oorspronkelijke stukken
Duurzaam gewichtsverlies 2 jaar na laparoscopische maagbandplaatsing wegens morbide obesitas W.W.te Riele, J.R.de Jong, J.M.Vogten, M.J.Wiezer, P.H.Th.J.Slee en B.van Ramshorst
Zie ook de artikelen op bl. 1109, 1112 en 1116.
Doel. Analyseren van de resultaten van laparoscopische maagbandplaatsing wegens morbide obesitas. Opzet. Retrospectief, beschrijvend. Methode. In de periode 1 november 1995-31 mei 2005 was in het St. Antonius Ziekenhuis te Nieuwegein bij 411 patiënten laparoscopisch een maagband geplaatst. Inclusiecriteria waren BMI C 40 kg/m2 of BMI C 35 kg/m2 en ernstige comorbiditeit met in het verleden C 3 pogingen tot gewichtsafname. Screening, inclusie en follow-up verliepen via de multidisciplinaire obesitaspolikliniek. Gewicht en lengte, alsmede complicaties, waren prospectief geregistreerd. In 1995/’00 werd de perigastrische operatietechniek gebruikt en in 2000/’05 de pars-flaccidamethode. Resultaten. De onderzoeksgroep bestond uit 350 (85%) vrouwen en 61 (15%) mannen, met een mediane leeftijd van 38 jaar (uitersten: 17-60). Van deze 411 patiënten was het mediane gewicht 133,4 kg, het mediane overgewicht 69,6 kg en de mediane BMI 46,3 kg/m2. Van 267 patiënten waren gegevens bekend C 2 jaar na de operatie. Er hadden 2 jaar na de operatie 206 patiënten (77%) een overgewichtsverlies C 30% en 7 patiënten (3%) een gewichtstoename. Het mediane BMI-verschil bedroeg toen –10,2 kg/m2 (uitersten: + 4,7-–26,4). De mediane afname van het overgewicht was 46,3% (+10,0-–97,8). Het gewichtsverlies was in de jaren erna stabiel. De frequentste complicaties waren fundusherniatie (13%) en port-a-cathproblemen (7%). Deze deden zich vaker voor bij de perigastrische methode dan bij de pars-flaccidatechniek. Conclusie. Met laparoscopische maagbandplaatsing wegens morbide obesitas was bij driekwart van de patiënten die 2 jaar in follow-up waren gebleven een duurzaam gewichtsverlies bereikt. De parsflaccidatechniek ging met minder complicaties gepaard dan de perigastrische methode. Ned Tijdschr Geneeskd. 2007;151:1130-5
Overgewicht vormt een toenemende bedreiging voor de volksgezondheid. Ongeveer de helft van alle Nederlanders heeft overgewicht (gedefinieerd als ‘body mass index’ (BMI) C 25 kg/m2). Ernstig overgewicht of obesitas (BMI C 30 kg/ m2) heeft een prevalentie van ongeveer 10% voor mannen en 11% voor vrouwen en vertoont een stijgende trend in de tijd (Nationaal kompas volksgezondheid 2005; www.rivm.nl).1 De prevalentie van overgewicht bij kinderen is de laatste decennia verdubbeld tot omstreeks 10%.2 Obesitas gaat gepaard met een verhoogd sterfterisico (relatief risico (RR): 1,8 en 2,5 bij een BMI van 35 en 40 kg/ m2, respectievelijk) en ernstige comorbiditeit. Deze bestaat onder andere uit cardiovasculaire ziekten, diabetes mellitus type 2, dyslipidemie, symptomatisch galsteenlijden, gastrooesofageale reflux, slaapapnoesyndroom, artrose en lage
St. Antonius Ziekenhuis, Postbus 2500, 3430 EM Nieuwegein. Afd. Algemene Heelkunde: hr.W.W.te Riele en hr.dr.J.M.Vogten, assistent-geneeskundigen; hr.J.R.de Jong (thans: Universitair Medisch Centrum Utrecht, locatie Wilhelmina Kinderziekenhuis, afd. Kinderchirurgie, Utrecht), hr.dr.M.J.Wiezer en hr.dr.B.van Ramshorst, chirurgen. Afd. Inwendige Geneeskunde: hr.dr.P.H.Th.J.Slee, internist. Correspondentieadres: hr.dr.B.van Ramshorst (
[email protected]).
1130
rugklachten.3-6 De genoemde comorbiditeit kan leiden tot een sterk verminderde kwaliteit van leven.3 De behandeling van patiënten met morbide obesitas (BMI C 40 kg/m2) richt zich in eerste instantie op het verminderen van de comorbiditeit. Een gewichtsdaling van 10% resulteert reeds in een aanzienlijke daling van deze comorbiditeit.7 8 Mede wegens het beperkte resultaat van conservatieve therapie is er toenemende aandacht voor bariatrische chirurgie, dat is de chirurgische behandeling van patiënten met morbide obesitas.9 10 Bariatrische chirurgie is bewezen effectief voor het reduceren van het lichaamsgewicht op lange termijn en daarmee het verminderen van risicofactoren en comorbiditeit en het verbeteren van de kwaliteit van leven.11 12 Patiënten met een BMI C 40 kg/m2 of een BMI C 35 kg/m2 met ernstige comorbiditeit met in het verleden C 3 pogingen tot afvallen middels voedingsaanpassingen en medicamenteuze therapie komen in aanmerking voor een bariatrische ingreep.6 13 Een frequent toegepaste ingreep in de bariatrische chirurgie is de laparoscopische maagbandplaatsing. De eerste ervaringen met deze ingreep werden in 1991 beschreven.14 Een Nederlandse studie van 30 patiënten met een kortetermijnfollow-up van 10 maanden werd in 1994 in dit tijdschrift
Ned Tijdschr Geneeskd. 2007 19 mei;151(20)
gepubliceerd.15 In 1995 werd de laparoscopische maagbandplaatsing in ons ziekenhuis geïntroduceerd. Wij beschrijven in dit artikel de resultaten van 411 patiënten die in een periode van 10 jaar laparoscopische maagbandplaatsing ondergingen. methode Patiënten. Alle patiënten bij wie in het St. Antonius Ziekenhuis te Nieuwegein in de periode 1 november 1995-31 mei 2005 laparoscopisch een maagband was geplaatst, werden geïncludeerd in de studie. Patiënten waren geselecteerd door een multidisciplinair team (internist, psycholoog, diëtist en chirurg) op basis van de internationale richtlijnen voor operatieve behandeling van morbide obesitas.6 Het betrof patiënten met een BMI C 40 kg/m2 of een BMI C 35 kg/m2 en ernstige comorbiditeit met in het verleden C 3 pogingen tot gewichtsafname middels voedingsaanpassingen en medicamenteuze therapie. De belangrijkste exclusiecriteria waren portale hypertensie en ernstige psychiatrische comorbiditeit. Operatie. Bij de laparoscopische maagbandplaatsing was gebruikgemaakt van een siliconenmaagband die aangebracht werd op de oesofagus-maagovergang. De maagband was aan de binnenzijde bekleed met een ballon. Deze was met een verbindingsslang verbonden met een subcutaan gelegen port-a-cathsysteem, waarmee door middel van vloeistofinfusie de diameter van de ballon aangepast kon worden (figuur 1). Er was gedurende de studieperiode gebruikgemaakt van twee verschillende maagbanden, met een vergelijkbare effectiviteit.16 Gedurende de eerste 210 ingrepen was de maagband aangebracht volgens de perigastrische methode, de laatste 201 waren uitgevoerd volgens de pars-flaccidamethode.17 Alle ingrepen waren uitgevoerd door dezelfde chirurg (B.v.R.). Follow-up en gegevensverzameling. Gewichtsgegevens en complicaties waren geregistreerd in een prospectieve database. Postoperatief waren de patiënten poliklinisch het eerste jaar elke 3 maanden en daarna elk half jaar gecontroleerd. Uitkomstmaten. Het percentage succesvol behandelde patiënten werd berekend op basis van het aantal patiënten met een postoperatieve follow-upduur C 2 jaar. Succesvolle behandeling werd gedefinieerd als een overgewichtsverlies > 30%. Tevens werd gekeken naar complicaties die optraden < en C 30 dagen na de operatie. Statistische analyse. Het overgewicht en het verlies hiervan werden berekend met behulp van het ideale lichaamsgewicht volgens de lengte-gewichttabellen van de Metropolitan Life Insurance Company.18 Statistische verschillen tussen het pre- en postoperatieve gewicht werden berekend middels de U-toets van Mann-Whitney. De onderzoeksgroep werd voor verdere analyse onderverdeeld in sub-
figuur 1. Siliconenmaagband die wordt aangebracht op de oesofagus-maagovergang. De band is aan de binnenzijde bekleed met een ballon, die met een verbindingsslang is verbonden met een subcutaan gelegen port-a-cathsysteem. Door vloeistof in de ballon te spuiten of eruit te puncteren, kan de nurse-practitioner de diameter ervan poliklinisch aanpassen. Bij een grotere ballon kan er minder voedsel worden ingenomen.
populaties naar uitgangswaarde van de BMI (categorieën: 35-39,9, 40-44,9, 45-49,9, 50-54,9 en C 55 kg/m2). resultaten Studiepopulatie. In de onderzoeksperiode was bij 411 patiënten laparoscopisch een maagband geplaatst. De patiëntkenmerken staan in tabel 1. De mediane opnameduur van de patiënten bedroeg 2 dagen (uitersten: 1-10). Follow-up. Van 52 van de 411 patiënten (13%) waren geen volledige follow-upgegevens verkregen: in de periode tabel 1. Preoperatieve gegevens van de 411 patiënten bij wie laparoscopisch een maagband werd geplaatst, St. Antonius Ziekenhuis, Nieuwegein, 1995/’05 aantal vrouwen (%) mediane leeftijd in jaren (uitersten) mediaan gewicht in kg (uitersten) mediaan overgewicht in kg (uitersten) mediane BMI in kg/m2 (uitersten) aantal patiënten met BMI in kg/m2 (%) 35-39,9 40-44,9 45-49,9 50-54,9 C 55
Ned Tijdschr Geneeskd. 2007 19 mei;151(20)
350 (85) 38 (17-60) 133,4 (88,4-230,0) 69,6 (32,1-113,4) 46,3 (36,2-84,3) 39 (9) 156 (38) 112 (27) 57 (14) 47 (11)
1131
aantal (%) patiënten 7 (3)
overgewichtsverlies (in %) 0-9,9
14 (5)
10-19,9
33 (12)
20-29,9
37 (14)
30-39,9
54 (20)
40-49,9
55 (21)
50-59,9
30 (11)
60-69,9
16 (6)
70-79,9
8 (3)
80-89,9
6 (2)
90-100
% patiënten
figuur 2. Mate van reductie van overgewicht bij 260 van de 267 patiënten bij wie 2 jaar tevoren laparoscopisch een maagband was geplaatst. Bij 7 patiënten (3%) was het gewicht toegenomen (niet afgebeeld).
1995/’99 waren 41/210 patiënten (20%) uit het zicht verdwenen, in 2000/’05 8/201 patiënten (4%), en 3 patiënten waren overleden vanwege een niet met de ingreep samenhangende oorzaak (2 aan een maligniteit en 1 door suïcide). De mediane follow-upduur bij de overige 359 patiënten was 39 maanden (uitersten: 3-108). Er waren 267 patiënten met een follow-upduur C 2 jaar. Van deze groep waren vervolgens 26 patiënten (10%) uit het zicht geraakt. Gewichtsverlies. Van de 267 patiënten met follow-upgegevens over C 2 jaar hadden 206 (77%) een afname van het overgewicht C 30% (figuur 2). Bij 7 (3%) patiënten was het gewicht toegenomen. De mediane BMI-afname 2 jaar na laparoscopische
maagbandplaatsing bedroeg 10,2 BMI-punten (tabel 2). De mediane afname van overgewicht was toen 46,3% (zie tabel 2). De daling bleef nagenoeg stabiel gedurende de jaren erna (figuur 3). In de subgroepen met preoperatief een lagere BMI was het percentage overgewichtsafname na de maagbandplaatsing hoger dan in de groepen met een hogere uitgangswaarde van de BMI (zie tabel 2). Complicaties. Bij 19 van de 411 patiënten (5%) vond conversie plaats naar een open procedure ten gevolge van een hypertrofische leverkwab, een bloeding of onoverzichtelijke anatomie. Vroege complicaties waren wondinfecties, maagperforatie en leverlaceratie (tabel 3). Late complicaties waren herniatie van de fundus van de maag door de maagband, problemen die samenhingen met het port-a-cathsysteem (lekkage, infectie en liggingsafwijkingen) en maagbanderosie. Het percentage fundusherniaties was na de perigastrische operatietechniek hoger dan na de pars-flaccida-operatietechniek (zie tabel 3). De opgetreden complicaties bleken niet van invloed op het uiteindelijke gewichtsverlies (data niet getoond). Er waren gedurende de opname en in de follow-upperiode geen trombo-embolische complicaties. Er waren geen patiënten als gevolg van de operatie overleden. Bij 90 van de 411 patiënten (22%) was een heroperatie verricht. De indicaties daarvoor waren de genoemde fundusherniatie, waarvoor repositie was verricht (n = 55), revisie van het port-a-cathsysteem (n = 30) en verwijdering van de maagband (n = 5). beschouwing In tegenstelling tot in de ons omringende landen bestaat in ons land weinig ervaring met de chirurgische behandeling
tabel 2. Reductie van overgewicht bij 267 patiënten, 2 jaar na een laparoscopische maagbandplaatsing in 1995/’05, St. Antonius Ziekenhuis, Nieuwegein totaal (n = 267)
preoperatieve uitgangssituatie mediane BMI 44,9 in kg/m2 (uitersten) (36,1-69,1)
vrouwen (n = 228)
44,5 (36,1-69,1)
mediaan verschil tussen pre- en postoperatief BMI, in kg/m2-punten –10,2 (+4,7–10,3 (+4,7(uitersten) –26,4)* –26,4) overgewicht, in % –46,3 (+10,0–45,4 (+10,0(uitersten) –97,8) – 97,8) *p
mannen (n = 39)
preoperatief BMI in kg/m2 (%) 35-39,9 (n = 25)
40-44,9 (n = 102)
45-49,9 (n = 70)
50-54,9 (n = 38)
C 55 (n = 32)
46,4 (36,2-60,1)
38,7 (36,1-39,9)
42,2 (40,0-44,8)
47,1 (45,0-49,7)
51,1 (50,1-54,9)
58,6 (55,3-69,1)
–9,8 (–1,5–22,2) –46,2 (–9,4–80,4)
8,9
9,3
11,1
13,6
14,3
54
46
43
45
38
< 0,0001.
1132
Ned Tijdschr Geneeskd. 2007 19 mei;151(20)
45 40 35 30 0
1
2
3
4
5
6
7
8
9
mediaan overgewichtsverlies (in %)
mediane BMI (in kg/m2)
50
50 40 30 20 10 0 0
1
2
3
4
5
6
aantal jaren na operatie 411
324
267
200
163
108
a
74
48
21
6
aantal patiënten
7
8
9
aantal jaren na operatie 411
324
267
200
163
108
b
74
48
21
6
aantal patiënten
figuur 3. Verloop van overgewicht bij 411 patiënten na laparoscopische maagbandplaatsing, uitgedrukt als (a) BMI en (b) percentage verloren overgewicht. Bij 7 van de 267 patiënten (3%) was het gewicht toegenomen.
van overgewicht. Onze rapportage omvat de eerste langetermijnresultaten van laparoscopische maagbandplaatsing in Nederland en toont bij 77% van de patiënten met een follow-upduur C 2 jaar een statistisch significant en duurzame afname van het overgewicht C 30%. De gevonden mediane BMI-afname van 10,2 punten en de mediane afname van het overgewicht met 46,3% komen overeen met resultaten uit de literatuur.11 19-21 Buchwald et al. vonden in een meta-analyse een BMI-afname van gemiddeld 10,4 punten en een vermindering van het overgewicht van 47,5%.22 De voordelen van de laparoscopische maagbandplaatsing zijn het minimaal invasieve karakter van de ingreep en het snelle klinische herstel. Een gerandomiseerde studie binnen de eigen afdeling toonde reeds aan dat de ingreep veilig en kosteneffectief in dagbehandeling kan worden uitgevoerd.23 Overige voordelen zijn de mogelijkheid van kali-
bratie van de band en daardoor een regelbare voedselinname en tot slot de omkeerbaarheid van de operatie. Bij onvoldoende effect van de band of onvoldoende therapietrouw van de patiënt kan de band worden verwijderd, waarbij de integriteit van de tractus digestivus volledig behouden blijft. De therapietrouw van de patiënt houdt in het volgen van een afgesproken postoperatief follow-upschema op de polikliniek. Hierbij kan de ballon van tijd tot tijd gevuld worden, maar dat is niet noodzakelijk. Het is voor het succes van de therapie van groot belang dat de patiënt zich regelmatig meldt op de polikliniek. Het percentage complicaties in onze studie is conform de literatuur.19-21 In de beginjaren (1995/’00) van de studie was het percentage complicaties aanzienlijk, voornamelijk fundusherniaties, waarvoor vaak heroperaties nodig waren. Deze fundusherniaties en het aantal ermee gepaard gaande reoperaties waren het directe gevolg van de destijds gehan-
tabel 3. Aantal (%) patiënten met een complicatie na laparoscopische maagbandplaatsing, St. Antonius Ziekenhuis, Nieuwegein, 1995/’05 perigastrische operatiemethode, 1995/’00 (n = 210)
pars-flaccida-operatiemethode, 2000/’05 (n = 201)
totaal, 1995/’05 (n = 411)*
< 30 dagen na operatie wondinfectie maagperforatie leverlaceratie
3 2 1
3 1 0
6 (1,5) 3 (0,7) 1 (0,2)
C 30 dagen na operatie fundusherniatie† port-a-cathproblemen‡ maagbanderosie
50 18 1
5 12 0
55 (13) 30 (7) 1 (0,2)
*Van
52 van de 411 patiënten waren geen volledige follow-upgegevens verkregen. Bij de overige 359 patiënten was de mediane follow-upduur 39 maanden (uitersten: 3-108). †De mediane tijd tot het optreden van een fundusherniatie was 20 maanden (uitersten: 1-87). ‡De mediane tijd tot het optreden van een port-a-cathprobleem was 25 maanden (uitersten: 4-82).
Ned Tijdschr Geneeskd. 2007 19 mei;151(20)
1133
teerde operatietechniek (perigastrische methode) waarbij een proximale maagpouch werd geformeerd. Na herziening van de operatietechniek door plaatsing van de band juist onder de gastro-oesofageale overgang volgens de pars-flaccidatechniek werd deze complicatie nog slechts sporadisch waargenomen.24 Overige complicaties hielden voornamelijk verband met het port-a-cathreservoir en kunnen in de regel poliklinisch dan wel in dagopname behandeld worden. De opgetreden complicaties bleken niet van invloed op het uiteindelijke gewichtsverlies. In de literatuur worden langetermijnresultaten vaak vermeld over patiënten in follow-up. Shen et al. toonden eerder een verband aan tussen een adequate follow-up en gewichtsverlies bij patiënten na een laparoscopisch geplaatste maagband.25 Gedurende de follow-upperiode verloren wij 13% van de patiënten uit het oog, het merendeel in de vroege periode van de studie. Na het aanstellen van een gespecialiseerde nurse-practitioner werd dit verlies geminimaliseerd en werd een follow-uppercentage van 96 bereikt. Doorgaans wordt als maat voor succesvolle behandeling een overgewichtsafname > 30% aangehouden.26 Het maximale gewichtsverlies wordt bij het merendeel van de patiënten 1,5-2 jaar postoperatief bereikt. In onze studie was bij 77% van de patiënten met een follow-upduur C 2 jaar sprake van overgewichtsafname C 30% en dus succesvolle behandeling (zie figuur 2). Als wij de behandeling bij patiënten die na 2 jaar uit het zicht raakten als mislukt beschouwen (n = 26 van de 206), wordt dit succespercentage gereduceerd tot 67 (180/267). Het succes van de chirurgische behandeling van morbide obesitas dient niet slechts afgemeten te worden aan het gewichtsverlies, maar tevens uitgedrukt te worden in verbetering van de comorbiditeit en de kwaliteit van leven. In eerdere studies werd door ons reeds een statistisch significante verbetering van de kwaliteit van leven na laparoscopische maagbandplaatsing beschreven.12 27 Het effect van de operatie op de comorbiditeit hebben wij in deze groep nog niet nader geanalyseerd. Het is echter uit de literatuur bekend dat een gewichtsreductie van 10% reeds gepaard gaat met significante vermindering van comorbiditeit.7 8 Buchwald et al. toonden in een meta-analyse een aanzienlijke verbetering van diabetes mellitus, hyperlipidemie, hypertensie en slaapapnoesyndroom na een bariatrische ingreep.22 Bij verschillende subpopulaties ingedeeld naar BMI bij de aanvang van de studie vonden wij een groter effect van de behandeling voor de patiënten met een lagere uitgangswaarde (overgewichtsafname 54%) ten opzichte van patiënten met een hogere waarde (afname overgewicht 38%). De indicatiestelling voor bariatrische chirurgie bij patiënten met een BMI C 50 is onderwerp van debat.28 In de praktijk wordt in de Verenigde Staten, in tegenstelling tot de gang van zaken in Europa en Australië, vooralsnog de voorkeur gegeven aan de al dan niet laparoscopisch
1134
uitgevoerde maagbypassprocedure. Bij deze operatie wordt in kortere tijd een groter gewichtsverlies bereikt en is het percentage succesvol behandelde patiënten hoger dan bij de maagbandplaatsing; de prijs is echter een beduidend hogere morbiditeit en sterfte.29 Gerandomiseerd vergelijkend onderzoek naar de resultaten van de maagbypassprocedure en de laparoscopische maagbandplaatsing ontbreekt vooralsnog, maar zou antwoord kunnen geven op de vraag welke operatie de beste is voor patiënten met (zeer ernstige) obesitas. conclusie Met laparoscopische maagbandplaatsing wegens morbide obesitas was bij driekwart van de patiënten die 2 jaar in follow-up waren gebleven, een duurzaam gewichtsverlies bereikt. De pars-flaccidatechniek ging met minder complicaties gepaard dan de perigastrische methode. B.Bliemer, nurse-practitioner, verzamelde de patiëntgegevens. Belangenconflict: geen gemeld. Financiële ondersteuning: geen gemeld.
Aanvaard op 10 juli 2006
Literatuur 1
2
3
4
5
6
7 8
Visscher TL, Kromhout D, Seidell JC. Long-term and recent time trends in the prevalence of obesity among Dutch men and women. Int J Obes Relat Metab Disord. 2002;26:1218-24. Hirasing RA, Fredriks AM, Buuren S van, Verloove-Vanhorick SP, Wit JM. Toegenomen prevalentie van overgewicht en obesitas bij Nederlandse kinderen en signalering daarvan aan de hand van internationale normen en nieuwe referentiediagrammen. Ned Tijdschr Geneeskd. 2001;145:1303-8. Fauci AS, Braunwald E, Isselbacher KJ, Wilson JD, Martin JB, Kasper D, et al. Harrison’s principles of internal medicine. 14th ed. New York: McGraw-Hill; 1998. p. 454-62. Calle EE, Rodriguez C, Walker-Thurmond K, Thun MJ. Overweight, obesity, and mortality from cancer in a prospectively studied cohort of U.S. adults. N Engl J Med. 2003;348:1625-38. Mokdad AH, Ford ES, Bowman BA, Dietz WH, Vinicor F, Bales VS, et al. Prevalence of obesity, diabetes, and obesity-related health risk factors, 2001. JAMA. 2003;289:76-9. National Institutes of Health, National Heart, Lung and Blood Institute. Clinical guidelines on the identification, evaluation, and treatment of overweight and obesity in adults – the evidence report. Obes Res. 1998;6(Suppl 2):51S-209S. Lean ME, Powrie JK, Anderson AS, Garthwaite PH. Obesity, weight loss and prognosis in type 2 diabetes. Diabet Med. 1990;7:228-33. Lavie CJ, Milani RV. Effects of cardiac rehabilitation, exercise training, and weight reduction on exercise capacity, coronary risk factors, behavioral characteristics, and quality of life in obese coronary patients. Am J Cardiol. 1997;79:397-401.
Ned Tijdschr Geneeskd. 2007 19 mei;151(20)
9 10
11
12
13
14 15
16
17 18
19
20
21
22
23
24
Goodrick GK, Foreyt JP. Why treatments for obesity don’t last. J Am Diet Assoc. 1991;91:1243-7. Maggard MA, Shugarman LR, Suttorp M, Maglione M, Sugerman HJ, Livingston EH, et al. Meta-analysis: surgical treatment of obesity. Ann Intern Med. 2005;142:547-59. Sjostrom L, Lindroos AK, Peltonen M, Torgerson J, Bouchard C, Carlsson B, et al. Lifestyle, diabetes, and cardiovascular risk factors 10 years after bariatric surgery. Swedish Obese Subjects Study Scientific Group. N Engl J Med. 2004;351:2683-93. Larsen JK, Geenen R, Ramshorst B van, Brand N, Wit P de, Stroebe W, et al. Psychosocial functioning before and after laparoscopic adjustable gastric banding: a cross-sectional study. Obes Surg. 2003;13: 629-36. Zelissen PMJ, Mathus-Vliegen EMH. Behandeling van overgewicht en obesitas bij volwassenen: voorstel voor een richtlijn. Ned Tijdschr Geneeskd. 2004;148:2060-6. Kuzmak LI. A review of seven years’ experience with silicone gastric banding. Obes Surg. 1991;1:403-8. Eerten PV van, Tuinebreijer WE, Breederveld RS, Kreis RW, Hunfeld MAJM, Groot GH de. Bariatrische chirurgie met een variabele maagband voor morbide obesitas: eerste 30 patiënten in Nederland. Ned Tijdschr Geneeskd. 1994;138:762-6. Fried M, Miller K, Kormanova K. Literature review of comparative studies of complications with Swedish band and Lap-Band. Obes Surg. 2004;14:256-60. Belachew M, Zimmermann JM. Evolution of a paradigm for laparoscopic adjustable gastric banding. Am J Surg. 2002;184:21S-5S. Robinett-Weiss N, Hixson ML, Keir B, Sieberg J. The Metropolitan Height-Weight Tables: perspectives for use. J Am Diet Assoc. 1984; 84:1480-1. Ceelen W, Walder J, Cardon A, Renterghem K van, Hesse U, el Malt M, et al. Surgical treatment of severe obesity with a low-pressure adjustable gastric band: experimental data and clinical results in 625 patients. Ann Surg. 2003;237:10-6. Zinzindohoue F, Chevallier JM, Douard R, Elian N, Ferraz JM, Blanche JP, et al. Laparoscopic gastric banding: a minimally invasive surgical treatment for morbid obesity: prospective study of 500 consecutive patients. Ann Surg. 2003;237:1-9. Angrisani L, di Lorenzo N, Favretti F, Furbetta F, Iuppa A, Doldi SB, et al. The Italian Group for LAP-BAND: predictive value of initial body mass index for weight loss after 5 years of follow-up. Italian Collaborative Study Group for LAP-BAND. Surg Endosc. 2004;18:1524-7. Buchwald H, Avidor Y, Braunwald E, Jensen MD, Pories W, Fahrbach K, et al. Bariatric surgery: a systematic review and meta-analysis. JAMA. 2004;292:1724-37. Wasowicz-Kemps DK, Bliemer B, Boom FA, Zwaan NM de, Ramshorst B van. Laparoscopic gastric banding: outpatient procedure versus overnight stay, a randomized study. Surg Endosc. 2006;8: 1233-7. O’Brien PE, Dixon JB, Laurie C, Anderson M. A prospective randomized trial of placement of the laparoscopic adjustable gastric band: comparison of the perigastric and pars flaccida pathways. Obes Surg. 2005;15:820-6.
25 Shen R, Dugay G, Rajaram K, Cabrera I, Siegel N, Ren CJ. Impact of patient follow-up on weight loss after bariatric surgery. Obes Surg. 2004;14:514-9. 26 Favretti F, Cadiere GB, Segato G, Busetto L, Loffredo A, Vertruyen M, et al. Bariatric analysis and reporting outcome system (BAROS) applied to laparoscopic gastric banding patients. Obes Surg. 1998; 8:500-4. 27 Schok M, Geenen R, Antwerpen T van, Wit P de, Brand N, Ramshorst B van. Quality of life after laparoscopic adjustable gastric banding for severe obesity: postoperative and retrospective preoperative evaluations. Obes Surg. 2000;10:502-8. 28 Parikh MS, Shen R, Weiner M, Siegel N, Ren CJ. Laparoscopic bariatric surgery in super-obese patients (BMI > 50) is safe and effective: a review of 332 patients. Obes Surg. 2005;15:858-63. 29 Angrisani L, Lorenzo M, Borrelli V. Laparoscopic adjustable gastric banding versus Roux-en-Y gastric bypass: 5-year results of a prospective randomized trial. Surg Obes Relat Dis. 2007;2:127-32.
Abstract Sustained weight loss 2 years after laparoscopic adjustable gastric banding for morbid obesity Objective. To analyse the results of the laparoscopic adjustable gastric banding (LAGB) procedure for morbid obesity. Design. Retrospective, descriptive. Method. From November 1, 1995 to May 31, 2005, laparoscopic adjustable banding surgery was performed in St. Antonius Hospital, Nieuwegein, the Netherlands, in 411 patients. Inclusion criteria were BMI C 40 kg/ m2 or BMI C 35 kg/m2 and severe comorbidity with C 3 attempts at weight loss in the past. Selection, inclusion and follow-up were performed in a specialised, multidisciplinary setting. Height, weight, and complications were prospectively recorded. In 1995-2000 the perigastric surgical procedure was used and in 2000-2005 the pars-flaccida method. Results. The study group consisted of 350 (85%) women and 61 (15%) men with a median age of 38 years (range 17-60). Out of these 411 patients, the median weight was 133.4 kg, the median overweight, 69.6 kg and the median BMI 46.3 kg/m2. Two years after surgery, data was known for 267 patients where 206 (77%) had a weight loss C 30%, and 7 patients (3%) a weight gain. The median BMI difference was then –10.2 kg/m2 (range +4.7-–26.4). The median loss of overweight was 46.3% (+10.00-–97.8). The weight loss remained stable in the following years. The most commonly seen complications were fundus slippage (13%) and port-a-cath related complications (7%). These occurred more often in patients who had had the perigastric method surgery than in the parsflaccida surgical method. Conclusion. Three quarters of the patients with morbid obesity who received laparoscopic gastric banding surgery had achieved and sustained weight loss at 2 years following surgery. The pars-flaccida method resulted in fewer complications than the perigastric surgical method. Ned Tijdschr Geneeskd. 2007;151:1130-5
Ned Tijdschr Geneeskd. 2007 19 mei;151(20)
1135