Dynamiek en Diversiteit van Diensten Onderzoek naar het aanbod van ABU-leden
19 oktober 2015 Varsha Ramlal Dedan Schmidt Jan Peter van den Toren Survey-onderzoek: Conclusr Research
Inhoud 1.
Achtergrond ..................................................................................................................................... 3
2.
De uitzendbranche .......................................................................................................................... 6
3.
Verbreding en variatie ..................................................................................................................... 9
4. Samenvatting en conclusies ............................................................................................................. 14 Bijlage: Onderzoeksverantwoording en respons .................................................................................. 15
2
1. Achtergrond Trend van flexibilisering zet zich door De flexibilisering in Nederland heeft zich de laatste tien jaar sterk voortgezet. De komende jaren zet de flexibilisering van de arbeidsmarkt onverminderd door en naar verwachting passen uitzendondernemingen hun diensten daarop aan. Het aandeel van flexibele arbeidsrelaties in de beroepsbevolking groeit. Nederland is nu in Europa na Polen, Spanje en Portugal het land met de grootste flexibele schil.1 Meer dan 20% van de werknemers in Nederland had in 2013 een tijdelijk contract.2 Flexibele banen hebben voor een lagere werkloosheid gezorgd dan zonder dit soort banen het geval was geweest.3 Uit onderzoek van TNO (2014) is gebleken dat er in 2013 meer bedrijven gebruik maakten van flexibiliteitsmaatregelen dan in 2007.4 De rol van flexibele arbeid groeit en groeit verder. Wie het nu aan de bedrijven vraagt, krijgt een voorspelling die aansluit bij hun huidige strategie. De bedrijven die nu al een grote flexibele schil hebben verwachten een verdere toename en bedrijven zonder flexkrachten geven aan daarin geen verandering te verwachten (TNO 2014). Zelfs met deze per definitie incrementele voorspelling, zal de omvang van de flexibele schil volgens TNO groeien van 26% in 2013 naar 30% in 2020. Bedrijven verwachten vooral een groei in tijdelijke contracten, gevolgd door uitzenden/detacheren, zzp-schap en op afstand payrolling. Overigens wordt een deel van de behoefte aan flexibiliteit opgepakt via routes die bedrijven niet of nauwelijks definiëren als flexibele arbeid, namelijk uitbesteden en contracting.5 Dit zijn de verwachtingen van bedrijven. De groei die zij verwachten zal worden opgepakt door (1) intermediairs (in toenemende mate digitaal) die bemiddelen in tijdelijke contracten, (2) detacheerders, uitzendbureaus en payrollers, (3) zzp’ers, die soms worden ondersteund door zzpbemiddelaars en door (4) contractingbedrijven. Er ontstaan meer vormen van flexibele arbeid. In al deze vormen kunnen ABU-leden een rol spelen.
Nieuwe vormen van dienstverlening Nieuwe behoeften van bedrijven en werkenden leiden tot nieuwe vormen van dienstverlening bij uitzenders en een verschuiving van de ene vorm van dienstverlening naar de andere. Nieuwe behoeften dragen bij aan een voortdurende verandering van het landschap van intermediairs. Het klassieke uitzenden is een commodity geworden: door de sterke regulering is uitzenden een product geworden, waarvan alle kenmerken openbaar zijn en dat iedereen kan namaken zonder grote investeringen. Door de ontwikkelingen in ICT is de toetredingsdrempel tot de markt van uitzenders verder verlaagd. De voorsprong die kennis van vraag en aanbod van uitzendkrachten bood, is verdampt door ICT: iedereen kan alles aanbieden en vinden op het web. Door de margedruk op 1
TPE digitaal Jaargang 7 nr. 4 september 2013 Flexibiliteit en zekerheid: een nieuwe balans Eurostat (2014) Labour force surveys http://epp.eurostat.ec.europa.eu/portal/page/portal/employment_unemployment_lfs/data/main_tables. 3 Euwals, R., 2011, Zonder flexibele krachten meer werkloosheid, Me Judice, artikel 564, https://www.mejudice.nl/ 4 TNO 2014. De toekomst van flex. 5 Berekeningen Birch. 2
3
uitzenden is het moeilijker daarop onderscheidend te zijn. Uitzendondernemingen willen hun klanten beter bedienen en zich onderscheiden met diensten náást uitzenden. Nieuwe toetreders en branchevreemde aanbieders komen met nieuwe diensten en producten, die soms weer worden overgenomen door grote uitzendbureaus en andere intermediairs. Uitzendorganisaties zijn zelf ook voortdurend bezig met innovatie. De verschuiving in dienstverlening vindt plaats in een periode waarin meer veranderingen optreden: digitalisering van de bemiddeling (het aantal fysieke vestigingen van uitzendbureaus neemt af), meer publiek-private samenwerkingsprojecten en groei van het aantal gespecialiseerde bureaus. Daarnaast komen er nieuwe toetreders die zonder TBA-contract ook flexibele arbeid leveren.
De rol van de brancheorganisatie De Algemene Bond Uitzendondernemingen (ABU) wil zijn leden op de best mogelijke wijze van dienst zijn en blijven. De ABU kan bijdragen aan de introductie van nieuwe diensten door zijn leden en ook aan de maatschappelijke acceptatie van deze diensten. Als brancheorganisatie speelt de ABU immers een rol in zowel het mogelijk maken, als in de acceptatie van de dienstverlening van zijn leden. Het is daarom ook van waarde om te kijken wat de ontwikkelingen bij andere brancheorganisaties en belangenbehartigers zijn. Onderzoek laat zien dat brancheorganisaties een belangrijke rol spelen in de economie en maatschappij.6 Over de jaren heen is deze rol wel aan verandering onderhevig. Waar in de vorige eeuw de meeste brancheorganisaties vooral een belangrijke rol hadden in het afsluiten van een cao, het creëren van standaarden voor hun leden en het bijdragen aan het opwerpen van toetredingsdrempels, is er een duidelijke verschuiving. Brancheorganisaties en hun leden hechten minder belang aan een cao en zijn minder gericht op het afschermen van hun markt. Daarnaast nemen brancheorganisaties een grotere rol in (1) het oplossen van maatschappelijke vraagstukken die bijdragen aan de economische mogelijkheden voor leden, (2) bijdragen aan het vertrouwen in een sector en (3) het mogelijk maken en stimuleren van innovaties. Binnen de lobby is er een verschuiving van een meer defensieve lobby, gericht op het voorkomen van negatieve invloeden naar een meer offensieve lobby gericht op het creëren van mogelijkheden. De beïnvloeding van leden door de brancheorganisatie, waarbij het gedrag van leden wordt gestructureerd om aan te sluiten op maatschappelijke wensen, blijft nog steeds van belang. Dat gebeurt niet alleen meer door het vaststellen van regels en bindende afspraken, maar ook door dialoog, fora en ontmoeting. Tegelijkertijd zijn en komen er naast de brancheorganisatie andere netwerken en configuraties, waarin ondernemers en bedrijven hun belangen behartigen, samenwerken en kennis uitwisselen.
Onderzoek Tegen deze achtergrond heeft de ABU een onderzoek laten uitvoeren door Birch Consultants om meer zicht te krijgen op: 1. De vormen van dienstverlening die zijn leden aanbieden en de omvang daarvan; 2. De verwachte veranderingen in dienstverlening in omvang en verhouding. 6
Rijkes, Schmidt, Van der Rijken en Van den Toren, 2015, Grensverleggende brancheorganisaties. VM Uitgevers/Van Gorcum.
4
Dit document bevat de belangrijkste uitkomsten van het onderzoek, dat is gebaseerd op een survey onder 182 ABU-leden, op de analyse van een groot aantal documenten (voor survey en experts zie de bijlage), interviews met grote leden en experts. Er zijn verscheidene aanbieders die voorzien in de flexbehoeften van werkgevers en werkenden. In dit onderzoek komen in ieder geval de uitzenders, detacheerders en payrollers die lid zijn van de ABU in het vizier, maar bijvoorbeeld ook zzp-bemiddelaars die aangesloten zijn bij de ABU.
Leeswijzer Dit rapport is als volgt ingedeeld. Allereerst worden de kenmerken van de uitzendbranche omschreven. Er wordt een overzicht gegeven van de karakteristieken van de sector en de leden en we beschrijven in welke mate ABU-leden zich richten op specifieke doelgroepen. In hoofdstuk 3 wordt dieper ingegaan op het dienstenportfolio van de leden. Aan de leden is gevraagd welke diensten zij op dit moment aanbieden en welke diensten zij verwachten aan te gaan bieden in 2018. De leden zijn vervolgens op basis van hun activiteiten ingedeeld in vier typen. Hoofdstuk 4 vat de conclusies samen.
5
2. De uitzendbranche Enkele grote en veel kleine en jonge bedrijven In Nederland zijn er ongeveer 11.500 bedrijven actief in de uitzendbranche,7 waarvan er 3.260 SNA8 gecertificeerd zijn. Samen zijn zij goed voor een omzet van meer dan 10 miljard euro per jaar.9 Van de 11.500 bedrijven zijn er een kleine 500 lid van de Algemene Bond Uitzendondernemingen (ABU). De ABU vertegenwoordigt ongeveer 65% (in werkzame uitzendkrachten) van de markt. De karakteristieken van de sector blijken vergelijkenderwijs uit figuur 2.1., waarin de grootste 42 sectoren van Nederland zijn geplot naar ondernemingsdynamiek en gemiddelde bedrijfsgrootte. Op de verticale as staat het percentage nieuwe ondernemingen per jaar. De horizontale as geeft het aantal bedrijven per 1000 werkenden aan.10 Sectoren met veel grote bedrijven staan dus links. Zichtbaar is dat de uitzendsector behoort tot de sectoren met de grootste ondernemingsdynamiek: jaarlijks is een kwart van de ondernemingen nieuw. Als de uitzendkrachten worden meegeteld, is het gemiddeld aantal werknemers per bedrijf met 100 bovengemiddeld (er zijn 10 ondernemingen per 1000 werknemers). Figuur 2.1. Ondernemingen: dichtheid en dynamiek per sector.
CBS-cijfers voor de uitzendbranche zijn vertekend, doordat ook uitzendkrachten worden meegeteld als werknemer. In het survey hebben we gevraagd naar het aantal vaste werknemers. Dan blijkt dat 69% van de respondenten minder dan tien werknemers heeft en dus behoort tot de categorie kleine ondernemingen. Slechts negen respondenten hebben meer dan 100 vaste werknemers (figuur 2.2 en 2.3.).
7
Regioplan 2015. Zelfregulering in de uitzendbranche. Stichting Normering Arbeid. Het SNA keurmerk is het keurmerk voor alle uitzendondernemingen en (onder)aannemers van werk. 9 ABU, Uitzendwerk werkt! 2015 10 Berekeningen Birch. Gebaseerd op cijfers CBS 8
6
Uit het survey blijkt ook het grote aandeel jonge bedrijven. De helft van de leden bestaat niet langer dan tien jaar. Een kwart van leden binnen de respons is zelfs niet ouder dan vijf jaar.
Figuur 2.2. en Figuur 2.3. Leeftijd in jaren en bedrijfsgrootte naar aantal medewerkers. Verdeling naar leeftijd bedrijf in jaren, n=182
0-5
6 tm 10
Bedrijfsgrootte naar aantal medewerkers, n=182
>11 Aantal medewerkers 126
91
47
44 47
9 0 tm 9
leeftijd bedrijf
10 tm 99
100 en meer
Focus Uit figuur 2.4. blijkt dat uitzendondernemingen soms een sectorfocus hebben. Als het gaat om sectorfocus, zijn 52 van de 182 ondervraagde leden (29%) actief over de breedte van de economie. De meeste leden zijn actief in één, twee of drie sectoren. De meeste sectorspecialisatie treffen we in de industrie en de zakelijke dienstverlening/ICT. Figuur 2.4. Sectorfocus van ABU-leden. In welke bedrijfstak is uw organisatie actief (meerdere antwoorden mogelijk), n=182
Aantal bedrijven Zorg en Welzijn Overheid en Onderwijs Zakelijk en ICT Financiële dienstverlening Vervoer Horeca Handel Bouw Industrie Agro Algemeen
7 10 26 5 14 5 4 21 44 12 52
Aan ABU-leden is daarnaast de volgende vraag gesteld: Op welke doelgroepen richt uw bedrijf zich op dit moment? Voor een deel zijn dat groepen met een afstand tot de arbeidsmarkt, voor een deel 7
specifieke segmenten waarin ondernemingen zich specialiseren (tabel 2.1.). Uit de tabel blijkt ook dat een substantieel deel van de leden zich richt op hoogopgeleiden en/of mbo-vaklieden in één sector. Tabel 2.1. Doelgroepen van ABU-leden (meerdere antwoorden mogelijk), n= 182. Doelgroep Laagopgeleiden Hoogopgeleiden in alle sectoren/beroepsgroepen Hoogopgeleiden in één sector mbo-vaklieden in alle sectoren/beroepsgroepen mbo-vaklieden in één sector Jongeren 50-plussers Arbeidsmigranten Mensen met een beperking Uitkeringsgerechtigden Overige doelgroepen
Percentage 50,0 16,5 26,9 32,4 35,7 21,4 14,8 14,3 8,2 7,7 8,8
Conclusie De uitzendbranche is een dynamische sector die jaarlijks vele nieuwe aanbieders (toetreders) kent. Uitzendondernemingen verschillen in omvang, en in sector en doelgroepen waar zij zich op richten. Als we specifiek naar ABU-leden kijken, dan blijkt dat een groot deel van hen (69%) onder de categorie kleine ondernemingen valt. De doelgroepen waar de ABU-leden zich op richten zijn heel divers; er zijn leden die aangeven zich op vrijwel alle sectoren en doelgroepen te richten en een deel van de leden richt zich specifiek op een beperkt aantal doelgroepen en sectoren.
8
3. Verbreding en variatie Aangeboden diensten Andere behoeften van klanten en de behoefte onderscheidend actief op de markt te zijn, maken dat uitzendondernemingen steeds meer diensten toevoegen. We hebben ABU-leden gevraagd naar dertien diensten (tabel 3.1.). Tabel 3.1. Definitie van diensten. 1.
Uitzenden
2.
Detachering van professionals
3.
Payrolling
4.
Outplacement
5.
Opleiden en Trainen
6.
Werving en selectie
7.
RPO (Recruitment Process Outsourcing ) Outsourcing/ contracting Re-integratie
8. 9.
10. Zzp-dienstverlening 11. Consultancy op HRgebied 12. Poolmanagement/ inhouse services 13. MSP (Managed Service Provider)
het ter beschikking stellen van arbeidskrachten aan een opdrachtgever. Dit gebeurt op flexibele basis tegen een vooraf afgesproken tarief. ter beschikking stellen van arbeidskrachten, waarbij de duur van de detacheringsperiode, het aantal te werken uren per maand en de vergoeding voor de periode vooraf zijn vastgelegd. een organisatie geeft zijn werkgeverschap uit handen en een arbeidskracht komt in dienst van het payrollbedrijf. De organisatie heeft zelf de werving gedaan. een planmatige begeleiding door een derde van een met ontslag bedreigde werknemer bij het verwerven van een reguliere betrekking elders. onderwijs/cursusprogramma om een persoon kennis en/of vaardigheden over te brengen. zoeken en selecteren van potentiële werknemers voor een openstaande functie bij een werkgever. bij RPO wordt de werving en selectie van vaste medewerkers geheel of gedeeltelijk overgenomen. bij contracting besteedt de opdrachtgever een klus, werk, dienst of activiteit uit aan een aannemer of opdrachtnemer. de terugkeer van een zieke, ontslagen werknemer of de uitkeringsgerechtigde in het arbeidsproces bij dezelfde of een andere werkgever. het verlenen van diensten in de relatie tussen zzp’ers en opdrachtgevers. Het kan gaan om bemiddelen of tussenkomst.11 het ondersteunen en adviseren van organisaties op het gebied van HRbeleid en instrumenten. het organiseren van flexwerkers in een flexpool. organiseert de inkoop van organisaties.
Aan de leden is gevraagd wat hun dienstenportfolio was in 2010 en in 2014 en wat het naar verwachting zal zijn in 2018. Drie leden hebben de vraag naar het aanbod van hun diensten niet beantwoord en 28 lid-ondernemingen zijn pas na 2010 opgericht; dit brengt het totaal aantal respondenten voor deze vraag op 151.
11
Bij bemiddelen factureert de zzp’er aan de opdrachtgever buiten de intermediair om. Bij tussenkomst factureert de intermediair voor de zzp’er aan de opdrachtgever en factureert de zzp’er aan de intermediair.
9
Figuur 3.1. Diensten die ABU-leden aanbieden (% van de leden), n=151. 100 90 80 70 60 50 40 30 20 10 0
DETACHERING UITZENDEN
VAN
PAYROLLING
PROFESSIONALS
PLACEMENT
OUT-
OPLEIDEN EN TRAINEN
WERVING & SELECTIE
RPO
OUTSOURCING RE-INTEGRATIE /CONTRACTING
ZZP
HR
POOL-
CONSULTANCY MANAGEMENT
MSP
2010
91,4
60,3
53,6
17,9
41,7
72,8
4
6,6
17,9
19,2
18,5
16,6
5,3
2014
92,1
65,6
63,6
21,9
43
76,2
7,9
9,3
19,9
32,5
22,5
19,2
7,3
2018
91,4
70,9
67,5
25,8
47
77,5
12,6
15,9
28,5
42,4
29,8
28,5
8,6
Uitzenden is een backbone voor 92% van alle leden en dat aandeel is stabiel. Het aantal leden dat de dienst uitzenden verwacht aan te bieden, blijft ook in 2018 vrijwel gelijk ten opzichte van 2014. Het aandeel van leden dat detachering of payrolling aanbiedt, zal in 2018 verder stijgen. Dan wordt elk van deze diensten door tweederde van de leden aangeboden. Het aantal leden dat een andere dienst dan uitzenden, detacheren of payrollen aanbiedt, is eveneens toegenomen van 2010 op 2014. Bovendien zal het aandeel leden dat een van deze diensten aanbiedt verder groeien. Zzp-dienstverlening en poolmanagement zijn de diensten waarvan de meeste leden aangeven dat zij deze zullen gaan toevoegen aan hun aanbod. Het merendeel van de leden verandert zijn portfolio. En leden blijven diensten toevoegen: van de leden heeft 63% in de vier jaar na 2010 één of meer diensten aan zijn aanbod toegevoegd en 44% verwacht de komende vier jaar nog eens één of meer diensten toe te voegen. Dit betekent dat bijna de helft van alle ondervraagde leden, na eerdere aanvullingen op het dienstenportfolio, van plan is zijn portfolio in de toekomst verder uit te breiden. Het gemiddeld aantal diensten (figuur 3.2.) stijgt van 4,3 (2010) via 4,7 (2014) naar 5,4 (2018).12 Dat betekent dat een breed dienstenaanbod niet nieuw is: de meeste leden zijn er al aan gewend om meerdere producten aan te bieden.
12
Dit is inclusief nieuwkomers, die gemiddeld een lager aantal diensten hebben. Kijken we alleen naar de bedrijven die in 2010 al actief waren, dan stijgt het gemiddeld aantal diensten zelfs van 4,3 naar 4,9 (2014) en 5,6 (2018).
10
Figuur 3.2. Gemiddeld aantal diensten die ABU-leden aanbieden, n=151.
6 5,4
5 4,3
4
4,7
3
Diensten
2 1 0 2010
2014
2018
Indeling in vier typen Er is getracht om de aangeboden diensten in te delen in een aantal categorieën.13 Dit heeft ertoe geleid dat er in dit rapport onderscheid wordt gemaakt tussen drie categorieën, te weten:
TBA-diensten: uitzenden, detacheren en payrolling; Aanvullende diensten op het TBA-contract: deze diensten kunnen ‘meegeleverd’ worden met het TBA-contract (maar kunnen eventueel ook ‘los’ worden geleverd): opleiden & trainen, reintegratie, poolmanagement en MSP; Separate diensten: diensten die worden geleverd zonder dat een TBA-contract de basis is: outplacement, RPO, outsourcing/contracting, zzp-diensten en HR-advies.
Op basis van deze indeling in drie categorieën is een typologie gemaakt (tabel 3.2. en figuur 3.3.). Leden zijn op basis van hun aangeboden activiteiten ingedeeld in de typen: Compact, Diep, Breed en Compleet. Hierbij is de lat om in een andere categorie dan compact te vallen hoog gelegd: leden kunnen alleen in een van de overige typen terecht komen als zij twee of meer aanvullende of separate diensten aanbieden. Leden die alleen TBA-diensten aanbieden vallen onder het type Compact. Leden die zowel (twee of meer) aanvullende als (twee of meer) separate diensten aanbieden typeren we als Compleet. Als leden tenminste twee aanvullende diensten leveren, dan worden zij getypeerd als Diep. Als leden tenminste twee diensten buiten het TBA-contract leveren, dan worden zij getypeerd als Breed.
13
De dienst werving & selectie is bewust buiten de indeling in categorieën gelaten, vanwege een sterke correlatie met de dienst uitzenden. Leden die uitzenden aanbieden geven vrijwel steeds aan dat ze ook werving & selectie bieden.
11
Tabel 3.2. Typologie naar dienstverlening Dienstenaanbod (% van de leden)
2010
2014
2018
Compact: alleen TBA-diensten (of maximaal 1 uit een andere categorie) Diep: Ook aanvullende diensten (>2) Breed: Naast TBA alleen separate diensten (>2) Compleet: Aanvullende én separate diensten (beiden >2) Totaal (N)
68,2 9,9 11,9 9,9 151
64,2 9,5 15,1 11,2 179
48,6 12,2 20,7 18,4 179
Figuur 3.3. Typologie naar dienstverlening (% van de leden). 2010
68,2
2014
2018
64,2 48,6
20,7 9,9
Compact
9,5
Diep
12,2
11,9
15,1
Breed
18,4 9,9 11,2
Compleet
Bovenstaande tabel en grafiek laten zien hoe de leden zijn verdeeld over deze typen. Dan blijkt dat in 2018 meer dan de helft van de leden een verdiept en/of verbreed aanbod zal hebben. Het aandeel van de leden dat (vrijwel) alleen nog TBA-diensten levert, daalt van 68% in 2010 naar 49% in 2018. De groei zit vooral in niet-TBA gerelateerde aanvullende diensten, dus in het type Breed en Compleet. Het percentage compacte leden zal naar verwachting in 2018 met ruim 15% zijn gedaald ten opzichte van 2014. Uit een analyse van de veranderingen die individuele leden meemaken, blijkt dat zowel de situatie als de trend van 2014 zich doorzet naar 2018. Wie diep is, verdiept verder. Wie breed is, verbreedt verder. Wie nu diepe en brede diensten combineert, blijft dat doen in 2018. Kortom: de verbreding van het portfolio is er, blijft en zal blijven groeien.
De verschillende typen leden naar grootte Aan de typen leden is gevraagd wat het aantal vaste medewerkers is in hun organisatie. Figuur 3.4. laat zien hoe de verschillende typen leden deze vraag beantwoord hebben. 12
Figuur 3.4. Aantal vaste medewerkers van verschillende typen leden, n=179.
Typen leden naar aantal medewerkers 100%
3,7
3,9
90% 80%
8,3
18,5
26,2
7,7 17,9
70% 58,3
60% 50% 40% 30%
77,8
69,9
20%
74,4
33,3
10% 0% Compact
Diep 0-9
10 tm 99
Breed
Compleet
100 en meer
Er zijn verschillen tussen de typen leden en het aantal vaste medewerkers dat zij in dienst hebben. Zo heeft bijna 80% van de diepe leden minder dan tien medewerkers in dienst, terwijl dit bij de brede leden bij slechts 33% het geval is. De brede leden zijn naar verhouding het grootst. Van hen heeft 58% tussen de 10 en 100 vaste medewerkers, bij de overige typen is dit bij minder dan 30% het geval. Acht procent van de brede leden heeft 100 of meer vaste medewerkers in dienst. Kortom: het zijn vooral de middelgrote en grote bedrijven die zich onderscheiden met een breed portfolio. Enige omvang is nodig voor een breed dienstenaanbod, dat ook wordt geleverd buiten het TBA-contract om. Overigens, zelfs onder de bedrijven die voor meer dan de helft afhankelijk zijn van niet-TBA gerelateerde diensten zijn ook enkele kleine bedrijven aan te treffen.
Conclusie Het merendeel van de leden verandert zijn portfolio en leden blijven diensten toevoegen. Het gemiddeld aantal diensten stijgt van 4,3 (2010) via 4,7 (2014) naar 5,4 (2018). Dat betekent dat een breed dienstenaanbod niet nieuw is: de meeste leden zijn al gewend om meerdere producten aan te bieden. ABU-leden voegen steeds meer diensten toe aan het TBA-contract en bieden steeds meer diensten aan buiten TBA. Het aandeel van de leden dat (vrijwel) alleen nog TBA-diensten levert, daalt naar verwachting van 69% in 2010 naar 49% in 2018, vooral door de toename van niet-TBA gerelateerde diensten. Wie breed is, verbreedt verder. Wie nu combineert, blijft dat doen in 2018. Kortom: de verbreding van het portfolio is er, blijft en zal blijven groeien.
13
4. Samenvatting en conclusies 1. De groeiende vraag naar flex aan huidige en nieuwe aanbieders Bedrijven verwachten een groeiende inzet van flexibele werknemers. Uit recente cijfers van de ABU (2015) blijkt dat het aantal uitzenduren blijft stijgen. Volgens TNO (2014) zal de omvang van de flexibele schil groeien van 26% in 2013 naar 30% in 2020. Bedrijven verwachten vooral een groei in tijdelijke contracten, gevolgd door uitzenden/detacheren, zzp-schap en op afstand payrolling. Bedrijven verwachten hun behoefte aan flexibiliteit dus op meerdere manieren in te vullen, via flexibele arbeidscontracten, maar ook door een flexibeler inzet van het vaste personeel en door uitbesteden en contracting. 2. Huidige aanbieders bieden steeds meer diensten ABU-leden spelen in op deze behoefte aan meer flexibiliteit. Dit onderzoek heeft de (huidige en verwachte) diensten van ABU-leden in beeld gebracht. De meerderheid van de leden wil zijn klanten ondersteunen in flexibiliteit en HRM door diensten toe te voegen. Het merendeel van de leden verandert zijn portfolio. En leden blijven diensten toevoegen: van de ABU-leden heeft 63% in de vier jaar na 2010 één of meer diensten aan zijn aanbod toegevoegd en 44% verwacht de komende vier jaar nog eens één of meer diensten toe te voegen. Dit betekent dat bijna de helft van alle ondervraagde leden, na eerdere aanvullingen op het dienstenportfolio, van plan is zijn portfolio in de toekomst verder uit te breiden. Het gemiddeld aantal diensten stijgt van 4,3 (2010) via 4,7 (2014) naar 5,4 (2018). Dat betekent dat een breed dienstenaanbod niet nieuw is: de meeste leden zijn al gewend meerdere producten aan te bieden. 3. Vier typen leden op basis van aangeboden activiteiten De diensten van ABU-leden zijn in te delen in drie categorieën. TBA-diensten: uitzenden, detacheren en payrolling; Aanvullende diensten op het TBA-contract: deze diensten kunnen ‘meegeleverd’ worden met het TBA-contract (maar kunnen eventueel ook ‘los’ worden geleverd): opleiden & trainen, re-integratie, poolmanagement en MSP; Diensten die worden geleverd zonder dat een TBA-contract de basis is: outplacement, RPO, outsourcing/contracting, ZZP-diensten en HR-advies. Leden zijn op basis van hun aangeboden activiteiten zo in te delen in vier typen. Leden die alleen TBA-diensten aanbieden vallen onder het type Compact. Leden die zowel aanvullende als separate diensten aanbieden (>2) vallen onder het type Compleet. Als leden tenminste twee aanvullende diensten leveren, dan worden zij getypeerd als Diep. Als leden tenminste twee diensten buiten het TBA-contract leveren, dan worden zij getypeerd als Breed. Dan blijkt dat in 2018 naar verwachting meer dan de helft van de leden een diep, breed of compleet aanbod zal hebben. Het aandeel van de leden dat (vrijwel) alleen nog TBA-diensten levert, daalt van 68% in 2010 naar 49% in 2018. De groei zit vooral in niet-TBAgerelateerde aanvullende diensten, dus in het type Breed en Compleet. De verschillen worden sterker. Wie breed is, verbreedt verder. Wie nu combineert, blijft dat doen in 2018. Kortom: de verbreding van het portfolio is er, blijft en zal blijven groeien. 14
Bijlage: Onderzoeksverantwoording en respons Betrouwbaarheid en validiteit Een onderzoek is betrouwbaar als deze vrij is van fouten door toeval. Als het onderzoek wordt herhaald dan moeten de uitkomsten gelijk zijn.14 Het is mogelijk om dit onderzoek te herhalen aan de hand van de opgestelde enquêtevragen. Er zijn correlatietesten gedaan om de betrouwbaarheid van verschillende analyses te waarborgen. Deze testen dragen bij aan de betrouwbaarheid van het onderzoek. Het is echter mogelijk dat respondenten sociaal wenselijke antwoorden hebben gegeven op bepaalde vragen, dit is het risico van het telefonisch afnemen van enquêtes en van mondeling interviewen. Het is mogelijk dat er bij herhaling van het onderzoek er andere resultaten naar voren komen. Men kan een onderzoek valide noemen als er gemeten wordt wat men beoogt te meten. Een valide onderzoek is vrij van fouten door toeval en van fouten die ontstaan door consequent het verkeerde meetinstrument te gebruiken (Neuman, 2012). Door de operationalisering van de te meten begrippen is de validiteit van het onderzoek te gewaarborgd. De respondenten van de enquête en interviews zijn benaderd voor deelname aan het onderzoek. Het is mogelijk dat hierdoor vooral gemotiveerde en positieve respondenten hebben deelgenomen aan het onderzoek, dit kan van invloed zijn op de resultaten. Verder is er niet aan de respondenten gevraagd wat zij zelf onder bepaalde diensten verstaan. Het is mogelijk dat respondenten andere betekenissen onder diensten verstaan, dit vermindert de validiteit van het onderzoek. Wel konden de enquêteurs desgewenst de definitie van de genoemde diensten toelichten. Respons Voor dit onderzoek heeft de ABU een ledenlijst ter beschikking gesteld van 476 lidbedrijven. Daarvan zijn 235 concernleden die zijn aangesloten bij in totaal 72 concerns. Dat betekent dat het aantal feitelijk te benaderen personen minder groot is dan 476. De belangstelling om deel te nemen was groot. In totaal hebben 183 personen deelgenomen aan het onderzoek. Zij hebben de vragen beantwoord voor hun onderneming (als zij met één onderneming lid zijn) of voor meer ondernemingen (als zij met meer ondernemingen lid zijn van de ABU). Van deze 183 leden zijn er 173 telefonisch geënquêteerd door onderzoeksbureau Conclusr Research. Daarnaast zijn er tien (grote) leden face-to-face geïnterviewd door Birch Consultants, waarvan er negen complete antwoordsets zijn toegevoegd aan het databestand. Dit maakt de totale respons 182. De datacollectie heeft plaatsgevonden in de periode van juni tot en met augustus 2015. Niet alle leden hebben alle vragen ingevuld. Zo konden de leden die hun bedrijf pas na 2010 hebben opgericht, de vraag over activiteiten en omzetverdeling in 2010 niet beantwoorden. Het aantal respondenten voor wie bepaalde tabellen en grafieken kon worden opgemaakt wisselt daardoor. De leden die deelgenomen hebben aan het onderzoek variëren in hun bedrijfsgrootte. Zo zijn er 126 leden met minder dan 10 medewerkers, 47 leden met minder dan 100 medewerkers en 9 leden met 100 of meer medewerkers. In de vragenlijst zaten vragen over de omzetverdeling. Niet alle leden konden of wilden deze vragen beantwoorden. Het aantal leden dat de omzetvragen heeft
14
Neuman, W.L. (2012). Understanding research. Pearson Education.
15
beantwoord is 109. Wel wilden meer leden vertellen welk percentage van de omzet aan TBA kon worden toegeschreven (164 leden). Personen die we hebben gesproken voor het onderzoek Er is met vier ABU-stafleden gesproken in het kader van dit onderzoek, te weten: Leonie Oosterwaal, Jolanda Maes, Jurriën Koops en Maurice Rojer. Daarnaast zijn er gesprekken gevoerd met drie experts: Irmgard Borghouts (Universiteit van Tilburg), Han Mesters (ABNAMRO) en Aukje Nauta (Universiteit van Amsterdam). De informatie die uit deze gesprekken naar voren is gekomen is gebruikt als achtergrondinformatie voor dit onderzoek.
16