Christelijke Hogeschool Nederland Opleiding: Leisure Management, hbo-bachelor Varianten: voltijd/duaal Visitatiedata:
22 en 23 juni 2005 1 december 2005
© NQA (Netherlands Quality Agency) Utrecht, november 2005
2
© NQA - visitatie Christelijke Hogeschool Nederland, opleiding Leisure Management, hbo-bachelor
Inhoud
3
Deel A:
Onderwerpen 1.1 Voorwoord 1.2 Inleiding 1.3 Werkwijze 1.4 Oordeelsvorming 1.5 Oordelen per onderwerp 1.6 Schematisch overzicht oordelen 1.7 Totaaloordeel
5 7 8 9 10 10 12 12
Deel B:
Facetten Onderwerp 1 Onderwerp 2 Onderwerp 3 Onderwerp 4 Onderwerp 5 Onderwerp 6
13 15 18 29 31 33 36
Deel C:
Bijlagen Bijlage 1 Bijlage 2 Bijlage 3 Bijlage 4 Bijlage 5
Doelstellingen van de opleiding Programma Inzet van personeel Voorzieningen Interne kwaliteitszorg Resultaten
Onafhankelijkheidsverklaring panelleden Deskundigheden panelleden Bezoekprogramma Kengetallen Overzichtslijst van door de opleiding ter inzage gelegd materiaal
© NQA - visitatie Christelijke Hogeschool Nederland, opleiding Leisure Management, hbo-bachelor
39 40 41 45 49 51
3
4
© NQA - visitatie Christelijke Hogeschool Nederland, opleiding Leisure Management, hbo-bachelor
Deel A: Onderwerpen
© NQA - visitatie Christelijke Hogeschool Nederland, opleiding Leisure Management, hbo-bachelor
5
6
© NQA - visitatie Christelijke Hogeschool Nederland, opleiding Leisure Management, hbo-bachelor
Onderwerpen
1.1
Voorwoord
Dit rapport is het verslag van een panel dat in opdracht van NQA de opleiding Leisure Management (vrijetijdsmanagement) van de Christelijke Hogeschool Nederland heeft onderzocht. Het beschrijft de werkwijze, de bevindingen en de conclusies. Het onderzoek vond plaats in het kader van de accreditatie van hogere beroepsopleidingen. Het onderzoek is feitelijk gestart begin mei 2005, het moment waarop de opleiding haar zelfevaluatierapport bij de NQA aanleverde. Als onderdeel van het onderzoek was er een panelbezoek aan de opleiding. Dit bezoek vond plaats op 22 en 23 juni 2005. Het panel bestond uit de volgende personen: De heer drs. J.A.R. Heemskerk (voorzitter); De heer prof. dr. P.M.J. de Groote (domeinpanellid); De heer M. Hoffer (studentpanellid); Mevrouw drs. L. Ravestein (NQA-auditor). Een tweede bezoek, gericht op de duale variant vond plaats op 1 december 2005. Het panel bestond uit de volgende personen: De heer drs. J.A.R. Heemskerk (voorzitter); Mevrouw drs. L. Ravestein (NQA-auditor); Mevrouw drs. M.J.J. van Beers (NQA-auditor). Dit panel voldoet aan de eisen zoals gesteld in het document ‘Protocol ter beoordeling van de werkwijze van visiterende en beoordelende instanties’ van de toenmalige NAO (2005), nu NVAO. Het panel beschikt over domeinspecifieke deskundigheid, onderwijs- en auditdeskundigheid en deskundigheid over de internationale ontwikkelingen van de discipline (zie bijlage 2). Het rapport bestaat uit drie delen: • Deel A: een hoofdrapport, het Onderwerprapport, waarin de oordelen van het panel over de basiskwaliteit van de opleiding op onderwerpniveau worden uitgesproken met daarbij de overwegingen waarop die oordelen zijn gebaseerd. Het gaat hier om oordelen in de gradatie positief/negatief. Tevens wordt hier het eindoordeel geformuleerd. • Deel B: een Facetrapport waarin op facetniveau door het panel oordelen en argumenten ter onderbouwing van dat oordeel worden gegeven. De oordelen gaan uit van de vierpuntsschaal (onvoldoende, voldoende, goed en excellent) zoals die door de NVAO is voorgeschreven. Dit facetrapport vormt de basis van het Onderwerprapport. • Deel C: hierin zijn alle relevante bijlagen opgenomen.
© NQA - visitatie Christelijke Hogeschool Nederland, opleiding Leisure Management, hbo-bachelor
7
1.2
Inleiding
De opleiding Leisure Management (LM) is in 1988 opgericht vanuit de opleiding HBOJeugdwelzijnswerk en in 1992 ondergebracht bij de Faculteit Economie & Management. Als gevolg van een reorganisatie in de periode 1996-1998 kent de CHN vijf instituten. LM vormt samen met de opleidingen Personeel & Arbeid, Tourism Management, Media & Entertainment Management het Instituut Vrije tijd & Arbeid. De directeur van dit instituut legt periodiek verantwoording af aan het College van Bestuur. Vanaf 1 oktober 2003 heeft de opleiding een eigen opleidingsmanager, die verantwoordelijk is voor de inhoud van het curriculum. Deze manager wordt ondersteund door twee teamleiders. De CHN heeft in 2000 de School of Graduate Studies opgericht; deze biedt vier Masteropleidingen aan, waaronder Master of Arts in International Leisure and Tourism Studies. Een klein aantal studenten van LM stroomt door naar deze Masteropleiding. Sinds de visitatie van 2000 is het landelijke Competentieprofiel Vrijetijdsmanager vastgesteld (in mei 2003). Tegelijkertijd heeft de opleiding in de periode 2001 - 2003 haar curriculum vernieuwd op basis van het PGO-onderwijsconcept. Vanaf 2003 is als gevolg van de invoering van de bachelor-masterstructuur besloten de opleiding onder te brengen in het domein van Bachelor of Business Administration (BBA). Vanaf september 2005 is er sprake van een volgende innovatieronde in de vormgeving van het onderwijs. Hierbij gaan de opleidingen Leisure Management, Tourism Management (TM) en Media & Entertainment Management (MEM) een deels gezamenlijk curriculum aanbieden (met behoud van eigen inkleuringen). Er is dan sprake van meer projectonderwijs en de onderwijsperioden duren dan tien in plaats van zes weken. In 2004/2005 staan bij de opleiding 673 studenten ingeschreven, hiervan zijn 170 studenten ingestroomd in het eerste jaar. Het aantal docenten bij LM is 28 (24,3 fte). De student-fte ratio bedraagt 27,7. De instroom, die vanaf 1996 (met uitzondering van 2002) altijd boven de 200 lag, lijkt een daling te vertonen. Vanaf februari 2006 wil de opleiding starten met een duale variant. Hierbij wordt voorlopig uitgegaan van een instroom van ongeveer 25 studenten. Per september 2006 wil de opleiding Leisure Management gaan starten met een duale variant. Ter voorbereiding hierop is er in het studiejaar 2004-2005 een pilot gehouden met vijf voltijd studenten die gedurende twee modulen een duaal traject hebben doorlopen. Zij zijn door docenten LM beoordeeld op een aantal praktijkgerichte opdrachten en zij hebben een theorietoets afgelegd. Op het moment van het tweede bezoek is de opleiding volop bezig met de voorbereiding van deze nieuwe variant. Voor het opstarten van de duale variant heeft zij contact gezocht met verschillende bedrijven, met één hiervan (Holland Casino) is er reeds een contract gesloten. De duale opleiding wordt geen exclusieve opleiding voor Holland Casino, er zullen met meer bedrijven contracten worden gesloten, waarbij wordt gestreefd naar een zo breed mogelijk scala aan bedrijven. Deze bedrijven kunnen mensen de kans bieden om naast hun baan een hbo-opleiding te gaan volgen. Voor deze duale variant wordt de systematiek van Small Business en Retail Management (SB en RM) overgenomen en inhoudelijk zal de opleiding
8
© NQA - visitatie Christelijke Hogeschool Nederland, opleiding Leisure Management, hbo-bachelor
vergelijkbaar zijn met de voltijdopleiding. De opleiding Leisure Management is verantwoordelijk voor de inhoud van deze variant en niet de betrokken bedrijven. 1.3
Werkwijze
De beoordeling van de opleiding door het panel heeft plaatsgevonden conform de werkwijze zoals die is neergelegd in het beoordelingsprotocol van NQA. Deze werkwijze wordt hieronder beschreven. De visitatie vond plaats op basis van het domeinspecifieke referentiekader dat voor de opleiding geldt (zie facet 1.1). NQA onderscheidt drie fasen in het visiteren: de voorbereidingsfase, het eigenlijke bezoek door het panel en de rapportagefase. Hieronder volgt een korte toelichting per fase. De voorbereidingsfase Allereerst heeft een NQA-auditor het zelfevaluatierapport gecheckt op kwaliteit en compleetheid (de informatieanalyse) en daarmee op bruikbaarheid voor de visitatie. Nadat het zelfevaluatierapport met de bijlagen in orde was bevonden (per valideringsbrief eind mei), heeft de auditor de documentatie doorgestuurd naar het panel. In juni bereidden de panelleden zich inhoudelijk voor op het bezoek. Zij bestudeerden het zelfevaluatierapport (en bijlagen), formuleerden in een beoordelingsformat hun voorlopige oordelen op basis van argumenten en zij formuleerden vraagpunten. Zij gaven hun bevindingen door aan de NQA-auditor. Op basis van een overzicht van voorlopige oordelen inventariseerde de NQA-auditor tenslotte kernpunten en prioriteiten voor materialenonderzoek en gesprekken. Tijdens een voorbereidende vergadering is het bezoek door het panel concreet voorbereid. De opleiding heeft in haar zelfevaluatierapport kenbaar gemaakt voor welk domeinspecifiek referentiekader zij kiest. De NQA-auditor heeft met de domeindeskundigen in het panel bekeken of sprake is van adequate domeinspecifieke doelstellingen, of dat nadere aanvulling dan wel nadere specificatie nodig is. In het facetrapport is aangegeven op welke landelijke beroeps- en opleidingsprofielen het domeinspecifieke kader (en het opleidingsprogramma) is gebaseerd. Het bezoek door het panel NQA heeft een bezoekprogramma ontwikkeld voor de (dag-)indelingen van de bezoeken door het (deel-)panel dat is aangepast aan de specifieke situatie van de opleidingen (bijlage 3). Tijdens het eerste bezoek vonden er gesprekken plaats met het opleidingsmanagement en twee leden van het College van Bestuur. Verder is gesproken met docenten, studenten, afgestudeerden en met werkveldvertegenwoordigers. Tijdens het tweede gesprek is er gesproken met het opleidingsmanagement, docenten en een student van de pilot duaal en docenten en een student van de opleiding SB en RM. Aan het begin en tijdens het bezoek is ter inzage gevraagd materiaal bestudeerd. Tussen de gesprekken door heeft het panel zogenaamde ‘schakelmomenten’ ingelast om de bevindingen uit te wisselen en te komen tot gezamenlijke en meer definitieve (tussen-)oordelen. De bevindingen zijn door de panelleden schriftelijk beargumenteerd. Aan het einde van het bezoek heeft de voorzitter een
© NQA - visitatie Christelijke Hogeschool Nederland, opleiding Leisure Management, hbo-bachelor
9
mondelinge terugkoppeling gegeven van enkele indrukken en ervaringen van het panel, zonder expliciete oordelen uit te spreken. De fase van rapporteren Door NQA is, op basis van de bevindingen van het panel, een tweeledige rapportage opgesteld, bestaande uit een facetrapport en een onderwerprapport, waarin de kwaliteit van de opleiding is beoordeeld. Met dit rapport wordt door de opleiding accreditatie aangevraagd bij de NVAO. In het facetrapport wordt door NQA gerapporteerd op facetniveau. De opleiding heeft in september 2005 een concept van dit rapport voor een check op feitelijke onjuistheden ontvangen. Naar aanleiding daarvan zijn enkele wijzigingen aangebracht. In het onderwerprapport wordt door NQA een oordeel op de onderwerpen en op de opleiding als geheel gegeven. Dit rapport is in december 2005 voor een check op feitelijke onjuistheden aan de opleiding voorgelegd. Het definitieve rapport is door het panel vastgesteld in december 2005. Het visitatierapport is uiteindelijk in december 2005 ter beschikking gesteld aan de opleiding, die het samen met de accreditatieaanvraag kan indienen bij de NVAO. 1.4
Oordeelsvorming
In dit hoofdstuk wordt per onderwerp een oordeel uitgesproken op basis van weging van de facetten die van dat onderwerp deel uitmaken. Bij deze weging spelen de beslisregels zoals die door de NQA in het ‘Beoordelingsprotocol’ zijn geformuleerd en nader uitgewerkt in de notitie ‘Handreiking voor oordeelsvorming’ een belangrijke rol. Tevens is bij de beoordeling rekening gehouden met accenten die de opleiding eventueel legt, het domeinspecifieke kader en een vergelijking met andere relevante opleidingen op een aantal aspecten. Het eindoordeel is voorzien van een aanvullende tekst als sprake is van: • weging van de oordelen op facetniveau; • benchmarking; • generieke bevindingen die het facetniveau overschrijden; • bepaalde accenten respectievelijk ‘best practices’. In de oordelen per onderwerp wordt steeds een herhaling gegeven van de oordelen op de facetten gevolgd door een weging die leidt tot het eindoordeel. De (uitgebreide) argumentatie is te vinden in het facetrapport. Daar waar een argumentatie/beoordeling voor de duale variant afwijkt van de voltijd, is dit expliciet vermeld. Indien niet vermeld, gelden voor de duale opleiding dezelfde argumentatie/oordelen als voor de voltijdopleiding, aangezien de duale opleiding inhoudelijk voornamelijk is gebaseerd op dezelfde module-inhouden als de voltijdopleiding. Volgorde en onderwijsmethodieken kunnen daarbij verschillen. 1.5
Oordelen per onderwerp
1.5.1 Doelstellingen opleiding Voor de drie facetten behorend bij dit onderwerp is het oordeel ‘voldoende’ toegekend.
10
© NQA - visitatie Christelijke Hogeschool Nederland, opleiding Leisure Management, hbo-bachelor
De oordelen op het onderwerp Doelstellingen opleiding zijn voor de opleiding Leisure Management derhalve positief. 1.5.2 Programma Aan vijf facetten van het onderwerp Programma is het oordeel ‘voldoende’ toegekend. Aan de facetten samenhang, duur en afstemming tussen vormgeving en inhoud is het oordeel ‘goed’ toegekend. De oordelen op het onderwerp Programma zijn voor de opleiding Leisure Management derhalve positief. 1.5.3 Inzet van personeel Aan het facet eisen hbo is het oordeel ‘voldoende’ toegekend en aan de twee andere facetten is het oordeel ‘goed’ toegekend. De oordelen op het onderwerp Inzet van personeel zijn voor de opleiding Leisure Management derhalve positief. 1.5.4 Voorzieningen Aan het facet materiele voorzieningen is het oordeel ‘goed’ toegekend en aan het facet begeleiding is het oordeel ‘voldoende’ toegekend. De oordelen op het onderwerp Voorzieningen zijn voor de opleiding Leisure Management derhalve positief. 1.5.5 Interne kwaliteitszorg Aan het eerste facet is het oordeel ‘goed’ en aan de twee andere facetten bij dit onderwerp is het oordeel ‘voldoende’ toegekend. De oordelen op het onderwerp Interne kwaliteitszorg zijn voor de opleiding Leisure Management derhalve positief. 1.5.6 Resultaten Aan de twee facetten bij dit onderwerp is het oordeel ‘voldoende’ toegekend. De oordelen op het onderwerp Resultaten zijn voor de opleiding Leisure Management derhalve positief.
© NQA - visitatie Christelijke Hogeschool Nederland, opleiding Leisure Management, hbo-bachelor
11
1.6
Schematisch overzicht oordelen
Totaaloverzicht van oordelen op facet- en onderwerpniveau Onderwerp/Facet Onderwerp 1 Doelstellingen 1.1 Domeinspecifieke eisen 1.2 Niveau bachelor 1.3 Oriëntatie hbo-bachelor Totaaloordeel Onderwerp 2 Programma 2.1 Eisen hbo 2.2 Relatie doelstellingen en inhoud programma 2.3 Samenhang in het opleidingsprogramma 2.4 Studielast 2.5 Instroom 2.6 Duur 2.7 Afstemming tussen vormgeving en inhoud 2.8 Beoordeling en toetsing Totaaloordeel Onderwerp 3 Inzet van personeel 3.1 Eisen hbo 3.2 Kwantiteit personeel 3.3 Kwaliteit personeel Totaaloordeel Onderwerp 4 Voorzieningen 4.1 Materiele voorzieningen 4.2 Studiebegeleiding Totaaloordeel Onderwerp 5 Interne kwaliteitszorg 5.1 Evaluatie resultaten 5.2 Maatregelen tot verbetering 5.3 Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld Totaaloordeel Onderwerp 6 Resultaten 6.1 Gerealiseerd niveau 6.2 Onderwijsrendement Totaaloordeel
1.7
Leisure Management (beide varianten) Voldoende Voldoende Voldoende Positief Voldoende Voldoende Goed Voldoende Voldoende Goed Goed Voldoende Positief Voldoende Goed Goed Positief Goed Voldoende Positief Goed Voldoende Voldoende Positief Voldoende Voldoende Positief
Totaaloordeel
Op grond van voorgaand schema en de inhoudelijke onderbouwing daarvan in paragraaf 1.5 waaruit blijkt dat de opleiding op de zes de onderwerpen positief scoort, is de conclusie dat het totaaloordeel over de opleidingen positief is.
12
© NQA - visitatie Christelijke Hogeschool Nederland, opleiding Leisure Management, hbo-bachelor
Deel B: Facetten
© NQA - visitatie Christelijke Hogeschool Nederland, opleiding Leisure Management, hbo-bachelor
13
14
© NQA - visitatie Christelijke Hogeschool Nederland, opleiding Leisure Management, hbo-bachelor
Facetten
Onderwerp 1
Facet 1.1
DOELSTELLINGEN VAN DE OPLEIDING
Domeinspecifieke eisen
Voldoende
Criteria: De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden aan een opleiding in het betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroepspraktijk). Het oordeel is gebaseerd op de volgende argumenten: • De eindkwalificaties van de opleiding LM zijn beschreven in het Competentieprofiel Vrijetijdsmanager, mei 2003. Dit profiel is opgesteld door het Landelijk Opleidingenoverleg Leisure & Tourism Management (LO L&TM). Hierin zijn de Nationale Hogeschool voor Toerisme en Verkeer (NHTV, Breda), Hogeschool INHOLLAND (Diemen) en de CHN (Leeuwarden) vertegenwoordigd. In de periode 2001-2003 heeft een herijking van het profiel plaatsgevonden, waardoor het profiel aansluit bij de internationale ontwikkelingen rond de bachelor-masterstructuur. • Het uitgangspunt van het competentieprofiel was dat het beroependomein zich niet leent voor een starre indeling. Het competentieprofiel is daarom geschreven op organisaties die inspelen op de vraag van de consument en daarmee vervagen beroepsgrenzen. De insteek van de opleiding om voor een groot deel studenten af te leveren met algemene managementcompetenties sluit hierop aan: ‘studenten van de opleiding Leisure Management van de CHN behalen een bachelorgraad in Business Administration (BBA)’. • Het Competentieprofiel Vrijetijdsmanager, mei 2003 omvat tevens het beroepsprofiel dat in samenspraak met het werkveld is ontwikkeld. Hierin wordt een beschrijving gegeven van de beroepsbeoefenaar in de vrijetijdsindustrie, van de in- en doorstroomfuncties en van de beroepsspecifieke kenmerken. • De opleiding LM gaat uit van 21 competenties, verspreid over zeven competentiegebieden. Deze competenties zijn nader uitgewerkt in het Competentieprofiel, mei 2003. • De eigen Raad van Advies, ingesteld voor de opleidingen LM en Tourism Management, heeft positief geadviseerd over de opzet en de inhoud van het landelijke competentieprofiel. • In het landelijke competentieprofiel zijn redenen vermeld waarom het niet is gelukt om vergelijkbare internationale branchespecifieke beroepsprofielen te vinden voor het maken van profielvergelijkingen. Zo maken verwante opleidingen in andere landen veelal deel uit van onderwijssystemen die onderling moeilijk vergelijkbaar zijn. Wel heeft de opleiding vanuit het landelijk overleg geparticipeerd in het Niveau-onderzoek van NQA, april 2005. Hierbij wordt, in het verlengde van de 21 competenties, landelijk uitgegaan van een geactualiseerde set van eindkwalificaties, waarin eisen vanuit internationalisering, actuele
© NQA - visitatie Christelijke Hogeschool Nederland, opleiding Leisure Management, hbo-bachelor
15
ontwikkelingen vanuit het werkveld en (wetenschappelijke) vakgenoten zijn verwerkt. Deze eindkwalificaties vormen de basis voor vragenlijsten die onder meer bij afgestudeerden zijn afgenomen (zie facet 6.1). Het panel vindt de aanvullingen, concretiseringen op de 21 competenties positief, maar vindt het onderscheidende in relatie tot de door de opleiding gehanteerde éigen eindkwalificaties onduidelijk. • Het panel is van mening dat het specifieke en onderscheidende van LM (ook in relatie tot de andere opleidingen van het Instituut Vrije tijd & Arbeid) in de opleiding nadrukkelijker naar voren kan komen. Dit hangt naar zijn mening voor een groot deel samen met het brede karakter van het domeinspecifieke referentiekader, zoals dat landelijk is vastgesteld. Het panel heeft kennis genomen van de initiatieven om zowel binnen het instituut als op landelijk niveau te komen tot een betere profilering.
Facet 1.2
Niveau bachelor
Voldoende
Criteria: De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een bachelor. Het oordeel is gebaseerd op de volgende argumenten: • De opleiding LM gaat uit van 21 competenties, verspreid over zeven competentiegebieden. Het panel heeft hier de boomstructuur van ingezien. Deze competenties zijn gekoppeld aan de Dublin Descriptoren. In het zelfevaluatierapport geeft de opleiding per Dublin Descriptor een toelichting op welke wijze die in het curriculum wordt uitgewerkt. Voor het concretiseren van het hbo-niveau is gebruik gemaakt van de tien generieke hbo-kernkwalificaties. • In het Competentieprofiel Vrijetijdsmanager, mei 2003 is het kwalificatieniveau van de vrijetijdsmanager vastgelegd op hbo-bachelorniveau. Het hbo-niveau weerspiegelt zich in de kernbegrippen die bij dit niveau horen, namelijk ‘verantwoorden, transfer en complexiteit’. Verantwoorden verwijst naar de manier waarop de vrijetijdsmanager zich laat aanspreken op de gevolgen van zijn beroepsmatig handelen op dat van anderen. Dit is vastgelegd in de competentie rapporteren. Transfer verwijst naar de mate waarin competenties in meerdere typen organisaties en in verscheidene contexten gedemonstreerd kunnen worden. Complexiteit verwijst naar het zelfsturend kunnen werken in verscheidene complexe arbeidsomgevingen. • De 21 competenties zijn algemeen verwoord, waarbij taxonomieën of beheersniveaus ontbreken. De opleiding wil gaan werken met deze niveaus, zoals blijkt uit Observatielijst gedragscriteria behorend bij CHN LM Competenties, juni 2005.
16
© NQA - visitatie Christelijke Hogeschool Nederland, opleiding Leisure Management, hbo-bachelor
Facet 1.3
Oriëntatie hbo-bachelor
Voldoende
Criteria: De eindkwalificaties zijn mede ontleend aan de door (of in samenspraak met) het relevante beroepenveld opgestelde beroepsprofielen en/of beroepscompetenties. De eindkwalificaties weerspiegelen het niveau van beginnend beroepsbeoefenaar in een specifiek beroep of samenhangend spectrum van beroepen waarvoor een hboopleiding vereist is of dienstig is. Het oordeel is gebaseerd op de volgende argumenten: • De opleiding LM leidt studenten op voor uiteenlopende functies bij vrijetijdsorganisaties, zoals evenementencoördinator, congresontwikkelaar, inkoopmanager of assistentmanager bij een theater, museum of sport- en entertainmentbureau. Deze functies kunnen worden vervuld bij verschillende bedrijven die zich bezighouden met vrije tijd, zoals evenementenbureaus, sportcentra en attractieparken. • Afgestudeerden en vertegenwoordigers van het werkveld met wie het panel heeft gesproken, geven aan dat de opleiding goed aansluit op het werkveld. De insteek van de opleiding als brede managementopleiding gericht op diverse (vrijetijds-) sectoren is volgens hen terecht. • De eindkwalificaties die ten grondslag liggen aan het curriculum zijn vastgesteld door het Landelijk Opleidingenoverleg Leisure & Tourism Management en zijn gevalideerd door de eigen werkveldadviesraden van de aangesloten opleidingen (zie ook bij facet 1.1). • De competentiegebieden van de vrijetijdsmanager zijn overzichtelijk in kaart gebracht op basis van het beroepsprofiel en de drie kernbegrippen ‘verantwoorden, transfer en complexiteit’. In de vorm van een boomstructuur is het beroep vrijetijdsmanager in beeld gebracht. Dit beroep is onderscheiden in drie segmenten, twee op het niveau van organisatieprocessen (zij en wij) en één op het niveau van de professionalisering (ik). Onder de segmenten zijn de zeven competentiegebieden gerangschikt, met daaronder de 21 competenties. • Uit de HBO-monitor (2003, 69 respondenten) blijkt dat 66% vindt dat de aansluiting tussen de opleiding en werk voldoende tot goed is (landelijk is dit percentage 58%, 138 respondenten). • Uit het hierboven genoemde arbeidsmarktonderzoek blijkt dat 25% van de afgestudeerden tevreden is over de breedte van de opleiding (landelijk geldt eveneens een percentage van 25%). Voor de diepgang geldt een tevredenheidspercentage van 49% (versus landelijk 37%). De verhouding breedte versus diepgang vormt een aandachtspunt voor de opleiding. Dit wordt in de nieuwe vormgeving van het curriculum meegenomen (zie facet 2.2).
© NQA - visitatie Christelijke Hogeschool Nederland, opleiding Leisure Management, hbo-bachelor
17
Onderwerp 2
Facet 2.1
PROGRAMMA
Eisen hbo
Voldoende
Criteria: Kennisontwikkeling door studenten vindt plaats via vakliteratuur, aan de beroepspraktijk ontleend studiemateriaal en via interactie met de beroepspraktijk en/of (toegepast) onderzoek. Het programma heeft aantoonbare verbanden met actuele ontwikkelingen in het vakgebied / de discipline. Het programma waarborgt de ontwikkeling van beroepsvaardigheden en heeft aantoonbare verbanden met de actuele beroepspraktijk. Het oordeel is gebaseerd op de volgende argumenten: • Het curriculum is in hoofdlijnen beschreven in Studentenstatuut deel 2, CHN , 2004/2005. Van alle modulen, of studieonderdelen, is een korte omschrijving inclusief het aantal ECTS-punten opgenomen. In de moduulboeken en de stagenota wordt standaard aanvullende informatie gegeven over werkvormen, inhoud, studiebelasting en toetsing. Deze informatie is bindend voor de opleiding. • Het leerbedrijf (of werkveldoriëntatie), het PGO, projectonderwijs en zelfmanagement vormen de ruggengraat van het curriculum. Deze opzet staat duidelijk beschreven in Visie op Onderwijs, april 2004. In de studiegids is in een overzicht aangegeven hoe deze onderdelen, als een soort leerlijnen, vanaf het eerste jaar zijn geprogrammeerd. Tot en met de helft van het derde studiejaar zijn er grotendeels verplichte modulen. De tweede helft van het derde studiejaar bestaat uit keuzemodulen en het vierde studiejaar bestaat uit een stage en een afstudeeropdracht. Het panel stelt vast, op grond van bekeken moduulboeken en readers dat de casuïstiek voldoende actueel en beroepsgericht is. Ook wordt er in ruime mate aandacht aan internationalisering besteed. De literatuurlijst is eveneens actueel. De moduulboeken zetten studenten ertoe aan om van uiteenlopende bronnen gebruik te maken. Ook via Blackboard Elektronische Leer- en Leefomgeving (BELLO) worden studenten aangespoord om gebruik te maken van actuele informatie op het internet. Het programma waarborgt voldoende de actuele beroepspraktijk. In totaal zijn 12 EC’s bestemd voor beroepenveldoriëntatie. Vanaf het eerste jaar zijn er bedrijfsexcursies, praktijkopdrachten en korte stages bij bedrijven ingeroosterd. Bij het derdejaars project Leisure Projects voeren studenten onderzoeks- en adviesopdrachten uit in een echte bedrijfsomgeving, waarbij het eigen Instituut Service Management (ISM) van de CHN een intermediaire rol vervult. ISM werft opdrachten, begeleidt studenten en bewaakt de eindproducten. ISM heeft voor studenten de functie van een leerbedrijf. Tijdens de stage (40 EC’s) werken studenten aan concrete vragen, opdrachten bij een bedrijf en tijdens de deels parallel hieraan ingeroosterde afstudeeropdracht (17 EC’s) leren studenten onderzoeken en rapporteren. Bij de afstudeeropdracht, de praktijkopdrachten, het leerbedrijf en bij meerdere praktijkcases doen studenten in voldoende mate ervaring op met (toegepast) onderzoek.
18
© NQA - visitatie Christelijke Hogeschool Nederland, opleiding Leisure Management, hbo-bachelor
Zij worden hierbij ondersteund door korte trainingen (zoals SPSS en schrijfopdrachten gericht op leren onderzoeken en rapporteren). Er is voldoende aandacht voor beroepsvaardigheden. Naast de zojuist genoemde trainingen zijn er trainingen in onder meer: managementvaardigheden, gespreksvoering, solliciteren, ICT en moderne talen. Tijdens de studieonderdelen bij ISM en tijdens de vierdejaarsstage ontvangen de studenten feedback op hun (beroepsmatig) functioneren. Ook worden er in totaal 6 EC’s besteed aan zelfmanagementactiviteiten (zie facet 4.2). De opleiding biedt ruimte voor studeren in het buitenland. In het derde jaar kan een deel van het keuzeprogramma worden gevolgd op de CHN-campussites in Zuid-Afrika of Qatar. Dit staat beschreven in De grand tour van de CHN, 2005. De curricula op deze vestigingen zijn gelijkwaardig aan het curriculum van de CHN. In het studiejaar 2004/2005 is 3% van de studenten naar Zuid-Afrika gegaan. Daarnaast is het mogelijk om keuzemodulen aan een buitenlandse hogeschool of universiteit te volgen. De mogelijkheden hiervoor staan beschreven in Guide for studying abroad, 2004/2005. Een klein deel van de derdejaars studenten (10-15%) gaat onder de Socratesregeling een heel semester naar het buitenland. Tenslotte loopt ongeveer 3% van de studenten per jaar stage in het buitenland. In de stagenota staan de eisen beschreven waaraan een buitenlandstage moet voldoen. De kwaliteitsborging van dit internationale onderwijsaanbod wordt meegenomen in de reguliere kwaliteitsborging (zie facet 5.1) Het panel beoordeelt de door haar bekeken werkstukken, onderzoeks- en stageverslagen als actueel, zij het dat bij de onderzoeksverslagen het studielandschap te weinig wordt gebruikt en dat de stageverslagen op het aspect van niveau uiteenlopen. In het zelfevaluatierapport worden diverse wijzen benoemd waarmee de opleiding haar curriculum actueel houdt: via de docenten en het lectoraat (zie facet 3.1), door de inzet van gastdocenten, door directe contacten met bedrijven (onder andere bij de leerbedrijfconstructies) en door regelmatige feedback vanuit de Raad van Advies. In de gesprekken en in het onderwijsmateriaal heeft het panel dit geverifieerd. Wel is de opleiding erbij gebaat, volgens vertegenwoordigers van het werkveld, nog actiever het werkveld te benaderen (de opleiding is nog te aanbodgericht). De kwaliteitscommissie en de modulecoördinator hebben een nadrukkelijke rol bij het op peil houden van de actualiteit. Uit notulen van deze commissie en op basis van verbeterdocumenten blijkt dat borging van actualiteit een continue en positieve aandacht van de opleiding heeft. Studenten oordelen In het studententevredenheidsonderzoek (STO, mei 2004) over: o het beeld van werkveld in de propedeuse: 62,6% voldoende tot goed o oriëntatie op het werkveld (gehele studie): 63,6% voldoende tot goed o de actualiteit van de opleiding: 67,1% voldoende tot goed o actualiteit van de moduulboeken: 63,7% voldoende tot goed o de internationale gerichtheid: 77,1% voldoende tot goed o de afstemming theorie-praktijk binnen moduul: 54,5% voldoende tot goed In gesprekken met studenten en afgestudeerden worden de scores van het STO grotendeels bevestigd. Positieve punten zijn: de keuzemodulen, internationalisering en de opgedane ervaring in beroepsgerichte vaardigheden en het oefenen met zelfstandigheid. Afgestudeerden geven aan dat de casuïstiek van PGO praktijkgerichter en diepgaander kan worden ingevuld. Studenten geven aan dat dit naar hun mening al
© NQA - visitatie Christelijke Hogeschool Nederland, opleiding Leisure Management, hbo-bachelor
19
redelijk is doorgevoerd. Ook in het Niveau-onderzoek van NQA en vanuit vertegenwoordigers van het werkveld komen kanttekeningen betreffende kennisleemtes en conceptuele vaardigheden naar voren (zie facet 6.1). De opleiding is goed op de hoogte van genoemde kanttekeningen. Met het nieuwe curriculum vanaf september 2005 worden meer praktijkgerichte en projectmatige werkvormen doorgevoerd. Het panel heeft zich ervan vergewist dat het nieuwe curriculum projectmatig goed in de startblokken staat. In de duale variant zal in plaats van met cases gewerkt worden met reallife situaties. Het panel stelt vast dat hierdoor een goede relatie met de beroepspraktijk wordt geborgd (zie facet 2.2). Doordat er raakvlakken zijn tussen de verschillende bedrijven in de vrijetijdsbranche, is het goed mogelijk om de opdrachten van de opleiding uit te voeren in de eigen praktijk. In de opleiding SB en RM en in de pilot duaal die de opleiding heeft gehouden, waren hierbij problemen met het beschikbaar stellen van informatie door de bedrijven. Zij wensten geen bemoeienis met bijvoorbeeld HRM of financiën.
Facet 2.2
Relatie doelstellingen en inhoud programma
Voldoende
Criteria: Het programma is een adequate concretisering van de eindkwalificaties, qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. De eindkwalificaties van de doelstellingen zijn adequaat vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het programma. De inhoud van het programma biedt studenten de mogelijkheid om de geformuleerde eindkwalificaties te bereiken. Het oordeel is gebaseerd op de volgende argumenten: • De opleiding wil aansluiten bij de 21 competenties uit het landelijk competentieprofiel. In het Overzicht Competenties per moduul Curriculum Leisure Management CHN zijn de 21 competenties gerelateerd aan de modulen. Als bijlage bij het overzicht zijn, per module, de eindkwalificaties geoperationaliseerd in kernvragen. • Tijdens de vernieuwing van het onderwijs in de periode 2001 en 2004 heeft de opleiding haar eigen eindtermen (die nog gebaseerd waren op het Beroeps en Opleidingsprofiel Vrijetijdsmanagement, april 2000 steeds in lijn gehouden met de 21 competenties. Het resultaat is dat het panel een curriculum heeft aangetroffen, waarvoor een deel de leerdoelen van moduulboeken rechtstreeks afgeleid zijn van de 21 competenties en kernvragen en waarvoor een deel nog gewerkt wordt met de eigen eindtermen (zoals bij de Stagenota, 2004/2005). • In het nieuwe onderwijsmateriaal, vanaf september 2005, gaat de opleiding LM werken met aan competenties gerelateerde beroepsproducten. Dit is uitgewerkt in de nota Opleidingsrationale curriculum LM, oktober 2004. In de raamwerken van de nieuwe modulen wordt de relatie tussen inhoud van de modulen en de opleidingsrationele (en de 21 competenties) expliciet gelegd. Het panel heeft kennis genomen van, op deze wijze, vernieuwde onderwijsdocumenten, waarmee vanaf 2005/2006 wordt gewerkt.
20
© NQA - visitatie Christelijke Hogeschool Nederland, opleiding Leisure Management, hbo-bachelor
•
•
•
•
•
•
•
Feitelijk worden naar het oordeel van het panel, met de inhoud van het onderwijs, zoals is uitgewerkt in de moduulboeken, de stages en de afstudeeropdrachten de eindkwalificaties in voldoende mate bereikt. De plaatsing van studenten bij stages heeft de aandacht van de opleiding: het is soms moeilijk om in een voldoende breed stage-aanbod te voorzien bestaande uit managementtaken en dergelijke. Dit blijkt onder meer uit aanbevelingen op basis van Rapportage Evaluatie Stage Leisure Management 2003. De opleiding neemt de plaatsing serieus. Zo blijkt ook uit de gestelde criteria ten aanzien van stageplaatsen (Leisure Management. Maakt werk van vrije tijd! Informatie voor stagebedrijven). Eerder is aangegeven dat de opleiding enerzijds in ruime mate bedrijfsmatig en economisch is ingekleurd en anderzijds expliciet ruimte in het curriculum wil (blijven) houden voor Leisure Management. Op basis van Course documents, 2002 en 2004 en in Opleidingsrationale wil de opleiding dit nader vormgeven door uit te gaan van een gezamenlijke stam voor de opleidingen TM, MEM en LM, aangevuld met specifieke en meer diepgaande aandacht voor LM. Deze keuze vindt het panel duidelijk uitgewerkt. Er worden eisen gesteld aan de bedrijven die participeren aan het duale traject. Niet alle bedrijven zijn geschikt voor deze duale opleiding. Zij moeten voldoende openheid van zaken geven, een baan op hbo-niveau kunnen aanbieden en voldoende doorgroeimogelijkheden hebben voor de student. Dit wordt contractueel vastgelegd. Het onderwijs in de duale opleiding zal vier perioden van negen weken kennen, waarin naast het werk drie bijeenkomsten worden gehouden van twee keer een dag en één keer twee dagen (Course document). Naast de vier fysieke ontmoetingsdagen wordt contact onderhouden tussen coach en studenten onderling middels blackboard. Tevens bezoekt de opleidingscoach de studenten drie maal per jaar op de werkplek en bespreekt de voortgang met de bedrijfscoach. De duale variant zal geen modulen Duits en Frans hebben, hier blijkt geen belangstelling voor te zijn in het werkveld. Alleen Engels als vreemde taal zal worden aangeboden. Studenten zal de mogelijkheid worden geboden tot het volgen van keuzeminors. Deze kunnen opleidingsspecifiek of specifiek voor economische opleidingen of hogeschoolbreed zijn. Het panel stelt vast dat de kenniscomponent duidelijke aandacht verdient in een duaal traject. Het management heeft verteld dat de kenniscomponent voorafgaand aan de invoering van de opleiding, op een goede wijze wordt geborgd.
Facet 2.3
Samenhang in het opleidingsprogramma
Goed
Criteria: Studenten volgen een inhoudelijk samenhangend opleidingsprogramma.
© NQA - visitatie Christelijke Hogeschool Nederland, opleiding Leisure Management, hbo-bachelor
21
Het oordeel is gebaseerd op de volgende argumenten: • De samenhang van het curriculum is verwoord in verschillende rationales. Er is een algemene opleidingsrationale afgeleid van het Competentieprofiel Vrijetijdsmanager, waaruit verschillende jaar rationales zijn afgeleid. - Het eerste jaar is een oriëntatiejaar en heeft een selecterende en verwijzende functie. De rationale van dit jaar is dat de student zich oriënteert op en kennis maakt met grote delen van het activiteitengebied van vrije tijd; activiteitengebieden die met elkaar in verband staan en zo samen een leisure systeem vormen. - In het tweede jaar verwerven de studenten een dieper inzicht in de verschillende producten van de vrijetijdsindustrie. De oriëntatie is vooral op tactisch en voor een deel op operationeel niveau gericht. De rationale van het tweede jaar is dat de student kennis maakt met en zich oriënteert op een aantal activiteitengebieden binnen de vrijetijdsbesteding: het operationele management, de HRMproblematiek en de controlproblematiek van een vrijetijdsorganisatie. - In het derde jaar maken de studenten een sprong naar strategisch niveau, zij ontwikkelen een strategische visie en toetsen deze in een strategisch managementgame. De rationale van het derde jaar is dat de student kennis heeft verworven van strategische marketing en management, op het gebied van strategisch management ook vaardigheden heeft ontwikkeld, de student heeft aangetoond over projectmanagement- en onderzoeksvaardigheden te beschikken en de student is klaar om met zijn stage te beginnen. • Voor het nieuwe curriculum streeft de opleiding ernaar dat (gemeenschappelijke) modulen gezamenlijk worden ontwikkeld en uitgevoerd. Van de vier perioden in de eerste drie studiejaren zijn vier lijnen gemaakt, te weten de strategische lijn (een interne en een externe), de operationele lijn en de werkveldspecifieke lijn. Daarnaast is er een ordening van modulen volgens topische vragen. • De opzet van de moduulboeken laat voldoende samenhang en integratie zien tussen de diverse inhoudelijke vakonderdelen. Ook is er sprake van een duidelijke relatie tussen de praktische en theoretische onderdelen tijdens de eerste drie studiejaren, zoals de ruime aandacht voor stagevoorbereiding. • Uit gesprekken met docenten en Raad van Advies blijkt dat men positief is over de (nieuwe) samenhang van het curriculum en de aansturing en bewaking vanuit de organisatie. Studenten van alle jaren, met wie het panel heeft gesproken, zijn tevreden over de huidige opbouw van het curriculum. • Studenten oordelen In het studententevredenheidsonderzoek (STO, mei 2004) over: - de samenhang van studieonderdelen: 73% voldoende tot goed - de opbouw van de opleiding: 78,6% voldoende tot goed
Facet 2.4
Studielast
Voldoende
Criteria: Het programma is studeerbaar doordat factoren, die betrekking hebben op dat programma en die de studievoortgang belemmeren zoveel mogelijk worden weggenomen. 22
© NQA - visitatie Christelijke Hogeschool Nederland, opleiding Leisure Management, hbo-bachelor
Het oordeel is gebaseerd op de volgende argumenten: • De opleiding streeft ernaar een studeerbaar programma aan te bieden door de geprogrammeerde studielast reëel en evenwichtig over het curriculum te verdelen. In elk moduulboek is een verantwoording voor de studielast op onderdelen van deze credits opgenomen. In moduulevaluaties wordt gevraagd naar de ervaren studielast. Indien er (storende) discrepanties bestaan tussen genormeerde en feitelijke studielast, dan worden hier in de samenvattingen van de moduulevaluaties (vanuit het ISM), aanbevelingen ter verbetering gemaakt. Het panel heeft deze samenvattingen bekeken en concludeert dat studielast een vast onderdeel is. • De opleiding biedt een studentgericht en flexibel programma aan, zij het dat sommige bepalingen wellicht te weinig eisen stellen aan de studenten. Zo is er bij iedere module (met een duur van zes weken) een toets als afsluiting, is er de mogelijkheid voor twee herkansingen en mag een student vijf keer aan een toets deelnemen. Het curriculum is zo opgebouwd dat de modulen uit één jaar - binnen bepaalde kaders - onafhankelijk van elkaar te volgen zijn. Tussen de jaren onderling geldt enige mate van opbouw. Wanneer studenten op stage gaan, maar een bepaalde module nog niet hebben gehaald, kan er een extra herkansing worden gemaakt. Wanneer studenten deelnemen aan meerdere toetsen voor een bepaalde module, telt de hoogste toetsscore. Wanneer zij niet slagen voor een moduul en dit is de enige moduul, kunnen zij eenmalig in aanmerking komen voor een moduulvervangende opdracht. Criteria hiervoor zijn opgenomen in het moduultentamenreglement (Studiegids). • Studenten kunnen via het studievolgsysteem (SVS) hun eigen studieresultaten bijhouden op intranet. Studiebegeleiders hebben eveneens toegang tot het SVS. Een groot deel van de informatievoorziening naar de student loopt via BELLO. Hier kunnen de studenten tevens studiemateriaal of studiegegevens opvragen. • Uit de HBO-monitor (2003) blijkt dat de studenten gemiddeld 25-35 uur per week aan hun studie besteden. • Studenten oordelen in het studententevredenheidsonderzoek (STO, mei 2004): - het programma is studeerbaar in de tijd die er voor staat: 78,4% voldoende tot goed. - de informatievoorziening over studieresultaten: 52,5% voldoende tot goed - het rooster: 56,4 voldoende tot goed - de studiebegeleiding/coaching; 64,3% voldoende tot goed - het studentenvolgsysteem: 23,5 % voldoende tot goed (groot percentage heeft geen mening) - de bereikbaarheid docenten: 75,7% matig tot voldoende - op de hoogte zijn van de informatie in de studiegids: 69% matig tot voldoende - functioneren BELLO: 71,1% voldoende tot goed • In de gesprekken met het panel geven de studenten aan dat de studie goed te doen is. Zij besteden ongeveer 30 uur per week aan hun studie. Er is een gemiddeld aantal ingeroosterde contacturen van minimaal twaalf uur per week. Sommige modulen zijn als zwaarder betiteld (zoals bedrijfseconomie, bedrijfsadministratie en de schrijfopdracht). De kritiekpunten over studieresultaten, roosters en studentenvolgsysteem zijn inmiddels verbeterd; de verhuizing heeft hier positief aan bijgedragen. Om de informatievoorziening te verbeteren is in februari 2005 een Front Office geopend. Studenten geven in de © NQA - visitatie Christelijke Hogeschool Nederland, opleiding Leisure Management, hbo-bachelor
23
gesprekken met het panel aan hier geen noemenswaardige klachten over te hebben. Bij PGO en sommige colleges wordt er gewerkt met een aanwezigheidsverplichting. Uit onderwijsevaluaties komt naar voren dat studenten veelal zelf vragen om een dergelijke verplichting (sommige taakopdrachten en ondersteunende colleges werden onvoldoende bijgewoond). • De pilot van LM voor een duale variant is door de studenten als zwaar ervaren. Dit kwam met name doordat de studenten het werken niet gewend waren (het betrof voltijd studenten die voor de korte tijd van de pilot werkzaam waren in een bedrijf). De studielast voor de duale variant zal ongeveer gelijk blijven, maar nu zijn de mensen het werken gewend. • Vanuit een bedrijf wil er bij de duale opleiding wel eens druk zijn om meer dan 24 uur te werken (zo bleek uit de pilot), maar dit is, met name in de eindfase, te zwaar. De opleiding heeft aangegeven dit te bewaken in de overeenkomst.
Facet 2.5
Instroom
Voldoende
Criteria: Het programma sluit qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten: vwo, havo, middenkaderopleiding of specialistenopleiding (WEB) of daarmee vergelijkbare kwalificaties, blijkend uit toelatingsonderzoek. Het oordeel is gebaseerd op de volgende argumenten: • Studenten kunnen worden toegelaten tot de opleiding met een havo- of vwo-diploma met het profiel Economie en Maatschappij of Cultuur en Maatschappij of met een mbo-diploma op niveau 4. Met de overige profielen kunnen havisten en vwo’ers worden toegelaten wanneer zij Economie I hebben gevolgd, havisten dienen dit aan te vullen met twee vreemde talen. • Omdat er binnen zowel de mbo-instroom als de havo-instroom steeds meer studenten zijn die slechts één vreemde taal hebben gedaan, heeft de opleiding een startersprogramma ontwikkeld. Dit is te volgen voor studenten die twee jaar Duits of drie jaar Frans hebben gehad op het voortgezet onderwijs. Op deze wijze zijn de studenten toch toelaatbaar tot de opleiding. • Collectieve en individuele vrijstellingsregelingen staan duidelijk vermeld in Studenten Statuut deel 2, Leisure Management, Studiegids 2004/2005. • Studenten met een mtro-diploma op niveau 4 kunnen de studie in drie jaar afronden. Voor de overige mbo-ers wordt individueel bekeken of vrijstellingen mogelijk zijn. • Om de actieve werkhouding aan te leren die nodig is voor PGO-onderwijs, is er aan het begin van het eerste studiejaar een Studiestartweek. In deze week wordt het onderwijskundige principe van PGO uitgelegd. In een training Managementvaardigheden wordt aandacht besteed aan de rol van de student en de docent binnen PGO. • Studenten oordelen In het studententevredenheidsonderzoek (STO, mei 2004): - de aansluiting op de vooropleiding: 62,3% voldoende tot goed.
24
© NQA - visitatie Christelijke Hogeschool Nederland, opleiding Leisure Management, hbo-bachelor
de voorlichting (open dagen, gesprekken, proefstuderen): 71,8% voldoende tot goed De opleiding LM hanteert een bindend studieadvies. Dit advies is voorwaardelijk positief als ten minste 40 EC’s behaald zijn, waaronder de credits voor zelfmanagement. Bij minder studiepunten komt er een negatief bindend advies. Een negatief bindend studieadvies wordt ook gegeven wanneer een student de propedeuse niet binnen twee jaar heeft afgerond. In het gesprek met het panel geven studenten aan dat de struikelvakken tot studie-uitval en studievertraging leiden, omdat sommige studenten hier niet mee overweg kunnen. Het opleidingsmanagement legt in de voorlichting extra nadruk op het gehalte aan economie en management in de propedeuse. Dit heeft reeds geleid tot een verlaging van de studieduur van de studiestakers naar 1,23 jaar. De studenten die gaan instromen in de duale opleiding worden in eerste instantie geselecteerd door hun werkgever. Die moet hen geschikt vinden voor het volgen van de opleiding op basis van zinvolheid en motivatie van de student. In januari-februari start het assessment met een bijeenkomst waarin een toelichting op de opleiding wordt gegeven. De aspirant-studenten maken vervolgens een werkstuk en bij de tweede bijeenkomst wordt besloten wie mag starten met het voortraject van de opleiding. De criteria voor dit werkstuk en de instroom zijn nog niet vastgesteld. In dit voortraject van een half jaar worden twee modulen aangeboden waarin eventuele lacunes worden weggewerkt. In september wordt dan gestart met de opleiding. Studenten zijn alleen toelaatbaar tot de duale opleiding wanneer zij werkzaam zijn in de vrijetijdssector en binnen een bedrijf werken waar mogelijkheden zijn om door te groeien. Wanneer een student wordt ontslagen dient hij binnen zes weken een nieuwe relevante functie te hebben gevonden of moet hij instromen in de voltijd opleiding. In september 2006 zal de opleiding twee keer 12 studenten toelaten tot de duale opleiding. De examencommissie bepaalt of een student vrijstellingen krijgt voor eventuele EVC’s. De uitwerking van de competenties voor EVC’s (in de vorm van een portfolio) wordt nog gedaan. Iedere student krijgt een vrijstelling van 1 jaar voor de praktijkstage en de leerstage, vanwege hun werkzaamheden in de praktijk. -
•
•
•
•
•
Facet 2.6
Duur
Goed
Criteria: De opleiding voldoet aan formele eisen met betrekking tot de omvang van het curriculum: hbo-bachelor: 240 studiepunten. Het oordeel is gebaseerd op de volgende argumenten: • Uit de studiegids blijkt dat de totale omvang van de opleiding 240 EC’s bedraagt. De opleiding voldoet daarmee aan de formele eisen met betrekking tot de omvang van het curriculum.
© NQA - visitatie Christelijke Hogeschool Nederland, opleiding Leisure Management, hbo-bachelor
25
• De totale studieduur van 240 EC’s is gelijkmatig verdeeld over de verschillende onderwijsperiodes. De studiepunten zijn per studiejaar, periode en onderwijseenheid verantwoord in het Onderwijs- en Examenreglement en de Studiegids.
Facet 2.7
Afstemming tussen vormgeving en inhoud
Goed
Criteria: Het didactisch concept is in lijn met de doelstellingen. De werkvormen sluiten aan bij het didactisch concept. Het oordeel is gebaseerd op de volgende argumenten: • De opleiding LM baseert zich op de uitgangspunten in de onderwijsvisie van de CHN. In 2004 heeft het Instituut Vrije tijd & Arbeid aanvullend een eigen visie vastgesteld (Visie op onderwijs, april 2004). De CHN heeft in het najaar van 2004 haar onderwijsvisie geactualiseerd (Kleur bekennen, constructief creëren, oktober 2004). De onderwijskundige uitgangspunten van het huidige curriculum wordt bepaald door de zes pijlers uit het CHN Onderwijsconcept. Dit zijn leren is construeren, denken in ontwikkelingslijnen, creëren van een uitdagende leeromgeving, leren in een (maatschappelijke) context, centraal stellen van de beroepspraktijk, internationalisering. In de opleiding LM wordt gebruik gemaakt van PGO, projecten, leerbedrijf, werk- en hoorcolleges, practica en stages. Binnen PGO werken de studenten onder begeleiding aan problemen die passen binnen het thema en aan de praktijk zijn ontleend in een multidisciplinair perspectief. Deze werkvormen zijn in lijn met het didactisch model en de 21 competenties. • Bij de inrichting van onderwijsleersituaties wordt rekening gehouden met het activeren van kennisbezit en voorkennis, relateren aan de praktijk, actief participeren en toepassen van kennis door studenten. Deze drie voorwaarden komen tot uitdrukking in het onderwijsleerarrangement. Binnen deze probleemgestuurde benadering worden studenten aangezet tot discussie, studie en toepassing van kennis en wordt het interactieve aspect van leren onderkend en benadrukt. Het panel vindt dat deze benadering concreet en toegankelijk is uitgewerkt in het onderwijsmateriaal. Ook de diverse rollen van de docent-begeleider zijn duidelijk gedefinieerd (docent/tutor, inhoudelijk docent en moduulcoördinator) . • Studenten oordelen in het STO (2004): - het gebruik van verschillende werkvormen: 81,4% voldoende tot goed - de opzet van minder zelfstandig naar meer zelfstandig: 81,4% voldoende tot goed - het werken in groepen: 78,9% voldoende tot goed • Studenten, zo blijkt uit de gesprekken, zijn positief over het PGO, de relatie met docenten en het groepswerk. Zij leren professioneel samen te werken en ‘te schakelen tussen verschillende rollen’. Wel noemen zij als kanttekening dat het leereffect van sommige taken, colleges en literatuursessies gering is. Dit geldt met name voor een taak als het rapporteren in de groep. Uit diverse moduulevaluaties komt dit aspect ook naar voren. Het panel constateert dat in de plannen ter verbetering of revisievoorstellen, op basis van deze evaluaties, regelmatig tot concrete taakstellende verbetertrajecten is overgegaan. 26
© NQA - visitatie Christelijke Hogeschool Nederland, opleiding Leisure Management, hbo-bachelor
• Uit Evaluatie Grand tour, 2004 blijkt dat diverse aspecten in de onderwijsopzet tekort schieten. Bij het Wild Life semester in Zuid Afrika zijn volgens studenten verwachtingen gewekt die niet waargemaakt konden worden. De onderwijsvorm wordt als saai en ouderwets bestempeld. De opleiding neemt, zo blijkt uit het verslag, directe verbetermaatregelen. Uit de evaluaties over de uitwisselingsperiode van januari-juni 2005 blijkt dat studenten van LM positief zijn over het gevolgde programma. • In de duale variant zal geen gebruik worden gemaakt van PGO, maar zal worden gewerkt met action learning. Action learning houdt in dat studenten kijken of en hoe de opgedane kennis toe te passen is in de praktijk (Course document). • Er worden vier trainingsdagen op drie momenten per moduulperiodeperiode gehouden. Deze zullen ongeveer gelijk worden ingevuld als bij SB en RM. Een dergelijke dag start met ervaringsronden, gevolgd door een action learning activiteit en een vaardighedenonderdeel.
Facet 2.8
Beoordeling en toetsing
Voldoende
Criteria: Door de beoordelingen, toetsingen en examens wordt adequaat getoetst of de studenten de leerdoelen van (onderdelen van) het programma hebben gerealiseerd. Het oordeel is gebaseerd op de volgende argumenten: • De opleiding LM wil vanuit een toetsingskader de toetsvormen laten aansluiten bij de werkvormen en leerdoelen. De toetsing en beoordeling bij de opleiding LM bestaat de eerste drie jaren uit een mix van toetsvormen: kennistoetsen (open en gesloten, veelal schriftelijk en soms mondeling), vaardigheidstoetsen, (moduul-)opdrachten, zelfbeoordeling, (peer-)assessment en in de toekomst ook voortgangstoetsing (Visie op onderwijs V&A). In het vierde jaar schrijven de studenten een stage- en een afstudeeropdracht. Er is een doelbewuste opbouw van toetsing op de opleiding: van nadruk op (reproductie van) kennis (in het eerste jaar), via ontwikkelen van inzicht (in het tweede jaar) tot het nemen van strategische beslissingen (in het derde en vierde jaar). • Om meeliftgedrag tegen te gaan wordt gewerkt met verschillende vormen van actieve participatie, zoals beschreven staat in Meeliften studenten LM. Wat doet de opleiding hier tegen?. • Studenten worden via de moduulboeken, de stagenota of via BELLO op de hoogte gesteld van de criteria waar opdrachten aan moeten voldoen. • Om de kwaliteit van de toetsen te borgen is in 2001 een toetscommissie geïnstalleerd, die een adviserende functie heeft. Deze controleert bij aanvang van een moduul de puntenstructuur en analyseert de (kennis-)toetsen aan de hand van een toetsmatrijs. Via de toetsmatrijs wordt bewaakt of de toetsen aansluiten bij de moduuldoelstellingen. Op basis van een toelichting van leden van de toetscommissie blijkt dat deze commissie op deze wijze werkt. Ook heeft het panel meerdere ingevulde toetsmatrijzen aangetroffen. • In de Stagenota 2004/2005 en in Handboek stages Vrije tijd & Arbeid, een tutorinstructie
© NQA - visitatie Christelijke Hogeschool Nederland, opleiding Leisure Management, hbo-bachelor
27
•
•
•
•
•
•
28
staat beschreven hoe de stage en afstudeerscriptie worden beoordeeld. Bij de stage worden het instellingsverslag en de voortgangsverslagen gebundeld in een stageverslag. Bij de scriptie wordt onderzoek voor (meestal) het stagebiedende bedrijf verricht. Bij de beoordelingsprocedures wordt voldoende rekening gehouden met product- en procesbeoordeling. De externe begeleiders hebben een adviserende stem bij de beoordeling. De beoordelingscriteria zijn duidelijk beschreven,maar te weinig direct afgeleid van de eindtermen of competenties. Uit Overzicht toetsvormen 2004/2005. Een moduulboekenstudie wordt duidelijk dat met een uiteenlopende mix van toetsen wordt gewerkt. Het PGO wordt getoetst op basis van moduulopdrachten en een schriftelijk afsluitend tentamen (=moduultoets). Het panel heeft de moduultoetsen bekeken en vindt de vraagstelling te zeer gericht op reproductie van (detail-)kennis in plaats van inzicht, bovendien wordt er veel gewerkt met gesloten boek tentamens. De opleiding wil toe naar meer open vragen. Zij heeft op dit aspect, met name in het tweede jaar, al duidelijke verbetering aangebracht. Ook blijkt dat de moduultoets, naast de andere meer op inzichtgerichte toetsen, slechts voor ongeveer de helft meetelt in het gehele moduulcijfer. Studenten oordelen in Rapportage Stage Leisure Management 2003 (n=75) over de afstudeeropdracht: - aansluiting afstudeeropdracht met stage 64,3% mee eens - richtlijnen duidelijk 80% mee eens Studenten beoordelen in het STO (2004): - de toetsing (niveau, samenstelling): 47% voldoende tot goed en 41,3% matig tot slecht - de opdrachten: 76.6% voldoende tot goed - de snelheid van de feedback: 75,1% matig tot slecht - de feedback op persoonlijk functioneren: 48% voldoende tot goed en 49,3% matig tot slecht - de inhoud van de feedback: 60,4% voldoende tot goed en 34,9 matig tot slecht In moduulevaluaties komt naar voren dat de beoordelingscriteria voor de (tussentijdse-) opdrachten in het algemeen helder zijn, maar dat de aansluiting tussen de moduultoetsen en PGO moet worden verbeterd;. Uit gesprekken met afgestudeerden komt kritiek op de toetsen naar voren (zoals te veel juist /onjuist toetsen, geen automatische feedback). Studenten (van alle jaren) geven aan dat het afgelopen jaar meer balans in de toetsing is gekomen. De opleiding heeft meer inzichtvragen toegevoegd aan de moduultoets en de feedback op de toetsen is volgens hen verbeterd. Het panel vindt het verbeterbeleid, de toetsmatrijzen en de recent doorgevoerde verbeteringen in ogenschouw nemende, dat de opleiding qua totaalbeeld op een voldoende uitkomt. Het management verklaarde daarbij dat de opleiding de geschetste koers (zie Visie op Onderwijs) wil doorzetten. Dit houdt onder meer in dat de voorkeur voor de vormgeving van een kennistoets binnen competentiegericht onderwijs ligt bij ‘open vragen’. Studenten zullen in de duale variant beoordeeld gaan worden op hun behaalde competenties. Dit beoordelingsgesprek zullen de studenten zelf voor gaan bereiden. Uit ervaringen bij SB en RM blijkt dat de eigen beoordeling vaak redelijk overeenkomt met de beoordeling van het bedrijf, tevens blijkt dat bedrijfscoaches niet altijd even goed met © NQA - visitatie Christelijke Hogeschool Nederland, opleiding Leisure Management, hbo-bachelor
deze wijze van beoordelen uit de voeten kunnen. Om hierin te voorzien worden alle competenties voorzien van niveaus van waarneembaar gedrag en vindt er naast de beoordeling van de bedrijfsbegeleider ook een beoordeling door de opleidingscoach plaats. Bij SB en RM wordt met name gebruik gemaakt van learner toetsen, VTM wil meer nadruk op kennistoetsen.
Onderwerp 3
Facet 3.1
INZET VAN PERSONEEL
Eisen hbo
Voldoende
Criteria: Het onderwijs wordt voor een belangrijk deel verzorgd door personeel dat een verbinding legt tussen de opleiding en de beroepspraktijk. Het oordeel is gebaseerd op de volgende argumenten: • Op basis van de CV’s van de docenten stelt het panel vast dat een groot deel van hen, niet zozeer vanuit vooropleiding, maar vanuit veelal recent opgedane expertise in het werkveld, beroepsgericht is geschoold. Deze expertise is opgebouwd door bijscholing, werkervaring en door de contacten die de docenten hebben met het werkveld. • Docenten houden hun vakkennis actueel via eigen literatuur, vaktijdschriften, expertisegroepen en via collegiale toetsing (vanuit de kwaliteitscommissie, moduulcoördinator). • De werving en selectie van nieuwe medewerkers is gedeeltelijk gericht op het aantrekken van mensen uit het beroepenveld. Ook trekt de opleiding mensen aan die voor verdieping en reflectie kunnen zorgen vanuit een wetenschappelijke achtergrond. Selectiecriteria die het management hanteert zijn onder andere: tenminste een afgeronde hbo-opleiding en enige jaren relevante werkervaring in het beroepenveld. • De opleiding neemt deel aan het lectoraat Service Management. Eén van de docenten van de opleiding is lid van de kenniskring. Op deze wijze houdt de opleiding contact met actuele ontwikkelingen. • In gesprek met het panel geven de afgestudeerden en studenten aan dat de docenten over ruim voldoende praktijkkennis beschikken. Over het algemeen hebben alle docenten hun eigen specialisatie. • Bij de tweedaagse bijeenkomsten van de duale variant worden gastdocenten uitgenodigd die ook kunnen worden ingezet bij de voltijd.
Facet 3.2
Kwantiteit personeel
Goed
Criteria: Er wordt voldoende personeel ingezet om de opleiding met de gewenste kwaliteit te verzorgen.
© NQA - visitatie Christelijke Hogeschool Nederland, opleiding Leisure Management, hbo-bachelor
29
Het oordeel is gebaseerd op de volgende argumenten: • Bij het Instituut V&A is de formatieomvang onderwijzend personeel 65,24 fte. Bij het instituut staan1338 studenten ingeschreven. Dit betekent dat de docent-student ratio 1:20,5 is, dit is onder de streefratio van 1:25 (Beleidsplan 2002-2005). In de nieuwe kaders van 2005 is dit bijgesteld tot 1:30,55, hetgeen mogelijk is door de verandering van 6-weekse modulen naar 10-weekse modulen en een betere afstemming van modulen. Bij de opleiding LM zijn 28 docenten (24,3 fte) werkzaam. De opleiding telt 673 studenten, waarmee de docent-studentratio 1:27,7 is. • Leden van het docententeam van LM zijn eveneens betrokken bij de onderwijsontwikkelingen en onderwijsactiviteiten van Tourism Management en Media & Entertainment Management en vice versa. Er is op dit moment sprake van voldoende docentcapaciteit. • In totaal is er binnen het instituut 8 fte aan Onderwijs Begeleidend Personeel. In het beleidsplan 2002-2005 van het instituut is opgenomen dat per 150 studenten één fte OBP kan worden ingezet. • Op CHN-niveau is gekozen voor een gemeenschappelijk taaktoedelingssysteem (IRST) om de taakbelasting in de gaten te houden. Medewerkers besteden 40% van hun tijd aan contacturen met studenten, 40% aan coördinatie, revisie, vernieuwing, voorbereiding en nakijken en 20% aan zelfmanagement. Vanaf collegejaar 2005-2006 zal dit veranderd worden in 45-35-20. • Uit de notulen van de Raad van Advies blijkt dat er 20% bezuinigd gaat worden, wat ongeveer 15 á 20 fte zal zijn. Dit zullen geen gedwongen ontslagen zijn. • Het ziekteverzuimpercentage van het instituut V&A was in 2004 4,37%. Het CHN gemiddelde was 5,25%. Binnen V&A heeft het ziekteverzuim voornamelijk te maken met een aantal langdurig zieken. • Uit het Personeelstevredenheidsonderzoek (2003) blijkt dat medewerkers tevreden zijn over de inhoud van hun takenpakket en zij vinden ook dat zij worden ingezet op taken waar zij competent toe zijn. Een kleine meerderheid (58%) van de medewerkers vindt dat er voldoende personeel is om het werk goed te doen. Uit dit zelfde onderzoek blijkt dat de medewerkers ontevreden zijn over het gevoerde beleid. In reactie hierop geeft het Opleidingsmanagement aan dat er nu een breed draagvlak is gecreëerd voor vernieuwingen. Tevens zorgt het overzicht en inzicht in de taken van de medewerker, zoals verstrekt door het IRST, voor meer rust.
Facet 3.3
Kwaliteit personeel
Goed
Criteria: Het personeel is gekwalificeerd voor de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma. Het oordeel is gebaseerd op de volgende argumenten: • Het instituut V&A hanteert de centrale CHN-personeelsbeleidskaders. Dit beleid wordt gekenmerkt door ‘een duidelijke dialoog’ tussen medewerker en leidinggevende. De CHN
30
© NQA - visitatie Christelijke Hogeschool Nederland, opleiding Leisure Management, hbo-bachelor
•
•
• •
• •
•
heeft competentiemanagement ingevoerd (Kadernota HRM CHN 2002), hierbij wordt uitgegaan van drie kerncompetenties van de CHN, vier functiecompetenties, twee instituutscompetenties en desgewenst een persoonlijke competentie. Op basis hiervan worden de competentieprofielen van medewerkers vastgesteld. Vanuit de visie ‘waardevol ondernemen’ worden medewerkers in staat gesteld om in een uitdagende en lerende werkomgeving competenties te ontwikkelen. Alle medewerkers hebben een lijst ingevuld met 90 gedragsitems die betrekking hebben op negen competenties. Deze lijst is ook ingevuld door de leidinggevende. Het panel heeft deze lijsten bekeken. Aan de hand van deze lijsten wordt voor alle medewerkers een persoonlijk ontwikkelingsplan opgesteld. De gesprekscyclus omvat een jaargesprek waarin zowel het functioneren als de ontwikkelpunten worden besproken, en een voortgangsgesprek waarin de voortgang van de ontwikkeling wordt besproken. Alle nieuwe medewerkers hebben in het eerste dienstjaar na drie en na zes maanden een functioneringsgesprek met het management, gevolgd door een beoordelingsgesprek na negen maanden. Nieuwe medewerkers krijgen standaard een CHN-tutortraining, ook dienen zij eerst hun onderwijsbevoegdheid te halen. Alle docenten hebben opleidingen en cursussen gevolgd voor het functioneren in het HBO. Het budget voor bijscholing is voldoende. De docenten van LM zijn breed inzetbaar en hebben ervaring in uiteenlopende disciplines. Het panel stelt vast dat de docenten positief zijn over de aangeboden scholingsmogelijkheden, het functioneringsgesprek en aanvullend hierop de (nieuwe) systematiek van het personeelsbeleid. De afgestudeerden geven aan dat de kwaliteit van de docenten goed is. Studenten oordelen in het STO (2004) over: - deskundigheid van docenten op hun vakgebied: 75,8% voldoende tot goed - lesgevende kwaliteiten van docenten/tutoren: 66% voldoende tot goed. Voor de nieuwe duale variant zullen de docenten worden geschoold voor de coachende rol. Dit zal mede worden georganiseerd door SB & RM. De docenten zullen ook mee gaan lopen met docenten van deze laatste opleiding. Er zal worden gestart met een aantal docenten en dit moet zich gaan uitbreiden.
Onderwerp 4
Facet 4.1
VOORZIENINGEN
Materiële voorzieningen
Goed
Criteria: De huisvesting en materiële voorzieningen zijn toereikend om het programma te realiseren.
© NQA - visitatie Christelijke Hogeschool Nederland, opleiding Leisure Management, hbo-bachelor
31
Het oordeel is gebaseerd op de volgende argumenten: • Het Instituut V&A deelt een gebouw op de kenniscampus (Het Rengerspark) in Leeuwarden met de vier andere onderwijsinstituten van de CHN. De CHN heeft tussen najaar 2002 en zomer 2004 een grote verbouwing en uitbreiding ondergaan. • De indeling van het gebouw is gebaseerd op het onderwijskundige model van de CHN. Het gebouw bevat veel kleine ruimtes voor PGO en het projectgestuurde onderwijs. Het nieuwe gebouw kent goede voorzieningen en goed geoutilleerde werkruimten. Ook zijn er gebedsruimtes. Het gebouw biedt een uitgebreid studielandschap met ICT-voorzieningen en studiematerialen. Het panel heeft tijdens de rondleiding vastgesteld dat het gebouw in zijn totaliteit de juiste voorwaarden schept voor goede werkomstandigheden en een positief werkklimaat. • Sinds januari 2004 is de gewenste ratio van 1 computer per 10 studenten gerealiseerd. • De CHN heeft tevens internationale campussites in Qatar en Zuid-Afrika, opgezet in samenwerking met buitenlandse partners. • Resultaten van studenttevredenheids- en van personeelstevredenheidsonderzoeken over de kwaliteit van de voorzieningen laten lage scores zien, maar deze zijn van voor de verbouwing. Zo oordeelt 72,1% van de studenten in het STO (2004) nog matig tot voldoende over de onderwijsruimtes. Veel hiervoor genoemde knelpunten zijn opgelost door de verbouwing (maar het panel heeft dit nog niet officieel, op basis van evaluaties kunnen vaststellen). • De studenten met wie het panel heeft gesproken zijn positief over de nieuwe voorzieningen en over BELLO de digitale leeromgeving. Zij waren minder positief over de collectie boeken in de mediatheek. Het boekenbeleid is besproken in de studentenraad.
Facet 4.2
Studiebegeleiding
Voldoende
Criteria: De studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten zijn adequaat met het oog op de studievoortgang. De studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten sluiten aan bij de behoefte van studenten. Het oordeel is gebaseerd op de volgende argumenten: • De student heeft minimaal drie keer in zijn propedeuse individueel contact met zijn/haar studiebegeleider. Studenten krijgen hiervoor één credit. In de hoofdfase worden ook tenminste drie gesprekken gehouden. Er is altijd de mogelijkheid tot het maken van extra afspraken. Tijdens deze gesprekken wordt ingegaan op de studievoortgang en de studieloopbaan. De student houdt een zelfmanagementklapper (portfolio) bij. Hierin zitten onder andere zaken die betrekking hebben op toetsing, (groeps-)evaluaties en zelfreflectie. Het panel heeft deze zelfmanagementklappers bekeken en vindt de inhoud relevant. In de zelfreflectie (en POP’s) wordt nog niet expliciet de relatie met de 21 competenties gelegd.
32
© NQA - visitatie Christelijke Hogeschool Nederland, opleiding Leisure Management, hbo-bachelor
• De student kan door de studiebegeleider worden doorverwezen naar een meer deskundig persoon voor extra ondersteuning of meer specifieke problemen (zoals de decaan) • Bij de student worden gedurende de opleiding drie testen afgenomen. Het doel hiervan is om de studenten inzicht te geven in hun geschiktheid voor een managementopleiding in het algemeen, in de eigen interesses en vaardigheden in het Leisure beroepenveld en in de meeste geschikte stage of werkplek. • Stagebegeleiding wordt gegeven door de stagedocent (vooral gericht op het proces) en door de begeleider vanuit het bedrijf (vakinhoud en proces). De stagenota geeft handvatten voor deze begeleiding en de afstemming. Ook voor internationale stages zijn de afspraken vastgelegd. Uit Rapportage Evaluatie Stage Leisure Management, 2003 (n=75) blijkt dat studenten tevreden zijn over de begeleiding vanuit het bedrijf, maar matig tevreden over de begeleiding vanuit de opleiding. Met name over het aantal stagebezoeken is maar 45,9 % tevreden (naast een relatief groot percentage van 48,6 met geen mening). Over de reactie op de voortgangsrapportages is daarentegen 94% van de studenten tevreden. • Eerder is aangegeven (vergelijk facet 2.4) dat studenten in het STO redelijk tevreden zijn over de geboden studiebegeleiding en informatievoorziening. Over het studentendecanaat hebben veel studenten geen mening. Studenten waren matig tevreden of hadden geen mening over het SVS (Studie Volg Systeem), hetgeen nu verbeterd is. • De student zal gedurende de duale opleiding verplichte gesprekken hebben met de bedrijfscoach. Deze coach zal op de hoogte worden gebracht van de te oefenen competenties en hiervoor worden geschoold. Met het bedrijf zal worden vastgelegd in een contract dat de studenten de mogelijkheid wordt geboden om in de praktijk aan de competenties te werken. • Er zal voor de bedrijfscoaches scholing beschikbaar worden gesteld. Wanneer ze de competenties reeds bezitten, zullen zij de scholing niet hoeven volgen. Voor de start van het studiejaar zal een gesprek plaatsvinden met alle bedrijfscoaches, waar het programma en de verwachtingen worden doorgesproken. • De studenten gaan een POP bijhouden, waarmee zij zullen beginnen tijdens de intake assessment (Portfolio ten behoeve van de toelatingsprocedure). De resultaten hiervan zullen in de eerste module worden gepresenteerd aan het bedrijf en aan de opleiding. De docent zal 3 a 4 keer per jaar een bezoek brengen aan de werkplek, waar een driegesprek plaatsvindt over het POP en aandacht zal worden besteed aan de competenties die nog onvoldoende worden beheerst.
Onderwerp 5
Facet 5.1
INTERNE KWALITEITSZORG
Evaluatie resultaten
Goed
Criteria: De opleiding wordt periodiek geëvalueerd, mede aan de hand van toetsbare streefdoelen.
© NQA - visitatie Christelijke Hogeschool Nederland, opleiding Leisure Management, hbo-bachelor
33
Het oordeel is gebaseerd op de volgende argumenten: • De CHN hanteert het EFQM model als basismodel voor integrale kwaliteitszorg; een EFQM audit wordt om de drie jaar uitgevoerd. De EFQM-diagnose wordt gebruikt bij de actualisatie van het beleids- en activiteitenplan IKZ. In het kader van kwaliteitszorg worden alle beleidsplannen op alle deelgebieden uitgewerkt in activiteitenplannen. Per activiteiten worden doelstellingen en meetbare prestatie-indicatoren geformuleerd. Het panel heeft het laatste Activiteitenplan IKZ/EFQM voor het Instituut V&A (betreffende 2002-2005) ingezien en constateert dat de negen EFQM deelgebieden volledig zijn beschreven. • Er wordt verder gewerkt met trimesterrapportages per opleiding (gebundeld naar instituut). Deze vormen de basis voor de gesprekken tussen instituutsdirecteur en een lid van het CvB. Deze trimesterrapportages bevatten standaard: rapportages kengetallen, tevredenheidspercentages van modulen en activiteitenplannen. Het panel heeft er in totaal vier (drie over 2004 en een van 2005) bekeken. • Er wordt regelmatig, over de volle breedte van het accreditatiekader, geëvalueerd. In Bijlage 3 bij het zelfevaluatierapport staan alle onderzoeken vermeld, voorzien van frequentie en verantwoordelijken. Het panel heeft de evaluaties aangetroffen. Er is doorgaans sprake van duidelijke rapportages. De rapportages naar aanleiding van de verschillende onderzoeken gaan in alle gevallen naar de opleidingsmanager en naar de opleidingscommissie. • Bij alle evaluaties en tevredenheidenquêtes geldt een streefcijfer van 65% tevredenheid of positieve oordelen. Het panel heeft vastgesteld dat bij het STO en bij verslagen van moduulevaluaties op basis van deze norm wordt geanalyseerd en verbeterplannen worden geformuleerd. Voor de verschillende onderzoeken gebeurt dit niet in de vorm van een samenhangend kwaliteitszorgverslag. • Voor de campussites in Zuid-Afrika en Qatar is en een Quality Assurance Program ontwikkeld. De sites worden bezocht door het ISM en er worden evaluaties afgenomen.
Facet 5.2
Maatregelen tot verbetering
Voldoende
Criteria: De uitkomsten van deze evaluaties vormen de basis voor aantoonbare verbetermaatregelen die bijdragen aan de realisatie van de streefdoelen. De oordelen in aanvulling op 5.1 gebaseerd op de volgende argumenten: • Diverse bronnen kunnen de directe aanleiding vormen voor een eventuele revisie van een module, zoals aanbevelingen in evaluatieverslagen (module-evaluaties) en adviezen van een kwaliteits- of toetscommissie. Directe verantwoordelijken beoordelen in samenwerking met de opleidingsmanager of de aanbevelingen passen of inpasbaar kunnen worden gemaakt. Bij omvangrijke revisiewerkzaamheden wordt een revisievoorstel opgesteld om een nieuwe inschatting van de omvang van de module te maken (studieduur). Bij het evalueren is altijd een onderwijskundige betrokken om de betrouwbaarheid en validiteit van de onderzoeken te waarborgen. Het panel heeft kennis
34
© NQA - visitatie Christelijke Hogeschool Nederland, opleiding Leisure Management, hbo-bachelor
genomen van notulen van de kwaliteits- en toetscommissie en van diverse revisievoorstellen en constateert dat deze verbetersystematiek al voor een deel aantoonbaar is, zij het dat de systematiek nog meer uitgewerkt moet worden vastgelegd. • Het panel constateert op basis van notities en gesprekken dat er verschillende voorbeelden zijn van verbetermaatregelen die zijn uitgevoerd naar aanleiding van evaluatieresultaten. Zo is er op basis van onderzoek bijvoorbeeld meer aandacht in het curriculum gekomen voor bedrijfseconomie en schrijfvaardigheid en is men doende de eindkwalificaties/ competenties te actualiseren. Ook de planmatige aanpak van het nieuwe curriculum sluit aan bij diverse kwaliteitszorgonderzoeken (Project Periodisering, PRIO).
Facet 5.3
Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld
Voldoende
Criteria: Bij de interne kwaliteitszorg zijn medewerkers, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld van de opleiding actief betrokken. Het oordeel is gebaseerd op de volgende argumenten: • Het panel constateert dat de opleiding medewerkers, studenten, alumni en het beroepenveld via verschillende evaluatieactiviteiten inschakelt bij de beoordeling van het onderwijs, de diensten en de organisatie. • De kwaliteitszorg wordt met medewerkers besproken in het teamoverleg (opleidingsoverleg). Studenten en medewerkers worden betrokken bij de kwaliteitszorg via de instituutsraad en de opleidingscommissie. Studenten hebben ook inspraak via de studentenraad. Van genoemde overlegorganen heeft het panelreglementen en/of notulen ingezien. Op basis van gesprekken met medewerker en studenten is de positieve betrokkenheid bij de kwaliteitszorg geverifieerd. • De resultaten van de verschillende onderzoeken zijn altijd vrij beschikbaar en worden meestal via BELLO ter kennisgeving aan de docenten verspreid. • De mening van de studenten over de terugkoppeling is minder positief. In het STO, mei 2004 oordeelt 71,9 % oordeelt matig tot voldoende op dit punt. • Het afnemende beroepenveld is in de vorm van de Raad van Advies structureel en op een positieve wijze betrokken. Er is een reglement. Het panel heeft de notulen van zes vergaderingen in de afgelopen twee jaar bekeken. • Drie maal per jaar wordt een alumnimagazine verspreid. Hiervoor worden artikelen geschreven op basis van interviews met alumni. Daarnaast fungeren alumni als stagebegeleider bij de opleiding en/ of als gastdocent.
© NQA - visitatie Christelijke Hogeschool Nederland, opleiding Leisure Management, hbo-bachelor
35
Onderwerp 6
Facet 6.1
RESULTATEN
Gerealiseerd niveau
Voldoende
Criteria: De gerealiseerde eindkwalificaties zijn in overeenstemming met de nagestreefde eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. Het oordeel is gebaseerd op de volgende argumenten: • De eindtermen of competenties bij de beoordeling van de afstudeeropdracht geven een indicatie van het niveau dat een afgestudeerde LM als beginnend beroepsbeoefenaar moet hebben behaald. Zij staan beschreven in de stagenota’s (vergelijk facet 2.8). • Het panel vindt het hbo-niveau en de beroepsgerichtheid van de afstudeerwerkstukken voldoende. De onderbouwing vanuit bronnen is goed. Het panel heeft 12 werkstukken bestudeerd, met verschillende beoordelingen en verschillende onderwerpen inclusief de ingevulde beoordelingsformulieren. Hoewel de scripties sterk vanuit bedrijfskunde- en marketingdisciplines zijn opgesteld, is het panel over de totale inhoud en diepgang positief. • In HBO-Monitor (2003, n=69) vindt 67% van de afgestudeerden de aansluiting met de opleiding voldoende tot goed (vergelijk facet 1.3). Wel willen afgestudeerden meer aandacht voor vreemde talen, toepasbaarheid van kennis en projectmatig werken. In het Niveau-onderzoek van NQA (april 2005, n=33) komt naar voren dat in zijn totaliteit het beoogde niveau in voldoende mate wordt gehaald. Met name de competenties gericht op leervaardigheden en communicatie worden goed gerealiseerd. Voor oordeelsvorming en toepassing van kennis en inzicht worden zij grotendeels, maar niet altijd, gerealiseerd en voor kennis en inzicht zijn er specifieke leemtes. Het gaat hierbij om conceptuele inzichten, e-commerce, juridische kennis, financiële kennis en bepaalde onderzoekskwalificaties. • In het gesprek met het panel geven afgestudeerden aan dat de opleiding te veel gericht is op non profit en te weinig op sales en zakelijke communicatie. De opleiding geeft in een reactie aan dat er voldoende aandacht is voor sales en zakelijke communicatie. Afgestudeerden zijn evenwel zeer te spreken over de zelfstandigheid die zij tijdens hun studie hebben bereikt. • In het gesprek met het panel geven vertegenwoordigers van het werkveld aan dat zij tevreden zijn over de kwaliteit van de afgestudeerden. Zij geven aan dat de opleiding flexibele, zelfstandige studenten opleidt, met een goede taalvaardigheid. Zij voegen hieraan toe dat er echter meer aandacht mag komen voor doelgroepgericht schrijven. • De eisen van de stageplaats worden getoetst op hbo-niveau door de stagebegeleider. Studenten leveren naar aanleiding van hun afstudeeropdracht een conceptversie van hun scriptie in. Hierop ontvangen zij feedback. Na de eindversie van de scriptie volgt een eindgesprek bij het bedrijf met een docent en een vertegenwoordiger van het bedrijf. Dit bestaat onder andere uit een presentatie waarin de student stellingen moet verdedigen. Het werkveld geeft de suggestie de verdediging van de afstudeeropdracht breder te
36
© NQA - visitatie Christelijke Hogeschool Nederland, opleiding Leisure Management, hbo-bachelor
maken. De docenten geven aan dat een derde beoordelaar wordt overwogen (nieuw protocol). Het panel ondersteunt deze overweging. • Gedurende de duale opleiding zal de student bij zijn werkgever op een steeds hoger niveau moeten functioneren. De opleiding onderkent echter het gevaar dat schuilt in het te lang operationeel blijven van het werk. Daarom wordt het werkniveau door de betrokkenen vastgelegd in de Onderwijs-Arbeidsovereenkomst. Op deze wijze wordt ook het hbo-niveau gewaarborgd.
Facet 6.2
Onderwijsrendement
Voldoende
Criteria: Voor het onderwijsrendement zijn streefcijfers geformuleerd in vergelijking met relevante andere opleidingen. Het onderwijsrendement voldoet aan deze streefcijfers. Het oordeel is gebaseerd op de volgende argumenten: • Binnen de opleidingen van de CHN worden de onderwijsrendementen elk trimester geanalyseerd en gerapporteerd in het kader van hogeschoolbrede trimesterrapportages. Deze rapportages worden op opleidings-, instituuts- en hogeschoolniveau besproken. De jaarlijkse cohortanalyses van het Instituut V&A bevatten voorstellen voor veranderingen in de registratie van de studieresultaten en de rapportage van de kengetallen in het Management Informatie Systeem. • De kengetallen die de opleiding van belang acht voor het monitoren van het onderwijsrendement zijn onder andere de gemiddelde studieduur voor het behalen van de propedeuse, de propedeuserendementen, de afgestudeerden per cohort, de studieduur van afgestudeerden en de uitval. • De opleiding LM streeft naar een propedeuserendement van 70% na twee jaar. Het propedeuserendement na twee jaar is altijd lager dan 70% (2002: 51,8%, 2001: 43,8%, 2000: 59,8%). Bij de propedeuserendementen wordt ook gelet op de vooropleiding. Hieruit blijkt dat vwo-instromers een hoger rendement behalen. • De opleiding streeft naar een opleidingsrendement na 4 jaar van 50% en na 5 jaar van 100%. Deze streefcijfers worden niet behaald, het rendement na vier jaar ligt rond de 40% en na vijf jaar rond de 54%. Het opleidingsrendement wordt berekend van studenten die instromen in de hoofdfase, de gerealiseerde cijfers zijn echter berekend over de instroom in de propedeuse. Ook is niet gespecificeerd tussen de verkorte MTRO-instroom en de andere instromers. • Voor de gemiddelde inschrijvingsduur van afgestudeerden hanteert de opleiding het streefcijfer van maximaal 4,5 jaar. De gemiddelde inschrijvingsduur ligt net boven de vier jaar en daarmee wordt aan het streefcijfer voldaan. • De opleiding streeft ernaar dat maximaal 30% van de instroom na twee jaar de opleiding verlaat zonder diploma. Het percentage studiestakers ligt steeds boven dit streefcijfer (Cohort 2001: 38,5 %, en cohort 2002 36,1%). Voor de gemiddelde inschrijvingsduur van
© NQA - visitatie Christelijke Hogeschool Nederland, opleiding Leisure Management, hbo-bachelor
37
studiestakers wordt gestreefd naar maximaal 1,35 jaar. De inschrijvingsduur ligt in de praktijk tussen 1,2 en 1,7 jaar. • Voor de rendementen die niet worden gehaald, men name ten aanzien van het hoge percentage studiestakers en de lange inschrijvingsduur van studiestakers, heeft de opleiding oorzaken geanalyseerd (het betreft relatief veel mbo-studenten) en verbetermaatregelen in gang gezet. Dit blijft echter een aandachtspunt. • In het zelfevaluatierapport heeft de opleiding haar streefcijfers ten aanzien van gemiddelde verblijfsduur, door- en uitstroom met de twee andere opleidingen te Breda en Diemen, vergeleken. De streefcijfers zijn vergelijkbaar (de CHN is iets kritischer op de gewenste maximale uitval na twee jaar en de andere hogescholen geven een iets kortere gewenste verblijfsduur voor afgestudeerden). • Voor een overzicht van de kengetallen en een vergelijking met het landelijke gemiddelde zie bijlage 4. De kengetallen wijken niet substantieel af.
38
© NQA - visitatie Christelijke Hogeschool Nederland, opleiding Leisure Management, hbo-bachelor
Deel C: Bijlagen
© NQA - visitatie Christelijke Hogeschool Nederland, opleiding Leisure Management, hbo-bachelor
39
Bijlage 1:
40
Onafhankelijkheidsverklaring panelleden
© NQA - visitatie Christelijke Hogeschool Nederland, opleiding Leisure Management, hbo-bachelor
Bijlage 2:
Deskundigheden panelleden
Relevante werkvelddeskundigheid
X
X
Vakdeskundigheid: Vertrouwd met meest recente ontwikkelingen Vakdeskundigheid: Vertrouwd met lesgeven en beoordeling en toetsing minstens op niveau/oriëntatie te beoordelen opleiding Onderwijsdeskundigheid
X
X
NQA auditor/panellid Mevrouw drs. L. Ravestein
X
X
X
Studentgebonden deskundigheid
Visitatie- of auditdeskundigheid
Studentlid: de heer M.D. Hoffer
Domeinn: de heer prof. dr. P.M.J. de Groote
Voorzitter: de heer drs. J. Heemskerk
Deskundigheid
X
X
X
X
NB: Alle panelleden hebben de onafhankelijkheidsverklaring ondertekend. Nadere informatie over de achtergronden van de panelleden:
Panellid de heer J.A.R. Heemskerk De heer Heemskerk is ingezet vanwege zijn ervaring als voorzitter. Tevens is hij ingezet vanwege zijn relevante werkvelddeskundigheid op het gebied van jeugd, welzijn en onderwijs. Bovendien heeft de heer Heemskerk ervaring in het onderwijs op het gebied van sport- en bewegingseducatie en toerisme. De heer Heemskerk heeft deelgenomen aan de NQA-auditortraining hoger onderwijs en heeft vanuit eerdere visitaties kennis van de accreditatiesystematiek. Hij heeft vanuit opleiding en werkervaring ruime kennis van het (hoger) onderwijs en onderwijsprocessen. Opleiding: 1965: HBS-A, diploma Kweekschool van het Haagsch Genootschap, ruim een jaar 1974: Doctoraalexamen sociologie te Leiden
© NQA - visitatie Christelijke Hogeschool Nederland, opleiding Leisure Management, hbo-bachelor
41
Werkervaring: 1971 – 1974 docent maatschappijleer voortgezet onderwijs en vervolgens studentassistent vakgroep macro sociologie Universiteit Leiden 1974 – 1986 stafdocent sociologie studierichting cultureel werk Sociale Academie Rotterdam, inclusief diverse managementfuncties 1978 – 1994 gemeenteraadslid Den Haag met de beleidsterreinen onderwijs, maatschappelijk welzijn, volksgezondheid, jeugd, sport en recreatie en sociaaleconomische zaken en werkgelegenheid 1986 – 1990 wethouder onderwijs, migrantenbeleid en wijkwelzijn Den Haag 1990 – 1996 voorzitter van de Raad voor het Jeugbeleid, adviesorgaan van de regering 1992 – 1996 lid procesmanagement ‘Weer Samen Naar School’( integratie speciaal- en basisonderwijs) onderwijsvernieuwingsproject, ministerie van OCenW 1995 – 1998 portefeuillehouder internationale zaken betreffende Turkije voor het ministerie van OCenW 1997 – 2001 zelfstandig bestuursadviseur m.b.t. sociaal beleid, jeugdbeleid en onderwijs (zie onderdeel E) 2000 – 2003 directeur opleidingen Hogeschool Rotterdam 2003 – heden zelfstandig bestuursadviseur m.b.t. sociaal beleid, jeugdbeleid en onderwijs Als zelfstandig bestuursadviseur heeft de heer Heemskerk o.a.diverse voorzitterschappen vervuld, zoals van de de landelijke projectgroep intercultureel onderwijs van OcenW, de stuurgroep regiovisie van de provincie Zuid Holland en van de beleidscommisie van de Commissie Jeugdonderzoek VWS. Hij was lid vam de regiegroep lokaal sociaal beleid VWS, zat in de begeleidingscommissie evaluatie subsidieregeling landelijke jeugdorganisaties Nederlandse Jeugdgroep en VWS. Van 2001-2002 was de heer Heemskerk voorzitter van de adviescommissie Tieneropvang, ingesteld door de staatssecretaris van VWS. Daarnaast heeft hij veel bestuurlijke ervaring opgedaan van 1978 tot heden in het opbouwwerk, de sport, adviesraden migranten, cultuur, jeugd ( jeugdzorg en jeugdcriminaliteit). Momenteel is hij voorzitter van de adviesraad voor sport van de gemeente Den Haag, lid van de ledenraad ADO Den Haag en bestuurslid Nationaal Jeugdfonds (Jantje Beton).
Panellid de heer prof. dr. P.M.J de Groote De heer De Groote is ingezet vanwege zijn grote werkvelddeskundigheid en onderwijsdeskundigheid. Zijn internationale expertise blijkt uit zijn status van gastprofessor aan verschillende Europese Universiteiten en de La Trobe University in Melbourne, Australië. Opleiding: 1975-1979 1978-1979 1979-1986
Licentiaat (drs) aardrijkskunde (geografie), KULeuven Geaggregeerde aardrijkskunde (geografie), KULeuven Doctor in de Wetenschappen (aardrijkskunde/geografie), KULeuven
Werkervaring: 1979-1986 1983-1986 1986-1987 1987 1986-1996 1986-1987
Asssistent aan de KULeuven (Faculteit Wetenschappen) Docent aan het Coloma-Instituut Mechelen (toerisme HBO) Institut Tunon, Bruxelles (tourisme) NHTV Breda (Dienstencentrum) Docent Hoge Hotelschool Maastricht Adviseur Toerisme van de Vlaamse Gemeenschapsminister van Cultuur (Brussel)
42
© NQA - visitatie Christelijke Hogeschool Nederland, opleiding Leisure Management, hbo-bachelor
1987-1991 1991-heden
2000-2001 2001-2004 2004-heden 1986 1998 2000 2001-heden 2002-heden
Assistent, vervolgens werkleider en docent aan de Economische Hogeschool Limburg (Diepenbeek)(Faculteit Toegepaste Economische Wetenschappen) Docent, vervolgens hoofddocent en hoogleraar (sinds 1/1/2001) aan het Limburgs Universitair Centrum (LUC)(Diepenbeek)(Faculteit Toegepaste Economische Wetenschappen) Gastdocent toerisme aan het VLEKHO (Brussel) Hoogleraar bij de Masters in Toerisme aan het UAMS (Universiteit Antwerpen) Gastdocent bij Masters in Toerisme aan de KULeuven Gastprofessor aan de University of Birmingham Gastprofessor aan de La Trobe University in Melbourne (Australië) Gastprofessor aan de Veszprém universiteit (Hongarije) Gastprofessor aan de Montesquieu Université in Bordeaux Gastprofessor aan de Université d’Angers.
Panellid de heer M.D. Hoffer De heer Hoffer is ingezet als student-panellid. Hij studeert Commerciële Economie met als specialisatie Sport en Entertainment Marketing aan de Faculteit Economie&Management HvU en is lid van de Opleidingscommissie. Hij heeft Vrijetijdsmanagement gestudeerd, tevens heeft hij werkervaring in de Sport- en evenementenmarketing. Opleiding: 1999 – 2001 2001 – heden
ALO Commerciële Economie, Sport & Entertainment Marketing
Werkervaring: 2004 – 2005 Trefpunt Sports & Leisure Marketing 2003 Marketing&Communicatie bij FEM aan de HvU, stage
Mevrouw drs. L. Ravestein (NQA-auditor). Mevrouw Ravestein beschikt zowel door opleiding als door werkervaring over brede onderwijskundige deskundigheid en deskundigheid van kwaliteitssystemen binnen het Hoger Beroeps Onderwijs. Haar auditvaardigheden zijn gebaseerd op het organiseren en het uitvoeren van (uiteenlopende) visitaties in het oude visitatiesysteem (vanuit de HBO-raad) en in het accreditatiesysteem (vanuit NQA). Domeindeskundigheid bestaat op met name sociaal agogische werkvelden, door opleiding en nevenwerkzaamheden. Opleiding: Atheneum (B), 1978 Doctoraal Sociale Pedagogiek, kopstudie Sociologie (Maatschappijleeropleiding), participerend onderzoek Jeugd- en Zedenpolitie (Gemeente Utrecht),1985 Projectmanagement (T&G), 1992 Leergang Onderwijs (T&G),1994 Individuele consultancy (leertraject), Onderwijskundig Centrum, UT, 1998 Lead auditoropleiding Quality Assurance ISO 9001 bij Lloyds, 2004
© NQA - visitatie Christelijke Hogeschool Nederland, opleiding Leisure Management, hbo-bachelor
43
Werkervaring: Docent Maatschappijleer, MEAO, Catharijne College, Utrecht 1987-1988 Docent Organisatiekunde, HEAO-Arnhem, 1988-1993 Staffunctionaris Bureau Kwaliteitszorg en Onderwijsontwikkeling, HEAO-Arnhem, 1990-1998 Adviseur kwaliteitszorg en opleidingskunde bij TRIAM-kennismanagement B.V., 1998-2000 Advieswerkzaamheden Hogeschool de Horst (freelance), 2000 Beleidsmedewerker kwaliteitszorg HBO-raad, Vereniging van Hogescholen, 2001-2003 Auditor Netherlands Quality Agency, 2004-heden Overige werkzaamheden: (Beleids-)ondersteuning bij Stichting Argus, Stichting Begeleide Huisvesting en scholing FNV (19861989) Deelname aan het TEMPUS-project vanuit HEAO-Arnhem (internationale uitwisseling van kwaliteitszorgsystemen)
Mevrouw drs. M.J.J. van Beers Ingezet als NQA-auditor. Zij heeft ervaring als NQA-auditor en als student-panellid bij meerdere visitaties. Heeft deelgenomen aan de NQA-auditortraining hoger onderwijs. Opleiding: 1997-1998 1998-2004
Bio-farmaceutische wetenschappen, Rijksuniversiteit Leiden Psychologie, Universiteit Utrecht
Werkervaring: 2004 Gezondheidspsycholoog bij Emotional Brain, Almere 2005Auditor NQA Overige werkzaamheden: 1998-2004 Actief in studenteninspraak, onder andere faculteitsraad en helpdesk medezeggenschap. Lid Advies Commissie Kwaliteit Onderwijs, UU. 2000-2001 Bestuurslid Stichting Onderwijs Evaluatie Rapport.
44
© NQA - visitatie Christelijke Hogeschool Nederland, opleiding Leisure Management, hbo-bachelor
Bijlage 3:
Bezoekprogramma
Programma visitatie Leisure Management op 22 en 23 juni 2005 Woensdag 22 juni Gesprek Tijd 11:00
Gespreksgroep/activiteit Aankomst panel in de lobby van Hotel Wyswert. Ontvangst door Wietse Schuitema, en Henk Jan Greven.
1
11:10
Overleg secretaris met Management LM in 0.04
11.10 – 12.30 12.30 – 17.00
Voorbereidingen overige panelleden in 0.11
17.00 – 18.00
Gesprek met opleidingsmanagement van de opleiding (Wietse Schuitema, Henk Jan Greven)
18.00 – 18.15 18.15 – 19.00
Pauze
19.15
Het panel dineert in het restaurant van Hotel Wyswert
2
3
4
Lunch, panelvergadering en bestudering van het ter beschikking gestelde materiaal
Gesprek met afgestudeerden van de opleiding (Marije Punt, Abeltje de Lang, Leentje Toering, Geeke van de Sluis, Gert Jan Dol, Annemarie Stallinga, Lia Duursema)
© NQA - visitatie Christelijke Hogeschool Nederland, opleiding Leisure Management, hbo-bachelor
45
Donderdag 23 juni Gesprek Tijd 8.30 - 9.30
Gespreksgroep/activiteit Vergadering panel
5 en 6
Studenten propedeuse en hoofdfase (Gezinus Winters, Irena van den Berg, Erwin Perdok, Albert Vogelaar, Wilja Wiersema, Jaep Reitsma, Guus van den Ham, Carla Boersma)
7 en 9
9.30 – 10.30
10.30 – 10.45 Pauze 10.45 – 12.00 Docenten over het onderwijs: curriculum, werkvormen, toetsen, stages, afstuderen en over de organisatiestructuur en het personeelsbeleid (Robert Blink, Danny Beetsma, Anne Klaas Schilder, Pietrick Wiersma, Johan Kasper, Peter Nonhof, Co de Wilt, Martin Groters) 12.00 – 12.15 Pauze
8
12.15-13.00
Adviseurs vanuit het werkveld en externe stage(werk)begeleiders (Joan Boelens, Jacqueline Nipperus, Peter Schaapman, Renate Ouweneel, Jan Stedehouder, Feije Jaski, Joop Janssen)
13.00 – 13.45 Werklunch 11
13.45 – 14.30 College van Bestuur (Bert Vroon, Robert Veenstra) 14.30 – 15.00 Rondleiding door het gebouw
10
15.00 – 16.30 Panelvergadering; graag de mogelijkheid voor het panel om contact op te nemen met docenten voor mogelijke verdere vragen over het onderwijs of de organisatie
12 en 13 16.30 -
46
Terugkoppeling aan het opleidingsmanagement (Wietse Schuitema, Henk Jan Greven)
© NQA - visitatie Christelijke Hogeschool Nederland, opleiding Leisure Management, hbo-bachelor
Aanvullend bezoek donderdag 1 december 2005
Tijdstip 11:00
Onderdeel Aankomst
Betrokkenen Panel
11:15
Gesprek met management
Wietse Schuitema Henk Jan Greven Danny Beetsma
12:30
Lunch in 3.08
Panel
13:15
Gesprek met betrokkenen bij pilot Duaal Vrijetijdsmanagement
Roel de Vries (docent) Harm Booij (docent) Roelof Haar (student)
14:00
Martin Struik (docent/coach) Gerlof van der Heide (docent/coach) Bouke van Broekhoven (deelnemer)
14:45
Gesprek met Small Business en Retail Management over didactische uitgangspunten en werkvormen duale variant Tussentijds overleg
15:15
Afsluiting
Panel Wietse Schuitema Henk Jan Greven Danny Beetsma
© NQA - visitatie Christelijke Hogeschool Nederland, opleiding Leisure Management, hbo-bachelor
47
48
© NQA - visitatie Christelijke Hogeschool Nederland, opleiding Leisure Management, hbo-bachelor
Bijlage 4:
Kengetallen
In deze bijlage zijn de kengetallen van de opleiding Leisure Management weergegeven. Deze cijfers worden vergeleken met het landelijke gemiddelde.
Tabel 1: Gegevens Opleiding LM CHN en het landelijk gemiddelde (LG) (voltijd). 1995 1996 1997 1998 1999 Percentage diploma behaald na 5 jaar Opl. 60,4% 52,3% 50,0% 51,0% 49,2% 57,7% 54,4% 47,2% 58,0% 43,5% (van instroomcohort) LG Percentage diploma behaald na 8 jaar Opl. 62,6% 59,8% 60,8% 60,7% (van instroomcohort) LG Bron: website HBO-raad.
Tabel 2: Gegevens Opleiding LM CHN en het landelijk gemiddelde (LG) (voltijd). 1999 2000 2001 2002 Gemiddelde studieduur van 50,9 49,6 52,1 56,3 Opl. gediplomeerden uitstroomcohort jaar X 45,4 45,3 48,7 51,8 LG (in maanden) Gemiddelde studieduur studiestakers in 19,4 30,3 13,5 20,3 Opl. maanden van het uitstroomcohort in jaar X LG. 14,0 17,8 13,6 14,1 (in maanden)
2003 51,1 49,9 19,0 15,3
Bron: website HBO-raad.
Tabel 3: Gegevens Opleiding LM CHN en het landelijk gemiddelde (LG) (voltijd). 1999 2000 2001 2002 2003 Percentage uitval na 1 jaar Opl. 29,8% 25,8% 36,8% 29,3% 33,9% 36,5% 30,7% 37,9% 32,5% 33,5% LG Percentage uitval na 3 jaar Opl. 33,5% 31,1% 43,6% 45,5% 39,3% 46,3% LG Bron: website HBO-raad.
Tabel 4: Gegevens Opleiding LM CHN en totaal landelijk (TL) (voltijd). 1999 2000 2001 2002 2003 Aantal inschrijvingen 846 842 776 777 Opl. 2963 3400 3683 3952 TL Instroom 239 256 182 197 Opl. 1148 1218 1247 1252 TL Aantal behaalde diploma’s Opl. 144 162 131 134 180 317 333 430 509 623 TL
2004 670 4097 166 1234
Bron: website HBO-raad. Instroomstreefcijfer is 165
© NQA - visitatie Christelijke Hogeschool Nederland, opleiding Leisure Management, hbo-bachelor
49
50
© NQA - visitatie Christelijke Hogeschool Nederland, opleiding Leisure Management, hbo-bachelor
Bijlage 5:
Overzichtslijst van door de opleiding ter inzage gelegd materiaal
In de visitatiekast van Leisure Management 1 2 3 4 5 6 7a 7b 8 9 10 11 12 13 14
Code:
Algemeen (1a CHN, 1b V&A, 1c OEC) LM specifiek Visitatie - Accreditatie Externe informatie (4c VO-HBO) Zelfmanagement Afstudeerscripties Moduulopdrachten 1e jaar en Opdrachten 2e jaar Opdrachten 3e jaar Moduulboeken Portfolios Stageverslagen Duale Variant Leisure Management Lectoraat, kenniskring en School of Graduate Studies Voorbeelden van boeken die gebruikt worden in de opleiding
1A CHN ALGEMEEN Statuten en reglementen Reglement adviesraden. Vastgesteld in de vergadering van de Raad van Toezicht, 23 oktober 1996. Bestuursreglement Raad van Toezicht en Bestuur. Vastgesteld in gecombineerde vergadering Stichtingsbestuur en CvB 18 december 1998. Geformaliseerd in gecombineerde vergadering Raad van Toezicht en Bestuur, 10 mei 1999. Statuten. Stichtingsbestuur, 1998 Statuten. Stichtingsbestuur, 2002 Idem, maar dan Engelstalig: Articles of Association of the Stichting Christelijk Hoger (Beroeps)Onderwijs in Noord-Nederland. Foundation Board, 18 december 1998. Managementstatuut. CvB, 13 januari 1997 Reglement Medezeggenschap Deelraden. CvB, 29 mei 2000. Reglement Hogeschoolraad. CvB, 29 mei 2000. Reglement voor de opleidingscommissies van de Christelijke Hogeschool Nederland. CvB, juni 2004. College van Beroep voor de Examens, College van Beroep voor het bijzonder onderwijs, reglement van orde. Januari 1999 Studentenstatuut deel 1, 2002-2003 Stukken CHN algemeen Onderzoek en advies inzake roostering d.d. juni ’03. Facilitaire Dienst CHN Bezettingsonderzoek onderwijsruimtes d.d. 12-12-2002 Facilitaire Dienst CHN Jaarverslag CHN 2002 en 2003 en 2004 Kadernota HRM CHN 2002. Personeelsbeleid
1a-1 1a-2
1a-3 1a-3b 1a-4 1a-5 1a-6 1a-7 1a-8
1a-9 1a-10
1a-13 1a-14 1a-15a, b, c 1a-16
© NQA - visitatie Christelijke Hogeschool Nederland, opleiding Leisure Management, hbo-bachelor
51
In de visitatiekast van Leisure Management
Code:
CHN Toetsgids Evaluatie procedure Bindend StudieAdvies – januari 2004 Evaluatie opleidingscommissies CHN augustus 2001 Rapportage evaluatie opleidingscommissies CHN mei 2002 ICT Tevredenheidsonderzoek, december 2002 Facilitaire Dienst CHN ICT klanttevredenheidsmonitor ICT-CHN, april 2003 Facilitaire Dienst CHN
1a-17 1a-18 1a-19 1a-20 1a-21 1a-22 1a-23 1a-24 1a-25 1a-26 1a-27 1a-28 1a-29 1a-31 1a-32 1a-33 1a-34 1a-35 1a-36 1a-37
Ondernemingsplan 2001 – 2005 ‘De CHN: waardenvol ondernemend’ Strategisch profiel CHN 2004 Identiteitsconcept ‘Een sprekende identiteit opnieuw’, januari 2004 Organisatiestructuur CHN 2003 ‘Niet alleen anderen veranderen’ Besluitvormingsdocument competenties CHN, 2004. Personeelsbeleid CHNKrant (ligt los op tafel) Scholings- en Loopbaanbeleid CHN ‘Het ontwikkelen van competenties’ Guide for studying abroad 2004-2005 Nota Loopbaanbeleid CHN (november 2002) Grand Tour Verslagen gebruikerspanel met Facilitaire Dienst Notitie Studententevredenheidsmeting FD, mei 2004 Beroepschriften 2004 van College van Beroep (VTK is Leisure Management) 1B STUKKEN V&A Beleidsplan V&A 2002 – 2005 Keuzekrant sept. 2004 V&A Cohort analyse 2002 en 2004 Beleidsplan IKZ V&A ‘maken meten & verbeteren’ + Activiteitenplan IKZ Beleidsdoelstellingen onderwijs 2002-2005 Activiteitenplan 2002 V&A Marketingcommunicatieplan 2002-2005 V&A Personeelstevredenheidsonderzoek 2003 en 2004 V&A Exit-enquête 2004 EFQM-diagnose LM 2005 V&A Trimesterrapportages V&A Organiseren om te faciliteren, notitie uitwerking strategische doelstelling d.d. januari 2003. Organisatiestructuur. Reglement Kwaliteitscommissie Visie op Onderwijs V&A Toetsing en Beoordeling Notitie Aanvaardbare Toetsuitslagen Onderwijsevaluatieplan (onderzoek Kwaliteitszorgsysteem) Notulen vergaderingen Examencommissie Selectie van agenda’s en notulen van kwaliteitscommissie Selectie van agenda’s en notulen van Toetscommissie Selectie van agenda’s en notulen van de InstituutsRaad
52
1b-1 1b-2 1b-3a en b 1b-4a en b 1b-5 1b-6 1b-7 1b-8a en b 1b-10 1b-12 1b-13 1b-14 1b-15 1b-16 1b-17 1b-18 1b-19 1b-20 1b-21 1b-22 1b-23 1b-24
© NQA - visitatie Christelijke Hogeschool Nederland, opleiding Leisure Management, hbo-bachelor
In de visitatiekast van Leisure Management
Code:
Format moduulblauwdruk Agenda’s en notulen van Instituuts Management Overleg (IMO)
1b-25 1b-26
1C STUKKEN ONDERWIJS EXPERTISE CENTRUM CHN CHN Onderwijsconcept ‘Kleur Bekennen’ april 2004 De CHN in 2002: innoverend en inspirerend ‘Een onderwijsconcept in wording’ “Leren in bedrijf’, Visiedocument leerbedrijven CHN OEC: Missie en doelen, versie september 2003 Notitie Periodisering Aafke van der Wal d.d. 3 april 2003 Rapportage Studeerbaarheidsproject d.d. aug 2002 Language Center Major/Minor ‘Eerste plaatsbepaling’ Onderzoek naar functioneren tutoren CHN Reader studiedag ‘toetsing van competenties’ 2005 Pakket met informatie over Examencommissies en het Reglement CHN Ambitie Scan: informatie over nieuwe impuls Kwaliteitszorgsysteem 2A STUKKEN OPLEIDING LM Studiegidsen 2001/2002, 2002/2003, 2003/2004, 2004/2005 HBO Monitor 2000 t/m 2003 Projectplan Voortgangstoetsing 2002 Stage-enquête 2000, 2001, 2002, 2003 Studenttevredenheidsonderzoek 2003 en 2004 EFQM audit 2005 (staat onder 1b-12) stagenota LM 2004-2005 en 2005-2006 infopakket stage voorbereiding 2005/2006 tevredenheidsonderzoek stagehouders Course document (2002 en 2004) C.V.’s docenten LM Moduulevaluaties LM (4 voorbeelden) Instroomenquête LM 2003 Literatuurlijst opleiding LM in StudieLandSchap Voorbeelden van moduultoetsen 2 voorbeelden van Uitdraai SVS (SVS is beschikbaar via Computer) Up-date van gegevens uit het MIS Evaluatie Leisure Projects 2003/2004 Onderzoek naar niveau studenten/alumni Leisure Management Competentiematrix – inhoud curriculum Boekenlijst voor studenten om aan te schaffen Evaluatie Onderwijsvernieuwing Leisure Management 2001 Pakketje met voorlichtingsmaterialen die gebruikt worden Agenda’s van teamoverleg Leisure Management Voorbeelden van Toetsmatrijzen Agenda’s en notulen Opleidingscommissie LM
1c-1 1c-2 1c-3 1c-4 1c-5 1c-6 1c-7 1c-8 1c-9 1c-10 1c-11 1c-12 1c-13
2a-1a, b, c en d 2a-2 2a-3 2a-4 2a-5a en b 2a-7a en b 2a-8 2a-9 2a-10a en b 2a-11 2a-12a, b, c en d 2a-13a 2a-14 2a-15 2a-16 2a-17 2a-18 2a-19 2a-20 2a-21 2a-22 2a-23 2a-24 2a-25 2a-26
© NQA - visitatie Christelijke Hogeschool Nederland, opleiding Leisure Management, hbo-bachelor
53
In de visitatiekast van Leisure Management
Code:
Voorbeeld moduulblauwdruk Agenda’s en notulen Raad van Advies LM / TM
2a-27 2a-28
3 VISITATIE – ACCREDITATIE Het Bestek voorbereiding Visitatie LM versie 1.0 Handreiking voor visitatie & accreditatie CHN Richtlijnen, protocol Zelfevaluatierapport LM oktober 1999 En Route Deux en reactie
3a-1 3a-2 3a-3 3a-4 3a-5a en b
4A EXTERNE INFORMATIE Elsevier Keuzegids Competentieprofiel Vrijetijdsmanager (2004) Verantwoording Competentieprofiel Vrijetijdsmanager Moust e.a. (1997). Probleemgestuurd leren Beroeps en Opleidingsprofiel Vrijetijdsmanagement (april 2000) Internationale vergelijking opleidingenaanbod HEO Onderzoek Cap Gemini naar (internationale) Kernkwaliteiten van professionals
4a-1 4a-2 4a-3 4a-4 4a-5 4a-6 4a-7 4a-8
4C AANSLUITING VO-HBO Nieuwsbrief no. 20 Aansluiting VO-HBO maart 2002 Stukken werkgroep aansluiting MBO-HBO 21 maart 2002 Inventarisatie aansluiting binnen CHN Stuk Anja Buma d.d. 11-april 2003 Aansluiting MBO-HBO Resultaten Propedeuse VO-HBO versie 2002 en versie 2003-2004 LICA blad, Landelijk informatie centrum aansluiting VO-HBO, januari 2002 Acclimatiseren i het HBO, Monitor van havisten in het 1e jaar HBO, Dec. 2002 Kerncijfers 1998-2002, Ministerie van OC &W Aansluitingsmonitor 2003, 2004, 2005
4c-1 4c-2 4c-3 4c-4 4c-5 4c-6 4c-7 4c-8 4c-9
5 ZELFMANAGEMENT Handleidingen zelfmanagement Zelfmanagement overzicht studiecoaches Career Check Up test LIS test Anker test
5a-1 5a-6 5a-7 5a-8 5a-9
6 AFSTUDEERSCRIPTIES/OPDRACHTEN Optimale methode voor congresorganisatie door de Adriaan Metiusstichting (2005) Projectplan Van Gogh 150 (2003) Klanttevredenheid onderzoek Nederlands Congrescentrum (2005) Zakelijk toerisme in Rotterdam en de jongerensector (2003) Kopieën van beoordelingsformulieren van scripties die opgestuurd zijn naar NQA
6a-1 6a-2 6a-3 6a-4 6a-5
54
© NQA - visitatie Christelijke Hogeschool Nederland, opleiding Leisure Management, hbo-bachelor
In de visitatiekast van Leisure Management
Code:
7a MODUULOPDRACHTEN 1E JAAR Vrijetijdsbesteding De Organisatie De Klant Organisatie & Omgeving De Recreatieve Stad Internationaal Toerisme Werkveldoriëntatie (WVO) 1
7a-1a en b 7a-2a 7a-3a en b 7a-4a en b 7a-5a en b 7a-6a en b 7a-7a en b
7b moduulopdrachten 2E JAAR Business of Arts & Culture HRM Resultaten in Leisure Sports & Games Recreatieland Leisure Operations Werkveldoriëntatie (WVO) 2
7b-1 7b-2 7b-3 7b-4 7b-5 7b-6 7b-7
8 OPDRACHTEN 3E JAAR Leisure Projects Strategic Management (voorbeeld van een Case en Airline Project) Werkveldoriëntatie (WVO) 3 Onderzoeken ISM waar studenten aan meegewerkt hebben
8a-1 8a-2 8a-3 8a-4
9 MODUULBOEKEN Vrijetijdsbesteding De Organisatie De Klant Organisatie & Omgeving De Recreatieve Stad Internationaal Toerisme Business of Arts & Culture HRM Resultaten in Leisure Sports & Games Recreatieland Leisure Operations Sportmanagement Sport Marketing Sport Projecten Leisure Projects Strategic Management Frans Duits
9a-1 9a-2 9a-3 9a-4 9a-5 9a-6 9a-7 9a-8 9a-9 9a-10 9a-11 9a-12 9a-13 9a-14 9a-15 9a-16 9a-17 9a-18 9a-19
© NQA - visitatie Christelijke Hogeschool Nederland, opleiding Leisure Management, hbo-bachelor
55
In de visitatiekast van Leisure Management
Code:
Engels (Cambridge) Management Vaardigheden Programma’s BedrijfsAdministratie, BedrijfsEconomie 1, BedrijfsEconomie2 Schrijfopdracht Sollicitatietraining WVO-1, 2 en 3 Kunst & Cultuur Management Beurs & Evenementen Management 1 Beurs & Evenementen Management 2
9a-20 9a-21 9a-22 9a-23 9a-24 9a-25 9a-26 9a-27 9a-28
10 ZELFMANAGEMENTKLAPPERS Gezinus Winters Jaep Reitsma Wilja Wiersema
10-1 10-2 10-3
11 STAGEVERSLAGEN Stageverslag Sportcentrum Kardinge Stageverslag Stichting Welzijn Westerpark Stageverslag Schouwburg en Congrescentrum Orpheus Stageverslag Holland Media House Stageverslag Toeristiek Totaal Stageverslag Diogenes Reizen Stageverslag Sportmarketing Stageverslag Disneyland Resort Paris Stageverslag Safari Beekse Bergen Stageverslag Topsport Noord Nederland Stageverslag Jaarbeurs Utrecht Stageverslag Six Flags Holland
11a-1 11a-2 11a-3 11a-4 11a-5 11a-6 11a-7 11a-8 11a-9 11a-10 11a-11 11a-12
12a DUALE VARIANT LEISURE MANAGEMENT Evaluatie Pilot duale variant met studenten Voltijd Onderzoek wenselijkheid Duale variant EVC-bepaling t.b.v. toelating Duale variant Course Document Leisure Management Duaal Tentamen Reglement Duaal Leisure Management Format moduulblauwdruk Projectbrief ontwikkeling Duale variant LM
12a-1 12a-2 12a-3 12a-4 12a-5 12a-6 12a-7
12b DUALE VARIANT RETAIL MANAGEMENT ‘Duaal leren in Action’ werkdocument Duaal Onderwijs Observatielijst gedragscriteria t.b.v. competentiebeoordeling van studenten Studiegids, inclusief onderwijs Examenregeling Small Business & Retail Management Moduulboeken Retail Duaal Competenties in het curriculum van Small Business & Retail Management Voorbeelden van competentiebeoordelingen studenten Retail
56
12b-1 12b-2 12b-3 12b-4 12b-5 12b-6
© NQA - visitatie Christelijke Hogeschool Nederland, opleiding Leisure Management, hbo-bachelor
In de visitatiekast van Leisure Management
Code:
Scripties studenten Duaal Retail
12b-7
13 LECTORAAT, KENNISKRING EN SCHOOL OF GRADUATE STUDIES Monitoring report 2002-2003 Monitoring report 2003-2004 Programme document January 2003
13-1 13-2 13-3
© NQA - visitatie Christelijke Hogeschool Nederland, opleiding Leisure Management, hbo-bachelor
57