Drie meta-domeinen van NLP, door L. Michael Hall Drie wegen naar het menselijk ervaren Met drie meta-domeinen biedt NLP drie benaderingen naar haar doel. Dit geeft ons backupsystemen om met subjectiviteit te werken telkens wanneer we een obstakel op onze weg tegenkomen.
Het eerste meta-domein NLP begon met de ontdekking van een bijzonder krachtig metamodel– eentje dat Bandler en Grinder (1975 - 1976) in feite precies zo genoemd hebben: Het metamodel van de taal in therapie. Natuurlijk duurde het niet lang voor zij zich realiseerden dat het metamodel dat zij van therapie-magiërs hadden gevormd niet alleen toegepast kon worden op therapie, maar ook op alle vormen van communicatie: zaken, familie, relaties, genius, enz. Met de taalverschillen die Perls en Satir bezigden wanneer zij “gewoon praatten” met mensen, ontdekten de eerste mede-ontwikkelaars van NLP dat zij in het leven van de mensen onvoorstelbare woordmagie konden gebruiken. Om te begrijpen waar zij op gestuit waren, greep Bandler terug naar zijn kennis over transformationele grammatica en algemene semantiek om daarmee iets van de vroege theoretische achtergrond aan te kunnen reiken. Korte tijd daarna kwam Bateson in beeld met de theoretische werken die hij, samen met Watzlawick, Weakland en Fish had opgesteld in Principles of Change. Erickson had de introductie voor dat boek geschreven en zodoende stelde Bateson hem aan Bandler en Grinder voor. Dit leidde tot de formulering van het Miltonmodel. Het metamodel en diens tegengestelde, het Miltonmodel, zette daarna aan tot een hartstochtelijke intensiteit “to model excellence everywhere”. Toen de struktuur van de magie eenmaal tot in details was weergegeven begonnen de neurolinguïsten een spannende ontdekkingsreis in allerlei vormen van magisch ervaren: hypnose, communicatie-expertise, omgaan met het verleden, het uitvinden van een spannende toekomst, enz. Uit al dit verrees de klassieke NLP. Het tweede meta-domein De mythe die ik hoorde over de oorsprong van het tweede metadomein, metaprogramma’s, begon met Leslie Cameron-Bandler. Je kunt dit verhaal terugvinden in Figuring Out People: Design Engineering With Meta-Programs. Toen Leslie klassieke NLP beoefende in de vroege jaren tachtig, begon ze sommige beperkingen van het model te ontdekken en plaatsen waar het model niet bleek te werken. Als gevolg bood haar dit, en aan Richard, “een zeldzame en niet eerder voorgekomen gelegenheid” om hogere niveaus van groepeermechanismen (metaprogramma’s) te gaan identificeren die de goede
werking van NLP-technologieën in de weg bleken te staan. In hun zoektocht begonnen ze met het specificeren van een paar waarnemingsfilters die op een hoger niveau schenen te werken: meta t.o.v. de primaire niveaus van informatieverwerking. En, omdat hogere niveaus sturen, waarbij zij lagere niveaus moduleren, konden deze meta-programma’s als onbewuste groepeermechanismen de ervaringen van het lagere niveau bekrachtigen of ontkrachten. Daarmee begon de zoektocht naar meta-programma’s. Het derde meta-domein Ondanks dat metaniveaus, metadelen en metaposities al eerder in NLP vermeld waren en ondanks dat Woodsmall “metastaten” zelfs genoemd heeft op een lijst in een werkboek van mogelijke metaprogramma’s, duurde het tot 1994 voordat een goed uitgewerkt model van metastaten ontwikkeld werd. Dit ontstond als een ontwikkeling van zowel Korzybski (1933, 1994) betreffende zijn model van niveaus van abstracties in zijn algemene semantiek, en van Bateson 1972, 1979), wat betreffende diens talrijke metaniveauanalyses over leren, schizofrenie (double-bindtheorie), aesthetica, enz. In feite ontstond het metastatenmodel uit een modelleerproject. Bij de voorbereiding voor een workshop bij de NLP Comprehensive-conferentie in Denver, die ging over de strategie van veerkracht, ben ik eerst uitgebreid literatuur gaan onderzoeken en heb daarna een aantal zeer veerkrachtige personen gemodelleerd. Dit leidde me tot de realisatie dat mensen niet alleen een eerste niveau, primaire staat ervaren, maar ook staten-over-staten en staten-op-staten, wat Korzybski noemde “tweede-orde abstracties,” ofwel meta-staten. Drie wegen naar hetzelfde ding Hoe verhouden deze drie meta-domeinen zich ten opzichte van elkaar? Zij spreken, kort gezegd, alle drie over de struktuur van ervaring, gebruikmakend van verschillende lenzen. Met het meta-model (en omgekeerd het Miltonmodel) hebben we een taal-route naar ervaring. Wanneer we gebruikmaken van dit model kunnen we de linguïstische struktuur –die de magische wereld van een persoon creëert– ontdekken en die als het ware ontleden. We horen primair niveau, sensoor gebaseerde taal, die we onmiddelijk kunnen opnemen in een audio-visuele voorstelling. En we kunnen vertellen wanneeer iemand verspringt van logisch niveau en evaluatief gaat praten met gebruikmaking van nietsensoor gebaseerde taal. Dit geeft ons dan een aanwijzing in het ontdekken van iemands meta-kaart van de werkelijkheid, het vormen van betekenis in termen van vooronderstellingen, waarden, besluiten, enz. Het gebruik van de taal-route naar ervaring bied ons verscheidene keuzen. We kunnen de neurolinguïstische realiteir ontkaderen door de semantische constructies uit elkaar te halen. We doen dit met het meta-model. Dit nodigt iemand uit om terug te gaan van de evaluatieve wereld van betekenis, identiteit, regels, waarden etc., en gedrags-equivalenten aan te bieden in zien-horen-voelentaal. Deze reductionistische aard van het meta-model brengt iemand van een hoger logisch niveau naar een lager, geeft hem de mogelijkheid om zijn kaartvorming te testen, verrijkt die kaarten door het kunnen zien van het waar,
wanneer en in welke omstandigheden hij die kaarten vormde, en zo kan een ecologische check gemaakt worden om te bezien of die kaarten hun taak nog steeds goed vervullen. De taal-route naar ervaring echter doet nog meer dan enkel het ontkaderen van iemands mentale kaarten. We kunnen het meta-model net zo makkelijk gebruiken om nieuwe generalisaties, nomalisaties, oorzaak en gevolg-relaties, complexe equivalenties te construeren. Met het gebruik van het meta-model en ons begrip van zowel de structuur als de geheimen van de magie, kunnen we iemands verarmde kaarten krachtig verrijken. Dat viel mij op in De struktuur van de magie (1988). Veel meta-modelvragen en processen hypnotiseren namenlijk, en gaan naar hogere niveaus. “En hoe voelt dat gevoel?” De waarnemingsweg Zoals het meta-model ons de “yellow brick road” van de taal geeft om van de Oz van de menselijke ervaring (expertise én pathologie) te reizen, zo geeft het meta-model ons de weg tot waarnemen. Nu stellen we een andere vraag. Met het meta-model vragen we naar indicaties over onjuiste-vorming en juiste-vorming (ill-formedness en well-formedness, in termen van John Grinder’s transformationele grammatica). Maar nu vragen we naar de indicatoren van waarnemingsfilters of meta-programma’s. In bepaalde contexten kunnen we dit beperken tot een minimum van negen meta-programma’s (zoals Shelly Rose Charvet doet in haar zakenprogramma’s, of een meer uitgebreide lijst zoals de 51 die Dr. Bodenhamer en ik stellen in ons boek Figuring Out People. Met beide wegen bieden de meta-programma’s ons een andere “koninklijke weg” naar subjectieve ervaring, iemands manier om informatie te groeperen en daar aandacht aan te schenken. Cognitieve gedragspsychologie beschrijft deze waarnemingsfilters als denkpatronen. Met andere woorden de denkpatronen van door Ellis en Beck gedragen zich ten opzichte van het NLP-model als toegevoegde meta-programma’s. (Zie hierover: A Sourcebook of Magic). Dit veronderstelt dat we uitmuntendheid kunnen modelleren en opbouwen door aandacht te schenken aan de meta-niveaufilters en aan het keuzemechanisme dat iemand gebruikt. Als zowel het meta-model als het meta-programmamodel over hetzelfde gaan, hoe verhouden zij zich dan ten opzichte van elkaar? De een richt zich meer op het linguïstisch uitdrukken, de ander op het gebied van de waarneming. De ene denkt meer over de inwendige taalvorming die iemands structuur van de werkelijkheid heeft gevormd, de andere denkt meer over de “programma’s op hoger niveau” die een gewoonte zijn geworden voor de wijze waarop en hoe iemand zijn aandacht op iets vestigt. Bijgevolg verschijnen meta-programma’s in taal. We kunnen meerdere linguïstische ijkpunten vinden en specificiëren, die verwijzen naar meta-programma’s. Woodsmall en James (1988) beschrijven er meerdere in hun Time Line Therapy. En omgekeerd kunnen we binnen meta-programma’s veel verscheidenheid in meta-modellen terugvinden en identificeren. De statenweg
Zoals kenmerkende verschillen die voortvloeien uit het meta-model en metaprogramma’s naar dezelfde dingen verwijzen, is dit ook het geval met de verschillen en kenmerken binnen het model van meta-staten. Hier echter, richten we onze aandacht niet zo zeer op de linguïstieke verschillen, of op waarnemingsfilters (ofschoon die uiteraard een belangrijke rol vervullen in meta-staten). In de plaats daarvan kijken we op de eerste plaats naar de neurolinguïstische staat van iemand; zijn of haar geest-lichaam-staat van bewustzijn, en het logische niveau waarop die persoon die staat ervaart. Een centraal en primair mechanisme drijft de meta-staten aan, namelijk zelfbespiegeling. Dit refereert aan de systematische eigenschap van de “geest” (gedachten, emotie, kinesthetisch gewaarzijn) om naar zichzelf terug te spiegelen. En wanneer dit gebeurt, beginnen juist die produkten en ervaringen terug te koppelen, op een later tijdstip, naar de ervaringen zelf om een systeem te creëren – een systeem van interactieve delen. Dan ontwikkelen zich hieruit unieke configuraties die niet op de lagere niveaus bestaan. Korzybsky omschrijft die als “tweede- en derdeorde abstracties.” Bateson beschrijft het in cybernetische termen en systeemtaal, vandaar zijn introductie van het woord “meta” in NLP. Bespiegeling induceert vaardigheden van meta-communicatie, meta-voelen, meta-denken op een hoger niveau. Terwijl dieren enige vaardigheid vertonen om te denken-en-voelen op meta-niveau (wat Bateson bestudeerde in honden en dolfijnen), houdt dat terugspiegelen op een bepaald moment op (twee of drie niveaus ) Maar zoals Korzybski opmerkte, houden mensen daarmee nooit op. Het proces gaat ononderbroken en oneindig lang door. We kunnen altijd iets anders zeggen of denken over ieder andere gedachte of uitspraak. Korzybski merkte ook op dat we dit doen met onze mogelijkheid om symboliek te gebruiken, en daarmee duiden we naar een symbolische levenswijze. Daar juist tegenovergesteld leven dieren in een wereld van signalen, en gebruiken zij geen symbolen als zodanig. Dit biedt ons een derde “koninklijke weg”, die naar subjectiviteit. We kunnen groeperen naar logisch niveau en neurologische staat. Dit geeft ons de mogelijkheid om het verschil op te merken tussen primaire staten en meta-staten. Die verschillen. Zelfs vrij radikaal. De hogere meta-staten spreken in feite over conceptuele en semantische staten, en werken dus op een meer gelaagde en complexe manier dan kinesthetische ervaringen. Dus wanneer we vragen: “Waar voel je. . .?” en geven daarbij een primaire emotie aan (bv. angst, kwaadheid, ontspanning, rust, vreugde, ergernis, walging, aversie, enz.), dan kunnen de meeste mensen snel de corresponderende somatische locatie identificeren. Maar vraag eens aan iemand naar een meta-gevoel. Vraag eens: “Waar voel je . . . dom, voor gekstaan, in de war, onbestemd, lage eigenwaarde, veerkracht, vergevingsgezindheid, enz.?” Zo iemand zal dan niet zo makkelijk kinesthetisch naar een specifieke plaats wijzen. Zulke pseudo-emoties behoren meer bij de aard van een verstandelijk oordeel dan van een zuivere en onmiddelijke kinesthetische staat.
Dus beschrijft “Ik voel me een mislukkeling” een waarderingsniveau over ervaringen en de gevoelens van die ervaring (droefheid, in de war, gespannen, angst, kwaadheid, enz.) Dus meta-modelleren we die taal. “Waar mislukte je precies in?” “Wanneer?” “Waar?” “Onder welke omstandigheden?” “Ten aanzien van welke waarden, criteria, en standaard?” “Volgens wie?” Dit brengt ons terug tot het primaire gevoelsniveau. Het stelt ons in staat de oudere kartering te ontdoen van het kader van de nominalisatie (“mislukking”). De meta-staat “mislukking” ontwikkelt zich uit iemands karteringsprocessen en bij een gewenning kan dit uitgroeien tot het metaprogramma van die persoon (pessimisme, negatieve zelfreferentie) waarmee hij/zij de wereld beschouwt. Drie meta-domeinen De drie meta-domeinen van NLP zijn referenties naar hetzelfde ding gezien door drie verschillende lenzen: • Taal – linguïstiek en de op VAK-sensoor gebaseerde taal • Perceptie – het denken en groeperen van patronen waarmee de wereld wordt bezien • Staten en niveaus – holistische systemische staten van geest-lichaam waarin we leven en van waaruit we handelen Zo zal er, bijvoorbeeld, een stijl van globaal– of gestaltdenken (als meta-programma) te zien zijn in geval van een overgebruik van het proces van generalisatiepatronen (in het meta-model, nominalisaties, universele quantificatoren, lost performances) en in het geval van het induceren van iemands globale denkkader (als meta-staat). Een ontwikkelingsmodel voor de drie meta-domeinen Nu we de relatie tussen het meta-model met de meta-programma’s onderzocht hebben (of tussen het meta-model en de meta-staten, enz.) kunnen we vragen gaan stellen over de interrelatie tussen al deze drie meta-domeinen. Als zij allen het ervaren, of subjectiviteit beschrijven, hoe kunnen we hen dan gezamenlijk gebruiken? Als een theoretisch model van de geest, emoties en persoonlijkheid, bieden de drie metadomeinen van NLP ons een manier van denken over de meervoudig gelaagde aard van de “persoonlijkheid” zoals deze ontstaat vanuit eenvoudige staten tot aldoor meer complexe structuren. De volgende stadia in ontwikkeling biedt enkel maar een schets van een uitgebreider werk (Personality Ordering and Disordering Using NLP en van ons NLP Systemic Model III). Stadium 1. VAK-voorstellingen van de wereld. Bewustzijn begint wanneer we onze zintuigreceptoren gebruiken waarmee we de manifestaties van energie van “daarbuiten” tegenkomen. Eerst leren we als kind om te “zien” (waar te nemen), om een perceptieve kaart te kunnen gaan vormen en construeren. Hierna komt onze voorstellingskaart, een constructie die is gebaseerd op onze waarnemingen. Doordat wij onze perceptieve kaart vormen van wat er zich daar buiten ons voordoet, gebruiken we die uiteindelijk om onze
voorstellingskaart te construeren, namenlijk onze sensore voorstellingen (de VAK). Een klein kind (zes tot twaalf maanden) begint met het proces van ontwikkeling van een “voorstellingsconstante”. Hiermee kan het kind dan beelden, geluiden, en gevoelens – die niet onmiddelijk aanwezig zijn – in de geest houden, oftewel onthouden. Vóór deze ontwikkeling was het kiekeboe een werkelijk angstaanjagend spelletje. Weet je nog? Na deze voorstellingsvaardigheid verliest kiekeboe zijn opwinding. Stadium 2. Meta-voorstellingen van de voorstellingskaart. De periode van pure sensore voorstellingskaarten duurt niet langer dan zo’n jaar. Niet lang daarna beginnen we met het leren van een meta-vaardigheid. We leren geluiden (woorden) te koppelen aan de sensore basis van voorstellingen. We plakken een aardbei het etiket “aardbei” op en voegen zo taal toe aan onze primaire staat en ervaring. Maar daar houden we niet op. We ontwikkelen woorden over woorden. Fruit wordt een meta-woord, een woord over een ander woord. En zo gaan we al erg vroeg meta; we verspringen van logische niveaus en classificeren onze classificaties. Stadium 3. Gewoontevorming in denkwijze vormt meta-programma’s. Gewoontevorming van ons denken-voelen, vallen onze sensore en linguïstische kaarten terug op het primair niveau, zodat onze manier van denken (overeenkomsten of verschillen, benaderen of vermijden, globaal of specifiek) een ‘programma an sich’ wordt, een meta-programma om aandacht te schenken aan de wereld en de mensen. Op deze manier zetten onze vooronderstellingen en aandachtstraining zich vast op een hoger niveau van waarnemingsfilters, die op hun beurt weer onze waarneming beïnvloeden. Stadium 4. Het eerste niveau van werken op meta-niveau en meta-staten. Bij meer groei reflecteren we onze gedachten-en-emoties vaker naar andere gedachten-en-emoties. We gaan meta. En als we dat doen vormen we een structuur van een staat-over-een staat. Dit genereert een nieuwe gestalt – een systemische configuratie van gelaagd bewustzijn, een “tweede orde abstractie”. In een recente training beschreef een jonge vader zijn achttien maaanden oude kind. Het kind had onlangs een paar dagen last gehad van constipatie (primaire staat van ongemak) en werd toen bang van het potje (een meta-staat).Het kind weigerde in feite om op het potje te gaan! Zulke meta-niveaus en meta-staten vormen dan een referentiekader dat kan uitgroeien tot een overtuiging. Stadium 5. Dan vallen de meta-niveaus samen. Door voortdurende gewoontevorming van de meta-staten valt ons hoger referentiekader van het denken en voelen terug op onze primaire staat. Dit betekent dat de gelaagdheid dan samensmelt met het ingebed zijn van staat-over-staat en daarmee zijn ze niet meer van elkaar te onderscheiden zijn En het resultaat? De kwalificatie van de primaire staat. Zo kunnen we “plezierig” leren, kwaad zijn in “mededogen”, “schuldige” angst hebben, “bang” zijn voor angst, enz. Wanneer we daarmee bezig zijn wordt het bewustzijn daarmee vrij om zelfs nog meer meta-staten te gaan vormen. Stadium 6. En zo gaat het proces maar door. De aldoor maar op zichzelf terugspiegelende aard van onze geest betekent dat we bij elke gedachte en elk gevoel daar weer gedachten en gevoelens over hebben. In deze dynamische, systemische flow van
bewustzijn ontwikkelen we meerdere kennisdomeinen, of referentiekaders, die we gebruiken ter besturing van ons leven. Wanneer we omhoog gaan (TDS) gaan we omhoog in deze meta-niveaus. Op het laatst hebben we een gelaagde en complexe “persoonlijkheids”-struktuur, die met meerdere punten van houvast zichzelf aldoor in de wereld rechtvaardigt. Zoals de theorie van de memen vormen deze neuro-linguïstische punten van houvast (attractors) het kader voor alles wat zich binnen dit systeem van denken/emoties/somatische staten voordoet. En waaruit bestaan die “energiesystemen” binnen de persoonlijkheid? Simpelweg ons hoger niveau-denken, zoals geloof, waarden, identificatie, visies, paradigma’s begrippen, enz. Natuurlijk is niets van dit alles reëel. Beter is om te zeggen dat dit alles, net als ieder ander model van de menselijke persoonljkheid hetzij Freuds Es, Ich en Über-ich, of memem, of wat dan ook, ons een manier aanreikt om over de dingen te praten. Het model van de drie meta-domeinen en de “persoonlijkheid” Het meta-model stelt ons in staat om te beginnen vanaf de realisatie dat de “persoonlijkheid” (als nominalisatie) niet een ding is, en dus niet onveranderlijk en stabiel is. Wij refereren liever naar een aldoor maar bewegend, veranderend en zich opnieuw organiserend denkend-en-voelend menselijk wezen. Wat we “persoonlijkheid” noemen ontstaat daarom systematisch uit het aan de gang zijnde samenspel van een groot aantal factoren in het neuro-linguïstisch systeem van de mens. Terwijl dit ons in staat stelt te voorkomen een deterministisch raamwerk te plaatsen om personen, brengt het ook erg veel complexiteit met zich mee. Hoe kunnen we het gevoel voorkomen overdonderd te worden? Het drie meta-domeinenmodel geeft duidelijke aanknopingspunten in het systeem waar ingegrepen kan worden en waarvanuit generatieve transformaties gecreëerd kunnen worden. En waar liggen die aanknopingspunten? In de drie meta-domeinen: taal, waarneming en staat. En omdat de hogere niveaus de lagere aandrijven en moduleren, wijzen de metadomeinen ons in de richting van herkaderen en uitkaderen. Het wijst ons op het vormen van nieuwe referentiekaders op hogere niveaus. Veeleer weigeren we te vallen voor de misleiding dat die dingen “werkelijke dingen” zijn. Veleer herkennen we ze nu als mentale kaartconstructies omdat we weten dat gewoontevorming van gedachten-emoties ons sturen naar hogere constructieniveaus waar zij meta-programma’s en meta-staten worden. NLP heeft al sinds lang ingezien dat de mens zich typisch verstrikt in de content en daarmee het zich bewust zijn van meta-niveaus kwijtraakt. Dit betekent dat de verschijnselen van meta-niveaus buiten het bewustzijn plaatsvinden (ons hogere “onbewustzijn”) en als meta-referentiekaders. En dit betekent dat we ons leven onvermijdelijk ingebed in die kaders leven; dat wij gestuurd worden door die kaders,
zonder ons daarvan bewust te zijn. De drie meta-domeinen geven ons drie lenzen (die van taal, waarneming en staat) waarmee zij ons een drievoudige analyse aanreiken. Daarmee hebben we een manier om ons werk te beoordelen, nieuwe ontwerpen te bekrachtigen en om constructies te verstevigen. Iedere staat (primair of meta) heeft iets dynamisch, van beweging, van leven – een somatische en neurologische staat vol energie. De Moleculen van Emotie (1996) zoals door Pert c.s. beschreven, genereren werkelijke krachten en energie in het lichaam (de soma). Dat gaat over de geest-lichaam connectie, het neuro-linguïstische raakvlak dat we voelen wanneer we herkennen hoe onze overtuigingen, waarden en besluiten enz een fysiologisch effect op ons hebben. Cognitieve linguïstiek spreekt over het verlichamenlijken in het proces van betekenisgeven– als wezens in het soort lichaam dat we hebben; ons neurologisch “abstraheren” van de energische manifestaties “daar buiten” wordt vervormd in ons zenuwstelsel tot een ander soort energie. Ingekapselde staten hebben waarachtige onderlinge correlaties in het lichaam. Een case study Niet lang geleden werkte Dr. Bodenhmer met een school counselor, een hoog intelligente vrouw die twee doctor titels had en een prachtige loopbaan. Zij had een “persoonlijkheids”-probleem. Ooit had ze een etiket “gedissociëerde persoonlijkheidsproblemen” opgeplakt gekregen. Deze ballast droeg ze altijd met zich mee en dacht dat er iets “slechts” was aan dissociatie. Door het leren omgaan met NLP om haar eigen brein te gaan sturen wanneer, waar en hoe ze zelf verkoos, en hoe ze kon associëren en dissociëren, vond ze nieuwe hulpbronnen om intenser te kunnen leven. Waardoor kreeg ze dat etiket opgeplakt? Als jonge vrouw was Betty (gefingeerde naam) getrouwd met een zeer grove man. Ze kreeg twee dochters voordat ze van hem scheidde. In zijn tweede huwelijk bleef hij agressief en vermoordde uiteindelijk die vrouw. Hij belandde in de gevangenis waar hij jaren verbleef. Gedurende de training in metamodeling stelde Bob aan Betty vragen over haar uitgaansleven. Ze legde uit dat ze niet uitging, omdat ze thuis moest blijven om “op de meisjes te letten”. “Je moet thuis blijven om op de meisjes te letten?” “Ja, dat is zo.” “Wat is het doel om thuis blijven en op de meisjes te letten?” “Ik moet ze beschermen.” Natuurlijk wist Bob dat ze sprak over volwassen dochters (de oudste was 21, de tweede 16) en vroeg daarom naar Betty’s redenen om de meisjes te beschermen. “Dus je moet thuis blijven om op de meisjes te letten?” “Ja, natuurlijk,” zei ze met nadruk. “Goed, kun je je dan een beeld voorstellen waarin je thuis moet blijven om op de meisjes te letten?” “OK.” “Vertel me eens, hoe oud zijn de meisjes in je voorstelling?”
Op dat moment wisselde zij naar de eerste persoon enkelvoud: “Ze is in mijn armen.” “Je hebt een beeld van een van je dochters als baby die je in je armen houdt? En je moet thuis blijven om die baby te beschermen?” “Ja, inderdaad.” “En hoe oud is dat kind nu?” “Wel, zij is de jongste en is nu zestien.” “Dus je dochter is nu zestien en je moet er voor zorgen alsof ze nog steeds een baby is?” “Maar je begrijpt het niet, Bob.” “Wat begrijp ik niet Betty?” “Dat George (de vader van het kind) zei dat hij haar zou vermoorden. Ik moet haar wel beschermen.” “En wanneer vond dat plaats? Hoe lang is dat geleden?” “Bijna zestien jaar.” “En waar is George nu?” “In de gevangenis.” Het doornemen van deze meta-niveau-kennis vanuit de door haar gebruikte “vertaalde” realiteit, gaf Betty de mogelijkheid om haar gelimiteerde overtuigingen te herkaderen, om de ecologie van haar meta-staten na te gaan, haar levensdoel te herzien en haar metaprogramma’s te onderzoeken (met modale operator van noodzakelijkheid). Na, lang geleden, besloten te hebben om haar kind ten koste van alles te beschermen, had dat meta-programma zich vast gezet als een gegeneraliseerd referentiekader. In termen van het meta-model hebben we hier “Ik moet altijd op mijn kind letten.” (universele kwantoor en modale operator van noodzakelijkheid). Dat kwam ook naar voren als het meta-programma van modale opreratoren, en beschrijft de taal van haar waarnemingen. Zij bewoog zich door het woord om die noodzakelijkheid “op te merken”. De negatieve meta-staat die de probleem-staat vastzette had te maken met een dreiging uit een ver verleden, een meta-staat van leven in het verleden, en die vergeten was om de angst aan de tijd aan te passen.
Referenties: Bandler, Richard; and Grinder, John. (1975, 1976). The structure of magic, Volumes I & II: A book about language and therapy. Palo Alto, CA: Science & Behavior Books. Bateson, Gregory. (1979). Mind and nature: A necessary unity. New York: Bantam. Bateson, Gregory. (1972). Steps to an ecology of mind. New York: Ballatine. Hall, Michael L. (1995). Meta-states: A new domain of logical levels, self-reflexiveness in human states of consciousness. Grand Junction, CO: ET Publications. Hall, Michael; Bodenhamer, Bob. (1997). Figuring out people: Design engineering using meta-programs. Wales, UK: Anglo-Americanan Books. Hall, Michael. (1988). The secrets of magic: Communication excellence for the 21st. Century. Wales, UK: Anglo-American Books. Hall, Michael. (1988). "Personality as a Neurologically Energized Holographic 3-D State & Meta-State." Unpublished monograph. ET Publications.
Korzybski, Alfred. (1933/ 1994) Science and sanity: An introduction to non-Aristotelian systems and general semantics, (5th. ed.). Lakeville, CN: International Non-Aristotelian Library Publishing Co. Candice B. Pert, Ph.D. Molecules of Emotion: Why You Feel the Way You Feel (1997), Scribner, NY. Watzlawick, Paul; Weakland, John; Fisch, Richard. (1974). Change: Principles of problem formation and problem resolution. NY: W.W. Norton & Co.