Troonstraat 125, 1050 Brussel Tel. 02 507 88 77 - E-mail:
[email protected]
Januari 2012
Duurzaam (ver)bouwen Standpunt van de Gezinsbond Sinds een aantal jaren is de aandacht voor duurzaam bouwen en wonen flink toegenomen. Dat wordt weerspiegeld in de informatiestroom in de media, in een bijzonder breed arsenaal aan ondersteunende instrumenten en vooral in het massaal gebruik dat hiervan gemaakt wordt. De Gezinsbond juicht deze aandacht voor duurzaamheid toe. Vanuit een gezinsgerichte toekomstvisie, die ook aan onze kinderen en kleinkinderen maximale ontwikkelingskansen wil geven, is duurzaamheid daarbij één van de fundamenten. Reeds jarenlang hamert de Gezinsbond op een goede en aangepaste woonomgeving voor gezinnen. Zo’n duurzame woonomgeving is gezond om in te leven, zij geeft ruimte aan de combinatie van de verschillende facetten van het gezinsleven (wonen, ontspannen, werken, ontmoeten…) en die kwaliteit van leven blijft bovenal betaalbaar. Deze Focus wilde in de eerste plaats kijken waar wij staan en toekomstgericht nadenken over de weg die we verder te gaan hebben. Wij hebben een brede groep mensen en organisaties uitgenodigd om ons daarbij te helpen. Vanuit hun expertise, ervaringen en gedrevenheid leverden zij ons een bijzonder rijke oogst aan inzichten en overwegingen. Dat alles betekent voor ons als gezinsorganisatie een opdracht om onze standpunten rond duurzaam wonen aan te scherpen. Voor de gezinnen is het hopelijk een aanleiding om hun eigen keuzes rond duurzaam wonen steviger te onderbouwen. Welke conclusies trekken we uit het geheel van de bijdragen in deze Focus?
Duurzaamheid is in het belang van gezinnen Een Focusnummer over toekomstgericht en duurzaam wonen raakt gezinnen heel rechtstreeks. Gezinnen met kinderen hebben niet alleen nood aan een grotere woning, ook de kwaliteit van deze woning is extra belangrijk. Kinderen zijn bijvoorbeeld gevoeliger voor eventuele schadelijke stoffen in de binnenlucht, zij hebben recht op een aangepaste leefruimte met een De budgetstandaard, ontwikkeld door de Katholieke minimum aan privacy en in de Hogeschool Kempen en het Centrum voor Sociaal Beleid omgeving moeten er voldoende Antwerpen, berekende in 2008 voor verbruiks- en speelruimtes beschikbaar zijn. onderhoudskosten volgende maandelijkse bedragen: Daarnaast verbruiken gezinnen alleenstaande: 133,44 euro met kinderen ook meer energie alleenstaande met kind(eren): 198,53 tot 202,52 euro en dit blijkt binnen de woonkost koppel zonder kinderen: 179,83 euro een belangrijke post te zijn. koppel met kind(eren): 201,31 euro tot 204,14 euro
Het belang van energiezuinigheid in gezinnen komt daarmee duidelijk naar voor, het sterkst voor de woonsituatie van eenoudergezinnen. Bovendien neemt het aantal mensen dat zich bij de OCMW’s aandient met onbetaalde energiefacturen of met de vraag naar een budgetmeter van jaar tot jaar toe.
Duurzaam (ver)bouwen en wonen – Gezinsbond, september 2012 - 1
De Gezinsbond is vragende partij voor een veralgemeend btw-tarief van 6 % voor water, gas en elektriciteit en voor de levering van een basishoeveelheid water en energie die gezinsgemoduleerd is. Daarnaast blijft voortdurende sensibilisering naar zuinig en duurzaam verbruik noodzakelijk, evenals de invoering en ondersteuning van technologie die de zuinigheid bevordert. Wie ondanks dit alles toch te maken krijgt met uit de hand lopende woon- of energiefacturen, moet kunnen rekenen op een sociaal tarief en op tijdige en accurate vormen van woonbegeleiding. Duurzaamheid breed maar helder omschrijven Duurzaamheid, en bij uitbreiding duurzaam bouwen en wonen, lijkt een breed verspreid begrip geworden. Doorheen de verschillende bijdragen stellen we echter vast dat de auteurs zeer verschillende aspecten van dat ‘koepelbegrip’ aan bod laten komen. Deze vaststelling wijst op het belang van een gezamenlijk begrippen- en werkingskader. De transitiearena, zoals toegelicht in het artikel van de Bond Beter Leefmilieu, is de plaats bij uitstek waar de uiteenlopende organisaties en betrokken partijen elkaar kunnen vinden. Daar tekenen zij de wegen uit naar duurzamer bouwen en wonen in de komende decennia. De Gezinsbond participeert via haar energieconsulenten aan deze transitiearena. Binnen dit kader streeft men naar een integratie van de zienswijzen en standpunten die in het verleden soms te apart geformuleerd werden: het belang van renovatie als ruimtebesparend element; de nood aan sensibilisering rond aanpasbaar bouwen of aan ondersteunende maatregelen voor zorgwonen; garanties voor goed en betaalbaar wonen voor alle gezinnen in de verschillende woonsectoren; toegankelijke stimuli om te kunnen investeren in energiebesparende maatregelen; participatie van bewoners om een leefbare woonomgeving uit te bouwen; afstemming van diverse functies als wonen, mobiliteit, diensten en werk; begeleiding en ondersteuning bij moeilijke woonsituaties. Dergelijke integrale en geïntegreerde benadering kan in elk geval helpen vermijden dat naast elkaar staande beslissingen genomen worden, soms zelfs met elkaar tegenwerkende effecten. De weg die de transitiearena nog te gaan heeft is lang, niet in het minst door de opsplitsing van de beleidsbevoegdheden of het experimentele en tijdelijke karakter van veel onderzoeken en initiatieven. De Gezinsbond pleit ervoor op de geïntegreerde weg voort te gaan en de krachten te bundelen. Geen beleid zonder instrumenten: van conformiteitsattest naar woonfiche De veelheid van facetten die binnen het ruime begrip duurzaamheid aan bod komt levert alvast een rijk beeld op van wat duurzaam en toekomstgericht wonen kan inhouden. Dat houdt alvast heel wat meer in dan de minimale kwaliteiten waaraan woningen op basis van het huidige conformiteitsattest zouden moeten voldoen. De Gezinsbond ziet in dit verband mogelijkheden voor de uitbreiding van het conformiteitsattest met aspecten van duurzaamheid. Het energieprestatiecertificaat sluit hierop aan. Op dit ogenblik geeft het een ruwe inschatting van de energieprestatie van de woning. Wat nog ontbreekt is o.a. een betere technische normering of een uitdrukkelijker koppeling naar tips voor duurzame ingrepen. Op die manier kan het energieprestatiecertificaat evolueren tot een stevig instrument dat richting geeft aan een energiezuiniger woningbestand. Daarnaast komen andere criteria voor duurzaamheid nauwelijks aan bod bij de beoordeling van een woning: toegankelijkheid, inplanting en voorzieningen, gebruik van hemelwater, enz. Duurzaam (ver)bouwen en wonen – Gezinsbond, september 2012 - 2
In enkele artikels wordt verwezen naar de ontwikkeling van een meetlat of monitor voor duurzaam bouwen. Dit moet dan een instrument worden dat toelaat heel het bouwproces op een integraal duurzame manier te sturen. Voor het beleid en de bouwsector biedt zo’n instrument onmiskenbaar voordelen. Maar ook de particuliere gezinnen, die beslissingen over aankoop of verbouwing van een woning nemen, hebben nood aan een praktisch hulpmiddel om hun keuzes aan concrete criteria van duurzaamheid te toetsen. Voor de Gezinsbond kan het conformiteitsattest evolueren naar een woonfiche waarbinnen al deze aspecten samengebracht worden. Voor een globaal beleid zou elke woning over zo een fiche moeten beschikken zodat ook de vooruitgang inzake duurzaamheid en leefbaarheid meetbaar wordt. Duidelijke visie en samenhangende maatregelen op lange termijn gevraagd! Duurzaam bouwen en wonen is nog steeds een jonge en sterk evoluerende sector. De aangewende technologieën worden steeds efficiënter en we krijgen een beter zicht op hun rendement of impact op het milieu. Dat betekent dat de beleidsmatige omkadering hier telkens moet op aangepast worden. Het artikel van de energieconsulent van de Gezinsbond in deze Focus geeft bijvoorbeeld goed de vele vragen aan die leven rond de plaatsing van zonnepanelen. Daarbovenop hebben de ondersteuningsmechanismen die op gang gebracht zijn in 2009 tot een explosie van het aantal installaties geleid. Tegelijk stelt de overheid een daling van de kostprijs van de installaties vast en zij besluit tot een geleidelijke vermindering van de steun via de voorziene vergoeding voor groenestroomcertificaten. Zij verstrengt ook de voorwaarden voor steun: groenestroomcertificaten kunnen enkel verkregen worden wanneer de panelen geïnstalleerd worden op geïsoleerde daken. Dit alles illustreert dat het hoognodig is om een stabiel langetermijnbeleid op het vlak van duurzaam bouwen uit te tekenen. Het beleid wordt trouwens meer en meer gevat door Europese regelgeving. Ook intern zijn de bevoegdheidsverdeling en de afstemming van de maatregelen tussen het federale en de gewestelijke niveaus soms weinig doorzichtig. Voor de gezinnen-consumenten is zo’n situatie niet aan te bevelen. Het is zeer menselijk dat keuzes voor duurzame investeringen in de eerste plaats bepaald worden door de financiële ondersteuning die vooropgezet wordt. Aandacht voor logische prioriteiten (eerst isoleren dan energieinvesteringen) of een goede technische uitvoering dreigen dan naar de achtergrond te verschuiven. En dan is er nog de welles-nietesdiscussie over de zinvolheid van particuliere windmolens of de vraag naar scheiding van afval- en regenwater, terwijl er geen ontdubbelde riolering beschikbaar is. Dit is niet bevorderlijk voor de ontwikkeling van een goed maatschappelijk draagvlak. Ook in de analyse van het Vlaams Energieagentschap vinden we het pleidooi voor stroomlijning en afstemming van de maatregelen en het uittekenen van een duidelijk tijdspad terug. De Gezinsbond bepleit constructief overleg tussen het federale en het regionale niveau om tot een samenhangend en doorzichtig energiezuinigheidsbeleid te komen. Dat kan door een doorgedreven samenwerking op het vlak van onderzoek, doelstellingenbepaling, taakverdeling en monitoring. Daaruit moeten goed doordachte stimuli voortvloeien voor gezinnen die investeren in energiebesparende investeringen. Gezinnen moeten weten waar zij aan toe zijn. Zij moeten heldere informatie krijgen over de effecten naar duurzaamheid van hun investeringen, over de besparingen die zij daarmee zelf kunnen realiseren en over de omvang en duurtijd van de vooropgestelde ondersteuning. Een sturende verantwoordelijkheid voor de overheid De voorgaande bedenking onderstreept de grote rol die de overheid speelt in het proces naar meer duurzaamheid. Dit lijkt in tegenspraak met de stelling in het artikel van de Vlaamse Confederatie Bouw in deze Focus: is de markt ja dan neen in staat via haar eigen marktlogica richting duurzaamheid te evolueren? Voor de overheid zou er dan een Duurzaam (ver)bouwen en wonen – Gezinsbond, september 2012 - 3
beperktere rol weggelegd zijn, namelijk het uitekenen van een normerend en richtinggevend kader dat voor de sector haalbaar is. Het is logisch dat zich in dergelijk proces verschillende posities uittekenen met verschillende belangen: de milieubeweging als inhoudelijke motor, de consumentengroep voor wie het allemaal betaalbaar moet blijven, de overheid die zich moet inschrijven in de Europese dynamiek en regelgeving, de bouwsector voor wie rendement in een concurrentiële context een centraal uitgangspunt blijft en de gezinsorganisatie die de kwaliteit van het samenleven naar de toekomst wil bewaren… De Gezinsbond meent dat een loutere marktwerking onvoldoende zal zijn om de ambities die vooropgezet worden te realiseren. Maatschappelijke veranderingen van deze omvang moeten planmatig uitgetekend en begeleid worden. Dat vraagt een voortdurende dialoog met aandacht voor het belang van alle betrokkenen. De transitiearena die een aantal keren vermeld wordt, lijkt het forum te zijn waar deze zoektocht naar verdere stappen op een vernieuwende en tegelijk pragmatische wijze kan gevoerd worden. Voor de Gezinsbond heeft de overheid een belangrijke sturende rol, als kruispunt van de verschillende dynamieken en als gangmaker van het globale proces. Wij verwachten van de overheid inderdaad dat zij op een doordachte manier de weg uittekent naar duurzaam en toekomstgericht wonen. • De bouwsector moet de nodige aanmoediging krijgen (via fiscaliteit, mogelijkheden voor onderzoek en ontwikkeling, opleiding en tewerkstelling) om daar op een innovatieve manier te kunnen op inspelen. • Naar de gezinnen toe blijven correcte informatieverspreiding en sensibilisering belangrijk om hen tot duurzamere woonkeuzes te motiveren. • Daarnaast moeten regelgeving en aanpassing van het productenaanbod mensen structureel tot duurzame keuzes aanzetten. • Ten slotte is aanmoediging in de vorm van gerichte toelagen of fiscale tegemoetkomingen essentieel om duurzame woonkeuzes financieel haalbaar én sociaal rechtvaardig te maken. Een creatieve mix van individuele en collectieve ondersteuningsmaatregelen In de gangbare praktijk van bouwen en verbouwen blijft het opvallend dat het merendeel van de maatregelen voor particulieren toegespitst is op individuele woonsituaties. Dat hoeft niet te verwonderen, wetende dat zo’n 75 % van de woningmarkt particuliere eigenaars zijn. Gezien de lage vervangingsgraad van het patrimonium (± 1 % per jaar) is deze individuele ondersteuning essentieel. De omslag naar duurzaam bouwen is immers nog maar goed ingezet. Vlaanderen heeft daarenboven een zwakke reputatie qua isolatie, hernieuwbare energie en duurzaam materiaalgebruik binnen het bestaande woonpatrimonium. De Gezinsbond pleit daarom voor een volgehouden inspanning om de opwaardering van de woonsituatie van de individuele gezinnen mogelijk te maken. Tegelijk zien we heel wat verschuivingen in de woonpatronen. Grond wordt schaars en duur, verbouwing en renovatie zijn meer dan vroeger aan de orde (het Vlaams Woningfonds geeft aan dat meer dan 85 % van de leningen hiervoor bestemd zijn). De vergrijzing vergt andere woon- en zorginitiatieven. Er zijn de sociologische en demografische evoluties naar gezinsverdunning, eenoudergezinnen, jongeren die een tijdje andere samenwoningsvormen willen uitproberen, enz. De Gezinsbond pleit voor een breder palet aan ondersteuningsinstrumenten, waardoor maximaal kan ingespeeld worden op de verscheiden woonsituaties van gezinnen. Doelgroepen die nu nog aarzelen om hun woningen te verduurzamen moeten kunnen aangesproken worden door de voorziene overheidssteun. Binnen de context van duurzaam bouwen is er ook een tendens merkbaar in de richting van een meer gezamenlijke aanpak van bouwprojecten. De Vlaamse overheid neemt de Duurzaam (ver)bouwen en wonen – Gezinsbond, september 2012 - 4
ambitie op om tegen 2020 45.000 bijkomende sociale huurwoningen te bouwen, er ontstaan meer projecten van publiek/private samenwerking en ondanks aanslepende administratieve belemmeringen komen initiatieven rond groepswonen, co-housing of kangoeroewonen nadrukkelijker op de voorgrond. De Gezinsbond is pleitbezorger om deze administratieve belemmeringen snel weg te werken en deze initiatieven alle kansen te geven. In die context wil de Gezinsbond promoten dat ook (ver)bouwplannen op collectieve basis, kunnen genieten van de ondersteuningsmaatregelen voor energiebesparing en alternatieve energieontwikkeling. Een goed voorbeeld is de problematiek van de appartementsbewoners, waar men met gezamenlijke voorzieningen te maken heeft en de stap naar investeringen niet evident is. Een ander voorbeeld zijn de initiatieven die ontstaan in de sfeer van samenaankoop van isolatiematerialen of van aandeelhouderschap van verenigingen voor alternatieve energieopwekking. Directe toelagen of indirecte fiscaliteit? De bijdrage over de fiscale ondersteuning voor energiebesparende investeringen heeft ongetwijfeld wenkbrauwen doen fronsen. Wie niet vertrouwd is met deze materie kan de indruk opdoen dat investeren in duurzaam wonen herleid wordt tot een speeltje voor snelle cijferaars. De spelregels zijn inderdaad behoorlijk ingewikkeld. De Vlaamse overheid stelde vast dat een groep niet-belastingbetalers niet van de fiscale voordelen kon genieten. Omdat personenbelastingen niet haar bevoegdheid is, past de Vlaamse regering een kunstgreep toe door een Vlaamse energiepremie in te voeren die dan anderhalf jaar later werd vervangen door het federale belastingkrediet. Dit is geen kritiek op het belastingkrediet, maar een illustratie van de Kafkaiaanse logica die gevolgd wordt. Soms moeten zelfs kunstgrepen ingevoerd worden (de vervanging van de tegemoetkoming van niet-belastingbetalers door het belastingkrediet) om de logica van ieders beleidvoering te respecteren. De Gezinsbond is niet tegen terugbetaalbare belastingkredieten, alleen waren de vroegere energiepremies voor niet belastingbetalers een heel stuk efficiënter. Gezinnen met een laag inkomen voelden deze ondersteuning bijna onmiddellijk in hun portemonnee. Op een terugbetaalbaar belastingkrediet moeten ze minsten 1 tot 2 jaar wachten tot hun aanslagbiljet in de brieven bus valt. Fiscaliteit heeft ook als nadeel dat de return pas lange tijd na de investering afgerekend wordt. Dat werkt de twijfel over het nut van die investeringen in de hand. Voor sommigen wordt zo’n investering zelfs onhaalbaar. Vanuit de Gezinsbond vragen wij dan ook steeds een zo snel mogelijke toepassing van de voorziene steun. Een andere argumentatie ontstaat wanneer de financiering van de investeringen over een langere periode gespreid wordt via een lening of woonkrediet. Wanneer de overheid deze financiering wil aanmoedigen, dan is een tussenkomst in de jaarlijkse aflossing van kapitaal en/of rente wel een logischer piste en daarvoor blijft fiscaliteit wel een werkbaar instrument. Vanuit de bijdrage van het Vlaams Woningfonds onthouden we dat dit alleszins een belangrijke ondersteuning is voor gezinnen met kinderen en met een beperkt inkomen. Belangrijk is dan wel dat ook hier de mogelijkheid tot heropname van een groen woonkrediet gecreëerd wordt. Voor de Gezinsbond blijven zowel directe toelagen als fiscale aftrekbaarheid valabele instrumenten om het ondersteuningsbeleid vorm te geven. Maar het is duidelijk dat de afstemming en harmonisering daarvan vervat zal zitten in verdere Duurzaam (ver)bouwen en wonen – Gezinsbond, september 2012 - 5
stappen in de staatshervorming, in het homogener maken van de bevoegdheidspakketten en in het uitwerken van de financiële verantwoordelijkheid van de Gewesten ter zake. Ook de zwaksten meenemen op de weg naar duurzaamheid De verschillende bijdragen wekken de indruk dat de evolutie naar duurzaam bouwen en wonen een evidentie is die zich meer en meer binnen de samenleving zal verspreiden. Toch mogen we niet onderschatten dat het over complexe en trage processen gaat. In deze Focus komen vooral de gangmakers en voortrekkers aan bod. Tegelijk blijft er de maatschappelijke verantwoordelijkheid om te zorgen dat duurzaam wonen ook voor zwakkere groepen bereikbaar wordt. De sector van de sociale huisvesting heeft alvast hefbomen in handen om die zorg in haar programmatie op te nemen. Daarnaast weten we dat belangrijke delen van de private huurmarkt, maar ook van het oudere private woonpatrimonium, ondermaats scoren inzake energiezuinigheid, aangepastheid, bereikbare mobiliteit of leefbaarheid. In een aantal gevallen zijn zelfs de meest elementaire ingrepen naar isolatie toe niet zinvol zonder een grondige structurele renovatie. Net voor de bewoners van deze woningen is de drempel om mee te stappen in het duurzaamheidsverhaal bijzonder hoog. Het is om te beginnen niet voor iedereen weggelegd om zijn weg te vinden in de wirwar van technische voorschriften, papieren allerlei en praktische opvolging van de uit te voeren werken. En verder blijven de kostprijs van de werken en de voorfinanciering ervan het grootste pijnpunt. Zeker voor gezinnen met een beperkt inkomen vormen duurzame investeringen niet de prioriteit. Zij kunnen het zich niet veroorloven investeringen te doen waarbij zij al te lang op een tegemoetkoming moeten wachten of waarbij het terugverdieneffect over een zeer lange periode gespreid is. De Gezinsbond pleit voor de versterking van de (intergemeentelijke) woonwinkels die, ook op het vlak van duurzame ingrepen, bewoners kunnen oriënteren en hun vragen opvolgen. De toeleiding naar deze diensten is cruciaal. Het systeem van de energieconsulenten in de Gezinsbond en in andere middenveldorganisaties werkt vanuit dat oogpunt bijzonder drempelverlagend. Mensen worden op een spontane manier aangemoedigd om na te denken over duurzaam wonen en om actief stappen te zetten om hun woning te verbeteren. Verder moet het systeem van voorfinanciering verbeterd worden door het directe gebruik van de voorziene premies. Voor bewoners met een laag inkomen moeten nieuwe formules uitgewerkt worden via het OCMW zodat ook voor hen duurzaamheid beter bereikbaar wordt. Echte duurzaamheid blijven vooropstellen In de bijdragen aan deze Focus en ook in de conclusies ligt een sterke klemtoon op de besparing die duurzaam bouwen en wonen voor gezinnen kan betekenen. Dat is begrijpelijk én terecht. Er is nog een lange weg te gaan en dat vraagt wel een ondersteunend duwtje in de rug. Toch mogen we niet uit het oog verliezen dat duurzaamheid niet in de eerste plaats gaat over financiële besparingen of profijt. Duurzaamheid blijft fundamenteel gaan over het respectvol en verantwoordelijk omgaan met onze omgeving en met de hulpbronnen die ons ter beschikking staan. Dat gegeven zit vervat in een samenhangende kringloop die ten goede moet komen aan de huidige en toekomstige generaties. Dat is het uitgangspunt dat voorop moet blijven staan in persoonlijke gedragskeuzes en politieke beleidsbeslissingen. Door echte duurzaamheid na te streven realiseren we maximale ecologische en maatschappelijke winst. Ook op het vlak van gezondheid ligt de winst voor de hand: een beter binnenklimaat en minder risico op allergieën, minder verkeersonveiligheid door een groenere mobiliteit of misschien zelfs minder stress door het harmonischer samenleven van mensen… En dat duurzaam wonen bovendien nog goed is voor het gezinsbudget, is dan aardig meegenomen! ________________ Duurzaam (ver)bouwen en wonen – Gezinsbond, september 2012 - 6