Dutch Validation Council
BEOORDELINGSRAPPORT Information Engineering Hogeschool van Amsterdam
Den Haag November, 2004
Dutch Validation Council (DVC) Raamweg 17 2596 HL DEN HAAG T: 070 3 450 201 F: 070 3 600 869 E:
[email protected] W : www.dvc-vbi.nl
INHOUDSOPGAVE INLEIDING ................................................................................................................................................ 5 0.1 0.2 0. 3 0.4 1.
DOELSTELLINGEN OPLEIDING ................................................................................................ 9 1.1 1.2 1.3 1.4
2.
EVALUATIE RESULTATEN ........................................................................................................... 37 MAATREGELEN TOT VERBETERING ............................................................................................ 38 BETREKKEN VAN MEDEWERKERS, STUDENTEN, ALUMNI EN BEROEPENVELD ............................. 39 CONCLUSIES .............................................................................................................................. 40
RESULTATEN ................................................................................................................................ 41 6.1 6.2 6.3
7.
MATERIËLE VOORZIENINGEN .....................................................................................................35 STUDIEBEGELEIDING.................................................................................................................. 35 CONCLUSIES .............................................................................................................................. 36
INTERNE KWALITEITSZORG...................................................................................................37 5.1 5.2 5.3 5.4
6.
EISEN HBO................................................................................................................................ 31 KWANTITEIT PERSONEEL ........................................................................................................... 32 KWALITEIT PERSONEEL.............................................................................................................. 32 CONCLUSIES .............................................................................................................................. 34
VOORZIENINGEN......................................................................................................................... 35 4.1 4.2 4.3
5.
EISEN HBO/WO ........................................................................................................................ 16 RELATIE TUSSEN DOELSTELLINGEN EN INHOUD PROGRAMMA ................................................... 19 SAMENHANG PROGRAMMA ........................................................................................................ 21 STUDIELAST ............................................................................................................................... 23 INSTROOM..................................................................................................................................24 DUUR ......................................................................................................................................... 24 AFSTEMMING TUSSEN VORMGEVING EN INHOUD ....................................................................... 25 BEOORDELING EN TOETSING ......................................................................................................28 CONCLUSIES .............................................................................................................................. 30
INZET VAN PERSONEEL ............................................................................................................ 31 3.1 3.2 3.3 3.4
4.
DOMEINSPECIFIEKE EISEN ............................................................................................................ 9 NIVEAU: BACHELOR .................................................................................................................. 11 ORIËNTATIE: HBO..................................................................................................................... 14 CONCLUSIES .............................................................................................................................. 15
PROGRAMMA................................................................................................................................ 16 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5 2.6 2.7 2.8 2.9
3.
WIJZE VAN BEOORDELEN ............................................................................................................. 5 PLAATS VAN DE OPLEIDING.......................................................................................................... 6 KWALITEIT VAN DE VISITATIEDOCUMENTATIE ............................................................................ 7 LEESWIJZER .................................................................................................................................8
GEREALISEERD NIVEAU ............................................................................................................. 41 ONDERWIJSRENDEMENT ............................................................................................................ 42 CONCLUSIES .............................................................................................................................. 43
TOTAALOVERZICHT VAN DE OPLEIDING .......................................................................... 45 7.1 7.2
STERKE PUNTEN VAN DE OPLEIDING .......................................................................................... 45 OVERZICHT VAN OORDELEN PER FACET EN ONDERWERP ........................................................... 45
8.
EINDOORDEEL ............................................................................................................................. 47
9.
BIJLAGEN ....................................................................................................................................... 49 9.1 9.2 9.3 9.4
SAMENSTELLING VAN HET PANEL .............................................................................................. 49 ONAFHANKELIJKHEIDSVERKLARINGEN VAN HET PANEL ............................................................ 51 PROGRAMMA BEZOEKDAG ......................................................................................................... 55 LIJST GESPREKSPARTNERS ......................................................................................................... 56
9.5 9.6 9.7
DOCUMENTENOVERZICHT OPLEIDING IE ................................................................................... 58 ALGEMEEN COMPETENTIEPROFIEL IE ........................................................................................ 60 COMPETENTIES IE –ALGEMEEN PROFIEL UITGEWERKT NAAR KERNFASEN EN SPECIALISATIEFASE63
Dutch Validation Council
4
INLEIDING Dit rapport betreft de beoordeling van de opleiding Information Engineering van de Hogeschool van Amsterdam door Dutch Validation Council (DVC). Het onderhavige hoofdstuk bevat algemene informatie over de beoordelingswijze van het panel, de plaats van de opleiding binnen de hogeschool, de kwaliteit van de visitatiedocumentatie van de opleiding, enkele opmerkingen van het panel voorafgaand aan de formele beoordeling en een leeswijzer.
0.1 Wijze van beoordelen Proces Verantwoording van de werkwijze van het panel De beoordeling van de opleiding heeft plaats gevonden in 6 fasen. In de eerste fase zijn de documenten bestudeerd die het vastgestelde beleidsmatige kader vormen van alle opleidingen van de Hogeschool van Amsterdam. Na het screenen van de door de hogeschool aangereikte documenten is door de panelsecretaris aangegeven welke onderdelen de opleiding in de visitatiedocumentatie nog verder moet uitwerken zodat het panel zich een oordeel kan vormen over de wijze waarop het hogeschool brede beleid verankerd is in de opleiding. In de tweede fase bestudeerde het panel de door de opleiding vervaardigde visitatiedocumentatie in de vorm van een zelfevaluatie met een groot aantal bijlagen. Het panel verdeelde de beschikbaar gestelde afstudeerproducten inclusief de beoordelingscriteria en toegekende beoordelingen Ook besprak het panel het beoordelingskader om te komen tot een eenduidige interpretatie van de ijkpunten en de bevindingen m.b.t. het hogeschool brede beleid. Naar aanleiding van de door de panelleden ingevulde checklist over de documentatie inventariseerde het panel in eerste ronde de te stellen vragen tijdens de bezoekdag. Alle documenten zijn bestudeerd en meegewogen bij de uiteindelijke beoordeling. In de derde fase besprak het panel de bevindingen na bestudering van de scripties en de ingevulde beoordelingsformulieren en ronde de inventarisatie van te stellen vragen af. In de vierde fase stelde het panel zich ter plekke op de hoogte van de materiele voorzieningen en bestudeerde op locatie het ter inzage gelegde materiaal. Het materiaal bestond onder andere uit digitaal beschikbare studiehandleidingen voor de programmaonderdelen en een representatieve set van door studenten gemaakte opdrachten, projectverslagen en toetsen, commentaar en feedback van docenten bij het ter inzage gelegde werk van studenten (de gehanteerde beoordelingscriteria incluis), documenten met betrekking tot het interne kwaliteitszorgsysteem inclusief verslagen van teamvergaderingen over de evaluatieresultaten, evaluatieresultaten van de student tevredenheidmeting (STEM) en verslagen van panelgesprekken met studenten, verslagen van vergaderingen van het managementteam, de instituutsrapportages ten behoeve van het College van Bestuur en materiaal van diverse commissies, brochures en studiegidsen. Het panel kon ter plekke beperkt kennis nemen van de gebruikte vakliteratuur. Een overzicht van de vakliteratuur is later toegezonden. De vijfde fase bestond uit het voeren van gesprekken met opleidingsmanagement en College van Bestuur, studenten, docenten, alumni en het werkveld. Het visitatiepanel heeft tijdens die gesprekken de kwaliteit en het niveau van de opleiding getoetst op basis van het beoordelingskader voor HBO-bachelor opleidingen van DVC en de beslisregels zoals die opgesteld zijn door de Nederlands Vlaamse Accreditatie Organisatie i.o. (NVAO). In de zesde fase vond de uiteindelijke oordeelsvorming plaats, is het rapport opgesteld en vastgesteld na verificatie door de instelling. Borging Gedurende het hele beoordelingsproces is aandacht beteed aan een uniforme interpretatie van de geformuleerde ijkpunten. Tevens heeft het panel naar een zo groot mogelijke objectiviteit en betrouwbaarheid gestreefd, waarbij informatie werd gecontroleerd bij zo veel mogelijk verschillende informatiebronnen en evaluatieve uitspraken zijn beredeneerd en onderbouwd met feitelijke informatie. Daarbij gold het bereiken van een zo groot mogelijke intersubjectiviteit in de beoordeling tussen panelleden. Uit de korte evaluatie van het panel met het opleidingsmanagement bleek dat de gesprekspartners van het panel van oordeel waren dat de gesprekken kritische en constructief waren op basis van vragen die ertoe deden.Ten slotte heeft de DVCCouncil de panelrapportage gevalideerd.
B
Beoordelingsrapport Information Engineering
5
0.2 Plaats van de opleiding De opleiding Informatica1 van de Hogeschool van Amsterdam (Crohonummer 34479) kent drie initiële opleidingsvarianten die opleiden tot de beroepsgerichte bachelor in ICT. De voltijd en deeltijd opleidingsvariant Informatica maken onderdeel uit van één organisatorische eenheid: het Instituut Informatica en Elektrotechniek (I&E) gevestigd in Amsterdam. De voltijd opleidingsvariant Information Engineering vormt het zelfstandige Instituut voor Information Engineering (IIE) met als vestigingsplaats Almere. Het Instituut I&E is in januari 1998 ontstaan uit de afdeling Elektrotechniek en Informatica, die onderdeel was van de Technische en Maritieme Faculteit. In augustus 2002 is de voltijdopleiding Technische Informatica en in maart 2003, als gevolg van de opheffing van het Instituut Deeltijd HTO, de deeltijdopleidingen Informatica en Elektrotechniek aan het palet toegevoegd. De deeltijd- en voltijdopleiding Informatica werken intensief samen in de onderwijsinnovatie, op het terrein van docenteninzet en het gezamenlijke gebruik van practica en apparatuur. De deeltijdopleiding heeft een groot aantal ondersteunende processen en procedures van de voltijd I kunnen adopteren. In 1997 werd door het College van Bestuur de opdracht gegeven tot het ontwikkelen en starten van een eigenstandige in Nederland unieke opleiding tot Information Engineer. Aanleiding was de vraag van de arbeidsmarkt naar Informatici die een 'brugfunctie' zouden kunnen vervullen t ussen‘ kl ant ’ en‘ l ev er anci er ’ opI CT-gebied. Aanvullende eis was om doorlopende leerlijnen tot stand te brengen met het middelbaar beroepsonderwijs in Flevoland. Gezien de groei van Flevoland (en Almere) werd in de negentiger jaren duidelijk dat de behoefte aan vervolgonderwijs zich sterk deed voelen en vooral aansluitonderwijs tussen mbo en hbo. Een haalbaarheidsstudie in 1996 leverde een positief resultaat op om een innovatief speerpunt op het terrein van technisch HBO te realiseren. De opleiding IE is in 1998 in Almere van start gegaan. Overeenkomsten en verschillen tussen de drie opleidingsvarianten Brede professionalisering Eén van de profielkenmerken van de voltijd en deeltijdopleiding Informatica Amsterdam is de brede professionalisering. De voltijd en deeltijd I richten zich op het ontwikkelen van die beroepscompetenties die het mogelijk maken dat afgestudeerden gekwalificeerd zijn om een functie te verwerven in de beroepsdomeinen: Software engineering, System & Network engineering, Business engineering en IT Service management. In de deeltijd I heeft system en network engineering tot voor kort een sterker accent gekregen dan de overige drie domeinen. De afgestudeer denz i j n‘ ont wi kkel aar s,ont werper senbouwer s’ . De opleiding IE (Information Engineering) wil voorzien in de behoefte aan Information Engineers die de vragen en behoeften van de klant en gebruiker op informatiegebied vertalen in een opdracht waarbij ICT het leidende principe is. Hij staat open voor nieuwe ontwikkelingen, is flexibel en heeft een creatief werk- en denkvermogen. De Information Engineer is een bruggenbouwer/intermediair. De belangrijkste inhoudelijke overeenkomsten tussen de drie varianten zijn: Centraal in het opleidingsprofiel van alle varianten staat dat professionals worden opgeleid die op het terrein van de ICT succesvol kunnen functioneren en zich kunnen ontwikkelen tot gezaghebbende beroepsbeoefenaars. In alle varianten is de beroepsrol uitgangspunt voor het leerplan en zijn studenten de regisseur van hun studie. Belangrijkste oriëntatie voor studenten tijdens en na hun studie is het bedrijfsleven. Er is een nauwe samenwerking tussen opleiding en beroepenveld in alle fasen van de opleidingen. Competentiegericht opleiden is het uitgangspunt. Kenmerkend hierbij zijn projectmatig werken aan real life opdrachten in alle studiejaren. De student is regisseur van de eigen studie. Het studieloopbaantraject biedt als integraal onderdeel van het programma studenten ondersteuning bij de competentieontwikkeling en reflectie op leren.
1
Indien gesproken wordt over de opleiding Informatica worden alle drie varianten bedoeld.
Dutch Validation Council
6
De opleidingen zijn actief op het gebied van doorlopende leerlijnen mbo-hbo-wo, wetenschappelijke oriëntatie (lectoraat) en internationalisering voor thuisblijvers. Het beroepenveld waarvoor wordt opgeleid heeft een internationaal karakter. In het progr ammawor dtr ui meaandachtgegeven,ookv oor‘ t hui sbl i j ver s’ ,aandei nt er nat i onal easpecten van de informatie- en communicatietechnologie. Information Engineering onderscheidt zich van het landelijke beroepsprofiel en de voltijd en deeltijd I door: Specifieke beroepscompetenties, die als zodanig niet voorkomen in het HBO-I profiel en die uitdrukking geven aan de typische brugfunctie van de IE2. Er wordt een zwaarder gewicht t oegekendaandecompet ent i esdi eger el at eer dz i j naan‘ ui t gaanvandegebr ui ker ’ i nvergel i j ki ngmetdecompet ent i esdi eger el at eer dz i j naan‘ hetwer keni nenvanui tdeondernemi ng’ en‘ deei genber oepsont wi kkel i ng’ . De bijzondere formulering van de algemene beroepscompetenties, waarbij accent wordt gelegd op de brugfunctie van de IE. Drie uitstroomprofielen: de ondernemende, de onderzoekende/ontwikkelende en de brancheen applicatiegerichte Information Engineer. Per 1 oktober 2003 staan 655 studenten bij IIE ingeschreven. In 2001 meldden zich 213 studenten aan. De instroom per 1 september 2004 bedroeg 134 studenten. De instroom van allochtone studenten ligt bij IE op circa 25% en daarmee een stuk lager dan bij de voltijd en deeltijd I. Het aantal instromende studenten met een buitenlands diploma is bij IE te verwaarlozen. De instroom van studenten met een havo-vooropleiding ligt bij IE hoger (60%) dan bij de voltijd I (50%). Samenwerking Hogeschool en universiteit De informaticaopleidingen van de HvA en de Universiteit van Amsterdam (UvA) hebben de bachelor-masterstructuur aangegrepen om het wederzijdse aanbod van ICT-opleidingen goed op elkaar af te stemmen. De instituten I&E en IIE en het opleidingsinstituut Informatiewetenschappen van de UvA hebben gezamenlijk het Businessplan Samenwerkingsverband ICT (en nieuwe media) ontwikkeld waarin de strategie, missie en ambitie voor de School voor ICT zijn vastgesteld. Het samenwerkingsverband streeft naar een heldere positionering van alle opleidingsvarianten informatica op hbo- en wo-niveau in Amsterdam. Daartoe is een website ingericht en een compacte brochure uitgegeven, waarin alle opleidingsvarianten en doorstroommogelijkheden herkenbaar staan beschreven (zie: www.ICTinAmsterdam.nl). De samenwerking tussen HvA en UvA heeft geresulteerd in de start per 1 september 2003 van twee éénjarige ICT-masteropleidingen aan de UvA: de masteropleidingen Software Engineering (SE) en Netwerk- en SysteemBeheer (SNB). Hiermee wordt studenten een doorlopende leerlijn, zonder een verplicht aansluitingsprogramma, richting wetenschappelijk onderwijs geboden. Dit is een uniek concept op bètaterrein in Nederland. Docenten van de opleidingen informatica van de HvA en UvA leveren een bijdrage aan ontwikkeling en uitvoering van het onderwijs. De master SNB wordt geheel uitgevoerd op de HvA (locatie de Leeuwenburg) in het speciaal daartoe ingerichte SNB-lab.
0. 3
Kwaliteit van de visitatiedocumentatie
Bij het vervaardigen van de visitatiedocumentatie door de opleiding is gebruik gemaakt van het beoordelingskader van DVC dat dateert uit december 2003 en is goedgekeurd door de NVAO i.o. Omdat de Hogeschool van Amsterdam op instellingsniveau een gemeenschappelijke visie en beleid heeft ontwikkeld, is ervoor gekozen om de hogeschoolbrede onderwerpen in de procedure anders te behandelen en op een specifieke wijze te beoordelen. De HvA heeft de instellingsbrede documenten gerelateerd aan de ijkpunten uit het beoordelingskader DVC en van een toelichting voorzien. In januari 2004 heeft, op basis van het beoordelingskader DVC, een beoordeling plaats gevonden op document niveau van het instellingsbrede gemeenschappelijke beleidskader. In deze beoordeling heeft de DVC op onderdelen aangegeven waar concretisering op opleidingsniveau verder nodig is. De opleidingsspecifieke uitwerking van het hogeschool brede beleidskader is geconcretiseerd in de visitatiedocumentatie met verwijzing naar de betref2
Zie opleidingsspecifieke deel
B
Beoordelingsrapport Information Engineering
7
fende beleidsdocumenten. In aanvulling op de algemene beoordeling van de instellingsbrede documentatie heeft het panel de feitelijke werking op opleidingsniveau telkens getoetst. De door de opleiding vervaardigde visitatiedocumentatie is aan de hand van een checklist gescreend op: vormvoorschriften, omschrijving van de opleiding, aanwezigheid van de minimaal vereiste bijlagen en de wijze waarop de facetten zijn behandeld. De aangeleverde visitatiedocumentatie voldeed aan de vereisten en was voor het panel voldoende basis om de gesprekken met de opleiding in te gaan. Deze afzonderlijke rapportage betreft de opleiding Information Engineering (Almere). Samen met de rapportage van de opleiding Informatica (Amsterdam) is dit de basis voor de validatie van de opleidingen Hogere Informatica van de Hogeschool van Amsterdam.
0.4
Leeswijzer
In de hoofdstukken een tot en met acht is de beoordeling van de opleiding weergegeven. De hoofdstukken volgen de onderwerpen van de NVAO. Ze zijn opgedeeld in paragrafen die de indeling in facetten van de NVAO volgen. Elke paragraaf is als volgt opgebouwd: Het NVAO-facet is weergegeven, gevolgd door een beschrijving van de opleiding. Deze beschrijving is gebaseerd op de bestudering van de visitatiedocumentatie, het aanvullende materiaal en het ter inzage gelegde materiaal. Vervolgens geeft het panel de bevindingen weer uit de gegevens en de gesprekken met de verschillende geledingen van de opleiding. Elke paragraaf wordt afgesloten met een beoordeling door het panel. Deze beoordeling is gebaseerd op het beoordelingskader voor HBO-bacheloropleidingen van de DVC. De hoofdstukken een tot en met zes worden afgesloten met een aantal samenvattende conclusies. Het zevende hoofdstuk geeft het totaal overzicht van de oordelen van het panel inclusief een overzicht van de oordelen per facet en onderwerp. Hoofdstuk acht geeft de integrale eindconclusie van het panel weer. Tot slot volgen in hoofdstuk negen enkele bijlagen met o.a. de samenstelling van het panel.
Dutch Validation Council
8
1. DOELSTELLINGEN OPLEIDING 1.1 Domeinspecifieke eisen De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden aan een opleiding in het betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroepspraktijk) Beschrijving De information engineer is organisator en implementator van nieuwe ontwikkelingen waar ICT een belangrijke rol speelt of belangrijke implicaties heeft voor de cultuur en structuur van de werkomgeving van klant en gebruiker. De information engineer kan diverse beroepsrollen vervullen in verschillende beroepscontexten: hij kan werken als ICT-adviseur, als ICT-analist, als databasespecialist, als systeemontwerper/ontwikkelaar in bedrijven, organisaties en binnen een eigen bedrijf. Afhankelijk van zijn specialisatie kan hij b.v. applicaties ontwerpen voor specifieke branches of onderzoek doen naar de mogelijkheden van nieuwe ontwikkelingen op ICT-gebied. Hiermee is de professional breed getypeerd: hij combineert zijn kennis van en vaardigheden in ICT met een goed inzicht in vragen en behoeften van klanten en gebruikers van ICT. De IE wordt opgeleid in drie met elkaar geïntegreerde vakgebieden: informatica (50%) bedrijfskunde (25%) en communicatie (25%). De breedte en diepte van het domein komen tot uiting in drie uitstroomprofielen van IE: 1 Profiel Ondernemende IE: De ondernemende IE heeft het vermogen om nieuwe ontwikkelingen en producten op het spoor te komen vanuit een goed overzicht van en een goed gevoel voor de mogelijke marktwaarde die deze ontwikkeling of dit product hebben. Hij bekijkt producten en technologieën met het oog op actueel aanwezige en mogelijk toekomstige vragen van klanten. Hij kan producten overtuigend op de markt zetten en mensen enthousiast krijgen voor een bepaald product. 2 Profiel Branche/applicatiegerichte IE: De applicatie- of branchegerichte IE kijkt vanuit de (on)mogelijkheden van de organisatie. Hij verschaft zichzelf snel een overzicht over de branche waarin hij werkt. Hij kan zich snel inwerken in de structuur en cultuur van de organisatie waarin hij werkt, hij kent het bedrijf –ziet wat daar omgaat en wat de cruciale vragen en problemen zijn. Hij kan aan het bedrijf gerichte voorstellen doen voor actualisering, optimalisering en vernieuwing van ICT-technieken en aangeven hoe deze gerealiseerd gaan worden. 3 Profiel Onderzoekende/ontwikkelende IE: De onderzoekende IE wordt gekarakteriseerd door zijn vermogen om nieuwe technologische mogelijkheden te vertalen in concrete op gebruikers afgestemde producten en diensten. Hij bevindt zich in de voorhoede van de ICT-toepassers.Hi ji seen‘ ear l yi nnovat or ’ . De onderzoekende IE opereert vanuit afdelingen voor research en ontwikkelingen van organisaties en bedrijven of (soms) vanuit een eigen bedrijf. De opleiding Information Engineer leidt op een nieuwe manier op tot een ICT-professional. Uitgangspunt is dat dit in constante relatie met bedrijven gebeurt in de vorm van comakerships. Essentieel en onderscheidend onderdeel van de opleiding zijn de bedrijven en instellingen die door het formuleren en begeleiden van projecten als “ comaker ”eenbel angrijke bijdrage leveren aan de competentieontwikkeling van de student. In het comakership-model ontstaat een unieke driehoekssamenwerking waarbij de student zijn leertraject vindt, de opleiding het niveau bewaakt en het bedrijf de functie van het product bepaalt. Information engineer is een nieuw beroep in een veranderend beroepenveld. De gemeenschappelijke kern van het profiel van een IE is een hbo-professional die vragen en behoeften van klant en gebruiker op informatiegebied vertaalt in een opdracht waarbij ICT het leidende principe is. Het profiel en de eindkwalificaties van IE zijn gebaseerd op het HBO-I profiel, dat in nauwe samenwerking met een vertegenwoordiging van het werkveld is opgesteld.
B
Beoordelingsrapport Information Engineering
9
De opleiding IE heeft een sterke regionale binding als hbo opleiding in de dynamische omgeving van Almere. De comakers zijn naast regionaal ook nationaal gespreid; eenderde van de comakeropdrachten komt uit Almere, tweederde uit de rest van Nederland. Daarbij zijn internationale aspecten steeds meer aan de orde. De opleiding maakt onderscheid tussen het algemene competentieprofiel van de IE en de specifieke competenties van de drie uitstroomprofielen. Het algemene competentieprofiel laat zien over welk competenties iedere IE-student dient te beschikken. Dit profiel staat centraal in de propedeuse en kernfase. Na de kernfase kiest een student voor een van de drie uitstroomprofielen. Hij ontwikkelt zich tot information engineer in de rol van systeemontwikkelaar, ICTconsultant, ICT-ondernemer of informatie- en kennismanagementspecialist, of een combinatie van deze rollen. De algemene competenties omvatten de volgende driedeling: (zie bijlage9.3) 1. Competenties op het gebied van werken met en voor de (potentiële) opdrachtgever of gebruiker op het vlak van IE. In dit segment zijn algemene competenties op het gebied van open staan voor nieuwe ontwikkelingen, beleid en innovatie, nadruk op gebruiksvriendelijkheid uitgewerkt. Er zijn twaalf competenties geformuleerd in dit segment. 2. Competenties op het gebied van werken in en vanuit een onderneming. In dit segment zijn algemene competenties op het gebied van marktgerichtheid, management, leiderschap en samenwerking uitgewerkt. Er zijn negen competenties geformuleerd in dit segment 3. Competenties op het gebied van de eigen beroepsontwikkeling. Hier gaat het om competenties op het gebied van lifelong learning, de eigen bijdrage aan de beroepsontwikkeling en de uitbouw van een body of knowledge. Er zijn vijf competenties geformuleerd in dit segment. Voor de drie uitstroomprofielen zijn ieder negen competenties geformuleerd. De opleiding heeft uitgewerkte competentieprofielen voor de kernfase en de specialisatiefase (zie bijlage 9.4). De profielen zijn opgenomen in de studiegids. De actualiteit en relevantie (zie ook paragraaf 1.3) van de competenties worden bewaakt aan de hand van: 1. De input van comakers en de inhoud van de opdrachten in de comakerships; 2. Het volgen en vertalen van de landelijke ontwikkelingen binnen het HBO-I profiel; 3. De Quality Board en de Beroepenveldcommissie van IIE; 4. Evaluatieonderzoeken onder alumni en werkgevers. Bevindingen en oordeel panel Het opleidingsmanagement brengt naar voren dat uit de vergelijking (najaar 2003) tussen het landelijke I profiel en de eigen eindkwalificaties blijkt dat de beide profielen overeen komen. Een ui t z onder i ngi s‘ z el f st andi gwer ken’ ,watdoordewer kwi j z ev anhetcomaker shi pz ov anz el fsprekend is dat IE het niet als aparte competentie heeft opgenomen. Uit deze analyse blijkt dat IE meer op processen en softwareapplicaties is gericht dan op de ICT infrastructuur en meer op beleid, innovatie en ontwikkeling en invoering is gericht dan op exploitatie en beheer. Dit is een bewuste keuze vanuit het beroepsprofiel van IE om meer uit te gaan van de gebruiker/opdrachtgever. Uit inventarisatie door de opleiding blijkt dat veel comakeropdrachten aansluiten bij de branche en applicatiegerichte IE en er is sprake van comakerships waarbij innovatief onderzoek plaatsvindt. Ongeveer 20% van de studenten kiest voor het ondernemende profiel. Per comakerperiode werken meerdere groepen studenten aan een internationaal georiënteerde comakership. De opleiding gaat de informatie over nieuwe ontwikkelingen uit comakeropdrachten wat systematischer verzamelen en documenteren. Het oppikken van ontwikkelingen gebeurt nu veelal informeel en krijgen een vertaling naar aanpassingen in het curriculum (zie paragraaf 1.3). Tevens zijn actuele ontwikkelingen onderwerp van gesprek in de beroepenveldcommissie. Zowel alumni als studenten zien de verhouding (50-25-25) als goede weergave van de aandacht in de opleiding en in het eigen competentieprofiel voor de gebieden informatica, bedrijfskunde en communicatie. Zij geven aan te leren werken vanuit het overzicht over het geheel en dat zij de verschillende aspecten met betrekking tot een opdracht/project op waarde hebben leren te schatten. Alle gesprekspartners benadrukken dat de drie uitstroomprofielen aansluiten bij de huidige behoeften van het beroepenveld zoals dat ook blijkt uit de opdrachten van de comakers.
Dutch Validation Council
10
Het panel oordeelt het facet domeinspecifieke eisen voldoende.
1.2 Niveau: Bachelor De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een Bachelor Beschrijving Conform het HvA-beleid neemt de opleiding de 10 generieke hbo-kernkwalificaties die in de visitatie richtinggevend waren voor het hbo-niveau als maatstaf voor het niveau van IE. In de volgende matrix zijn de Dublin Descriptoren gerelateerd aan de hbo-kernkwalificaties. Matrix 1.1: Dublin descriptoren en HBO kwalificaties Dublin descriptor Kennis en inzicht Toepassen kennis en inzicht
Oordeelsvorming Communicatie Leervaardigheden
HBO kwalificatie Brede professionalisering, Multidisciplinair werken Probleemgericht werken, Creativiteit en complexiteit in handelen, Wetenschappelijke toepassing Methodisch reflectief denken en handelen, Besef van maatschappelijke verantwoordelijkheid Sociaalcommunicatieve bekwaamheid, Basiskwalificering voor managementfuncties Transfer en brede inzetbaarheid, Brede professionalisering.
In het HBO-I profiel maken de HBO-kwalificaties integraal onderdeel uit van de algemene beroepscompetenties en beroepscompetenties voor de informaticus. De opleiding heeft in de volgende matrix aangegeven waar de HBO-kwalificaties in het competentieprofiel terug te vinden zijn. Matrix 1.2: Relatie tussen algemene competenties IE en HBO-kwalificaties Brede professionalisering
Het I-profiel heeft een algemeen profiel en een brede toepassing naar uitstroomprofielen. Iedere student verwerft de competenties uit het brede profiel en beschikt daarnaast over de competenties uit een van de uitstroomprofielen. Door de comakeropdrachten gaan studenten in meerdere werkomgevingen aan de slag met het ontwikkelen van een diversiteit aan beroepsproducten. Algemene competenties: Pro-actieve houding Motiveren Intermediair Een open houding Eigen visie Integratie van informatietechnologie en communicatietechnologie Inschatten en waarderen en toepassingsgerichtheid Presentatie en overdracht Netwerken opzetten en onderhouden Reflectie Levenslang leren Beroepsontwikkeling Body of knowledge
B
Beoordelingsrapport Information Engineering
11
Multidisciplinair werken
Wetenschappelijk toepassing
Een brede maatschappelijke verantwoordelijkheid
Transfer en brede inzetbaarheid
Creativiteit en complexiteit in handelen
Probleemgericht werken
De student werkt bij projecten en comakerships in multidisciplinaire teams. Hij werkt vanuit de opleiding vanuit een multidisciplinair perspectief: namelijk vanuit een geïntegreerde informatica, communicatie en bedrijfskundige benadering Systematische probleemanalyse Algemene competenties: Integratie van informatietechnologie en communicatietechnologie Samenwerking Werken in teamverband Projectorganisatie Intermediair De student raadpleegt (wetenschappelijke) bronnen. Hij maakt aantoonbaar gebruik van de uitkomsten van (wetenschappelijk) onderzoek cq. levert –waar mogelijk –een bijdrage aan onderzoek onder andere in de context van lectoraat en kenniskringen. Algemene competenties: Beroepsontwikkeling Body of knowledge De student pikt maatschappelijke signalen op en staat open voor de ethische vraagstukken die samenhangen met ontwikkeling en gebruik van de (digitale) informatiesystemen. Bij cultuur en ethiek en professionele vaardigheden komen ethische kwesties expliciet aan de orde. Algemene competenties: Beroepsontwikkeling Levenslang leren De student werkt aan verschillende opdrachten die verschillende handelingsterreinen omvatten. Wat de student in de ene situatie leert gebruikt hij in een volgende (nieuwe) situatie. De werkomgeving varieert: de student heeft meerdere en verschillende comakerships. Algemene competenties Inschatten en waarderen en toepassingsgerichtheid Pro-actieve houding Netwerken opzetten en onderhouden De student werkt aan opdrachten bij de comaker die niet routinematig opgelost kunnen worden. Hij moet in toenemende mate zelfstandig oplossingen vinden voor de verschillende vragen van opdrachtgevers en gebruikers. Algemene competenties: Een open houding Eigen visie Vraagverheldering Creatieve aanpak In reallife situaties (comakerships) werkt de student aan gerichte vragen en problemen van de opdrachtgever en de gebruiker. Algemene competenties: Systematische probleemanalyse Projectmatige aanpak Ongestructureerde informatiestructuren Samenwerking Werken in teamverband De gebruiker centraal Projectorganisatie Intermediair
Dutch Validation Council
12
Methodisch reflectief denken en handelen
Door de student gebruikte modellen en methodieken worden vanuit eenbr eder e‘ bodyofknowl edge’onder bouwdenv er antwoord.
Sociaalcommunicatieve bekwaamheid
Algemene competenties Systematische probleemanalyse Reflectie Van de student wordt een wendbare en op de verschillende personen en groepen gerichte communicatie verwacht.
Basiskwalificering voor managementfuncties
Algemene competenties De gebruiker centraal Systematische probleemanalyse Integratie van ICT Samenwerking Werken in teamverband Projectorganisatie Netwerken opzetten en onderhouden Internationale oriëntatie Intermediair Bij het projectmatig werken is de aandacht voor het managen van de projecten en de vormgeving van de managementaspecten sterk aanwezig. Algemene competenties: Leiderschap Motiveren
Bevindingen en oordeel panel Het panel constateert dat de beschreven kwalificaties in voldoende mate de algemene competenties afdekken en daarmee ook de Dublindescriptoren. De docenten en projectbegeleiders in de comakerships hebben vastgesteld dat binnen dit profiel de competenties brede professionaliteit en probleemgericht werken een eigen inkleuring krijgen. De opleiding brengt naar voren dat driekwart van de studenten zelf zijn comakeropdracht binnen haalt. Het probleemgerichte werken komt uitermate sterk naar voren door de comakerships. Hoewel niet genoemd in de kwalificaties dragen de comakerships veel bij aan de zelfstandigheid van de student. De opleiding heeft vastgesteld dat de wetenschappelijke toepassing wordt versterkt als gevolg van de aanstelling in februari 2004 van een lector op het gebied van Digital Life. Het lectoraat zal de onderzoeksgerichte comakerships stimuleren en ondersteunen. Ook is een keuze module toegevoegd waarin studenten leren hoe internationaal bronnenonderzoek op universiteiten verricht wordt en hoe zij de daarbij verkregen gegevens kunnen verwerken in een wetenschappelijk verslag. Het opleidingsmanagement en de docenten brengen naar voren dat in het contact met student endecompet ent i e‘ t r ansf er ’ en‘ br edei nz et baar hei d’eenaandacht spuntz i j n.St udent endi e zelf de comakerships binnen halen, trekken soms vooral datgene aan waarin ze goed zijn in plaats van de nieuwe uitdaging op te zoeken. De criteria waaraan de opdrachten moeten voldoen zijn hier het sturingsinstrument dat door de toetsingscommissie comakerships wordt gehanteerd. Studenten richten zich soms teveel op branches die hen aanspreken. De opleiding heeft ervoor gekozen zich niet op enkele branches te richten maar juist van studenten te vragen zich in de breedte te oriënteren waardoor zij zich de competenties op applicatie en branchebeheer goed eigen maken. Studenten brengen naar voren dat zij het methodisch reflectief handelen als lastigste competentie ervaren. Docenten ondersteunen dat. De reflectie staat centraal in de studieloopbaanbegeleiding (SLB). Studenten moeten daarbij zelf de relatie leggen tussen de inhoudelijke projectopdracht en de competenties en hun ontwikkeling beschrijven. Het evalueren met elkaar in de projectgroep ondersteunt het individuele reflectieproces. In de comakerships leren studenten projectmatig- en zelfstandig werken. Zij gaan actief op zoek naar kennis die zij betrekken uit de vakinhoudelijke modules, uit het bedrijf en wat ze verder zelf opsporen. Elk comakership levert niet alleen een product op maar ook een rapportage waarin de gemaakte keuzes worden verantwoord. De studenten ontwikkelen snel professionele beroepsvaardigheden en leren zich zakelijk te bewegen in een beroepsmatige omgeving. Hun communicatieve vaardigheden zowel schriftelijk als mondeling zijn goed en de leervaardigheden zijn naar het oordeel van het panel uitstekend. Afgestudeerden (en studenten) beginnen voor zich-
B
Beoordelingsrapport Information Engineering
13
zelf. Studenten die het goed doen op comakership zijn, volgens de werkveldvertegenwoordigers, zo goed als zeker van een baan binnen de bedrijf of instelling en de studenten die doorstromen naar een ict of bedrijfskundige universitaire master doen het daar beter op de leervaardigheden dan studenten zonder deze achtergrond. Ook maken studenten zich onderzoeksvaardigheden eigen. Het panel oordeelt dat de competenties het niveau van een bachelor opleiding op schrift en in de praktijk goed representeren.
1.3 Oriëntatie: HBO De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij de volgende beschrijvingen van een Bachelor in HBO: De eindkwalificaties zijn mede ontleend aan de door (of in samenspraak met) het relevante beroepenveld opgestelde beroepsprofielen en/of beroepscompetenties Een HBO-bachelor heeft de kwalificaties voor het niveau van beginnend beroepsbeoefenaar in een specifiek beroep of samenhangend spectrum van beroepen waavoor een HBO- opleiding vereist is of dienstig is Beschrijving IIE heeft, naast het HBO-I platform, verschillende informatiebronnen ter herijking van de eindkwalificaties: de comakers, de Quality Board, de Beroepenveldcommissie en de alumni. Via de comakerships heeft IIE een constante samenwerking met de beroepspraktijk. Per periode werkt de totale studentenpopulatie aan 200 tot 225 opdrachten. Dit maakt het mogelijk dat het instituut ontwikkelingen in het beroepenveld gemakkelijk signaleert en kan vertalen bijvoorbeeld in nieuwe keuzemodules (profielmodules), vaak verzorgd door gastdocenten en door middel van gastsprekers. De opleiding gaat een kennissysteem opzetten waarin de comakerproducten worden opgeslagen en toegankelijk gemaakt. De Quality Board (QB) bestaat uit leden die in het academische of bedrijfsmatige beroepenveld werkzaam zijn (samenstelling: twee hoogleraren van de UvA en de twee directeuren van bedrijven die zich bezig houden met ICT toepassingen). De Quality Board komt twee maal per jaar bijeen. De Quality Board beoordeelt of de eindkwalificaties van de opleiding aansluiten bij algemeen geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een bachelor en bespreekt actuele ontwikkelingen in het vakgebied. Het afgelopen jaar is aan de orde geweest: het leerplan en daarin beschreven eindniveau, de beoordeling van de comakerships, een nadere specificatie van de ' c' in ict en als gevolg hiervan het aanscherpen van de criteria voor de professionele vaardigheidstoets. Naast de Quality Board is door IIE een Beroepenveldcommissie (BVC) gevormd. De beroepenveldcommissie (BVC) is een platform van mensen uit het bedrijfsleven en IIE-alumni, die zicht hebben op de ontwikkelingen van information engineering op het nationale en internationale werkterrein. Concrete onderwerpen die het afgelopen jaar aan de orde zijn geweest: ontbrekende kennis en vaardigheden van studenten tijdens comakerships, bijdrage comakerships aan concrete praktijkervaring. Bevindingen en oordeel panel Het panel constateert dat de opleiding met de Quality Board en de BVC een actief netwerk om zich heen verzamelt om de afstemming op het beroepenveld te garanderen. Hoewel de opleiding nog jong is (6 jaar oud), functioneert bijvoorbeeld de Quality Board al vanaf het begin. De laatste 2 jaar is de adviesfunctie van de QB sterker aangezet. Het panel constateert dat de opleiding bekend is met de alumni. Deze groep is nog niet zo groot. Het opleidingsmanagement gebruikt hun ervaringen om na te gaan waar eventuele aansluitingsproblemen tussen opleiding en beroep zitten en wat trends in de markt zijn. Het panel is van oordeel dat contacten met alumni in zo'n snel ontwikkelend veld erg belangrijk zijn. Ook uit de studenttevredenheidsmetingen blijkt dat studenten vinden dat de opleiding voldoende aansluit bij ontwikkelingen in het beroepenveld (score 3.6 op vijfpuntsschaal). Uit de gegevens van het alumni onderzoek blijkt dat ongeveer de helft van de alumni (23 van de 45) een vervolgopleiding is gestart. De anderen hebben betaald werk waarvan een aantal als zelfstandig ondernemer. Vervolgopleidingen zijn vooral wetenschappelijke Masters zoals bijvoorbeeld informatiekunde aan de UvA en bedrijfskunde aan de EUR. De opleiding verklaart het grote aandeel doorstromers onder andere uit de grote zelfstandigheid van studentenendenadr ukop‘ l ev enl angl er en’ .Tev enskandi teengevolg zijn van de verslechterde situatie op de arbeidsmarkt voor ICT beroepen. Een andere opvallende uitkomst uit deze enquête is de brede inzetbaarheid van de afgestu-
Dutch Validation Council
14
deerden. Dit komt overeen met de doelstellingen van het IIE waar men opleidt voor rollen en niet voor specifieke functies. Dit heeft te maken met en sluit goed aan op de beroepsgroep die nog volop in ontwikkeling is. De aansluiting van het eindniveau bij de huidige beroepsuitoefening scoort 3.4 op een vijfpuntschaal en de aansluiting van de differentiaties 3.3. Veel pas afgestudeerden vinden een baan. Werkveldvertegenwoordigers die ook comakerprojecten aanbieden erkennen het panel dat deze opdrachten evengoed door eigen medewerkers uitgevoerd de zouden kunnen worden. Dit is een erkenning van de kwaliteit van het werk van 3 - en vierde jaars studenten. Bij studenten ontbreekt alleen de zekerheid van een product. Daarnaast zijn het goedkope en gemotiveerde arbeidskrachten. Het panel beschouwt het oordeel van de werkveldvertegenwoordigers en de ervaringen van de alumni met de goede aansluiting op de beroepsuitoefening als aanwijzingen dat de competenties van de studenten in het derde/vierde jaar op het niveau liggen van de beginnend beroepsbeoefenaar. Het panel oordeelt de beroepsgerichte oriëntatie van de opleiding goed.
1.4 Conclusies Het panel oordeelt dat de eindkwalificaties van de opleiding voldoende aansluiten bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden aan de opleiding in het betreffende domein. De eindkwalificaties voldoen naar het oordeel van het panel goed aan het niveau dat mag worden verwacht van een HBO bachelor. Het panel oordeelt goed over de beroepsgerichte oriëntatie van de opleiding. Het panel oordeelt voldoende over het onderwerp Doelstellingen perspectief.
B
Beoordelingsrapport Information Engineering
15
2. PROGRAMMA 2.1 Eisen HBO/WO Het programma sluit aan bij de volgende criteria voor het programma van een HBO-opleiding: Kennisontwikkeling door studenten vindt plaats via vakliteratuur, aan de beroepspraktijk ontleend studiemateriaal en via interactie met de beroepspraktijk en of (toegepast) onderzoek Het programma heeft aantoonbare verbanden met actuele ontwikkelingen in het vakgebied / de discipline Het programma waarborgt de ontwikkeling van beroepsvaardigheden en heeft aantoonbare verbanden met de actuele beroepspraktijk Beschrijving De opleiding is opgebouwd uit een propedeuse van één jaar, een kernfase van twee jaar en een specialisatiefase van één jaar. Kernfase en specialisatiefase vormen samen de hoofdfase. Het studiejaar is opgedeeld in 4 perioden van elk 10 weken. In elke periode van de propedeuse wordt een project uitgevoerd. De propedeuseprojecten worden uitgevoerd binnen het instituut in groepen van ± 6 studenten. In de kernfase en de specialisatiefase worden de comakerships uitgevoerd in perioden van 20 weken. De comakerships worden uitgevoerd bij een bedrijf, de comaker. In de kernfase in groepen van 3 tot 5 studenten, in de specialisatiefase in tweetallen of individueel. Tabel 1: Curriculum van de opleiding (tussen haakjes het aantal ects per onderdeel) Project 1 (5) Wat is een Information Engineer? Modules (6) Kostprijs Requirements Computer Science Project Tools Programmeren 1 Projectvaardigheden 1
Project 2 (5) De ondernemende IE
Studieloopbaan (1)
Studieloopbaan (2) Voortgangstoetsing (3) Presenteren Bouwen van een website Kennistoets
Modules (6) Programmeren 1 E-commerce Onderzoekstechnieken Projectvaardigheden Bouwen van een website
Kernfase Jaar 2 Comakership 1 (15) Analyseren en modelleren Modules (4) Modules (6) Programmeren Java Applicatie HRM en leiderschap Implementatie hard- en software Software engineering
Project 3 (7) De branche- en applicatiegerichte IE Modules (6) Analyse en model Dababase ontwerp Bedrijfsprocessen SQL Projectvaardigheden Programmeren 2 applicatie
Project 4 (7) De onderzoekende en ontwikkelende IE Modules (6) Programmeren 2 applicatie Dynamische modellen Netwerken 1 Opdrachtverwerving en comaker Projectvaardigheden Usability
Studieloopbaan (1)
Studieloopbaan (2) Voortgangstoetsing (3) Vergadertechnieken HCI/usability onderzoek Kennistoets
Comakership 2 (15) Realisatie en implementatie Modules (6) Modules (6) Kwaliteitszorg Beheer van InformatieNetwerken 2 systemen UML in uitvoering Programmeren Java netwerk Keuze
Operating Systems Studieloopbaan (1)
Studieloopbaan (1) Voortgangstoetsing (2) Overtuigend presenteren in het Engels Modelanalyse
Dutch Validation Council
Studieloopbaan (1)
Studieloopbaan (1) Voortgangstoetsing (2) Programmeren van een netwerkapplicatie Kennistoets
16
Kernfase Jaar 3 Comakership 3 (15) Intranet, Extranet en Multimedia Modules (4) Modules (6) Zakelijk schrijven Multimedia Strategisch management Communicatietheorie
Comakership 4 (15) Organisatieadvies en –verandering Modules (6) Modules (6) Administratieve orga4GL nisatie Werken met SAP2 Onderzoeksmethoden Keuze en –technieken Datamining en datawarehousing
E-knowledge Studieloopbaan (1)
Studieloopbaan (1) Voortgangstoetsing (1) Ontwerpen van kennismodellen
Specialisatiefase Jaar 4/ Ondernemende IE Comakership 5 (16) Product-markt combinatie Modules (4) Modules (6) Boekhouding kleine onderneming Reclameleer Marketingcommunicatie strategie Innovatie
Studieloopbaan (1)
Studieloopbaan (1) Voortgangstoetsing (3) Vaardigheidstoets modelleren van bedrijfsprocessen Kennistoets
Comakership 6 (15) Opzetten onderneming Modules (4) Modules (4) Dienstenmarketing Ondernemersrecht Pers, personeel en Verkooptechnieken relatienetwerken
Marktonderzoek Keuzemodules (8) Studieloopbaan (1) Voortgangstoetsing (2) Professionele vaardigheden Specialisatiefase Jaar 4/Branche/applicatiegerichte IE Comakership 5 (16) Comakership 6 (15) brancheanalyse en verbetervoorstellen branchespecifieke kennisinfrastructuur Modules (4) Modules (4) Modules (4) Modules (6) Bedrijven en internatio- Consultancy Business intelligence nale cultuur en ethiek Weerstand en motivaInfotainment Modellen voor bedrijfstie analyse Informatieplan/advies Verandermanagement PR en relatienetwerken Keuzemodules (8) Studieloopbaan (1) Voortgangstoetsing (2) Professionele vaardigheden
B
Beoordelingsrapport Information Engineering
17
Specialisatiefase Jaar 4/Onderzoekende/ontwikkelende IE Comakership 5 (16) Comakership 6 (15) Toegepast onderzoek Prototype Modules (4) Modules (4) Modules (4) Modules (6) Human computer inteArtificial intelligence Cryptografie raction Mobiele communicatie Patterns Het managen van kenJ2ME nis Visualisatie van informatie Informatiebeveiliging Keuzemodules (8) Studieloopbaan (1) Voortgangstoetsing (2) Professionele vaardigheden
De keuzemodules (profielmodules genoemd) in de specialisatiefase omvatten o.a. de volgende onderwerpen: Wervend schrijven, Digitaal communiceren, Kennismanagement, Ondernemingsplan, ASP.NET, Testen van software, ICT bij banken, Domotica, IT trends, Klantvriendelijkheid en klantenbinding. De studieloopbaanbegeleiding (SLB) omvat het inzichtelijk maken van het eigen leerproces. De student stelt eigen leerdoelen, deze worden verantwoord aan de hand van het competentieprofiel en de voortgang wordt inzichtelijk gemaakt (zie paragraaf 2.3). Het programma van het versnelde mbo-traject is opgenomen in de studiegids. De beroepspraktijk staat centraal in de opleiding door het concept van de comakerships, de opdrachten die de studenten uitvoeren in de beroepspraktijk. Deze maken 60 % van de studietijd van studenten uit. De inhoud van deze opdrachten is dus rechtstreeks ontleend aan de beroepspraktijk. Nieuwe ontwikkelingen en producten komen via de opdrachtformuleringen van de comakerships de opleiding binnen. Door middel van de uitgevoerde opdachten, gastdocenten, gastsprekers en presentaties van leveranciers worden deze actuele beroepsontwikkelingen binnen de opleiding verspreid. Enkele concrete voorbeelden zijn Prince II (werkmethode voor IT projecten), ASP.NET en C# (nieuwe programmeertalen). Naast directe input uit de beroepspraktijk zorgen docenten voor actualiteit en beroepsrelevantie door middel van bijvoorbeeld deelname aan kenniskring; bijhouden van nieuw verschenen literatuur en vaktijdschriften; congresbezoek (o.a. CeBIT, HCC, SUN, Microsoft Academic Days) en deelname aan internetcommunities. De beroepsvaardigheden staan centraal in de projecten en comakerships. In de projecten leren de studenten de sociaalcommunicatieve en beroepsmatige vaardigen direct toe te passen in de praktijk. Binnen het onderwijs worden beroepsvaardigheden als ICT vaardigheden, communicatieve en sociale vaardigheden geoefend als voorbereiding en ondersteuning van de praktijkopdrachten (zie verder paragraaf 2.3 en 2.7). De gebruikte literatuur voor het ondersteunende onderwijs wordt aan de hand van input van docenten jaarlijks vernieuwd. Een aanzienlijk deel van de literatuur is Engelstalig. De boekenlijst is opgenomen in de studiegids. In de studiegids is per onderdeel aangegeven of het boek verplicht dan wel aanbevolen (V/A) is. Het innoverende karakter van IIE komt vooral tot uitdrukking in: het toepassen van de meest recent ontwikkelde en bruikbaar gebleken ICT-producten; het werken vanuit relevante modelmatige en bedrijfsmatige concepten (informatiemanagement en kennismanagement); onderzoeken van actuele software op bruikbaarheid en toepasbaarheid in concrete situaties; het toepassen van de informatica ten behoeve van informatie- en kennismanagement; Met ingang van 1 februari 2004 is een lector benoemd op het onderwerp Digital Life; ICT toepassingen die de kwaliteit van het dagelijks leven van mensen kunnen verhogen. Tot zijn taak
Dutch Validation Council
18
behoort het koppelen van innovatieve kennisontwikkeling in de beroepspraktijk aan nieuwe wetenschappelijke inzichten en zorgdragen voor vertaling naar het onderwijs. Hij zal een kenniskring opzetten, bestaande uit docenten, studenten en externe deskundigen. Bevindingen en oordeel panel De studenten brengen naar voren dat het concept van comakership hen heeft doen besluiten voor deze opleiding te kiezen. Direct werken en niet alleen op school, spelenderwijs leren is datgene wat hen uitdaagt. Naar het oordeel van de studenten oriënteert de propedeuse hen goed op de drie (uitstroom)profielen. Studenten ambiëren alles wat met ICT te maken heeft maar niet de 'keiharde' programmeerbaan. Studenten moeten zich ICT pakketkennis eigen maken en ook wiskunde is in de modules verwerkt. Keuzemodules volgen zij met andere studenten van de Hogeschool van Amsterdam en dikwijls met studenten van de I opleiding (voltijd). Bij de keuzevakken kunnen de studenten certificaten halen.Ook binnen de comakerships kunnen studenten trainingen volgen als het bedrijf dit noodzakelijk vindt, veelal financiert het bedrijf dit dan ook. Een enkele student studeert op deze wijze in eigen tijd of in comakertijd voor AMBI modules. De studenten zijn van oordeel dat de opleiding het niveau van de comakerships goed bewaakt. Hun ervaring is dat als zij zelf een comakership voorstellen, de aanvraag door een hele procedure gaat. Als het niveau op grond van de criteria te laag is, stellen docenten voor om het comakership voor te leggen aan studenten in een lager studiejaar of wordt een aanvullende opdracht gegeven. De informatie die docenten het panel geven komt hiermee overeen. Het comakervoorstel wordt vergeleken met de competenties die behoren bij een comakership in het studiejaar en dat wordt in de goedkeuring 'afgetimmerd'. Zo kan er tussen opleiding, student en opdrachtgever geen onduidelijkheid zijn over de opdracht en de beoordelingscriteria. Docenten brengen naar voren dat het inspirerend is om met gemotiveerde studenten te werken. Docenten hebben zelf ook veel geleerd over projectmatig werken. Zij zien als hun belangrijkste competentie om 'het grijze gebied' tussen problematiek in het comakership, te verbinden met leerinhouden in de opleiding zodat studenten de competenties die zijn geformuleerd voor het comakership ook bereiken. Uit de studentevaluaties blijkt dat het programma aansluit op de beroepspraktijk (score 3.7), dat resultaten van toegepast onderzoek in het onderwijs worden gebruikt (score 3.4), het studiemateriaal aansluit op de beroepspraktijk (score 3.5), dat er aandacht is voor internationale ontwikkelingen en dat internationale vakliteratuur wordt gebruikt (scores 3.2, allen scores op een vijfpuntsschaal). De studenten zijn tevreden over de aandacht voor internationale ontwikkelingen in het beroepenveld (score 3.2) en over de mogelijkheid om in het buitenland studieonderdelen te volgen (score 3.4 op een vijfpuntsschaal). Het panel concludeert uit de bevindingen dat de opleiding daadwerkelijk een leergemeenschap is die participeert in actuele kennisontwikkeling. Het panel oordeelt dat op een goede manier gebruik gemaakt wordt van vakliteratuur en aan de beroepspraktijk ontleend studiemateriaal en dat sprake is van excellente interactie met de beroepspraktijk. Het panel oordeel het facet Eisen HBO goed.
2.2 Relatie tussen doelstellingen en inhoud programma Het programma is een adequate concretisering van de eindkwalificaties, qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen De eindkwalificaties zijn adequaat vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het programma De inhoud van het programma biedt studenten de mogelijkheid om de geformuleerde eindkwalificaties te bereiken Beschrijving In het opleidingprogramma staan de projecten en comakerships centraal. De projecten in de propedeuse vormen de inleiding in de werkgebieden van IE. In de kern- en de specialisatiefase zijn de comakerships vanuit het eindniveau qua inhoud en op te leveren producten volgens een bepaalde opbouw ingericht. De comakerships in de kernfase moeten gaan over: 1. Analyseren en modelleren; functioneel ontwerp en prototype; 2. Realisatie en implementatie; implementatieplan, technisch ontwerp, werkende applicatie en gebruikshandleiding; 3. Intranet, extranet en multimedia; communicatierapport, multimedia, intra- of extranet product; 4. Organisatieadvies en –verandering; adviesrapport;
B
Beoordelingsrapport Information Engineering
19
De comakerships in de afstudeerfase richten zich op: 5. Branche- en applicatiegerichte IE: adviesrapport bedrijfsprocessen; Onderzoekende en ontwikkelende IE: onderzoeksrapport toegepast onderzoek; Ondernemende IE: marktonderzoek en ondernemingsplan; 6. Branche- en applicatiegerichte IE: adviesrapport kennisinfrastructuur; Onderzoekende en ontwikkelende IE: onderzoek en ontwikkelen prototype; Ondernemende IE: exploitatie eigen onderneming. De propedeusestudent werkt aan projectopdrachten binnen de opleiding. De problemen die hij oplost moeten in die context gezien worden. Zijn omgeving is die van een projectgroep met medestudenten. In deze studiefase is extra aandacht voor de achter- en onderliggende kennis, inzicht, houding en vaardigheden die nodig zijn om een projectprobleem op een goed niveau op te kunnen lossen. In de kernfase verwerft de student competenties in een bedrijf of organisatie. Hij weet welk type ondersteuning vanuit de opleiding wordt geboden en kan daarvan gericht gebruik maken bij het maken van zijn plannen. De kernfase is te typeren als de fase waarin de student als zelfstandig professional leert te denken en te handelen. Naarmate dat proces vordert worden de producten van de student beter, rijker en is het mogelijk om de producten ook nadrukkelijker als basis voor toetsing en beoordeling te nemen. In de specialisatiefase werkt de student zeer zelfstandig en is hij in staat om specifieke vragen en opdrachten uit te werken en tot een goed einde te brengen. Het ondersteunende onderwijs sluit qua onderwerp aan bij het thema van het project of de comakership. Zoals bij de paragraaf doelstellingen al is aangegeven besteedt IIE aandacht aan de proceskant en aan beleid, innovatie en ontwikkelingen. De proceskant komt aan de orde bij Bedrijfskunde wat één van de drie kennisdomeinen en één van de drie specialisatierichtingen i s.Modul enz i j nbi j v .‘ Bedr i j f spr ocessen' i ndepr opedeuseen‘ Admi ni st r at i eveor ganisatie' in de kernfase. Verder besteedt IE aandacht aan het geven van advies en het schrijven van adviesrapporten. De ICT-component in de opleiding richt zich op softwareontwikkeling en v er ni euwi ng.Voor beel denv anmodul enz i j n:‘ I nnov at i e' ,’ Mobi el ecommuni cat i e' enpr of i el module 'IT-trends'. De competenties op het gebied van internationalisering heeft IIE vertaald naar de volgende concrete invulling: het passsief en actief beheersen van een moderne vreemde (vak)taal; het stimuleren van buitenlandse comakerships. Op dit moment gaat per jaar 5% van de hoofdfasestudenten naar het buitenland voor een comakership. Het streven is 10% internationale comakerships. Daartoe zijn in 2003/2004 acties in gang gezet. het organiseren van een jaarlijks international seminar met buitenlandse gastsprekers aan het begin van het studiejaar; jaarlijkse excursie naar CeBIT; aandacht voor waarden, normen en cultuurverschillen in een beroepscontext in de module ‘ Bedr i j ven,i nt er nat i onal ecul t uurenet hi ek’ .Bi nnendez emodul ewor deni nt er nat i onal easpecten binnen bedrijven belicht, methoden voor cultuuranalyse behandeld en de invloed van normen en waarden en de omgang met internationale cultuurverschillen wordt besproken. Ook participeert het IIE in Collaboration Across Borders (CAB). CAB is een samenwerkingsverband tussen zes instituten voor Hoger Onderwijs uit Lodz (Polen), Murcia (Spanje) Stuttgart (Duitsland), Salford en Chester (Groot Brittannië) en Almere (Nederland). Dit samenwerkingsverband is opgezet om te oefenen in en te leren over internationale online samenwerking. Op meerdere punten binnen het curriculum wordt via CAB kennis uitgewisseld met studenten in het buitenland (bijv. Human Computer Interaction). Het voornemen is om het CAB-project als leerproject in nog meer modules te integreren. In het kader van versterking van wetenschappelijke toepassing (paragraaf 1.2) is met ingang van 2003-3004 is een keuzemodule in het curriculum opgenomen: literatuuronderzoek en internationalisatie (in de specialisatiefase). In deze module leren studenten hoe internationaal bronnenonderzoek op universiteiten verricht wordt en hoe zij de daarbij verkregen gegevens kunnen verwerken in een wetenschappelijk verslag. Voor ieder curriculumonderdeel is aangegeven welke competenties met name verworven kun-
Dutch Validation Council
20
nen worden cq. welke competenties beoordeeld worden. Daarbij is de volgende systematiek aangehouden: - Van ieder curriculumonderdeel is aangegeven welke (deel)competenties centraal staan zodat de student zijn leerdoelen met betrekking tot de bedoelde competentie kan aanscherpen. - Iedere competentie is gedurende de studie meerdere keren nadrukkelijk in beeld. Gedachte hierbij is dat een competentie niet `behaald` wordt, maar verworven. Het gaat hier om een cyclisch proces waarop de student zich de competenties verwerft door op een steeds hoger niveau, in een steeds complexere omgeving activiteiten uit te voeren in toenemende zelfstandigheid. In september 2002 had het instituut ervaring met en overzicht over het vierjarig curriculum. Op dat moment is gestart met een analyse van de verdeling van de eindkwalificaties over de diverse onderdelen. Als gevolg hiervan is de brugfunctie van de IE versterkt door de aanpassing van de communicatie- en bedrijfskundige onderdelen. Deze worden nog meer toegespitst opde‘ br ugf unct i e’ennogmeerbet r okkenopI CT.Ookopi nt er nat i onal i ser i ng( z i epar agr aaf 2.1) is actie ondernomen. Juridische aspecten zijn, op inleidend niveau, opgenomen in de moduel Ondernemersrecht. In de ondernemende specialisatie is ook aandacht aan juridische aspecten besteed in de modulen: Reclameleer, Marktonderzoek, Boekhouding voor de kleine onderneming, Marketingcommunicatiestrategie en Pers, Personeel en relatienetwerken. De specifieke kennis over branches (met name in de branche- en applicatiegerichte richting) komt in het ondersteunend onderwijs aan de orde in de vorm van consulten. Bevindingen en oordeel panel Het opleidingsmanagement brengen naar voren dat in 2002 de opleiding de eerste cyclus had doorlopen en afgestudeerden afleverde. Toen is een analyse gemaakt van de verdeling van de eindkwalificaties over de diverse onderdelen. Op basis hiervan is een herijking van het binnenschools en buitenschools curriculum in gang gezet in de vorm van een evenwichtiger verdeling van de competenties op basis van de daadwerkelijke uitvoering. Deze activiteit is onder regie van de teamleiders en de onderwijskundig medewerker uitgevoerd. De curriculumbeschrijvingen en beoordelingscriteria zijn aangepast. Vanaf het studiejaar 2003/2004 zijn de vakdocenten en de projectbegeleiders per studiefase ingedeeld en werken zij samen aan het onderwijs van die studieperiode. Met ingang van het studiejaar 2004/2005 is deze samenwerking van de vakdocenten en projectbegeleiders meer toegespitst op de comakerteams. Zij hebben tot taak de competenties binnen een fase van de studie op elkaar af te stemmen en eventueel verbetervoorstellen te doen aan de curriculumcommissie. Uit de studentevaluaties blijkt dat studenten tevreden zijn over de relatie leerdoelen, programma en beroepspraktijk (scores 3.6 en 3.7 op vijfpuntsschaal). Ook evalueren de studenten de verhouding tussen de breedte en diepte van de opleiding als goed (score 3.0) Docenten brengen naar voren dat hen blijkt dat de leerdoelen nog niet altijd concreet genoeg zijn geformuleerd om voldoende sturend te zijn voor studenten. Zij concluderen dit op basis van de studieloopbaanbegeleiding waar studenten reflecteren op de leerdoelen en op eigen competentieontwikkeling. Het team heeft daarvan een ontwikkelpunt gemaakt in het kader van de kwaliteitszorg. Het panel heeft in de analyse van de evaluaties van de programma onderdelen concrete voorstellen aangetroffen ter verbetering van leerdoelformuleringen en de vertaling naar leeractiviteiten. Alumni brengen naar voren dat zij het sterke van de opleiding vinden dat in het leren theorie en praktijk hand in hand gaan en niet zoals vaak na elkaar plaatsvinden (eerst theorie dan praktijk). Deze werkwijze wordt na de opleiding voortgezet in de beroepsuitoefening. Het geheel overziend oordeelt het panel dat het programma een goede adequate concretisering is van de eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifiek eisen, dat eindkwalificaties voldoende adequaat vertaald zijn in leerdoelen van de programma onderdelen en dat de opleiding daarop verbeteracties uitvoert. Het panel oordeelt dat de inhoud van het programma de studenten goed de mogelijkheid biedt om de geformuleerde eindkwalificaties te bereiken. Het panel oordeelt het facet Relatie tussen doelstellingen en inhoudprogramma goed.
2.3 Samenhang programma Studenten volgen een inhoudelijk samenhangend studieprogramma Beschrijving De opleiding gaat, conform de visie van de hogeschool, uit van competentiegericht leren waarbij de integrale toepassing van kennis, houding en vaardigheden binnen een bepaalde context B
Beoordelingsrapport Information Engineering
21
centraal staan. In de propedeuse worden studenten voorbereid op het werken bij een comaker: Zij werken aan extern verworven projectopdrachten. Deze projectopdrachten zijn overzichtelijk, worden binnen IIE uitgevoerd en intensief begeleid. Het eerste project in de propedeuse is een intern project, gericht op kennismaking met het werkgebied van een IE en projectmatig leren werken. De overige drie projecten zijn gebaseerd op de drie uitstroomprofielen van de opleiding en worden in de beroepspraktijk uitgevoerd. De onderwijsmodules sluiten aan bij het project en bieden de studenten de benodigde kennis en vaardigheden om het project goed te kunnen uitvoeren. In de kernfase en specialisatiefase staan de comakerships centraal. Elk comakership duurt een half jaar. Alle comakerships moeten doorlopen worden waarbij studenten vrij zijn in het kiezen van een volgorde daarin. Studenten solliciteren op de daarvoor bestemde site naar een opdracht. Het is ook mogelijk dat zij zelf zoeken via eigen contacten. Het instituut heeft kaders voor de comakerships aangegeven voor opdrachtformulering en werkwijze tussen comaker en student. Per comakerperiode is bekend welke competenties uit het competentieprofiel centraal staan. In overleg met de opdrachtgever wordt de opdracht genuanceerd en verfijnd, waarbij rekening gehouden wordt met het thema dat voor de betreffende periode centraal staat. Binnen deze kaderstelling geeft de student zelf sturing aan wat en hoe hij wil leren en formuleert hij, naast de gegeven leerdoelen, eigen leerdoelen. De opdracht voor de comakership wordt vooraf door de toetsingscommissie getoetst op niveau, relevantie, haalbaarheid en geschiktheid voor de opleiding. De typeringen van diverse comakerships zijn opgenomen in de studiegids. Ter ondersteuning van het werken aan beroepsvraagstukken tijdens de comakerships wordt ondersteunend onderwijs verzorgd, waarin het accent ligt op het verwerven van kennis en inzichten op alle relevante terreinen aansluitend bij het thema van het comakership. Dit onderwijs vindt plaats in modules en consulten. De kennisdomeinen zijn informatica, bedrijfskunde en communicatie. Het onderwijs is flankerend opgebouwd waarbij wordt uitgegaan van het accent dat elk comakership heeft. Van de student wordt verwacht dat hij mede zorgdraagt voor de optimale afstemming tussen de opdracht en het onderwijs. Dit kan hij doen door aan docenten aan te geven wat op welk moment voor de opdracht relevant is, inbreng van aspecten van de eigen opdracht in het onderwijs en keuze voor profileringsmodules. Binnen de projecten en de comakerships wordt de studieloopbaanbegeleiding ingevuld. De studenten hebben een studieloopbaanplan waarin ze het eigen leerproces inzichtelijk maken. Ze geven aan aan welke competenties ze willen werken in een bepaalde periode en welke competenties zijn behaald. Het traject start bij aanvang van de studie als de student SPIEGEL invult (een hogeschoolbreed diagnostisch instrument met als doel om na te gaan in hoeverre de kwaliteiten van de student aansluiten bij de kwaliteiten die nodig zijn om de gekozen opleiding met succes af te ronden). (Zie ook: 2.7afstemming tussen vormgeving en inhoud.)In de kern- en specialisatiefase heeft de student (internationaal georiënteerde) vrije keuzevakken die hij kan volgen bij de HvA, UvA of een andere hogere onderwijsinstelling. Eén van de keuzevakken biedt de mogelijkheid tot verwerving van het Europa Certificaat. Bevindingen en oordeel panel Docenten brengen naar voren dat de opzet van de propedeuse en de projecten de studenten een helder beeld geeft van het beroep en de specialisatiemogelijkheden. Docenten hebben het afgelopen studiejaar verbeteringen doorgevoerd in de samenhang binnen de periodes van de propedeuse. Studenten zijn aangelopen tegen het feit dat ze dingen moeten uitvoeren die nog niet aan de orde zijn geweest en zijn daarom matig tevreden over de onderwijsmodules. Het biedt hen niet altijd op het juiste moment de benodigde kennis en vaardigheden. Om dit probleem te verhelpen kunnen studenten naast de modules docenten om een consult vragen. De studenten brengen in het gesprek naar voren dat ze altijd terecht kunnen bij een vakdocent voor een consult als zich inhoudelijke knelpunten voordoen. Studenten zijn tevreden over deze consultatiemogelijkheid. Het panel heeft zich verdiept in de gevolgen die een mislukking van het comakership kan hebben voor studenten. Studenten brengen naar voren dat in het plan van aanpak bij het comakership ieder, op basis van de competenties persoonlijke leerdoelen moet formuleren. In de SLB reflecteert de student daarop en gaat na welke competenties verder ontwikkeld gaan worden. Als dat op niveau is en de student aantoont geleerd te hebben van een mislukking dan kan de student verder. Het kan ook voorkomen dat een door de opdrachtgever positief beoordeeld comakership door de opleiding als niet voldoende wordt beschouwd. Dit gebeurt als de student bijvoorbeeld wel de gevraagde applicatie oplevert maar niet de documentatie met verantwoording van keuzes. Dit document is vereist in verband met de competen-
Dutch Validation Council
22
ties van het comakership. Studenten en alumni brengen naar voren dat het evalueren in het projectteam van het comakership hen helpt om zelfreflectie te leren. Door de feedback van medestudenten krijgt ieder een beter beeld van de eigen competenties en kan dat verwerken in de reflectie binnen de SLB. Het opleidingsmanagement brengt naar voren dat vanaf studiejaar 2004-2005 de studieloopbaanbegeleiding een bredere invulling krijgt dan nu het geval is, om studenten nadrukkelijker bezig te laten zijn met hun leerproces. De SLB is nog teveel gericht geweest op begeleiding tijdens de projecten en comakerships. Gevolg hiervan is dat studenten niet goed op de hoogte zijn van de beoogde rol en functie van studieloopbaanplanning als vorm van reflectie op wat grotere afstand en over een langere periode dan het betreffende project. De benodigde vaardigheden, reflecteren, plannen en evalueren van de eigen studievoortgang krijgen nog onvoldoende aandacht. In 2004 is een werkgroep HvA–UvA ingesteld die concrete voorstellen heeft ontwikkeld om studieloopbaanbegeleiding, zoals beschreven in het leerplan, te integreren in de gehele opleiding. Dit heeft bij IE geresulteerd in invoering per september 2004 van de volgende maatregelen: invoeren van werkcolleges SLB (studieloopbaandocumenten schrijven, leren reflecteren) in het eerste jaar; SLB betrekken bij de sollicitatieprocedure voor een comakership, (studenten zullen meer het nut inzien van het opstellen van een studieloopbaandocument. Zij nemen dan hun portfolio mee om zowel hun competentie als leerbehoefte helder te maken aan potentiële comakers); het bestaande studieloopbaanplan vervangen door een (digitaal) portfolio; trainen van de studieloopbaanbegeleiders in coachingsvaardigheden ten behoeve van studieloopbaanbegeleiding. In de studentevaluaties krijgt de samenhang tussen programma onderdelen een score 3.5 van op een vijfpuntsschaal. Het aanbod aan theoretische kennis soort 3.3 en werken aan projecten scoort 4.4 (allen op een vijfpuntsschaal). De uitdaging tot zelfstandig leren scoort 3.5 en de aansluiting tussen comakership en overige programma onderdelen scoort 3.4, alle scores op een vijfpuntsschaal. Het panel constateert dat de opleiding op concrete punten door verbeteringen de samenhang nog meer weet te optimaliseren terwijl de samenhang op zich al goed is. Uit de gesprekken met studenten, alumni en op basis van de evaluatiegegevens (zoals STEM, STM en de eigen poll's van de opleiding) komt het panel tot het volgende oordeel. De samenhang in het programma oordeelt het panel excellent.
2.4 Studielast Het programma is studeerbaar doordat factoren, die betrekking hebben op dat programma en die de studievoortgang belemmeren zoveel mogelijk worden weggenomen Beschrijving Bij aanvang van het studiejaar ontvangen studenten de studiegids met daarin de jaarplanning. De roosters worden twee weken voor aanvang van het nieuwe onderwijsblok gepubliceerd op het Iknow, de intranetsite van IIE. Aan het eind van ieder blok in week 9 en 10 vinden de toetsen plaats. De regeling rondom herkansingen is afhankelijk van de toetsvorm en de fase van de studie. Propedeusemodules en modules in de specialisatiefase kunnen worden herkanst in de daaropvolgende blokperiode. In de kernfase wordt dezelfde module twee keer aangeboden, in blok 1 en 3 of blok 2 en 4. Herkansingen zijn daarom een half jaar later. Voor projecten en comakerships geldt dat de projectgroep zelf binnen 10 weken een herkansing organiseert waarbij de projectbegeleider en paneldocent aanwezig zijn. Per blok zijn voor alle studieonderdelen de studiebelastingsuren en daaraan gekoppelde studiepuntenverdeling bekend en opgenomen in de studiegids. Het uitgangspunt voor de studielast is een gemiddelde werkweek van 40 uur voor de gemiddelde student. Uitval van onderwijsactiviteiten komt in principe niet voor omdat voor elke module naast een verantwoordelijke docent een tweede docent is aangewezen. Alle benodigde informatie (mededelingen, (toets)roosters, studie/comakerhandleidingen) voor studenten is online beschikbaar via de eigen intranetvoorziening Iknow. De studiegids bevat onder andere het overzicht van het curriculum, beknopte beschrijvingen van de curriculumonderdelen en de onderwijs- en examenregeling. De onderwijsmodulen zijn beschreven in studie-
B
Beoordelingsrapport Information Engineering
23
handleidingen. Studenten worden per email wekelijks met het infobulletin Lopende Zaken op de hoogte gehouden van voor hen belangrijke ontwikkelingen. De informatie is tevens via intranet beschikbaar. Bevindingen en oordeel panel Uit de studentevaluaties blijkt dat studenten tevreden zijn over de informatievoorziening (scores op detailvragen 3.0-3.6). Uit de studentevaluaties over 2003 (STEM) blijkt dat studenten vrij hard studeren: 28% studeert 21-30 uur en 34% studeert 31 tot 40 uur. Uit gegevens over 2004 (STM) blijkt dat het gemiddeld aantal uren studie per week van eerstejaars uitkomt op 30.6, van tweedejaars op 32.8 en van vierdejaars op 36.5. Naar het oordeel van alle betrokkenen heeft dit te maken met het comakerschap. De studielast blijkt, uit analyse, evenredig verdeeld te zijn over een periode maar studie activiteiten concentreren zich op piekmomenten als bepaalde producten moeten worden opgeleverd. De opleiding laat, op verzoek van vierdejaars studenten de onderwijsmodules zoveel mogelijk in het eerste half jaar afronden, zodat de student zich in het laatste half jaar kan concentreren op de laatste comakership. Het panel oordeelt het facet studielast voldoende.
2.5 Instroom Het programma sluit qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten: VWO,HAVO, middenkader of specialistenopleiding of vergelijkbare kwalificaties blijkend uit toelatingsonderzoek Beschrijving De toelatingsprocedure tot de opleiding staat vermeld op de IIE-site, inclusief de benodigde formulieren. Toelatingseisen voor IIE zijn vwo-, havo-, of mbo-diploma (niveau 4). Er vindt voor aanvang geen nadere selectie plaats; leerlingen van alle profielen worden toegelaten. Gedurende de propedeuse vindt selectie plaats aan de hand van de procedure voor het bindend studieadvies (BAS). De opleiding is zeer actief op het terrein van werving en voorlichting van aspirant studenten. De opleiding neemt deel aan het hogeschoolbrede vo-hbo aansluitingsprogramma. Ook studenten zijn zeer actief in de promotie van de opleiding op beurzen en bij scholen en dergelijke. Met onderwijsinstellingen uit de regio is, in het kader van doorlopende leerwegen in Almere, gekeken naar mogelijkheden om instroom en doorstroom te vergroten. Dit heeft in 2003/2004 geresulteerd in een instroom van 40 studenten van het ROC Flevoland voor een versnellingstraject. De ROC studenten kunnen gedurende de laatste twee jaar op het mbo hun comakershipbij het IIE volgen. Ze participeren dan in propedeuseprojecten. Door het met goed gevolg afronden van deze projecten, krijgen ze de mogelijkheid om meteen na het afstuderen van het ROC in te stromen in het tweede jaar. Mbo-st udent env anov er i geROC’ smeteenI CTopl ei di ng( behaal dz onderst udi eacht er st and) kunnen bij IIE een driejarig hbo-traject volgen. Indien deze studenten tijdens de laatste twee propedeuse projecten voldoen aan de eisen van een comaker krijgen zij een vrijstelling voor comaker 1 en comaker 2 in de hoofdfase. Dit geeft deze studenten de mogelijkheid om het HBO-diploma drie jaar na het afstuderen van het MBO te behalen. In 2004/2005 zal dit beleid worden geëvalueerd. Bevindingen en oordeel panel Het panel constateert dat alle gesprekspartners tevreden zijn over de gehanteerde instroomeisen en procedures. Studenten geven aan dat in de beeldvorming nog wel bijstellingen mogelijk zijn waardoor de opleiding minder technisch zal overkomen en waarschijnlijk ook meer studenten, ook meer vrouwelijke studenten, zal trekken. De studenten die actief participeren in wervingsactiviteiten brengen naar voren dat de opleiding nog onvoldoende bekend is bij decanen en scholieren. Daaraan kan nog veel verbeterd worden. De standplaats van de opleiding Almere blijkt geen belemmering te zijn. De opleiding trekt studenten uit alle delen van het land. Het panel ondersteunt het belang van het verder werken aan bekendheid van deze jonge opleiding en oordeelt voldoende over het facet instroom.
2.6 Duur De opleiding voldoet aan formele eisen m.b.t. de omvang van het curriculum:
Dutch Validation Council
24
HBO bachelor: 240 studiepunten Beschrijving De studieduur is 240 ects en verdeeld in 60 ects per studiejaar (zie voor de verdeling schema 1 van dit hoofdstuk). Daarmee is de studieduur conform de norm. Voor specifieke groepen is in de onderwijs- en examenregeling vastgelegd aan welke voorwaarden moeten worden voldaan om in aanmerking te komen voor een verkorting van de studieduur. Bevindingen en oordeel panel Het panel oordeelt dat de opleiding voldoet aan de wettelijk vastgelegde studieduur.
2.7 Afstemming tussen vormgeving en inhoud Het didactisch concept is in lijn met de doelstellingen De werkvormen sluiten aan bij het didactische concept Beschrijving De student leert in de opleiding om zelfstandig en actief te studeren om zo een proces op gang te brengen waarin er steeds meer (zelf)sturing ontstaat over het eigen leerproces. Het proces van competentieontwikkeling ziet het IIE als een proces van: Verbreding naar complexere situaties: de competenties worden in steeds meer verschillende en in toenemende complexe situaties ingezet/ gedemonstreerd. Verrijking naar toenemende zingeving en intenties: de competenties worden steeds meer verbonden met de intrinsieke motivatie van de student zelf. Verdieping doordat reflectie toeneemt en integratie toeneemt: het beheersingsniveau van de competenties wordt hoger door reflectie en de daaraan gekoppelde verbetering/uitbreiding van de handelingsperspectieven. Om de student in de competentieontwikkeling te ondersteunen is het algemene competentieprofiel vertaald naar drie niveaus die corresponderen met de leerplanfasen (propedeuse, kernfase en specialisatiefase). Per competentie is aangegeven waaraan een student aan het einde van die fase dient te voldoen. Tabel 2: Competentieontwikkeling gerelateerd aan fasen van de opleiding Typering fase
Verbreding Leeromgeving Bepaling projectopdrachten
Toenemende integratie
Aandachtsgebieden toetsing Aard van de begeleiding
B
Niveau 1 propedeuse Het handelen van de student staat centraal (operationeel handelen) De opleiding, de projectgroep,
Niveau 2 kernfase Het handelen van de student tov klant/ opdrachtgever in de werkomgeving staat centraal (tactisch) comakership
Niveau 3 specialisatie Het handelen in relatie tot de beroepsontwikkeling staat centraal (strategisch) comakership
Projectopdrachten worden extern verworven en door het instituut ingekaderd
Projectopdrachten worden door het bedrijf gegeven en gematcht met betreffende comakeropdracht.
De aspecten van het handelen zijn gekoppeld aan voorgestructureerde projectopdrachten Discreet:+++ Generiek: ++ Gesitueerd: +
De aspecten van het handelen zijn gekoppeld aan afspraken met de comaker
De student geeft invulling ca. doet voorstellen aan de opdracht mede op basis van eigen leerdoelen en met de vraag van de comaker De aspecten van het handelen zijn gekoppeld aan door de student verantwoorde toegespitste situaties Discreet: + Generiek: ++ Gesitueerd: +++
Voert werkzaamheden onder begeleiding uit
Binnen het bedrijf: legt vooraf plannen voor, bespreekt tussentijd de voortgang en legt tussentijds verantwoording af
Discreet:++ Generiek: ++ Gesitueerd: ++
Beoordelingsrapport Information Engineering
Binnen het bedrijf: legt vooraf plannen voor, bespreekt tussentijds voortgang. Legt achteraf verantwoording af
25
De belangrijkste werkvormen die de opleiding hanteert om deze competentieontwikkeling mogelijk te maken zijn: projecten/comakerships, ondersteunend onderwijs en studieloopbaanbegeleiding: In projecten/comakerships wordt gewerkt aan beroepsvraagstukken door middel van projectopdrachten in de propedeuse en opdrachten bij een comaker; In het ondersteunend onderwijs wordt gewerkt aan een body of knowledge door het bieden van ondersteunende kennis, inzichten en vaardigheden door middel van (gast)colleges, consults, trainingen en gerichte oefenopdrachten; In de studieloopbaanbegeleiding wordt gewerkt aan reflectie op competentieontwikkeling door het bieden van de mogelijkheid om op basis van gerichte reflectie de persoonlijke ontwikkelingsplannen van de student op te stellen en te evalueren in het licht van de (te verwachten) competentieontwikkeling. Deopl ei di ngheef thethogeschool br ededi dact i scheconcept‘ dez espi j l er svancompet ent i eger i chtl er en’al sv ol gti ngev ul d: 1. De studenten leren (zelfstandig) te leren Sturing van het eigen leerproces is iets dat studenten moeten leren daarom is dit uitgangspunt vertaald in: van sturing naar zelfsturing. In de propedeuse krijgen studenten ondersteuning om hun eigen leerproces te overzien, hun plannen te maken binnen de kaders en mogelijkheden die daarvoor zijn. Naarmate de studie vordert wordt het keuzeproces steeds meer omvattend en meer beargumenteerd vanuit hun steeds scherper wordend beroepsbeeld en beroepsidentiteit. 2. De opleiding faciliteert en begeleidt Binnen het IIE wordt nemen docenten de volgende rollen op zich: docent, projectbegeleider en studieloopbaanbegeleider. Ieder heeft een eigen rol in de facilitering van het leerproces: naarmate de student vordert verandert de wijze waarop het leerproces wordt gefaciliteerd. Projectbegeleiders hebben een belangrijke rol bij de opdrachtverlening en contractering bij de comaker. Docenten ondersteunen de vakinhoudelijke ontwikkeling van de student. Aanvankelijk hebben docenten en projectbegeleiders een sturende rol. Maar gaandeweg verandert dat: docent en projectbegeleider worden meer de gesprekspartner, de consultant van de student. 3. Studenten leren in geïntegreerde leer- en werkomgevingen De informatiemaatschappij stelt nieuwe eisen aan het onderwijs, zeker in een opleiding als IIE. Studenten leren in geïntegreerde leer- en werkomgevingen die bestaan uit een fysieke en een virtuele component die beide zowel synchroon als a-synchroon kunnen zijn.Praktische betekent dit onder andere een zo optimaal mogelijk gebruik van ICT bij de samenwerking van studenten en tussen studenten en docenten. Het instituut beschikt over eigen inter- en intranetvoorzieningen. 4. Kernvraagstukken uit het beroep zijn vertrekpunt voor leeractiviteiten In overeenkomst met de toenemende mate van zelfsturing van het leerproces wordt de student naarmate hij vordert in de opleiding ook een uitdagender context geboden. In de propedeuse staan opdrachten uit het werkveld centraal maar zal de student deze nog in de context van de opleiding uitvoeren. In de kernfase voert de student opdrachten uit binnen de context van een bedrijf. Van de student wordt verwacht dat hij naar aanleiding van zijn geconstateerde leerbehoeften een passende opdracht weet te verwerven. Gedurende de hoofdfase en specialisatiefase zal de opdracht in een bredere context geplaatst worden, de student wordt geacht met deze bredere context rekening te houden. 5. Reflectie is een essentieel onderdeel van het curriculum Om het eigen leerproces te sturen wordt iedere student van meet af aan gestimuleerd om zijn eigen opleidingsdoelen vast te stellen. Daartoe kijkt de student terug naar de kennis en de ervaringen die zijn verworven en kijkt de student ook terug naar de wijze waarop dit is gebeurd. Op basis van deze reflecties stelt de student zijn plannen op en geeft hij aan waar hij in de komende periode de accenten zal leggen. Zo bouwt hij aan een eigen studie- en werkstijl en verwerft de vaardigheden om zichzelf blijvend te kunnen ontwikkelen. 6. Assessments zijn onderdeel van toetsings- en beoordelingsprocedures Vanuit de onderwijsvisie van het instituut is het van groot belang dat studenten leren om verantwoordelijk te zijn voor de eigen studie- en beroepsontwikkeling. Daarom ondernemen studenten activiteiten met het oog op het managen van de individuele (studie)loopbaan. Dit is niet alleen van belang om optimale gebruik te kunnen maken van de ontwikkelmogelijkheden van het competentiegericht curriculum maar het is ook belangrijk voor de afgestudeerden die de
Dutch Validation Council
26
arbeidsmarkt betreden. Op meerdere momenten tijdens de studie worden studenten integraal beoordeeld. Zij maken met een zekere regelmaat een zelfbeoordeling om de eigen ontwikkeling in kaart te brengen. Zij beoordelen elkaar om ieders inbreng in een samenwerkingsproces te kunnen waarderen en zij demonstreren hun producten en verantwoorden hun werkwijze voor de opdrachtgever. Bevindingen en oordeel panel Alle gesprekspartners zijn zeer te spreken over het concept competentiegericht onderwijs omdat dit zo goed matcht met het concept van comakership. Opleidingsmanagement en docenten brengen naar voren dat alertheid geboden is in verband met de afstemming tussen ondersteunende vakken en projecten cq. comakerships. Het ondersteunende onderwijs leidt aan een imagoprobleem. Het kan in aantrekkelijkheid en voldoening nooit op tegen het productgerichte comakership. Dit beeld wordt bevestigd door gegevens uit de studenttevredenheidsmetingen. Studenten worden aangezet tot actief verwerven van kennis en vaardigheden scoort 3.2, studenten worden gestimuleerd tot het zelf zoeken naar oplossingen van problemen scoort 3.6 en samenwerking tussen studenten in projectgroepen verloopt goed scoort zelfs 4.1 (allen op een vijfpuntsschaal). Vragen over de bijdrage van de begeleiding aan het behalen van de leerdoelen, de heldere overdracht van studiestof, inhoudelijke begeleiding bij het uitvoeren van de opdracht en begeleiding bij projectgroepen scoren allen, evenals de vraag of docenten motiveren onder de 3 op een vijfpuntsschaal. Over de studieloopbaanbegeleiding zijn studenten meer tevreden. Op begeleiding bij planning na, scoren de andere vragen over begeleiding bij studievoortgangevaluatie, bij leren reflecteren, het inrichten van de portfolio, voorbereiding op de loopbaan beroepspraktijk en waardering voor de individuele studieloopbaanbegeleider allen boven de 3 op een vijfpuntsschaal. Zowel docenten als studenten brengen naar voren dat studenten prioriteit geven aan het project of het comakership. Hier moet daadwerkelijk een product worden opgeleverd voor de opdrachtgever. Het behalen van een goed resultaat voor een comakership staat voorop. Een tevreden comaker gaat deel uitmaken van je netwerk zo brengen de studenten en alumni naar voren. Studenten brengen tevens naar voren dat het niet behalen van het comakership hen een achterstand van een half jaar kan opleveren. Het eventueel niet behalen van een (veel minder omvangrijke) onderwijsmodule vinden studenten minder relevant. Docenten trachten, in hun pogingen om tegenwicht te bieden, het onderwijs afwisselend en activerend te laten zijn. Studenten ervaren dit niet altijd zo. Docenten brengen naar voren dat de studenten erg gericht zijn op het nut en de directe toepasbaarheid van de aangereikte kennis en vaardigheden in hun comakership. Wat pas in een later stadium relevant kan zijn wordt nu gezien als overbodig. Als gevolg van het concept waarin studenten worden 'groot gebr acht ’ moet het onderwijs altijd een duidelijke toegevoegde waarde hebben door de koppeling van theorie aan praktijkvoorbeelden of aan actuele toepassingen. Studenten en docenten brengen naar voren dat de tevredenheid over de inhoudelijke inbreng van docenten in colleges afneemt naarmate de opleiding vordert. Studenten brengen naar voren dat docenten in de loop der tijd in hun ogen niet veel meer toevoegen. Ze kunnen soms beter terecht op het bedrijf waar ze het comakership uitvoeren. Docenten nemen dan meer de rol op zich van consultant. Studenten geven aan dat zij bij een probleem altijd een consult aan kunnen vragen bij een van de docenten en dat zij daar veel profijt van hebben. Het panel constateert dat de verschuiving in rollen van de docent die de opleiding beoogt (van begeleider naar consultant) in de praktijk ook plaatsvindt en dat studenten dat nog niet zo benoemen. Studenten brengen naar voren dat het functioneren van de projectgroep cruciaal is. Als deze niet functioneert kost je dat studiepunten (en een afgang bij je opdrachtgever). De groepsgrootte van een projectteam kan wisselen van 2-6 personen waarbij studenten de voorkeur geven aan het werken in een wat grotere projectgroep. Zowel studenten als alumni brengen naar voren dat zij erg veel leren van het projectmatig werken. Studenten brengen naar voren dat met informele regelingen (wat vaak de eerste optie is) het project niet goed van de grond blijkt te komen. Studenten leren goed wat, op welke wijze en waarom zaken formeel zijn aan te pakken. De laatste comakerships (5 & 6) worden individueel uitgevoerd. Mede vanwege dit aspect worden deze comakerships ook als de moeilijkste ervaren. Het valt het panel op dat studenten zich hard opstellen naar elkaar. Dezelfde houding neemt het panel bij alumni waar. Als iemand moeilijkheden heeft met bepaalde onderdelen, niet direct kan meekomen en dergelijke, dan wordt verwacht dat de persoon dat zelfstandig oplost, elkaar helpen en samen werken aan het oplossen van meer individuele knelpunten is niet de cultuur. Studenten brengen naar voren dat zij zelf hun comakerteam kunnen samenstellen en dus in staat zijn om voor alle aspecten kwali-
B
Beoordelingsrapport Information Engineering
27
teiten te zoeken in hun studentengroep. Zij voelen zich als het ware verplicht aan elkaar om de keuze waar te maken. Alumni redeneren op soortgelijke wijze over de beroepspraktijk van het eigen bedrijf. Als jepr oj ect en‘ wegkaapt ’ doori npr i j sl aagi ndemar ktt egaanz i tten is dat pech gehad voor de bedrijven die een hogere prijs vragen. En als je op de fles gaat ben je gewoon niet goed genoeg. Het opleidingsmanagement en docenten brengen naar voren dat de opleiding de afstemming tussen vakken en projecten/comakerships heeft verbeterd door te werken in comakershipteams waarin zowel de projectbegeleiders als de vakdocenten van de ondersteunende vakken participeren. Samen bespreken zij de voortgang in projecten cq. comakerships. Op deze wijze is betere afstemming te realiseren door in de vakken in te spelen op knelpunten en vraagstukken die in de projecten en comakerships naar voren komen. Deze verbeteractie is ingevoerd met ingang van het studiejaar 2003/2004 zodat effecten nog niet evalueerbaar zijn. Het panel concludeert bij alle betrokkenen een groot draagvlak voor het didactische concept. Het panel constateert dat het opleidingsteam waakt over een evenwicht tussen de comakerships en de ondersteunende vakken en studieloopbaanbegeleiding. Het panel is van oordeel dat de opleiding zo voorkomt dat de andere werkvormen ten onder gaan aan het succes van de formule comakership. Het panel geeft de opleiding in overweging om alert te zijn op de ontwikkeling van teveel een‘ sur vi vor sment al i t ei t ’ metwei ni googv oormaat schappel i j keenet hi scheaspect en.Het geheel overziend oordeelt het panel dat het didactische concept excellent in lijn is met de doelstellingen van het curriculum en dat de werkvormen goed aansluiten bij het didactische concept. Het panel oordeelt goed over het facet afstemming tussen vormgeving en inhoud.
2.8 Beoordeling en toetsing Door de beoordelingen, toetsingen en examens wordt adequaat getoetst of de studenten de leerdoelen van (onderdelen van) het programma hebben gerealiseerd Beschrijving Het competentieprofiel is de basis van het toetsbeleid. Bij de curriculumonderdelen is aangegeven welke competenties centraal staan. De beoordelingscriteria voor projecten, comakerships en onderwijsmodules zijn ontleend aan de leerdoelen, die gerelateerd zijn aan de competenties. De competenties van het opleidingsprofiel hebben een reikwijdte, die niet in één keer af te toetsen is - een competentie wordt meerdere keren en op deelaspecten getoetst. Zoveel mogelijk worden curriculumonderdelen geïntegreerd getoetst zodat de student kan aantonen kennis, vaardigheden en attitude integraal toe te kunnen passen bij het oplossen van beroepsproblemen. In de propedeuse en het eerste deel van de kernfase worden onderliggende kennis, inzicht en vaardigheden op diverse momenten getoetst als basis voor verdere competentieontwikkeling. Naarmate de studie vordert neemt het aandeel van geïntegreerde toetsing toe. Uitgangspunten van het toetsbeleid zijn de volgende: Kennis en inzichten worden voornamelijk in het onderwijsprogramma getoetst door middel van individuele toetsen. Voor toetsing van de vaardigheden zijn de vaardigheidstoetsen ontworpen. Hierin laten studenten zien dat zij een aantal persoonlijke- en IT-vaardigheden beheersen. In deze vaardigheidstoetsen komen o.a. conflict hanteren, effectief communiceren, adviseren, modelanalyse en ontwerpen van kennismodellen aan de orde. In de comakerships worden de studenten integraal getoetst om te bekijken of zij als competente professionals handelen. De projectbegeleiders beoordelen de procesmatige kant; de docenten de inhoudelijke kant.
Dutch Validation Council
28
Tabel 3: Overzicht toetsvormen opleiding IE Onderdeel Projecten/comakerships Onderwijsmodules
Toetsvorm Projectopdrachten Comakeropdrachten Opdracht Toets (mc/open vragen) Voortgangstoets Toets professionele vaardigheden
Studieloopbaan
Kennis-/vaardigheidsdeel in projecten Procesevaluatie (self-, peerassessment) Studieloopbaanplan
Integratie Integratie Integratie Kennis en inzicht Kennis, inzicht en vaardigheden Vaardigheden en houding Kennis en vaardigheden Vaardigheden en houding Vaardigheden en houding
Beoordeling Groep en individueel Groep en individueel Individueel/duo/groep individueel individueel individueel individueel individueel individueel
Een aantal vaardigheden uit de voortgangstoets wordt beoordeeld binnen de projecten en comakerships, b.v. presenteren, samenwerken. Wat niet via de projecten of comakerships getoetst kan worden, wordt in de onderwijsmodules getoetst. De beoordelingscriteria voor projecten, comakerships en onderwijsmodules zijn op hoofdlijnen bekend bij studenten. Deze staan vermeld in de studiegids (p. 33 e.v.) en de studiewijzers. Projecten en comakerships worden op drie aspecten beoordeeld: de inhoud, het proces en attitudeaspecten. Het proces en een deel van de inhoud met betrekking tot projectmatig werken wordt beoordeeld door de projectbegeleider; de vakinhoudelijke inhoud door de paneldocent en de attitudeaspecten door de projectbegeleider, mede in zijn rol als studieloopbaanbegeleider. De bedrijfsbegeleider heeft hierin een adviserende rol. De procescriteria zijn opgenomen in het digitale projectbegeleiderssysteem (PBS). De inhoudelijke beoordelingscriteria zijn door de docenten uitgewerkt in scoringslijsten. Voor SLB worden met ingang van 2004-2005 beoordelingscriteria ontwikkeld. De beoordelingscriteria voor de drie onderdelen zullen in 2004-2005 alle in het PBS systeem worden ondergebracht. Het IIE heeft een toetsdraaiboek waarin de procedures zijn uitgewerkt. Voordat een medewerker een toets inlevert bij het bedrijfsbureau is de toets van te voren besproken met een aantal col l ega’ s.Naaf l oopvanel keper i odevi ndteenanal y sepl aat svandet oet si ngwaar bi jgekeken wordt naar de rendementen en indien nodig een verdere analyse plaatsvindt van de toets. Opleidingsbreed wordt er geanalyseerd en gerapporteerd in de instituutsrapportages wat het rendement is en welke acties ondernomen worden om te sturen. Bevindingen en oordeel panel De studenten brengen naar voren dat de beoordelingen van projectbegeleiders van elkaar kunnen verschillen. De criteria zijn onvoldoende duidelijk. De projectbegeleiders zitten niet altijd op een lijn waardoor de beoordeling op deze aspecten subjectief kan zijn. Dit komt overeen met de gegevens uit de studenttevredenheidsmeting waar studenten de vraag over heldere beoordelingscriteria een score geven van 2.7 op een vijfpuntsschaal. De juiste toepassing van beoordelingscriteria scoort 3.1 op de vijfpuntsschaal evenals de kwaliteit van de feedback van docenten. De docenten onderkennen dat het vooral lastig is om attitude aspecten te toetsen. Deze zijn moeilijk te operationaliseren. De opleiding heeft een verbeteractie in gang gezet die moet leiden tot aanscherping van de criteria van algemene vaardigheden en attitudeaspecten zodat het behalen van deze leerdoelen objectiever kan worden beoordeeld. Ook zullen voor studieloopbaanbegeleiding de beoordelingscriteria worden geëxpliciteerd en eenduidiger worden toegepast. Studenten vinden de inhoud van de toetsen aansluiten op het voorgaande onderwijs (score 3.2), hun overall oordeel over de toetsen is 3.0 op een vijfpuntsschaal. Het opleidingsmanagement breng naar voren dat studenten aangeven dat zij het niveau van de toetsen van een aantal onderwijsmodules te laag vinden. De opleiding heeft daarom besloten om in het cursusjaar 2003/2004 het niveau van enkele toetsen te verzwaren door vooral te toetsen op inzicht en toepassing in plaats van de nadruk op reproductie. Om deze bijstelling te bewaken is binnen ieder comakerteam één toetscoördinator aangesteld die het toetsaanbod in de betreffende fase van de opleiding coördineert. Naast toetsverzwaring zal in 2004/2005 ook de eenheid in terminologie bij de aanduiding van toetsvormen bewaakt worden en zal in het projectbegeleidingssysteem (PBS), voor iedere comakership bij de beoordelingscriteria worden aangegeven welke B
Beoordelingsrapport Information Engineering
29
minimaal voldoende dienen te zijn. Het panel oordeelt goed met betrekking tot de relevantie van de toetsing gegeven de programmadoelen. Het panel is van oordeel dat de opleiding goede verbeteracties in gang heeft gezet met betrekking tot de operationalisatie van beoordelingscriteria. Het panel oordeelt voldoende over het expliciteren van beoordelingscriteria in relatie tot de programmadoelen en de consequente en eenduidige toepassing van de beoordelingscriteria. Het panel oordeelt het facet beoordeling en toetsing voldoende.
2.9 Conclusies Het panel concludeert dat de opleiding daadwerkelijk een leergemeenschap is waarin iedereen participeert in actuele kennisontwikkeling. Het panel oordeelt dat op een goede manier gebruik gemaakt wordt van vakliteratuur en aan de beroepspraktijk ontleend studiemateriaal en dat er sprake is van excellente interactie met de beroepspraktijk. Het panel oordeel het facet eisen HBO goed. Het panel oordeelt dat het programma een goede adequate concretisering is van de eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifiek eisen, dat eindkwalificaties voldoende adequaat vertaald zijn in leerdoelen van de programmaonderdelen en dat de opleiding daarop verbeteracties uitvoert. Het panel oordeelt dat de inhoud van het programma de studenten goed de mogelijkheid biedt om de geformuleerde eindkwalificaties te bereiken. Het panel oordeelt het facet relatie tussen doelstellingen en inhoud programma goed. Het panel constateert dat er sprake is van een goede samenhang in het programma. Op concrete punten werkt de opleiding aan optimalisatie van de samenhang. De opleiding beïnvloedt zo de minder gewenste neveneffecten van het succesvolle concept comakership. Het panel oordeelt de samenhang in het programma dan ook excellent. Het panel oordeelt dat studiebelemmerende factoren worden weggenomen en dat de informatievoorziening een goede studievoortgang bevordert. Het panel oordeelt het facet studielast voldoende. Het panel ondersteunt het belang van het verder werken aan bekendheid van deze jonge opleiding en constateert dat de opleiding studenten uit alle delen van het land trekt. Het panel constateert dat de instroomprocedures duidelijk zijn en worden toegepast en oordeelt voldoende over het facet instroom. Het panel oordeelt dat de opleiding voldoet aan de wettelijk vastgelegde studieduur. Het panel oordeelt excellent over het in lijn zijn van het didactische concept met de doelstellingen van het curriculum en dat de werkvormen goed aansluiten bij het didactische concept. Het panel oordeelt het facet afstemming tussen vormgeving en inhoud goed. Het panel oordeelt goed met betrekking tot de relevantie van de toetsing gegeven de programmadoelen en voldoende met betrekking tot het expliciteren van beoordelingscriteria in relatie tot de programmadoelen. Ook de consequente en eenduidige toepassing van de beoordelingscriteria oordeelt het panel voldoende. Het panel oordeelt het facet beoordeling en toetsing voldoende. Het panel besluit op basis van de oordelen over de afzonderlijke facetten het onderwerp Programma te oordelen met voldoende.
Dutch Validation Council
30
3. INZET VAN PERSONEEL 3.1 Eisen HBO De opleiding sluit aan bij de volgende criteria voor de inzet van personeel van een HBOopleiding: Het onderwijs wordt voor een belangrijk deel verzorgd door personeel dat een verbinding legt tussen de opleiding en de beroepspraktijk Beschrijving De belangrijkste pijlers voor het personeelsbeleid 2001-2004 van de HvA en het IIE zijn het sturen op kwaliteiten van het personeel en sturen op resultaatgericht werken in een vraaggestuurde onderwijsorganisatie. Belangrijke kernwaarden hierbij zijn professionaliteit, ontwikkeling en zelfverantwoordelijkheid. Jaarlijks wordt in het personeelsplan aangegeven welke doelstellingen in het afgelopen jaar zijn gerealiseerd en aan welke aspecten van personeel en organisatie het instituut werkt. Het plan is een afgeleide van het resultaten- en activiteitenplan (R&A plan) van het instituut en sluit aan bij de beleidsdoelstellingen zoals op centraal niveau van de HvA geformuleerd zijn. Een opleidingsplan maakt onderdeel uit van het personeelsplan. De instituutsdirecteur is eindverantwoordelijk voor het personeelsbeleid. Zij neemt beslissingen ten aanzien van werving en selectie en voert samen met de teamleiders de functionerings- en beoordelingsgesprekken. IE is een relatief jonge opleiding. Bij de start van de opleiding werd, naast een klein aantal vaste medewerkers, gewerkt met freelance medewerkers, die naast hun werk bij IIE in het werkveld werkzaam waren. Deze constructie had als nadeel dat de freelance medewerkers zich niet of nauwelijks betrokken voelden bij de verdere ontwikkeling en inrichting van de opleiding. Prioriteit lag veelal bij de andere werkzaamheden in het bedrijfsleven. Om die reden is vanaf 2000 besloten medewerkers wel in vaste dienst te nemen, bij voorkeur voor minimaal 0.8 fte. Vanuit organisatieontwikkelingsperspectief heeft IIE de pionierfase afgerond en is nu sprake van een stabiele organisatie met een vast en gecomplementeerd team van medewerkers. Daarbij sluiten de doelstellingen voor 2004 aan: - Professionalisering van het onderwijsconcept; - Professionalisering van de organisatie; - Positionering in de regio. Het onderwijsconcept van IE, waarbij een omvangrijk deel van de opleiding plaatsvindt in de vorm van reële beroepsopdrachten in de beroepspraktijk, staat garant voor de verbinding tussen opleiding en beroepspraktijk. Zowel docenten, maar met name ook studenten leggen voortdurend de verbinding tussen enerzijds de opdrachten in de beroepspraktijk en anderzijds de opleiding. Binnen IE wordt onderscheid gemaakt tussen docenten en projectbegeleiders. De projectbegeleiders begeleiden studenten, bezoeken bedrijven in het kader comakerships daarbij incidenteel vergezeld van een docent. Via de comakerships staan zowel projectbegeleiders als docenten in voortdurend contact met het beroepenveld en de ontwikkelingen die daar spelen. Binnen de comakerteams vindt uitwisseling plaats. Systematische contacten met het werkveld en vakorganisaties zijn door de opleiding in beeld gebracht (zie ook hoofdstuk 1). Het instituut is o.a. lid van de bedrijvenkring Almere. Omdat IE een nieuw gestarte opleiding is, heeft het merendeel van de docenten recente ervaring in de beroepspraktijk. Dit betreft naast ervaring in het relevante werkveld met name ook ervaring in het onderwijs. Vier medewerkers zijn naast hun aanstelling bij IIE werkzaam in beroepspraktijk. Het instituut maakt veel gebruik van gastdocenten en gastsprekers. Gastdocenten verzorgen een gehele module over een actueel en specialistisch onderwerp zoals, XML, PHP, Prince II. In studiejaar 2003-2004 zijn vijf gastdocenten actief. Gastsprekers verzorgen een incidenteel college over een actueel onderwerp vanuit de eigen praktijksituatie, dat meerwaarde heeft voor de studenten. Docenten nemen het initiatief voor het uitnodigen van een gastspreker. De opleiding
B
Beoordelingsrapport Information Engineering
31
houdt in een register bij wie wanneer als gastspreker is opgetreden. Bevindingen en oordeel panel Het opleidingsmanagement brengt naar voren dat de opleiding moeite heeft moeten doen om de juiste docenten aan te kunnen trekken als gevolg van de krapte op de arbeidsmarkt rond 2000. Dit betekent dat een deel van de medewerkers een onderwijsachtergrond hebben en geen directe ervaring of contacten met het relevante beroepenveld. Docenten, werkveldvertegenwoordigers en opleidingsmanagement brengen naar voren dat de (veelvuldige) directe contacten met comakers in deze lacune voorziet. De docenten die eerder werkten bij andere HBO opleidingen en de overstap hebben gemaakt naar IIE brengen naar voren dat voor hen juist het constante contact met de praktijk de opleiding zo aantrekkelijk maakt. Het panel heeft geconstateerd dat docenten deels recente werkervaring opdoen in hun rol als begeleider van het comakership. Docenten participeren in voor het beroep relevante netwerken en leggen op een goede manier aantoonbare verbindingen tussen de opleiding en de beroepspraktijk. Het panel constateert dat de opleiding weloverwogen en systematisch gebruik maakt van gastdocenten en gastsprekers uit de beroepspraktijk. Het panel oordeelt het facet eisen hbo voldoende.
3.2 Kwantiteit personeel Er wordt voldoende personeel ingezet om de opleiding met de gewenste kwaliteit te verzorgen Beschrijving Hetaant al beschi kbar ef t e’ sv oorOPi s22. 78( pei l dat um j anuar i2004)ver deel dov er23per sonen. De student/docent ratio is 1:35. De verdeling man/vrouw binnen het OP is 17:6. De gemiddelde leeftijd van het OP is 40,5. Het ziekteverzuim is met 1.2% aanzienlijk lager dan het hogeschoolbrede streefcijfer van 6.0%. De omvang van het OBP is 6.0 fte verdeeld over acht personen. In een capaciteitsplanning wordt inzichtelijk gemaakt hoe de beschikbare uren over de docenten en projectbegeleiders zijn verdeeld. Dit gebeurt op basis van toegewezen taken en voor de taken vastgestelde tijdsbesteding. Bevindingen en oordeel panel Het instituut is met de huidige omvang van de studentenpopulatie en samenstelling van de formatie voldoende in staat om de opleiding te verzorgen. Door het gekozen onderwijsconcept is de student/docentratio toereikend. Uit de studenttevredenheidsmetingen blijkt dat studenten graag zouden zien dat de projectbegeleiders meer tijd kunnen besteden aan begeleiding van de projecten en comakerships. In het gesprek is dit niet door studenten naar voren gebracht. Het panel concludeert dat er voldoende personeel wordt ingezet om de opleiding met de gewenste kwaliteit te verzorgen en oordeelt dit facet voldoende.
3.3 Kwaliteit personeel Het personeel is gekwalificeerd voor de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma Beschrijving De competenties van de diverse functies binnen IIE zijn opgenomen in het personeelsplan. Op basis hiervan is het voor ieder individuele medewerker inzichtelijk welke competenties nodig zijn voor het uitoefenen van de diverse werkzaamheden. De docenten en projectbegeleiders worden didactisch ondersteund door een onderwijskundig medewerker. Op basis van de beschikbare en de benodigde competenties hebben in 2003-2004 de volgende aanpassingen in het personeelsbestand plaatsgevonden: Twee projectbegeleiders uit het bedrijfsleven aangesteld met ICT en projectervaring; Lector benoemd; Een docent uit het bedrijfsleven aangetrokken voor het vakgebied bedrijfskunde; Een teamleider onderwijs aangesteld met jarenlange hbo ervaring en een graad in psychologie. De Examencommissie, die bestaat uit vijf vertegenwoordigers van de docenten en projectbegeleiders, is verantwoordelijk voor: de ontwikkeling van het curriculum; organisatie van toetsing, afnemen van toetsen, vaststellen van de uitslag van toetsing, bepalen van datum en tijd van toetsing en kwaliteit van toetsen;
Dutch Validation Council
32
toezien op de praktische organisatie van toetsing door het bedrijfsbureau. Het opstellen van het examenprogramma is gedelegeerd aan de curriculumcommissie (document: OER 2003-2004). De lijnorganisatie van het instituut bestaat uit de directeur, teamleider onderwijsmodules, teamleider projecten/comakerships, hoofd frontoffice en hoofd backoffice. De docenten en projectbegeleiders zijn elk in een team georganiseerd onder leiding van een teamleider. De docenten en projectbegeleiders stemmen in comakerteams het onderwijs af op de projecten/comakerships. De directeur en de teamleiders vormen samen het managementteam van de opleiding. De lijnorganisatie wordt ondersteund door een aantal stafmedewerkers (kwaliteitszorg, leerplanontwikkeling, instroomcoördinator en studiecoördinator). Door middel van het vastleggen van taken en bevoegdheden, jaarplanning en overlegstructuur draagt het management zorg voor adequate organisatie van het opleidingsprogramma. Voor nieuwe medewerkers wordt in inwerkprogramma opgesteld en begeleiding door een ervaren collega geregeld. De taken en bevoegdheden zijn vastgelegd in het personeelsplan. Jaarlijks stelt het management een resultaten- en activiteitenplan op. De werkprocessen zijn beschreven in het handboek Kwaliteit. Ook de overlegstructuur is daarbij in kaart gebracht. De kwaliteit van het personeel is onderwerp van de functionering- en beoordelingsgesprekken. Ze vinden plaats volgens het hogeschoolbrede vastgestelde stramien. Met elke werknemer van het instituut wordt jaarlijks een functionerings- én beoordelingsgesprek gevoerd. Van de medewerker wordt verwacht dat hij/zij in het gesprek inbrengt: een actueel cv met onder meer informatie waarmee wordt aangetoond dat de inzet van de werknemer in overeenstemming is met de beroepspraktijk; de evaluatie van de vorige periode ingevuld op een standaardformulier; beschrijving van wat de medewerker belangrijk vindt om voor zichzelf te verbeteren op basis van collegiale feedback en gegevens verkregen vanuit de kwaliteitszorg zoals resultaten van de STM, module evaluatie en de poll; beschrijving van behoefte aan bijscholing om beter aan de eisen aan het onderwijs te kunnen voldoen. Op basis van de individuele afspraken en te behalen doelen wordt jaarlijks een scholingsplan voor het hele instituut opgesteld. De scholingdoelstellingen zijn gericht op vakinhoudelijk- en onderwijskundig terrein en op de brede professionalisering van de medewerkers (document: personeelsplan 2004). Jaarlijks worden vier trainingsdagen voor het hele team georganiseerd in het kader van deskundigheidbevordering. Activiteiten op scholingsgebied in het studiejaar 2003/2004 waren: Gezamenlijke trainingen op het gebied van competentiegericht onderwijs; Twee docenten volgen de master Informatiekunde, twee projectbegeleiders ronden de master Informatiekunde in juni 2004 af, een docent volgt de opleiding didactiek voor docenten HBO, gefaciliteerd in tijd en geld door het IIE. Bevindingen en oordeel panel De opleidingsmanager brengt naar voren dat het personeel dat vanaf 2000 is aangesteld een ICT achtergrond heeft zodat de scholing zich vooral richt op de didactische vaardigheden voor het competentiegericht leren, het beoordelen van houding en vaardigheidsaspecten en de coaching in het kader van de SLB. Daarin is de afstemming tussen docenten onderling een aandachtspunt. Studenten geven ook in de evaluaties aan dat dit een aandachtspunt is. Onderlinge afstemming zal naar het oordeel van de opleidingsmanager en de docenten ook verbeteren als gevolg van de nieuwe opzet waarin zowel docenten als projectbegeleiders in een faseteam functioneren. Het panel constateert dat jaarlijks functioneringsgesprekken worden gehouden die leiden tot afspraken. Deze afspraken leiden, mede door de onderwijskundige ondersteuning van de opleiding en de ondersteuning op het gebied van kwaliteitszorg, systematisch tot professionalisering van de docenten die direct gekoppeld is aan het eigen functioneren in het onderwijs. Het geheel overziend oordeelt het panel het facet kwaliteit van het personeel voldoende.
B
Beoordelingsrapport Information Engineering
33
3.4 Conclusies Het panel heeft geconstateerd dat: docenten in directe relatie staan met het werkveld in hun rol als begeleider van het comakership; participeren in voor het beroep relevante netwerken en op een excellente manier aantoonbare verbindingen leggen tussen de opleiding en de beroepspraktijk. Het panel constateert dat de opleiding weloverwogen en systematisch gebruik maakt van gastdocenten en gastsprekers uit de beroepspraktijk. Het panel oordeelt het facet eisen hbo voldoende. Het panel concludeert dat er voldoende personeel wordt ingezet om de opleiding met de gewenste kwaliteit te verzorgen en oordeelt dit facet eveneens voldoende. Het panel constateert dat jaarlijks functioneringsgesprekken worden gehouden die leiden tot afspraken. De ondersteuning op het gebied van kwaliteitszorg en de onderwijskundige ondersteuning van de opleiding draagt bij aan professionalisering van docenten en is direct gekoppeld aan het eigen functioneren in het onderwijs. Het panel oordeelt het facet kwaliteit van het personeel voldoende. Op basis van deze oordelen concludeert het panel het onderwerp Personeel voldoende
Dutch Validation Council
34
4. VOORZIENINGEN 4.1 Materiële voorzieningen De huisvesting en materiële voorzieningen zijn toereikend om het programma te realiseren Beschrijving De opleiding IE is zo opgezet en ingericht dat de student van meet af aan in een professionele omgeving studeert en werkt: de locatie maakt deel uit van een gebouwencomplex waar een groot deel van de medehuurders bestaat uit ICT-bedrijven. Het contact met deze bedrijven wordt stelselmatig aangehouden: studenten nodigen bij presentaties de buren uit en laten zich uitnodigen. De inrichting van het gebouw biedt ruimte aan het werken met groepen: er zijn eigen werk/projectruimten gecreëerd. Iedere student beschikt over een laptop. Studenten kunnen overal in het gebouw inloggen. De opleiding beschikt niet over een eigen kantine, maar kan gebruik maken van de lunchvoorziening in de hal van het gebouw. Op verzoek van de studenten is op de vijfde verdieping en ruimte beschikbaar als sociale ontmoetingsplaats. Tijdens de comakerships werken de studenten drie of vier dagen per week in een professionele omgeving binnen het bedrijf of de organisatie. Een van de eisen die daarom gesteld worden aan de comaker is dat deze de student(en) een fysieke werkplek kan bieden binnen de eigen onderneming/organisatie. Op de portal van de HvA hebben de studenten toegang tot de mediatheek van HvA, die gehuisvest is in Amsterdam. Boeken en tijdschriften kunnen digitaal worden besteld; deze worden per courierservice van de HvA afgeleverd in Almere. Bevindingen en oordeel panel Het panel constateert dat de huisvesting voldoet aan de eisen die vanuit het onderwijsprogramma gesteld worden. Het gebouw heeft een moderne en zakelijke uitstraling. Deze uitstraling past goed bij het onderwijsconcept van de opleiding. Een kritische kanttekening vanuit de docenten is dat voor grote groepen de collegezalen, qua akoestiek en indeling, niet geheel voldoen. Verbeteringen zijn doorgevoerd met de aanschaf van een geluidsinstallatie en microfoon. De studenten zijn kritisch over het leasecontract van de laptop. Zij vinden het contract duur en willen beter geïnformeerd worden over de voorwaarden van dit contract bij start van de opleiding. De opleiding heeft hierin inmiddels voorzien. Voor het overige brengen studenten naar voren tevreden te zijn over de voorzieningen. Dit blijkt ook uit de gegevens uit de studenttevredenheidsmeting. Het opleidingsmanagement brengt naar voren dat, met ingang van februari 2004 het probleem met te weinig netwerkpoortjes is opgelost, door de installatie van WLan, wireless toegang op twee verdiepingen van het gebouw. Het geheel overziend oordeelt het panel de materiele voorzieningen als goed. Het panel plaatst de kanttekening dat ze de huisvesting bij de bedrijven van de comakerships niet heeft kunnen beoordelen. Studenten brengen naar voren daar geen probleem te ondervinden. Een enkele keer is de huisvesting bij een bedrijf zo beperkt dat het comakerteam ook wel eens in de ruimten van de opleiding werkt.
4.2 Studiebegeleiding De studiebegeleiding en de informatievoorziening aan studenten zijn adequaat met het oog op studievoortgang De studiebegeleiding en de informatievoorziening aan studenten sluiten aan bij de behoefte van studenten Beschrijving Door middel van een digitaal informatiesysteem PBS heeft de projectbegeleider/ studieloopbaanbegeleider inzicht in de studievoortgang van de student. Studenten ontvangen vier maal per jaar, na iedere toetsperiode, conform het HvA beleid, een overzicht van de behaalde en officieel geregistreerde studiepunten vanuit het geautomatiseerde studievoortgangsregistratiesysteem Volg+. De student legt de voortgang voor zichzelf vast in een studieloopbaanplan. Naast begeleiding van het project is de doelstelling van iedere studieloopbaanbegeleider op dit moment het voorkomen van uitval en bevorderen van doorstroom van de studenten. De projectbegeleider/studieloopbaanbegeleider voert na periode 1 van de propedeuse met iedere student een gesprek over de behaalde resultaten. Studenten met minder dan 8 behaalde studiepunten krijgen tevens een schriftelijke waarschuwing. Nadat de resultaten van periode 2
B
Beoordelingsrapport Information Engineering
35
bekend zijn worden de studenten met minder dan 20 studiepunten schriftelijk opnieuw gewaarschuwd. Studenten dienen minimaal 40 studiepunten in het eerste jaar te behalen, bestaande uit minimaal 17 studiepunten voor projecten, 20 uit onderwijsmodules en 3 uit studieloopbaanbegeleiding. Bij minder dan 40 studiepunten krijgt de student een bindend afwijzend studieadvies (BAS) en kan hij de opleiding niet voorzetten. Dit geldt ook voor tweedejaarsstudenten die de propedeuse nog niet hebben gehaald en minder dan 80 studiepunten hebben voor de eerste twee studiejaren. De BAS-regeling is vastgelegd in een procedurebeschrijving (BAS-procedure, B-2002-21). Voor begeleiding over onderwerpen die samenhangen met studieloopbaan en persoonlijke omstandigheden kunnen studenten gebruik maken van de diensten van een studentendecaan. Tot het studiejaar 2003/2004 voerde de decaan exitgesprekken met studiestakers op vrijwillige basis. Daar werd relatief gezien weinig gebruik van gemaakt. Met ingang van het studiejaar 2004/2005 gaan de studieloopbaanbegeleiders de exitgesprekken voeren zodat de opleiding een beter inzicht krijgt in de redenen van de studiestakers. Bevindingen en oordeel panel Alle betrokkenen brengen naar voren dat de informatievoorziening adequaat is evenals de studiebegeleiding (zie ook paragraaf 2.4: studielast). De studiebegeleiding maakt, conform het didactische concept van de HvA, integraal onderdeel uit van het opleidingsprogramma. Het panel oordeelt met goed over het facet studiebegeleiding en informatievoorziening.
4.3 Conclusies Het geheel overziend oordeelt het panel de materiële voorzieningen als goed. Het panel plaatst daarbij de kanttekening dat ze de huisvesting bij de bedrijven van de comakerships niet heeft kunnen beoordelen. Studenten brengen naar voren bij comakers geen probleem met werkplekken en voorzieningen te ondervinden. In een enkel geval is de huisvesting bij een bedrijf zo beperkt dat het comakerteam ook wel eens in de ruimten van de opleiding werkt. Het panel heeft vastgesteld dat de studiebegeleiding en informatievoorziening goed is met het oog op de studievoortgang en goed is afgestemd op de behoeften van de studenten. Het panel oordeelt op basis hiervan het onderwerp Voorzieningen voldoende.
Dutch Validation Council
36
5. INTERNE KWALITEITSZORG 5.1 Evaluatie resultaten De opleiding wordt periodiek geëvalueerd, mede aan de hand van toetsbare streefdoelen Beschrijving De HvA heeft een systeem van kwaliteitsbeleid ontwikkeld waarin drie samenhangende cycli met elkaar verbonden zijn. Dit zijn: interne audits en accreditatie, planning & control cyclus en onderzoek. Onderdeel van de planning en controlcyclus is het jaarlijkse resultaten en activiteitenplan (R&A plan). In dit R&A plan wordt vastgelegd welke concrete activiteiten zullen worden ondernomen verdeeld over vier gebieden: kwaliteit & onderwijs, personeel & organisatie, markt & omgeving en resultaat en financiën. IIE heeft het kwaliteitsbeleid en de uitvoering vastgelegd in het kwaliteitshandboek. Op basis van het resultatenbeheer wordt het R&A plan opgesteld. In het kader van de planning en controlcyclus sluiten de instituutsdirecteur en het CvB jaarlijks een managementcontract af. Hierin èn in het R&A-plan leggen zij de resultaatafspraken vast. Vier maal per jaar wordt de voortgang verantwoord in een instituutsrapport age( I RAP) .Dez eI RAP’ s zijn input voor het bilaterale overleg tussen CvB en instituutsdirecteur. De instituutsdirecteur maakt op basis van het R&A plan resultaatafspraken met de teamleiders, docenten, projectbegeleiders en stafmedewerkers. De uitvoering van het instituuts- en opleidingsbeleid is daarmee niet specifiek de verantwoordelijkheid van het management, maar de verantwoordelijkheid van iedere individuele medewerker geworden. Op deze wijze werkt de opleiding aan een integraal kwaliteitsbeleid. In een kwaliteitsmatrix heeft IIE voor alle onderdelen van vier gebieden toetsbare streefdoelen opgesteld en deze afgezet tegen de huidige resultaten (zie paragraaf 6.2 en 5.02). Binnen het kwaliteitszorgsysteem van IIE worden diverse instrumenten op de vier gebieden ingezet om de kwaliteit systematisch te bewaken. Tabel 4: Overzicht evaluatie-instrument (cur si efz i j nde‘ ei gen’ i nst i t uutsinstrumenten): Naam instrument:
Onderwerp van evaluatie:
Frequentie afname:
STM (STEM)
kwaliteit realisatie curriculum, instroommotieven, voorzieningen kwaliteit realisatie modulen, rendementen
Jaarlijks
Modulenonderzoek Poll op iknow Projectevaluatie OPC-enquête Keuzegids Hoger Onderwijs Spiegel Alumni-onderzoek Werkgevers-onderzoek (dit instrument is in ontwikkeling) Uitvalonderzoek Scholing Functionerings- en beoordelingsgesprekken Competentieprofielen Personeelsplan Volg + Begroting Instituutsrapportage Pijplijnen
kwaliteit projectrealisatie project / comakership diverse onderwerpen HO Nederland competentiemeting eerstejaars studenten aansluiting opleiding -arbeidsmarkt initieel, werksituatie alumni tevredenheid werkgevers over competenties afgestudeerden redenen van uitval ontwikkeling docenten ontwikkeling docenten draagvlak voor het beleid onderwerpen betreffende personeelszaken studiepunt-rendementen financieel rendement alle onderwerpen stuurwiel doorstroom, verblijfsduur, uitval
4 x per jaar, steekproefsgewijs Halfjaarlijks Halfjaarlijks Jaarlijks Jaarlijks Jaarlijks 3 jaarlijks 3 jaarlijks Jaarlijks Jaarlijks Jaarlijks eens per 3 jaar Jaarlijks 4 maal per jaar 4 maal per jaar 4 maal per jaar 1 maal per jaar
De voortgang ten aanzien van de kwantitatieve rendementen wordt bewaakt door de directeur v a nhe ti n s t i t uut .Pe rk wa r t a a lwo r dtov e rdev oor t g a ngi nd eI RAP’ sg e r a ppor t e e r da a nhe tCollege van Bestuur, waarna zonodig bijstelling plaatsvindt. De gerealiseerde rendementen worden daarbij afgezet tegen de streefdoelen (zie ook 6.2: onderwijsrendement). Aanvullend onderzoek wordt verricht indien daar aanleiding toe is. Bevindingen en oordeel panel Het opleidingsmanagement brengt naar voren dat de opleiding, daarin ondersteund door de kwaliteitszorgmedewerker, er hard aan heeft gewerkt om het proces van meten en verbeteren
B
Beoordelingsrapport Information Engineering
37
beter te documenteren en hierover duidelijker te communiceren met de betrokken docenten en projectbegeleiders. Op deze manier is het verband tussen evaluatieresultaat - verbetermaatregel - gerealiseerd resultaat duidelijker zichtbaar. De opleiding constateert dat het instrumentarium geschikt is om de gewenste informatie te verzamelen. De meeste aandacht gaat nu uit naar de zorgvuldigheid van de analyse van de informatie en het omzetten van de conclusies in concrete verbetermaatregelen. Het panel heeft vastgesteld dat de analyse van de module/vakevaluaties inzichtelijk is en altijd voorzien is van voorstellen voor verbeteracties die uitnodigend van toon zijn naar de docenten. Het panel is daarover zeer positief. Uit de analyses leidt het panel af dat De streefdoelen die de opleiding hanteert bij de tevredenheidsscores van studenten zijn: een score lagen dan 3 is onvoldoende, de score 3 is juist voldoende en het streefcijfer is een score 3.5. In de kwaliteitsmatrix van de opleiding zijn op de prestatie indicatoren streefcijfers/normen of criteria geformuleerd. Met betrekking tot de evaluatie van de rendementgegevens brengt het opleidingsmanagement naar voren dat in het studiejaar 2003/3004 begonnen is om de docenten te informeren over hun rendement en daarover feedback te vragen in de gesprekken die gaan over de verbeteracties. Rendementgegevens komen al aan de orde in de functioneringsgesprekken. Op deze wijze wil het opleidingsmanagement een groter resultaatbewustzijn tot stand brengen over het eigen aandeel in het rendement. Deze verbeteractie is ontstaan naar aanleiding van de gesprekken over de analyse van de evaluaties toen bleek dat docenten niet wisten welke studenten zouden moeten participeren in het vak en deelnemen aan het tentamen. De opleiding doet zelfstandig evaluatieonderzoek onder alumni en beschouwt de inventarisatie van comakerships en de besprekingen in de Beroepenveldcommissie en Quality Board ook in het licht van de kwaliteitszorg (zie ook hoofdstuk 1). Zodra het alumni- en werkgeversonderzoek in het kader van het hogeschoolbrede onderzoekshuis afgenomen kan worden, gaat de opleiding daarin participeren. Het panel concludeert dat de opleiding periodiek wordt geëvalueerd mede aan de hand van toetsbare streefdoelen en dat monitoring van evaluaties plaatsvindt. Het panel oordeelt het facet voldoende.
5.2 Maatregelen tot verbetering De uitkomsten van deze evaluatie vormen de basis voor aantoonbare verbetermaatregelen die bijdragen aan realisatie van de streefdoelen Beschrijving Alle evaluatieresultaten worden aan de hand van de kwaliteitsmatrix getoetst aan de streefdoelen. Indien de resultaten duidelijk lager zijn dan de streefdoelen worden, na eventuele nadere analyse, verbetermaatregelen genomen. Het proces van voortdurende verbetering van de organisatie wordt gevoed door registraties betreffende de processen en klacht/probleem-, verbetering- enf out r appor t en( KVF’ s)di edoorper soneel medeopbasi svandegenoemde analyses en door studenten worden ingediend. Daarmee worden ook reacties uit de arbeidsmarkt en van comaker si nkaar tgebr acht .Regi st r at i esenKVF’ si ncl usi efevent ueel genomencor r ect i emaatregelen, worden ten behoeve van het verbeterproces geanalyseerd in het management review van het IIE. Dat review vindt jaarlijks plaats op initiatief van de directeur. Voor de module-evaluatie worden verslagen gemaakt door de kwaliteitszorgmedewerker met daarin opgenomen verbeteradviezen. Deze worden besproken door de teamleider met de docenten, waarna definitieve verbetermaatregelen worden genomen.
Dutch Validation Council
38
Tabel 5: Voorbeeld van verbeteradviezen module-evaluatie periode 1, studiejaar 2003-2004. Studieonderdelen:
.1 Adviezen:
Kostprijs
HRM en leiderschap
Kwaliteiten ITIL
Communicatietheorie
Strategic Management Administratieve organisatie
Onderzoeksmethoden en –technieken 2
Marktonderzoek
Modellen voor bedrijfsanalyse PR en relatienetwerken
Het managen van kennis
Informatiebeveiliging
Geef meer aandacht aan de ontwikkeling van beroepsvaardigheden. Verbeter het rendement van de module. Bezie met name hoe de 5 bovenstaande punten verbeterd kunnen worden. Handhaaf voor het overige deze als voldoende tot goed beoordeelde module. Verbeter het rendement van de module. Bezie met name hoe de 4 bovenstaande punten verbeterd kunnen worden. Handhaaf voor het overige deze als voldoende beoordeelde module. Bezie de opdracht van comaker 2 op geschiktheid als start van de hoofdfase. Verbeter het rendement van de module. Bezie met name hoe de 4 bovenstaand met stip aangeduide punten verbeterd kunnen worden. Handhaaf voor het overige deze als voldoende beoordeelde module. Verbeter de organisatie rond het tentamen. Geef in de studiegids de tentamenvorm aan. Bezie tevens hoe de 3 bovenstaand met stip aangeduide punten verbeterd kunnen worden. Handhaaf voor het overige deze als voldoende beoordeelde module. Verbeter de rendementen van deze voor het overige goede module. Bezie de zwaarte van de module voor studenten die comaker 3 als eerste comaker in de hoofdfase kiezen. Verbeter de rendementen van deze voor het overige voldoende tot goede module. Geef in de studiegids de vorm van het tentamen aan. Maak studenten duidelijk waarom deze onderwijsmodule een essentieel onderdeel van onze opleiding vormt. Verduidelijk de opdrachten voor de studenten. Handhaaf deze voldoende tot goede module. Verbeter het toetsrendement. Bezie of de doelstellingen in de leerwijzer verduidelijking behoeven. Bezie of de toetsopdrachten voldoende over de leerstof zijn gespreid. Handhaaf deze zeer goede module. Verbeter (gebruik van) het cursusmateriaal. Hanteer een meer uitdagende wijze van doceren. Bezie of de doelstellingen in de leerwijzer verduidelijking behoeven. Verbeter de gemiddelde score van 5,2. Verhoog het rendement enigszins. Handhaaf deze goede module. Verbeter de gemiddelde score van 5,0 en verbeter het rendement. Verbeter de tentamen-gerelateerde onderwerpen. Handhaaf de sterke punten als: verwerven van inzicht centraal en zet tot nadenken aan. Verbeter de gemiddelde tevredenheidsscore van 2,7. Verbeter de werkvorm-gerelateerde onderwerpen. Bezie (eventueel met een collega) het studiemateriaal goed.
Bevindingen en oordeel panel De docenten brengen in het gesprek naar voren dat in de (nieuwe) faseteams waarin zowel de project/comakership begeleiders en de vakdocenten participeren, er meer mogelijkheden zijn om de uitkomsten van diversen onderzoeken met elkaar in verband te brengen. Daarbij vindt ook afstemming tussen projecten en vakken plaats. Dit heeft tot doel effectieve verbeteringen aan te brengen. (Zie ook paragraaf 5.1 m.b.t. de constatering over de kwaliteit van de analyse en verbetervoorstellen). Het panel is zeer te spreken over de aanvullende documenten op het gebied van kwaliteitszorg die op de bezoekdag zijn ingezien. Het panel constateert dat de opleiding, aan de analyse gerelateerde, verbeteracties in operationele termen en zakelijk formuleert en dat deze aantoonbaar tot verbeteringen leiden. Het geheel overziend oordeelt het panel het facet maatregelen tot verbetering goed.
5.3 Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld Bij de interne kwaliteitszorg zijn medewerkers, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld van de opleiding actief betrokken Beschrijving De uitkomsten van evaluatieonderzoeken worden met de medewerkers op diverse momenten besproken. De poll, na afloop van een project/comakership, wordt besproken in het betreffende
B
Beoordelingsrapport Information Engineering
39
comakerteam. De uitkomsten van module-evaluaties worden met de betrokken docenten besproken. De uitkomsten van ST(E)M en andere algemene onderwijsevaluaties worden op vaste momenten in het gehele team besproken. Resultaten van evaluaties worden gepubliceerd in Lopende Zaken, een digitaal infobulletin voor medewerkers en studenten. Studenten kunnen kennis nemen van de resultaten van onderzoek via de opleidingscommissie, Iknow en het bulletin Lopende Zaken. Bij de uitkomsten worden de verbeteracties die naar aanleiding van de resultaten worden ingezet vermeld. Verder worden studenten geïnformeerd over de uitkomsten van ST(E)M d.m.v. posters op A3 formaat waarop vermeld staan welke onderwerpen goed en welke minder scoren in vergelijking met de scores van het jaar daarvoor. IIE heeft een actieve opleidingscommissie die maandelijks met het management overlegt onder andere over uitkomsten van evaluaties. Op de agenda staat ook altijd de voortgang op de verbetermaatregelen naar aanleiding van uitkomsten van evaluaties. De opleidingscommissie voert ook eigen onderzoek onder studenten uit. Bevindingen en oordeel panel Uit de gesprekken met het opleidingsmanagement en studenten blijkt dat het betrekken van studenten bij de kwaliteitszorg niet vanzelf gaat. Uit de scores op de studenttevredenheidsmetingen blijkt een stijgenden lijn met betrekking tot waardering van terugkoppeling van resultaten door de opleiding. De scores zijn gestegen van 2.1 tot 2.9 (op een vijfpuntsschaal) in 2004. De activiteiten zijn erop gericht om deze stijging vast te houden. Studenten van de OC brengen naar voren dat zij daarin vertrouwen hebben. Uit de tevredenheidsmetingen blijkt tevens dat studenten tevreden zijn over de aandacht voor hun klachten en wensen. Ook de wijze van onderwijsevaluatie voldoet naar de mening van studenten. (Zie verder m.b.t. de betrokkenheid van docenten, alumni en werkveldvertegenwoordigers, paragraaf 5.1: Bevindingen en oordeel panel.) Het panel constateert dat de opleiding met een variatie aan middelen iedereen actief informeert over evaluatieresultaten en verbeteracties. Het panel oordeelt het facet betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld bij de interne kwaliteitszorg goed.
5.4 Conclusies Het panel concludeert dat de opleiding periodiek wordt geëvalueerd mede aan de hand van toetsbare streefdoelen en dat monitoring van evaluaties plaatsvindt. Het panel constateert dat op basis van de analyse van evaluatieresultaten en rendementgegevens de verbeteracties in operationele termen en zakelijk zijn geformuleerd. Verbeteracties leiden aantoonbaar tot verbeteringen. Het panel oordeelt het facet maatregelen tot verbetering goed. Het panel constateert dat medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld betrokken zijn bij de interne kwaliteitszorg en oordeelt dit facet eveneens goed. Het panel heeft de indruk dat de opleiding hier de vruchten plukt van de jonge bestaansgeschiedenis. Er is een nieuw onderwijsprogramma tot stand gekomen, goed ingebed in het instituut IE en met een goed werkend kwaliteitszorgsysteem waarmee gesignaleerd wordt als verbeteracties nodig zijn. De opleiding heeft daarbij gebruik kunnen maken van onderwijskundige expertise en deskundigheid op het gebied van kwaliteitszorg. Het geheel overziend oordeelt het panel het onderwerp Interne kwaliteitszorg voldoende.
Dutch Validation Council
40
6. RESULTATEN 6.1 Gerealiseerd niveau De gerealiseerde eindkwalificaties zijn in overeenstemming met de nagestreefde eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen Beschrijving De laatste comakership van de opleiding geldt als de afstudeeropdracht. Deze laatste comakership wordt individueel of in een tweetal uitgevoerd. De afsluitende, individuele presentatie van deze comakership geldt als afstudeerzitting. De student legt verantwoording af over opdrachtuitvoering, gemaakte keuzes en het eindresultaat. Bij deze laatste zitting is altijd de begeleider van de werkplek aanwezig als medebeoordelaar. In de comakerships zit qua moeilijkheidsgraad en niveau een opbouw (zie paragraaf 2.7) in drie fases: de propedeuseprojecten,comaker 1 tot en met 4 in de kernfase en comaker 5 en 6 in de specialisatiefase. In de beoordelingscriteria van de projecten en comakerships komt dit oplopende niveau, op basis van de competenties en het onderwerp van de comakership tot uiting. In de specialisatiefase werkt de student volledig zelfstandig, zoekt zelf de benodigde achtergrondinformatie, kan zijn keuzes verantwoorden en toelichten e.d. Er worden zwaardere eisen gesteld aan de inhoud. Voor deze laatste comaker zijn, zoals voor alle projecten en comakerships beoordelingscriteria uitgewerkt in criteria voor de product- en procesbeoordeling. De docenten en begeleider van de werkplek beoordelen het product; de projectbegeleiders en begeleider van de werkplek het proces en de houdingsaspecten (zie ook paragraaf 2.7). Bevindingen en oordeel panel Het opleidingsmanagement brengt naar voren dat de opleiding niet gekozen heeft voor een apart te benoemen afstudeerscriptie of –opdracht. De gedachte hierachter is dat de comakerships een opbouw hebben in drie niveaus qua onderwerp, uitvoering en context. Daarmee kan de laatste comakeropdracht gezien worden als de afstudeeropdracht cq. de proeve van bekwaamheid. Nu het curriculum is voltooid zijn door de opleiding de beoordelingscriteria opnieuw kritisch bezien en worden een aantal houdings- en vaardigheidsaspecten nader uitgewerkt in geoperationaliseerde criteria (zie ook paragraaf 2.8). De diverse onderdelen van de beoordeling (product, proces en houding) zijn in het studiejaar 2004/2005 geïntegreerd in een digitaal systeem, het PBS systeem waardoor een eenduidig gebruik van de criteria door docenten/begeleiders gestimuleerd wordt. Alumni en werkveldvertegenwoordigers brengen naar voren dat het gerealiseerde niveau adequaat is voor het functioneren in de beroepspraktijk. Het panel heeft zich in de eindwerkstukken en de beoordelingscriteria verdiept. Ook is het panel nagegaan hoe de begeleiding in de specialisatiefase plaatsvindt en hoe de beoordelingscriteria worden toegepast. Het panel heeft geconstateerd dat op het door de student ingediende plan van aanpak voor het afrondende comakership een go/no go besluit door de begeleider afgegeven wordt. Het panel oordeelt het niveau van de afrondende comakerships voldoende. Het panel constateert dat de uitstroomprofielen herkenbaar zijn in de afrondende comakerships. Het panel wil de opleiding twee bevindingen in overweging geven die kunnen bijdragen aan verbetering van de afrondende comakership zonder hiermee afbreuk te willen doen aan het door het panel geconstateerde voldoende niveau van de afrondende comakerships. Het panel constateert dat een comakership met als onderwerp het in gang zetten van een verandertraject als eindopdracht hoog gegrepen is. Het panel is zich ervan bewust dat dit slechts één van de vele afrondende comakerprojecten is. De opzet van het verandertraject scoort onvoldoende omdat de opzet niet aan alle criteria voldoet. Vanwege de samenhang in de beoordelingscriteria kan, naar het oordeel van het panel, de rapportage dan niet meer voldoende worden. Het is het panel niet duidelijk geworden wat dit betekend heeft voor de begeleiding en welke pogingen zijn ondernomen om de opzet van het verandertraject bij te stellen. Het panel constateert dat een student in een soortgelijke situatie niet verder kan gaan met zo'n comakership aangezien een positieve afronding van de opleiding dan op de tocht komt te staan. Het panel constateert dat in een enkel geval een afrondend comakership door 3 personen wordt uitgevoerd. Dezelfde criteria worden daarbij gehanteerd en dat is correct. Het panel vraagt zich af of hier niet op één of andere manier in de afweging om tot een
B
Beoordelingsrapport Information Engineering
41
beoordeling te komen meegewogen moet worden dat het niveau van een drietal, alleen al door de gezamenlijke denkkracht, hoger is dan dat van een tweetal of een individu. Of anders geformuleerd: representeert een 8 als resultaat van een drietal hetzelfde gewicht als een 8 van een eenling? Het panel vindt dit een punt van reflectie. Het geheel overziend oordeelt het panel dat de gerealiseerde kwalificaties voldoende in overeenstemming zijn met de nagestreefde eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen.
6.2 Onderwijsrendement Voor het onderwijsrendement zijn streefcijfers geformuleerd in vergelijking met relevante andere opleidingen Het onderwijsrendement voldoet aan deze streefcijfers Beschrijving In het kader van de besturingsfilosofie van de hogeschool wordt naast kwalitatieve resultaten gestuurd op de beheersing van de kwantitatieve resultaten. De opleiding hanteert hiervoor streefnormen en beschikt over een adequaat instrumentarium om de resultaten te meten. Er wordt gebruik gemaakt van gegevens uit hogeschoolbrede systemen, zoals HSA en Volg+ met betrekking tot kengetallen ten aanzien van instroom en doorstroom. Per kwartaal wordt de realisatie besproken in de comakerteams en het managementteam en zonodig verwerkt tot verbeteracties. De streefcijfers voor het IIE zijn als volgt: Onderwerp van evaluatie: propedeuserendement na 1 en 2 jaar Uitval propedeuse Uitval totaal rendement studiepunten op jaarbasis rendement studiepunten per periode van 10 weken Opleidingsrendement Hoofdfaserendement gemiddelde verblijfsduur afgestudeerden gemiddelde verblijfsduur van uitvallers
Streefcijfers: 50%, 70% 20% 30% 85 % (iraps) 85 % (iraps) 63% binnen 4,5 jaar 90% 4.3 jaar 1.35 jaar
Tabel 1: De streefgetallen betreffende rendementen (cursief zijn de streefcijfers van IIE, overige zijn HvA breed).
De realisatie t.o.v. de streefcijfers is als volgt: Onderwerp van evaluatie: propedeuserendement na 1 jaar na 2 jaar Uitval propedeuse Uitval totaal Percentage geslaagden Gemiddelde verblijfsduur afgestudeerden Gemiddelde verblijfsduur uitvallers
Cohort 2003 nvt nvt Nvt Nvt Nvt Nvt
Cohort 2002 30% nvt 24% 24% nvt nvt
Cohort 2001 40% 62% 19% 32% Nvt Nvt
Cohort 2000 41% 63% 20% 33% 2% 2,90
Cohort 1999 13% 61% 22% 40% 33% 3,78
Cohort 1998 20% 62% 22% 43% 44% 4,12
Nvt
0,85
1,38
1,36
1,57
1,55
Tabel 2: Realisatie cohorten 2003 t/m 1998. NB. Nog in opleiding in de hoofdfase (in percentage van) cohort 1999: 18 %. Deze studenten kunnen het uiteindelijke rendement nog verhogen.
Onderwerp van evaluatie: rendement studiepunten op jaarbasis 2002-2003 rendement studiepunten per periode van 10 weken (periode 1 en 2, 20032004)
propedeuse 46.93 (78%)
Hf 1 41.32 (69%)
Hf 2 47.53 (79%)
Hf 3 58.19 (87%)
19.92 (66%)
16.59 (55%)
20.40 (68%)
19.77 (66%)
Tabel 3: Realisatie rendement studiepunten studiejaar 2002-2003 en najaar 2003.
Dutch Validation Council
42
Bevindingen en oordeel panel De opleiding heeft de volgende analyse gemaakt uit de vergelijking van de streefcijfers t.o.v. realisatie. Het propedeuserendement na een jaar ligt significant onder het streefcijfer; de stijgende lijn uit 2000 en 2001 is niet doorgezet in 2002. De uitval propedeuse ligt rond het streefcijfer. Redenen voor uitval in de propedeuse zijn veelal een combinatie van motivatie en achterblijvende resultaten. In de gesprekken voegen de studenten hieraan nog toe dat uitval ook te maken heeft met de wens van studenten om individueel te werken. In een enkel geval is de studie voor de student te zwaar. De uitval in de hoofdfase is te hoog. Uitval in de hoofdfase wordt veelal veroorzaakt door studievertraging, gecombineerd met verminderde motivatie. De gemiddelde verblijfsduur van uitvallers is te hoog, vanwege te hoge uitval in de hoofdfase. Het cijfer voor de gemiddelde verblijfsduur ligt nog te hoog. Het rendement studiepunten op jaarbasis over 2002-2003 ligt inmiddels boven het streefcijfer (zie: tabel 3). Met ingang van het studiejaar 2003/2004 is een studieloopbaanbegeleider belast met het begel ei denvandez gn.‘ l angst udeer der s’ .Ui tdeervaringen van de voltijd opleiding Informatica blijkt dat het opnieuw bij de studie betrekken na vertraging helpt om de draad weer goed op te pakken. Een aantal van deze langstudeerders zijn studenten die zelfstandig ondernemer willen worden en feitelijk teveel bezig zijn met hun eigen bedrijf. Studenten brengen naar voren dat de uitval in de hoofdfase en de lange verblijfsduur mede wordt veroorzaakt door het concept van IIE. Het niet behalen van een comaker in de hoofdfase betekent een studieachterstand van een half jaar. Dit kan een grote aanslag zijn op de motivatie van de student en zet de student zo op aanzienlijke achterstand. Docenten brengen in dit verband naar voren dat als herstelwerkzaamheden mogelijk zijn, de omvang van de achterstand is terug te brengen tot ruim een maand. Het opleidingsmanagement continueert de ingezette samenwerking van docenten en projectbegeleiders. Zij brengt naar voren dat met ingang van het studiejaar 2004/2005 elk comakerteam een projectplan opstelt waarin het team zelf doelstellingen bepaalt op de terreinen van rendementen, kwaliteitszorg en tevredenheid, onderwijs en personeel. De inhoud van deze plannen gaat voor een belangrijk deel de agenda bepalen in het overleg tussen de teamleiders en de directeur. Het overleg tussen directeur en teamleiders is 1x per week, dat van directeur met comakerteams 1x per 10 weken. De comakershipteams overleggen elke 3 weken. Gaandeweg zal elk comakerteam werkwijzen ontwikkelen waarin ook de medeverantwoordelijkheid voor het resultaat zichtbaar wordt. Uitgangspunt is daarbij dat afvallen in de propedeuse geoorloofd is en dat van degenen die de hoofdfase bereikt hebben 70 % de opleiding met succes moet afronden. Het panel constateert dat voor het onderwijsrendement streefcijfers zijn geformuleerd. Het panel constateert een positieve trend in de ontwikkeling van de rendementcijfers. Het panel constateert dat de groep die een eigen bedrijf wil starten in de doorstroomcijfers een zwakke schakel zullen blijven. Als deze groep de kans ziet om voor zichzelf te beginnen zal die aangegrepen worden en komt de opleiding lager op de prioriteitenlijst. Het panel is van oordeel dat de opleiding, nu het curriculum is uitgekristalliseerd en daarvan de resultaatgegevens bekend zijn, een goede strategie kiest door de comakerteams zelf medeverantwoordelijk te maken voor de rendementen en de kwaliteitszorg. Het panel heeft er alle vertrouwen in dat de opleiding de opwaartse trend in de rendementen kan voortzetten en oordeelt het facet onderwijsrendement voldoende.
6.3 Conclusies Het panel oordeelt dat de gerealiseerde kwalificaties voldoende in overeenstemming zijn met de nagestreefde eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. Het panel constateert dat voor het onderwijsrendement streefcijfers zijn geformuleerd en dat zich een positieve ontwikkeling in de rendementcijfers voordoet. Het panel constateert dat de groep die een eigen bedrijf wil starten in de doorstroomcijfers altijd een zwakke schakel zullen blijven. Het panel is van oordeel dat de opleiding, door de comakerteams medeverantwoordelijk te maken voor de rendementen en de kwaliteitszorg, het rendementsbewustzijn stimuleert en aanzet tot positieve resultaten. Het panel heeft er alle vertrouwen in dat de opleiding de opwaartse trend in de rendementen kan voortzetten en oordeelt het facet onderwijsrendement voldoende.
B
Beoordelingsrapport Information Engineering
43
Dutch Validation Council
44
7. TOTAALOVERZICHT VAN DE OPLEIDING 7.1 Sterke punten van de opleiding Sterke punten van de opleiding betreffen: De HvA opleiding Information Engineering Almere wordt gekenmerkt door veel sterkere punten. Deze zijn mede het resultaat van een goed opgezette nieuwe opleiding met een, zowel voor studenten als voor docenten uitdagend concept van comakership. Van aanvang af heeft de opleiding weloverwogen stappen gezet tot bijstelling en doorvoering van verbeteringen. Daarbij professioneel ondersteund op onderwijskundig gebied en bij de kwaliteitszorg. Deze werkwijze heeft vruchten afgeworpen. Voorbeeld van good practice Niet elke HBO opleiding zal het concept van comakership kunnen en willen gebruiken. Comakerships zijn opdrachten ingebracht door bedrijven en door studenten uitgevoerd in deze bedrijven. Het leren en werken van studenten gaat in comakerships hand in hand. Herkenbaar voor andere opleidingen is de problematiek rond afstemming en samenhang tussen vakmodules en projecten. IIE heeft gekozen voor het samenbrengen van vakdocenten en projectbegeleiders in een faseteam waarin docentrollen gedeeld worden. Met de inhoudelijke uitwisseling tussen docenten is de inbedding van vakken en afstemming op projectthematieken te verbeteren. De operationele kwaliteitszorg De opleiding heeft een goed format van verbeterplannen. Na een korte samenvatting van evaluatiegegevens volgt een beknopte analyse waarin ook onderlinge verbanden worden aangeduid. Vervolgens worden suggesties gedaan voor verbeteracties. Deze verbeteracties zijn uitnodigend (geven bijvoorbeeld een indruk van de opbrengst) en in operationele termen geformuleerd en in tijd te overzien. Ze bieden goede aanknopingspunten voor voortgangsgesprekken, ook als zich belemmeringen voordoen. Medeverantwoordelijkheid voor studentresultaten Elk comakerteam (vergelijk faseteam/projectteam etc.) stelt een projectplan op waarin het team zelf doelstellingen bepaalt op de terreinen van rendementen, kwaliteitszorg en tevredenheid, onderwijs en personeel met betrekking tot het onderwijs wat het team verzorgd. De inhoud en voortgang van deze plannen bepaalt voor een belangrijk deel de agenda van het overleg tussen de teamleiders/teams en de directeur. De medeverantwoordelijkheid voor het resultaat wordt concreet zichtbaar en uitvoerbaar.
7.2 Overzicht van oordelen per facet en onderwerp Hieronder volgt een overzicht van de oordelen per facet en per onderwerp. Hierbij wordt voor de facetten de volgende waarderingsschaal aangehouden: O = onvoldoende, V = voldoende, G = goed en E = excellent. Voor de onderwerpen geldt de volgende beoordeling: O = onvoldoende of V = voldoende. Onderwerp
Facet
Doelstellingen opleiding
1.1 Domeinspecifieke eisen
V
1.2 Niveau: Bachelor en Master
G
1.3 Oriëntatie HBO/WO
G
2.1 Eisen HBO/WO
G
2.2 Relatie tussen doelstellingen en inhoud programma
G
2.3 Samenhang programma
E
Programma
B
Beoordelingsrapport Information Engineering
Oordeel per facet
Oordeel per onderwerp V
V
45
Inzet van personeel
Voorzieningen
Interne kwaliteitszorg
Resultaten
2.4 Studielast
V
2.5 Instroom
V
2.6 Duur
V
2.7 Afstemming tussen vormgeving en inhoud
G
2.8 Beoordeling en toetsing
V
3.1 Eisen HBO/WO
V
3.2 Kwantiteit personeel
V
3.3 Kwaliteit personeel
V
4.1 Materiële voorzieningen
G
4.2 Studiebegeleiding
G
5.1 Evaluatie resultaten
V
5.2 Maatregelen tot verbetering
G
5.3 Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld
G
6.1 Gerealiseerd niveau
V
6.2 Onderwijsrendement
V
Dutch Validation Council
V
V
V
V
46
8. EINDOORDEEL Het panel ten behoeve van de validatie van de opleiding Information Engineering, één van de Informatica opleidingen van de Hogeschool van Amsterdam, heeft in opdracht van DVC de door de opleiding aangeleverde visitatiedocumentatie bestudeerd en daarover gesproken met het opleidingsmanagement en een lid van het College van Bestuur, met delegaties van docenten, studenten, alumni en werkveldvertegenwoordigers. Het DVC panel is op grond hiervan tot een eindoordeel gekomen op de onderwerpen: doelstellingen opleiding, programma, inzet personeel, voorzieningen, interne kwaliteitszorg en resultaten. Het panel stelt vast dat ze vele facetten met betrekking tot de opleiding met 'goed' beoordeelt. Geen van de facetten heeft geleid tot een oordeel onvoldoende. Naar het oordeel van het panel presteert de opleiding Information Engineering Almere op vele punten boven het niveau van basiskwaliteit. Het panel complimenteert de opleiding Information Engineering en de Hogeschool van Amsterdam met de geleverde kwaliteit. Het DVC panel is tot een positief eindoordeel gekomen op alle onderwerpen: doelstellingen opleiding, programma, inzet personeel, voorzieningen, interne kwaliteitszorg en resultaten en oordeelt deze onderwerpen, conform de beslisregels, voldoende. Het DVC panel valideert de opleiding positief en adviseert de Hogeschool van Amsterdam om de opleiding IIE voor te dragen bij de NVAO voor accreditatie.
B
Beoordelingsrapport Information Engineering
47
Dutch Validation Council
48
9. BIJLAGEN 9.1 Samenstelling van het panel Mevrouw T. Wildvank (voorzitter panel) Opleiding MO Economie Werkervaring Heden vice-president Cap Gemini Heden profession leader technology Cap Gemini. Zij is verantwoordelijk voor vakontwikkeling van alle medewerkers in de Technology Discipline in de Benelux landen (4000 medewerkers). Verder is zij verantwoordelijk voor de kennisdeling van een 25-tal communities. 1986 –heden Volmac, later Cap Gemini Ernst & Young, nu Cap Gemini en vervulde diverse functies, zoals coach, adviseur, intrerim-manager, technology consulting manager. Nevenwerkzaamheden Lid programmacommissie ICT kenniscongres 2003 Lid stuurgroep Jacquard. Jauqurd geeft uitvoering aan het nationaal onderzoeksprogramma informatica 2001-2005. De heer A. van Dijk (lid van het panel) Opleiding Diverse opleidingen gevolgd op het terrein van bedrijfskunde, bedrijfseconomie en managementconsultancy. Heeft brede ervaring ontwikkeld op het terrein van Changemanagement, AO/IT-ontwikkelmethoden, technieken, hulpmiddelen en bijbehorende opleidingen. Werkervaring Vanaf 2002 hoofd divisie Informatiseren bij Syncera/ De Straat Milieuadviseurs. 1997-2002 Origin en daarbij met name verantwoordelijk voor de op- en inrichting van nieuwe eenheden zoals de Consultancy eenheid en de Origin Electronic Commerce. eind jaren 80 tot 1996.bet r okkengeweestbi jdi ver segr ot ev er ander i ngspr ogr amma’ sbi nnenhet Bank- en Verzekeringswezen. Nevenwerkzaamheden Actief bestuurslid bij Nederlands Genootschap van Informatici, KIVI/NIRIA, VRI, Betafederatie, ECDLNederland en CEPIS. Als afgevaardigde voor Nederland vertegenwoordigd in het E-skills Forum (onderdeel van het Europarlement). De heer M.J.A. Clausing (studentlid panel) Opleiding 2000- heden Bachelor Informatiekunde Universiteit van Amsterdam. Werkzaamheden 2002-2004 ontwikkelen van eenwebappl i cat i ebi jLl oy d’ sr egi st er Nevenwerkzaamheden Lid medezeggenschapsorgaan Faculteit der Natuurwetenschappen, Wiskunde en Informatica
Mevrouw drs. R.A.H. de Jong (onderwijsdeskundige en tevens secretaris) Mw. R. de Jong is senior adviseur bij het IOWO, een adviesbureau voor onderwijs, beleid en organisa-
B
Beoordelingsrapport Information Engineering
49
tie dat een onderdeel is van de Radboud Universiteit van Nijmegen. Zij is sinds 1989 aan dit instituut verbonden en adviseert vooral op het gebied van onderwijsinnovatie en personeelsontwikkeling. Zij heeft Sociale Psychologie gestudeerd aan de Vrije Universiteit in Amsterdam. Het IOWO is nauw betrokken geweest bij de (verdere) ontwikkeling van de beoordelingskaders en – procedures van DVC in het kader van de accreditatie. Mw. de Jong heeft als panellid deelgenomen aan meerdere accreditatietrajecten van DVC.
Dutch Validation Council
50
9.2 Onafhankelijkheidsverklaringen van het panel
B
Beoordelingsrapport Information Engineering
51
Dutch Validation Council
52
B
Beoordelingsrapport Information Engineering
53
Dutch Validation Council
54
9.3 Programma bezoekdag Het panel heeft de opleiding Information Engineering van de Hogeschool van Amsterdam te Almere bezocht op 8 september 2004. Op 7 september, de dag waarop de opleiding Informatica te Amsterdam door het panel is bezocht, is gesproken met de directie van de Instituten Informatica en Elektrotechniek (I & E) en Information Engineering (IIE) en met het College van Bestuur. Het programma van de bezoekdag in Almere was als volgt: 08.30 - 08.45
kennismaking met opleidingsmanagement (overhandiging evaluatieformulieren aan contactpersoon)
08.45 - 10.45
korte rondleiding, laatste materiaalbestudering op locatie en - inhoudelijke voorbereiding door panel gesprek met 10 studenten Information Engineering gesprek met teamleider en 10 docenten besloten lunch en tussentijdse oordeelsvorming gesprek met 8 alumni gesprek met werkveldvertegenwoordiging tweede gesprek met opleidingsmanagement en overhandiging ingevulde evaluatieformulieren oordeelsvorming panel en evaluatie.
11.00 - 11.45 12.00 - 12.45 13.00 - 14.00 14.00 - 14.45 15.00 - 15.45 16.00 - 16.45 16.45 - 17.45
B
Beoordelingsrapport Information Engineering
55
9.4 Lijst gesprekspartners Management Instituut voor Information Engineering Sijbolt Noorda Tonny Triezenberg
Voorzitter College van Bestuur Hogeschool van Amsterdam Directeur
Docentenpanel accreditatie Instituut voor Information Engineering Naam Docent Ans Haselager Gerlof Donga
Huidige functie Teamleider Docent informatica
Bert Pinkster Bert Betgen
Docent Informatica docent
Marcel Heerink
Docent communicatie
Annet Miltenburg
Docent Bedrijfskunde
Leo Hekker
Projectbegeleider Studieloopbaanbegeleider Projectbegeleider Studieloopbaanbegeleider Projectbegeleider Studieloopbaanbegeleider
Menno Koetsier Wim Nijmeijer
Sjoerd de Vos
Projectbegeleider Studieloopbaanbegeleider
Vakgebied Software Development Informatiekunde aan de UvA Informatica Operating systems Java 4GL Neerlandicus Cultuur&Ethiek Usability Multimedia programming E-commerce Verkooptechnieken
Project management Prince 2 Studenteninformatiesysteem (SISIIE) Comakersite IIE Projectbegeleiderssysteem (PBS) Multimedia programming Neerlandicus
Overige werkzaamheden Kwaliteitszorg Voorzitter curriculumcommissie
Voorzitter examencommissie
Voorzitter examencommissie Secretaris curriculumcommissie
Studentenpanel accreditatie Instituut voor Information Engineering Naam Student Tim van den Dool Mats van Oort Isabelle Zwetsloot Rik van der Plas Ron Sneijers Daan Witte Judith Leupen Tim Wiegel Thijs Poiesz Clemens de Olde
e
1 jaars IIE-student e 1 jaars IIE-student e 2 jaars IIE-student e 2 jaars IIE-student e 3 jaars IIE-student e 3 jaars IIE-student e 3 jaars IIE-student e 4 jaars IIE-student e 4 jaars IIE-student e 4 jaars IIE-student
Extra werkzaamheden Notaris opleidingscommissie Lid promotieteam van de opleiding Penningmeester opleidingscommissie Vervangend voorzitter opleidingscommissie Voorzitter opleidingscommissie
Alumnipanel accreditatie Instituut voor Information Engineering Naam Alumni Job Braakman Christiaan Haring Erwin van der Goot Stefan Reijgwart Robin Speekenbrink Jelle Troost Sebastiaan van Zundert Bas Bosdriesz Bastiaan Kers Peter Slager
Huidige functie Eigen multimedia bedrijf; Clicked Eigen multimediabedrijf; Clicked Student master Informatiekunde aan de UvA Projectleider bij UWV Eigen bedrijf; Kingsquare Information Services Eigen bedrijf; Yellow Internet Services Projectleider e-commerce bij BouwCenter BBN Student master Informatiekunde aan de UvA Student bedrijfswetenschappen Erasmus Universiteit Consultant bij LogicaCMG
Dutch Validation Council
56
Werkveldpanel accreditatie Instituut voor Information Engineering Bedrijfsnaam ABN AMRO Lucka Consultancy E-Private Office Emexus CMG PSB Unet CAS Internet BV Leaseplan van Bragt/D-tail/Infomere
B
Contactpersoon Dhr. André de Bruijne Dhr. Ruud Siswoko Dhr. Reinier Muller Dhr. Louis Kinsbergen Dhr. Rudi Ottes Dhr. Th. Koppes Dhr. Douwe Rijpkema Dhr. Lodewijk Severein Dhr. Bert Verhoeve Dhr. Hans van Bragt
Beoordelingsrapport Information Engineering
Huidige functie Teammanager Directeur Directeur Directeur Teammanager Directeur Business development Directeur Teammanager Directeur
57
9.5 Documentenoverzicht opleiding IE
Dutch Validation Council
58
B
Beoordelingsrapport Information Engineering
59
9.6 Algemeen competentieprofiel IE Competenties op het gebied van werken met en voor de (potentiële) opdrachtgever/gebruiker op het vlak van IE 1.1. een open houding 1.2. eigen visie 1.3. vraagverheldering 1.4 de gebruiker centraal
Staat open voor nieuwe ontwikkeling tav ICT. Laat zich inspireren door de mening en ervaringen van anderen. Is onderzoekend en nieuwsgierig en kijkt letterlijk en figuurlijk over eigen grenzen. Is in staat om beelden en visies te ontwikkelen en die te delen met anderen. Gaat uit van de informatievragen en behoeften van de klant. Is in staat om de vraag verder te onderzoeken. Vertaalt de vragen en behoeften van de klant in een opdracht waarbij ICT het leidend principe is. Stemt het eindproduct (advies, dienst, product) af op de gebruiker en diens omgeving. Geeft er blijk van goed zicht te hebben op de wensen van de gebruiker.
1.5 systematische probleemanalyse
Analyseert de vraag of behoefte op verschillende manieren, rekening houdend met de omgeving waarbinnen de vraag of behoefte zich voordoet. Betrekt in zijn analyse verschillende invalshoeken . Laat daarbij zien dat hij goed om zich heen kan kijken, zijn intuïtie te gebruiken.
1.6. creatieve aanpak
Laat zien dat hij onconventionele wegen kan bewandelen en zo tot een unieke aanpak tbv de probleemoplossing kan komen. Brengt in zijn analyse en aanpak de mogelijkheden van de techniek en de gewenste gebruiksmogelijkheden samen. Kan een vraag of probleem projectmatig aanpakken en tot een goed einde brengen. Goede communicatie tussen de klant en de projectgroep zijn gewaarborgd. Faciliteert technologische oplossingen in nieuwe informatiediensten. Geeft er zo blijk van verschillende invalshoeken en benaderingen te kunnen overbruggen en op elkaar af te stemmen.
1.7. projectmatige aanpak 1.8 integratie van informatietechnologie en communicatietechnologie 1.9. kennisinfrastructuur 1.10. ongestructureerde informatiestructuren 1.11. inschatten en waarderen en toepassingsgerichtheid 1.12 presentatie en overdracht
Integreert en implementeert ondersteunende informatiesystemen op basis van kennis van en inzicht in informatiesystemen en bedrijfsprocessen Ontwerpt, ontwikkelt, test en implementeert verschillende (hulp)mogelijkheden om losse, onafhankelijk van elkaar opererende informatiestromen op elkaar te betrekken en toegankelijk te maken. Nieuwe ontwikkelingen kunnen beoordelen op de toepassingsmogelijkheden tbv de klant en/of de gebruiker.
Draagt zorg voor borging van het (eind)product Presenteert het (eind)product rekening houdend met de situaties van de klant en de gebruiker. Biedt goede kennisoverdracht en geeft –indien noodzakelijk –de gewenste trainingen.
Competenties op het gebied van werken in en vanuit een onderneming 2.1. samenwerking 2.2. werken in teamverband 2.3. procesbewaking
Werkt zowel fysiek als virtueel samen met personen en groepen in wisselende samenstellingen. Staat open voor nieuwe ideeën en mogelijkheden die de samenwerking biedt. Maakt goed gebruik van in het team aanwezige capaciteiten –op basis van een goed zicht op eigen bijdragen en kan in het team wisselende functionele rollen vervullen. Ondersteunt de door het team geformuleerde doelen. Kijkt analytisch naar de proces- en productontwikkeling binnen de (project)groep/ het team vanuit een goed besef van gewenst resultaat en verbindt daaraan consequenties voor de voortgang.
2.4. project organisatie
Kan een project organisatie opzetten en kan alle daarin voorkomende financiële, bedrijfstechnische en administratieve zaken op waarde beoordelen. Kan ook een standaardniveau-overeenkomst (SLA) opstellen en beoordelen.
2.5. pro-actieve houding 2.6. netwerken opzetten en onderhouden
Heeft open oog en oor voor ontwikkelingen op de ICT-markt en kan op basis daarvan inschatten wat mogelijk interessant is voor (potentiële) opdrachtgevers en gebruikers. Legt zowel binnen als buiten de eigen organisatie zowel fysiek als virtueel contact met relevante derden (experts,) en is in staat om de contacten te onderhouden en –waar nodig –af te ronden.
Dutch Validation Council
60
2.7. leiderschap
Kan en durft initiatieven te nemen. Vertoont leiderschap in kritische situaties en geeft daarbij blijk van verantwoordelijkheidsgevoel voor de situatie. Is stressbestendig.
2.8. motiveren 2.9. intermediair
Is in staat om zowel mondeling als schriftelijk anderen te motiveren. Kan overtuigend zijn, enthousiasmeren. Vervult een brugfunctie tussen verschillende –in de situatie –relevante partners. Vervult een verbindende rol tussen experts vanuit verschillende vakgebieden.
3. competenties op het gebied van de (eigen) beroepsontwikkeling 3.1 reflectie 3.2. levenslang leren
Reflecteert op eigen handelen met het oog op verbetering van dat handelen.
3.3. beroepsontwikkeling
Maakt gebruik van kennis van derden en deelt eigen kennis rekening houdend met waarden en normen die in de beroepsomgeving gelden cq ontwikkeld worden.
3.4. body of knowledge 3.5. internationale oriëntatie
Is actief op zoek naar nieuwe kennis en draagt zo bij aan de verdere ontwikkeling van de body of knowledge van de IE. Onderzoekt nieuwe mogelijkheden in internationale settingen. Geeft er blijk van zichzelf goed te positioneren in een internationale context.
Blijkt de verantwoordelijkheid te nemen om de eigen professionaliteit te ontwikkelen en zijn loopbaan te sturen.
De uitstroomprofielen IE De ondernemende IE-er 4.1. marketing 4.2. e-bussiness 4.3. van plan naar realisatie 4.4. financieel inzicht 4.5 ondernemersvaardigheden 4.6. zelfstandig ondernemer 4.7. relatieopbouw 4.8. leiding geven 4.9. wetten en regels
B
Gebruikt ICT-toepassingen ter ondersteuning van zijn eigen ondernemings/marketingsdoeleinden en activiteiten. Hanteert de marketingmix. Faciliteert het ondernemen door gebruikmaking van ICT-oplossingen binnen de bedrijfskolom. Kan nieuwe ICT diensten en producten ontwikkelen vanuit (bestaande) IT toepassingen. Is in staat om een goede financiële analyse van een MKB-bedrijf te maken. Neemt ICT als vertrekpunt voor het opzetten cq doorlichten van een onderneming. Stelt ondernemingsplan op. Benut de IE-kennis en vaardigheden als uitgangspunt voor het doorgroeien tot zelfstandig ondernemer. Kiest uit verschillende verkoopbenaderingen en verkooptechnieken, de meest effectieve benadering rekening houdend met de klant,de situatie waarin de klant zit. Kan zich in formele en informele situaties goed presenteren. Geeft leiding aan participanten in processen van proces-en productvernieuwing. Gebruikt de voor het ondernemerschap toepasbare bagage. Weet zijn weg te vinden in geschreven en ongeschreven regels.En schakelt de juiste expertise in.
Beoordelingsrapport Information Engineering
61
De applicatie- of branchegerichte IE-er 5.1. kennisinfrastruc-tuur 5.2. kwaliteitseisen 5.3. adviesvaardighe-den
Initieert of draagt bij aan het opzetten van een kennisinfrastructuur.
5.4. adviseren over toepassingen
Geeft afgewogen adviezen over de toepassingsmogelijkheden van bestaande –en nieuwe ICT-ontwikkelingen voor een bepaalde branche /organisatie opdat besluitvorming plaats kan vinden. Draagt positief bij aan verbeterings- en vernieuwingsprocessen van de bestaande informatievoorziening (databaseontwerp, databasebouw). Ontwikkelt interface- en zoektechnieken bij het selecteren, toegankelijk maken, presenteren en modelleren van (multi-mediale) data en informatie. Optimaliseert ICT bij alle processen van kenniscreatie.
5.5. verbeteren, vernieuwen 5.6. ontwikkelen 5.8. optimalisering ICT gebruik 5.9. leidinggeven aan veranderingspro-cessen
Formuleert kwaliteitseisen waaraan een concreet informatiesysteem in deze situatie / in deze branche moet voldoen. Beschikt over de vaardigheden om in het adviestraject om te kunnen gaan met weerstanden cq deze te overwinnen. Laat zien dat hij daarbij over meerdere communicatiemiddelen beschikt en deze adequaat benut.
Laat in aanpak en benadering zien dat hij aandacht heeft voor verschillen tussen mensen op het gebied van ICT kennis-en vaardigheden, verschillen in cultuur en klimaat van een organisatie.
De onderzoekende en ontwikkelende IE-er 6.1. gebruikersperspec-tief 6.2. initieert vernieuwing 6.3. gebruikstoepassingen 6.4. information services
6.5. kennisinfrastructuur 6.6. ondersteuning 6.7. begeleiden van vernieuwing 6.8. kennisoverdracht en trainen 6.9. praktijk / toegepast onderzoek
Formuleert eisen vanuit het gebruikersperspectief op grond van onderzoek hoe gebruikers met ICT omgaan en andere relevante bronnen. Is initiatiefrijk en ontdekt nieuwe technologische mogelijkheden. kan nieuwe en ook bestaande technologie gebruikersgericht toepassen. Ontwikkelt nieuwe vormen van information services met gebruik van geavanceerde technologie.
Draagt bij aan de technische ontwikkeling van de kennisinfrastructuur. Ondersteunt organisaties en individuen in hun deelname aan efficiënt en effectief gebruik van technologische middelen. Kan draagvlak creëren binnen een organisatie voor nieuwe toepassingen. Initieert de introductie van nieuwe toepassingen. Kan het veranderingsproces begeleiden. Draagt de noodzakelijke kennis over aan de organisatie rekening houdend met de doelgroep. Kan kennis delen. Is in staat om zelfstandig praktijkgericht / toegepast onderzoek te verrichten.
Dutch Validation Council
62
9.7 Competenties IE –algemeen profiel uitgewerkt naar kernfasen en specialisatiefase Segment 1: competenties op het gebied van werken met en voor de (potentiële) opdrachtgever/gebruiker op het vlak van IE Eindniveau Niveau 1 propedeuse Niveau 2 kernfase 1.1.een open houding In het kader van een projectopdracht: In een bedrijf (comakership) / in alle releStaat open voor vernieuwing tav geeft eigen voorbeelden van initiatiefvante situaties ICT.Laat zich inspireren door de volle zoekacties geeft regelmatig voorbeelden van nieuwe mening en ervaring van anderen. Is geeft voorbeelden van good practices ontwikkelingen die mogelijk interessant onderzoekend en nieuwsgierig en elders zijn kijkt letterlijk en figuurlijk over eigen kan uitleggen waarom iets motiverend is is nieuwsgierig naar de ontwikkelingen grenzen vraagt door bij ideeën en initiatieven van binnen het bedrijf en binnen de sector andere projectleden stelt onderzoekende vragen vraagt door naar visies, opvattingen van de bedrijfsbegeleider vraagt door bij ideeën en initiatieven van relevante derden 1.2. eigen visie Is in staat om beelden en visies te ontwikkelen en die te delen met anderen
In alle relevante situaties heeft aansprekende manier om visie, opvattingen en beelden in verschillende geledingen naar voren te brengen onderbouwt visie of mening met verwijzing naar goede externe bronnen, aansprekende beelden kan een gesprek over eigen visie en beelden hanteren illustreert eigen ontwikkeling 1.3. vraagverheldering In kader projectopdracht In alle relevante situaties: Gaat uit van de informatievragen en onderzoekt de centrale vraag van de heeft verschillende ingangen om signalen behoeften van de klant. Is in staat klant op te vangen. om de vraag verder te onderzoeken is in staat om door te vragen Heeft verschillende ingangen om de vraag Vertaalt de vragen en behoeften van kan de vraag koppelen aan verschillen- van de klant te onderzoeken en te verhelde klant in een opdracht waarbij ICT de ict-oplossingen deren in relatie tot eigen mogelijkheden het leidend principe is. checkt gevonden resultaten met de klant kan vraag vertalen in reële opdracht waarbij kwaliteit wordt geëxpliciteerd 1.4 de gebruiker centraal In kader projectopdracht In alle relevante situaties: Stemt het eindproduct (advies, laat in plan van aanpak zien hoe de laat in plan van aanpak zien hoe de wendienst, product) af op de gebruiker wensen en mogelijkheden van de gesen en mogelijkheden van de gebruiker en diens omgeving. Geeft er blijk van bruiker onderzocht worden onderzocht worden goed zicht te hebben op de wensen verantwoordt het uiteindelijke progeeft er blijk van in te kunnen spelen op van de gebruiker. duct/dienst vanuit de wennog onduidelijk gearticuleerde vragen sen/mogelijkheden van de gebruiker heeft eigen kwaliteitscriteria ontwikkeld tbv het eindproduct verantwoordt het uiteindelijk product/dienst vanuit de wensen/mogelijkheden van de gebruiker 1.5 systematische probleemanalyse In kader projectopdracht In alle relevante situaties: Analyseert de vraag of behoefte op scheidt hoofd- en bijzaken van elkaar formuleert zelf de probleemstelling verschillende manieren, rekening kan informatie ordenen, structureren onderzoekt op een systematische wijze houdend met de omgeving waarbin- vertaalt een opdracht naar verschillende alternatieve oplossingen nen de vraag of behoefte zich voorvraagstellingen zoekt naar oplossingen waarbij de verdoet. Betrekt in zijn analyse verschilschillende belangen zoveel mogelijk salende invalshoeken. Laat daarbij zien menkomen (win-win situaties) dat hij goed om zich heen kan kijken en zijn intuïtie te gebruiken.
B
In het kader van een projectopdracht licht eigen ideeën voor aanpak of probleemoplossing toe geeft aan waarom iets belangrijk / interessant/ mooi is en gebruikt daarbij aansprekende argumenten kan omgaan met de vragen en opmerkingen van andere projectgroepleden
Beoordelingsrapport Information Engineering
63
Eindniveau 1.6 creatieve aanpak laat zien dat hij onconventionele wegen kan bewandelen en zo tot een unieke aanpak tbv de probleemoplossing kan komen. Brengt in zijn analyse en aanpak de mogelijkheden van de techniek en de gewenste gebruiksmogelijkheden samen
Niveau 1 propedeuse In het kader van een projectopdracht maakt gebruik van creatieve methoden en technieken denkt in grote lijnen oplossingsgericht denkt vanuit de gebruiker, lezer, bezoeker, toehoorder
Niveau 2 kernfase In alle relevante situaties: gaat bij probleemoplossing vanuit verschillende strategieën te werk maakt unieke combinaties t.b.v. probleemoplossing kan zich op een eigen manier onderscheiden en verantwoorden
1.7 projectmatige aanpak Kan een vraag of probleem projectmatig aanpakken en tot een goed einde brengen. Goede communicatie tussen de klant en de projectgroep is gewaarborgd.
In het kader van een projectopdracht past de richtlijnen mbt projectmatig werken toe kan het project in fasen onderverdelen functioneert in meerdere projectrollen neemt de verantwoordelijkheid voor het resultaat evalueert eigen sterke/zwakke punten
In alle relevante situaties zet een vraag / opdracht om in een werkbaar en haalbaar plan. stelt vooraf kwaliteitscriteria op voert het plan uit in samenwerking met anderen kan –mede namens het oordeel van anderen –goed communiceren neemt de verantwoordelijkheid voor het resultaat evalueert eigen sterke/zwakke punten en formuleert op grond daarvan individuele leerdoelen
1.8 integratie van informatietechnologie en communicatietechnologie Faciliteert technologische oplossingen in nieuwe informatiediensten. Geeft er zo blijk van verschillende invalshoeken en benaderingen te kunnen overbruggen en op elkaar af te stemmen 1.9.kennisinfrastructuur Integreert en implementeert ondersteunende informatiesystemen op basis van kennis van en inzicht in informatiesystemen en bedrijfsprocessen
In het kader van een projectopdracht: geeft beargumenteerde voorstellen voor verschillende technologische oplossingen geeft aan welke actoren een belangrijke rol in facilitatie- proces spelen.
In alle relevante situaties: brengt infrastructuur aan om nieuwe technologische oplossingen te faciliteren …….
In het kader van een projectopdracht: implementeert een informatiesysteem komt met beargumenteerd voorstel om geïmplementeerde systeem te integreren
1.10. ongestructureerde informatiestructuren Ontwerpt, ontwikkelt, test en implementeert verschillende (hulp)mogelijkheden om losse, onafhankelijk van elkaar opererende informatiestromen op elkaar te betrekken en toegankelijk te maken 1.11. inschatten en waarderen en toepassingsgericht heid Nieuwe ontwikkelingen kunnen beoordelen op de toepassingsmogelijkheden tbv de klant en/of de gebruiker 1.12 presentatie en overdracht Draagt zorg voor borging van het (eind)product Presenteert het (eind)product rekening houdend met de situaties van de klant en de gebruiker. Biedt goede kennisoverdracht en geeft –indien noodzakelijk –de gewenste trainingen.
In het kader van een projectopdracht: brengt onafhankelijke informatiestromen in beeld en geeft aan waar samenvoeging mogelijk en wenselijk is beargumenteert een aantal bestaande (hulp)mogelijkheden; test en implementeert om informatiestromen bij elkaar te brengen In colleges of via de projectopdracht: geeft zelf voorbeelden van elders aangetroffen ontwikkelingen die hem belangrijk lijken in het kader van de vraag of opdracht
In alle relevante situaties: stelt implementatie- en integratieplan op voor invoering voor ondersteunende informatiesystemen houdt hierbij rekening met kritische situaties en anticipeert hierop overziet, begeleidt en stuurt implementatie- en integratieproces aan In alle relevante situaties: stelt aan de hand van gegeven situatie eisenpakket op waar (hulp)programma aan moet voldoen doorloopt, begeleidt en stuurt alle fasen van ontwerp tot implementatie aan verantwoordt en beargumenteert gemaakte keuzes In alle relevante situaties: - betrekt bij zijn afwegingen hoe de concurrent met de nieuwe mogelijkheden zou kunnen inzetten
Dutch Validation Council
draagt zorg voor een overzichtelijke indeling van een presentatie maakt contact met het publiek behandelt relevante aspecten van het onderwerp
maakt verschillende doelgroepen enthousiast kan een training ontwikkelen en uitvoeren presenteert zichzelf - kwaliteiten, doelen en motivatie- in een gesprek
64
Segment 2: competenties op het gebied van werken in en vanuit een onderneming Eindniveau 2.1.samenwerking Werkt zowel fysiek als virtueel samen met personen en groepen in wisselende samenstellingen. Staat open voor nieuwe ideeën en mogelijkheden die de samenwerking biedt.
Niveau 1 propedeuse Niveau 2 kernfase In het kader van een projectopdracht: In een bedrijf (comakership) / in alle relewerkt constructief en productief samen vante situaties in een projectgroep ……. analyseert samenwerkingsverloop zowel op niveau van product als proces
2.2. werken in teamverband Maakt goed gebruik van in het team aanwezige capaciteiten –op basis van een goed zicht op eigen bijdragen en kan in het team wisselende functionele rollen vervullen. Ondersteunt de door het team geformuleerde doelen.
In het kader van een projectopdracht: levert in verschillende projectgroepen en vanuit verschillende rollen een herkenbaar aandeel aan het bereiken van de doelen van de projectgroep. Stelt op basis van feedback van de projectleden en (zelf)analyse reële ontwikkelingsdoelen op voor iedere volgende periode.
In alle relevante situaties Heeft snel inzicht in teamcapaciteit en stelt op basis daarvan zijn eigen bijdrage aan het totaal af
2.3. Procesbewaking Kijkt analytisch naar de proces- en productontwikkeling binnen de (project)groep/ het team vanuit een goed besef van gewenst resultaat en verbindt daaraan consequenties voor de voortgang. 2.4 Projectorganisatie. Kan een projectorganisatie opzetten en kan alle daarin voorkomende financiële, bedrijfstechnische en administratieve zaken op waarde beoordelen. Kan ook een standaardniveau-overeenkomst (SLA) opstellen en beoordelen.
In het kader van een projectopdracht draagt daadwerkelijk bij aan verheldering projectopdracht incl, bijbehorende kwaliteitskriteria. Neemt zijn verantwoordelijkheden, werkt binnen de mogelijkheden van tijd en geld
In alle relevante situaties idem. Met als extra aandachtspunt: beschikt over mogelijkheden om tussentijds te sturen. Kan zich daarover verantwoorden.
In het kader van een projectopdracht kan verschillende onderdelen van de eigen projectorganisatie onderscheiden en beschrijven. Kent de verschillende rollen vastleggen, inzetten, plannen
In alle relevante situaties Kan mogelijke tussentijdse problemen in de project organisatie signaleren en kan hierop anticiperen kan een SLA opstellen en beoordelen.
2.5.Pro-actieve houding Heeft open oog en oor voor ontwikkelingen op de ICT-markt en kan op basis daarvan inschatten wat mogelijk interessant is voor (potentiële) opdrachtgevers en gebruikers.
In het kader van een projectopdracht Signaleert good practices elders en kan aangeven waarom deze binnen eigen project interessant zijn Kan beargumenteren waarom iets interessant is voor de opdrachtgever of gebruiker. 2.6. Netwerken opzetten en onderIn het kader van een projectopdracht: houden Maakt op basis van een gerichte vraag Legt zowel binnen als buiten de contact met personen, organisaties, eigen organisatie fysiek en virtueel bestaande netwerken met het oog kencontact met relevante derden (exnisdelen en kenniscreatie. Gebruikt dit perts)en is instaat om de contacten netwerk. te onderhouden en –waar nodig –af Is nauwgezet en attent in zijn afspraken te ronden over gebruik en afronding van de contacten. 2.7. Leiderschap In het kader van een projectopdracht: Kan en durft initiatieven te nemen. Krijgt ideeën geaccepteerd in een proVertoont leiderschap in kritische jectgroep. Bewaakt de voortgang van situaties en geeft daarbij blijk van het project. Stelt eisen aan het werk verantwoordelijkheidsgevoel voor de Spreekt medegroepsleden aan op gesituatie. Is stressbestendig maakte afspraken.
2.8. Motiveren Is in staat om zowel mondeling als schriftelijk anderen te motiveren. Kan overtuigend zijn, enthousiasmeren
B
In het kader van een projectopdracht Kiest de goede woorden en toon om anderen te motiveren. Blijft dat doen ook bij tegenslag of weerstand Toont daarin zelfvertrouwen
Beoordelingsrapport Information Engineering
In alle relevante situaties Kan beargumenteren waarom een ontwikkeling binnen de ICT sector wel of niet gevolgd moet worden. Kan beschikbare methoden en technieken op een nieuwe manier inzetten. In alle relevante situaties Idem in die zin dat het gaat om uiteenlopende vragen die voortvloeien uit studie en comakership. Toevoeging: beschikt over meerdere netwerken. Maakt flexibel gebruik van de mogelijkheden die deze bieden. Benoemt eigen aandeel in de ontwikkeling, uitbouw en afronding van de netwerken In alle relevante situaties Krijgt ideeën geaccepteerd. Stelt hoge eisen aan de uitwerking. Maakt zich verantwoordelijk voor uitvoering van de gemaakte afspraken. Kan vooruit denken en daardoor rekening houden met veranderingen in de situatie. Blijft het geheel overzien. Kan delegeren In alle relevante situaties idem
65
Eindniveau 2.9. Intermediair Vervult een brugfunctie tussen verschillende –in de situatie –relevante partners. Vervult een verbindende rol tussen experts vanuit verschillende vakgebieden.
Dutch Validation Council
Niveau 1 propedeuse In het kader van een projectopdracht kan standpunten van relevante partners in eigen woorden samenvatten. Kan beargumenteerd aangeven waar ruimte voor onderhandeling ligt.
Niveau 2 kernfase In alle relevante situaties Kan tijdig aangeven waar verschillen in standpunten zullen ontstaan en kan hierop anticiperen.
66
Segment 3: competenties op het gebied van de (eigen) beroepsontwikkeling Eindniveau Niveau 1 propedeuse 3.1. Reflectie Op basis van gerichte verzameling van Reflecteert op eigen handelen met bewijslast binnen het opleidingstraject het oog op verbetering van dat han- maakt de student reflection-statements delen en goal-statements: formuleert korte en krachtige statements in antwoord op vragen als: "Als 'wat' kan ik mijzelf (al) presenteren (in mijn opleidingstraject, maatschappelijk en op de arbeidsmarkt)? Welke kant wil ik niet op (in mijn opleidingstraject, maatschappelijk en op de arbeidsmarkt)? Hij maakt hierbij gebruik van door de opleiding aangereikte formats en richtlijnen 3.2. Levenslang leren - de student geeft op basis van Blijkt de verantwoordelijkheid te (zelf)analyse aan waar kracht en zwakte nemen om de eigen professionaliteit van eigen leersstrategieën zitten met te ontwikkelen en de eigen loopbaan het oog op de competentieontwikkeling te sturen en werkt dmv aan gerichte versterking van zijn studievaardigheden. 3.3. Beroepsontwikkeling Ziet zichzelf als student die bewust voor Maakt gebruik van kennis van derde beroepsrichting gekozen heeft.Zoekt den en deelt eigen kennis rekening bij het maken van de projectopdrachten houdend met waarden en normen actief naar de standards op good practidie in de beroepsomgeving gelden ce Richt zich naar de waarden en norcq ontwikkeld worden men die gelden binnen de beroepsgroep
Niveau 2 kernfase Zie voorafgaande met dien verstande dat de keuze voor de afstudeerrichting begrijpelijk en aannemelijk is
Zie voorafgaande met als toevoeging: laat zien dat hij nieuwe ontwikkelingen en situaties tegemoet kan treden vanuit een lerende houding
In alle relevante situaties Idem Ziet zichzelf als lerende professional
3.4. Body of knowledge Is actief op zoek naar nieuwe kennis en draagt zo bij aan de verdere ontwikkeling van de body of knowledge van de IE
In het kader van een projectopdracht: raadpleegt actief verschillende kennisbronnen met het oog op het leveren van een zo goed mogelijk product en een zo goed mogelijke verantwoording van de gemaakte keuzes bij productontwikkeling. Vraagt door, schat input van anderen op waarde. Gaat integer om met de opgevraagde en zelf bijgedragen informatie en kennis.
In alle relevante situaties Idem met als vertaalslag dat een zo breed mogelijk spectrum van kennisbronnen opgezocht en aangewend wordt. Beschrijft en verantwoordt de eigen bijdrage aan beroepsontwikkeling
3.5. Internationale oriëntatie Onderzoekt nieuwe mogelijkheden in internationale settingen en geeft er blijk van zichzelf goed te positioneren in een internationale context
In het kader van een projectopdracht Zoekt en gebruikt internationaal materiaal bij het werken aan projectopdrachten
In alle relevante situaties Zoekt, gebruikt en versterkt internationale contacten met het oog op (nieuwe) kennisen product ontwikkeling . Toont zich hierin initiatiefrijk.
B
Beoordelingsrapport Information Engineering
67