interfaces 2-3 en 3-4 (en mogelijk 3-7) gewijzigd werden. Indien die interface ongewijzigd kon blijven was ook geen hernieuwde certificering op dit onderdeel nodig.
36
1: Bank 7: Leverancier betaalterminal
2: Interpay
6: Gedeelte detaillist (invoer van transactiegegevens + aanmaak betaalbon)
3: Lokale intelligentie voor processing en communiceren
4: Klantgedeelte (altijd met JA-knop / bij pinnen ook met PIN-invoer)
5: Gedeelte(s) voor kaartinvoer (door detaillist of kaarthouder zelf)
Toch bleek deze filosofie lang niet altijd op te gaan. Omdat transactiesnelheden in deelprocessen wijzigden kon het bijvoorbeeld noodzakelijk zijn om instellingen voor time-outs (ingestelde tijden waarna een proces werd afgebroken) te wijzigen (zie case F). Het aanpassen van de koppelingen kon tot aanzienlijke kosten leiden.
3.4 Het theoretische euro-minimum De reactie van Interpay op bovenstaande E-day lijst met 12 punten is dat, vanuit de Interpay optiek, slechts enkele items verplicht waren. In onderstaand schema (kolom eurominimum in visie Interpay) is die opvatting samengevat.
Euro-minimum in visie Interpay
Euro-minimum werkelijk
1
E-day omschakelsoftware
ja
ja
2
valutateken op display en bon
ja
ja
Opmerking
ja, tenzij valutateken kon worden gewijzigd door 3
DES naar 3DES
nee
terminalleverancier
4
wijzigen acquirer protocol
ja
ja
5
schrappen security dispensaties
nee
afhankelijk type terminal
6
eCST kaartselectie
nee
in theorie nee
37
noodzakelijk bij acceptatie 7
8
9
vervangen van SAM's
aanpassen Chipknip software
aanpassen Chipper software
nee
elektronische beurs noodzakelijk bij acceptatie
bij CCV / EFT zat software
elektronische beurs
e-beurs altijd in terminal
noodzakelijk bij acceptatie
bij CCV / EFT zat software
nee
elektronische beurs
e-beurs altijd in terminal
nee
acceptatie Visa en EM
nee
noodzakelijk bij 10 uitfaseren Voxmix protocol
noodzakelijk bij acceptatie 11 update software overige cards
nee
van andere kaarten
12
nee
in theorie nee
evt. aanpassen kassa-koppeling
Maar uiteraard wordt in de praktijk een euro-minimum niet alleen bepaald door de eisen van Interpay, maar ook die van andere verwerkers van betaaltransacties. Als een detaillist ervoor had gekozen om de elektronische beurs te accepteren waren items 7, 8 en 9 ook zaken waar hij niet onderuit kon. De keuze voor het uitfaseren van Voxmix was formeel geen Interpay besluit. Maar gezien de vervanging van Voxmix door een oplossing via Interpay als switch gaat het natuurlijk niet om onafhankelijke beslissingen van de betaalnetwerken. Voxmix gebruiken na E-day voor een Visa of EM transactie was simpelweg onmogelijk. Item 10 was dus geen optie maar noodzaak voor elke acceptant van Visa of EM als de transacties in zijn terminal nog niet via Interpay werden afgewikkeld. Er blijven slechts twee items over die een terminalleverancier niet behoefde te implementeren om een gecertificeerd product te krijgen, maar waarbij hij in theorie een keuze had: • het al of niet herstellen van een kassa-koppeling; vanuit Interpay een optie, maar vanuit de detaillist met kassagekoppelde systemen geen optie maar noodzaak • het implementeren van de nieuwe kaartselectietabel. In de praktijk werd de nieuwe tabel toch in vrijwel alle systemen meegenomen. Het is niet aantrekkelijk voor een terminalleverancier om bij een nieuwe certificeringsronde optionele items uit de laatste specificatie weg te laten. Hij loopt dan het risico dat, wanneer die items later verplicht worden gesteld, ze alsnog moeten worden geïmplementeerd. Om meerdere certificeringsrondes te vermijden werden altijd systemen gebouwd waarin alle algemene betaalopties (pinnen, chippen, creditcards) softwarematig al aanwezig waren en de opties aan- of uitgeschakeld werden afhankelijk van de keuze van de detaillist.
Conclusie: het euro-minimum was voor het merendeel van de toonbankinstellingen een volstrekt theoretisch concept. Hoogstens konden de (gratis) SAM’s weggelaten worden als er geen contract werd afgesloten voor het chippen, maar dat veranderde niets aan de prijs van de E-day upgrade. De detaillist mocht ‘ja’ zeggen tegen een terminal met alle Eday wijzigingen of terugkeren naar het tijdperk zonder elektronisch betalen.
38
Er zijn slechts een beperkt aantal uitzonderingen: • terminals waarop het valutateken kon worden aangepast buiten Interpay om werden niet opgewaardeerd naar 3DES (terminals van EFT-systems) • bij tailor-made terminals voor klantspecifieke situaties werd soms de software voor het chippen en / of voor creditcards weggelaten • in chip-only systemen zijn een aantal van de 12 items niet aan de orde.
3.5 De procesgang in de tijd In deze paragraaf wordt de voortgang in de tijd besproken. Eerst vanuit een algemene optiek. Vervolgens specifiek voor het Voxmix protocol. En tenslotte vanuit het blikveld van specifieke terminalleveranciers. 3.5.1
Beschrijving van de procesgang algemeen
In de procesgang algemeen zijn de volgende momenten te onderscheiden: 1) Interbancaire discussies over de overgang van DES naar 3DES werden al jaren1 voor E-day gevoerd. Er is een formeel besluit genomen in de BCBV (het interbancaire orgaan waarin securitybesluiten worden genomen) om 3DES te implementeren, maar het exacte moment is onbekend (in het hierna volgende schema in februari 1997 geplaatst). De discussies stonden aanvankelijk los van de euro-problematiek. 2) In zeer beperkte kring was bij de detailhandel in februari 1998 bekend dat 3DES gevolgen zou hebben voor de betaalterminal. 3) Begin 1998 stelde Interpay een eerste scenario op voor de invoering van de euro. Dat scenario werd besproken met banken en terminalleveranciers. 4) In mei 1998 werd het formele politiek besluit over de euro genomen. Voor iedere expert was duidelijk dat de euro gevolgen zou hebben voor de betaalterminals. 5) In de eerste helft van 1998 werd de discussie gevoerd over big-bang versus geleidelijke migratie (zie paragraaf 3.1.1). In september koos Interpay voor de big-bang. 6) In november 1998 stelde Interpay de allereerste specificaties (versie 4.5) beschikbaar voor de euro-terminal gebaseerd op het big-bang scenario. Met deze specificatie gingen terminalleveranciers niet meteen aan de slag met het starten van ontwikkelingswerk voor terminals. Men achtte ze onvoldoende en wachtte ook specificaties af van andere partijen (Chipper, creditkaartmaatschappijen). 7) In april 1999 werden de beschikbare specificaties voldoende geacht door leverancier ICL. 8) In augustus 1999 was in iets bredere kring bij het GWB bekend welke veranderingen in de betaalterminal nodig waren. Maar grote delen van het GWB (en het gehele MKB) was nog nergens over geïnformeerd. 9) In september 1999 startte CCV met haar ontwikkelingswerk voor euro-proof systemen. CCV wilde pas beginnen met investeren nadat alle onderdelen van de E-day specificatie beschikbaar en uitvoerbaar waren. CCV (de grootste leverancier aan het MKB en indirect ook een belangrijke leverancier van het GWB) bracht uiteindelijk al-
1
In andere Europese betaalterminals is de overgang van DES naar 3DES ook vaak eerder geïmplementeerd dan in Nederland.
39
10)
11) 12) 13)
leen terminals op de markt met de volledige E-day implementatie. Getronics (de tweede leverancier aan het MKB) startte ongeveer gelijk met CCV. In oktober 1999 is het eerste euro-proof product beschikbaar van ICL. De doorlooptijd vanaf het formele euro-besluit bedraagt 16 maanden. Pas dan kan in het GWB de besluitvorming en het plaatsen van orders beginnen. Vanaf januari 2000 plaatst Interpay 3DES encryptiesleutels in PIN-pads. In maart 2000 komt de terminal specificatie 4.6A beschikbaar (de laatste specificatie voorafgaand aan E-day) In april 2000 hebben CCV en Getronics euro-proof systemen beschikbaar. De doorlooptijd vanaf het euro-besluit bedraagt 23 maanden.
De belangrijkste momenten zijn in onderstaand schema samengevat:
mei 98 Politiek besluit invoering euro
feb 98 Noodzaak 3DES-upgrade en logistieke gekoppeling van 3DES aan invoering euro bekend bij enkele partijen
apr 00 Getronics en CCV brengen de eerste euro-compliant producten (voor nieuwe aanschaf) op de markt
MKB op de hoogte jun 00 Mailing van Interpay
aug 00 Start informatieproces terminalleveranciers aan MKB
23 maanden okt 99 ICL brengt het eerste euro-compliant product op de markt
feb 97 ?? Besluitvorming over 3DES upgrade in BCBV
sep 00 jan 02 Dreigen met E-day kostenverhoging bij uitblijven opdracht (meerdere malen uitgesteld)
16 maanden 1-1-98
1-1-99
jul 00 CCV heeft alle euro-software gecertificeerd
1-1-00
1-1-01
januari 1, 1997
januari 1, 2002
nov 98 Initiële specificaties (versie 4.5) Interpay beschikbaar
apr 99 Specificaties Interpay voldoende voor start ontwikkeling in ogen van ICL
sep 99 Specificaties Interpay voldoende voor start ontwikkeling in ogen van CCV
jan 00 Interpay start levering 3DES sleutels in PIN-pads
In het vervolgtraject zijn de volgende stappen te onderscheiden: 14) In juni 2000 stuurde Interpay een mailing naar haar klanten (integrale tekst opgenomen in bijlage D). Die mailing was tevoren afgestemd met de belangrijkste terminalleveranciers die daarna hun mailings zouden uitsturen. Ook was een PR-bureau in de arm genomen dat zich moest buigen over de vraag “Hoe communiceer ik deze boodschap aan de klanten”. 15) In juli 2000 had CCV de meeste (belangrijke) euro-upgrades gecertificeerd.
40
16) In augustus 2000 stuurde CCV een tevoren met Interpay afgestemde mailing uit naar haar klantenbestand. Ook deze brief is in bijlage D opgenomen. Opnieuw werd in deze brief met geen woord gerept over andere redenen voor de upgrade dan de euro. De mailing veroorzaakte grote de commotie in de detailhandel. De belangrijkste redenen waren de omvang van de kosten en het feit dat men binnen 1,5 maand opdracht moest verlenen. Zo nee dan werd € 91 extra in rekening gebracht en bij opdracht na 1 januari 2001 het dubbele. 17) In september stuurde Getronics een soortgelijke mailing uit. De boete bij opdrachtverlening na een bepaalde datum waarover CCV sprak werd door Getronics verwoord als ‘korting bij opdrachtverlening binnen 14 dagen’. De mailing leidde tot een soortgelijke verontwaardiging als bij de CCV-klanten. 18) Vervolgens vond overleg plaats tussen de detailhandel, financiële instellingen (waaronder Interpay), terminalleveranciers, het Nationaal Forum voor de Euro en de Nederlandsche Bank. Resultaat van dat overleg was o.a. verlenging van de periode waarbinnen men kon reageren zonder boete c.q. met recht op korting. 19) In de context van die discussie stelde Interpay in september 2000 een overzicht beschikbaar van te vervangen terminals tengevolge van de opwaardering van DES naar 3DES. 20) In de periode tot aan het derde / deels vierde kwartaal 2001 is vervolgens de E-day upgrade door de terminalleveranciers gerealiseerd. Interpay heeft tijdens die periode een algemeen toegankelijke website gemaakt en een selectief toegankelijke voor de terminalleveranciers. Bovendien verstuurde men herinneringsmailings (zie case A3). 21) Uiteraard liep de originele planning van Interpay uit doordat het patroon van opdrachtverstrekking meer was uitgesmeerd in de tijd. In de pers werden de nodige vragen geformuleerd over de achterstand op de planning [NRC 2001]. 22) De laatste stand van zaken zoals door Interpay op haar website gemeld, was dat 98% van de terminals was omgebouwd.
3.5.2
Analyse van de procesgang in het algemeen
Een aantal zaken vallen M&I/Partners in bovengeschetste procesgang op: • In vergelijking met het buitenland was Nederland laat1 met het beschikbaar hebben van euro-proof oplossingen voor de belangrijkste terminals. (Ter vergelijking: in België2 was een euro-proof Banksys terminal beschikbaar in april 1999.) • In de omvangrijke klachtendossiers die MKB-Nederland heeft aangelegd, was de Interpay mailing (punt 14) maar één keer terug te vinden. Terwijl de mailings van de terminalleveranciers tientallen malen in het dossier zaten. Verder is van belang om over de Interpay mailing op te merken:
1 Het is gewenst dat alsnog een vergelijkende studie beschikbaar komt met de data waarop euro-proof systemen in de diverse euro-landen beschikbaar kwamen. Voorlopige, maar onvolledige informatie bevestigd de stelling van M&I/Partners dat Nederland laat was. 2 België is in deze context niet het meest ideale land ter vergelijking omdat er tot voorkort een bijna monopolie was.
41
dat de brief de wijzigingen aan de betaalterminal uitsluitend koppelde aan de invoering van de euro (zie bijlage D); nergens werd volledig inzicht gegeven en gemeld dat er ook wijzigingen zouden (kunnen) worden doorgevoerd die los stonden van de euro - dat Interpay alleen verwees naar een aanbod van de bestaande terminalleverancier als volledige vervanging noodzakelijk was; het was ook mogelijk geweest dat Interpay had doorverwezen naar informatie over het totale aanbod1 aan gecertificeerde terminals zodat detaillisten de mogelijkheid hadden zich te oriënteren op “de beste koop”. CCV legde in haar mailing (zie 16) ook een keuzevraagstuk bij de detaillist neer als de kassiersunit volledig moest worden vervangen. Men liet kiezen tussen een terminal voor het gewone telefoonnet en één die gebruik maakt van de mogelijkheden van ISDN-D. Dat CCV dit keuzevraagstuk expliciet bij de toonbankinstelling benadrukte, beoordeelt M&I als positief. Gebruik maken van ISDN2 kan ontegenzeglijk voordelen bieden en juist in een crash-operatie wordt een bestaande situatie al snel zonder goede afweging van alternatieven gecontinueerd. Maar 99 van de 100 detaillisten werden uiteraard voor het eerst met dit keuzevraagstuk geconfronteerd3. Conclusie uit dit voorbeeld: terwijl alle partijen in de aanbodketen tenminste 2 jaar lang met elkaar hadden overlegd, werd de detaillist op het eind van die keten voor het blok gezet om snel en eventueel op basis van onvolledige informatie een besluit te nemen. In de praktijk hebben de terminalleveranciers pas hogere prijzen (punt 15, 16 en 17) in rekening gebracht in de maanden direct vóór of zelfs pas na E-day. Uiteraard bood dit een incidentele oplossing voor het probleem, maar geen structurele verbetering van het informatieproces tussen detailhandel en aanbodketen. De logistiek van de vervolgoperatie (punt 19) moet als professioneel worden beoordeeld. Uit de informatie van Interpay dat 98% van de terminals is omgebouwd mag niet geconcludeerd worden dat 2% van de toonbankinstellingen expliciet geweigerd heeft om de terminal om te bouwen. Het kostte M&I/Partners veel moeite om een case te vinden van zo’n “weigeraar” (zie case A3) . In het merendeel van die 2% zal het gaan om terminals die voor de eigenaar overbodig waren geworden of werden afgeschreven. Een betaalterminal was voor de eigenaren een ‘essential facility’ geworden en een ‘principiële weigering’ akkoord te gaan met een upgrade-voorstel was simpelweg geen reële optie. De E-day overgang van de betaalautomaten is in technische zin vrijwel zonder enig probleem verlopen. Uiteraard moeten de partijen die daaraan hebben bijgedragen daarmee worden gecomplimenteerd. -
•
•
• •
•
1
De profilering van de bestaande leveranciersrelatie door Interpay bood KAS de gelegenheid haar klantenbestand door te verkopen aan Banksys. 2 Via het zogenaamde signaleringskanaal D. 3 Zie case A4 en C1.
42
3.5.3
Procesgang uitfaseren Voxmix
Voor het uitfaseren van het Voxmix protocol kan een soortgelijk proces in de tijd worden geschetst. Hier wordt volstaan met een schematische weergave.
mei 98 Politiek besluit invoering euro rond feb 98 Uitfasering Voxmix door Eurocard en VISA bekend bij leveranciers van betaalsystemen zoals CCV en Getronics
dec 99 Nog grote levering door Getronics van nieuwe systemen aan horeca op basis van Voxmix protocol
onbekend: feb 97 ?? Besluitvorming door Eurocard en VISA over uitfaseren Voxmix protocol (probeer te achterhalen)
1-1-98
1-1-99
jan 02 Uitfasering Voxmix (gelijk met invoering euro in retail betalingsverkeer) nov 01 Vervanging van het in dec '99 (en nog geen twee jaar oude) door Getronics geleverde systeem door een CCV systeem; afhandeling voortaan via Interpay
aug 01 Deadline gesteld aan Alphyra (rechtsopvolger Getronics) om oplossing te leveren
1-1-00
1-1-01
januari 1, 1997
januari 1, 2002
geschat: apr 00 CCV besluit software te ontwikkelen op basis van CCP
jun 00 Getronics besluit geen software te ontwikkelen op basis van CCP
Ook hier leidde gebrek aan tijdige informatie tot extra kosten en noodgedwongen suboptimale besluitvorming door de acceptant, in dit geval de horeca. De lezer wordt verder verwezen naar case-beschrijving B1.
3.5.4
Procesgang bij ICL
Leverancier ICL bracht als eerste een euro-proof product op de markt (oktober 1999). Uiteraard was een terminal die net vóór die datum werd besteld niet klaar voor de euro (zie case E1). De filosofie van het bedrijf is dat er in essentie maar één softwareproduct ontwikkeld wordt. Er zijn diverse ‘smaken’ als er met verschillende kassa’s wordt gekoppeld, maar ook dat is in essentie gebaseerd op één kassakoppelingsprotocol. Men laat maar één of twee keer per jaar een nieuwe release certificeren. De software wordt ontwikkeld op hardware van fabrikant Hypercom, een van de marktleiders.
Die aanpak veranderde niet toen op 1 januari 2000 een management buy-out plaatsvond en de ontwikkeling van gecertificeerde systemen in het bedrijf EFT Systems verder ging. ICL (Fujitsu) werd vervolgens dealer van door EFT ontwikkelde systemen. Ook RIVA (nu
43
Anker Systems) en BK Vision zijn dealers1. In augustus 1999 (15 maanden na het politieke euro-besluit) had ICL haar klanten op hoofdlijnen geïnformeerd en enige tijd later de vraag voorgelegd of er ontwikkelingswerk gestart moest worden voor de ST2711 terminal. In beginsel kon dit type terminal een upgrade krijgen, maar niet zonder kostbare geheugenuitbreiding. Toen opdrachten (van enige omvang) uitbleven, was (gegeven de benodigde doorlooptijd) de-facto de beslissing genomen de terminals te vervangen. Het aantal ‘EFT-terminals’ dat tengevolge van E-day werd vervangen bedroeg 13.500. Onder ‘EFT-terminals’ verstaan we vanaf nu systemen van leveranciers die op dit ogenblik een rechtstreekse afnemerrelatie hebben met EFT Systems (met name ICL, Anker Systems en BK Vision).
Het is relevant dit cijfer van 13.500 te vergelijken met de raming van de consequenties van euro en 3DES voor de installed base van PIN-betaalautomaten (op dat moment bestaande uit 155.000 betaalterminals) zoals Interpay dat in september 2000 desgevraagd had ingeschat. Dat overzicht zag er als volgt uit:
effect volgens Interpay
aantal
percentage
euro / 3DES hebben geen hardware consequenties
133.000
79 %
euro / 3DES leidt tot geheugenuitbreiding voor automaten (ouder dan 5 jaar)
13.000
8%
(ST2711)
betaalautomaten worden door leverancier uitgefaseerd (veel ouder dan 5 jaar)
9.000
6%
Niet behandeld
12.000
8%
Totaal
167.000
100 %
In de praktijk blijkt dus dat Interpay inschatte dat ST2711 systemen hardwarematig zo uden worden aangepast, terwijl in de praktijk voor vervanging werd ‘gekozen’. De gemiddelde levensduur van de vervangen terminals was volgens EFT Systems 4 jaar (terwijl Interpay ouder dan 5 jaar op gaf in haar overzicht). Aan alle bezochte leveranciers is door M&I/Partners gevraagd of zij expliciet input aan Interpay hadden geleverd voor het bovenstaande overzicht van te vervangen terminals. Het antwoord luidde bij alle partijen ontkennend.
De enquête die werd georganiseerd onder leden van de RND bevestigt het geschetste beeld van de informatieverschaffing en de omvangrijke vervanging bij EFT-terminals. De partijen die input leverden voor de enquête (waaronder enkele zeer grote) vertegenwoor-
1
Later werd ook Alphyra Nederland een gebruiker van Hypercom hardware. De licentie werd door hen niet rechtstreeks aangekocht bij EFT Systems , maar bij Hypercom EMEA. Het moederbedrijf in Ierland gebruikte van meet af aan de Hypercom hardwarelijn.
44
digen gemeten in het aantal terminals 25 % van het grootwinkelbedrijf. Dat is voldoende om te kunnen concluderen of er wezenlijke verschillen zijn tussen het MKB en het GWB.
In onderstaande tabel zijn resultaten van de enquête weergegeven voor alle respondenten en de vier leveranciers met EFT-systemen.
Alle 10 respondenten
De 4 respondenten met EFT-systemen
Wanneer info op hoofdlijnen bekend?
maand 20 na het
maand 19 na het euro-besluit
euro-besluit (één partij uitgesloten van berekening)
Wanneer details bekend en interne besluitvorming afgerond?
één jaar later
één jaar later
Aantal vervangen systemen
2280 (19 % totaal)
1110 (44 % van EFT-systemen)
Aantal systemen met upgrade
10099 (81%)
1418 (56 %)
Gemiddelde prijs aanpassing (upgrade + aanschaf)
€ 574
vertrouwelijk
Gemiddelde prijs upgrade
€ 421
vertrouwelijk
Het is duidelijk dat de tijd nodig om informatie te verzamelen en de besluitvorming af te ronden binnen het GWB één jaar bedroeg. Gezien de benodigde interne besluitvorming en de omvangrijker taak was dat net zo kort voor E-day als in het MKB. Overigens bleek één partij wel zeer vroegtijdig op de hoogte van veranderingen. (In de berekende gemiddelde doorlooptijd is deze respondent niet meegenomen aangezien hij het overall beeld zou vertekenen.) 3.5.5
Procesgang bij CCV
CCV is de grootste leverancier van betaalterminals in ons land. Het bedrijf levert aan het MKB en is een grote leverancier aan de oliebranche. Bovendien voert het softwareontwikkelingswerk en certificeringstaken uit in opdracht van leveranciers die aan het GWB leveren. Daaronder valt bijvoorbeeld NCR dat kassagekoppelde systemen levert aan grote ketens zoals supermarktbedrijven en Tokheim dat aan de oliebranche totaalsystemen levert. De hardware die NCR en de oliebranche gebruikt is afkomstig van Intellect. De hardware die aan het MKB wordt geleverd is afkomstig van het bedrijf Verifone. Door het grote aantal trajecten waarin CCV de software voor een betaalterminal ontwikkelt, heeft het bedrijf te maken met veel certificeringstrajecten.
45
Voor het MKB is CCV de grootste leverancier. Jarenlang leverde het bedrijf betaalterminals in opdracht van de RABO-bank. Nu banken zich meer op de achtergrond houden en zich beperken tot advisering over de aanschaf staat CCV bij RABO nog altijd op de lijst van aanbevolen leveranciers (zie case H). De intensieve relatie met RABO had ook tot gevolg dat de aanpak van de euro-upgrade intensief met deze bank werd doorgesproken. In mindere mate werd afgestemd met de andere banken en Interpay, terwijl de detaillist de grote afwezige was. Een plan werd opgesteld waarbij het bestaande terminalpark in vieren werd gesplitst. Afhankelijk van het type terminal kreeg een terminaleigenaar mailing A, B, C of D toegezonden. In onderstaande tabel zijn de bijbehorende prijzen en aantallen weergegeven. Ook is aangegeven in welke categorieën de CCV-cases uit bijlage A vallen.
Type mailing /
Ouderdom
Aantal in
Aantal werkelijk
Prijs in euro
prognose uiteindelijke keuze
terminal
(ex BTW)
4 jaar en ouder
6.000
4.700
€ 912
B Mailing / 21.000 x SW-
Tussen 2-5 jaar
30.000
27.500
€ 270
Upgrade / 6.500 x andere HW
oud
A Mailing (case A1, A4) 3.000 x PSTN / 1.700 x ISDN
(waarvan 6.500
keuze
andere HW)
(bij andere HW-keuze € 651)
C Mailing (case A5)
15.000
9.500
€ 95
Tussen 2 en 5 jaar
4.000
3.700
€ 651
Euro-proof
15.000
24.600
0
Tussen 1-2 jaar oud
D Mailing (case A2, A3) 2.500 x PSTN / 1.200 x ISDN geen mailing
Totaal
70.000 terminals
70.000
gemiddeld € 274
terminals
Opnieuw is opvallend dat het aantal vervangen terminals hoog is. Daarbij was sprake van volledige vervanging (mailing A, 4700 terminals) of vervanging van het kassiersdeel (mailing D, 3700 terminals). Bij diegenen die mailing B hadden ontvangen (waarin een software upgrade B-1 als minimum werd aangeboden naast de keus B-2 voor een gedeeltelijke hardware-upgrade) werden ook nog eens 6500 kassiersdelen vervangen. De aantallen voor A, B-2 en D zijn tezamen voor één leverancier meer dan Interpay’s totale raming voor te vervangen systemen ad 9000 stuks. (Interpay onderscheidde overigens geen aparte categorie vervanging kassiersdeel in combinatie met revisie van het PIN-pad). Een flink deel van de (deels) vervangen CCV-terminals was jonger dan 5 jaar.
46
3.5.6
Procesgang bij Getronics
Het is opvallend hoe anders de upgrade werd aangepakt bij de tweede leverancier aan het MKB. Zoals CCV een relatie had met de RABO, zo was Getronics jarenlang de huisleverancier van ABN-AMRO. Met 35.000 terminals in het MKB en 5.000 terminals in het GWB was Getronics de tweede leverancier in Nederland. De hardware van Getronics met merknaam ‘Telepas’ – was gebaseerd op hardware van het Schotse bedrijf Fortronic.
De hardwarelijn van Fortronic werd niet meer volledig ondersteund nadat Fortronic werd overgenomen door een van de wereldmarktleiders, het Franse Ingenico. Getronics was verder in de jaren voor de euro-upgrade, meer dan de andere leveranciers1, bezig geweest met een millennium upgrade voor haar terminals. En tot slot was het bedrijf gedurende lange tijd niet in staat om te investeren omdat de Getronics groep had besloten haar bedrijfsonderdeel in de betaalterminalmarkt te verkopen. Daardoor waren de mogelijkheden van het bedrijf beperkt en ging huisleverancier ABN-AMRO ook op bezoek naar andere (resp. additionele) leveranciers. In totaal moesten 1000 terminals voor de euroupgrade worden vervangen. Voor 4000 nieuwere terminals was geen enkele aanpassing nodig. Het grootste deel (30.000 terminals) kreeg een upgrade, waarvoor een uniform tarief van € 225 werd gerekend, ook al verschilden de werkzaamheden per terminal (zie cases B2 t/m B4).
Eind 2000 kocht het Ierse bedrijf ITG de meeste bedrijfsonderdelen van Getronics in de betaalterminalmarkt. ITG gaf nadrukkelijk aan2 dat het niet zozeer geïnteresseerd was in de levering van terminals, maar zich wilde ontwikkelen als dienstverlener aan de detailhandel. ITG veranderde al snel na de overname haar naam in Alphyra. Het bedrijf brengt nu in Nederland terminals op de markt gebaseerd op Hypercom hardware, maar benadrukt dat het zich niet gebonden acht een specifieke hardwarelijn. 3.5.7
Procesgang bij KAS
Een derde leverancier aan het MKB was KAS BV, een bedrijf dat vooral kassasystemen leverde aan de detailhandel. Ten tijde van de Chipper-Chipknip oorlog ontwikkelde dit bedrijf in opdracht van de ING-groep de Nicepay betaalautomaat. Men gebruikte daarbij een PIN-pad dat door NCR was ontwikkeld (gebaseerd op Intellect hardware). Het kassiersdeel was afkomstig van hardwareproducent Ingenico.
1
CCV had 800 van de terminals naar aanleiding van het millennium moeten vervangen, ICL geen. Inhoud persbericht: “Getronics provides electronic payment infrastructure for retailers in the Netherlands. The acquisition represents ITG's first move into the Continent. ITG intends to upgrade the 45000 merchant-owned terminals in Holland with its own terminals. This higher margin move will give the company a revenue stream for every transaction and allow it to deploy new electronic products like top - ups for prepaid mobile phones. ITG has access to 6300 credit card terminals in Ireland and expects to soon have access to 27000 in the UK through its 20pc shareholding in Cardsave UK. The British company processes stg£1. 7bn in credit cards transactions for NatWest every year.” 2
47
De aanpak van de euro-upgrade bij KAS ging met zoveel problemen gepaard dat de mailing aan de detaillist veel later werd uitgestuurd dan bij CCV en Getronics. KAS had de conclusie getrokken dat het zich weer wilde terugtrekken als ontwikkelaar van terminalsystemen. En tegelijkertijd nam NCR – de maker van de software voor het zo cruciale PIN-pad – dezelfde beslissing. Na lang onderhandelen werd een oplossing gevonden voor de upgrade waarbij NCR alsnog de vroegere ontwikkelaars de updatesoftware liet ontwikkelen. Overigens ontraadde KAS haar klanten te kiezen voor de software upgrade (met een prijs van € 404, de hoogste prijs van alle aanbieders). Gezien de leeftijd van het Nicepay model zou volgens KAS binnen drie jaar wederom geïnvesteerd moeten worden in een betaalautomaat. KAS raadde haar klanten aan te kiezen voor een nieuwe automaat, nl. de C-ZAM Smash van Banksys. KAS deed voorkomen alsof het zelf de Banksys terminal zou leveren, maar achteraf bleek dat men de klantrelatie volledig had overgedaan aan Banksys Nederland in ruil voor een fee (zie case C1). Banksys is het equivalent van Interpay in België en is ook actief als ontwikkelaar van betaalterminals (zoals ooit in Nederland terminalleverancier Datatraffic onderdeel van de voorloper van Interpay was). Banksys probeert de Nederlandse markt te betreden.
De onderhandelingen met zowel NCR als Banksys hadden de nodige tijd gevraagd en daardoor stuurde KAS zijn mailing pas uit in februari 2001. Als resultaat van die mailing (weer opgenomen in bijlage D) • kozen 3500 klanten voor de Banksys terminal (zie case C1) • kozen 3500 klanten van KAS voor de upgrade (zie case C2) • kozen 500 klanten voor een oplossing bij een andere leverancier (waar ze een nieuwe terminal moesten aanschaffen). Naast de vervanging van 7500 Nicepay terminals werden 2500 andere type terminals door KAS van een upgrade voorzien. Dit waren met name terminals in het GWB. 3.5.8
Overige terminal leveranciers
De interviews in dit onderzoek hebben zich beperkt 1 tot de terminalleveranciers CCV, Getronics (nu Alphyra), Kas en (telefonisch) Banksys. Daarmee is met alle leveranciers aan het MKB gesproken, maar niet met alle ontwikkelaars / dealers aan het GWB. Voor het GWB leverde de enquête van de RND de benodigde gegevens.
3.6 Ontwikkelingen in de terminalmarkt Uit bovenstaande schets wordt wel duidelijk dat er tijdens de euro-upgrade ook de nodige veranderingen waren op de terminalmarkt. Voorafgaand aan de euro-upgrade waren er nog meerdere aanbieders actief met het ontwikkelen en certificeren van eigen terminals: CCV, Getronics, KAS, NCR en Certec terwijl Tokheim ontwikkeld met gebruikmaking van
1
Over deelaspecten is ook nog gesproken met ICL/Fujitsu en Think-ING.
48
PIN-pads van andere leveranciers. De situatie van vóór de upgrade is weergegeven in onderstaand schema:
Hardware Banksys (België)
Software
Dealer Quality Equipment
QEB Banksys NL
TEC (OKI) * (Japan)
Certec NL *
PRS Tokheim
Intellect (België)
Tokheim KAS *
NCR * Ingenico (Frankrijk) Verifone (USA) fusie
NCR ...... ...... ......
CCV
CCV ...... ...... ......
EFT Systems Hypercom (USA) Fortronic (Schotland)
indirect
ICL Nederland
Alphyra
Alphyra
Getronics *
Dealers van de marktdominante producten anno 2002
Getronics * ©
M&I/PARTNERS bv
Na de euro-upgrade waren er nog maar twee echte ontwikkelaars over: EFT-systems en CCV. De nieuwe situatie, met een veel geringer aantal software-ontwikkelaars, is weergegeven in het volgende schema:
Hardware Banksys (België)
Software
Dealer Quality Equipment
QEB Banksys NL
Intellect (België)
Ingenico Nederland NCR
Ingenico (Frankrijk) Verifone (USA)
...... ...... ......
CCV
CCV ...... ...... ......
Hypercom (USA)
EFT Systems
ICL Nederland Alphyra
49
NCR en Certec hebben hun ontwikkelingswerk afgestoten aan CCV, Kas heeft zich uit de ontwikkelingsmarkt teruggetrokken. Alphyra ontwikkelt nog wel voor het oude Telepas platform, maar gebruikte voor haar nieuwe hardware lijn de software van EFT-Systems 1. Er is weliswaar een nieuwe aanbieder: (QEB = Quality Equipment / Banksys Nederland) maar het is nog onduidelijk of nieuwe partijen zich kunnen handhaven op de kleine Nederlandse markt.
Overigens is ook de wereld van de hardware-aanbieders in beweging. Omdat meerdere aanbieders financieel in de problemen zitten, is ook daar een shake-out gaande. In onderstaande tabel zijn de vier belangrijkste hardware leveranciers op de Nederlandse markt opgenomen, tegelijk met een ranking op de wereldmarkt.
Ranking
Leverancier
in NL
Hoofdkwartier Wereldwijde in:
ranking
Belangrijkste
Aantallen verkochte
markten
POS-terminals in
(na fusie)
Waarvan met chipkaartlezer
jaar 2000 (* 1000)
(procent)
1
Verifone
Californië, VS
3
VS, Europa
945
33%
2
Hypercom
Arizona, VS
1 (2)
VS, Europa,
1109
24%
Latijns Amerika 3
Intellect
Brussel
8 (7)
Europa
110
100%
4
Banksys
Brussel
10 (9)
Europa (beperkt
68
100%
980
95%
254
25%
aantal landen) zie
Ingenico –
Frankrijk -
tekst
Fortronic
Schotland
2 (1)
Europa, Zuid-Amerika, Azië, Australië
afwezig IVI Checkmate (in
Canada
4 (-)
Canada, VS
2001 gefuseerd met Ingenico) Bron is [Daly 2001].
De huidige nummer 1 op de wereldmarkt, Ingenico, is in Nederland afwezig als men de Telepas-lijn van fusiepartner Fortronic buiten beschouwing laat. Maar het lijkt erop dat de RABO probeert Ingenico als leverancier (naast CCV) op de Nederlandse markt te introduceren (zie case H). Het is niet waarschijnlijk dat andere nog niet op de Nederlandse markt aanwezige hardwareleveranciers veel prioriteit zullen geven aan het betreden van onze kleine markt met een ‘klassieke’ betaalterminal. Dat gebeurt mogelijk wel2 op basis 1
Uit het schema mag niet worden geconcludeerd dat Alphyra dealer is van EFT-Systems. De software wordt aangekocht via Hypercom EMEA. Zoals al eerder opgemerkt acht Alphyra zich niet beperkt door de huidige hardwarelijn en ontwikkelt het mogelijk weer zelf in de toekomst voor andere hardware dan Hypercom. 2 In dit kader wordt OSO-international genoemd. Zie www.oso-international.com)
50
van nieuwe concepten zoals ITA (Voor een beschrijving van ITA: zie paragraaf 5.1.5 en bijlage G).
Uit deze beschrijving van de aanbodzijde van de markt mag het volgende worden geconcludeerd: • Het aantal partijen dat nog betrokken is bij de ontwikkeling en certificering is zo klein geworden dat er een risico begint te ontstaan van een oligopolistische markt met te hoge prijzen. • De systeemstabiliteit van een betaalsysteem hangt niet alleen meer af van kredietwaardigheid en goede reputatie van banken1 en de systeembeveiliging. Ook de continuïteit van de technologieleveranciers wordt belangrijk. Gesteld dat één van de twee Nederlandse ontwikkelaars failliet zou gaan2 en voor de ander droogt de hardwarelijn op (door een faillissement op de wereldmarkt of een gedwongen fusie), dan heeft Nederland een probleem. • Sommige partijen interpreteren het terugbrengen van het aantal partijen dat betrokken is bij softwareontwikkeling als efficiencywinst. Er zou volgens M&I/Partners gezien de bovenstaande twee punten de voorkeur aan moeten worden gegeven om die efficiency verbetering te creëren in een internationale of Europese context.
3.7 De analyse van de NFE en de rapportage aan het Parlement Toen er beroering ontstond in de detailhandel over de hoge kosten van de E-day upgrade werd er een overleg georganiseerd waarin het Ministerie van Financiën participeerde (als beleidsmaker voor de euro-invoering en initiator van het Nationaal Forum voor de Euro, NFE), de Nederlandse Bank (als toezichthouder voor het betalingsverkeer), Interpay (als transactieverwerker), de banken en de detailhandel. Als resultaat van dat overleg deed het ministerie van Financiën in het najaar van 2000 onderzoek naar de klachten van de detailhandel en legde het ministerie de bevindingen vast in een document. Van de terminalleveranciers werden alleen CCV en Getronics tijdens dat onderzoek benaderd, blijkbaar uitgaande van de premisse dat er vooral problemen3 waren in het MKB.
1
Dit vormt de kern van de Wet Toezicht Kredietwezen. Voor alle duidelijkheid: voor geen enkele partij is er een reden gevonden om te vrezen voor zo’n faillissement. 3 KAS had toen nog geen mailing uitgestuurd. 2
51
Enige tijd na het afronden van de NFE-notitie stuurde de minister van Economische Zaken informatie over het upgrade-proces naar de Tweede Kamer [MEZ 2000] waarbij het NFE-document [NFE 2000] als input werd gebruikt. In onderstaand schema is aangegeven welke items in de rapportage aan het parlement werden vermeld.
Bevindingen in NFE (najaar Brief van de Minister van EZ
E-day wijziging
2000, opgesteld door Min.
aan de Tweede Kamer (no-
van Financiën)
vember 2000)
1 E-day omschakelsoftware
vermeld
vermeld
2 valutateken op display en bon
vermeld
vermeld
3 DES naar 3DES
vermeld
niet genoemd
4 wijzigen acquirer protocol
vermeld
vermeld
5 schrappen security dispensaties
niet genoemd
niet genoemd
6 eCST kaartselectie
niet genoemd
niet genoemd
7 vervangen van SAM's
vermeld
niet genoemd
8 aanpassen Chipknip software
niet duidelijk vermeld
niet duidelijk vermeld
9 aanpassen Chipper software
niet duidelijk vermeld
niet duidelijk vermeld
10 uitfaseren Voxmix protocol
niet genoemd
niet genoemd
11 update software overige cards
niet genoemd
niet genoemd
12 aanpassen kassa-koppeling
niet genoemd
niet genoemd
Bronnen: [NFE 2000] en [MEZ 2000].
Het valt vooral op dat de wijzigingen met mededingingsrechtelijke effecten (het vervanging van Voxmix door een afhandeling via Interpay en het kaartselectiemechanisme) volledig onbesproken zijn gebleven.
3.8 Was de security upgrade nodig? Tijdens dit onderzoek is aan M&I/Partners de vraag gesteld of de security-upgrade die de-facto aan de euro-upgrade werd gekoppeld wel nodig was. Het formele antwoord op die vraag is dat precies aangeven wat wel en niet nodig zou zijn een ingewikkeld vraagstuk is dat buiten de opdracht viel. Toch valt er wel iets over te zeggen. Buitenlandse ontwikkelingen laten namelijk zien dat het aantasten van de security van een betaalsysteem geen theoretische kwestie is. Drie voorbeelden: • In Engeland zijn er omvangrijke fraudeproblemen ontstaan met het Pinloze debetkaart systeem gebaseerd op magneetstriptechnologie. De Engelsen zijn noodgedwongen in een relatief snel migratiepad overgegaan op chipkaarten. Dat heeft tot heel veel commotie geleid, waarbij de vraag was wie de rekening moest betalen: de detailhandel of
52
de banken. En juist in dat soort hectische situaties zit de detailhandel in een relatief zwakke positie omdat de banken verwijzen naar ‘externe oorzaken’. • In Frankrijk is op geringere schaal fraude ontstaan met het off-line smartcard systeem dat in 1993 werd ingevoerd. Men heeft niet tijdig geïnvesteerd in een nieuwe generatie kaarttechnologie. Ook hier gaat men nu in versneld tempo over op een nieuwe chipkaartgeneratie, ook weer met consequenties voor de betaalterminals. • In de creditkaart wereld neemt de fraude toe, vooral in zogenaamde ‘card-is-notpresent’ situaties. Juist de creditcard organisaties zijn de trekker geweest van nieuwe op wereldwijde standaarden gebaseerde chipkaarttechnologie, de zgn. EMVstandaarden. Vooral de creditcard organisaties met banken als hun leden (Visa en Mastercard) bedenken maatregelen om hun leden te motiveren snel over te gaan op nieuwe technologie, want de introductie van nieuwe kaarten met chips vereist ook nieuwe betaalterminals [Adams 2001 en Martin 2001].
Het lijkt in het belang van de toonbankinstellingen om onderinvestering te vermijden. Want de rekening wordt al gauw naar hen geschoven zodra er een noodsituatie ontstaat waarin gehandeld moet worden en alles gelegitimeerd kan worden met een beroep op de noodsituatie en de ‘externe oorzaak’ van de situatie. De detailhandel lijkt beter af met een proces waarin de security van een betaalsysteem geleidelijk, gepland en gecontroleerd wordt verhoogd. Zeker voor landen als Nederland met transactiefees voor pinnen die vast zijn en niet als percentage van het aankoopbedrag zijn geformuleerd is het securitykader van landen waar men de fraude afdekt met een percentagetarief (bijvoorbeeld de VS) geen optie.
3.9 Een raming van de E-day investering Voor het MKB-segment is van de grote leveranciers gedetailleerde informatie ontvangen om de kosten van de E-day upgrade met grote nauwkeurigheid te berekenen. In onderstaande tabel is aangegeven hoe de totale kosten voor het MKB van bijna € 35 miljoen over de leveranciers is verdeeld. Er moet wel bij worden aangetekend dat de opgegeven kosten uitsluitend de externe uitgaven betreffen (alles excl. BTW) en dat interne opportunity costs niet zijn meegenomen.
53
Waarvan % van complete
% in Prijs
totale
totale
vervan-
gemid-
kosten
Aantal
aantal
ging
deld
vervanging, wel noodzakelijk
3.400
2%
Aantallen met upgrade/verv. in MKB van CCV
65.000
39%
11.200
Aantallen met upgrade/verv. in MKB van Getronics 35.000
21%
Aantallen met upgrade/verv. in MKB van KAS
7.500
Aantallen met upgrade van andere leveranciers
Totaal aantal terminals met upgrade in MKB
Kosten
MKB
€ 274
€ 17.810.000
51%
1.000
€ 222
€ 7.770.000
20%
4%
4.000
€ 650
€ 4.875.000
14%
10.000
6%
5.000
€ 500
€ 5.000.000
14%
117.500
70%
€ 35.455.000
100%
Geen opdracht gegeven voor upgrade of n.v.t.
21.200 (18 %) Gemiddelde prijs in MKB Aantallen terminals met upgrade in grotere bedrijven
€ 296 15.000 50.000
30%
€ 600
€ 30.000.000
€ 387
€ 65.455.000
(30%) 36.200
Totaal E-day upgrade (PIN en combi)
167.500 100% (22%)
In bovenstaande tabel is ook een goede schatting opgenomen van de kosten voor het GWB. Uit de RND-enquête kwam een gemiddelde prijs per betaalpunt van € 574. Die uitkomst is verhoogd tot € 600 omdat in de enquête de vervangingen (vooral EFTgebaseerde systemen) qua aantallen ondervertegenwoordigd waren. Het valt te verwachten dat de gemiddelde kosten in het GWB hoger zijn dan in het MKB omdat het vaak om iets intelligentere apparatuur gaat en omdat er maatwerk naast confectie nodig is. Ook in het GWB zijn opportunity costs (bijvoorbeeld van de projectleiders die soms meer dan een jaar met de upgrade klus belast waren) niet meegenomen.
Bovenstaande raming van meer dan € 65 miljoen betreft de E-day upgrade van de Pinonly en combi-terminals. Het bedrag moet worden verhoogd met de kosten van de chiponly terminals. Maar deze kosten zijn voor de detailhandel zeer beperkt omdat dat type terminal daar naar aanleiding van E-day vrijwel is verdwenen (zie case B4). Het zou overigens terecht zijn om kosten voor de daarmee samenhangende kapitaalvernietiging te berekenen. De upgradekosten van de naar schatting 1500 resterende terminals in de detailhandel zijn in totaal € 225.000 (bij een geschatte upgradeprijs van € 150 per terminal). Omdat chip-only systemen zouden kunnen terugkeren in de detailhandel als de elektronische beurs alsnog aanslaat bij de consument, zijn een aantal upgrade-cases
54
meegenomen van buiten de detailhandel (case F met een openbare bibliotheek, case G uit het openbaar vervoer).
Juist die chip-only systemen buiten de detailhandel hebben nog een groot effect op de totale kosten voor de E-day upgrade. Het betreft ongeveer 29.000 terminals voor de open beurs, verdeeld over telefooncellen (15.000), parkeermeters en de vending 1 omgeving. Alhoewel M&I/Partners vrij gedetailleerd inzicht heeft in deze kosten, is er voor gekozen geen details naar buiten te brengen. Gezien de dominantie van de telefooncellen in het geheel en de hoge kosten waarvan in die omgeving sprake was (ook al omdat rekening moest worden gehouden met oplaadmogelijkheden voor Chipper) zouden bedragen snel herleid kunnen worden tot de kosten van één partij. Hier wordt volstaan met de uitspraak dat de totale kosten voor bancaire chip-only systemen buiten de detailhandel tussen de € 5 en € 10 miljoen liggen.
Als alle kosten van de E-day upgrade worden meegenomen (betalingen aan terminalleveranciers, opportunity costs, kapitaalvernietiging) voor detailhandel, parkeren, de telefooncelexploitanten en de vending omgeving komt er een bedrag uit dat niet ver weg ligt van het bedrag van 200 miljoen gulden dat als eerste schatting genoemd werd door MKB-Nederland.
1
Overigens deden zich in de vending omgeving processen voor die vergelijkbaar zijn met die in de horeca rond het Voxmix protocol. PIN-oplaadautomaten (relatief kostbare machines) voor gesloten beurs systemen die waren geleverd moesten na ongeveer 2 jaar worden afgeschreven en worden vervangen door nieuwe systemen (met technologie van EFT Systems).
55
56
4
De rapportage van de WTI
4.1 Conclusies van de WTI Bij het afsluiten van deze HBD-studie kwam het eindrapport beschikbaar van de Werkgroep Tariefstructuren en Infrastructuur (WTI) in het betalingsverkeer. Die werkgroep heeft onderzoek gedaan naar de efficiency van het Nederlandse betalingsverkeer, waaronder het toonbankbetalingsverkeer. Op grond van de hoge mate van giralisering en de lage papierquote is de WTI van mening dat het Nederlandse betalingsverkeer efficiënt is opgezet. Men verwijst bij die conclusie ook naar relatief gunstige uitkomsten van een vergelijking van Nederland met een aantal andere landen, de grote dynamiek die de markt heeft laten zien en het innoverend vermogen. De uitkomsten van deze HBD-studie zijn niet in lijn met de vaststelling van de WTI dat het toonbankbetalingsverkeer in Nederland in grote lijnen efficiënt wordt vormgegeven. Uiteraard wordt de conclusie van de WTI gedeeld dat de grootschaligheid van het Pinnen tot efficiencyvoordelen leidt. Het is ook waar dat ontwikkelingen rond betaalterminals dynamisch waren in de zin dat nieuwe concepten zijn geïntroduceerd (met name het chippen). De conclusie van deze HBD-studie is echter overduidelijk: er waren wegen geweest om meer te bereiken met minder investeringen in de terminalinfrastructuur en efficiency kan niet optimaal zijn omdat een belangrijke partij, de detailhandel, informatie wordt onthouden. M&I/Partners constateert dat Nederland in de internationale bankwereld niet bekend staat als het land dat een efficiënt migratiepad is ingeslagen van magneetstrip naar chip of dat kosteneffectief beleid heeft geëffectueerd en gecommuniceerd voor het technologische ontwikkelingspad van betaalterminals. De internationale vergelijking waar de WTI zijn conclusies mede op baseert komt mager uit de verf als het gaat om het elektronische toonbankbetalingsverkeer. Men vergelijkt alleen tarieven voor debetkaart betalingen. Als ook de tarieven voor creditkaart betalingen en Maestro betalingen internationaal waren vergeleken zou er een genuanceerder beeld zijn ontstaan over de Nederlandse tarieven en de methoden die worden gehanteerd om die tarieven vast te stellen. Een vergelijking van prijzen voor terminals ontbreekt, evenals een systematische vergelijking van de organisatie van de terminalinfrastructuur. Tenslotte komen uitspraken dat “de ontwikkeling van het elektronisch betalingsverkeer in België het best met Nederland is te vergelijken” in een ander daglicht te staan als men de chipkaartmigratietrajecten voor kaarten en terminals in detail naast elkaar had gezet. In België heeft men de magneetstrip voor het PINnen inmiddels volledig vervangen, is de overgang naar de internationale EMV-standaard voorbereid en is de waarschijnlijke omvang voor een volgende ronde investeringen in de terminalinfrastructuur veel geringer dan in Nederland. In de context van EMV-migratie vergelijken credit-
57
cardmaatschappijen Nederland met Griekenland en niet met België. Van gedegen internationale vergelijkingen van betaalsystemen kan overigens veel geleerd worden. Het is een gemiste kans dat de WTI-studie hier niet meer heeft opgeleverd, zeker ook omdat een eerdere benchmark studie van Economische Zaken voor de bancaire sector veel vragen onbeantwoord liet bij de score voor betaalkaartsystemen. Veel relevante landen ontbreken nu in de landenvergelijking van de WTI, evenals het pleidooi om de bestaande nationale context niet meer als maatgevend te beschouwen en nationale protocollen tussen terminal en transactieverwerkers te vervangen door gestandaardiseerde protocollen voor (tenminste) het hele eurogebied. Het blijft bij een algemene opmerking dat “standaardisatie en samenwerking, waar mogelijk in een breder kader dan alleen in Nederland, van groot belang zijn”. Het is gewenst dat de overheid alsnog een gedetailleerde vergelijkende studie voor terminalbeleid laat uitvoeren. In zo’n landenvergelijking moeten vooral landen worden meegenomen waar Nederland goed beleid voor de betaalterminal van kan overnemen. Naast België zijn dat bijvoorbeeld landen als Oostenrijk, Zwitserland, Finland en Luxemburg. En dus niet de VS, Canada of Australië en evenmin landen met een discutabele geschiedenis op beveiligingsgebied zoals Engeland en Frankrijk. Die landen staan centraal in de internationale vergelijking van de WTI.
4.2 Nieuwe vormen van overleg over het betalingsverkeer Het opstellen van het WTI-rapport heeft wel als positief punt gehad dat partijen na E-day met elkaar in gesprek zijn gebleven. Uit deze studie blijkt dat dergelijk overleg ook in de toekomst noodzakelijk is. Het door de Nederlandsche Bank voorgestelde ‘maatschappelijk overleg betalingsverkeer’ kan in die behoefte voorzien. Hieronder staan thema’s die alvast op de agenda van dat overleg kunnen worden geplaatst. 4.2.1
Het correct functioneren van de e-purse in combi-terminals
Ondanks de jarenlange investering in technologie voor de elektronische beurs wijst alles erop dat het chippen in combi-terminals direct na de E-day upgrade technisch niet perfect functioneerde. In sommige betaalterminals (met name binnen het MKB) was de Chipperfunctie al snel na E-day uitgeschakeld vooruitlopend op het verdwijnen van Chipper per medio april. Van andere terminals beweert de winkelier dat het bedrag wel van de beurs van de klant afgaat, maar niet op zijn rekening terecht komt. En bij weer andere terminals meldt het display “storing” of iets soortgelijks zodra een Chipper of Chipknip transactie door een koper wordt ingezet. Binnen deze studie was het niet mogelijk om hier systematisch onderzoek naar te doen.
In het maatschappelijk overleg dat in de WTI wordt voorgesteld zal toezichthouder DNB overigens niet participeren. Toch kan de rol van de toezichthouder niet onbesproken blijven. Gegeven de taak van de toezichthouder om “de goede werking van het betalingsverkeer te bevorderen” (artikelen 3 en 4 van de Bankwet) ligt het voor de hand dat deze
58
een taak heeft bij het vaststellen van mogelijk gebrekkig functioneren van de betaalinfrastructuur.
59
60
5
Toekomstvastheid van de betaalterminal
5.1 Een aantal belangrijke technologische ontwikkelingen Juist omdat in de E-day upgrade meer is meegenomen dan de euro zou men kunnen denken dat er de komende jaren geen veranderingen nodig zijn in de betaalterminal. Maar dat lijkt uiterst onwaarschijnlijk gezien de lange lijst met nieuwe veranderingen die op komst zijn. 5.1.1
Migratie van magneetstrip naar chip
Allereerst is in andere Europese landen de magneetstrip voor de debetkaart betaling (het ‘pinnen’) al vaak vervangen door de chip. Een paar voorbeelden: • In Frankrijk is dat al in 1993 gebeurd, overigens toen gedwongen door hoge fraude in een slecht georganiseerd en slecht beveiligd magneetstripsysteem • In België is de magneetstrip in het nationale betalingsverkeer met de euro-introductie verdwenen. In de beginjaren van de chip was alleen de elektronische beurs gebaseerd op de chip, zoals nu in Nederland. Maar op dit moment maakt het hele nationale betaalsysteem (de Belgische equivalenten van zowel pinnen als chippen) gebruik van de chip. Uiteraard had dat gevolgen voor de Belgische betaalterminals. • Oostenrijk is goed met België te vergelijken en heeft de magneetstrip ook compleet vervangen in het nationale betaalsysteem. • In Engeland is de chip recent geïntroduceerd. Net als destijds in Frankrijk als noodmaatregel gegeven uit de hand gelopen security.
Nederland heeft zich inmiddels in een uitzonderingspositie geplaatst. De Nederlandse banken hebben vermoedelijk 1 miljard gulden geïnvesteerd in de introductie van de chip voor de elektronische beurs [FD 1999]. Maar zij hebben de ontwikkeling niet voortgezet door ook de debetkaartfunctionaliteit in de chip onder te brengen. Alles wijst er op dat de strategie van de Nederlandse banken erop is gebaseerd die situatie de komende jaren te handhaven: de chip voor de beurs, de strip voor het pinnen. Zolang dat goed gaat, betekent het dat de terminal niet hoeft te worden aangepast. Maar het gevaar bestaat dat ‘plotsklaps’ blijkt dat deze strategie niet is vol te houden en dat de oorzaak dan bij ‘onverwachte’ externe factoren wordt gelegd. Dat leidt dan tot een situatie als in Engeland waarbij in hoog tempo noodmaatregelen genomen zullen moeten worden met een hoge rekening voor terminalombouw als gevolg. 5.1.2
EMV-migratie voor de nationale systemen
In drie van de vier hierboven genoemde landen is de chip-oplossing gebaseerd op een eigen nationale standaard. Alleen in Engeland is recent gekozen voor de zogenaamde
61
internationale EMV-standaard1 voor betaalkaarten. Deze standaard is door de creditcard maatschappijen gedefinieerd en hij is zodanig opgezet dat hij ook bruikbaar is voor nationale pinpassen (debetkaarten) met chip. Die EMV-standaard kent overigens de nodige opties. Met name moet een keuze worden gemaakt voor een off-line betaling (zoals dat in de wereld van de creditcard veel voorkomt) of een on-line afhandeling (zoals bij ons Nederlandse systeem voor het pinnen). Bij een off-line systeem moet de terminal tot meer in staat zijn dan bij een on-line systeem. De standaard kan worden gesplitst in een deel dat betrekking heeft op de hardware (EMV level 1) en een deel dat gaat over de software (EMV level 2). Over het voldoen aan EMV level 1 kan een hardware leverancier een uitspraak doen los van het land waar de terminal wordt geplaatst. Level 2 is afhankelijk van de software die wordt gebruikt en is daarmee in de huidige organisatie van het Europese betalingsverkeer landafhankelijk. Omdat Interpay nog geen EMV-oplossing heeft gespecificeerd kan een Nederlandse terminalleverancier ten principale geen uitspraak doen over het al of niet voldoen aan EMV level 2.
Alle landen die nu een chipgebaseerd systeem bezitten dat is gebaseerd op een nationale standaard hebben min of meer uitgewerkte plannen om hun debetbetaalsysteem om te zetten naar de EMV-standaard. In bijlage F worden voorbeelden gegeven voor Frankrijk, België en Oostenrijk. In al deze landen wil men rond 2003 overschakelen voor de kaartuitgifte. De terminals moeten uiteraard zijn aangepast vanaf het moment dat de eerste EMV-gebaseerde kaart wordt uitgegeven. Rond 2000 zijn de Belgen en Fransen daarom al met de ombouw van hun betaalterminals begonnen. België claimt dat het na afronding van de euro-upgrade ongeveer 50% van de toonbankbetaalterminals al volledig gereed had gemaakt voor EMV [Roland 2002]. In Nederland zijn vlak voor E-day nog terminals geplaatst die zelfs niet EMV-level 1 proof zijn. 5.1.3
EMV-migratie voor creditcards en de liability shift
Nederland zal naar alle waarschijnlijkheid het eerst worden geconfronteerd met EMVkaarten voor de creditkaart, net als continenten waar de invoering van chiptechnologie voor een nationaal systeem nog nauwelijks in gang is gezet of waar de creditcard de dominante betaalkaart is (Noord Amerika, Japan). De creditcard maatschappijen bevorderen de overgang naar chiptechnologie door de kosten van onnodige fraude door te schuiven naar de kaartuitgevende banken. ‘Onnodige fraude’ is dan gedefinieerd als de fraude die vermeden had kunnen worden als er een chip op de kaart aanwezig was geweest. Banken die hun creditcards als chipkaart uitgeven worden niet aangeslagen voor de onnodige fraude. Bovendien belooft men gereduceerde tarieven voor acceptatiepunten die voor de chip zijn aangepast. Het verschuiven van het frauderisico, de zogenaamde liability shift, wil Visa per 1 januari 2005 doorvoeren en Mastercard volgt daarin. Vóór die tijd zouden de terminals dan moeten zijn aangepast wil de chip enig effect kunnen hebben op de hoogte van de fraude.
1
EMV staat voor Europay, Visa, Mastercard. Overigens participeren ook de andere internationaal opererende betaalnetwerken in EMV.
62
Overigens beschouwt men die liability shift als een interbancaire zaak en zijn er nauwelijks publieke mededelingen over gedaan. Alle creditkaartuitgevende banken mogen zelf bepalen of zij overgaan op de chip en hoe zij terminals die creditkaarten accepteren voor EMV gereed maken. Er zijn ook geen heldere definities te vinden van Nederlandse financiële instellingen over de EMV-liability shift. Onderstaand citaat1 [Adams 2001] is afkomstig uit een Amerikaans tijdschrift en schept nog de meeste duidelijkheid. Als de Nederlandse banken niet meegaan in dit EMV-beleid en tegelijk alle financiële risico’s doorschuiven naar de detaillist, kan het voor detaillisten met hoog gebruik van creditcards voordelig worden om zelf te besluiten om een terminal vervroegd te vervangen en te profiteren van de lagere transactietarieven zonder boete als gevolg van het niet kunnen accepteren van de EMV-chip.
Nederlandse toonbankinstellingen blijken nauwelijks te zijn geïnformeerd over EMV. In de enquête van de RND is er expliciet naar gevraagd. Slechts twee partijen waren goed op de hoogte, waarvan één via zijn buitenlandse vestigingen.
In vrijwel alle landen hebben banken een migratieplanning opgesteld voor de introductie van EMV. In onderstaand schema [Visa 2002] zijn 4 landen aangegeven die een uitzondering vormen, tactisch aangegeven als ‘landen die nog in de definitiefase2 verkeren’. Omdat Ierland en Oostenrijk inmiddels ook hun planning hebben afgerond is Nederland samen met Griekenland de hekkensluiter (zie conclusies, punt 39). Iss & Acq mid 02 New cards EMV 1/03
Definition 32m cards 410K POS
Acq 5/02 Iss 9/02
Iss – 12/01 Acq – 3/02
Implementation Iss – 3/02 Acq – 8/02 Iss 6/02 Acq 3/02
Iss – 5/02 Acq – Q4 02 Domestic Tift Iss – mid 02 Acq – Q1 02
Iss & Acq mid 02 Iss & Acq mid 02
Iss & Acq mid 02
Rollout Iss - 12/01 Acq – 10/02
1
Visa's deadline calls for migration to be complete within the EU by January 2005. Failing that, there will be a liability shift, with the non-chip compliant bank becoming liable for fraudulent transactions. Therefore an important part of future-proofing terminals is to ensure that they are EMV-compliant. .... Visa and Europay are also giving merchant acquirers incentives to convert to EMV by reducing default interchange rates on cross-border transactions: 0.15 % lower for Europay and 0.1 % lower for Visa from base rates in the range of 0,7 % of the sale to 0.9 %. Reduced interchange, the amount of a bank card sale that the acquirer must pay to the card issuer, means lower costs for retailers, the ultimate payers of interchange. Adds Christophe Zehnacker, manager of new-product introduction at Waterloo, Belgium based Europay: "Acquirers can pass on the savings to the retailers, but that's something where we don't intervene." 2 De landen die een planning hebben opgesteld zijn al wat optimistisch aangeduid als partijen die EMV implementeren.
63
5.1.4
Transactietarieven voor creditcards en de Europese debetkaart.
In deze studie over de E-day upgrade is een vergelijking van transactietarieven1 niet van belang omdat de upgrade daar geen effect op heeft. Maar omdat de upgrade de mogelijkheden om creditcard transacties bij een buitenlandse verwerker af te laten handelen inperkte, is hieronder wel aangegeven wat de tarieven zijn voor creditcard betalingen daar waar ze genoemd worden in onze cases.
Tarief EDCMaestro
Tarief EurocardMastercard
Tarief Visa
Case A1
2,5 %
2,65 %
2,75 %
Case B1
vertrouwelijk
vertrouwelijk
vertrouwelijk
Case B2
3,05 %
3,25 %
onbekend
Case C2
bewust geen contract
bewust geen contract
bewust geen contract
1,65 %
1,65 %
1,65 %
zie beschrijving
zie beschrijving
zie beschrijving
(NL terminal) Case C2 (Belgische terminal) Case D2
Nederland is daarmee een heel duur land voor creditcard betalingen, en een technologische trend die de mogelijkheden om op goedkopere concurrenten over te stappen beperkt, is niet gewenst. Partijen met een hoog volume aan betalingen (bijvoorbeeld in de hotelketen- of oliebranche) kunnen betere tarieven uitonderhandelen dan het MKB. Maar over de hoogte van die gunstiger tarieven is weinig openbaar. Tot op zekere hoogte vormen Visa betalingen een uitzondering. Naast het percentagetarief is er de mogelijkheid om een jaarlijks ‘vastrecht’ te betalen, waarna het tarief onafhankelijk wordt van de hoogte van de transactie (ongeveer 27 eurocent per transactie), mits het om een Nederlandse Visa kaart gaat. Het transactietarief bij de vastrechtoptie blijft wel duurder dan dat van een pinbetaling.
De bovenstaande regeling van Visa is overigens geen lang leven meer beschoren. Er wordt bij de Visa-tarieven in de vastrechtconstructie een onderscheid gemaakt tussen Nederlandse kaarthouders en kaarthouders uit andere landen. Een nieuwe verordening van de Europese Commissie, geïnitieerd door EU-commissaris Bolkestein, verbiedt de 1
Er werd ook verwacht dat de Werkgroep Tariefstructuren en Infrastructuur in het betalingsverkeer met gedetailleerde vergelijkingscijfers over tarieven zou komen. Maar die landenvergelijking is erg mager uitgevallen.
64
financiële instellingen om een dergelijk onderscheid te maken voor euro-betalingen door inwoners van de Europese Unie. Die verordening heeft per 1 juli 2002 effect op kaartbetalingen1. Bijlage E geeft juridische informatie over deze nieuwe EU-verordening.
Overigens was bij de afronding van dit rapport (begin juni) nog niets bekend over nieuwe Visa-tarieven per 1 juli 2002. Snelle informatieverschaffing is nog steeds geen sterk punt van financiële instellingen.
De tarieven voor de Europese debet card (EDC-Maestro) lijken te zijn gekoppeld aan de Mastercard tarieven en zijn over het algemeen 0,15 % of 0,2 % lager dan die voor Mastercard. In de context van een Europa waarin de grenzen voor betalen moeten verdwijnen passen dergelijke hoge tarieven voor een Europees debetkaart systeem niet. Het mag verwacht worden dat, zeker in grensstreken, het grensoverschrijdend betalingsverkeer zal toenemen. EDC-Maestro biedt nu wel een technische oplossing, maar niet qua tarieven. Bovendien heeft de nieuwe EU-verordening vermoedelijk2 geen betekenis voor EDC-Maestro betalingen. In de verordening vormt het ‘nationale tarief’ het ijkpunt en een dergelijk nationaal tarief bestaat niet voor de EDC-Maestro betaling. Detaillisten in grensstreken proberen het probleem op te lossen met twee terminals op hun toonbank, maar ondervinden daarbij veel weerstand (zie cases C2 en D). Uiteraard zijn twee terminals (met twee rekeningen!) niet de echte oplossing. Hierop wordt in hoofdstuk 6 nader ingegaan. 5.1.5
CEPS voor nationale bankpassen
Voor de elektronische beurs zijn in de diverse Europese landen nationale concepten ontwikkeld: Proton voor België, Chipknip (en Chipper) voor Nederland, Geldkarte voor Duitsland enzovoorts [Eurosmart 2000]. Inmiddels is een voorstel geformuleerd voor een Europese standaard voor de elektronische beurs: CEPS (Common European Purse Standard).
CEPS biedt overigens geen oplossing voor de huidige problemen met de elektronische beurs. Dat probleem is een niet-technisch probleem, namelijk gebrek aan acceptatie door de consument [Hove 2000]. Maar als acceptatie zou verbeteren – en de tekenen wijzen daarop – dan kan CEPS belangrijk worden als opvolger van Chipknip. Uiteraard heeft dat consequenties voor de betaalterminal.
1
Informatie van de FAQ op de EU-website: Question: How would this equivalence of charges work in the case of a card payment for which both the cardholder and the trader pay charges? Answer: Let us take the example of a Spanish trader who receives a card payment from a Belgian cardholder. The trader will pay the same charges as if the cardholder had been Spanish and the cardholder will pay the same charges as if the trader had been Belgian. 2 De EDC-Maestro betaling maakt gebruik van een ‘eigen’ magneetstrip op de Nederlandse bankpas. Men zou het dus kunnen zien als een op zichzelf staand betaalsysteem.
65
Interpay is bij de ontwikkeling van CEPS betrokken en was participant in een pilot project (Ducato). Er zijn geen uitgewerkte plannen voor de invoering van CEPS in Nederland, maar dat kan geen punt van kritiek zijn zoals bij EMV. Het ligt voor de hand dat de banken bewaken in welke mate CEPS aanslaat in landen die minder hebben geïnvesteerd in elektronische beurstechnologie dan Nederland. En dan beslissen of al dan niet moet worden gemigreerd naar CEPS afhankelijk van de steun die CEPS elders krijgt. Zo’n beslissing is aan de orde op het ogenblik dat passen met Chipknip technologie in grote aantallen moeten worden vervangen. 5.1.6
Interbancaire Terminal Architectuur
De Nederlandse banken hebben tot nog toe geen EMV-specificatie vastgelegd voor de bestaande terminals omdat ze EMV willen (of wilden?) invoeren1 via een volstrekt nieuw terminal concept: ITA (Interbancaire Terminal Architectuur). Dit concept houdt een trendbreuk in voor de huidige betaalterminal: • Er ontstaat een verschuiving in rollen. Niet de terminalleverancier maar een betaalnetwerk wordt verantwoordelijk voor de meest cruciale softwareontwikkeling. En een ‘ITAservice provider’ wordt verantwoordelijk voor het onderhoud van de betaalsoftware. • Er hoeft maar één keer betaalsoftware te worden ontwikkeld in plaats van een ontwikkeltraject door elke leverancier. • Er komt een fysieke scheiding tussen de terminal en de beveiligde betaalsoftware omdat de laatste wordt geplaatst in een module met dezelfde kleine afmetingen als de SIM in een GSM-telefoon: de ITA-module. • ITA ondersteund software download.
Die parallel met de mobiele telefonie is verder door te trekken. Toen telecom operators de SIM in 1987 bedachten als trenddoorbrekend concept binnen hun nieuwe GSMnetwerk gaf het de telecom operator meer grip op de klant: de SIM bevat namelijk de netwerksecurity en daarmee het klanteigendom. En de ‘GSM-terminal’ waar die SIM in werd geplaatst, kon zelfs zwaar door de netwerk operator worden gesubsidieerd mits er maar een SIM-lock in de GSM-handset zat die er voor waakte dat de GSM-set alleen met ‘zijn SIM’ werkte. Op dezelfde manier zou ook de grip van het betaalnetwerk op de terminal en de toonbankklant door het ITA-concept kunnen toenemen en zou de trend naar een grotere ‘gatekeeper’s rol‘ van Interpay nog verder kunnen doorzetten. Overigens is het te vroeg om een oordeel te vellen over ITA want qua mededinging zou het twee cruciaal verschillende kanten op kunnen gaan: • In richting 1 komen terminals beschikbaar met een soort ITA-lock2 in de terminal software. Ze werken alleen met een ITA-module van Interpay, en er past maar één3 zo’n ITA module in de terminal. Net als in de GSM wereld zouden de terminals kunnen
1
Tijdens de eindfase van dit onderzoek heeft Interpay verklaard dat interbancair is besloten dat ITA niet verplicht is of wordt. Dit betekent in de visie van M&I dat er op korte termijn een specificatie moet komen voor EMV level 1 en 2 voor Nederlandse niet-ITA compliant terminals. 2 Volgens Interpay is een ITA-lock nooit een optie geweest en zal hij dat ook niet worden. 3 Een parallel kan worden getrokken met de eerste Chipknip terminals waarin geen plaats was voor de SAM van een tweede aanbieder voor de elektronische beurs.
66
worden gesubsidieerd omdat de subsidie wordt terugverdiend uit hoge tarieven die mogelijk zijn door de lock-in situatie waarin de klant terecht is gekomen. • In richting 2 de andere kant op, passen meerdere ITA-modules in een ITA-terminal en een toonbankinstelling kan probleemloos een ITA-module bijplaatsen of verwijderen als hem dit prijsvoordeel oplevert. De terminalsoftware bevat dan de intelligentie om te kiezen tussen ITA-module 1, 2 enzovoorts. Uiteraard veronderstelt deze optie 2 dat het ITA-concept dan wordt omarmd door een groot aantal aanbieders van betaalnetwerken.
In bijlage G wordt meer informatie gegeven over het ITA-concept. In dit rapport wordt overigens geen oordeel over ITA gegeven bij gebrek aan voldoende informatie. Het was tot voor kort ook onduidelijk of technische specificaties voor ITA 1 waren vastgesteld. Interpay heeft in de eindfase van dit onderzoek verklaard dat de ITA specificaties nu zijn vastgesteld. Een toezichthouder zou dus een mededingingsrechtelijke toetst uit moeten kunnen voeren (zie Aanbevelingen, punt l). Bij zo’n toets zijn dan de volgende vragen aan de orde: • Werpt het ITA-concept blokkades op voor de mededinging door technische lock-ins te creëren? Zijn er regels van een toezichthouder 2 nodig om dit te voorkomen? • Zijn de prijzen van specifiek voor ITA ontworpen terminals reële prijzen (die lager zijn dan die voor conventionele terminals gezien de geclaimde intrinsieke voordelen van het ITA-concept) of zijn het gesubsidieerde prijzen die de mededinging op de termi nalmarkt kunnen verstoren?
Opnieuw is bij de RND-enquête geïnformeerd of men op de hoogte was van de nieuwe technische ontwikkeling. De resultaten lijken erg veel op die voor EMV: slechts één respondent blijkt op de hoogte te zijn van ITA-ontwikkelingen. . 5.1.7
GSM en IP naast de huidige telecommunicatiekanalen
De huidige betaalterminals in Nederland communiceren ofwel met het X-25 protocol waarvan het Interpay netwerk zelf gebruik maakt of ze worden met dit netwerk verbonden via een normale telefoonlijn of ISDN-lijn. In het geval van ISDN kan de communicatie vorm worden gegeven alsof het een normale telefoonlijn betreft (ISDN-B) of worden de digitale mogelijkheden van ISDN benut door de informatie al in X-25 vorm te gieten (ISDN-D). Om communicatie via de gewone telefoonlijn of een ISDN-B verbinding mogelijk te maken moet Interpay investeren in speciale apparatuur (modempools). Voor ISDND of X-25 zijn minder investeringen nodig aan de kant van Interpay. Er moet wel meer worden geïnvesteerd door de toonbankinstelling maar daar staat extra communicatiesnelheid tegenover. Zeker de ISDN-D-variant biedt al snel voordelen ten opzichte van de gewone telefoonlijn en de mogelijkheden om rond E-day over te stappen in de gevallen 1 2
Er is wel een technische specificatie vastgesteld voor Syntiq-Pay. Analogie: toezichthouder OPTA stelt grenzen aan het gebruik van SIM-locks.
67
dat de terminal of het kassiersdeel moest worden vervanging, lijken onvoldoende benut (zie case A4).
Terminals voor ISDN-D zijn tijdens de E-day upgrade door CCV aangeboden als gezamenlijke aanbiedingen van terminalleverancier en telecom operator. Toonbankinstellingen moeten eisen dat bij dergelijke gezamenlijke aanbiedingen de taakverdeling tussen beide partijen helder is. Van elk van de leveranciers moet de prijs- en tariefstelling duidelijk zijn en er moet vastliggen wie bij problemen het aanspreekpunt is. Mochten zich in de toekomst problemen voordoen, dan moet de detailhandel overwegen een klacht in te dienen bij de OPTA.
Het is niet waarschijnlijk is dat er concurrentie zal komen voor gecertificeerde vaste verbindingen (gewone telefonie, ISDN-B en ISDN-D). Voor de binnenkort op de markt beschikbare terminals die via het mobiele GSM-netwerk met Interpay communiceren zal er wel concurrentie mogelijk zijn. KPN Telecom en Ben zijn inmiddels beide gecertificeerd. Op dit ogenblik worden veel nieuwe terminals gecertificeerd die gebruik maken van het mobiele GSM-net. Bij toekomstige aanschaf van betaalterminals die communiceren via het GSM-net moeten de toonbankinstellingen welbewust kiezen tussen de twee gecertificeerde mobiele aanbieders (KPN Mobiel en Ben) en voorafgaand aan aanschaf de mogelijkheden bekijken om zonodig te switchen van telecommunicatieleverancier.
Naast de opkomst van GSM als verbindingsnetwerk mag het verwacht worden dat het Internet protocol belangrijk gaat worden en op termijn X-25 technologie gaat vervangen. In zijn meest vergaande vorm is de betaalterminal dan aangesloten op de ‘always-on’ Internet verbinding van een detaillist, waarover alle 1 Internet-pakketjes worden verstuurd. Communicatiekosten voor de toonbankinstelling krijgen dan de vorm van een vast bedrag per maand en worden, redenerend vanuit de betaalterminal, relatief minder belangrijk. Bij een dergelijke opzet wordt het ook cruciaal voor een betaalnetwerk om ‘aanwezig te zijn in de terminal’. Het betaalnetwerk in de zin van eigen fysieke lijnen is dan namelijk volledig verdwenen. Het is vervangen door een beginpunt waar de betaalterminal een speciaal soort Internet-terminal is geworden. En waar het ‘betaalpakketje’ het Internetadres moet krijgen van de host van het ‘juiste’ betaalnetwerk. En aan de andere kant is het fysieke netwerk vervangen door alleen een eindpunt: de host die de Internetpakketjes ontvangt en pakketjes terug stuurt.2
1
De nieuwste versie van het Internet protocol, IP versie 6, maakt het ook mogelijk een hoge prioriteit toe te kennen aan een IP-pakketje dat afkomstig is van een betaalterminal en het voorrang te geven op een pakketje dat afkomstig is van bijvoorbeeld een Internet spelletje. IPv6 bevat ook eigen security mogelijkheden, terwijl het huidige Internet protocol geen intrinsieke security mogelijkheden heeft. 2 Het betaalnetwerk levert dan geen ‘secure transport’ meer, maar vooral end-to-end security. In het rapport van de WTI-werkgroep wordt overigens die historische transportfunctie nog erg benadrukt. Steeds minder is het fysieke netwerk de ‘essential facility’. In toenemende mate gaat het om andere zaken dan ‘transport van data’. Bij betalingen over Internet met een zogenaamde FINREAD terminal is dit concept al realiteit.
68
5.1.8
Initiatieven specifiek gericht op betaalterminals
Bovenstaande initiatieven zijn geen van alle primair gericht op de betaalterminal zelf. In bijlage H worden enkele initiatieven geschetst die wel direct op een nieuwe generatie betaalterminals zijn gericht. Er wordt in bijlage H vooral doorverwezen naar websites van de diverse initiatieven, aangevuld met website adressen die relevant zijn voor de in deze paragraaf 5.1 genoemde trends.
Conclusie uit bovenstaande schets van ontwikkelingen Er zijn veel ontwikkelingen gaande als het gaat om betalingsverkeer. M&I/Partners acht het waarschijnlijk dat deze ontwikkelingen binnen een termijn van vijf jaar tot ingrijpende wijzigingen voor betaalterminals.
5.2 Het discussiescenario van M&I 5.2.1
Methodiek van een discussiescenario
Een belangrijke vraag in dit onderzoek was de mate waarin de Nederlandse betaalterminals na E-day waren voorbereid op de toekomst. Om antwoord op die vraag te krijgen is een scenario in de tijd opgesteld. Het gaat om een discussiescenario waarmee M&I/Partners partijen in de aanbodketen heeft benaderd. In het discussiescenario werden data expliciet gemaakt waarop aanpassingen in betaalterminals nodig worden. Benadrukt wordt dat het niet gaat om een voorspelling door M&I/Partners van veranderingen in de tijd. Sommige veranderingen werden zelfs doelbewust vóór de datum van 1 januari 2007 gepositioneerd ook al leek het waarschijnlijker dat ze later aan de orde zouden komen. Dit is gedaan om bij de leveranciers te toetsen of door hen geplaatste terminals konden worden aangepast binnen de beloofde vijfjarige levensduur. Hieronder is het ‘discussiescenario’ samengevat.
jan 02 Omschakelsoftware voor E-day overbodig geworden
jan 04 Uitfaseren analoge communicatie met Interpay
sep 04 Deadline voor EMV upgrade voor Maestro en credit cards
apr 02 Chipper software overbodig geworden
1-1-03
sep 05 Acceptatie van Duitse en Belgische debet cards in grensstreken
jun 06 Migratie van debet functie op NL-bankpassen naar EMV, migratie van Chipknip naar CEPS
jun 05 Deadline voor vervanging 3DES door EAL4
1-1-04
1-1-05
1-1-06
januari 1, 2002
januari 1, 2007
jun 02 start ITA pilots door Interpay
jun 04 ITA concept verplicht voor nieuw te certificeren terminals
mrt 06 ITA concept verplicht voor gehele installed base
69
Met dit scenario legde M&I/Partners de volgende vragen aan de terminalleveranciers voor (zie eerst de items boven de tijdsbalk): a) Per 15 april is de Chipper software overbodig geworden, evenals de Chipper SAM. Treden er problemen op in de terminal door deze verandering? b) Stel dat per 1 januari 2004 door Interpay wordt besloten om communicatie via een klassieke telefoonlijn of ISDN-B niet meer te ondersteunen. Kan de terminal dan worden aangepast voor andere communicatiekanalen (ISDN-D, X-25, GSM, IP) of is vervanging noodzakelijk? c) Per 1 januari 2005 wordt de EMV-liability shift geëffectueerd door de grote creditcard maatschappijen (zie paragraaf 5.1.3). Stel dat men een planning opstelt waarin (net als bij E-day) drie maanden tevoren alle terminals die creditcards accepteren gereed moeten zijn, kan een terminal dan worden aangepast1 of is vervanging noodzakelijk? d) Stel dat per september 2005 opnieuw een opwaardering van de security nodig is omdat 3DES niet meer voldoet, kan de terminal dan worden aangepast zodat een volgende generatie beveiligingssoftware (bijvoorbeeld EAL4) kan worden gebruikt? e) Stel dat grensoverschrijdend betalen steeds belangrijker wordt, vooral in grensstreken. En stel dat de tariefstelling van EDC-Maestro maar niet wordt verlaagd zodat dit geen reële oplossing biedt. Kan de terminal dan eind 2005 worden aangepast zodat Belgische en Duitse bankpassen rechtstreeks (en PIN-beveiligd) kunnen worden afgehandeld door de equivalenten2 van Interpay in die landen (tegen de in die landen geldende gunstige tarieven)? f) Stel dat in juni 2006 wordt besloten om alle nationale bankpassen om te zetten naar chip voor zowel het pinnen (op on-line EMV gebaseerd) als het chippen (op de CEPS standaard gebaseerd). Kan de terminal dan worden aangepast of moet hij worden vervangen?
Aan de onderzijde van de tijdsbalk voor het discussiescenario zijn enkele data opgenomen voor de invoering van de Intelligente Terminal Architectuur (ITA). Daar horen de volgende vragen bij: i. Stel dat op dit ogenblik (juni 2002) ITA-pilots starten, kan men dan terminals leveren? ii. Stel dat ITA in juni 2004 verplicht wordt voor nieuw te certificeren terminals, wil men dan meewerken? iii. Stel dat het ITA concept in maart 2006 verplicht wordt voor alle terminals in Nederland, kunnen de bestaande terminals dan worden aangepast zodat ze met ITA kunnen werken? Aan de leveranciers werd ook gevraagd hoe realistisch ze de data vonden voor dit ITAscenario. Het was aanvankelijk de bedoeling van M&I/Partners om de ITA-data op de tijdsbalk te verschuiven naar de meest waarschijnlijke invoeringsdata. Maar de door de
1
Met andere woorden, is de terminal EMV-level 1 proof (of is hij dat na een hardware upgrade) en kan hij – als specificaties voor EMV-ondersteuning voor bestaande terminals zijn vastgesteld – EMV-level 2 proof gemaakt worden? 2 Voor de Belgische bankpas betekent dit dat rechtstreeks gecommuniceerd wordt met Banksys.
70
diverse leveranciers gegeven antwoorden conflicteerden dermate dat de scenariodata1 uit het allereerste interview (met CCV) zijn gehandhaafd. 5.2.2
Antwoorden van de terminalleveranciers
Hieronder worden per vraag de antwoorden weergegeven die de terminalleveranciers (CCV, Alphyra, EFT-systems, KAS en Banksys Nederland) tijdens interviews hebben gegeven. a) CCV vroeg expliciet aandacht voor de problemen die zouden ontstaan vanaf het moment dat de Chipper host niet meer zou functioneren (1 mei 2002). Elke terminal zou dagelijks een foutmelding genereren omdat afstorten niet meer mogelijk was. Om dit probleem op te lossen was bijstelling van de terminalsoftware nodig. Voorzover dit op afstand kon, waren de kosten nog beperkt, maar bij oudere typen terminals zou bezoek ter plaatse noodzakelijk zijn. Onderhandelingen tussen Chipper en CCV hadden niet tot een oplossing geleid voor de dekking van de kosten. Mede als gevolg van deze HBD-studie stelde CCV zijn standpunt hierover op schrift. Dit resulteerde weer in een brief van PlatformDetailhandel.nl aan Chipper Nederland. Ook Alphyra heeft diverse acties richting Chipper ondernomen. EFT-Systems was minder somber over de ernst van de problemen. b) Als Interpay zou besluiten om per 1 januari 2004 communicatie via een klassieke telefoonlijn of ISDN-B niet meer te ondersteunen, zouden alle via dit kanaal werkende CCV kassiersunits vervangen moeten worden. Een nieuwe generatie CCV terminals zal meer modulair zijn geconstrueerd, zodat dan alleen een communicatiekaart behoeft te worden verwisseld. De Telepas-generatie van Getronics/Alphyra en de Nicepay kunnen niet worden aangepast. De Hypercom hardware (EFT-systems, nieuwe hardwarelijn van Alphyra) is wel modulair opgebouwd zodat vervanging van een communicatiekaart volstaat. Dit geldt ook voor de Banksys terminal. c) De terminals die EFT-systems heeft geleverd voorafgaand aan E-day (bijvoorbeeld aan warenhuisketens) zijn hardwarematig niet in staat om EMV-kaarten te accepteren. Deze terminals hebben tenminste ook een hardware-upgrade nodig. De Nicepay en Telepas hardware dient volledig te worden vervangen als EMV van belang wordt. De Omni-2250 terminals van CCV (die veelvuldig nieuw zijn geplaatst ten tijde van de E-day upgrade) zijn wel hardwarematig in staat om EMV-chipkaarten te lezen en hebben hier een certificering2 voor. Dat wil volgens CCV nog niet zeggen dat ze geschikt zijn voor EMV. Zolang er geen EMV-specificatie van Interpay beschikbaar is, kan niets definitiefs gezegd worden. Wel is het volgens CCV waarschijnlijk dat er bij off-line varianten van EMV (juist relevant voor creditcard acceptatie) performance problemen3 optreden. Ook de Banksys C-Zam Smash terminal wordt aangeprezen als hardwarematig op EMV voorbereid. In België is die terminal volledig EMV-proof.
1
De data voor ITA in het discussie scenario zijn dus afkomstig uit de duim van M&I/Partners. Als ze strijdig zijn met data in een bancaire planning voor ITA kan een eventuele onduidelijkheid het best worden weggenomen door meer openheid over ITA vanuit de Nederlandse banken. 2 De terminal voldoet aan EMV96-level-1. 3 Als deze performance problemen niet zijn op te lossen zou het kunnen betekenen dat de Omni-2250 special terminals die zijn aangeschaft in de horeca case B1 ter vervanging van een twee jaar oud systeem na 2,5 jaar weer vervangen moeten worden.
71
d) CCV en EFT-Systems verklaren dat een opwaardering van de security (bijvoorbeeld van 3DES naar EAL4) mogelijk is. Uiteraard heeft het wel dezelfde logistieke implicaties als de 3DES-upgrade. e) De reactie van CCV en EFT Systems op de vraag of een terminal kan worden aangepast voor acceptatie van Belgische en Duitse debetkaarten luidt “technisch kan1 dat altijd, maar of het economisch haalbaar is, blijft de vraag”. f) Voor EMV-migratie van alle Nederlandse bankpassen geldt hetzelfde als onder e). Eventuele performanceproblemen kunnen geringer zijn als de banken kiezen voor een on-line variant voor het nationale debetbetaalsysteem. On-line heeft als voordeel (voor banken) dat saldi altijd worden gecheckt zoals nu ook bij elke PIN-transactie. Het nadeel is dat er geen kostenbesparingen (voor de toonbankinstelling) zijn op communicatiekosten.
De antwoorden op de vragen over ITA waren als volgt: i. Ten tijde van het interview met de leverancier kon geen enkele partij een ITA-proof terminal leveren. Alleen Banksys Nederland claimde dat de terminal ITA-voorbereid was en bezat een ‘Compliance Statement’ van de leverancier van de ITA-chip (het bedrijf Syntiq). Bij de afronding van deze studie was er een Engelstalige folder beschikbaar voor een ITA-voorbereide EFT-terminal en was CCV gestart met de ontwikkeling van ITA-terminals. Alle genoemde terminals zijn overigens modificaties van bestaande terminals en kunnen niet de lage prijs voor een terminal bieden die ITA in het vooruitzicht stelt. ii. Bij het eerste interview was CCV zeer kritisch over medewerking aan ITA. EFTsystems was door Interpay ingeschakeld voor het aanpassen van een bestaande terminal. Banksys heeft gezien de nadruk op het “voorbereid zijn voor de toekomst” (zie case C2) ook ontwikkelcapaciteit geïnvesteerd in het aanpassen van haar C-Zam Smash terminal concept voor ITA. iii. CCV merkte op dat ITA niet in maart 2006 verplicht kan worden gesteld voor alle terminals in Nederland, gegeven de uitspraken over de 5-jarige levensduur en de regeling tussen Interpay en leveranciers dat een terminal na certificering gedurende een periode van 3 jaar geleverd mag worden. De bestaande terminals van CCV zijn vermoedelijk moeilijk om te bouwen voor ITA, alhoewel ook hier weer geldt dat definitieve uitspraken pas kunnen worden gedaan als ITA-specificaties zijn vastgesteld. Snelle invoering van ITA voor elke Nederlandse terminal zou een voortijdige vervanging betekenen van een groot deel van de betaalterminals. CCV achtte het tijdstip van 2006 overigens weinig geloofwaardig2.
1
Overigens was het Belgische EPCI minder uitgesproken over de mogelijkheden om dit met één door alle partijen gecertificeerd PIN-pad te ondersteunen. 2 Niettemin wordt er anno 2002 op de website van de leverancier van de ITA chip (het bedrijf Syntiq) gesproken over “de nationale roll-out van de Syntiq technologie in Nederland”.
72
5.2.3
De vijfjarige levensduur
In het onderdeel ‘Conclusies’ is punt 3 over de 5-jarige levensduur door M&I/partners zo zorgvuldig mogelijk geformuleerd:
“Het is onwaarschijnlijk dat de nu in de markt uitstaande betaalautomaten 5 jaar ongewijzigd kunnen blijven functioneren, terwijl dat verwachtingspatroon is gewekt bij de toonbankinstellingen.”
De formulering houdt in dat er wel een scenario bestaat waarin er geen wijzigingen nodig zijn. Het licht voor de hand dat in dat scenario technologische vernieuwing zoveel mogelijk vooruit wordt geschoven. Hoe ziet zo’n scenario waarin alle betaalterminals minimaal vijf jaar ongewijzigd blijven functioneren er dan uit? En is het realistisch?
Hieronder wordt een dergelijk scenario geschetst. • Tot aan de EMV-liability shift wordt geen nieuwe technologie ingevoerd; dit betekent dat pinnen en creditkaartgebruik blijft functioneren met de technologie van dit moment (magneetstrip) • Dit blijft gehandhaafd als per 1 januari 2005 de grote creditcardmaatschappijen de EMV-liability shift invoeren. Wellicht geven de banken wel creditcards met EMV-chip uit, maar acceptatie van creditcards bij de Nederlandse toonbankinstelling werkt ongewijzigd met de magneetstrip. Voorzover er financiële dis-incentives komen omdat de fraude1 dan niet met de chip bestreden kan worden, nemen de banken die voor hun rekening. Eventuele financiële incentives worden aan de detailhandel doorgegeven. • Wellicht wordt ITA ingevoerd voor nieuwe terminals, maar die ITA terminal is ontworpen voor pinnen met de strip en betalen uit de elektronische beurs op de chip. • De grootschalige migratie naar EMV + eventueel CEPS voor de nationale bankpassen zoals die in het discussiescenario is geplaatst in juni 2006 vindt niet plaats. Als bankpassen opnieuw moeten worden uitgegeven dan krijgt de Nederlandse kaarthouder hetzelfde type pas als hij rond E-day bezat. Nederland zou zich daarmee in een absolute uitzonderingspositie plaatsen ten opzichte van de buurlanden en vermoedelijk ten opzicht van (vrijwel) de hele euro-zone (zie bijlage F). • Deze aanpak wordt in elk geval gecontinueerd tot 2010. De laatste net voor E-day gecertificeerde terminal mag immers nog tot 2005 worden verkocht en heeft dan een minimale levensduur tot 2010.
1
Het gaat met name om het soort fraude waarbij de kaart illegaal wordt gekopieerd (‘skimming’).
73
Hieronder is dit scenario in een schema weergegeven.
3 jaar levering na certificering
jan 2002 E-day
5 jaar min. levensduur
jan 2005 EMV-liability shift
jun 2006 EMV-chipmigratie uit discussiescenario wordt niet uitgevoerd
? 2003
2004
2005
2006
2007
2008
2002
2009 2010
2003 2002 Deadline vervanging Certificering OKI-terminals GSM-terminals
2006 ITA invoering uit discussiescenario mogelijk deels gerealiseerd
In het schema is ook de deadline voor de vervanging van de OKI-terminals (met dispensatie tot ultimo 2003) aangegeven. Voor hen is dit issue van de levensduur immers extra belangrijk. Als ze straks hun OKI’s vervangen mogen ze er immers van uitgaan dat hun volgende generatie terminals tot bijna 2009 meegaat.
De geloofwaardigheid van het geschetste scenario is om een aantal redenen gering. We laten in het midden of banken bereid zijn de consequenties van de EMV-liability shift voor hun rekening te nemen en elk mogelijk fraudevoordeel van de niet-ingevoerde chip toch aan de detaillist zullen doorgeven. In elk geval is ongeloofwaardig dat de magneetstrip in Nederland tot 2010 voor debetbetalingen gehandhaafd wordt terwijl overal elders in Europa die strip wordt afgeschaft. Het zou betekenen dat Nederland ‘fraude-toerisme’ gaat aantrekken: de fraudeurs zoeken immers de plek op waar de verdediging het zwakst is. Er zijn nog drie redenen waarom het geschetste scenario niet erg realistisch is: • Redeneren vanaf E-day resulteert in de datum van januari 2010; maar er zijn recent terminals gecertificeerd (vooral voor GSM) die qua technologieconcept nog zijn geba-
74
seerd op de concepten van de E-day terminals; eigenlijk veronderstelt het scenario dat er geen wijzigingen zijn tot medio 2010 in plaats van januari 2010 • Als Nederland als enige land in de euro-zone nog magneetstriptechnologie blijft gebruiken, dwingt het alle andere euro-landen om een strip te plaatsen op kaarten met een EDC-Maestro functionaliteit. Als overal in Europa de stap naar de chip is gezet kan de magneetstrip ruim voor 2010 naar het technologiemuseum1 worden gestuurd. Dat heeft kostenvoordelen, zowel voor de kaart als de terminal. • Uitgifte van bankpassen met zowel chip als magneetstrip kon anno 2006 wel eens duurder zijn dan de uitgifte van chip-only kaarten die tegen die tijd een commodity zijn. Er is immers een dubbel personalisatieproces nodig, één voor elke technologie. Het is dan waarschijnlijker dat de banken kiezen voor het goedkoopste uitgifteproces en de betaalterminal aan laten passen.
Conclusie: er is wel een scenario denkbaar waarin alle terminals minimaal vijf jaar zonder wijzigingen meegaan, maar erg waarschijnlijk is dat scenario niet. Het is veel realistischer om ervan uit te gaan dat verandering in kaarttechnologie veranderingen in terminals zullen afdwingen. En het is dan zinvoller een realistisch scenario in de tijd op te stellen waarin de kosten voor detaillisten te overzien zijn en waarin het ontwikkelingstraject wordt vormgegeven vanuit het oogpunt van maatschappelijke efficiency [Raa 2001].
Business plannen voor EMV-migratie zijn tot nog toe vooral opgesteld vanuit de eigen invalshoek van financiële instellingen. Opvallend daarbij is ook nog dat Belgische banken ondanks een negatieve bancaire business case besloten hebben om EMV in te voeren [Roland 2002], terwijl Nederlandse banken op grond van vergelijkbare ongunstige uitkomsten [Interpay 2001] besluiten om het niet te doen. Op zijn minst vraagt dat om nadere uitleg. Overigens mag niet onopgemerkt blijven dat al die business cases erg afhankelijk zijn van aannamen over de groei van fraude en de mate waarin banken aansprakelijk zijn voor (vermeende) fraude.
1
Hierbij wordt verondersteld dat alle gelduitgifte-automaten in de wereld die EDC-Maestro kaarten accepteren zijn omgebouwd naar chip.
75
76
6
Technologische balkanisering
6.1 Elk euroland zijn eigen elektronische euro Men zou nog met enige berusting kunnen terugkijken op de moeilijke tijden rond E-day als die datum de definitieve overgangsdatum van de oude valuta naar de euro, zowel chartaal als elektronisch, was geworden. Maar op E-day is wel de chartale euro ingevoerd, maar niet de elektronische. Elk euro-land had voor E-day tenminste één eigen nationale betaaltechnologie. Die technologieën zijn op E-day blijven bestaan. Sterker nog, euro-land-brede oplossingen, zoals de Voxmix hosts voor Visa en Mastercard betalingen met een grensoverschrijdend protocol zijn sinds E-day verdwenen. De elektronische euro is ingevoerd voor een American Express betaling (waar het Voxmix protocol nog voor wordt gebruikt), maar voor de meest gebruikte creditcards en EDC-Maestro is de N-euro (Nederlandse euro) ingevoerd. Op E-day is alleen de wisselkoers tussen een N-euro en een B-euro (Belgische euro) exact één-op-één is geworden. Technologisch is een Nederlandse en Belgische creditkaart betaling uit elkaar gegroeid. En wat geldt voor Nederland in vergelijking met België geldt voor de hele euro-zone.
Als men van Breda naar Basel (Zwitserland) reist, een afstand van ruim 650 kilometer, komt men ook na E-day zes verschillende betaaltechnologieën tegen: • Breda in N-euroland: het Interpay netwerk • Brussel in B-euroland: het netwerk van Banksys • Luxemburg in L-euroland: het netwerk van Bancomat / Cetrel • Straatsburg in F-euroland: het netwerk van Cartes Bancaires • Offenburg in D-euroland; hier bestaan verschillende betaalnetwerken, maar met een gezamenlijke technische specificatie opgesteld door ZKA • Basel buiten euro-land (want hier bestaat de Frank nog); in Zwitserland zijn de betaalnetwerken van Payserv en Postfinance actief.
Het betekent dat in elk van die landen kosten worden gemaakt om een eigen security beleid te formuleren, nationale software te ontwikkelen en terminals op de eigen specificaties te certificeren. Er is zes keer beleid geformuleerd voor migratie van de ene naar de
77
ander technologie en zes keer opnieuw moet een toezichthouder toezien. Het is ook waarschijnlijk dat er zes keer rapporten zijn geschreven om te onderbouwen dat het betalingsverkeer niet kostendekkend is en dat het dus niet redelijk zou zijn als de financiële instellingen de kosten van veranderingen in het terminalpark moeten dragen. Maar is dat wel zo?
Er kunnen natuurlijk veel kosten worden bespaard als die zes technologieën zouden worden vervangen door één Europese technologie. Want die ene technologische oplossing zou veel meer economische schaalvoordelen genereren. En het Europese betalingsverkeer zou wat meer gaan lijken op dat in de VS of Japan. Als op die continenten 650 kilometer wordt gereisd, komt men daar geen zes betaaltechnologieën (chartaal of elektronisch) tegen. En men verspilt daar geen energie met het verdedigen van N-euro grenzen (case C2 en D).
Uiteraard is er een historische verklaring voor de versnippering: in de voormalige valutagebieden moesten betaalterminals alleen al door het verschil in valuta wel verschillend zijn. Maar dat argument is sinds E-day weggevallen. Dat men met een legacy-vraagstuk zit voor betaalsystemen die begin jaren 801 zijn ontworpen is nog wel begrijpelijk. Dat de nationale verschillen nog steeds even groot zijn voor de elektronische beurstechnologieen die zijn ontwikkeld rond 1995 is al veel minder begrijpelijk 2. En dat het vraagstuk van de technologische versnippering (‘Balkanisering’) voorafgaand aan E-day niet expliciet is geagendeerd door een groot aantal partijen, is nog vreemder. De detailhandel zou het zeker moeten doen, want op E-day zijn de financiële gevolgen van de versnippering, als het om de terminals gaat, bij hen terecht gekomen. Nu is de detailhandel wel geconfronteerd met de nadelen van de ene Europese munt (namelijk de kosten voor de euroupgrade), maar de voordelen blijven nog uit.
De realisatie van zo’n Europese oplossing ligt vooral in handen van gezamenlijke Europese banken3. Nederlandse banken zijn in dat spanningsveld vermoedelijk niet de partijen die Europese oplossingen zullen tegenhouden gezien hun grensoverschrijdende profilering. Eén Europese technologie zou overigens impliceren dat de grenzen tussen de verschillende nationale betaalnetwerken zouden wegvallen. En daarmee ontstaat automatisch concurrentie tussen die verschillende netwerken4. 1
Zoals Beanet, de voorloper van het Interpay netwerk. Als Chipknip een exacte kopie was geweest van de Belgische Protontechnologie waren de Belgische en Nederlandse chip-only terminals op E-day uitwisselbaar geworden. Nu is Chipknip een ‘dialect’ van Proton. Daardoor is een chip-parkeermeter voor Brussel onbruikbaar in Amsterdam. Dat kost beide gemeentes extra geld. 3 Zelfs als EMV door alle Europese banken wordt ingevoerd, is er nog sprake van balkanisering. EMV legt de interface vast tussen kaart en terminal, maar zegt niets over de interface tussen terminal en ‘acquiring host’ (bijvoorbeeld Interpay). 4 In de WTI-studie wordt gesteld dat het niet wenselijk is betaalnetwerken als Interpay te dupliceren. Maar concurrentie zal niet ontstaan doordat betaalnetwerken worden gedupliceerd. Concurrentie ontstaat – net als enige jaren terug in de telecommunicatie – doordat grenzen wegvallen. British Telecom ging een alliantie aan met de Nederlandse Spoorwegen. KPN ging naar Duitsland, France Telecom werd mede-eigenaar van Dutchtone enzovoorts. In de betaalwereld zal het niet anders gaan. 2
78
In een Europa zonder grenzen en met één munt is er bijvoorbeeld niets op tegen dat alle creditcard betalingen rechtstreeks worden doorgegeven aan en afgehandeld door (de transactieverwerkende organisatie van) een Spaanse bank en dat dit fysiek in een goedkoop land gebeurt. Of dat de nationale bankpas van een Belg door een betaalterminal rechtstreeks met een Belgisch equivalent van Interpay wordt afgehandeld. Gegeven de hoge tarieven in Nederland voor het betalen met een creditcard of Europese debetkaart in vergelijking met het buitenland zijn de gegeven voorbeelden ook zeker geen willekeurige. Juist omdat het vraagstuk van de technologische balkanisering een Europees vraagstuk is en geen nationaal oplosbare zaak, zou de Nederlandse detailhandel het vraagstuk vooral bij de eigen Europese koepel (Euro-Commerce) en de nationale en Europese politiek moeten agenderen. Gezien de belangen die in het spel zijn, zal een ontwikkeling naar grensoverschrijdende oplossingen niet in gang gezet worden als de toonbankinstellingen zich afzijdig houden van technologie en marktstructuur en als zij uitsluitend over prijzen en tarieven onderhandelen. En de betaalterminal speelt in deze verandering een belangrijker rol dan de betaalnetwerken.
In de politieke discussie moet worden benadrukt dat een (qua maatschappelijke efficiency wenselijke) groei van het elektronisch betalingsverkeer die uitstijgt boven de huidige 15 % per jaar, alleen kan worden bereikt met concepten waarin meer economische schaalvoordelen zijn gerealiseerd.
6.2 Een vergelijking met de introductie van GSM Het is zinvol de E-day upgrade te vergelijken met de introductie van een andere (van oorsprong) Europese technologie: GSM. In de tijd van de analoge mobiele netwerken had elk land zijn eigen nationale oplossing. Mobiel bellen was iets onbetaalbaars voor de gemiddelde Europeaan en een nationale grens passeren leverde vaak problemen op. Toen de telecomwereld overging naar een digitaal netwerk werd dit als één Europese technologie ontwikkeld. Het gevolg was de kosten voor mobiele technologie aanzienlijk daalden en mobiel bellen bereikbaar werd voor brede massa’s.
De euro invoering was net zo ingrijpend als de overgang van analoog naar digitaal in de mobiele telecomwereld. Maar men moet constateren dat op E-day elk euro-land zijn eigen oplossing had gecreëerd voor het elektronisch betalen met de euro (in de analogie een eigen digitaal mobiel netwerk had ontworpen met alle kosten van dien.) Als een GSM-handset anno 2002 qua technologische inhoud wordt vergeleken met een Nederlandse betaalterminal anno 2002 zit er in die GSM handset meer technologie met een geavanceerdere opzet voor minder geld. De situatie voor de betaalautomaat na E-day lijkt op een markt waar de beleidsmakers zich gelukkig prijzen als de handset in het eigen
79
land maar € 900 kost terwijl het equivalent in buurlanden voor € 1000 in de winkel ligt. (De gemiddelde GSM-handset kost € 300 door de economies-of-scale van een vrijwel wereldwijde technologie.) Als Nederlandse detaillisten dus van mening zijn dat een betaalterminal duur is, hebben ze gelijk, ook al kost een vergelijkbare betaalterminal op dit moment grosso modo even veel als in andere landen (zie case C2 voor een vergelijking Nederland – België).
6.3 De benchmark studie van Economische zaken Een Europese aanpak van betaaltechnologie vereist inzicht in ontwikkelingen over de eigen nationale grenzen. En de aanpak van het toonbankbetalingsverkeer in Nederland zou idealiter moeten worden ‘gebenchmarkt’ met dat in andere landen. Een dergelijke benchmark is er niet. Er zijn alleen vergelijkende studies met een veel bredere scope [ECB 1999, CMG 2001].
De benchmark die het Ministerie van Economische Zaken heeft laten opstellen voor bancaire diensten bevat overigens wel interessante uitspraken over het aanpassingsvermogen van Nederlandse banken en de gewenste launching customer rol van de overheid om vernieuwing van bancaire diensten te bevorderen. Een deel van de rankings uit die studie zijn weergegeven in onderstaande tabel.
Land
Ranking
Standaardisatie
elektronisch
en beveiliging
Cards
betalingsverkeer
Grootschalige
Dynamiek
Aanpassings-
transactie-
van de
vermogen
verwerking
sector
van de sector
algemeen Nederland
2e groep
5
4
6
5
7
Duitsland
3e groep
6
9
2
7
6
Frankrijk
3e groep
2
2
4
8
8
België
1e groep
1
1
5
4
2
Zweden
2e groep
2
6
7
6
4
Verenigd
2e groep
8
3
3
3
4
1e groep
8
4
1
1
1
Japan
3e groep
7
8
7
8
9
Finland
2e groep
2
7
9
2
2
Koninkrijk Verenigde Staten
Bron: [CMG 2001]
80
Betaalterminals blijven onbesproken, maar voor betaalkaarten wordt wel een ranking gegeven. Maar die ranking roept teveel vraagtekens op. Niet alleen België maar ook Frankrijk en Engeland worden boven Nederland gezet. In de context van een benchmark zouden dat dan voorbeeldlanden voor Nederland zijn. Maar het security beleid in die landen vormt juist helemaal geen goed voorbeeld. De ranking lijkt wel erg veel op de statistieken voor gebruikersvolume, en dat is een te smalle basis voor een goede benchmark.
81
82
7
Uitwerking van enkele aanbevelingen
7.1 Niet alle feiten zijn omgezet in aanbevelingen Zoals al in paragraaf 2.1 uiteengezet is vanaf februari 2002 met de toonbankinstellingen overlegd welke aanbevelingen zouden worden geformuleerd op basis van het empirische feitenmateriaal dat deze studie toen begon op te leveren. Belangrijk was dat elke aanbeveling genoeg draagvlak zou hebben bij de detailhandel (en idealiter bij alle toonbankinstellingen) om omgezet te worden in daden. Op enkele aanbevelingen wordt hieronder dieper ingegaan.
Dit rapport bevat naast de aanbevelingen waarvoor draagvlak was nog veel feiten die ter discussie gesteld kunnen worden in een kader waarin partijen in een eerder stadium en op een meer open manier met elkaar omgaan.
7.2 Nieuwe opzet voor specificatie en certificering: een voorbeeld Tijdens deze studie is duidelijk geworden dat in de huidige organisatie voor technische specificatie weinig rekening wordt gehouden met de belangen van de toonbankinstellingen. Daarom is voorgesteld in de Aanbevelingen van dit rapport (punt f) om de bestaande verantwoordelijkheden elders en in één organisatie onder te brengen. De taken zouden ondergebracht kunnen worden in een onafhankelijke organisatie of (wellicht tijdelijk) ondergebracht kunnen worden bij een toezichthouder. Het zou onder andere betekenen dat Interpay, die nu de belangrijkste functionele specificaties vast stelt, deze taak overdraagt aan de nieuwe organisatie.
Een dergelijk model kan ook elders in Europa gevonden worden en onze zuiderburen bieden een illustratief voorbeeld. Alhoewel het vaststellen van de specificaties voor terminals in België de verantwoordelijkheid blijft van de betaalnetwerken (formeel ‘acquirers’ genoemd), is er een onafhankelijk instituut - het EPCI (Electronic Payment Certification Institute, zie www.epci.be) – dat verantwoordelijk is voor de distributie naar de terminalleveranciers en de certificatie. Het is dus EPCI en niet het equivalent van Interpay (namelijk Banksys) die deze functies uitoefent. Het EPCI is geen grote organisatie en veel van het gedetailleerde technische werk blijft gebeuren bij de aanbieders van betaaldiensten (op dit ogenblik vier partijen).
De reden voor het oprichten van het EPCI was specifiek voor de Belgische situatie. Banksys was jarenlang alleenverdeler van betaalterminals aan de Belgische toonbankinstellingen (op huur- of koopbasis; zie case C1). De Belgische situatie kon worden vergeleken met de positie van Datatraffic vele jaren terug in Nederland. De Belgische banken
83
hebben in 1997 beslist deze de-facto monopoliepositie te doorbreken. Andere aanbieders van terminals kunnen sinds 1999 de Belgische markt betreden, zoals aangegeven in het onderstaande schema: Banksys (100 % marktaandeel betalingen met debet card & e-beurs)
Bank Card Company (Maestro + 80 % aandeel credit card betalingen) Specs credit card 1
Citibank (15 % marktaandeel credit card betalingen)
Europa Bank (5 % marktaandeel credit card betalingen)
Specs credit card 2 Specs credit card 3
Specs voor e-purse betaling Specs voor debetfunctie
Eén Belgisch terminal concept Terminal leverancier A = Banksys (tot voor kort monopolie)
Concurrerende terminal leverancier B
EPCI als verantwoordelijke voor specs en certificering
Concurrerende Terminal terminal Terminal leverancier leverancier leverancier CC C, ...
Twee van de nieuwkomers op de markt (CCV op basis van Verifone-hardware en ThinkING met Ingenico hardware) hebben hun thuisbasis overigens in Nederland 1. Uiteraard is het niet acceptabel dat de specificaties voor die concurrerende terminals door de dominante aanbieder, Banksys, zouden worden bepaald of ingeperkt omdat die partij zichzelf zou kunnen bevoordelen ten opzichte van de concurrentie. Daarom werd die taak bij een nieuw, onafhankelijk2 instituut gelegd, het EPCI. EPCI ontvangt voorstellen voor terminal specificaties van alle vier (en binnenkort vijf) aanbieders van betaaldiensten. Op dit ogenblik is er weinig verschil in opvattingen van de partijen, maar het is denkbaar dat dergelijke verschillen op termijn wel ontstaan. Daarom wordt gedacht aan een gemeenschappelijk beheer van de specificaties, naar Zwitsers model (www.eftpos2000.ch). Bij het EPCI ligt ook de verantwoordelijkheid om terminals te certificeren tegen de door EPCI vastgestelde specificaties. Het EPCI maakt ook afspraken met leveranciers over de continuïteit van hun diensten over een minimum periode.
1
Omgekeerd is Banksys gaan opereren op de Nederlandse markt. Voor de terminalaanbieders beginnen de grenzen te vervagen. 2 Het EPCI valt niet onder het Belgische equivalent van de Nederlandse Vereniging van Banken.
84
Uiteraard verschilt de Nederlandse situatie van de Belgische in drie opzichten • in Nederland bestaat reeds langer concurrentie op de terminalmarkt (zij het dat het aantal aanbieders geringer is dan enige jaren terug, zie paragraaf 3.6) • in Nederland is veel minder concurrentie dan in België voor het verwerken van credit cardtransacties (ook in België is er overigens slechts één aanbieder voor de lokale debetkaart en elektronische beurs) • voorzover er concurrentie was in Nederland (twee aanbieders voor de elektronische beurs) is die weer verdwenen; in België neemt het aantal aanbieders toe.
7.3 Een opzet voor functionele specificatie en certificering in Nederland Uiteraard zal een reorganisatie van de specificatie en certificering in Nederland rekening moeten houden met de verschillen tussen België en Nederland: • er zal met name vorm moeten worden gegeven aan het behartigen van de belangen van de toonbankinstellingen waar op dit ogenblik immers niemand rekening mee houdt • bij het toetsen op de mededingingsaspecten zal in eerste instantie naar het opereren van de betaalnetwerken moeten worden gekeken en minder naar dat van de terminalleveranciers (zie paragrafen 3.6 en 5.1.4).
Niettemin kan het EPCI-model een goede start zijn bij het anders vormgeven van verantwoordelijkheden in Nederland. Uiteraard zijn alternatieve oplossingen denkbaar: het gaat de detailhandel niet om het middel, maar om het doel: garanderen dat specificaties niet oneigenlijk worden gebruikt. Overigens zou een vergelijkende landenstudie input kunnen en moeten leveren over mogelijke bestuurlijke vormen voor specificatie en certificering, want in veel landen zijn gelijksoortige processen als in België gaande.
M&I/Partners heeft terminalleveranciers gevraagd of zij een verbetering verwachtten van een andere opzet van het certificeringsproces. Over het algemeen verwachtte men geen fundamentele verbetering puur als gevolg van een andere organisatieopzet. De ervaring was dat Interpay relatief hoge eisen stelde maar wel doelgericht en professioneel te werk ging. Maar het combineren van specificatie- en certificeringstaken in één organisatie ligt voor de hand.
De andere opzet voor het opstellen van specificaties en certificering wordt derhalve vooral bepleit omdat • de eindverantwoordelijkheid voor het vaststellen van functionele en algemene security specificaties niet mag liggen bij een partij die slechts overleg voert met een deel van de belanghebbenden • huidige uitvoerende taken kunnen blijven bij de partijen die ze nu uitvoeren in een lean & mean model naar het voorbeeld van EPCI
85
• mededingingsrechtelijke toetsing (uiteraard op hoofdlijnen) goed uitvoerbaar wordt • er een algemene trend is in veel Europese landen naar scheiding van verantwoordelijkheden, voortkomend uit de groei van het aantal aanbieders bij vervagende grenzen; Nederland mag geen uitzondering gaan vormen.
7.4 Introductie van de ‘300 euro is een levensjaar’ regel Zonder het belang van de gedane uitspraken over de minimale levensduur te willen ontkennen stelt M&I/Partners voor extra criteria te hanteren. Het is immers niet uitgesloten dat het bestaande model waarbij veranderingen alleen via natuurlijke vervanging worden gerealiseerd niet kan worden volgehouden. Voor detaillisten wordt het heel moeilijk vast te stellen wanneer een vijfjarige periode begint en wanneer deze eindigt als er tussentijds van alles aan de terminal wordt gewijzigd. Bovendien was de uitspraak over de 5-jaar termijn met veel ‘mitsen en maren’ omgeven. Als in de praktijk snel een beroep wordt gedaan op die disclaimers over onvoorziene omstandigheden, afwezigheid van externe oorzaken en redelijke termijnen, verliezen de uitspraken snel aan betekenis. Tijdens het onderzoek van M&I/Partners is gebleken dat die 5-jarige termijn door diverse partijen heel verschillend wordt uitgelegd en dat de formulering ook de nodige vragen oproept: • Is toenemende fraude met creditcards (de motor achter EMV) een ‘onvoorziene omstandigheid’ of mocht dat in 2000/2001 als vaststaand feit worden aangenomen? • Is de aangekondigde EMV liability shift per 1 januari 2005 voor betalingen met Visa en Mastercard een externe noodzaak? • Zijn veranderingen die het gevolg zijn van de recente EU-verordening voor grensoverschrijdende euro-betalingen extern opgelegde veranderingen? • Geldt de afschrijvingstermijn van 5 jaar voor terminals die zijn aangeschaft rond de E-day upgrade? Of geldt die termijn ook voor eerder aangeschafte terminals? (De case-beschrijvingen in dit rapport laten moeiteloos zien dat die 5 jaar lang niet altijd is gehaald.) • Geldt de termijn van 5 jaar vanaf het moment dat een terminal is omgebouwd voor de euro (en weer “als nieuw” mag worden gezien) of gaat de termijn in op het moment van aanschaf?
M&I stelt voor om naast een regel voor een minimale levensduur van de terminal ook een regel in te voeren die de totale kosten per jaar (Total Cost of Ownership) centraal telt. M&I heeft een voorstel gemaakt voor een simpele regel, zonder disclaimers te introduceren: elke € 300 aan kosten moet een levensjaar van de terminal opleveren: “elke € 300 uitgave van een toonbankinstelling aan aanschaf, upgradekosten, onderhoudsabonnement of niet-verwijtbare kosten voor reparatie levert een levensjaar voor de terminal op”.
86
Voor in de toekomst aangeschafte terminals moet die € 300 per jaar taakstellend worden verminderd omdat internationalisering / Europeanisering van de markt tot prijsdalingen kan en moet leiden. Jaarlijks moet het bedrag worden bijgesteld op basis van de technische ontwikkelingen en gepubliceerd.
Om te kunnen toetsen of een terminal heeft voldaan moeten detaillisten al hun rekeningen en facturen goed bewaren. Op basis van die stukken is het verifiëren van de regel doodsimpel, ook al omdat er geen ‘mitsen en maren’ zijn. Als een terminal te duur is geweest moet bij heraanschaf worden overwogen te veranderen van terminalleverancier.
Deze regel is opgenomen in het beslisschema van bijlage B.
7.5 Informatieverschaffing over het terminalaanbod De detailhandel wordt geadviseerd om de informatie welke aanbieders er actief zijn op de markt zelf te gaan organiseren en die te verstrekken via een aparte website en via folders die de brancheorganisaties kunnen distribueren. Men kan zich daarbij vermoedelijk beperken tot informatie over automaten voor pinnen en chippen. Alleen als er speciale creditkaartterminals op de markt zouden verschijnen om te plaatsen naast de pin/chipterminal (op zich natuurlijk geen wenselijke situatie, maar gegeven de craditcardtarieven niet uitgesloten) zouden ook die terminals in het overzicht moeten worden meegenomen.
Uiteraard is men dan bij de huidige organisatie voor het opstellen van specificaties afhankelijk van Interpay. Elke certificerende instantie beschikt over de kennis welke gecertificeerde systemen er op de markt zijn en een verantwoordelijke organisatie uit de detailhandel (bijvoorbeeld het HBD) zou (zonodig op vertrouwelijke basis) over deze lijst moeten kunnen beschikken. Vervolgens zou aan die organisaties met gecertificeerde terminals basisinformatie gevraagd moeten worden plus een zo volledig mogelijke lijst van dealers. Het vorm te geven proces is op de volgende pagina in kaart gebracht:
Interpay stuurt lijst van rechtspersonen die systemen certificeren naar het HBD HBD vraagt die rechtspersonen om gestandaardiseerde basisinfo (per gecertificeerd systeem) plus lijst van dealers HBD vraagt dealers om webadres + telefoonnummer HBD publiceert alle info op haar website (inclusief links) + maakt regelmatig papieren flyers Papieren flyers worden naar brancheorganisaties gestuurd
87
Voor meer detail over de producten zou men kunnen doorverwijzen naar websites en telefoonnummers van leveranciers en dealers. Het wordt de detailhandel ontraden om specifieke koopadviezen te geven vanuit HBD en / of de overkoepelende detailhandelsorganisaties. Wel zou men regelmatig onderzoek kunnen doen naar de klanttevredenheid bij de toonbankinstellingen. Dit laatste zou met name tot een verbetering van de servicegerichtheid kunnen leiden.
7.6 Eenduidige terminologie voor upgrade mogelijkheden Tijdens het E-day upgradeproces zijn detaillisten misleid door terminologieën als ‘euroready” (zie de Conclusies, punt 36). Een terminal werd verkocht als “euro-ready”, maar later bleek dat er toch nog activiteiten moesten worden uitgevoerd om de terminal voor de euro aan te passen. Daar diende dan ook nog een rekening voor te worden betaald (zie case A5). “Euro-ready” was volgens de leverancier iets anders dan “euro-proof”.
Er wordt bepleit om met de leveranciers goede afspraken te maken over eenduidig te hanteren technologische termen, zodat er in de toekomst geen loze beloften meer worden gedaan. Hieronder wordt een voorzet voor zo’n terminologie gegeven. In onderling overleg mag overigens een andere terminologie worden afgesproken. Een eindresultaat zou in een convenant tussen detailhandel en leveranciers moeten worden vastgelegd. Het helder definiëren van begrippen moet betere mogelijkheden bieden om via de rechter vergoedingen te vragen indien men loze beloften blijkt te hebben gedaan.
Voorstel M&I: • X-proof: de terminal is volledig gereed voor technologie X (en dus ook gecertificeerd) • X-compliant: betekenis als X-proof, maar in het midden wordt gelaten of de terminal al of niet is gecertificeerd; de term ‘compliant’ wordt vooral gebruikt in technologische discussies en moet zoveel mogelijk vermeden worden in communicatie naar de toonbankinstelling • X-ready: de terminal kan eenvoudig worden omgebouwd voor technologie X en dit gebeurt zonder extra kosten bij een lopend onderhoudscontract; aangegeven dient te worden of de ombouwoplossing is gecertificeerd • X-voorbereid: een economisch verantwoorde mogelijkheid bestaat om de terminal te upgraden voor technologie X, maar dit vereist software en/of hardware aanpassing waarvoor extra kosten in rekening kunnen worden gebracht • X-ontraden: in theorie bestaat er de mogelijkheid de terminal om te bouwen voor technologie X, maar dit is economisch onverantwoord of qua performance af te raden • X-ongeschikt: de terminal kan niet worden omgebouwd voor technologie X; (gedeeltelijke) vervanging van hardware zal noodzakelijk zijn. • X-onduidelijk: er kan geen uitspraak worden gedaan omdat nadere specificaties ontbreken.
88
X staat in elk geval voor: • ITA (waarbij aangegeven dient te worden naar welke versie van de specificaties wordt verwezen) • EMV-96, level 1 • EMV-96, level 2 • EMV-2000, level 1 • EMV-2000, level 2.
Voorbeeld 1: CCV stelt dat haar Omni 2250 als volgt kan worden omschreven • ITA-ontraden • EMV-96, level 1 proof • EMV level 2 onduidelijk (althans in Nederland)
Voorbeeld 2: een C-Zam Smash van Banksys is volgens de leverancier • ITA-voorbereid • EMV-96, level 1 proof • EMV level 2 onduidelijk (althans in Nederland)
Voorbeeld 3: een OKI-terminal of Telepas terminal van de ‘oude generatie’ is • ITA-ongeschikt • EMV-ongeschikt (zowel level 1 als 2).
De informatie over gecertificeerde systemen zoals het HBD (of een andere organisatie vanuit de detailhandel) die gaat opzetten moet verwijzen naar informatie die is opgesteld conform een afgesproken terminologie.
7.7 Checklist voor terminalaanschaf Door het HBD is bij de opdrachtverstrekking expliciet om een checklist gevraagd. Maar zo’n checklist kan eigenlijk niet worden opgesteld zolang er onduidelijkheid is over een toekomstscenario voor de betaalautomaat. Niettemin is een voorlopige lijst opgesteld.
Een voorlopige checklist bevat de volgende punten: • belangrijk is de mate waarin rekening is gehouden met EMV-technologie; bij acceptatie van creditcards (en EDC-Maestro) zal dit eerder aan de orde zijn (volgens de planning januari 2005) dan bij een automaat voor alleen pinnen of chippen • de mogelijkheden voor multi-hosting van creditcards zijn belangrijk voor acceptanten met veel creditcard betalingen • modulariteit van de communicatietechnologie is belangrijk, zeker voor winkeliers die nog kiezen voor gebruik van een gewone telefoonlijn
89
• er moet vooral worden gelet op lage TCO (Total Cost of Ownership), waarbij het aantal transacties bepaalt welke kostencomponent het zwaarst weegt en bij kleinere transactievolumes de kosten voor (een) onderhoud(scontract) voldoende aandacht moet worden gegeven • de mogelijkheden voor onderhoud op afstand worden belangrijk en gaan een belangrijke rol spelen bij het reduceren van de kosten van onderhoud, met name voor stand-alone terminals • continuïteit van de leverancier is belangrijk • past performance van de leverancier is belangrijk • men moet helder laten vastleggen wat de leverancier belooft ten aanzien van de upgrademogelijkheden voor nieuwe technologie (EMV, ITA, enz.).
7.8 Beslisschema terminalaanschaf Omdat de bovenstaande voorlopige checklist voor kleine detaillisten moeilijk hanteerbaar is, is een beslisschema opgesteld voor niet-kassagekoppelde terminals (‘stand-alone terminals’) dat is opgenomen in bijlage B.
90
Bijlage A: Case-beschrijvingen
Case A1 (CCV) Een eenmanszaak in modeartikelen schaft eind 1994 een betaalautomaat aan. De specificaties voor terminal en afgenomen diensten zijn als volgt:
Leverancier betaalautomaat
CCV
Type betaalautomaat
Tranz 380 en Pay-o-Maat 2
Hardwareleverancier(s)
Verifone voor beide onderdelen
Telecommunicatieverbinding
Analoog
Kassakoppeling
Nee
Onderhoudscontract
Deel van de periode
Pinnen
Ja
Chippen met Chipknip
In 1994 nog niet op de markt aangeboden
Chippen met Chipper
In 1994 nog niet op de markt aangeboden
EDC Maestro betalingen
Nee
Visa
Ja
Eurocard / Mastercard
Ja
Overige credit cards
Nee
De kosten1 bij aanschaf van de betaalterminal eind 1994 waren als volgt:
Aanschafprijs
€ 1.225
Gebruiksklaarmaken
€ 182
af: korting huisbankier (Postbank)
€ 320
Totaal
€ 1.087
Full-service contract eerste jaar
€ 113
Factuurbedrag ex BTW
€ 1.200
1
Alle prijzen in deze cases zijn ex BTW, ze zijn omgerekend in euro en op hele euro’s afgerond.
91
Na afloop van het eenjarige onderhoudscontract wordt dit niet verlengd. De Pay-o-Maat raakt vervolgens wel eind 1997 defect. Als een mobiele telefoon die naast de terminal ligt, wordt gebeld, interpreteert de PIN-pad dit als een aanval en raakt in het ongerede. Dat leidt tot een rekening van € 209. Daarop wordt opnieuw onderhoudscontract getekend, nu met een looptijd van 3-jaar. Dat wordt in 2000 verlengd. De kosten van dat onderhoudscontract bedragen € 347, d.w.z. € 116 per jaar.
In oktober 1996 benadert de Postbank de acceptant met het aanbod de terminal gratis om te bouwen voor Chipper en Chipknip betalingen. Daarop worden contracten met Chipper en Interpay getekend. Nadat berichten waren vernomen dat medewinkeliers storingen in hun apparatuur hadden gekregen na de chipkaartombouw wordt er toch vanaf gezien om de terminal klaar te laten maken voor chippen. Uitval van het elektronisch betalen scheelt immers omzet voor deze detaillist.
Qua kosten voor het Interpay-abonnement was de detaillist goedkoper uitgeweest als de terminal wel gratis was omgebouwd. Detaillisten die hun apparatuur lieten ombouwen, betaalden namelijk geen abonnementskosten voor PIN- en chipbetalingen. Aanvankelijk was er sprake van dat dit introductietarief per 1 januari 1999 zou eindigen, maar de regeling werd telkens verlengd. Voor veel detaillisten was dit financiële voordeel dan ook de reden om te kiezen voor de gratis ombouw voor het chippen. Maar de detaillist uit deze case bleef er, om de genoemde reden, vanaf zien.
In de periode 1997 – 2000 raakt de betaalautomaat nog 3 keer defect, steeds weer omdat de pinpad wordt geblokkeerd. Dit leidt tot extra kosten die voor een deel niet binnen het onderhoudscontract vallen. Die extra kosten bedragen in totaal € 476. Elke keer wordt de pinpad vervangen. Eén keer is het omruilexemplaar ontoonbaar. De acceptant protesteert zowel bij terminalleverancier CCV als de huisbankier, maar dit leidt niet tot enig resultaat.
Medio augustus 1999 wordt geïnformeerd bij CCV naar de millenniumbestendigheid van de betaalautomaat. Per omgaande deelt het bedrijf mee dat de betaalautomaat al millenniumbestendig is en CCV stuurt een millenniumcertificaat op.
In juli 2000 wordt de acceptant per brief geïnformeerd dat de credit card transacties vanaf september 2000 via het Beanet netwerk zullen lopen. Interpay benadrukt dat deze betaalproducten hierdoor nog veiliger en betrouwbaarder zullen worden. Alle activiteiten1 die nodig zijn om de betaalautomaat hiervoor aan te passen zullen op afstand geschieden en de kosten van de omzetting zijn voor rekening van Eurocard / Mastercard en Visa, zo meldt de brief van Interpay. 1
Aan Interpay is de vraag voorgelegd of het toeval was dat deze brief vlak na een bezoek van de terminal leverancier werd verstuurd. Interpay kon dit niet meer nagaan.
92
In augustus 2000 vindt ook deze acceptant de brief over de euro-upgrade in de brievenbus. Er wordt medegedeeld dat de bestaande terminal volledig moet worden vervangen. De brief bevat de standaard dreigementen in de CCV-mailing: • bij opdrachtverlening na 1 oktober 2000 wordt € 91 extra in rekening gebracht; • bij opdrachtverlening na 1 januari 2001 het dubbele van dat bedrag.
Er worden door CCV - in samenwerking met KPN Telecom - verschillende aanbiedingen voor een nieuwe terminal gedaan. Gezien het relatief beperkte aantal transacties concludeert de detaillist dat alleen de eerste aanbieding voor een betaalautomaat over het analoge telefoonnet van belang is. Daarbij valt het de winkelier op dat de prijs voor de goedkoopste terminal verschilt met die in de offerte aan de overbuurman (een leerwarenzaak die eind ’94 dezelfde betaalautomaat had aangeschaft).
Omni 2250 terminal / SC552 standaard PIN-pad, analoge verbinding, inclusief gebruiksklaar maken Idem met ISDN Digi-access Idem met ISDN Digi-access, lease over 36 maanden
modezaak
leerwarenzaak
€ 912
€ 651
€ 1.223
€ 960
€ 42 / maand
€ 34 / maand
Omdat de leerwarenzaak de terminal in 1996 / 1997 wel heeft laten ombouwen voor chippen bevat die meer functionaliteit. Die terminal zou, zo redeneert de winkelier, bij vervanging juist duurder moeten zijn door de licentiekosten op de extra software voor de elektronische beurs.
Door M&I ingevoegde toelichting: De verklaring is dat de terminal in de leerwarenzaak is omgebouwd voor het chippen. Bij die ombouw werd een extra onderdeel bijgeplaatst waarin ook extra geheugen aanwezig was voor opslag van software. De terminal van onze acceptant heeft dat onderdeel niet en heeft daardoor te weinig opslaggeheugen voor de nieuwe E-day-software. Daardoor moet ook het kassiersdeel worden vervangen1. De oorzaak van die vervanging is dus niet 1
Door CCV gegeven verklaring: Het prijsverschil tussen de modezaak en de leerwarenzaak wordt verklaard door het hergebruik van de zogenaamde SC 225 van de leerwarenzaak. Dit is een (op kosten van de banken) bijgeplaatste box waar de SAM’s voor Chipper en Chipknip in gemonteerd werden, terwijl dit onderdeel ook extra opslaggeheugen voor software bevatte. Dit SC 225 onderdeel was destijds specifiek voor de Nederlandse markt geproduceerd door Verifone en was bij de euro-upgrade niet meer leverbaar. Terminals die destijds niet waren omgebouwd voor het chippen hadden door de ontbrekende SC225 te weinig geheugen en moesten geheel worden vervangen. CCV had geen PIN-only oplossing geproduceerd en laten certificeren. Een terminal die werd besteld zonder functionaliteit voor chippen bevatte de software voor alle betaalmogelijkheden met een geblokkeerde functie voor chippen. Dat betekende dat het geheugenbeslag niet verschilde tussen een PIN-only en een combi-terminal van CCV.
93
de euro, maar het niet eerder gratis laten ombouwen voor het chippen. Het niet accepteren van het gratis aanbod heeft de detaillist niet alleen korting op abonnementskosten voor het pinnen gescheeld, maar kost hem ook nog eens € 261 extra voor de E-day ombouw.
De acceptant gaat in eerste instantie niet in op de aanbiedingen en dreigementen. De brief van CCV wordt doorgestuurd aan de branchevereniging Mitex. Er wordt ook offerte aangevraagd bij concurrerende terminalleveranciers1. In juli 2001 wordt ten slotte via de huisbankier (nog steeds Postbank) de eerder aangeboden Omni 2250 besteld bij CCV. Deze bank had de acceptant eind juni 2001 per brief een aanbod gedaan om de kosten van het gebruiksklaar maken van een nieuwe terminal voor zijn rekening te nemen. Hieronder zijn de uiteindelijk gefactureerde kosten weergegeven:
Aanschafprijs Omni 2250 / analoge verbinding, exclusief gebruiksklaar maken
€ 799
Gebruiksklaar maken
€ 143
Factuurbedrag ex BTW
€ 942
Full-service contract eerste jaar
bestaand service contract loopt door
Terugbetaald door huisbankier (Postbank)
€ 143 (kosten gebruiksklaar maken)
Binnen drie weken na opdracht is de terminal geïnstalleerd. Die nieuwe terminal is uiteindelijk (de subsidie van de huisbankier meegerekend) € 113 goedkoper dan het oorspronkelijke aanbod van CCV. Volgens de CCV brief had de terminal niet goedkoper, maar € 182 duurder moeten zijn, omdat hij na januari 2001 was besteld. Over dat voordeel is de acceptant tevreden en hij trekt de conclusie dat snel besluiten in Nederland altijd geld kost. Omdat de betrokken acceptant minder dan 200 pin-transacties per maand genereert (voor een relatief hoog transactiebedrag) zijn de aanschafkosten van de terminal ook erg belangrijk in het totale kostenplaatje voor elektronisch betalen (nl. ongeveer 1/3 deel van de totale kosten).
1
Een van de aanbiedingen was afkomstig van KAS. Men bood de Nicepay betaalautomaat aan. Dat is de betaalautomaat waarover KAS in februari 2001 in haar mailing schreef dat men hem beter kon vervangen omdat hij maximaal nog maar 3 jaar mee zou gaan.
94
Door M&I ingevoegde toelichting: CCV heeft een rekenmodel opgesteld voor haar klanten. De verdeling van de kosten bij 2400 transacties per jaar over afschrijving op hardware, onderhoud, supplies (bijvoorbeeld papierrollen), transactiekosten betaald aan Interpay en communicatie is in dat model als volgt:
Telecom 16%
Afschrijving 32%
Transacties 28%
Onderhoud 19%
Supplies 5%
De specificaties voor terminal en afgenomen diensten zijn na de vervanging als volgt (vet: de wijzigingen vergeleken met de situatie voor vervanging.) Leverancier betaalautomaat
CCV
Type betaalautomaat
Omni 2250 met SC552 / standaard versie
Hardware leverancier(s)
Verifone / Verifone
Telecommunicatieverbinding
Analoog
Kassakoppeling
Nee
Onderhoudscontract
Ja
Pinnen
Ja
Chippen met Chipknip
Nee
Chippen met Chipper
Nee
EDC Maestro betalingen
Ja
Visa
Ja
95
Eurocard / Mastercard
Ja
Overige credit cards
Nee
Tot slot een aantal aanvullende uitspraken van de detaillist over tevredenheid, resp. ongenoegen: • de acceptant is tevreden over de huisbankier • de acceptant is tevreden over de nieuwe aanpak van de éénmalige machtiging • de acceptant is ontevreden over de facturen van Eurocard / Mastercard waarop de provisies ontbreken (terwijl deze wel vermeld zijn bij EDC-Maestro betalingen) • de acceptant is ontevreden over de hoogte van de credit card fees en het feit dat er jaarlijkse aansluitkosten zijn op het Visa resp. het Eurocard systeem.
Credit card brand
Aansluitkosten
hoogte fee als percentage
Visa
€ 68
2,75 %
Eurocard / Mastercard
€ 31
2,65 %
EDC Maestro
-
2,5 %
Bovenstaande tabel geeft een overzicht van die kosten voor credit card acceptatie (incl. EDC-Maestro).
Door M&I ingevoegde beschouwing over levensduur: Als de regel “elke € 300 kosten = 1 levensjaar voor de betaalterminal” wordt toegepast op bovenstaande aankoop van de Omni-2250 dan volgt daaruit een berekende minimale levensduur van 5,1 jaar. Daarbij is aangenomen dat het onderhoudscontract alle lopende kosten voor onderhoud dekt en dat geen extra kosten behoeven te worden gemaakt voor reparatie. Wordt er vanuit gegaan dat er wel extra kosten zijn voor reparaties en worden die geschat op € 50 per jaar dan wordt de berekende minimale levensduur precies 7 jaar.
96
Case A2 (CCV) Een familiebedrijf met als hoofdactiviteit repareren en ontwerpen van sieraden en daarnaast een juwelierswinkel schaft eind 1996 een betaalautomaat aan. De specificaties voor de terminal en afgenomen diensten zijn als volgt:
Leverancier betaalautomaat
CCV
Type betaalautomaat
Tranz 460 en Minipin CM 450
Hardwareleverancier(s)
Verifone voor beide onderdelen
Telecommunicatieverbinding
Analoog
Kassakoppeling
Nee
Onderhoudscontract
Ja, voor volledige periode
Pinnen
Ja
Chippen met Chipknip
Nee
Chippen met Chipper
Nog niet op de markt aangeboden
EDC Maestro betalingen
Nee
Visa
Nee
Eurocard / Mastercard
Nee
Overige credit cards
Nee
De kosten bij aanschaf van de betaalterminal eind 1996 waren als volgt:
Aanschafprijs
€ 1.050 (€ 175 lager dan case A1)
Gebruiksklaarmaken
€ 159
af: korting huisbankier (ING Bank)
€ 313 (vrijwel gelijk aan case A1)
Totaal
€ 896
Full-service contract eerste jaar
€ 76
Factuurbedrag ex BTW
€ 972
In november 1996 benadert de ING Bank de acceptant met het aanbod de terminal gratis om te bouwen voor Chipper en Chipknip betalingen. Als de terminal medio 1997 gereed wordt gemaakt, wordt een nieuw pinpad (hoogstwaarschijnlijk een IPT1924) bij de betaalterminal geïnstalleerd.
97
In november 2001 ontvangt de acceptant een brief van Chipper Services waarin aangekondigd wordt dat bij het niet aanpassen van de betaalautomaat aan de euro de acceptatie van de Chipperpas in januari 2002 wordt geblokkeerd. In een telefoongesprek met Chipper wordt terloops vermeld dat per 1 april 2002 de Chipper niet meer bruikbaar zal zijn.
Eerder had deze acceptant de standaard brief van CCV van augustus 2000 ontvangen met informatie over de euro-upgrade. Er wordt in medegedeeld dat het bestaande kassiersgedeelte dient te worden vervangen en het klantgedeelte een software upgrade nodig heeft. De brief bevat weer de standaard dreigementen in de CCV-mailing: • bij opdrachtverlening na 1 oktober 2000 wordt € 91 extra in rekening gebracht; • bij opdrachtverlening na 1 januari 2001 het dubbele van dat bedrag.
Er worden door CCV - net als in case A1 – weer verschillende aanbiedingen voor het nieuwe kassiersdeel gedaan.
kosten Omni 2250 terminal, analoge verbinding, inclusief gebruiksklaar maken
€ 651
Idem met ISDN Digi-access
€ 960
Idem met ISDN Digi-access, lease over 36 maanden
€ 34 / maand
Er wordt niet voor ISDN gekozen omdat dit tot vernieuwing of uitbreiding van andere randapparatuur zou leiden met bijhorende kosten.
Bij de acceptant ontstaat verwarring omdat een bekende een tweedehands aangeschafte betaalautomaat1 voor € 225 bij Getronics kon laten aanpassen voor de euro. De acceptant probeert vervolgens bij Getronics de bestaande CCV-betaalautomaat aan de euro aan te laten passen of een tweedehands terminal aan te schaffen, maar krijgt een aanbieding voor een nieuwe euro-bestendige betaalautomaat voor vrijwel dezelfde prijs als de aanbieding van CCV. Zodoende bestelt de acceptant alsnog de door CCV aangeboden Omni 2250 met inruilpinpad SC552 voor het bovenstaand bedrag van € 651. De bestelling loopt nu volledig buiten de huisbankier ING Bank om. De huisbankier bemoeit zich inmiddels niet meer met betaalautomaten.
1
Noot van M&I: De kosten van het opnieuw aan laten sluiten van een overgenomen betaalautomaat bij Interpay bedroegen € 159.
98
Medio 2001 ontvangt de acceptant een ongedateerde brief van CCV met de aankondiging dat de nieuwe automaat in september zal worden geïnstalleerd. Vanwege vakantie wordt getracht de datum te verzetten. Na een middag bellen naar CCV vanaf 15:00 uur, krijgt de acceptant pas om 17:00 uur iemand aan de telefoon. Op dat moment wordt de acceptant gemeld dat na 17:00 uur niet gewerkt wordt. Enkele dagen later lukt het wel een andere afspraak te maken.
Eind september 2001 wordt de betaalautomaat geïnstalleerd. De bonrollen van de oude automaat zijn daarbij waardeloos geworden en kunnen weggegooid worden. Voor de nieuwe automaat moeten opnieuw bonrollen worden aangeschaft. Bij de installatie van de betaalautomaat wordt gevraagd naar de reden van de vervanging. Als reden wordt door de monteur van CCV de nieuwe richtlijnen voor beveiliging gegeven. Voor deze nieuwe richtlijnen is nieuwe software nodig die meer geheugen nodig heeft in de automaat.
De specificaties voor terminal en afgenomen diensten zijn na de vervanging als volgt (wijzigingen ten opzichte van de vorige betaalautomaat in vet lettertype):
Leverancier betaalautomaat
CCV
Type betaalautomaat
Omni 2250 met SC552 / standaard versie
Hardwareleverancier(s)
Verifone / Verifone
Telecommunicatieverbinding
Analoog
Kassakoppeling
Nee
Onderhoudscontract
Ja
Pinnen
Ja
Chippen met Chipknip
Ja
Chippen met Chipper
Ja
EDC Maestro betalingen
Nee
Visa
Nee
Eurocard / Mastercard
Nee
Overige credit cards
Nee
Het valt de acceptant op dat alle gebruikte onderdelen meegenomen worden door de monteur, zoals bijvoorbeeld de Chipper en Chipknip SAM’s. Bij de installatie wordt een uiterlijk beschadigde pinpad geïnstalleerd. De acceptant vraagt om een net pinpad en deze wordt later ook geïnstalleerd.
99
Na installatie van de nieuwe betaalautomaat verloopt de overgang naar de euro verder zonder problemen. Omdat de betrokken acceptant ongeveer 180 pin-transacties per jaar genereert zijn de aanschafkosten van de terminal erg belangrijk in het totale kostenplaatje voor elektronisch betalen.
Tot slot een aantal aanvullende uitspraken over tevredenheid, resp. ongenoegen: • de acceptant is tevreden over huisbankier ING • de acceptant is zeer ontevreden over de telefonische bereikbaarheid van CCV, vindt CCV klantonvriendelijk en de aanschafkosten van de betaalautomaat te hoog • de acceptant ziet de ontwikkelingen in de toekomst niet met vertrouwen tegemoet en verwacht snel nieuwe kosten door technologische ontwikkelingen • de acceptant heeft berekend dat pinnen € 1,34 per transactie kost en vindt dit bedrag te hoog.
Case A3 (CCV) Een slaapkamerspeciaalzaak neemt eind 1999 voor € 113 een betaalautomaat over van een collega. De automaat is 2 jaar oud. De winkelier heeft de RABO-bank als huisbankier en de aanbiedingen van CCV, Interpay en Chipper voor het aansluiten van de overgenomen automaat zijn ook alle voorzien van een RABO-logo. Alle documenten worden via de RABO toegestuurd. De aanbiedingen zijn gedateerd op 19 oktober 1999.
Op 10 november van dat jaar stuurt Interpay een registratieoverzicht aan de winkelier toe met daarop alle technische gegevens van de overgenomen automaat. Terwijl Interpay dus exact wist om welke apparatuur het gaat, wordt de winkelier op geen enkele manier geïnformeerd over kosten die hij moet maken bij de invoering van de euro. Aanvankelijk wil de winkelier ook chippen laten activeren. Niet omdat dit in zijn soort winkel van belang is, maar omdat hij in dat geval geen abonnementskosten hoeft te betalen. Maar omdat dit toch een oneigenlijk argument wordt gevonden, wordt het chippen bij de installatie door CCV afbesteld. Die installatie gebeurt op 13 januari 2000, dat wil zeggen op een moment dat Interpay volgens eigen zeggen alleen nog maar 3DES sleutels voor PIN-pads uitgeeft.
De specificaties van de geïnstalleerde automaat zijn als volgt:
Leverancier betaalautomaat
RABO (die CCV inschakelt)
Type betaalautomaat
Omni 2150 met IPT1924/VFT460
Hardwareleverancier(s)
Verifone voor alle onderdelen
Telecommunicatieverbinding
Analoog
Kassakoppeling
Nee
100
Onderhoudscontract
Ja
Pinnen
Ja
Chippen met Chipknip
Nee (eerdere bestelling geannuleerd)
Chippen met Chipper
Nee (eerdere bestelling geannuleerd)
Credit cards
Nee
De kosten voor de detaillist waren als volgt:
kosten Omni 2150 terminal, analoge verbinding (overname prijs)
€ 113
Gebruiksklaarmaken, kosten CCV
€ 132
Gebruiksklaarmaken, kosten Interpay
€ 159
Totale kosten, exclusief onderhoud
€ 404
“All-in” onderhoudscontract, 3-jarige looptijd
€ 116 per jaar
In augustus ontvangt de winkelier de standaard mailing van CCV over de invoering van de euro. Hij is overdonderd door de mededeling en vooral door het bedrag dat hij zou moeten betalen voor de euro-upgrade van zijn betaalsysteem. Die zijn gelijk aan de kosten in case A2:
kosten Omni 2250 terminal met analoge verbinding, inclusief gebruiksklaar maken ter vervanging van de overgenomen Omni2150
€ 651
Idem met ISDN Digi-access
€ 960
Idem met ISDN Digi-access, lease over 36 maanden
€ 34 / maand
De helpdesk van CCV kan bevestigen dat de winkelier goedkoper uit zou zijn geweest als hij het chippen in januari 2000 wel gratis had laten activeren. Dan had hij nu maar € 270 in plaats van € 651 behoeven te betalen omdat het vereiste onderdeel voor de (ook in de toekomst wat betreft de detaillist niet benodigde) chipkaartacceptatie dan aanwezig zou zijn geweest.
De winkelier weigert op dit aanbod in te gaan en is van mening dat men in januari 2000 al wist of had moeten weten welke kosten er voor de euro-upgrade gemaakt zouden moeten worden. Hij ontvangt verschillende nieuwe brieven van CCV of Interpay. Tenslotte
101
krijgt hij op 21 december 2000 van Interpay een aangetekende brief waarin wordt gemeld dat de betaalautomaat per 1 januari buiten gebruik zal worden gesteld. Dat betekent dat de automaat net geen 2 jaar heeft gefunctioneerd. De winkelier vraagt aan CCV het geld terug voor het nog lopende onderhoudscontract. Als CCV dit zou hebben terugbetaald 1 zouden de kosten voor hardware en onderhoud (en dus exclusief transactiekosten en communicatie) € 318 per jaar zijn geweest, bepaald geen prijs voor een ‘overnemertje’.
Case A4 (Certec / CCV) Een herenmodezaak besluit in 1992 om een betaalautomaat bij de ING-bank te leasen. Kosten bedragen € 36,30 per maand. ING schakelt het bedrijf CERTEC in om de automaat te plaatsen en het onderhoud te verzorgen. De specificaties zijn als volgt:
Leverancier betaalautomaat
ING-bank (die CERTEC als onderaannemer heeft)
Type betaalautomaat
OKI OTT 2100 met NCR PIN-pad
Hardwareleverancier(s)
TEC / Verifone voor PIN-pad
Telecommunicatieverbinding
Analoog
Kassakoppeling
Nee
Onderhoudscontract
Ja (voor 5 jaar in één keer afgenomen)
Pinnen
Ja
Chippen met Chipknip
Nog niet op de markt
Chippen met Chipper
Nog niet op de markt
EDC Maestro betalingen
Nee
Visa
Ja
Eurocard / Mastercard
Ja
Overige credit cards
Ja
Na vijf jaar verloopt het onderhoudscontract en wordt dit verlengd. In ’97 speelt het aanbod om betaalautomaten gratis te laten ombouwen voor het chippen. De winkelier gaat daar op in. In maart ’97 krijgt de winkelier een brief van de ING waarin wordt bevestigd dat de automaat zal worden omgebouwd voor acceptatie van Chipper en Chipknip. In september ’98 deelt ING mee dat problemen met de ombouw van de CERTEC terminal tot vertragingen hebben geleid, maar dat de problemen nu zijn opgelost. In februari 1999 – 2 jaar nadat de winkelier om ombouw had gevraagd - wordt de automaat daadwerkelijk 1
CCV heeft het bedrag voor de niet gebruikte onderhoudsperiode niet terugbetaald.
102
door CERTEC omgebouwd. Enige maanden later wordt de winkelier meegedeeld dat de terminal niet millennium proof is. De terminal wordt voor een bedrag van rond de € 340 in orde gemaakt. Dit gebeurt niet meer door CERTEC maar door CCV want CERTEC heeft de bestaande klantrelaties voor de CERTEC terminal doorverkocht aan CCV. Met CCV wordt eind oktober 1999 ook een nieuw onderhoudscontract getekend.
In augustus 2000 ontvangt de winkelier een brief van CCV met de mededeling dat de CERTEC terminal niet ge-upgrade kan worden voor de euro. Uiteraard leidt dit tot irritatie bij de winkelier want bij het millennium proof maken is hier niets over verteld. Kostenopgave van CCV:
prijs Omni 2250 terminal / SC552 standaard PIN-pad, analoge verbinding, inclusief gebruiksklaar maken Idem met ISDN Digi-access
Idem met ISDN Digi-access, lease over 36 maanden
€ 912 € 1.223 (€ 960 voor de CCVterminal en € 263 voor KPNTelecom ?) onbekend
In september en op 17 oktober stuurt CCV een herinnering, waarop de winkelier op 19 oktober – na contact te hebben gelegd met zijn branchevereniging MITEX – onder voorwaarden een bestelling plaatst bij CCV.
Omdat er tot 250 betalingen per maand gedaan worden en de winkelier verwacht dat dit in het euro-tijdperk nog zal groeien, denkt de winkelier dat de keus voor ISDN1 verstandig is2. De aankoopprijs voor de ‘ISDN-terminal’ van CCV is inclusief aanleg van ISDN, het ‘inmeten’ van ISDN-D en een switch om bestaande analoge apparatuur te kunnen aansluiten op de ISDN-verbinding (een zogenaamde Quattrovox). Op de aanbieding van CCV is ook het KPN Telecom logo meegeprint. En er is een brochure over de verschillende KPN-diensten via het ISDN-D kanaal (Digi-access genaamd) bijgevoegd. De handtekening op het antwoordformulier aan CCV is blijkbaar ook tegelijkertijd opdracht aan KPN Telecom.
Op 7 december 2000 ontvangt de winkelier een brief van KPN Telecom met algemene informatie over de overgang van analoog naar ISDN-2 met Digi-access. Op 21 december
1
Bij het plaatsen van de bestelling is de detaillist zich overigens niet bewust van het verschil tussen ISDN-B en ISDN-D. De KPN-folder over Digi-access legt dit verschil ook niet uit. 2 Aanvullende informatie van CCV: de Omni 2250 kan niet in een later tijdstip alsnog naar ISDN-D worden omgebouwd. Dan moet het kassiersdeel geheel worden vervangen. Bij de volgende generatie terminals zal vervangen van een modulaire communicatiekaart voldoende zijn.
103
bouwt KPN de bestaande telefoonlijnen om naar een ISDN-lijn1. KPN laat een ‘protocol van oplevering’ achter met de cryptische mededelingen dat apparatuur 5786508 is geïnstalleerd en materiaal 5786547 is gebruikt. Op 9 januari wordt de Digi-access aansluiting ‘ingemeten’. En op 6 maart rolt een factuur van KPN door de brievenbus waaruit blijkt dat vanaf die datum per maand kosten voor een Digi-access product in rekening worden gebracht. Dit terwijl de nieuwe betaalterminal nog niet is geplaatst. De hoogte van de factuur is een nog grotere verrassing en volledig in strijd met de door CCV opgegeven prijzen: • Digi-access standaard ad € 13,39 per maand • Retail-connect ad € 12,48 per maand • Besloten gebruikersgroep ad € 1,13 per maand. Bij een aantal van rond de 250 transacties per maand zou echter geen Digi-access standaard abonnement geïmplementeerd moeten worden, maar een goedkoper Digi-PIN abonnement. De winkelier heeft echter nooit iets kunnen kiezen. En evenmin is de via CCV geleide bestelling ooit door KPN op een duidelijke manier bevestigd. Via zijn brancheorganisatie hoort de winkelier dat hij zeker niet de enige is die dit is overkomen.
Bij KPN, bij CCV en branchevereniging MITEX wordt geklaagd over de gang van zaken. Uiteindelijk wordt - na het nodige gedoe en pas na actieve bemoeienis van MITEX – het Digi-access abonnement vervangen door een Dig-PIN abonnement 2 van € 6,81 per maand en teveel betaalde kosten worden gecrediteerd. De kosten die in rekening gebracht zijn voor Retail Connect blijken op een interne fout bij KPN te berusten3. Op de volgende ‘Digi-factuur’ van KPN (apart van de gewone ISDN-factuur) staat dan het volgende: • Digi-access PIN abonnement: de detaillist begrijpt wat hiermee wordt bedoeld • Digi-access extra verkeerskosten: de detaillist begrijpt wat er mee wordt bedoeld, maar heeft geen idee hoe het wordt berekend4 • Digi-access PIN extra segmenten: wat het verschil is met extra verkeerskosten is de detaillist niet duidelijk; gezien het bedrag van € 0,34 laat hij het maar zitten.
De detaillist heeft overigens achteraf geen spijt van zijn keus voor Digi-PIN. De terminal is een stuk sneller dan de vorige. Maar qua informatieverschaffing aan de klant is er natuurlijk oneindig veel te verbeteren.
1
Informatie van KPN: het aantal ISDN-2 aansluitingen in het kader van deze CCV actie bedroeg 5800. CCV meldt een aantal van 2900 keuzes voor ISDN-D in gevallen waarbij vervanging van een bestaande terminal noodzakelijk was. 2 Inclusief het abonnement op de Besloten gebruikersgroep voor communicatie met Interpay. 3 Informatie van KPN telecom: Er schijnt in de betrokken periode een systeemfout te zijn geweest, waarbij bij een aantal Digi-Access gebruikers ten onrechte deze regel op de factuur is komen te staan. Dit is op de volgende nota's hersteld. Deze fout staat volledig los van het Euro-traject. 4 Informatie van KPN: De verkeerskosten bedragen € 0,045 per PIN-transactie, met een maximum van 20 datapakketjes (segmenten) per transactie. Worden er meer dan 20 datapakketjes (segmenten) verzonden, dan wordt dit extra in rekening gebracht. KPN verwijst naar de tarievenlijst Datanet-1.
104
Case A5 (CCV) Een detaillist schaft in 1994 een betaalautomaat aan bij Getronics. Vijf jaar later krijgt de detaillist bericht dat de automaat aangepast dient te worden voor de millennium overgang. Getronics brengt hiervoor offerte uit. Omdat de acceptant van mening is dat de millennium problematiek reeds voor zijn aanschaf bekend was en de met de upgrade gemoeide kosten (€ 453) te hoog vindt, laat deze de automaat niet aanpassen. De acceptant verwacht bij de euro-upgrade opnieuw geconfronteerd te worden met hoge kosten en bestelt via de Rabobank een betaalautomaat van CCV. In de productspecificaties van CCV staat de tekst: “De VeriFone Omni 2250 is klaar voor de volgende eeuw dus ook voor de euro!” De Omni 2250 van CCV wordt in december 1999 geïnstalleerd. De specificaties van deze betaalautomaat zijn:
Leverancier betaalautomaat
CCV
Type betaalautomaat
Omni 2250
Hardwareleverancier(s)
Verifone
Telecommunicatieverbinding
Analoog
Kassakoppeling
Nee
Onderhoudscontract
Nee
Pinnen
Ja
Chippen met Chipknip
Ja
Chippen met Chipper
Ja
EDC Maestro betalingen
Nee
Visa
Ja
Eurocard / Mastercard
Ja
Overige credit cards
Nee
De kosten zijn als volgt:
Kosten Omni 2250 terminal met analoge verbinding
€ 737
Gebruiksklaarmaken
€ 200
Onderhoudscontract
€0
Factuurbedrag ex BTW
€ 937
In augustus 2000 ontvangt de winkelier de standaard mailing van CCV over de invoering van de euro. De kosten voor de euro-upgrade zijn € 95. Hij is verontwaardigd over deze mededeling aangezien zijn betaalautomaat volgens de specificaties reeds euro-klaar zou
105
zijn! Na contact met CCV blijkt er echter een verschil te zijn tussen ‘euro-klaar of ‘’ eurovoorbereid’ en volledig ‘euro-proof’. De CCV-software moet wel degelijk een upgrade krijgen.
Door M&I ingevoegde beschouwing over levensduur: Als de regel “elke € 300 kosten = 1 levensjaar voor de betaalterminal” wordt toegepast op deze Omni-2250 waarvoor een upgrade nodig was, dan hebben de upgrade-kosten een effect op de minimale levensduur. Nu volgt uit een berekening een minimale levensduur van 5,6 jaar i.p.v. 5,1 jaar in case A1. Daarbij is aangenomen dat er geen extra kosten voor reparatie zijn en dat het onderhoudscontract alle kosten dekt. Als eventuele extra reparatiekosten weer geschat worden op € 50 per jaar, dan wordt de minimale levensduur 7,7 jaar.
Tot slot een aantal aanvullende uitspraken van de winkelier: • de acceptant is zeer ontevreden over de telefonische bereikbaarheid van CCV • volgens de acceptant verwijzen de leveranciers naar Interpay voor gebreken in de software en verwijst Interpay weer naar de leveranciers.
Case B1 (Getronics, CCV) Een horeca-keten voert in 1990 elektronisch betalen in. Het systeem accepteert naast credit cards ook een zelf uitgegeven klantenkaart. Daarom wordt een eigen netwerk en host aangelegd. De specificaties zijn als volgt: Leverancier betaalautomaat
Verifone
Type betaalautomaat
Tranz 380
Hardwareleverancier(s)
Verifone
Telecommunicatieverbinding
Analoog
Kassakoppeling
Nee
Onderhoudscontract
Ja
Pinnen
Nee (aparte terminals hiervoor)
Chippen met Chipknip
Nog niet op de markt aangeboden
Chippen met Chipper
Nog niet op de markt aangeboden
EDC Maestro betalingen
Nee (aparte terminals hiervoor)
Visa
Ja
Eurocard / Mastercard
Ja
Overige credit cards
American Express, Diners
Speciale voorzieningen voor credit cards
Zgn. ‘horeca-pakket’ op basis van Voxmix protocol
106
De oplossing met een eigen host blijkt niet millennium-compliant. Daarom wordt eind 1999 een nieuw systeem aangeschaft bij Getronics. Daarmee worden ook de inmiddels geplaatste aparte terminals voor Nederlandse bankpassen overbodig. Specificaties:
Leverancier betaalautomaat
Getronics
Type betaalautomaat
Telepas III
Hardwareleverancier(s)
Fortronic
Telecommunicatieverbinding
Analoog
Kassakoppeling
Ja
Onderhoudscontract
Ja
Pinnen
Ja
Chippen met Chipknip
Ja
Chippen met Chipper
Ja
EDC Maestro betalingen
Ja
Visa
Ja
Eurocard / Mastercard
Ja
Overige credit cards
American Express, Diners
Speciale voorzieningen voor credit cards
Zgn. ‘horeca-pakket’ op basis van het Voxmix protocol
Die speciale functionaliteiten voor de horeca zijn • de mogelijkheid van zogenaamde pré-autorisatie: de creditcard van een gast wordt bij binnenkomst in het hotel al gelezen en security checks (bijvoorbeeld raadpleging van black lists van gestolen kaarten) vinden dan al plaatst; tevens wordt een bedrag gereserveerd voor betreffende vestiging; bij het verlaten van het hotel kan de uiteindelijke betaling (binnen geautoriseerde maxima) worden gecommuniceerd aan de credit card maatschappij zonder dat de creditcard opnieuw behoeft te worden aangeboden door de gast • de mogelijkheid van ‘key-en’, d.w.z. het elektronisch doorgeven van een betaling aan de creditcard maatschappij zonder dat de kaart ooit fysiek is aangeboden; dit is belangrijk voor reisbureaus en voor zogenaamde ‘no-shows’: een gast die een reis of overnachting boekt wordt gevraagd (via telefoon of fax) zijn creditcard nummer en de vervaldatum door te geven; de reis kan worden geboekt zonder dat de klant met zijn kaart fysiek aanwezig is; en arriveert de hotelgast niet dan kan de eerste nacht ten laste van het creditkaartrekening worden gebracht; in beide gevallen is het mogelijk omdat gegevens van de kaart in kunnen worden getoetst • de mogelijkheid fooien aan een creditkaartbetaling toe te voegen.
107
Bij levering van bovenstaand systeem werd door Getronics niet gemeld dat het Voxmix protocol (waarmee direct wordt gecommuniceerd met de hosts van de creditcard maatschappijen) per 1 januari 2002 zou worden uitgefaseerd door VISA en Eurocard / Mastercard1. De leveranciers van betaalautomaten waren sinds begin 1998 al op de hoogte van de uitfasering. In februari 2001 laat Getronics weten dat vanaf 1 januari 2002 functionaliteiten die specifiek zijn voor het horeca pakket zullen wegvallen. De door Getronics aangeboden alternatieven, bijvoorbeeld het telefonisch aanvragen van pre-autorisatie, wordt onacceptabel gevonden door de hotelketen. Maar Getronics acht zich niet verantwoordelijk voor de gerezen problemen omdat VISA en Eurocard/Mastercard de protocollen en specificaties hebben gewijzigd door ervoor te kiezen de transacties verplicht via Interpay te laten lopen. Op hun beurt zijn die partijen van mening dat zij een alternatief hebben gecreëerd: de zgn. CCP-oplosing (Credit card Plus). Getronics wil echter niet investeren in deze CCP-oplossing omdat ze nadelen ziet en de Nederlandse horeca-markt te klein acht om de investeringen te rechtvaardigen. Uiteindelijk ziet de hotelketen zich genoodzaakt het twee jaar oude systeem van Getronics te vervangen door een systeem dat CCV heeft ontwikkeld voor de horeca-sector op basis van deze CCP-techniek.
Het systeem van CCV wordt in december 2001 geïnstalleerd en voldoet aan de volgende specificaties (wijzigingen ten opzichte van de eerdere situatie in vet lettertype):
Leverancier betaalautomaat
CCV
Type betaalautomaat
Omni 2250 en SC552 uitgebreid
Hardwareleverancier(s)
Verifone
Telecommunicatieverbinding
analoog of digitaal (afhankelijk van vestiging)
Kassakoppeling
Ja
Onderhoudscontract
Ja
Pinnen
Ja
Chippen met Chipknip
Ja
Chippen met Chipper
Ja
EDC Maestro betalingen
Ja
Visa
Ja
Eurocard / Mastercard
Ja
Overige credit cards
American Express, Diners
Speciale voorzieningen voor credit cards
Zgn. ‘horeca-pakket’ op basis van CCPtechniek
1
American Express en Diners blijven het Voxmix overigens wel ondersteunen na januari 2002.
108
Daarmee heeft de keten in functionele zin niet veel meer dan het begin jaren negentig al had. Maar wel is inmiddels twee maal vervanging aan de orde geweest, de laatste keer om een voor de acceptant onacceptabele reden. Nadat (de rechtsopvolger van) Getronics is gedreigd met juridische stappen blijkt Interpay uiteindelijk blijkt bereid een bedrag per geplaatste CCV-terminal te vergoeden.
Case B2 (Getronics) Een ondernemer met winkels in geschenkartikelen in Nederland en België schaft in december 1995 betaalautomaten aan voor zijn 4 filialen. De specificaties voor één van de terminals en afgenomen diensten in Nederland zijn als volgt:
Leverancier betaalautomaat
Getronics
Type betaalautomaat
Telepas III
Telecommunicatieverbinding
Analoog
Kassakoppeling
Nee
Onderhoudscontract
Eén jaar na aanschaf pas getekend voor onderhoudscontract. Daarna niet direct verlengd.
Pinnen
Ja
Chippen met Chipknip
In 1995 nog niet op de markt aangeboden
Chippen met Chipper
In 1995 nog niet op de markt aangeboden
EDC Maestro betalingen
Ja
Visa
Ja
Eurocard / Mastercard
Ja
Overige credit cards
Nee
De terminal is aangeschaft door gebruik te maken van een aanbieding van de huisbankier, ABN-AMRO.
In 1997 benadert de ABN-AMRO de acceptant met het aanbod de terminal gratis om te bouwen voor Chipper en Chipknip betalingen. Daarop worden contracten met Chipper en Interpay getekend. Voor de aanpassing van de betaalautomaat voor het millennium is de betaalautomaat ter plaatse ook meteen aangepast. Er zijn geen kosten voor in rekening gebracht.
109
In december 1999 wordt weer een éénjarig helpdesk/servicecontract getekend. De kosten van dat onderhoudscontract bedragen € 91 per jaar. Ondanks het helpdesk/servicecontract vindt in maart 2000 een reparatie plaats waarvoor kosten in rekening worden gebracht: € 204.
Op 1 september 2000 vindt ook deze acceptant de brief over de euro-upgrade in de brievenbus. Er wordt medegedeeld dat de bestaande terminal moet worden aangepast. De brief bevat de standaard dreigementen in de mailing van deze leverancier: • Geeft u voor 15 september 2000 opdracht voor aanpassing voor de euro dan krijgt u € 68 korting en betaalt u € 225. • Reageert u na 15 september 2000 dan vervalt de korting. Tevens kan de leverancier u dan niet garanderen dat uw betaalautomaat op tijd geschikt is voor de euro! De winkelier ergert zich aan de agressieve toonzetting van de brieven van Getronics. Er worden naar zijn mening hoge kosten in rekening gebracht voor zaken waar de ondernemer niet om heeft gevraagd.
De opdracht wordt niettemin gegeven en de euro-upgrade wordt in juli 2001 uitgevoerd voor bovengenoemde € 225 per terminal. De winkelier gaat er vanuit dat zijn betaalautomaat nu weer als nieuw is en weer vijf jaar mee kan.
Tot slot weer een aantal aanvullende uitspraken van de winkelier over tevredenheid, resp. ongenoegen: • De acceptant is tevreden over de huisbankier • De acceptant is tevreden over de service, helpdesk en apparatuur van Getronics / Alphyra. • De acceptant is ontevreden over de hoogte van de credit card fees, die hoger zijn dan in België (waar men ook een vestiging heeft).
Onderstaande tabel geeft een overzicht van die kosten voor credit card acceptatie (incl. EDC-Maestro):
Credit card brand
hoogte fee als percentage
Eurocard / Mastercard
3,25 %
Visa
onbekend
EDC Maestro
3,05 %
110
Case B3 (Getronics) Reeds enige tijd is een electronicawinkel op zoek naar een extra betaalautomaat voor een van haar filialen. Omdat er geen haast mee is, vraagt de winkelier aan huisbankier ABN-AMRO hem in te lichten, zodra er een actie is voor korting op de aanschaf van een betaalautomaat. De ABN-AMRO verzekert de ondernemer dat een dergelijke actie er niet aan zit te komen en de ondernemer schaft in juli 1999 via de ABN-AMRO een betaalautomaat zonder enige subsidie van de bank aan. De specificaties zijn als volgt.
Leverancier betaalautomaat
Getronics
Type betaalautomaat
Telepas III
Hardwareleverancier(s)
Getronics
Telecommunicatieverbinding
analoog
Kassakoppeling
Nee
Onderhoudscontract
5 jaar voor € 45 per jaar
Pinnen
Ja
Chippen met Chipknip
Nee
Chippen met Chipper
Nee
EDC Maestro betalingen
Ja
Visa
Ja
Eurocard / Mastercard
Ja
Overige credit cards
Ja
De acceptant betaalt een factuur (excl. BTW) van € 1243. Specificatie:
kosten Telepas III Gebruiksklaarmaken Onderhoudscontract voor 5 jaar ineens betaald Subsidie bank Factuurbedrag ex BTW
€ 1018 in aanschafprijs € 225 €0 € 1243
Op 15 september 1999, 3 maanden later, krijgt de acceptant een speciale aanbieding van de ABN-AMRO voor een nieuwe betaalautomaat van CCV inclusief euro-upgrade. De folder van CCV bevat de uitspraak “speciale omruilactieprijs voor ABN-AMRO relaties” en voor € 1021 kan men in het bezit komen van de terminal inclusief all-in service tot 2001.
111
De folder van CCV bevat – net als in case A5 – de kreet “klaar voor de volgende eeuw en dus ook voor de euro”. Maar uit de brief van de ABN-AMRO blijkt dat klaarmaken voor de euro nog € 186 extra kost. Dit is goedkoper dan normaal, aldus de brief, omdat het gecombineerd wordt met het gratis klaarmaken voor Chipper. Als men vóór eind oktober 1999 reageert krijgt men bovendien € 340 subsidie van de bank.
Uiteraard heeft de winkelier niets meer aan dit “speciale aanbod voor ABN-AMRO klanten” want hij heeft net een terminal aangeschaft. Op 1 september 2000 vindt ook deze acceptant de brief over de euro-upgrade in de brievenbus voor die Getronics terminal. De bank verzekerde de acceptant eerder dat betaalautomaten die na 1998 waren aangeschaft automatisch naar de euro konden worden omgezet. Maar in de brief van Getronics wordt medegedeeld dat de bestaande terminal moet worden aangepast: als men snel reageert voor de inmiddels bekende € 225.
In onderstaande tabel wordt een vergelijking gemaakt van de aankoop van de Getronics terminal en het speciale CCV-aanbod:
Terminal
Telepas III van Getronics
Omni-2250 van CCV
Aanschafprijs
€ 1018
€ 1021
Onderhoud
€ 225
inclusief (één jaar)
Correctie tot één jaar onderhoudsperiode
af: € 180
geen correctie
Euro-upgrade
€ 225
€ 186
Af: subsidie
€0
€ 340
Vergelijkbaar aanbod
€ 1288
€ 867
Uiteraard is er maar één conclusie mogelijk: als de winkelier door ABN-AMRO wel was geïnformeerd over de komende speciale aanbieding was hij ruim € 400 goedkoper uitgeweest. En de bank geeft tamelijk willekeurig de ene toonbankinstelling wel, en een andere geen subsidie voor aanschaf.
112
Case B4 (NCR, Getronics) Een slagerij schaft eind 1997, via een actie van de Postbank, een Solopay betaalautomaat aan, geschikt voor Chipper èn Chipknip. De specificaties van de Solopay zijn als volgt:
Leverancier betaalautomaat
Postbank (die NCR inschakelt)
Type betaalautomaat
Solopay met NCR-software
Hardwareleverancier(s)
Verifone
Telecommunicatieverbinding
analoog inbellen voor afstorten
Kassakoppeling
nee
Onderhoudscontract
Ja, 3 jaar
Pinnen
Nee
Chippen met Chipknip
Ja
Chippen met Chipper
Ja
EDC Maestro betalingen
Nee
Visa
Nee
Eurocard / Mastercard
Nee
Overige credit cards
Nee
Als aanschafprijs wordt in de brief van de Postbank een bedrag van € 179 genoemd, inclusief verzendkosten en telefonische installatie-instructie, exclusief servicekosten en BTW. De kosten op de factuur blijken € 129 hoger want de afleveringskosten en een 3jarig onderhoudscontract worden ook in rekening gebracht:
Aanschafprijs
€ 302
Postorder levering Solopay Helpdesk en omruilservice (3 jaar contract voor Solopay)
€ 129
Subsidie Postbank
€ 123
Factuurbedrag ex BTW
€ 308
De aanschaf wordt als een miskoop gezien want klanten chippen nauwelijks. De winkelier vraagt bij de huisbankier (SNS Bank) informatie over de aanschaf van een PIN-automaat. Hierbij werd de volgende informatie verstrekt:
113
“Zoals telefonisch met u is afgesproken doen wij u hierbij enige informatie toekomen omtrent de aanschaf van een PIN-automaat. U heeft hierbij de keuze uit een tweetal mogelijkheden, te weten de PIN-only of de Combi. De Combi geeft u de mogelijkheid van zowel pinnen als chippen. De aanschafprijs van de beide apparaten is gelijk. Wij adviseren derhalve een Combi-apparaat, waarbij u zelf bepaalt of u van de mogelijkheid tot chippen gebruik maakt.” Uit de tekst maakt de klant op dat er alleen de keuze is tussen wel of niet chippen en dat er geen eigen keuze voor een leverancier is. In augustus 1999 wordt het “combiapparaat” door de acceptant aangeschaft en de Solopay verdwijnt daarmee in de kast. De specificaties voor nieuwe terminal en de bijbehorende diensten zijn als volgt:
Leverancier betaalautomaat
Getronics
Type betaalautomaat
Telepas VI Chip
Telecommunicatieverbinding
ISDN-B
Kassakoppeling
Nee
Onderhoudscontract
Ja, voor één jaar
Pinnen
Ja
Chippen met Chipknip
Ja
Chippen met Chipper
Ja
EDC Maestro betalingen
Nee
Visa
Nee
Eurocard / Mastercard
Nee
Overige credit cards
Nee
Bij aanschaf kon gebruik gemaakt worden van een aanbieding van de SNS Bank. De kosten bij aanschaf van de betaalterminal waren als volgt:
Aanschafprijs
€ 1037
Gebruiksklaarmaken
Zit in aanschafprijs
af: korting huisbankier (SNS Bank)
€ 227
Totaal
€ 810
Full-service contract eerste jaar
€ 91
Factuurbedrag ex BTW
€ 901
114
Het in 1999 voor één jaar afgesloten helpdesk/servicecontract wordt vervolgens tweemaal verlengd met één jaar. De kosten blijven € 91 per jaar. De klant vindt de geboden service op basis van het helpdesk contract overigens wel onduidelijk.
Op 1 september 2000 vindt ook deze acceptant de brief over de euro-upgrade in de brievenbus. Er wordt medegedeeld dat de bestaande terminal moet worden aangepast. De brief bevat weer de standaard dreigementen in de mailing van Getronics: • Geeft u voor 15 september 2000 opdracht voor aanpassing voor de euro dan krijgt u € 68 korting en betaalt u € 225. • Reageert u na 15 september 2000 dan vervalt de korting. Tevens kan de leverancier u dan niet garanderen dat uw betaalautomaat op tijd geschikt is voor de euro! De euro-upgrade wordt in mei 2001 uitgevoerd voor bovengenoemde € 225. Dan is de slagerij voor het elektronisch betalen vanaf eind 1997, ondanks alle mooie woorden over subsidies, inmiddels wel een vermogen kwijt.
Door M&I ingevoegde beschouwing over levensduur: Als de regel “elke € 300 kosten = 1 levensjaar voor de betaalterminal” wordt toegepast op deze Getronics aanschaf, dan hebben de upgrade-kosten weer een effect op de minimale levensduur. De relatief lage kosten voor het 5-jarig onderhoudscontract hebben weer een gunstig effect. Uiteindelijk blijkt de berekening een levensduur van minimaal 5,0 jaar op te leveren. Dat betekent dat de terminal minimaal tot augustus 2004 moet blijven functioneren, aannemende dat geen extra kosten noodzakelijk blijken voor reparatie. Zijn er wel extra kosten, waarvoor in de modelberekening weer € 50 per jaar is aangenomen, dan wordt de minimale levensduur 6,2 jaar.
115
Case C1 (KAS, Banksys) Een slagersbedrijf schaft in augustus 1997 een betaalterminal aan bij huisbankier ING. De huisbankier schakelt hiervoor leverancier KAS in. Deze leverancier plaatst een Nicepay automaat1 met de volgende karakteristieken:
Leverancier betaalautomaat
ING bank met inschakelen van KAS
Type betaalautomaat
Nicepay / Smartpay (met software NCR)
Hardwareleverancier(s)
Ingenico (Elite 510T) / Intellect (8515)
Telecommunicatieverbinding
Aanvankelijk analoog, later ISDN-B
Kassakoppeling
Nee
Onderhoudscontract
Ja
Pinnen
Ja
Chippen met Chipknip
Ja
Chippen met Chipper
Ja
EDC Maestro betalingen
Nee
Visa
Nee
Eurocard / Mastercard
Nee
Overige credit cards
Nee
De automaat vertoont de nodige problemen2 waardoor regelmatig PIN-transacties mislukken. Van het chippen maken klanten in de aanvang wel gebruik, maar dit gebruik verdwijnt vrijwel na de startperiode en zakt uiteindelijk terug tot enkele chipbetalingen per week. Per week wordt zo’n 80 keer gepind.
In februari 2001 (d.w.z. 7 maanden vóór de door Interpay geplande afrondingsdatum van de ‘euro-upgrade’) stuurt KAS een brief aan haar klant. Men deelt mee dat elke betaalautomaat in Nederland gereed gemaakt moet worden voor de euro. Wil de klant op tijd gereed zijn dan moet de klant NU een beslissing nemen, zo waarschuwt KAS. En “NU” betekent dat uiterlijk 15 maart een keuze gemaakt moet zijn uit de drie alternatieven die KAS voorlegt:
1
Voor deze Nicepay betaalautomaat werd tijdens de Chipper-Chipknip oorlog uitgebreid geadverteerd in de Nederlandse kranten. ING stelde dat dit de eerste betaalautomaat was voor zowel Chipper als Chipknip. 2 Commentaar van leverancier KAS: in mei 2000 en november 2001 is een storing gemeld voor de betreffende terminal. In beide gevallen is het probleem snel en binnen het bestaande onderhoudscontract verholpen. In 2000 door een hardware board te vervangen. In 2001 door software opnieuw te laden.
116
Keuzeoptie 1 Huur van een C-ZAM /Smash automaat
Keuzeoptie 2
Keuzeoptie 3
Aanschaf van een nieu- Upgrade van de Nicepay en vervanging van de we automaat PIN-pad C-ZAM/Smash
Prijs
€ 42 per maand (inclusief € 930 (inclusief installatie), onderhoud per alle software-updates, ook voor nieuwe betaal- jaar € 201 producten)
€ 404 upgrade-kosten
Kosten per jaar
€ 501
€ 202 (aanname: verlenging levensduur met 2 jaar
€ 402 (aanname: afschrijvingsperiode 5 jaar, 4% rente)
Gezien de problemen met de bestaande automaat gaat de voorkeur uit naar optie 1 of 2. Optie drie valt definitief af als KAS in de brief stelt • dat “de ontwikkelingen in de markt van elektronische betalen in de komende jaren sneller zullen gaan dan ooit” en “dat gezien de leeftijd van het Nicepay model1 binnen drie jaar wederom geïnvesteerd zal moeten worden in een nieuwe betaalautomaat als voor optie 3 zou worden gekozen” terwijl • KAS “bij onvoldoende aanmeldingen voor de upgrade 2 zich het recht voorbehoud die keuzeoptie te laten vervallen”. Maar er wordt niet direct uit de opties gekozen omdat de MKB-ondernemer verontwaardigd is dat hij na vier jaar zijn betaalterminal al moet vervangen. Hij neemt contact op met de branche-organisatie KNS (Koninklijke Nederlandse Slagersorganisatie). Hij stuurt de aanbiedingen van KAS op en vraagt advies over de keus tussen optie 1 en 2. De brancheorganisatie geeft hem in overweging, voor het geval hij kiest voor de C-ZAM/Smash en deze tenminste vijf jaar wil gaan gebruiken, om deze in dat geval te kopen. Huren gedurende 5 jaar zou in totaal circa € 500 duurder uitkomen dan kopen.
De winkelier vraagt zich nog af of hij subsidie kan krijgen op de aanschaf. Maar op de website van KAS wordt op de vraag-en-antwoord pagina hierover helderheid verschaft: “De banken hebben gezamenlijk besloten3 geen enkele subsidie meer te verstrekken voor de aanschaf van of wijzigingen op de betaalautomaten.” Begin juni wordt de opdracht geplaatst voor optie 2. Oorspronkelijk was gevraagd om een ISDN-variant die geschikt is voor het Digi-PIN product van KPN. Dat wil zeggen dat de automaat dan de transactiegegevens over het signaleringskanaal (het D-kanaal) van ISDN verstuurt en de
1
Overigens bood KAS eind 2000 dit Nicepay model nog op de markt aan voor € 1268. Die automaat was euro-ready (maar niet euro-proof). Hij was wel voorzien van een 3DES pinpad. 2 Informatie van KAS: intern had men een minimum gesteld van 700 opdrachten voor een upgrade. Ui teindelijk zijn 3500 Nicepay terminals van een upgrade voorzien. 3 Als deze informatie van KAS juist is, roept dit de vraag op of een dergelijke onderlinge afspraak niet in strijd is met de mededingingswetgeving.
117
twee B-kanalen vrij blijven voor andere apparatuur. Maar op de installatiedatum heeft men een automaat meegenomen die geschikt is voor communicatie over het B-kanaal. De winkelier herhaalt zijn wens om gebruik te gaan maken van het snellere Digi-PIN, maar de leverancier1 ontraadt hem dat omdat “dit wel drie tot vier maanden kan duren”. Daar neemt hij noodgedwongen genoegen mee zodat de aanschaf wordt:
Aanschaf C-ZAM/Smash voor een ISDN verbinding over het B-kanaal, inclusief gebruiksklaar maken voor de prijs van
€ 930
Full-service contract eerste jaar (week + zaterdag)
€ 201
Subsidie van huisbankier (ING)
geen
De klantrelatie blijkt volledig te zijn overgenomen door Banksys Nederland en met deze partij wordt ook het onderhoudscontract gesloten. KAS blijkt als leverancier geen rol meer te spelen2. Banksys Nederland benadrukt in zijn reclamemateriaal dat de C-ZAM/smash terminal “een nieuwe generatie betaalautomaat is die voor de komende jaren een toekomstvaste oplossing biedt”. Men garandeert ook de levering van “nieuwe betaalmogelijkheden die door Interpay zullen worden gelanceerd op de Nederlandse markt 3”. In het foldermateriaal van de terminal staat dat de automaat “is ontworpen om te werken met een tele-load server voor software-updates, software-onderhoud en het up-loaden van nieuwe applicaties”. Daardoor behoren dure verplaatsingen en lange wachttijden tot het verleden, en is een kosteneffectieve oplossing gecreëerd, zo stelt Banksys. Waarom een dergelijke makkelijk te onderhouden terminal dan twee keer zo duur in onderhoud is als bij concurrerende partijen blijft onduidelijk4.
1 Uit informatie van Interpay blijkt dat er op het moment van levering geen gecertificeerde Banksys terminal voor ISDN-D beschikbaar was. Dit is later door Banksys Nederland bevestigd, waarbij is meegedeeld dat inmiddels naast de ISDN-D versie ook een mobiele GSM-versie door Interpay is gecertificeerd. 2 KAS heeft zich doelbewust teruggetrokken uit de MKB-markt. 3 Hier wordt ITA bedoeld. In de informatieverschaffing van collega leverancier Quality Equipment wordt de C-ZAM terminal expliciet “ITA-voorbereid” genoemd. Banksys Nederland bezit per april 2002 een rapport van leverancier Syntiq (de leverancier van ITA-technologie) waarin de “status of compliance” voor de C-Zam Smash wordt vastgelegd. 4 Van Banksys Nederland ontvangen toelichting: “Het onderhoudscontract voor de Banksys CZAM/SMASH dekt alle interne risico’s en derhalve alle kosten bij een eventueel defect: helpdesk 1e en 2e-lijns, aanmelding op de Terminal Management Application (een vereiste voor Remote Tele Loading), voorrijden, arbeidsuren, wisselstukken en de software-updates, waarvoor andere partijen wel kosten in rekening brengen.”
118
Door M&I ingevoegde beschouwing over levensduur: Als de regel “elke € 300 kosten = 1 levensjaar voor de betaalterminal” wordt toegepast op deze Banksys terminal, dan hebben de hoge onderhoudskosten een enorm effect op de minimale levensduur. Uiteindelijk blijkt uit een berekening dat de terminal maar liefst 9,4 jaar mee moet kunnen en de automaat zijn “goede voorbereiding op de toekomst” dus hard nodig zal hebben. Het betekent dat deze C-Zam Smash terminal minimaal tot eind 2010 in bedrijf moet blijven. Gegeven het type onderhoudscontract dat Banksys aanbiedt, lijkt het reëel deze 9,4 jaar te vergelijken met de periode voor andere terminals waarbij de € 50 extra aan reparatiekosten is meegenomen.
De nieuwe terminal functioneert overigens probleemloos en wordt als een flinke verbetering ten opzichte van zijn voorganger gezien. Er zijn alleen wat incidentele problemen met Chipper betalingen. Banksys adviseert de Chipper betalingsmogelijkheid uit te schakelen. Een belangrijker probleem is dat het display voor de klant slecht leesbaar is. Collega’s die een soortgelijke terminal hebben aangeschaft hebben hetzelfde probleem. De leverancier kan dit niet oplossen en komt niet verder dan het advies om wit papier aan de binnenzijde van de beschermkap te plakken1.
Case C2 (KAS, Nicepay) Een winkel in duurzame consumentengoederen is gevestigd vlak bij de NederlandsBelgische grens. De verhouding Nederlandse ten opzichte van Belgische kopers is 1 op 5. Alleen tijdens de zomermaanden verandert dat door Nederlandse vakantiegasten in 3 op 5. Ondanks het lagere aantal Nederlandse kopers schaft de winkelier als eerste een Nederlandse betaalterminal aan. De reden is dat het niet eenvoudig is om een Belgische betaalautomaat te laten plaatsen. Belgische banken beweren dat “dit niet mag”. Een Nederlandse betaalautomaat plaatsen kan wel eenvoudig. De huisbankier van de winkelier – ING – schakelt daarvoor het bedrijf KAS in. In juli 1998 wordt een zelfde Nicepay betaalautomaat aangeschaft als in case C1, dus met de volgende specificaties:
1
Van Banksys Nederland ontvangen toelichting: “De betrokken Banksys C-ZAM/SMASH is uitgerust met een verlicht grafisch LED-display (122 x 32 dots). Interpay laat in tegenstelling tot haar Belgische collega Banksys om veiligheidsredenen niet toe dat er gebruik wordt gemaakt van de grafische mogelijkheden van dit display en heeft dit vastgelegd in haar certificeringsnormen. Daardoor verschijnt de tekst op de huidige Nederlandse terminal in een kleiner lettertype op het scherm dan oorspronkelijk de bedoeling was (en zoals in België geïmplementeerd). In enkele gevallen en bij een niet optimale lichtinval kan dit inderdaad leesbaarheidsproblemen met zich mee brengen. Alhoewel slechts 1% van de klanten hier klachten over hadden, is inmiddels toch een hardwarematige productie-aanpassing doorgevoerd, die deze klacht ten gronde verhelpt (meer contrast, sterkere achtergrondverlichting). Deze wordt eerstdaags uitgerold bij de klanten die daar klachten over hadden.”
119
Leverancier betaalautomaat
ING-bank met inschakelen van KAS
Type betaalautomaat
Nicepay / Smartpay (met software van NCR)
Hardwareleverancier(s)
Ingenico (Elite 510T) / Intellect (8515)
Telecommunicatieverbinding
PSTN (bij aanschaf automaat)
Kassakoppeling
Nee
Onderhoudscontract
Nee (te duur)
Pinnen
Ja
Chippen met Chipknip
Ja
Chippen met Chipper
Ja
EDC Maestro betalingen
Nee
Visa
Ja
Eurocard / Mastercard
Ja
Overige credit cards
Nee
De kosten bij aanschaf van de betaalterminal waren als volgt:
Aanschafprijs betaalunit
€ 846
Nicepay Switch
€ 168
Gebruiksklaarmaken
€ 147
af: subsidie huisbankier (ING) op Switch
€ 45
Totaal
€ 1.116
Full-service contract eerste jaar
n.v.t (niet afgenomen)
Factuurbedrag ex BTW
€ 1.116
120
Tien maanden later wordt een tweede betaalautomaat aangeschaft om ook Belgische bankpassen te kunnen accepteren. Er is op dat moment (mei 1999) nog geen keus in België: betaalterminals worden geleverd via het Belgische equivalent van Interpay, de firma Banksys. Een automaat van Banksys België wordt altijd gehuurd en niet gekocht 1, en de gegevens zijn als volgt
Leverancier betaalautomaat
Banksys België
Type betaalautomaat
C-Zam / SP-I
Hardwareleverancier(s)
Banksys
Telecommunicatieverbinding
PSTN (bij aanschaf automaat)
Kassakoppeling
Nee
Onderhoudscontract
Niet nodig; huur inclusief onderhoud
Pinnen (Bancontact/MisterCash)
Ja
Chippen met Proton
Ja
EDC Maestro betalingen
Aanvankelijk niet; later wel
Visa
Ja
Eurocard / Mastercard
Ja
Overige credit cards
Nee
Die Belgische terminal functioneert beter, want de Nederlandse betaalautomaat geeft te vaak een foutmelding. Volgens KAS betreft het hier een moeilijk op te lossen software fout.
De winkelier gaat over van een gewone telefoonlijn (PSTN) naar ISDN. Hij belt de firma KAS en vraagt wat het opnieuw aansluiten van de apparatuur zal kosten. Omdat hij geen onderhoudscontract heeft afgesloten moet hij rekening houden met zo’n € 150 aan kosten. Hij belt ook Banksys België, want hetzelfde vraagstuk geldt voor zijn Belgische automaat. De volgende dag komt een monteur van Banksys langs. Deze service zit in de huurprijs. De monteur sluit de C-Zam automaat aan op de nieuwe ISDN-verbinding en doet dit als extra service ook voor de Nederlandse Nicepay.
In februari 2001 ontvangt de winkelier dezelfde brief van KAS als de winkelier van case C1. Ondanks het feit dat zijn Nederlandse betaalautomaat op dat moment nog maar net 2,5 jaar oud is, adviseert KAS om de automaat te vervangen door de C-Zam/Smash automaat (zie case E1). Vervanging zou betekenen dat er dan als gevolg van de invoering van de euro twee vrijwel identieke automaten op de toonbank zouden staan voor accep1
Inmiddels zijn veranderingen doorgevoerd in de Belgische markt.
121
tatie van één munt 1. Uiteraard is het interessant zijn Belgische automaat met de Nederlandse C-Zam aanbieding (beiden op basis van huur) te vergelijken.
Belgische C-Zam/SP-I
Nederlandse C-Zam/Smash
€ 654
€ 501
minimum van 120
minimum van 200
transacties
transacties
Kosten transacties bij 200 betalingen per maand
€ 291
€ 180
Prijs per transactie boven het minimum aantal
€ 0,055
€ 0,075
Huur per jaar (minimum van drie jaar) Minimum aan te betalen transacties
Het betekent dat de Belgische automaat alleen bij hele hoge betaalvolumes goedkoper wordt. Voor de winkelier uit deze case is de Belgische automaat zowel qua huurkosten als qua transacties duurder. Wel is de provisie voor de acceptatie van credit cards met zijn Belgische automaat maar 1,65 % en voor zijn Nederlandse automaat veel hoger. Daarom accepteert hij alle kredietkaarten met de Belgische terminal. Nederlandse kredietkaarten worden niet geaccepteerd gegeven het provisiepercentage van 4,7 %.
Gezien de hoge prijzen voor koop of huur van een nieuwe automaat en vanuit de gedachte dat een betaalterminal langer dan 2,5 jaar mee moet gaan, kiest de ondernemer morrend voor de upgrade-optie van zijn bestaande Nicepay: prijs € 404. Hij wil over twee jaar – als de Nicepay automaat volgens KAS verouderd is en de driejarige huurperiode van de Belgische automaat voorbij is - verkennen of, nu de euro er eenmaal is, één terminal kan worden aangeschaft voor zowel Belgische als Nederlandse bankpassen. De opdracht voor de upgrade wordt overigens niet eerder geplaatst dan nadat er contact gezocht is met MKB-Nederland over de gang van zaken.
Ook Banksys wordt gebeld, want de winkelier is bang een soortgelijke rekening voor de euro-upgrade van zijn Belgische automaat gepresenteerd te krijgen. Maar Banksys meldt dat de in mei 1999 geleverde betaalautomaat bij levering al euro-klaar was. Wel moet de winkelier de C-Zam automaat op een door hem zelf te kiezen ogenblik vóór E-day overzetten van Belgische francs op euro’s. Dat doet de winkelier in de avond van oudejaarsdag.
1
Volgens het Belgische EPCI (verantwoordelijk voor de terminal specificaties in België) is het niet mogelijk om het protocol voor de afhandeling van een Belgische en een Nederlandse betaalpas in één PIN-pad te combineren. Nederlandse terminalleveranciers zagen wel technische mogelijkheden.
122
De Nederlandse automaat wordt op 18 juli 2001 door KAS voor de euro in orde gemaakt. Net voor kerstmis 2001 valt het PIN-pad van de toonbank. De servicedienst van KAS wordt gebeld, een monteur komt langs en deze vervangt de PIN-pad. De factuur van € 4031 bovenop de eerdere rekening voor de euro-upgrade van € 404 doet de winkelier in woede uitbarsten. Hij weigert de factuur te betalen en zegt ook zijn abonnement bij Interpay voor de toch al weinig gebruikte Nederlandse betaalterminal op.
Door M&I ingevoegde beschouwing over levensduur: Als de regel “elke € 300 kosten = 1 levensjaar voor de betaalterminal” wordt toegepast op de Nicepay terminal met upgrade dan hebben de hoge kosten voor die upgrade een fors effect op de minimale levensduur. Uiteindelijk blijkt uit een berekening dat de terminal 7,8 jaar mee moet kunnen. Het betekent dat de terminal uit deze case minimaal tot medio 2006 in bedrijf had moeten kunnen blijven. En dat terwijl KAS heeft gesteld in de euroupgrade brief dat de terminal in 2003 aan het eind van zijn levensduur zou zijn. Zijn er gemiddeld € 50 per jaar aan extra reparatiekosten dan wordt de minimale levensduur 10,4 jaar.
Case D (Deutsche Bank 24) Een warenhuis in de grensstreek met Duitsland gebruikt sinds 1995 betaalterminals van Getronics. Het warenhuis heeft jaarlijks meer dan 1 miljoen transacties. De specificaties van deze betaalautomaten zijn:
Leverancier betaalautomaat
Getronics
Type betaalautomaat
Telepas III
Telecommunicatieverbinding
Analoog, sinds 1999 ISDN-D
Kassakoppeling
Nee
Onderhoudscontract
Ja
Pinnen
Ja
Chippen met Chipknip
Nee
Chippen met Chipper
Nee
EDC Maestro betalingen
Ja
Visa
Ja
Eurocard / Mastercard
Ja
American Express
Ja
Diners Club
Ja
1
Kosten ex BTW voor nieuwe PIN-pad, voorrijkosten en arbeidsloon.
123
Begin 2001 wordt het warenhuis benaderd voor een pilot van 3 maanden met Duitse betaalautomaten. De ondernemer bankiert reeds bij een Duitse bank, maar dient voor de betaalautomaten ook een rekening te openen bij de bank die de betaalterminal ter beschikking stelt: Deutsche Bank 24. In 2001 worden de betaalautomaten geïnstalleerd. De specificaties van deze betaalautomaten zijn:
Leverancier betaalautomaat
Deutsche Bank 24
Type betaalautomaat
CardS 3000 HT 500, pinpad CP 311
Telecommunicatieverbinding
ISDN-D
Kassakoppeling
Nee
Onderhoudscontract
Nee, vanwege pilot
EC-Karte (Duitse debet kaart)
Ja
Chippen met Chipknip
n.v.t.
Chippen met Chipper
n.v.t.
Chippen met Geldkarte (Duitse e-purse)
Nee
EDC Maestro betalingen
Ja
Visa
Ja
Eurocard / Mastercard
Ja
American Express
Ja
Diners Club
Ja
GMB
Ja
Behalve de transactieverwerkingskosten zullen voor de 3 maanden durende pilot met de Duitse terminal geen kosten in rekening worden gebracht aan de acceptant.
In het warenhuis staan dus 2 typen betaalautomaten. Nederlandse klanten rekenen hun goederen met pin af met de betaalautomaat van Getronics. Een Duitse klant kan met zijn EC-Karte ook afrekenen bij deze betaalautomaat en zowel de ondernemer als de consument betalen in dat geval het Maestro tarief voor deze transactie. Maar de Duitse klant wordt altijd verzocht af te rekenen bij de Duitse betaalautomaat met zijn EC-Karte. In dit geval betaalt alléén de acceptant een tarief aan Deutsche Bank 24. Indien een Nederlandse klant met zijn pincode afrekent bij de Duitse betaalautomaat, betalen zowel consument als ondernemer weer het Maestro tarief.
124
Hieronder zijn de tarieven in Nederland en Duitsland voor de verschillende betaalmogelijkheden nogmaals in tabelvorm weergegeven:
Duitser bij Nederlandse terminal
Nederlander bij Duitse terminal
Duitser bij Duitse terminal
Gebruik van na- Geldend tarief van Interpay tionale debet kaart (Pinnen in Nederland, gebruik EC-Karte in Duitsland.)
niet mogelijk.
niet mogelijk.
0,35 % voor acceptant
EDC Maestro betalingen
n.v.t.
2,4 %
2,0 %
n.v.t.
Visa
3,1 %
3,1 %
2,0 %
2,0 %
Eurocard / Mastercard
2,6 %
2,6 %
2,0 %
2,0 %
American Express
3,9 %
3,9 %
2,0 %
2,0 %
Diners Club
4,0 %
4,0 %
2,0 %
2,0 %
Betaalmogelijkheid
Nederlander bij Nederlandse terminal
De telecommunicatiekosten van de Duitse terminal met Duitsland zijn iets hoger dan voor de Nederlandse terminal met Interpay. Maar de hoogte van de te betalen fees op transacties zijn natuurlijk veel belangrijker.
Op drukke dagen handelde het personeel van het warenhuis soms betalingen van Nederlandse klanten af met de Duitse terminal. Deze klanten zagen later een deel van het aankoopbedrag op hun bankafschrift berekend als kosten voor de afhandeling van hun betaling via EDC/Maestro met behulp van de Duitse terminal. Hierover ontving het warenhuis verschillende klachten van Nederlandse consumenten1.
Interpay geeft telefonisch te kennen aan de ondernemer dat het afhandelen van transacties met behulp van de Duitse betaalautomaat niet is toegestaan. Hierbij wordt gedreigd met aangifte bij de belastingdienst vanwege het wegsluizen van geld naar het buitenland. Omdat de ondernemer verdere problemen wil voorkomen stopt hij met het gebruik van de Duitse terminal. De Deutsche Bank 24 beëindigt in 2002 de pilot voor alle deelnemers. Een reden die men opgeeft is het probleem dat kaarten in de terminal met de “verkeerde” nationaliteit worden afgehandeld. 1
De door de klanten betaalde kosten heeft de acceptant gerestitueerd.
125
Case E1 (ICL) Een tuincentrum / bouwmarkt schaft augustus 1999 – dus 15 maanden na het besluit over de invoering van de euro - acht betaalautomaten aan bij ICL. De specificaties van de aangeschafte apparatuur zijn als volgt:
Leverancier betaalautomaat
ICL
Type betaalautomaat
PS201D (1 master, 7 slaves)
Telecommunicatieverbinding
X25 (Datanet 1)
Kassakoppeling
Ja
Onderhoudscontract
Nee
Pinnen
Ja
Chippen met Chipknip
Ja
Chippen met Chipper
Ja
EDC Maestro betalingen
Nee
Visa
Ja
Eurocard / Mastercard
Nee
Overige credit cards
Nee
De kosten van de aanschaf waren als volgt:
Aanschafprijs PS201D master
€ 1022
Aanschafprijs PS201D slave (7 maal € 722)
€ 5057
Combiprinter (8 maal € 294)
€ 2353
PS201 Kabel (8 maal € 22)
€ 174
SAM module Chipknip (8 maal € 23)
€ 182
SAM module Chipper (8 maal € 23)
€ 182
EFT Basis Software (8 maal € 145)
€ 1161
Installatiekosten (8 maal € 182)
€ 1452
Voorrijkosten
€ 68
Factuurbedrag ex BTW
€ 11.650
Gemiddelde prijs per betaalpunt
€ 1456
126
In augustus 2000 schaft de winkelier nog vier extra betaalautomaten aan bij ICL. De specificatie van deze apparatuur is identiek aan die van de acht eerder aangeschafte terminals. De prijzen zijn wel gestegen ten opzichte van het jaar daarvoor:
Aanschafprijs PS201D (4 maal € 734)
€ 2934
SAM module Chipknip Eurocompliant (4 maal € 27)
€ 109
SAM module Chipper Eurocompliant (4 maal € 27)
€ 109
EFT Basis Software Eurocompliant (4 maal € 182)
€ 726
Sleutels en security laden (4 maal € 41)
€ 163
EFT Cluster controller
€ 227
PS201 Kabel (4 maal € 22)
€ 95
Integratie module (4 maal € 68)
€ 272
Integratie kabel (4 maal € 34)
€ 136
Creditcard module (4 maal)
€0
Inbouw ISDN board
€ 235
Installatiekosten (4 maal € 152)
€ 608
Voorrijkosten
€ 71
Factuurbedrag ex BTW
€ 6681
Gemiddelde prijs per betaalpunt
€ 1670
De acceptant heeft geen onderhoudscontract, maar heeft wel een betaalautomaat als reserve. In 2000 treden de volgende service kosten op: € 107 vanwege configuratiewerkzaamheden. Voor telefonische support bij een storing wordt € 53 in rekening gebracht. In oktober 2001 worden onderdelen vervangen voor in totaal € 1660 door een blikseminslag. De betaalautomaten kunnen volgens ICL niet opgestuurd worden ter reparatie, maar dienen ter plaatse gerepareerd te worden.
127
In november 2000 worden de 8 als eerste aangeschafte betaalautomaten ge-upgrade voor de Euro. Hiervoor werden de volgende kosten1 in rekening gebracht:
Ombouw, upgrade SW (8 maal € 79)
€ 628
EFT Upgrade naar 5400 Euro versie (8 maal € 91)
€ 726
Chipknip SAM Euro versie Interpay (8 maal € 27)
€ 216
Chipper SAM Euro versie (8 maal € 27)
€ 216
EFT Integratie module (8 maal € 91)
€ 545
Kabel (8 maal € 45)
€ 363
Totale factuur
€ 2694
Kosten upgrade per betaalpunt
€ 337
Uiteraard constateert de winkelier dat hij € 337 (23% van de aanschafprijs) kwijt is aan het ‘klaarmaken voor de euro’ van zijn anderhalf jaar oude terminals. Hij vraagt zich af of hij zich die investering niet had kunnen besparen als de partijen in de aanbodketen zich wat eerder op de euro hadden voorbereid.
Hij vraagt zich ook af wat hij met de upgrade heeft gekocht. Voor de in augustus 2000 gekochte betaalterminals mag hij op grond van uitspraken van de Nederlandse bank verwachten dat ze tot minimaal augustus 2005 meegaan. Mag hij nu na de uitgave van € 337 per betaalpunt aannemen dat zijn eerder aangeschafte systemen gegarandeerd meegaan tot diezelfde datum? Of mag hij blij zijn als ze augustus 2004 halen?
Overigens verwacht de acceptant al eerder veranderingen. Hem is verteld dat X25 (Datanet 1) per 1 januari 2003 vervalt en dat hij dan hij genoodzaakt is over te stappen op ISDN. De acceptant vraagt zich af of er behalve KPN nog andere aanbieders van telecommunicatie zijn die door Interpay gecertificeerd zijn.
Door M&I ingevoegde toelichting: Vermoedelijk betreft het hier het uit de markt halen van de X-25 dienst door Rabo-facet. Als dat gebeurt, is KPN inderdaad de enige aanbieder van communicatie met betaalterminals over vaste verbindingen. Voor terminals die communiceren via het mobiele GSMnetwerk is er binnenkort de keus uit twee gecertificeerde telecom aanbieders: KPN Mobile en Ben.
1
Verschillen in vermenigvuldigingen door afrondingen.
128
Case F (Quality Equipment) Een openbare bibliotheek in een van de vier grote steden introduceert een concept van zelfbedieningsbalies voor zowel de uitleen als het terugbrengen van boeken. Boetes kunnen in die zelfbedieningsautomaten elektronisch worden afgerekend met Chipper of Chipknip. Om dat mogelijk te maken heeft de leverancier van de zelfbedieningsautomaten Autocheck een zogenaamde chipkaart-only terminal ingebouwd. Dit is een C-ZAM betaalunit (zonder eigen behuizing) voor unattended gebruik, ontwikkeld door Banksys en geleverd via de Nederlandse vertegenwoordiger Quality Equipment (QE). De bibliotheek heeft geen rechtstreekse relatie met QE en weet ook niet wat de componentenprijs 1 van de betaalterminal is. Een contract is afgesloten met de leverancier van de zelfbedieningsbalies voor de levering van 30 stuks, alle met ingebouwde betaalterminal. De totale waarde van het contract is rond de € 450.000. In september 2000 zijn 21 systemen geleverd. Sommige daarvan hebben nog geen geactiveerde betaalterminal omdat Interpay of Chipper zouden zijn gestopt met de uitgifte van niet euro-compliant SAMs. Later komen die wel beschikbaar, maar na de afronding van de levering van de 30 zelfbedieningssystemen blijkt dat 25 van de 30 spiksplinternieuwe systemen een niet volledig eurocompliant betaalunit bevat.
In december 2000 informeert de leverancier van de zelfbedieningssystemen de bibliotheek over de noodzaak van een euro-upgrade. Hij was daarover weer geïnformeerd door QE in een uitvoerige en gedetailleerde mailing die specifiek gericht was op het dealernet van QE. De kosten van de euro-upgrade worden tegenover de dealers van QE als volgt gespecificeerd:
Euro Chipper applicatie
€ 91
Euro Chipknip applicatie
€ 91
Laden en testen van software
€ 56
Administratieve verwerking
€ 68
Chipper en Chipknip Euro SAMs
€ 50
Totale kosten euro-upgrade
€ 356
Het blijkt dat het bovenstaande wordt gerealiseerd door het system board te verwisselen. De oude system boards worden naar QE gestuurd die daarin de nieuwe software plaatst. Dit impliceert dat het mogelijk is dat een vrijwel nieuw board wordt vervangen door een board dat al veel langer in gebruik is. 1
Door M&I geschatte aanschafprijs € 750 exclusief de kosten voor de software om de betaalterminal te koppelen met de uitleenbalie.
129
De dealer mag het bovenstaande QE-pakket voor € 216 in plaats van € 356 aanbieden op voorwaarde dat • de in gebruik zijnde SAMs worden geretourneerd vóór 1 februari 2002 • de dealer (en niet QE) de werkzaamheden op locatie uitvoert (en de eigen kosten daarvoor aan de prijs mag toevoegen) • de dealer een wisselvoorraad componenten (boards en SAMs) besteld en betaald (die na afronding van alle upgrade werkzaamheden weer worden ingenomen en verrekend) • en ervan uitgaande dat QE het upgradeproces kan afronden vóór juni 2001.
De bibliotheek geeft opdracht om de upgrade uit te voeren want een reëel alternatief is er niet. Na de upgrade blijken er talloze problemen te zijn ontstaan in de koppeling met het bibliotheeksysteem. Uiteindelijk blijkt dat er aanzienlijke aanvullende kosten moeten worden gemaakt om alles weer te laten werken. Deels komen die ten laste van de bibliotheek, maar een deel van de kosten komen terecht bij leverancier Autocheck. Uiteraard is dat geen goede aanpak om leveranciers van zelfbedieningssystemen aan te moedigen om technologie voor chippen in te bouwen in hun producten.
Als de euro-upgrade net achter de rug is, ontvangt Autocheck informatie over de procesgang voor het uit de markt nemen van Chipper. In het betreffende zelfbedieningssysteem blijkt het noodzakelijk maatregelen te nemen omdat er anders na 1 mei 2002 problemen zullen optreden. Het is daarom opnieuw nodig om de software aan te passen. Autocheck stuurt een aanvullende kostenopgave aan de bibliotheek van € 47 euro per betaalpunt, waarmee de bibliotheek akkoord gaat.
Door M&I ingevoegde opmerking: Voor in september 2000 geplaatste systemen zijn er dus drie keer softwarewijzigingen noodzakelijk geweest om chippen mogelijk te maken in de situatie vanaf 1 mei 2002. Een groot deel van de rekening is terecht gekomen bij de bibliotheek, dus een partij in de (semi-)over-heidssfeer. In deze case gaat het nog om een ‘launching customer’ en zijn de totale kosten voor de overheid te overzien. Maar het valt te verwachten dat de gemeentelijke overheid de komende jaren – net als de detailhandel – op grote schaal met elektronisch betalen te maken krijgt door de parkeermeter. Het onder controle houden van de aanpassingskosten voor elektronische betaalsystemen wordt daarmee niet alleen een zaak voor de detailhandel maar ook voor de gemeentelijke overheden.
130
Case G (SCAS en IPM) In 1997 laat een grote onderneming voor openbaar vervoer 230 betaalsystemen in bussen plaatsen. Daarnaast worden ongeveer een jaar later 50 soortgelijke betaalunits geplaatst in taxi’s van de onderneming. De terminals zijn alleen geschikt voor chippen, uiteraard met zowel Chipknip als Chipper.
Uiteraard moeten ook deze terminals in orde worden gemaakt voor de euro. De banken laten dit medio 2000 weten. Het OV-bedrijf schakelt daarvoor diverse leveranciers in. De uiteindelijke kosten blijken € 158 per terminal. Wel kan de busonderneming de 230 oude SAM’s nog inle-veren bij Interpay en Chipper, waarvoor het € 23 per SAM (1 keer Chipper en 1 keer Interpay, totaal € 46) terugkrijgt. Dat brengt de kosten op € 112 per terminal upgrade. Uitgaande van een aanschafprijs van € 1.300 per terminal is dat rond 10%.
De leverancier van de betaalunits in de taxi’s – Taxatronic – zorgt ook voor een oplossing. In dit geval moet een kaartlezer worden ge-upgrade die is geleverd door IPM (voorheen Landis & Gyr Communications, de leverancier van de telefooncellen van KPN Telecom.) Omdat het hier om een veel kleiner aantal terminals gaat en er voor de taxiomgeving specifieke software in de betaalunits zit, zijn de upgrade kosten per terminal (na inlevering van de SAM’s) € 268, d.w.z. ruim 50% van de aanschafprijs. De certificering wordt alleen gedaan voor Chipknip omdat Chipper toch wordt uitgefaseerd.
De onderneming voor openbaar vervoer verwacht dat na deze euro-upgrade de systemen weer 5 jaar meekunnen.
Door M&I ingevoegde opmerking: Het Openbaar Vervoer is in Nederland wel bezig met een eigen chipkaartsysteem. Een van de redenen is de voorkeur voor contactloze kaarten en de eis dat een check op geldigheid van een elektronisch ticket op een chipkaart heel weinig transactietijd mag vragen. Als alles volgens planning verloopt wordt de Chipknipterminal vóór de genoemde vijfjarige termijn vervangen. Zie www.translink.nl.
131
Case H (Bij terminalleveranciers shoppende winkelier) Een winkelier1 is klant van de RABO. Hij wil een nieuwe betaalterminal aanschaffen. De RABO adviseert hem te kiezen voor een CCV terminal en stuurt hem alle benodigde informatie. Maar hij schrikt van de prijs nadat hij offerte heeft aangevraagd. De winkelier begint zich af te vragen of CCV zijn enige keus is. Daarom neemt hij nogmaals contact op met zijn lokale RABO-vestiging. Deze vertelt hem dat hij ook zou kunnen kiezen voor een Ingenico terminal. De leverancier zoekt contact met die leverancier. Deze vertelt hem dat hij nog even zal moeten wachten, want de terminal blijkt nog niet door Interpay te zijn gecertificeerd2.
De winkelier zoekt verder. Hij krijgt via kennissen informatie over een C-Zam/Smash terminal van Banksys. Volgens de leaflet zou dit de meest moderne terminal op de markt zijn. En zou aanschaf hem goed op de toekomst voorbereiden. De website3 van leverancier Quality Equipment meldt ook dat de terminal “is ontwikkeld voor PIN, Chipper, Chipknip, credit cards, loyalty, euro, EMV, ITA, CLIP en CEPS”. Dat maakt in elk geval voldoende indruk om contact op te nemen met Quality Equipment die hem doorverwijst naar een dealer bij hem in de buurt (kassaleverancier Nuus). Hij vraagt daar offerte aan maar informeert eerst bij de RABO of aanschaf van een dergelijke terminal wel is toegestaan. De RABO meldt hem nu dat hij elke terminal mag kiezen, mits deze maar is gecertificeerd. Waarom men dan eerder een niet gecertificeerde Ingenico terminal aanraadt blijft onduidelijk. De Banksys terminal is volgens de RABO wel duurder dan een CCV terminal.
Case I (Thuisapparatuur voor chippen) Een consument maakt al jaren geregeld gebruik van zijn Chipper. Met name voor het parkeren op de Amsterdamse gracht is het betaalmiddel onmisbaar geworden want bij betalen in cash is de benodigde karrenvracht aan munten nauwelijks aan te slepen. De consument gaat dan ook in op een aanbod van de Postbank om voor € 7 een randapparaat te kopen – een zogenaamde Thuischipper 200 – waarmee de Chipper thuis over de telefoonlijn kan worden opgeladen. Op 1 maart 2001 koopt hij het apparaat op het naburige Postkantoor. De week daarop leest hij in de krant dat de Chippertechnologie zal verdwijnen. Troost is dat het apparaat voor het thuis opladen plezierig werkt, moeiteloos tussen telefoon en telefoonplug kan worden aangesloten en in elk geval zijn diensten kan bewijzen tot medio 2002 want dan zou volgens de krantenberichten de Chipper zijn verdwenen. De berichtgeving op de website van de Postbank versterkt dat vertrouwen: want
1
Tot nog toe waren alle cases een constructie van de gang van zaken in het verleden. Bij deze case I, en ook de volgende case J, is sprake van handelingen door winkelier respectievelijk consument die doelbewust zijn uitgevoerd ten behoeve van deze HBD-opdracht. 2 Voorzover M&I heeft kunnen nagaan is er nog steeds geen gecertificeerde Ingenico terminal met een Ingenico PIN-pad zoals daar reclame voor is gemaakt. Bij opbellen naar de Nederlandse Ingenico dealer wordt men doorverbonden met een call center in Schotland. E-mail berichten gericht aan Ingenico international met een verzoek om informatie worden niet beantwoord. 3 Informatie op de website van QE op 20 december 2001.
132
nog weken na de aankondiging van Chipper’s einde maakt de Postbank reclame voor zijn Thuischipper.
Toch blijkt die hoop ijdel. Op 30 augustus 2001 ontvangt de consument een brief van de Postbank met de mededeling dat alle Chipper-thuisdiensten per 1 januari 2002 zullen verdwijnen. Blijkbaar wil Postbank niet meer investeren in de euro-upgrade van zijn Chipper thuisdiensten. Royaal biedt de Potsbank een ‘gratis girofooncode’ aan als alternatief voor de Chipper diensten. Maar zo’n code heeft de consument uit deze case al en bovendien gebruikt hij het telebankierprogramma van de Postbank dat alle functionaliteit heeft van de girofoondiensten. Maar ondanks al die techniek thuis is hij de functionaliteit om zijn Chipper na 1 januari vanuit huis op te laden definitief kwijt. De Thuischipper lijkt na die datum alleen nog maar bruikbaar als saldolezer, waarbij zowel de Thuischipper als een door KPN telecom verspreide saldo-lezer voor Chipper na 1 januari het restbedrag op de chipkaart in guldens blijven aangeven.. Uiteraard is de Chipperbeurs nog wel van 1 januari 2002 tot 15 april te gebruiken op betaalpunten, zelfs zonder ook maar een handeling te moeten verrichten1.
Door M&I ingevoegde vraag: Voor toonbankbetaalapparatuur is een minimumlevensduur overeengekomen. Wordt er door de toezichthouder ook een minimumlevensduur vastgelegd voor thuisapparatuur?
Omdat de consument wel eens wil uitproberen of na E-day de euro echt van ons allemaal is geworden checkt hij of zijn twee elektronische beurzen ook werken bij de Brusselse metro tijdens zijn bezoek aan die stad in januari 2002. Beide kaarten worden naar Brussel meegenomen en de Chipknip is op 1 januari in een Chipknip oplaadapparaat omgezet van gulden naar euro. En jawel hoor: het saldo van de Chipknip blijkt feilloos in euro’s te worden weergegeven door de automaat op het Brusselse metro station. Maar het betalen met de Chipknip – sterk verwant aan de Belgische Proton beurs - lukt niet. Dezelfde ervaring2 heeft de consument bij de Belgische spoorwegen. Met Chipper betalen lukt al helemaal niet: geen enkele Belgische terminal reageert op de kaart.
Thuisgekomen wordt geprobeerd om in een computershop een doosje floppy discs ad € 3 met een elektronische beurs te betalen. Bij zowel Chipper als Chipknip meldt het display van de CCV PIN-pad “storing” terwijl in de winkel gezegd wordt dat Chippen mogelijk is. Even denkt de consument dat zijn Brusselse escapades de chipkaart hebben opge-
1
De Chipknip moest na 1 januari 2002 eerst aangeboden worden op een oplaadpunt om de kaart te kunnen gebruiken. Op dat moment werdt het saldo in guldens vervangen door een saldo in euro’s . 2 De automaat meldt overigens niet dat de verkeerde chipkaart wordt gebruikt. Na lang wachten verschijnt op het display van de automaat dat de consument een kaart in de automaat moet invoeren. Blijkbaar is de software niet in staat om een “verkeerde” kaart te herkennen, terwijl de ISO-7816 standaard dit probleemloos toe laat.
133
blazen1. Maar in de eerstvolgende parkeerautomaat blijkt er weer niets aan de hand. Blijkbaar kun je als consument je elektronische beurs nog steeds maar beter niet in combi-terminals gebruiken2. En heeft E-day daar niet veel aan veranderd. De toonbankinstellingen hebben wel veel geld uitgegeven om hun betaalsystemen euro-proof te maken voor Chipper. Maar zelfs voor de paar maanden waarin het Chippen nog zou moeten functioneren levert de combinatie van beide systemen problemen op en lijkt het voor de toonbankinstelling veel op “wel betaald, maar product niet geleverd”.
De consument vindt het wegvallen van de mogelijkheid om thuis zijn elektronische beurs te kunnen opladen vervelend. Bovendien informeert de Postbank hem dat hij straks een losse Chippas (gebaseerd op Chipknip technologie) zal krijgen naast zijn giropas. Die ontvangt hij inderdaad, maar het idee van twee passen spreekt hem niet aan en doet hem zoeken naar alternatieve mogelijkheden. De consument heeft ook nog een effectenrekening bij de ABN-AMRO met bijbehorend pasje. Tot nog toe werd dat pasje zelden gebruikt voor betalingsverkeer, en was het met name een reserve elektronische beurs voor het geval de Chipper kaart niet werkte op een betaalpunt.
Eerst laat de consument het restsaldo van zijn Chipperkaart halen op het postkantoor. Daar ziet hij tot zijn verwondering dat op een terminal op de toonbank dat restsaldo in guldens wordt uitgelezen en vervolgens wordt omgerekend naar euro’s! Terwijl elke detaillist in Nederland het guldenteken op zijn terminal moest laten vervangen door een euroteken, hoeft dat op het postkantoor blijkbaar niet.
Door M&I ingevoegde opmerking: De terminal op een postkantoor is geen standaard betaalterminal die communiceert met Interpay, maar een speciaal ontwikkelde terminal voor geldhandelingen van de Postbank. Hij communiceert rechtstreeks met die bank en zal voldoen aan specificaties die Postbank (en niet Interpay) heeft opgesteld. Omdat er in Nederland geen apart wettelijk kader is vastgesteld voor de euro-overgang kan niet gezegd worden dat hier iets is gebeurd wat niet is toegestaan. Maar het roept wel de vraag of het niet beter was geweest zo’n kader waar iedereen zich aan moet houden wel te maken. Dan was vermeden dat detaillisten 170.000 keer moesten investeren in een paar maandjes Chipper en een wijziging van het valutateken terwijl een 50% dochter van de Postbank mocht bezuinigen op Chipperspecifieke terminalaanpassingen. Een sticker op de terminal met de Latijnse spreek “Quod licet Iovi, non licet bovi” zou niet hebben misstaan. (Vrije vertaling: “Wat de god Jupiter is toegestaan, is niet zomaar toegestaan aan gewone stervelingen”.)
1
Als de chipkaartterminals in de Brusselse metro zijn geconstrueerd conform de internationale ISO7816 standaard mag dit opblazen niet gebeuren. 2 Harde statistische bewijzen ontbreken, maar het lijkt er op dat er zich de nodige problemen voordoen bij het chippen in zgn. combi-terminals. Op onbemande chip-only acceptatiepunten lijken er geen of veel minder problemen te zijn. De vraag mag worden gesteld welke verantwoordelijkheid de toezichthouder hier heeft. Volgens de Bankwet heeft de toezichthouder immers de taak toe te zien op het correct functioneren van de Nederlandse betaalinfrastructuur.
134
De consument promoveert zijn Chipknipkaart van ABN-AMRO nu tot meest gebruikte pasje voor het betalingsverkeer. Gelukkig bezit hij ook een thuisoplaadapparaat voor de Chipknip. Minder fraai dan de Thuischipper 200 van de Postbank en met een wat hobbyistisch uiterlijk dat je niet van “De Bank” zou verwachten. Ook blijft de kaart soms steken en moet je het plastic dan wat terugbuigen voor hij in de Chipknipper kan worden geschoven. Maar als dat lukt, werkt het apparaat functioneel even goed als het apparaat van de Postbank. Ook na E-day blijkt het thuisapparaatje te gebruiken. Bij de opgave van het saldo gaf het display altijd een getal zonder valutateken. Dat blijkt nu het juiste saldo in euro1 te zijn. Ook opladen is nog steeds mogelijk. Wel staat er voor het oplaadbedrag de tekst “Fl.”. Maar als de consument denkt dat hij “Fl. 25” oplaadt blijkt hij 25 euro te laden. En dat is ook het minimum oplaadbedrag geworden. Toch had het apparaat honderd procent euro-proof kunnen zijn, ook al is het al enige jaren oud. Als de check op het minimum oplaadbedrag aan de host was overgelaten2 en als de maker van het apparaat “Bedrag” als displaytekst3 had geprogrammeerd in plaats van “Fl.” was E-day helemaal perfect verlopen. En zonder bezoek van een monteur bij de consument thuis à raison van een paar honderd euro!
1
En zelfs een ooit door KPN Telecom verstrekte saldolezer (met Chipper logo!) blijkt in staat om het saldo van de Chipknip netjes in euro aan te geven. 2 En dus niet in het thuisapparaatje zelf was gecodeerd. 3 Er wordt hier niet gesuggereerd dat een dergelijke oplossing zonder valutateken goed was geweest voor toonbankbetaalapparatuur.
135
136
Bijlage B: Beslisschema
Om detaillisten te helpen die geen beroep kunnen doen op eigen expertise op het gebied van betaalterminals is een beslisschema opgesteld. Het schema moet het mogelijk maken om niet-optimale keuzen, zoals bij de euro-upgrade vaak noodgedwongen gedaan, te vermijden. In deze aanpak wordt begonnen met twee stappen voor de detaillist: 1. Informeer bij de eigen branchevereniging welke betaalterminals voor pinnen en /of chippen er op de markt beschikbaar zijn. (In dit rapport is het advies opgenomen zo’n informatiedienst aan de detailhandel op te zetten; er wordt ook aangeraden er een website voor te maken die hierna wordt aangeduid als de ‘HBD-website’ omdat het mogelijk een taak voor het HBD wordt) 2. Ga na wat de levensduur is geweest van de terminal die u moet of wilt vervangen. Is deze levensduur korter dan 5 jaar, kijk dan heel kritisch naar de relatie met uw bestaande leverancier want mogelijk is het dan beter van leverancier te wisselen. Probeer vervolgens te achterhalen wat de terminal u heeft gekost aan o aanschafkosten o onderhoudscontract o onderhouds- en reparatiekosten buiten het onderonderhoudscontract (voor zover het om niet-verwijtbare reparaties gaat; als u bent gaan voetballen met uw terminal mag u de daaruit voortvloeiende kosten niet meerekenen) o kosten voor eventuele upgrades en u neemt in deze berekening dus niet mee o de kosten van een abonnement met Interpay of andere betaalnetwerken o de kosten voor de transacties o de telecommunicatiekosten.
Bereken wat de terminal u heeft gekost per jaar door het berekende bedrag aan aanschaf + onderhoud + reparatie + upgradekosten te delen door het aantal jaren dat u plezier heeft beleefd aan uw terminal. Deze stappen worden gevolgd door het opvragen van informatie over de systemen die u als vervangende terminal zou kunnen aanschaffen. De brochures of HBD-website bevat de adressen van leverancierswebsites of telefoonnummers waar brochures, prijslijsten of offertes kunnen worden aangevraagd. Bedenk: vragen staat vrij.
137
Van belang is vervolgens om een keuze te maken voor het soort communicatieverbinding dat de terminal gebruikt. Voor niet-kassagekoppelde systemen heeft u de keus uit: • het gewone telefoonnet • een digitale telefoonlijn (ISDN) waarbij het digitale kanaal op een vergelijkbare manier wordt gebruikt als bij het gewone telefoonnet (ISDN-B) • een digitale telefoonlijn waarbij het digitale karakter optimaal wordt gebruikt (ISDN-D); dit levert snelheidswinst op, maar u moet er een apart abonnement voor afsluiten; omdat u bespaart op gewone ‘telefoontikken’ is het toch goedkoper vanaf zo’n 200 transacties per maand; de website • vanaf medio 2002 komen er talloze terminals op de markt voor het GSM-netwerk; die terminals kunt u gebruiken zonder dat er een draad aan vast zit.
Als u kiest voor een GSM-terminal moet u een keuze maken wie u kiest als telecommunicatieleverancier: KPN mobiel of Ben. Kijk ook goed naar de voorwaarden om eventueel te wisselen van telecomaanbieder, mocht u problemen ondervinden. Het is op dit ogenblik nog niet mogelijk een advies te geven omdat deze markt voor GSM-terminals nog in wording is.) In het volgende schema zijn alle stappen samengevat:
1: Vraag bij het HBD of branche-organisatie het complete overzicht op van gecertificeerde stand-alone terminals
3a: Vraag offertes aan of inventariseer het aanbod met behulp van websites of folders; vergeet de kosten van onderhoudscontracten niet
2: Evalueer levensduur van de te vervangen betaalterminal aan de hand van een overzicht van totale kosten
3b: Maak een keuze voor het communicatiekanaal: analoge netwerk / ISDN-B / ISDN-D / GSM of X-25 (en in toekomst IP)
3c: Maak keuze voor communicatieleverancier (alleen keuze KPN versus Ben bij GSM-net)
4. Bereken TCO en maak keuze voor leverancier; vraag zonodig definitieve offerte aan
138
Kijk extra kritisch naar continueren bestaande leveranciersrelatie indien levensduur te kort
5. Bewaar alle specificaties, folders, offertes, brieven en facturen voor de volgende levensduur evaluatie
Bereken zo mogelijk wat de terminal u de komende jaren gaat kosten aan de hand van modellen die op de HBD-website zijn opgenomen. De uitkomst zal niet alleen afhankelijk zijn van welk type terminal u gaat aanschaffen, maar ook van het aantal transacties dat er per maand in uw winkel plaatsvinden. In dat model zijn opgenomen • aanschaf + onderhoudskosten • raming van overig onderhoud en reparatie (zoveel mogelijk op ervaringsfeiten gebaseerd) • kosten abonnementen • kosten voor telecommunicatie • kosten voor supplies (zoals bonrollen en inktpatronen).
Maak dan een keuze uit de beschikbare mogelijkheden. Informeer bij collega’s naar ervaringen. U mag het advies van uw huisbankier mee laten wegen, maar bedenk dat het opvolgen van dergelijke adviezen in het verleden lang niet altijd de juiste keuze voorde detaillist opleverde. Kijk er dus kritisch naar en vraag uw bank welke acties men onderneemt om te garanderen dat hun advies ook voor u waar voor zijn geld oplevert. En na de keuze: bewaar alle facturen en rekeningen van uw betaalautomaat. Want het is verstandig om later te kunnen verifiëren of de totale kosten per jaar die u met het model heeft berekend straks ook uitkomen. De stap in het aanschafproces die hierboven als stap 2 is beschreven moet u over enige jaren met alle gegevens kunnen herhalen. Want bedenk: betaalterminals zullen niet het eeuwige leven hebben. En door snelle veranderingen in het elektronisch betalen gaan ze waarschijnlijk minder lang mee dan de 7 jaar gemiddeld van dit moment.
139
140
Bijlage C: Begeleidingscommissie en geïnterviewden
De begeleidingscommissie bestond uit:
Drs. M.T Osten-Offers, secretaris van de werkgroep betalingsverkeer van het HBD E. Prins, secretaris betalingsverkeer MKB-Nederland H. Kok, directeur Raad Nationale Detailhandel.
Daarnaast werden de volgende personen geïnterviewd:
A. van Diem, Banksys Nederland B.J. Postelmans, KPN Telecom Drs. J.M. Zandee, Interpay Nederland Drs. L.P. Couvreur, Ministerie van Financiën / Euroteam Drs. M.G. van Steden, Koninklijke Nederlandse Slagersorganisatie E. Schouten, SyntiQ International F. Ceuterick, Electronic Payment Certification Institute, Brussel G. Schuiling, Kantoor- en Afrekensystemen KAS B.V. H.J.L. Bussel, Alphyra Ing. R. Jorritsma, Interpay Nederland Ir. A.A.J. van der Bruggen, CCV Ir. J.B.I.M. Snijders, Interpay Nederland Ir. R. Regensburg, Getronics Consultancy (projectleider euro-upgrade KPN Payphones) Ir. S. Lelieveldt van S. Lelieveldt Consultancy Ir. T. de Regt, Magna Carta J. Hendriksma, Fujitsu (voorheen ICL) J.C. Schenk, EFT Systems Nederland J.G. van der Steen, Vereniging Nederlandse Petroleum Industrie J.H. Hansma, area manager KPN Telecom, afd. Corporate Networks K. Klomp van KKConsultancy K. Selzer, afd. strategie en ontwikkeling betalingsverkeer Österreichische Nationalbank Mr. P.C.M. Bijlenga, Ministerie van Economische Zaken P. Hagemans, beleidsmedewerker Horeca Nederland
141
P. Moreau, Alphyra P.A.J. Vincken, CCV S. Sleusner, Think-ING
Naast bovengenoemde personen hebben talrijke detaillisten materiaal aangeleverd voor de case-beschrijvingen en de respons op de RND-enquête. Met een aantal van hen werd op locatie gesproken. Anderen zijn telefonisch en/of schriftelijk benaderd. Gegeven de anonimiteit van de cases en de enquêteresultaten worden hun namen hier niet vermeld. Maar een speciaal woord van dank is hier op zijn plaats.
142
Bijlage D: Mailings aan de detailhandel
Mailing van Interpay aan haar contractanten (juni 2000)
Interpay Nederland B.V. Postbus 30501 3503 AH UTRECHT Telefoon (030) 283 59 99 De heer F. Voorbeeld Voorbeeldstraat 1 1039 EE VOORBEELDSTAD
Utrecht, juni 2000
Betreft: Uw betaalautomaat moet worden aangepast voor de euro
Geachte heer, mevrouw,
Het Nationaal Forum voor de introductie van de euro heeft besloten dat vanaf 1 januari 2002, E-day, alle 200.000 betaalautomaten in Nederland van het ene op het andere moment euro’s moeten verwerken. Daarvoor dienen, binnen nu en anderhalf jaar, alle betaalautomaten te worden aangepast voor de euro. Dit betekent dat u nu al moet regelen dat uw betaalautomaat vóór 1 januari 2002 geschikt is voor de euro.
Van uw betaalautomaatleverancier krijgt u binnenkort een aanbieding om uw betaalautomaat aan te laten passen of - als het niet anders kan - te laten vervangen.
Als uw betaalautomaat niet is aangepast voor de euro, kunt u na 1 januari 2002 geen elektronische betalingen meer accepteren met PINpas, Chipknip, Chipper, Eurocard/MasterCard, VISA, Maestro, Prime Line en Comfort Card. En dat is niet alleen lastig voor uw klanten, het kan ook heel nadelig zijn voor de omzet van uw bedrijf. Alle reden om snel op de aanbieding van uw betaalautomaatleverancier te reageren.
143
Wij adviseren u nadrukkelijk om de aanpassing van de betaalautomaat vanaf nu hoge prioriteit te geven. Wat dat precies inhoudt? Dat leest u in bijgaande folder. Daarin geven wij ook een antwoord op de meest gestelde vragen over de betaalautomaat en de euro.
Tot slot: U zorgt er voor, samen met uw betaalautomaatleverancier, dat uw betaalautomaat tijdig wordt aangepast voor de euro. Interpay zorgt er uiteraard voor dat het transporteren en verwerken van de elektronische transacties in euro’s vanaf 1 januari 2002 probleemloos verloopt.
Met vriendelijke groet, Interpay Nederland B.V.
144
Mailing van CCV aan haar contractanten (augustus 2000)
De heer F. Voorbeeld Voorbeeldstraat 1 1039 EE VOORBEELDSTAD
Arnhem, 14 augustus 2000
Referentie:
MW0401/A
Telefoon:
0800-0250018
Internet:
www.ccv.nl
Betreft:
Euro
DE EURO, JE KUNT ER MAAR BETER KLAAR VOOR ZIJN!
Geachte heer, mevrouw,
Vanaf 1 januari 2002 wordt in Europa de euro ingevoerd. Francs, marken, lires en guldens behoren vanaf dat moment tot het verleden. Ook in uw bedrijf zal die wijziging onmiskenbaar zijn, want niet alleen op de biljetten die over de toonbank gaan zal de euro zich laten zien. Ook het pinnen en chippen dient na 1 januari 2002 volledig in euro’s plaats vinden.
Dat betekent nogal wat, want elektronisch betalen is in ons land een goede gewoonte geworden. Snel, veilig en zeker. Een gewoonte ook, die zowel u als uw klanten niet meer willen missen. Ook niet na de invoering van de euro.
De overgang naar de euro is een enorme operatie. Bancair, fiscaal, administratief, maar ook als het gaat om het dagelijkse betalingsverkeer via PIN en chip. Er moet veel gebeuren om het pinnen en chippen in euro’s adequaat voor alle betaalautomaten binnen de gestelde termijn mogelijk te maken.
….
145
Om uw huidige terminal euro geschikt te maken dan wel te vervangen doet CCV u de [in eerste instantie] volgende aanbieding ………………. [tekst in de brief afhankelijk van de situatie; zie de beschrijving van de opties A, B, C en D in het hoofdrapport; een door CCV opgesteld schematisch overzicht is na deze brief opgenomen.]
Door de grote logistieke omvang van deze euro operatie vragen wij u CCV opdracht te geven voor 1 oktober 2000. U kunt geld besparen door hieraan mee te werken, omdat wij voor opdrachten ontvangen na 1 oktober 2000 ƒ 200,- (€ 90,76) meerkosten in rekening brengen. Voor opdrachten ontvangen na 1 januari 2001 zullen wij ƒ 400,- (€ 181,51) meerkosten in rekening brengen.
[onderstaande alinea opgenomen in brieven waarin een vervangende terminal werd aangeboden] Doordat CCV nauw samenwerkt met KPN Telecom op het gebied van datacommunicatiediensten kunnen wij u [naast de terminal voor het standaard telefoonnet] een interessante ISDN/Digi-Access aanbieding doen. Met Digi-Access verlopen uw pintransacties in uw zaak sneller en goedkoper. ISDN is daarnaast een uiterst snelle, betrouwbare en voordelige manier om tegelijkertijd te bellen, te faxen, te pinnen en toch bereikbaar te blijven. In bijgaande brochure leest u er alles over. Indien u kiest voor ISDN/Digi-Access kunt u nu gebruik maken van een aantrekkelijke financieringsconstructie waarbij de mogelijkheid bestaat om uw betaling te spreiden over 36 maanden. Voor deze integrale OMNI2250 ISDN-oplossing worden u de volgende keuzes aangeboden (geldig tot 1 oktober 2000): ……..
De kosten van het aanpassen voor acceptatie van de euro vallen niet onder de bestaande servicecontracten en zijn exclusief BTW.
Indien wij uw opdracht na 1 januari 2001 ontvangen, kunnen wij u helaas niet garanderen, dat uw betaalautomaat op 1 januari 2002 geschikt is om eurobetalingen te verwerken.
Wij adviseren u zich tijdig op de euro voor te bereiden; dat bespaart u onnodige kosten en u voorkomt daarmee het risico dat uw klanten per 1 januari 2002 bij u niet meer kunnen pinnen en chippen. Indien u bijgaand antwoordformulier gebruikt voor uw opdracht en eenmalige incassomachtiging zorgt CCV dat u tijdig klaar bent voor de euro. De afschrijving vindt plaats direct na de aanpassing of vervanging.
Met vriendelijke groet, CCV Services B.V.
146
CCV Europrojectteam
P.S. Voor meer informatie kunt u ook onze internetsite raadplegen: www.ccv.nl
Bijlagen:
- Antwoordformulier - Retourenvelop - Leaflet OMNI2250 - Brochure Digi-Access - Lease-aanbieding
147
Door CCV opgesteld schema voor de 4 opties A, B, C en D
Noot: Door M&I/Partners zijn enkele wijzigingen aangebracht ter verduidelijking. De essentie van de door CCV verstrekte informatie is niet veranderd.
148
Mailing van Getronics aan haar contractanten (september 2000)
Getronics Nederland BV 1102 CT Amsterdam Nederland Tel: +31-20-430 6777 Fax: +31-20-430 6888 http://www.getronics.nl De heer F. Voorbeeld Voorbeeldstraat 1 1039 EE VOORBEELDSTAD
1 september 2000 Referentie
: Euro2A
Onderwerp
: De Euro en uw betaalautomaat!!
Geachte heer, mevrouw,
Vanaf 1 januari 2002 zullen alle betaalautomaten in Nederland alleen euro’s accepteren. Een deel van de betaalautomaten van Getronics is al eurogeschikt, echter uw betaalautomaat dient nog te worden aangepast.
Om uw Telepas III of IV betaalautomaat eurogeschikt te maken is een euro-upgrade nodig. Met deze euro-upgrade voldoet uw betaalautomaat tevens aan de nieuwste specificaties voor betaalsystemen zoals die in Nederland van kracht zijn. De specificaties van Interpay zijn overigens voor alle betaalautomaten op de Nederlandse markt gelijk.
Nb. Met een euro-upgrade zal uw betaalautomaat tot en met 31 december 2001 in guldens blijven afrekenen. Vanaf E-day, 1 januari 2002, 00:00 uur zal uw betaalautomaat automatisch overgaan op de euro’s. Na 00:00 uur kan Interpay alleen maar transacties accepteren in euro’s.
149
Geeft u voor 15 september 2000 opdracht voor aanpassing voor de euro dan krijgt u ƒ 150,- (€ 68,07) korting en betaalt u ƒ 495,- (€ 224,62). Hiermee profiteert u van deze korting en bent u verzekerd dat uw betaalautomaat vanaf 1 januari 2002 in euro’s werkt. (De genoemde prijzen zijn exclusief BTW).
De opdracht voor de euro-upgrade geeft u met het antwoordformulier. Deze kunt u met de bijgevoegde antwoordenveloppe aan Getronics retourneren (een postzegel is niet nodig). Een opdracht op een andere wijze wordt niet in behandeling genomen.
Indien u deze eenmalige aanbieding voor 15 september 2000 retourneert zal uw opdracht voor de euro-upgrade voor september 2001 uitgevoerd worden. Dit volgens de richtlijn van Interpay Nederland.
Reageert u na 15 september 2000 dan vervalt de korting. Tevens kan Getronics u dan niet garanderen dat uw betaalautomaat op tijd geschikt is voor de euro!
De euro-upgrade is alleen voor de betaalautomaat. Het laten aanpassen van randapparatuur gekoppeld aan de betaalautomaat, zoals bijvoorbeeld de kassa, is de verantwoordelijkheid van u en de desbetreffende leverancier.
Voor meer informatie kunt u terecht op de website: http://www.telepas-euro.com of op het gratis telefoonnummer: 0800 – TELEPAS (is 0800 – 8353 727). Daarnaast hebben wij in de bijlage aanvullende informatie opgenomen.
Met de euro-upgrade kunt u met een minimale investering de komende jaren optimaal gebruik blijven maken van uw betaalautomaat.
Hoogachtend,
W.J. Groot Euro Project Manager Getronics Roll-out Services
Bijlage: Antwoordformulier Antwoordenveloppe Aanvullende informatie
150
Mailing van KAS aan haar contractanten (februari 2001)
De heer F. Voorbeeld Voorbeeldstraat 1 1039 EE VOORBEELDSTAD
Amersfoort, februari 2001 Betreft: Uw betaalautomaat en de euro Referentie: 85ER01 Geachte heer/mevrouw, De EURO staat voor de deur. Vanaf 1 januari 2002 moet ook uw betaalautomaat de EURO kunnen verwerken. Wilt u op tijd klaar zijn voor de EURO, dan moet u NU een beslissing nemen. De ontwikkelingen in het betalingsverkeer gaan razendsnel. In het belang van onze klanten hebben wij gezocht naar de hiervoor best denkbare oplossing. KAS B.V. wil u bewust twee mogelijkheden voorleggen, zodat u voor uw specifieke situatie de meest logische keuze maakt.
Zoals bekend bestaat uw huidige betaalautomaat (Nicepay) reeds meer dan vijf jaren in de Nederlandse markt. Wij kunnen deze terminal Euro geschikt voor u maken, waarbij u uit moet gaan van nieuwe terminal software en het fysiek vervangen van het PINPAD (de automaat waar de klant de pas doorhaalt). Door deze aanpassing bent u verzekerd van een betaalautomaat die op 1 januari 2002 automatisch overschakelt naar de EURO. Gezien de ontwikkelingen in de markt van elektronisch betalen, welke in de komende jaren sneller zullen gaan dan ooit en de leeftijd van de betaalautomaat hebben wij ook gezocht naar een toekomstvast alternatief. Wij hebben gekozen voor de Banksys betaalautomaat C-ZAM/SMASH. Deze nieuwe generatie betaalautomaat biedt voor de komende jaren een toekomstvaste oplossing. Banksys is een toonaangevende leverancier op de Europese markt en is nauw betrokken bij alle Europese ontwikkelingen op het gebied van het elektronisch betalingsverkeer, welke ook op niet al te lange termijn voor Nederland zullen gaan gelden. Deze nieuwe betaalautomaat kunt u aanschaffen of u kunt kiezen voor een zeer voordelige huuroptie.
151
De volgende opties zijn mogelijk. …………………………. [Voor een omschrijving van de opties zie case beschrijving C1 en C2] Planning KAS en Banksys zijn begin 2001 gestart met de voorbereidingen voor de euro installaties & upgrades. In totaal dienen wij bijna 15.000 betaalautomaten te voorzien van de genoemde functionaliteit. U zult begrijpen dat deze omzetting een bijzonder grote operatie betekent, vandaar ook dat wij vanaf maart aanstaande met alle noodzakelijke aanpassingen willen beginnen om te komen tot een succesvolle implementatie van de Euro vóór oktober 2001. Om te komen tot een structurele planning verzoeken wij u uiterlijk voor 15 maart 2001 KAS opdracht te geven voor de Euro omzetting, zodat u er vanuit kunt gaan dat u tijdig over de vereiste eurofunctionaliteit beschikt.
U kunt zich aanmelden door het bijgaande bestelformulier, geaccordeerd, zo snel mogelijk aan ons te retourneren. De hier genoemde tarieven gelden tot maart aanstaande. Mocht voor deze datum nog geen opdracht verstrekt zijn, dan kunnen wij helaas geen garantie meer geven op een tijdige implementatie van de eurofunctionaliteit op uw betaalsysteem én tegen de hier genoemde tarieven. Wij vertrouwen erop u hiermede voldoende te hebben geïnformeerd en zien uit naar uw opdracht. Mochten er naar aanleiding van deze brief onverhoopt nog vragen zijn, kunt u voor meer informatie ook contact opnemen met 0900-9007001 (ma-vr van 8.30 uur tot 17.30 uur; 44cpm).
Met vriendelijke groet, G. Schuiling Projectmanager Euro KAS B.V. Bijlage(n): Voorwaarden levering en betaling Bestelformulier (incl. Portvrije retourenvelop) Folder Banksys terminal
152
Bijlage E: Juridische aspecten
Algemeen Het Ministerie van Financiën zet in Nederland de specifieke wettelijke kaders voor de financiële sector uit. Zij bereidt de speciale wetten over de financiële markten en instellingen voor. Controle op hun handhaving vindt plaats door toezichthouders, die op hun beurt ressorteren onder het Ministerie van Financiën. Meerdere instellingen zijn met sector specifiek toezicht belast, te weten : - De Nederlandsche Bank (DNB) - Stichting toezicht effectenverkeer (STE) - Verzekeringskamer (VK) - Raad van financiële toezichthouders (RFT). Vanaf 1 januari 2000 staat de financiële sector ook onder toezicht van de NMa. Concentraties, misbruik van machtsposities en kartels in de financiële sector worden door NMa op mededingingsrecht onderzocht en beoordeeld. Wanneer banken of aanbieders van bankproducten internationale activiteiten ontplooien, krijgen ze te maken met grensoverschrijdende toezichthouders. Binnen de Europese Unie betreft dit het Raadgevend Comité voor het bankwezen (BAC, Banking Advisory Committee), het Verzekeringscomité en het Comité op Hoog Niveau van Effectentoezichthouders. Op bredere internationale schaal zijn de ‘Bank for International Settlement’ (BIS), IAIS voor verzekeringstoezicht, en IOSCO voor effectentoezicht actief.
Huidige situatie regulering betaalautomaten in Nederland Specifieke wettelijke voorschriften voor betaalterminals kent Nederland niet. Wel spreekt de Bankwet 1998 in algemene bewoordingen van een wettelijke taak inzake betalingsverkeer voor de Nederlandsche Bank. Artikel 4 lid 2 luidt derhalve: ‘De Bank heeft tot taak het bevorderen van de goede werking van het betalingsverkeer.’
Uit de Memorie van toelichting bij dit artikel kan men het volgende opmaken: 1. de DNB heeft een wettelijke nationale taak gekregen op het gebied van betalingsverkeer 2. deze nationale taak sluit aan bij de taak die DNB op grond artikel 3 lid 1, onder e van het EG-Verdrag.
De memorie noemt 2 oorzaken voor het feit dat er in deze wet een aan het Verdrag gelijkluidende taak voor de Bank is opgenomen. Deze genoemde oorzaken zijn:
153
•
•
Een goed verlopend betalingsverkeer is van (algemeen) belang1 De invulling van de ESCB-taak, die met name op het grensoverschrijdende betalingsverkeer doelt, is nog onzeker 2
Europese regulering betaalsystemen Regulering van betaalinfrastructuren heeft al geruime tijd de aandacht van de Europese regelgever. In dit verband zijn te noemen: • • • •
Aanbeveling 97/348/EG:3 Studie inzake implementatie aanbeveling 97/348/EG4 Advies Europese Centrale Bank van 26 oktober 20015; Verordening EP en Raad betreffende grensoverschrijdende betalingen in euro van 19 december 20016.
De laatstgenoemde Verordening die per 19 december 2001 rechtstreekse werking voor lidstaten heeft, schrijft het beginsel van gelijke kosten voor grensoverschrijdende betalingen vanaf 1 juli 2002 voor. Daartoe dienen de betalingsinstellingen vooraf haar klanten in te lichten over de kosten van grensoverschrijdende betalingen. De onderliggende infrastructuur voor betalingssystemen dient dan ook overeenkomstig te worden aangepast. Het advies van de ECB leidende tot de Verordening, onderschrijft de noodzaak tot uniformering van systemen en spreekt van ‘noodzakelijk infrastructurele aanpassingen’ om grensoverschrijdende betalingen binnen de EU gelijk te trekken. 7
1 TK, 1997-1998, 25 719, nr. 3, pag 19: “De reden voor het separaat opnemen van de nationale taak is dat, ook afgezien van de taak van de Bank als onderdeel van het stelsel, het van belang is dat de Bank bij haar niet stelsel werkzaamheden de bevordering van de goede werking van het betalingsverkeer nastreeft. Voor opname van de nationale taak pleit tevens dat wetgeving wordt overwogen om te voorzien in bevoegdheden van de Bank op het gebied van betalingsverkeer. De reden voor het overwegen van wetgeving is dat de snelle technologische ontwikkeling omvangrijke, centrale verrekenings- en betalingsystemen mogelijk maakt.” 2 TK, 1997-1998, 25 719, nr. 3, pag 19: “Dit komt voort uit het feit dat nog niet met zekerheid kan worden voorzien op welke wijze en tot in welk detail de Europese Centrale Bank haar bevoegdheden (artikel 22 van de ECB-statuten) zal benutten om verordeningen vast te stellen voor verrekenings- en betalingssystemen. Gelet hierop is de ruimte en noodzaak voor eventuele nationale bevoegdheden onzeker.” 3 ‘Aanbeveling van de Commissie van 30 juli 1997 betreffende transacties die met een elektronisch betaalinstrument worden verricht, in het bijzonder inzake de betrekking tussen uitgever en houder’, 97/489/EG, PB L 208 van 2 augustus 1997, p. 0052-0058. 4 ‘Study on the implementation of Recommendation 97/489/EC concerning transactions carried out by electronic payment instruments and in particular the relationships between holder and issuer’. Zie: http://europa.eu.int/comm./internal_market/en/finances/payment/instrument/study.htm 5 ’Advies van d Europese Centrale Bank van 26 oktober 2001 op verzoek van de Raad van de Europese Unie inzake een voorstel voor een verordening van het Europese Parlement en de Raad betreffende grensoverschrijdende betalingen in euro’, 2001/C 308/15. 6 Verordening (EG) Nr. 2560/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 19 december 2001 betreffende grensoverschrijdende betalingen in euro. 7 Zie overweging 6.
154
Vragen naar aanleiding van dit HBD-onderzoek De bevindingen van het rapport geven voor de detailhandel onder meer aanleiding tot de volgende vragen: 1) Heeft DNB in dit euro-upgrade dossier aan haar toezichthoudende taak overeenkomstig artikel 4 lid Bankwet voldaan? 2) Aan wie en wanneer heeft DNB verantwoording afgelegd voor het gevoerde beleid inzake dit dossier? 3) Waar is het in artikel 4 lid 2 Bankwet bedoelde toezicht nader uitgewerkt? 4) Waarom is er geen nader wettelijk toezichtskader voor specificering en certificering, gezien het algemeen publieke belang van een goede werking van betaalautomaten? Hoe past dit binnen het wetsvoorstel ‘Hervorming van het toezicht op de financiële marktsector’1? 5) De bij de Bankwet behorende memorie van toelichting2 spreekt van het opnemen van nadere wetgeving inzake bevoegdheden van de DNB op het gebied van betalingsverkeer. Wat is de status van dit voornemen? Is hierover al schriftelijk contact geweest tussen het Ministerie en DNB? Wat zijn hierover de gemaakte afspraken dan wel knelpunten? 6) Wat zijn de bevoegdheden van de ECB op basis van artikel 22 van de ECBstatuten inzake betaalsystemen? Zijn deze al nader uitgewerkt dan wel wanneer kan men deze verwachten? 7) De reeds geldende Europese Verordening van 19 december 20013 geeft aan instellingen per 1 juli 2002 de verplichting om vooraf consumenten inlichtingen te verschaffen over de kosten van grensoverschrijdende betalingen. Hoe is de informatieverschaffing inzake kosten voor binnenlandse betaling aan de consumenten geregeld? 8) Welke acties heeft de geldende Europese Verordening van 19 december 2001 voor Nederland tot gevolg? In hoeverre wenst de regering aan te sluiten bij de harmonisering van betaalsystemen overeenkomst de EC doelstelling? Welke toekomstige gevolgen heeft dit voor de Nederlandse infrastructuur voor betaalsystemen? 9) Is de Minister van Financiën voornemens een nadere uitwerking van een toezicht op betaalsystemen in het aangekondigde wetsvoorstel ‘hervorming van het toezicht op de financiële marktsector’ op te nemen?
Noot: Deze bijlage is op 2 april 2002 afgerond. Ontwikkelingen na die datum zijn niet in deze bijlage verwerkt.
1
zie ook: TK, 2001-2002, 28 122, nr.3. pag.7. TK, 1997-1998, 25 719, nr. 3. Verordening (EG) Nr. 2560/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 19 december 2001 betreffende grensoverschrijdende betalingen in euro, PL 344/13 van 28.12.001. 2
3
155
156
Bijlage F: EMV-migratie in andere landen
In veel Europese landen zijn plannen opgesteld om de nationale bankpassen opnieuw uit te geven op basis van (een variant van de) internationale EMV-standaard. Hieronder volgen drie voorbeelden. De gebruikte input is grotendeels uit 2001.
EMV-migratie in Frankrijk In Frankrijk is vanaf 1993 een eerste generatie chipkaarten uitgegeven (de zogenaamde B0’-kaarten). De Franse chipkaart heeft onze ‘PIN-functionaliteit’. Voor de elektronische beurs lopen er pilots, maar is er geen nationale roll-out. Dat zal vermoedelijk ook zo zijn in de nabije toekomst want in het onderstaande schema is nog geen rekening gehouden met een elektronische beurs als toevoeging op de Franse chipkaart. Vervanging van bestaande B0’-kaarten is noodzaak voor de Franse banken in verband met fraude problemen met die eerste generatie kaarten. De chips hebben – naar huidige standaarden een te zwakke beveiliging. In beveiligingscontext moet men er ook rekening mee houden dat veel kaartbetalingen in Frankrijk off-line gebeuren.
In onderstaand schema (afkomstig van het Franse Cartes Bancaires) is de planning voor veranderingen van toonbankbetaalterminals en bankpassen aangegeven.
157
Conclusies uit het schema: • op 1 juli 2003 zullen alle oude Franse kaarten gemigreerd zijn naar een nieuwe veiliger chipkaartarchitectuur (opnieuw voorzien van de B0’ applicatie, maar nu in een veiliger variant) • op 1 januari 2002 moeten alle POS-terminals EMV-proof zijn, en moet elke terminal in staat zijn zowel de nieuwe Franse kaarten te lezen als EMV-kaarten • de totale migratie-periode beslaat rond de 5 jaar: start begin ’98 (opstellen specificaties) tot medio 2003 • vanaf medio 2003 start een volgende migratieperiode en plant men om voor de nationale kaartuitgifte volledig over te gaan op de EMV-standaard.
EMV-migratie in België In België is op E-day de magneetstrip al volledig uit het beeld verdwenen en vervangen door de chip voor het equivalent van ons pinnen (Bancontact / Mister cash). Chipgebruik voor pinnen is wel gebaseerd op een nationale Belgische standaard. De chip wordt, net als in Nederland, ook gebruikt voor de Belgische elektronische beurs (Proton). Er zijn uitgewerkte plannen om alle toonbankterminals en kaarten te laten migreren naar EMVproof systemen, zoals onderstaand schema aangeeft. Voor bankpassen wordt daarbij gebruik gemaakt van een nieuw chipontwerp (R4). Q3, 2001
Q4, 2001
Q1, 2002
Q2, 2002
EMV online acquiring on ATM Specification
devel + integration
Q1, 2003
Q2, 2003
Q3, 2003
R4 program schedule ATM field test
ATM rollout
BKS 29
devel + integration accept + certif.
R4CC pilot issuing
mass issuing
BKS 30
EMV online acquiring on CZS generic protocol Specification
Q4, 2002
BKS 29
accept + certif.
R4 credit cards issuing Specification
Q3, 2002
Specification
devel + integration
R4 debit cards issuing Specification
accept + certif.
CZS field test
CZS rollout
BKS 31
devel + integration accept + certif.
R4DC pilot issuing
mass issuing
Uit het schema blijkt dat rond 2002 / 2003 een groot deel van de migratie is gepland.
158
EMV-migratie in Oostenrijk Oostenrijk is net als België goed vergelijkbaar met Nederland qua omvang en organisatie van het betalingsverkeer. APSS (Austrian Payment System Services) is vergelijkbaar met Interpay. Net als in België is inmiddels een volledig chip-gebaseerd systeem ingevoerd voor pinnen (EC-Karte met PayChip) en chippen (Quick).
Voor de volgende generatie betaaltechnologie zijn plannen opgesteld om 60.000 toonbankbetaalautomaten om te bouwen naar EMV. Daaraan voorafgaand moeten alle gelduitgiftesystemen ook zijn omgebouwd. Eind 2004 moet de ombouw van de toonbankbetaalsystemen zijn afgerond. Vanaf midden 2003 tot einde 2004 worden volgens de planning de huidige debetkaarten met een nationale standaard (PayChip) omgezet naar op EMV-gebaseerde kaarten.
Conclusie voor Nederland In de behandelde Europese landen wordt een volledige uitfasering van magneetstriptechnologie en overgang naar een internationale EMV-standaard gepland in de jaren 2003 / 2004. Dat maakt het heel onwaarschijnlijk dat Nederland zijn huidige technologie voor het nationale betaalsysteem kan handhaven tot het jaar 2010.
159
160
Bijlage G: Het ITA concept van Interpay
In deze bijlage wordt feitelijke informatie gegeven over het ITA 1-concept van Interpay. Het ITA concept maakt gebruik van technologie die door het bedrijf SyntiQ International2 wordt geleverd. Deze bijlage is opgesteld met behulp van informatie die door deze leverancier is aan geleverd. Er wordt hier geen oordeel over de ITA-technologie uit gesproken. Doel van deze bijlage is het geven van feitelijke informatie.
ITA is gebaseerd op het SyntiQ-Pay concept van SyntiQ International. SyntiQ-Pay is een combinatie van software en hardware op SIM-kaart formaat, hetzelfde formaat als de SIM-module in een GSM-telefoon (het zogenaamde ISO ID-000 formaat). Betaaltoepassingen stellen wel veel hogere hardware eisen aan zo’n SyntiQ-Pay module dan bij de SIM module voor het GSM-netwerk. SyntiQ-Pay kan gezien worden als de intelligente kern van een betaalterminal in klein ID-000 formaat: de processingcapaciteit die door de chip(s) in een standaard terminal wordt geleverd, zit nu in die ene SyntiQ-Pay module. SyntiQ-Pay creëert een onafhankelijke omgeving in de betaalterminal en bevat alle beveiligingsmodules en software voor de verschillende betaalproducten.
Het ITA-concept van Interpay wordt gerealiseerd door de huidige betaalfunctionaliteit in de Nederlandse betaalterminal (PIN, Visa, Mastercard en Chipknip) in zo’n SyntiQ-Pay module op te nemen. De huidige SAM’s3 worden ook geïntegreerd met die module. De Syntiq-Pay module voorziet daarnaast in de mogelijkheid andere applicaties toe te voegen. Daarbij moet gedacht worden aan een mee te leveren EMV-applicatie (om te kunnen pinnen met een EMV-chipkaart) of loyaltyprogramma’s (elektronische spaarkaarten). Ook is het mogelijk 4 een tweede SyntiQ-Pay module (bijvoorbeeld met een eigen loyalty applicatie van een retailketen) bij te plaatsen. Een SyntiQ-Pay module functioneert los van de andere software in de automaat. De koppeling met de kassa kan bijvoorbeeld de verantwoordelijkheid blijven van de huidige terminalleverancier en deze zal die koppeling vermoedelijk ongewijzigd laten. Met SyntiQ-Pay (en dus met ITA) kunnen eventuele problemen in de betaalsoftware van de terminal door een helpdesk op afstand worden on-
1
ITA staat voor Interbancaire Terminal Architectuur. Het bedrijf Syntiq International is in 2001 opgericht en is een spin-off van enkele jaren ontwikkelingswerk door Interpay (investering in de orde van € 20 miljoen). Het bedrijf is op dit moment 100% eigendom van Interpay, maar men is in gesprek met andere partijen om in SyntiQ International te participeren. SyntiQ Interntional stelt zich als doel de ontwikkelde SyntiQ-Pay technologie verder te ontwikkelen en wereldwijd te vermarkten. Verdere informatie kan worden gevonden op www.syntiq.com. 3 Secure Application Module: hierin wordt de met de beurs betaalde waarde opgeslagen tot het moment van afstorten. Het betekent dat ITA ook van toepassing is op chip-only terminals. 4 Mits de terminal dit ondersteunt. 2
161
derzocht en hersteld. Nieuwe of gewijzigde algemene en beveiligingsapplicaties kunnen op afstand worden gedownload.
Als voordelen van het ITA concept worden de volgende punten genoemd: • een kortere time-to-market voor nieuwe of aangepaste functies op de betaalautomaat en een geringere inspanning om deze software te ontwikkelen • een lagere cost-of-ownership door eenduidige applicatieontwikkeling en distributie • update van de software kan op afstand plaatsvinden en op momenten dat het de toonbankinstelling het best schikt • verbetering van de kwaliteit van de betaalsoftware • verbetering van het onderhoud • mogelijkheid om SyntiQ-Pay chips bij te plaatsen of snel te vervangen • kostenbesparing bij upgrades1 • inruil van PIN-pads is niet meer nodig omdat de cruciale beveiligingstechnologie in de ITA module zit; bij een upgrade kunnen toonbankinstellingen hun eigen PIN-pad behouden. Het ITA-concept impliceert een verschuiving van rollen. De verantwoordelijkheid voor de software in de ITA- module is niet noodzakelijkerwijs de verantwoordelijkheid van de terminalleverancier, maar wordt de verantwoordelijkheid2 van een ‘ITA-provider’ zoals aangegeven in het volgende schema (vergelijk het schema met dat in paragraaf 3.1.12)
1: Bank
7: Leverancier betaalterminal (geen download voor betaal-applicaties)
8: ITA-provider
2: Interpay
Upgrade programmatuur voor betaling 6: Gedeelte detaillist (invoer van transactiegegevens + aanmaak betaalbon)
Betaling
3: Lokale intelligentie voor processing en communiceren ITA
5: Gedeelte(s) voor kaartinvoer (door detaillist of kaarthouder zelf)
1
4: Klantgedeelte (altijd met display / JA-knop / bij pinnen ook met PIN-invoer)
Citaat uit de pers: “Het euro-klaar maken van de PIN-apparaten in Nederland heeft vele miljoenen guldens en meer dan een jaar werk gekost. Als Syntiq-Pay eerder af was geweest, zou het een klus van enkele weken zijn geweest, tegen een fractie van de kosten.” [AG 2001]. 2 Opmerking van M&I/Partners: Bankpassen zijn niet het eigendom van de kaarthouder, ook al betaalt hij een eigen bijdrage voor de pas. Op soortgelijke wijze zou de ITA-module eigendom kunnen blijven
162
Bijlage H: Organisatorische kaders voor technologische vernieuwing
In paragraaf 5.1 zijn enkele belangrijke technologische trends opgesomd voor betaalsystemen. Daarbij bleek het veelal te gaan om de technologie van bankpassen (EMV, CEPS) en de manier waarop die ‘praten’ met de terminal. Alleen ITA is specifiek gericht op de betaalterminal zelf. Daaraan is aandacht geschonken in de vorige bijlage G. Er zijn een aantal internationale initiatieven die, net als ITA, specifiek op de betaalterminal zijn gericht. Hieronder worden die opgesomd en wordt doorverwezen naar websites waar men meer informatie kan vinden.
Small Terminal Interoperability Platform (STIP) STIP is een initiatief dat is opgezet door de fabrikanten van betaalterminals. Men wil een internationale standaard formuleren voor betaalterminals, waarbij de nadruk ligt op moderne (PKI-gebaseerde) security concepten. Men probeert ook qua hardware en software architecturen aan te sluiten bij nieuwe IT-technologie. De nieuwe STIP-terminals moeten met de taal JAVA programmeerbaar zijn. De terminals van de huidige generatie hebben vaak eigen operating systemen en worden veelal in machinetaal geprogrammeerd. Dat maakt ze afhankelijk van hele specifieke kennis. STIP wil ook terminals lokaal simpeler maken en meer afhankelijk van intelligentie in het netwerk. Het concept is vergelijkbaar met dat van de ‘dunne client’ als alternatief voor de ‘vette PC’. Vandaar de naam ‘small terminal’. Voor meer informatie: www.stip.org.
Global Platform Global Platform is een initiatief dat vooral is geïnitieerd door VISA United States. Het door VISA ontwikkelde ‘Open Platform’ vormde het startpunt voor het Global Platform. De organisatie probeert technische standaarden te ontwikkelen voor de nieuwste generatie programmeerbare chipkaarten. De keuze die men daarbij heeft gemaakt voor de kaarttechnologie is weer gebaseerd op JAVA. Dat is een andere keuze dan Europay en Mastercard hebben gedaan, want die hebben een eigen programmeerbaar smartcardplatform (Multos) ontwikkeld (een spin-off van de Mondex elektronische-beurs technologie.) Global Platform heeft een specifieke werkgroep die zich richt op betaalterminals en werkt de laatste tijd intensief samen met STIP. Voor meer informatie: www.globalplatform.org.
van de ‘module-uitgever’, nl. Interpay. Uiteraard kiest de eigenaar de partij die verantwoordelijk is voor het onderhoud van de software in de module.
163
FINREAD Finread is een initiatief dat niet is gericht op toonbankbetaalterminals maar op chipkaartlezers voor thuis. Toch kan de overeengekomen Europese standaard voor dergelijke apparatuur invloed hebben op toonbankbetaalconcepten omdat veel energie besteed moest worden om voldoende security te verkrijgen zonder de kosten van de terminal prohibitief hoog te maken. Voor meer informatie: zie www.finread.com.
CAPTIN CAPTIN is een door de Europese Commissie gefinancierd project binnen het IST-paraplu van het 5e Kaderprogramma. Het is geen technisch gedreven project, maar probeert partijen te verenigen achter één Europese terminal met één uniform verbindingsprotocol tussen toonbankbetaalterminal en acquiring host. Voor meer informatie: zie www.captin.org.
164
Bijlage I: Literatuurreferenties
1
[Adams 2001], Jane Adams, "Europe's coming terminal upgrade", in: Credit Card Management, december 2001, pagina 36
2
[AG 2001], Automatisering Gids, “Syntiq-Pay maakt ‘plastic geld’ flexibel, 23 november 2001.
3
[Cartes Bancaires 2001], Hubert Jacquet, EMV and e-purse in France, Trailblazer 5 meeting van het eEurope smartcard programma, Brussel, 18 april 2001
4
[CCV 1998], C. van de Velden, 'Euro gids: houd de overstap naar de euro simpel', Kluwer 1998.
5
[CMG 2001], CMG Finance, “Nederland in de grote dynamiek van electronisch betalingsverkeer: demarreren of bijblijven? Internationale ICT- toets bancaire sector 2000: elektronisch betalingsverkeer in opdracht van het Ministerie van Economische Zaken, Den Haag, januari 2001.
6
[Daly 2001], James J. Daly, "The new kid on the terminal block", in: Credit Card Management december 2001, pagina 30
7
[DNB 2002], "Aanbevelingen van de Nederlandsche Bank inzake tariefstructuren en infrastructuur in het Nederlandse betalingsverkeer", Amsterdam, 28 maart 2002.
8
[ECB 1999], European Central Bank, "Improving Cross-border retail payment services, the eurosystem's view", Frankfurt, september 1999.
9
[Europay 2001], Christophe Zehnacker, manager new products introduction, Europay International, "EMV Chip Migration Update", Trailblazer 5 meeting van het eEurope smartcard programma, Brussel, 18 april 2001
10
[Eurosmart 2000], EU-project Smart Euro, “The Euro in the Electronic Purse, interoperability issues of smartcard-based e-payments in Europe”, Parijs, april 2000.
11
[FD 1999], Het Financiële Dagblad, “Concurrentie chipknip versus Chipper moet blijven”, 23 maart 1999.
12
[Hove 2000], Leo van Hove, “Electronic purses: (which) way to go?”, Brussel april 2000.
13
[Interpay 2000], Brief van de Interpay-directie aan het Platform Detailhandel Nederland over 3DES, 30 mei 2000.
14
[Interpay 2001], Cees H.M. Hoogkamer, "Short update on EMV in The Netherlands", Trailblazer 5 meeting van het eEurope smartcard programma, Brussel, 18 april 2001
15
[Jaarsma 2000], K. Jaarsma en W.V.M. van Rijt-Veltman, "De kassa rinkelt niet voor niets, Afrekenen kost ook geld, edititie 1999", onderzoeksrapport van het EIM gepubliceerd door het HBD, Den Haag, mei 2000
165
16
[Martin 2001], Alain Martin, “Impact of EMV standards on card payment systems”, Europay Member’s Forum, München, juni 2001.
17
[MEZ 2000] Brief van de Minister van Economische Zaken aan de Tweede Kamer d.d. 10 november 2000 inzake 'Toezegging aan de Tweede Kamer n.a.v. het vorige Algemeen Overleg over de Interne Marktraad'.
18
[NFE 2000] Ministerie van Financiën, 'Bevindingen over euro-aanpassingen betaalautomaten', NFE - EUR 2000 - 196.
19
[NRC 2001] NRC Handelsblad 28 augustus 2001, 'PIN-automaten niet euroklaar'.
20
[PFDH.nl 2001], Brief van PlatformDetailhandel.nl aan Chipper Nederland inzake overgang van Chipper naar Chipknip, 20 februari 2002.
21
[Raa 2001], Th. ten Raa en V. Shestalova (Universiteit van Tilburg), "Via tarifering naar efficiënter betalingsverkeer", Tilburg april 2001
22
[Roland 2002], Vincent Roland, Senior Vice President Banksys, "EMV Deployment in Belgium", CardTechSecureTech congres, New Orleans, 24 april 2002
23
[Visa 2002] Jean-Benoit, "EMV migration status for Visa cards across the EU", Trailblazer 5 meeting van het eEurope smartcard programma, Brussel, februari 2002.
166