DR-ET2-X
Deelreglement Toegepaste Elektrische aandrijving en besturingstechniek (ET-2)
Uitgave: november 2010
DR-ET2-X
1
2
Algemeen
Naam : Elsevier Opleidingen, Zwijndrecht Aard : bijeenkomsten Naast dit reglement is het Examenreglement Elsevier Opleidingen (A2000) van toepassing.
2
Doelstellingen
De opleiding is gericht op: – werktuigkundig geschoold personeel c.q. onderhoudspersoneel; – mensen die zich willen verbreden in de elektrotechniek bijvoorbeeld commercieel medewerkers die elektrotechnische componenten verkopen; – mensen die ET-1 hebben gevolgd en hun kennis verder willen uitdiepen en/of verbreden. De doelstellingen zijn: – meedenken en praten over welke elektromotoren geschikt zijn voor de aandrijving van een werktuig als de gegevens van het werktuig bekend zijn; – de meest toegepaste motoren en hun besturing en of regeling herkennen en de schema’s ervan in grote lijnen lezen; – ingeval van een storing door metingen aan de motor of besturingsschakeling bepalen waar de storingsoorzaak moet worden gezocht.
3
Opleiding
3.1 Inhoud De opleiding bestaat uit 11 bijeenkomsten. Het diploma is bij PBNA bekend onder de code ET2X. De opleiding is bij Elsevier Opleidingen bekend onder de code ET-2. 3.2 Vooropleiding Cursisten worden tot de opleiding toegelaten indien zij in het bezit zijn van ten minste het diploma – ET1 of een gelijkwaardig hiermee te stellen diploma.
4
Toetsprotocollen
Toetsorganisatie Kandidaten kunnen deelnemen aan het centraal examen. Het centraal examen wordt viermaal per jaar in de maanden januari, maart, juni en november georganiseerd. Beoordeling De cesuur bedraagt 60% van het aantal te behalen punten. Dit houdt in dat een kandidaat minimaal 60% van de vragen correct moet hebben beantwoord voor het behalen van een voldoende. Aanmelding Kandidaten worden automatisch voor het eerstvolgende centraal examen na afloop van de cursus ingeschreven. Examengeld Voor kandidaten die aansluitend op de cursus het examen afleggen, is het examengeld inbegrepen in de cursusprijs. Aan kandidaten die niet uitsluitend op de cursus het examen of aan kandidaten die een herexamen willen afleggen, wordt examengeld in rekening gebracht.
DR-ET2-X
3
Aanwezigheid Een kandidaat heeft recht op het diploma als hij of zij het examen of de deelexamens met minimaal voldoende resultaat heeft afgerond en als hij of zij minimaal 80% van de lesbijeenkomsten van Elsevier Opleidingen heeft bijgewoond. Toetsvorm De toets wordt schriftelijk afgenomen. Toetsduur De toets heeft een duur van 90 minuten Vraagvorm en aantal vragen De toets bestaat uit 40 meerkeuzevragen met drie antwoordmogelijkheden waarbij slechts één antwoord goed is. Toetsinhoud Het examen omvat de hoofdstukken 1 tot en met 12. Materialen tijdens de toets Bij de toets reikt PBNA een formuleblad uit. Spreiding Onderwerp Hoofdstuk 1 Hoofdstuk 2 Hoofdstuk 3 Hoofdstuk 4 Hoofdstuk 5 Hoofdstuk 6 Hoofdstuk 7 Hoofdstuk 8 Hoofdstuk 9 Hoofdstuk 10 Hoofdstuk 11 Hoofdstuk 12
Aantal vragen 5 5 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3
Eindtermen De kandidaat dient met betrekking tot hoofdstuk 1 (Theoretische grondbegrippen 1) 1. het begrip elektrische lading te kunnen verklaren. 2. het begrip elektrische stroom te kunnen verklaren. 3. het begrip elektrische spanning te kunnen verklaren. 4. het begrip arbeid te kunnen verklaren. 5. het begrip vermogen te kunnen verklaren. 6. de wet van Ohm te kunnen toepassen. 7. de wet van Ohm grafisch kunnen voorstellen. 8. het begrip soortelijke weerstand te kunnen verklaren. 9. het begrip temperatuurcoëfficiënt te kunnen verklaren; de formule voor berekening te kunnen toepassen. 10. bekend te zijn met de begrippen NTC – PTC en Pt 100. 11. de eigenschappen van een serieschakeling te kunnen verklaren. 12. de eigenschappen van een parallelschakeling te kunnen verklaren. 13. bekend te zijn met een praktische spanningsbron en inwendige weerstand. 14. het nut van een belastingslijn te kunnen verklaren. /
DR-ET2-X 15. 16. 17. 18. 19. 20. 21. 22. 23. 24.
de begrippen vermogen en rendement te kunnen verklaren. het begrip aanpassing te kunnen verklaren. het werkpunt aan de hand van een grafische belastingslijn te kunnen vinden. het nut van een grafische belastingslijn te kunnen verklaren. de begrippen magnetisme en elektromagnetisme te kunnen verklaren. het begrip Lorentz-kracht te kunnen verklaren. het begrip inductie en zelfinductie te kunnen verklaren. bekend te zijn met het symbool van een spoel en de eenheid van inductie. het begrip capaciteit te kunnen verklaren. bekend te zijn met het symbool van een condensator en de eenheid van capaciteit.
De kandidaat dient met betrekking tot hoofdstuk 2 (Theoretische grondbegrippen 2) 1. de begrippen wisselspanning en -stroom te kunnen verklaren. 2. de begrippen maximale, effectieve en gemiddelde waarde te kunnen verklaren. 3. de begrippen wisselspanning en- stroom te kunnen verklaren. 4. de begrippen periodetijd en frequentie te kunnen verklaren. 5. het begrip faseverschuiving te kunnen verklaren en hiermee te kunnen rekenen. 6. te weten hoe faseverschuiving het vermogen beïnvloedt. 7. te weten hoe een condensator en een spoel zich gedraagt aangesloten op een wisselspanning. 8. het begrip reactantie te kunnen verklaren en hiermee te kunnen rekenen. 9. te kunnen verklaren waarom een ideale condensator geen vermogen opneemt. 10. te weten hoe een serieschakeling van een spoel en een weerstand zich gedraagt. 11. grafisch weer te geven hoe een serieschakeling van een spoel en een weerstand zich gedraagt. 12. te weten hoe een serieschakeling van een condensator en een weerstand zich gedraagt. 13. grafisch weer te geven hoe een serieschakeling van een condensator en een weerstand zich gedraagt. 14. grafisch weer te geven hoe een parallelschakeling van een condensator en een weerstand zich gedraagt. 15. het begrip cos φ of arbeidsfactor te kunnen verklaren. 16. het begrip arbeidsfactorverbetering te kunnen verklaren. 17. het begrip draaistroom te kunnen verklaren. 18. de ster- en driehoekschakelingen te kunnen beschrijven en de spanningen en stromen te kunnen bepalen en berekenen. De kandidaat dient met betrekking tot hoofdstuk 3 (Transformatoren en gelijkrichters) 1. de opbouw en werking van een transformator te kunnen verklaren. 2. eenvoudige berekeningen uit te kunnen voeren aan een transformator. 3. bekend te zijn met begrippen ijzer en -koperverliezen. 4. het rendement van een transformator te kunnen berekenen. 5. een goed/foutcontrole van een transformator uit te kunnen voeren. 6. enkele uitvoeringsvormen van een transformator te kunnen benoemen. 7. bekend te zijn met enkele schakelingen van distributie transformatoren. 8. de principiële werking van een diode te kunnen omschrijven. 9. bekend te zijn met de thyristor en het begrip faseaansnijding. 10. de begrippen enkelfase en driefase gelijkrichting te kunnen verklaren. 11. de principiële werking van een bruggelijkrichter te kunnen omschrijven. 12. de principiële werking van een geregelde bruggelijkrichter te kunnen omschrijven. 13. de principiële werking van een enkelvoudige driefasegelijkrichter te kunnen omschrijven. 14. de principiële werking van een driefasebruggelijkrichter te kunnen omschrijven. 15. de principiële werking van een regelbare driefasebruggelijkrichter te kunnen omschrijven. 16. bekend te zijn met de begrippen afvlakking en stabilisatie. 17. te kunnen omschrijven welke componenten voor de afvlakking en stabilisatie zorgen. De kandidaat dient met betrekking tot hoofdstuk 4 (Eigenschappen van aangedreven werkuigen) 1. het begrip koppeltoerenkromme te kunnen verklaren. 2. de koppeltoerenkromme van verschillende machines te kunnen verklaren. 3. het begrip werkgebied te kunnen verklaren.
4
DR-ET2-X
5
4. het begrip meerkwadrantenbedrijf te kunnen verklaren. 5. factoren te kunnen bepalen die medebepalend zijn bij de keus van een aandrijving. De kandidaat dient met betrekking tot hoofdstuk 5 (De gelijkstroommachine) 1. factoren te kunnen bepalen die medebepalend zijn voor de grote van de spanning bij een gelijkstroomgenerator. 2. het begrip collector te kunnen verklaren. 3. bekend te zijn met de eigenschappen van een gelijkstroomgenerator. 4. bekend te zijn met de eigenschappen van een gelijkstroommotor. 5. bekend te zijn met de opbouw van een gelijkstroommachine. 6. het begrip cummutatie te kunnen verklaren. 7. het begrip hulppolen te kunnen verklaren. 8. bekend te zijn hoe eenvoudige onderhoudshandelingen en inspecties aan een commutator worden uitgevoerd. 9. het begrip PM, shunt, serie, compound motor te kunnen verklaren en de daarbij behorende eigenschappen. De kandidaat dient met betrekking tot hoofdstuk 6 (Regelsystemen voor gelijkstroommotoren) 1. bekend te zijn met gelijkstroomregelingen, het blokschema, de daarbij behorende hoofdcomponenten en de werking daarvan. 2. te kunnen verklaren hoe een gelijkstroomregeling de koppeltoerenkromme beïnvloedt. De kandidaat dient met betrekking tot hoofdstuk 7 (Draaistroommotoren) 1. de principiële werking van een synchrone en asynchrone motor te kunnen omschrijven en de wijze van aanlopen. 2. te kunnen verklaren hoe verschillende kooien de koppeltoerenkromme beïnvloeden. 3. bekend te zijn hoe diverse motoren moeten worden aangesloten. 4. de gegevens op het motorplaatje te kunnen verklaren. De kandidaat dient met betrekking tot hoofdstuk 8 (Regeling draaistroommotor) 1. bekend te zijn met de hoge aanloopstromen van KA motoren. 2. bekend te zijn met de handbediende en de automatische ster/driehoekschakelaar. 3. bekend te zijn met de eigenschappen en toepassingsgebied van een softstarter. 4. bekend te zijn met het begrip faseaansnijding. 5. schema’s te kunnen lezen van schakelingen uitgerust met een softstarter. 6. bekend te zijn met de principiële werking van de frequentieomvormer en kan hiervan de eigenschappen en enkele hoofdcomponenten benoemen. 7. bekend te zijn met de PAM- en de PWM-spanningen. 8. bekend te zijn met het begrip remweerstand. 9. bekend te zijn met het begrip geforceerde koeling en de toepassing hiervan. De kandidaat dient met betrekking tot hoofdstuk 9 (Eénfase-inductiemotoren) 1. te kunnen verklaren hoe een draaiveld ontstaat bij een éénfase inductiemotor. 2. bekend te zijn met de werking van de bedrijfs- en startcondensator. 3. de begrippen hoofd en hulpwikkeling te kunnen verklaren. 4. aan te kunnen geven hoe draairichting van een éénfase inductiemotor veranderd kan worden. 5. enige kennis te hebben van spleetpoolmotoren. 6. bekend te zijn hoe driefasemotoren op een éénfasenet kunnen worden aangesloten en kan de daarbij behorende condensator dimensioneren. 7. bekend te zijn met enkele goed-/foutmetingen ten aanzien van éénfase-inductiemotoren.
DR-ET2-X De kandidaat dient met betrekking tot hoofdstuk 10 (Controlemetingen aan motoren en vermogenshalfgeleiders) 1. bekend te zijn met de wijze van handelen ingeval van een motorstoring 2. de oorzaken van storing aan een universeelmotor te kunnen benoemen. 3. diverse controlemetingen aan motoren uit te kunnen uitvoeren. 4. metingen met een ampèretang uit te kunnen voeren en de gegevens juist te interpreteren. 5. metingen met een megger uit te kunnen voeren en de gegevens juist te interpreteren. 6. bewust te zijn van de gevaren die met een megger kunnen optreden en deze weten te voorkomen. 7. eerstelijns storingen aan motorregelaars te kunnen oplossen. 8. kennis te hebben genomen van het uitwisselen van vermogenshalfgeleiders. 9. bekend te zijn met de wijze van testen van vermogenshalfgeleiders. 10. bekend te zijn met de werking van thyristoren en triac’s. De kandidaat dient met betrekking tot hoofdstuk 11 (Benaderingsschakelaars) 1. uitvoeringsvormen en behuizingen van benaderingsschakelaars en fotocellen te herkennen. 2. te weten in welke situatie benaderingsschakelaars of fotocellen worden toegepast. 3. de principiële werking van inductieve en capacitieve benaderingsschakelaars te kunnen omschrijven. 4. te weten waar rekening mee moet worden gehouden bij inbouw of vervanging. 5. bewust te zijn van de diverse elektrische aansluitingen van benaderingsschakelaars. 6. verschillende typen fotocellen te kunnen benoemen en waar deze worden toegepast. De kandidaat dient met betrekking tot hoofdstuk 12 (Machinebeveiligingen) 1. enkele gevaren op te kunnen noemen van niet werkende machinebeveiligingen. 2. bekend te zijn met de risicocategorieën die waarin machines kunnen vallen. 3. bewust te zijn van de manier van beveiligen ten aanzien van de risicocategorieën waarin de machines kunnen vallen. 4. bekend te zijn met de werking van het noodstoprelais. 5. bekend te zijn met het begrip veiligheidscontacten. 6. De gevolgen kunnen opnoemen van een buitenwerking gesteld noodstoprelais. 7. bekend te zijn met het begrip ‘tweekanaals’. 8. bekend te zijn met de werking van de deurschakelaar en hoe deze uitgevoerd moet worden bij verschillende risicocategorieën. Eerste toetsafname De toets voor deze module wordt voor het eerst afgenomen in januari 2011. Laatste toetsafname De toets voor deze module wordt voor het laatst afgenomen [nog niet vastgesteld].
6