ZWARTBOEK koopkrachteffecten 2006
Culemborg, februari 2006
Voorwoord De vele reacties van individuele leden bij de aangesloten bonden van de MHP getuigen van onrust en onzekerheid over de eigen inkomensituatie. In dit zwartboek worden aan de hand van concrete voorbeelden eerdere berekeningen van de MHP nader onderbouwd. Het in 2005 afgegeven signaal dat vooral de koopkracht van huishoudens met een inkomen tussen één en twee keer modaal in de gevarenzone zit, wordt nog eens concreet aangetoond. Daarbij is nog geen rekening gehouden met de nog te verschijnen cijfers van het CPB, waaruit zou blijken dat de tegenvallende energiekosten de koopkracht nog verder onder druk zetten. Ook kan de koopkracht nog verder onder druk komen te staan, omdat de lastenverlichting in het kader van de OZB deels teniet wordt gedaan door een verhoging van de overige lokale lasten (zie in dit verband het recent verschenen COELO-onderzoek). De MHP bepleit een reparatie voor de hierboven genoemde huishoudens. De middengroepen hebben de afgelopen jaren al relatief veel moeten inleveren, en er is geen goede verklaring waarom zij – als gevolg van een nieuw ziektekostenstelsel – opnieuw een koopkrachtdaling moeten accepteren. Maar er is ook een economisch belang. Het herstel van de economie kan zich alleen voortzetten, indien de consumptieve bestedingen weer aantrekken. Dat kan alleen wanneer het consumentenvertrouwen zich herstelt. De middengroepen worden dikwijls de ruggengraat van de economie genoemd. Het zijn de mensen die hard werken of hard hebben gewerkt om een redelijk inkomen te verwerven en pensioen op te kunnen bouwen. Het is niet uit te leggen dat juist zij in sommige gevallen – zoals blijkt uit de voorbeelden – 5% moeten inleveren. Er is in de afgelopen maand hard gewerkt door de medewerkers van de aangesloten bonden om alle reacties van leden op te vangen, de inkomensgegevens te verwerken en te beoordelen op juistheid. Dit zwartboek is dus niet het resultaat van de inzet van enkele mensen. Zonder de inzet van leden en medewerkers bij de bonden was dit zwartboek niet gerealiseerd. Zonder hen tekort te willen doen gaat speciale dank uit naar de samenstellers van dit zwartboek (Marco Jacobs en Wim Engels van De Unie, Winfried Treu en Cees Michielse van de CMHF en Eddy Haket van de MHP).
Ad Verhoeven, voorzitter.
Inleiding Wat de koopkracht van mensen betreft, is 2006 een bijzonder jaar. Belangrijke wijzigingen zijn doorgevoerd in het pensioenstelsel, de arbeidsongeschiktheidsverzekeringen en het zorgstelsel. Premies zijn veranderd en de fiscale regelgeving is, zoals jaarlijks het geval is, op diverse onderdelen aangepast. De voorbeelden in dit zwartboek tonen aan dat er, als gevolg van al deze wijzigingen, groepen huishoudens op achteruit gaan, ondanks de compensatiemaatregelen die het kabinet heeft getroffen. Een aantal van deze compensatiemaatregelen openbaren zich pas op een later moment, zodat huishoudens pas later in het jaar (of zelfs pas in 2007) hiervan de effecten merken. Het gaat dan bijvoorbeeld om de afschaffing van het gebruikersdeel OZB, de noclaimteruggave en de teruggave van teveel betaalde inkomensafhankelijke zorgpremie. Ook een contractloonstijging die pas later dit jaar ingaat speelt hier een rol. De beleving van mensen omtrent de eigen koopkracht is daarom een andere, dan de berekeningen van het kabinet. Desalniettemin heeft de MHP gemeend zo dicht mogelijk bij de berekeningsystematiek van het kabinet te moeten blijven, om een goede vergelijking te kunnen maken. De grootste invloed op de koopkracht van 2006 wordt ongetwijfeld veroorzaakt door het nieuwe zorgstelsel, dat per 1 januari 2006 is ingevoerd. Het onderscheid tussen de ziekenfondswet, particuliere en publiekrechtelijke verzekeringen is opgeheven en vervangen door één verplichte verzekering voor iedereen. Tot 2006 kenden we in Nederland zeer uiteenlopende premiesystemen en tegemoetkomingen: - ziekenfonds: grotendeels afhankelijk van het inkomen en kinderen gratis meeverzekerd; - voor ziekenfondsverzekerden was de werkgever een verplichte inkomensafhankelijke bijdrage verschuldigd; - particuliere verzekeringen: nominale premie, waarbij gold dat in het algemeen voor maximaal twee kinderen tot 18 jaar, de helft van de volwassen-premie betaald moest worden; - een eventuele bijdrage van de werkgever voor particulier verzekerde werknemers (plus eventueel meeverzekerde gezinsleden) was arbeidsvoorwaardelijk overeengekomen; - publiekrechtelijke verzekeringen: voor een deel afhankelijk van het inkomen en voor een deel een nominale premie; - veel gepensioneerden in de collectieve sector en bij grotere bedrijven kregen nog een werkgeversbijdrage (al of niet deels afhankelijk van het inkomen). Met ingang van 2006 geldt dat de verzekerde een inkomensafhankelijke bijdrage verschuldigd is over het inkomen en een nominaal bedrag aan de zorgverzekeraar. Gemiddeld is de verhouding ongeveer 50/50. Huishoudens met een inkomen onder een bepaalde grens kunnen een overheidsbijdrage ontvangen voor de betaling van de nominale premie (de zogenoemde zorgtoeslag). Werkgevers zijn verplicht een bijdrage aan hun werknemers te betalen, die overeenkomt met de hoogte van de inkomensafhankelijke premie. De hierover verschuldigde loonbelasting komt echter voor rekening van de werknemer en heeft daardoor direct invloed op het maandelijkse nettoloon. De effecten van deze wijzigingen pakken zeer verschillend uit. Afhankelijk van het totale huishoudinkomen, de inkomensbestanddelen, de samenstelling van het huishouden en de arbeidsvoorwaarden gaat men er op vooruit dan wel op achteruit. Hoewel de MHP aan de hand van eerdere berekeningen al diverse categorieën heeft gesignaleerd die er op achteruit dreigden te gaan, werd een algemene koopkrachtverbetering in het vooruitzicht gesteld. In het najaarsoverleg van 12 oktober 2005 heeft het kabinet hierop als volgt gereageerd : “Op onvoorziene (inkomens)effecten van de Zorgverzekeringswet blijft het kabinet aanspreekbaar. Indien - in afwijking van het heden bekende beeld - de komende tijd mocht blijken dat de Zorgverzekeringswet voor groepen verzekerden onvoorziene en onaanvaardbare inkomensgevolgen zou hebben, dan voelt het kabinet zich gehouden hiervoor een inhoudelijke en budgettaire oplossing te vinden.”
Door middel van dit zwartboek toont de MHP samen met de aangesloten organisaties concreet aan welke groepen erop achteruit zijn gegaan in 2006. De aangesloten organisaties UOV / De Unie, CMHF, VNV en BBV zijn door enkele duizenden verontruste leden benaderd over hun inkomensachteruitgang. De onderbouwing – die eerder al is geleverd aan de hand van algemene koopkrachtberekeningen - wordt in dit zwartboek geleverd aan de hand van voorbeelden met concrete loonstrookjes, pensioenopgaven, uitkeringsstrookjes en polisbladen ziektekostenverzekering van een aantal van deze mensen.
Huishoudens die koopkracht inleveren Hieronder staan de categorieën van huishoudens die volgens de MHP met een aanzienlijke koopkrachtdaling te maken hebben. Per categorie staat vermeld hoeveel leden concrete gegevens over hun eigen situatie hebben aangedragen. Het werkelijk aantal mensen dat heeft gereageerd, is hier een veelvoud van. Zij hebben echter niet allemaal kopieën ingezonden met inkomens- en premiegegevens. Per categorie is tevens de spreiding aangegeven van de koopkrachtmutaties, die zijn waargenomen. Deze zijn gecheckt aan de hand van de ingezonden gegevens. 1. alleenstaanden zonder jonge kinderen met een inkomen boven €35.000 De werkgeversbijdrage, waarover loonbelasting moet worden betaald, voor voorheen particulier verzekerde alleenstaanden, bedraagt het maximale bedrag van €1.951. De werkgeversvergoeding – en dus de belasting hierover - was in 2005 in het algemeen veel lager, zodat het nettoloon terugvalt. Deze achteruitgang wordt niet of nauwelijks gecompenseerd door een lagere ziektekostenpremie, die moet worden betaald aan de zorgverzekeraar. Deze alleenstaanden profiteren immers niet van de gratis verzekering van kinderen onder de achttien jaar. Ook komen zij niet in aanmerking voor de zorgtoeslag. aantal onderbouwde reacties van leden (*): koopkrachtachteruitgang: voorbeeld bijlage 1:
33 - 1,0% tot - 5,0% - 4,9%
(*) het werkelijk aantal reacties van leden betrof een veelvoud hiervan, maar deze waren niet allemaal volledig onderbouwd
2. tweeverdieners zonder jonge kinderen met een gezamenlijk inkomen boven €35.000 De tweeverdieners zonder kinderen onder de 18 jaar met een inkomen boven €35.000 komen niet in aanmerking voor de zorgtoeslag of hebben een zeer geringe zorgtoeslag en profiteren niet van de gratis verzekering voor jonge kinderen. In het algemeen gaat het hier om de categorie, waarvan in 2005 één van de partners particulier en de andere partner ziekenfondsverzekerd was. Het kabinet heeft aangegeven dat hiervoor bewust is gekozen, omdat de partner met een deeltijdbaan voorheen relatief goedkoop was verzekerd. De MHP is echter van mening dat de inkomensterugval voor deze huishoudens te groot is, en pleit daarom voor een overgangsperiode om de inkomensterugval in de tijd te spreiden. aantal onderbouwde reacties van leden (*): koopkrachtachteruitgang: voorbeeld bijlage 2:
45 0,0% tot - 2,0% - 0,9%
(*) het werkelijk aantal reacties van leden betrof een veelvoud hiervan, maar deze waren niet allemaal volledig onderbouwd
3. alleenstaande AOW-gerechtigden met een inkomen tussen € 25.000 en € 30.000 De alleenstaande AOW-gerechtigden, die net niet in aanmerking komen voor de zorgtoeslag, moeten in het algemeen koopkracht inleveren. Zij kwamen al in aanmerking voor de alleenstaande ouderenaftrek. Het feit dat met ingang van 2006 de alleenstaande gepensioneerden met een inkomen boven de €30.000 ook in aanmerking komen voor de alleenstaande ouderenaftrek, biedt voor deze huishoudens geen soelaas. De verlaging van de inkomensafhankelijke bijdrage over het aanvullend pensioen (van 6,5% naar 4,4%) biedt voor deze categorie onvoldoende compensatie. aantal onderbouwde reacties van leden (*): koopkrachtachteruitgang:
47 - 2,5% tot - 5,0%
voorbeeld bijlage 3:
- 4,1%
(*) het werkelijk aantal reacties van leden betrof een veelvoud hiervan, maar deze waren niet allemaal volledig onderbouwd
4. samenwonende AOW-gerechtigden met een gezamenlijk inkomen boven €35.000 Het bedrag van de inkomensafhankelijke ziektekostenpremie is hoger dan de daling van de nominale premie voor particulier verzekerde, gehuwde of samenwonende gepensioneerden. Zij komen in het algemeen niet of in beperkte mate in aanmerking voor de zorgtoeslag. aantal onderbouwde reacties van leden (*): koopkrachtachteruitgang: voorbeeld bijlage 4:
94 - 1,0% tot - 2,0,% - 1,2%
(*) het werkelijk aantal reacties van leden betrof een veelvoud hiervan, maar deze waren niet allemaal volledig onderbouwd
5. vutters en geprepensioneerden met een inkomen boven €40.000 Vroeggepensioneerden, die voorheen particulier waren verzekerd, komen niet in aanmerking voor de zorgtoeslag. Indien ze geen kinderen tot 18 jaar hebben, profiteren zij niet van de gratis verzekering van deze kinderen. De nominale premie plus de inkomensafhankelijke premie die zij moeten betalen over het pensioen of de uitkering van 4,4%, is aanzienlijk hoger dan de premie die zij in het verleden voor de particuliere verzekering moesten betalen. Zij komen ook niet in aanmerking voor de zorgtoeslag. De inkomensterugval wordt nog groter in het geval de werkgever in 2005 nog wel, maar met ingang van 2006 geen bijdrage in de ziektekostenpremie meer verstrekt (bijvoorbeeld omdat voor de totale populatie de werkgeversbijdrage is gestegen). aantal onderbouwde reacties van leden (*): koopkrachtachteruitgang: voorbeeld bijlage 5:
29 - 1,5% tot - 4,5% - 3,3%
(*) het werkelijk aantal reacties van leden betrof een veelvoud hiervan, maar deze waren niet allemaal volledig onderbouwd
6. huishoudens die voor een belangrijk deel inkomsten hebben uit een lijfrente-, stamrechtof aanvullende nabestaandenuitkering De wijzigingen in het premieplichtig inkomen (in vergelijking met het premieplichtig inkomen voor de Ziekenfondswet) kunnen voor sommige huishoudens een forse stijging van de ziektekostenpremies inhouden. De lijfrente-, stamrecht- en aanvullende nabestaandenuitkering vielen niet onder het premieplichtig inkomen voor de Ziekenfondswet, maar wel onder dat van de Zorgverzekeringswet. Hoewel dit door sommigen wordt gezien als het rechtzetten van een omissie uit het verleden, wijst de MHP erop dat de betreffende huishoudens met deze wijziging van tevoren geen rekening konden houden en dit ook niet meer kunnen rechtzetten. Een overgangsmaatregel lijkt hier dus op zijn plaats. aantal onderbouwde reacties van leden (*): koopkrachtachteruitgang: voorbeeld bijlage 6:
17 - 3,0% tot - 5,5% - 5,1%
(*) het werkelijk aantal reacties van leden betrof een veelvoud hiervan, maar deze waren niet allemaal volledig onderbouwd
7. werknemers voor wie de relatieve werkgeversbijdrage ziektekostenpremie fors terugvalt
De gevolgen van de inkomensafhankelijke werkgeversbijdrage kunnen niet altijd worden opgevangen aan de CAO-tafel. In het algemeen kan men ervan uitgaan dat als de wettelijk verplichte werkgeversbijdrage lager is dan de bijdrage in 2005, het verschil weer terugkomt bij de werknemers (door middel van de arbeidsvoorwaardelijke onderhandelingen). In veel gevallen echter stijgt de werkgeversbijdrage (vooral bij die werkgevers die veel voormalig particulier verzekerden in dienst hebben) fors. Aanvullende afspraken zijn hier, vanwege de kostenstijging, nauwelijks te realiseren. Voor de individuele werknemers kan dit echter toch een nettoachteruitgang met zich meebrengen, omdat in 2005 de werkgeversbijdrage niet afhankelijk was van het inkomen, maar van de nominale premie. Illustratie stijging werkgeversbijdrage ziektekosten maximale bijdrage werkgever ziekenfondsverzekerden: 2005: 6,75% x € 30.000 = € 2.025 2006: 6,50% x € 30.000 = € 1.950 maximale ‘winst’ per ziekenfondsverzekerde werknemer: € 75,werkgeversbijdrage particulier verzekerden: 2005: € 1.800 x 50% x 1,6 verzekerden = € 1.440 2006: 6,50% x € 30.000 = € 1.950 ‘verlies’ per particulier verzekerde werknemer: € 510,gemiddelde stijging werkgeversbijdrage ziektekosten per werknemer: (30% x € 510,-) – (70% x € 75,-) = € 100,-
In het bijzonder wijst de MHP op de afschaffing van de interim-regelingen in de collectieve sector voor rijksambtenaren en onderwijzend personeel (respectievelijk de Btzr- en de Zkoo-regeling). De interim-regelingen betroffen relatief gunstige bijdragen in de ziektekosten ten opzichte van de marktsector. In het verleden zijn deze regelingen afgesproken en gingen ten laste van de loonruimte. Het gaat hier om ministeriële regelingen, die (eenzijdig) door de minister van BZK zijn ingetrokken. Hiervoor in de plaats (de onderhandelingen hierover verliepen zeer moeizaam) zijn nu lage (nominale) werkgeversvergoedingen terug gekomen. De gevolgen hiervan zijn met name merkbaar bij ambtenaren en onderwijzers met een inkomen tussen 1x en 2,5x modaal (zie bijlage 8). De inkomensconsequenties van het nieuwe zorgstelsel en de ontoereikende compensatie is voor de CMHF de belangrijkste reden geweest om de CAO-rijk niet te ondertekenen. aantal onderbouwde reacties van leden (*): koopkrachtachteruitgang: voorbeeld bijlage 7a: voorbeeld bijlage 7b: voorbeeld bijlage 7c:
245 - 0,5% tot - 3,5% - 3,0% - 1,1% - 1,4%
(*) het werkelijk aantal reacties van leden betrof een veelvoud hiervan, maar deze waren niet allemaal volledig onderbouwd
Een vergelijkbare problematiek doet zich voor bij de zogenaamde publiekrechtelijke verzekeringen (voor personeel bij de gemeenten, provincies, waterschappen en politie). Ook hier is het algemene beeld dat de teruggang van de ziektekostenbijdrage van de werkgever grote koopkrachteffecten kan hebben. De MHP wijst er overigens op dat de SER destijds (eind 2000) had geadviseerd de premie voor de nieuwe zorgverzekering volledig nominaal te maken, en de (negatieve) inkomenseffecten voor vooral ziekenfondsverzekerden via het fiscale stelsel te repareren. Volgens de MHP had over de werkgeversbijdrage gewoon decentraal kunnen worden onderhandeld, waardoor maatwerk mogelijk was gebleven. De gevolgen voor de CAO-tafel waren op die manier minder ingrijpend geweest. Nu heeft politieke besluitvorming CAO-partijen onnodig opgezadeld met problemen. 8. gepensioneerden voor wie de werkgeversbijdrage ziektekostenpremie fors terugvalt
Vergelijkbaar met de huishoudens, zoals genoemd onder punt 8, zijn er ook veel gepensioneerden, die in 2005 nog een tegemoetkoming van hun ex-werkgever ontvingen. Het gaat hier vooral om gepensioneerden die voorheen bij grotere bedrijven en in de collectieve sector werkten. Ook voor hen wordt de werkgeversbijdrage (gedeeltelijk) afgeschaft, omdat de werkgever in het algemeen naar de totale kosten kijkt en niet specifiek per categorie werknemers en gepensioneerden. Om de inkomensconsequenties in de tijd te spreiden is er in een aantal CAO’s afgesproken de regeling geleidelijk af te bouwen. In het bijzonder wijst de MHP op de zogenaamde Zvr- en Zvoo-regeling, waarvan met name gepensioneerde rijksambtenaren en onderwijzers gebruik konden maken. Deze regelingen heeft de minister van BZK (eenzijdig) afgeschaft en in het arbeidsvoorwaardenoverleg is het tot op heden niet gelukt voor deze gepensioneerden iets te regelen. aantal onderbouwde reacties van leden (*): koopkrachtachteruitgang: voorbeeld bijlage 8:
176 - 2,5% tot - 5,5% - 4,4%
(*) het werkelijk aantal reacties van leden betrof een veelvoud hiervan, maar deze waren niet allemaal volledig onderbouwd
9. Voormalig particulier verzekerden, die (gedeeltelijk) waren vrijgesteld van premiebetaling Er was een aantal particuliere verzekeraars dat een clausule in de ziektekostenpolis hadden opgenomen, dat de verzekerde, tot het bereiken van de leeftijd van 65 jaar, geheel of gedeeltelijk vrijgesteld zou worden van premiebetaling, indien de verzekerde arbeidsongeschikt zou worden verklaard. De nieuwe Zorgverzekeringswet verbiedt het hanteren van verschillende nominale premies en behelst tevens een inkomensafhankelijke premie over de (arbeidsongeschiktheids)uitkeringen. Daardoor worden verzekerden, die vrijgesteld waren van de premiebetaling, opgezadeld met een forse inkomensachteruitgang. aantal onderbouwde reacties van leden (*): koopkrachtachteruitgang: voorbeeld bijlage 9:
6 - 1,0% tot - 3,0% - 2,2%
(*) het werkelijk aantal reacties van leden betrof een veelvoud hiervan, maar deze waren niet allemaal volledig onderbouwd
10. Huishoudens met inkomen uit meerdere bronnen De MHP wijst op het probleem dat bij mensen, met een inkomen uit meerdere bronnen (bijvoorbeeld gepensioneerden), over een te hoog bedrag premie wordt ingehouden. Dit doet zich voor indien het inkomen hoger is dan het premieplichtig inkomen Zvw (€ 30.015). Hoewel het hier formeel niet gaat om een inkomensachteruitgang, kunnen huishoudens wel in financiële problemen komen, omdat de teveel betaalde premie pas in het eerste kwartaal van 2007 wordt gerestitueerd. Hierover heeft de MHP op 24 januari jl. een brief geschreven aan staatssecretaris Wijn (zie bijlage 10). Inmiddels heeft de staatssecretaris de Tweede Kamer toegezegd dit alsnog te repareren in de vorm van een voorlopige teruggaaf.
11. overige categorieën Verder wijst de MHP op de problematiek van de zogenaamde ‘pensionado’s’ en gezinsleden van grensarbeiders (die in Nederland werken en in het buitenland wonen). Om Nederlandse zorg of zorg in Nederland te kunnen (blijven) afnemen, moeten deze mensen torenhoge ziektekostenpremies betalen. De Zorgverzekeringswet gaat uit van het woonlandbeginsel. Deze
mensen zijn op grond van de Zorgverzekeringswet alleen verzekerd voor de zorg in het buitenland. Wil men toch een arts in Nederland bezoeken of gebruik maken van Nederlandse zorg in het buitenland, is men veelal gedwongen om nog een dure (extra) verzekering af te sluiten. Ook wijst de MHP op die huishoudens met een gehandicapt of chronisch ziek gezinslid en een gezamenlijk inkomen boven €54.000. Vanwege het schrappen van de maximale drempel in de buitengewone lastenaftrek van de inkomstenbelasting, kunnen deze huishoudens met aanzienlijke meerkosten te maken krijgen. Het gaat hier met name om die huishoudens die toch al grotendeels de kosten voor het gehandicapte of chronisch zieke gezinslid zelf moeten financieren, omdat de voorzieningen vaak afhankelijk worden gesteld van het gezinsinkomen (denk aan huishoudelijke hulp en de extra kosten van vervoer). De MHP heeft voor deze categorie geen concrete onderbouwing kunnen opnemen, omdat dit pas mogelijk is bij de aangifte van de Inkomstenbelasting over het jaar 2006 (dus in het eerste kwartaal van 2007). Dan pas zullen de betreffende huishoudens concreet de gevolgen ondervinden. De MHP meent de belangrijkste huishoudens die er op achteruit gaan in 2006, te hebben gesignaleerd middels dit zwartboek. Er kunnen echter nog andere huishoudens zijn, die niet specifiek zijn opgenomen in dit zwartboek, maar vanwege specifieke omstandigheden wel koopkracht inleveren. De voorbeelden uit de bijlagen zijn als volgt samen te vatten:
koopkrachtdaling voormalig particulier verzekerden met premievrijstelling gehuwd gepensioneerd onderwijzer gehuwd rijksambtenaar (44 jaar) met studerend kind (21 jaar), 2,5x modaal onderwijzeres alleenverdiener (1,5x modaal) alleenstaand rijksambtenaar (modaal) huishouden met belangrijk deel van inkomen uit lijfrenteuitkering gehuwd echtpaar met prepensioen gehuwd AOW-gerechtigden met inkomen boven € 35.000 alleenstaand AOW-gerechtigde met inkomen tussen € 25.000 en € 30.000 tweeverdieners, zonder jonge kinderen (1,25 x modaal) alleenstaand werknemer marktsector
0,00%
1,00%
2,00%
3,00%
4,00%
5,00%
6,00%
Voorstellen voor compensatiemaatregelen Gezien de toezegging van het kabinet om schrijnende gevallen te repareren, stelt de MHP ten behoeve van de bovenstaande huishoudens hieronder een aantal aanvullende (koopkracht)maatregelen voor. Hoewel deze maatregelen de koopkrachtverslechtering niet volledig kunnen wegnemen, meent de MHP dat deze specifieke maatregelen in ieder geval meer effectief zijn dan generieke maatregelen. Generieke maatregelen zijn veel duurder en slaan ook neer bij huishoudens die er qua koopkracht niet op achteruit gaan. Zo kost een generieke tegemoetkoming van €250 per huishouden de schatkist naar schatting bijna € 2 miljard. De MHP stelt daarom specifieke maatregelen voor, toegespitst om de huishoudens die er op achteruit zijn gegaan. Deze voorstellen zijn bedoeld om een richting aan te geven, waaraan kan worden gedacht. Wellicht zijn er in de komende tijd nog alternatieve maatregelen te bedenken, die effectiever zijn om de betreffende huishoudens tegemoet te komen. a. Aanvullende arbeidskorting alleenstaanden en tweeverdieners De MHP stelt voor een met de aanvullende combinatiekorting vergelijkbare heffingskorting in te voeren. Het gaat hier om een ‘aanvullende arbeidskorting’ ten behoeve van alleenstaanden zonder jonge kinderen en de minst verdienende partner in het geval van tweeverdieners. Hiermee worden de gesignaleerde categorieën onder punt 1 en punt 2 tegemoet gekomen. Een bijkomend voordeel is dat een dergelijke maatregel de arbeidsparticipatie stimuleert van partners die momenteel niet deelnemen aan het arbeidsproces. b. Uitbreiding werkingssfeer zorgtoeslag voor AOW-gerechtigden De MHP pleit ervoor de zorgtoeslag voor AOW-gerechtigden uit te breiden. Door voor deze categorie de normpremie te verlagen (door het percentage van 5% te verlagen naar 4%), wordt de werkingssfeer van de zorgtoeslag verbreed naar de AOW-gerechtigden, die er qua koopkracht op achteruit zijn gegaan. Met deze maatregel worden de huishoudens onder punt 3 en punt 4 (deels) gecompenseerd. c. Overgangsmaatregel premieplichtig inkomen Zvw Aangezien individuen in het verleden bij het afsluiten van een stamrecht-, lijfrente-, of aanvullende nabestaandenpolis geen rekening hebben kunnen houden met het feit dat extra premie Zvw zou moeten worden betaald over de uitkering, bepleit de MHP een overgangsmaatregel, vergelijkbaar als is gedaan met de alimentatie-uitkering. In de kern komt het erop neer dat inkomsten van uit vóór 2006 afgesloten contracten worden vrijgesteld van het premieplichtig inkomen (of de premie op 0,0% vaststellen). Inkomsten uit na 2006 afgesloten polissen voor een stamrecht-, lijfrente- of nabestaandenuitkering worden volgens de huidige situatie belast voor de premie Zvw (4,4%). Hiermee wordt de gesignaleerde categorie onder punt 6 tegemoet gekomen. d. Herstel Zvo-, Zvr-, Zkoo-, en Btzr-regelingen De ziektekostenregelingen voor (voormalig) onderwijzend en rijkspersoneel zou volgens de MHP moeten worden hersteld. De overheid als werkgever, en in het bijzonder de minister van BZK, heeft – door het afschaffen van de betreffende ministriële regelingen - de eigen werknemers opgezadeld met een koopkrachtachteruitgang. In het bijzonder gaat het om de werknemers met een inkomen tussen 1x en 2,5x modaal. Het herstel van deze regelingen komt de categorieën onder punt 7 en punt 8 tegemoet. e. afkoopsom voor particulier verzekerden, die (gedeeltelijk) waren vrijgesteld van premiebetaling De MHP pleit ervoor dat het kabinet afspraken maakt met die verzekeraars, bij wie arbeidsongeschikte verzekerden een (gedeeltelijke) premievrijstelling hadden (categorie genoemd onder punt 9). Het zou specifiek moeten gaan om een schadeloosstelling in de vorm van een actuarieel berekende afkoopsom, die de verzekeraar moet betalen aan de betreffende verzekerde. f. herstel maximum drempel buitengewone lastenaftrek
De MHP pleit ervoor het schrappen van het plafond voor de buitengewone lastenaftrek ongedaan te maken. Deze maatregel treft vooral die huishoudens met een chronisch of gehandicapt gezinslid. Zij draaien in het algemeen al zelf op voor de meerkosten vanwege de handicap of de ziekte (zie categorie onder punt 11). Voor een aantal hierboven gememoreerde categorieën heeft de MHP geen kant-en-klare oplossingen. Het gaat daarbij bijvoorbeeld om (voormalig) werknemers in de marktsector, die vanwege de terugval van de werkgeversbijdrage, een inkomensachteruitgang hebben. Mogelijk dat een specifieke uitgave (teruggang in werkgeversbijdrage) in de buitengewone lastenaftrek voor de inkomstenbelasting, een passende oplossing kan bieden. Een andere categorie waarvoor een specifieke maatregel moeilijk te bedenken is, betreft de vroeggepensioneerden met een bruto jaarinkomen boven €40.000. Tot slot denkt de MHP aan Nederlanders die in het buitenland wonen en – om gebruik te maken van Nederlandse zorg – extra verzekeringen moeten afsluiten. Oplossingen moeten hier vooral worden gezocht in afspraken met autoriteiten in het buitenland.
Toelichting op berekeningen Om de inkomenseffecten voor de verschillende categorieën, die aan de hand van voorbeelden in dit zwartboek zijn opgenomen, juist te beoordelen, is als volgt te werk gegaan. Van de betrokkenen zijn de loonstrookjes / pensioenopgaven / uitkeringsstrookjes opgevraagd over november 2005 en januari 2006. Reden waarom voor november 2005 en niet december 2005 is gekozen, is dat in december van enig jaar vaak een eindejaarsuitkering of andere verrekeningen plaatsvinden. Tevens is gevraagd naar de ziektekostenpremies die in 2005 respectievelijk 2006 rechtstreeks aan de zorgverzekeraars betaald moeten worden. Ook is gevraagd naar een eventuele zorgtoeslag die is toegekend. Deze gegevens zijn vervolgens door inkomensdeskundigen beoordeeld. De inkomenseffecten zijn geschoond voor bijzondere mutaties. Zo is gekeken of men beschikt over een auto van de zaak (loopt met ingang van 1 januari niet meer achteraf via de inkomstenbelasting, maar direct via de loonbelasting), of dat er tussentijds een significante wijziging van het inkomen is opgetreden, als gevolg van bijvoorbeeld een promotie, stoppen met werken, of minder werken. De gemiddelde contractloonstijging (en indexaties van pensioenen) is wel meegenomen. Er is voor gekozen om niet de specifieke CAO-stijgingen te verwerken, teneinde de effecten van de willekeurigheid van de ingangsdata van de contractloonstijgingen weg te nemen. Ook is gecorrigeerd voor de eventueel teveel betaalde premie, in geval men inkomen uit meerdere bronnen heeft en het premieplichtig inkomen op jaarbasis hoger is dan € 30.015. Verder is rekening gehouden met wijzigingen in de inkomstenbelasting, die niet via de voorheffing van de loonbelasting verlopen (bijvoorbeeld de verhogingen van de kinderkorting, de aanvullende combinatiekorting en de algemene heffingskorting voor de niet-verdienende partner). Vervolgens is ook rekening gehouden met de afschaffing van het OZB-gebruikersdeel, dat immers als lastenverlichting door het kabinet is ingeboekt (gemiddeld €160,00 per huishouden). Ook is rekening gehouden met een verwachte inflatie van 1%, zoals verondersteld door het CPB en het kabinet. Hoewel bij de laatste twee posten de gegevens van het kabinet zijn overgenomen, plaatst de MHP hier bij voorbaat wel enkele kanttekeningen bij. Uit het recente onderzoek naar de gemeentelijke lasten van het COELO blijkt dat OZB-verlaging gemiddeld € 140,00 per huishouden bedraagt, terwijl het gemiddelde bedrag van het OZB-gebruikersdeel in 2005 € 160,00 bedroeg. De afschaffing van het OZB-gebruikersdeel lijkt dus een aanleiding te zijn voor gemeenten om het eigenaarsdeel van de OZB te verhogen. In de berekeningen van dit zwartboek is overigens nog uitgegaan van een gemiddelde lastenverlichting van € 160,00 per huishouden. Wat de inflatie betreft, twijfelt de MHP of een percentage van 1% voor 2006 een reëele schatting is. Over 2005 bedroeg de inflatie volgens het CBS gemiddeld 1,7%. Het kabinet en het CPB gaan uit van $50,00 per vat olie voor het hele jaar 2006. Tot nog toe zijn er geen signalen dat de olieprijs significant zal dalen. Ook de nog te verschijnen nieuwe ramingen van het CPB lijken dit te bevestigen. Derhalve lijkt het aannemelijk dat de inflatie eerder in de buurt van 1,5% zal uitkomen. De extra stijging van het OZB-eigenaarsdeel en de tegenvallende energieprijzen, betekenen in feite dat de koopkrachtplaatjes in dit zwartboek nog aan de optimistische kant zijn.
Bijlage 1 Voorbeeld – alleenstaand werknemer marktsector (1,25x modaal) Alleenstaand werknemer ATOS-Origin, 41 jaar Bruto jaarinkomen = € 36.670 (inclusief loonsverhoging per 1 januari van 2,6%) Had gunstige werkgeversbijdrage ziektekostenpremie Geen eigen risico Inkomen per maand loon totaal mutatie
Ziektekosten per maand premie verloopt via loonstrook eigen risico teruggave no claim zorgtoeslag totaal mutatie
netto 2006 € 1.750,02 € 1.750,02 - € 127,30
netto 2005 € 1.877,32 € 1.877,32
2006 € 110,80
2005 € 149,93 € 0,00
- € 15,00 € 0,00 € 95,80 - € 54,13
netto-achteruitgang per maand netto-achteruitgang per jaar inkomensachteruitgang correctie loonaanpassing t.o.v. gemiddelde (netto) correctie OZB-gebruikersdeel correctie teveel betaalde %-premie correctie buitengewone lastenaftrek correctie heffingskortingen (*) correctie inflatie koopkrachtachteruitgang
€ 149,93
€ 73,17 € 878,04 - 3,8 % - 0,8 % + 0,7 % 0,0 % 0,0 % 0,0 % - 1,0 % - 4,9 %
(*) het gaat hier om de wijzigingen van heffingskortingen die niet via de loonbelasting verlopen
Bijlage 2 Voorbeeld – tweeverdieners, zonder jonge kinderen (1,25 x modaal) Gehuwd echtpaar, man 54 jaar, vrouw 54 jaar Beiden inkomsten uit arbeid Gezamenlijk jaarinkomen = €37.500 Inkomen per maand loon (m) loon (v) totaal mutatie
Ziektekosten per maand ziektekostenpremie (v) ziektekostenpremie (m) eigen risico teruggave no claim zorgtoeslag totaal mutatie
netto 2006 € 1.628,82 € 257,06 € 1.885,88 - € 73,65
netto 2005 € 1.715,15 € 244,38 € 1.959,53
2006 € 94,67 € 94,67
2005 € 57,78 € 159,33 € 0,00 - € 7,50
- € 15,00 - € 12,92 € 161,42 - € 48,19
netto-achteruitgang per maand netto-achteruitgang per jaar inkomensachteruitgang correctie loonaanpassing t.o.v. gemiddelde (netto) correctie OZB-gebruikersdeel correctie teveel betaalde %-premie correctie buitengewone lastenaftrek correctie heffingskortingen (*) correctie inflatie koopkrachtachteruitgang
€ 209,61
€ 25,46 € 305,52 - 1,2 % + 0,8 % + 0,4 % 0,0 % 0,0 % + 0,1 % - 1,0 % - 0,9 %
(*) het gaat hier om de wijzigingen van heffingskortingen die niet via de loonbelasting verlopen
Bijlage 3 Voorbeeld – alleenstaand AOW-gerechtigde met inkomen tussen € 25.000 en € 30.000 Gepensioneerde man, 67 jaar, alleenstaand AOW met aanvullend pensioen (inclusief verhoging met 1% per 1 januari) Jaarinkomen = € 27.500 bruto Inkomen per maand AOW aanvullend pensioen totaal mutatie
Ziektekosten per maand ziektekostenpremie eigen risico teruggave no claim zorgtoeslag totaal mutatie
netto 2006 € 881,08 € 1.003,71 € 1.884,79 - €153,89
netto 2005 € 914,84 € 1.123,84 € 2.038,68
2006 € 105,70 € 8,33 € 0,00 € 0,00 € 114,03 - € 69,87
2005 € 162,65 € 21,25
netto-achteruitgang per maand netto-achteruitgang per jaar inkomensachteruitgang correctie indexatie t.o.v. gemiddelde (netto) correctie OZB-gebruikersdeel correctie teveel betaalde %-premie correctie buitengewone lastenaftrek correctie heffingskortingen (*) correctie inflatie koopkrachtachteruitgang
€ 183,90
€ 84,02 € 1.008,24 - 4,0 % + 0,3 % + 0,6 % 0,0 % 0,0 % 0,0 % - 1,0 % - 4,1 %
(*) het gaat hier om de wijzigingen van heffingskortingen die niet via de loonbelasting verlopen
Bijlage 4 Voorbeeld – gehuwd AOW-gerechtigden met inkomen boven € 35.000 Gehuwd gepensioneerd echtpaar, man 67 jaar, vrouw 66 jaar AOW met aanvullend pensioen (inclusief verhoging met 1,5% per 1 januari) Gezamenlijk jaarinkomen = € 35.250 bruto Inkomen per maand AOW – 1 AOW –2 aanvullend pensioen 1 totaal Mutatie
Ziektekosten per maand ziektekostenpremie eigen risico teruggave no claim zorgtoeslag totaal mutatie
netto 2006 € 604,34 € 604,34 € 1.226,94 € 2.435,62 - €175,63
netto 2005 € 637,03 € 637,03 € 1.337,19 € 2.611,25
2006 € 204,68
2005 € 301,28 € 16,67
- € 15,00 - € 23,33 € 166,35 - € 151,60
netto-achteruitgang per maand netto-achteruitgang per jaar inkomensachteruitgang correctie indexatie t.o.v. gemiddelde (netto) correctie OZB-gebruikersdeel correctie teveel betaalde %-premie correctie buitengewone lastenaftrek correctie heffingskortingen (*) correctie inflatie koopkrachtachteruitgang
€ 317,95
€ 24,03 € 288,36 - 0,9 % + 0,2 % + 0,5 % 0,0 % 0,0 % 0,0 % - 1,0 % - 1,2 %
(*) het gaat hier om de wijzigingen van heffingskortingen die niet via de loonbelasting verlopen
Bijlage 5 Voorbeeld – gehuwd echtpaar met prepensioen Gehuwd echtpaar, man 64 jaar, vrouw 59 jaar Man met prepensioen, vrouw heeft WAO-uitkering Gezamenlijk jaarinkomen = € 49.000 bruto Inkomen per maand prepensioen-uitkering WAO totaal mutatie
Ziektekosten per maand ziektekostenpremie ziektekostenpremie eigen risico teruggave no claim zorgtoeslag totaal mutatie
netto 2006 € 1.913,62 € 657,29 € 2.570,91 - € 111,55
netto 2005 € 2.049,52 € 632,94 € 2.682,46
2006 € 120,00 € 110,50
2005 € 175,49 € 57,50 € 0,00 € 0,00
- € 7,50 € 0,00 € 223,00 - € 9,99
netto-achteruitgang per maand netto-achteruitgang per jaar inkomensachteruitgang correctie indexatie t.o.v. gemiddelde (netto) correctie OZB-gebruikersdeel correctie teveel betaalde %-premie correctie buitengewone lastenaftrek correctie heffingskortingen (*) correctie inflatie koopkrachtachteruitgang
€ 232,99
€ 101,56 € 1.218,72 - 3,5 % + 0,7 % + 0,5 % 0,0 % 0,0 % 0,0 % - 1,0 % - 3,3 %
(*) het gaat hier om de wijzigingen van heffingskortingen die niet via de loonbelasting verlopen
Bijlage 6 Voorbeeld – huishouden met belangrijk deel van inkomen uit lijfrenteuitkering Gehuwd echtpaar, man 57 jaar, vrouw 53 jaar Man WW met lijfrenteuitkering, vrouw geen eigen inkomen Gezamenlijk jaarinkomen = € 38.000 Inkomen per maand WW lijfrente totaal mutatie
Ziektekosten per maand ziektekostenpremie eigen risico teruggave no claim zorgtoeslag totaal mutatie
netto 2006 € 943,25 € 1.082,76 € 2.026,01 - € 40,12
netto 2005 € 910,40 € 1.155,73 € 2.066,13
2006 €237,50
2005 €115,70
- € 15,00 € 15,00 € 207,50 € 106,80
- € 15,00
netto-achteruitgang per maand netto-achteruitgang per jaar inkomensachteruitgang correctie indexatie t.o.v. gemiddelde (netto) correctie OZB-gebruikersdeel correctie teveel betaalde %-premie correctie buitengewone lastenaftrek correctie heffingskortingen (*) correctie inflatie koopkrachtachteruitgang
€ 100,70
€ 146,92 € 1.763,04 - 6,9 % + 0,2 % + 0,6 % + 1,5 % + 0,1 % + 0,4 % - 1,0 % - 5,1 %
(*) het gaat hier om de wijzigingen van heffingskortingen die niet via de loonbelasting verlopen
Bijlage 7a Voorbeeld – alleenstaand rijksambtenaar (modaal) Alleenstaand rijksambtenaar, 29 jaar Bruto jaarinkomen = € 30.132 Kwam in aanmerking voor Btzr-regeling Eigen risico €450 in 2005 (€157,00 gebruikt) Inkomen per maand loon totaal mutatie
netto 2006 €1.512,12 € 1.512,12 - € 112,60
Ziektekosten per maand ziektekostenpremie eigen risico teruggave no claim tegemoetkoming ziektekosten 2006 (netto) zorgtoeslag totaal mutatie
netto 2005 € 1.624,72 € 1.624,72
2006 € 79,57 - € 8,16 - € 21,75 € 0,00 € 49,66 - €43,36
netto-achteruitgang per maand netto-achteruitgang per jaar inkomensachteruitgang correctie loonaanpassing t.o.v. gemiddelde (netto) correctie OZB-gebruikersdeel correctie teveel betaalde %-premie correctie buitengewone lastenaftrek correctie heffingskortingen (*) correctie inflatie koopkrachtachteruitgang
2005 € 79,94 € 13,08
€ 93,02
€ 69,24 € 830,88 - 3,9 % + 1,2 % + 0,7 % 0,0 % 0,0 % 0,0 % - 1,0 % - 3,0 %
(*) het gaat hier om de wijzigingen van heffingskortingen die niet via de loonbelasting verlopen
Bijlage 7b Voorbeeld – onderwijzeres alleenverdiener (1,5x modaal) Alleenverdienend onderwijzeres, 46 jaar (één kind 14 jaar) Bruto jaarinkomen = € 43.645 (inclusief loonsverhoging per 1 januari van 1,0%) Had in 2005 Zkoo-regeling Geen eigen risico Inkomen per maand loon (*) totaal mutatie
netto 2006 € 1.854,41 € 1.854,41 - € 3,37
netto 2005 € 1.857,78 € 1.857,78
(*) in 2006 gecorrigeerd voor stopzetting deelname spaarloon
Ziektekosten per maand premie eigen risico teruggave no claim Zkoo-regeling tegemoetkoming ziektekosten 2006 (netto) totaal mutatie
2006 € 228,00
2005 € 373,05 € 0,00
- € 15,00 - € 199,37 - € 18,37 € 194,63 € 20,95
netto-achteruitgang per maand netto-achteruitgang per jaar inkomensachteruitgang correctie loonaanpassing t.o.v. gemiddelde (netto) correctie OZB-gebruikersdeel correctie teveel betaalde %-premie correctie buitengewone lastenaftrek correctie heffingskortingen (*) correctie inflatie koopkrachtachteruitgang
€ 173,68
€ 24,32 € 291,84 - 1,2 % + 0,5 % + 0,4 % 0,0 % 0,0 % +0,2 % - 1,0 % - 1,1 %
(*) het gaat hier om de wijzigingen van heffingskortingen die niet via de loonbelasting verlopen
Bijlage 7c Voorbeeld – gehuwd rijksambtenaar (44 jaar) met studerend kind (21 jaar), 2,5 x modaal Alleenverdienend rijksambtenaar met studerend kind Bruto jaarinkomen = € 73.280 Betrokkene had in 2005 recht op Btzr-tegemoetkoming Gezamenlijk eigen risico ouders €140 (geheel opgebruikt) Inkomen per maand netto 2006 netto 2005 Loon (*) €3.102,29 € 3.330,32 Totaal € 3.102,29 € 3.330,32 - € 228,03 mutatie (*) gecorrigeerd voor specifieke onkostenvergoedingen Ziektekosten per maand Premie eigen risico teruggave no claim tegemoetkoming ziektekosten 2006 (netto) zorgtoeslag Totaal mutatie
2006 € 176,46 - € 15,00 - € 18,00 € 0,00 € 143,46 - € 138,01
2005 € 269,80 € 11,67
€ 281,47
Aangezien student niet in aanmerking komt voor aanvullende beurs is hij aangewezen op de ouderlijke bijdragen. Derhalve moet de inkomenspositie van betrokken student worden meegenomen bij de ouders. inkomen studerend kind basisbeurs premie ziektekosten eigen risico teruggave no-claim zorgtoeslag Netto mutatie
2006 € 89,24 - € 103,50 + € 7,50 + € 33,58 € 26,82 + € 13,91
netto-achteruitgang per maand netto-achteruitgang per jaar inkomensachteruitgang correctie loonaanpassing t.o.v. gemiddelde (netto) correctie OZB-gebruikersdeel correctie teveel betaalde %-premie correctie buitengewone lastenaftrek correctie heffingskortingen (*) correctie inflatie koopkrachtachteruitgang
2005 € 75,70 - € 49,46 - € 13,33 € 12,91
€ 76,11 € 913,32 - 2,1 % + 1,1 % + 0,4 % 0,0 % 0,0 % +0,2 % -1,0 % - 1,4 %
(*) het gaat hier om de wijzigingen van heffingskortingen die niet via de loonbelasting verlopen
Bijlage 8 Voorbeeld – gehuwd gepensioneerd onderwijzer Gehuwd gepensioneerd onderwijzer, 79 jaar Partner heeft alleen AOW Gezamenlijk jaarinkomen = €34.839 bruto Kwam in aanmerking voor ZVO-regeling Eigen risico € 500 in 2005 volledig betaald Inkomen per maand AOW – 1 AOW –2 aanvullend pensioen 1 aanvullend pensioen 2 aanvullend pensioen 3 Totaal mutatie
Ziektekosten per maand ziektekostenpremie eigen risico teruggave no claim teruggave ZVO zorgtoeslag Totaal mutatie
netto 2006 € 604,34 € 604,34 € 774,99 € 233,60 € 188,87 € 2.406,14 - € 123,70
netto 2005 € 637,03 € 637,03 € 813,85 € 245,79 € 196,14 € 2.529,84
2006 € 221,84
2005 € 352,26 € 41,67
€ 0,00 - € 195,71 - € 24,00 € 197,84 - €0,38
netto-achteruitgang per maand netto-achteruitgang per jaar inkomensachteruitgang correctie indexatie t.o.v. gemiddelde (netto) correctie OZB-gebruikersdeel correctie teveel betaalde %-premie correctie buitengewone lastenaftrek correctie heffingskortingen (*) correctie inflatie koopkrachtachteruitgang
€ 198,22
€ 123,32 € 1.479,84 - 4,9 % + 0,7 % + 0,5 % 0,0 % + 0,3 % 0,0 % - 1,0 % - 4,4 %
(*) het gaat hier om de wijzigingen van heffingskortingen die niet via de loonbelasting verlopen
Bijlage 9 Voorbeeld – voormalig particulier verzekerden met premievrijstelling Gehuwd echtpaar, man 44 jaar, vrouw 41 jaar. Drie kinderen jonger dan 18 jaar Man WAO-uitkering en aanvullende verzekeringen Partner geen inkomen Jaarinkomen = € 42.500 Voorafgaand aan 2006 volledige premievrijstelling in verband met arbeidsongeschiktheid (zie bijgevoegde artikel uit ziektekostenpolis) Inkomen per maand WAO WAO - hiaatverzekering aanvullende verzekering totaal mutatie
netto 2006 € 1.157,73 € 474,47 € 691,15 € 2.323,35 - € 75,31
netto 2005 € 1.181,90 € 479,17 € 737,59 € 2.398,66
Ziektekosten per maand ziektekostenpremie eigen risico teruggave no claim zorgtoeslag totaal mutatie
2006 € 198,50
2005 € 155,75 € 8,33
- € 10,00 € 0,00 € 188,50 € 23,82
netto-achteruitgang per maand netto-achteruitgang per jaar inkomensachteruitgang correctie indexatie t.o.v. gemiddelde (netto) correctie OZB-gebruikersdeel correctie teveel betaalde %-premie correctie buitengewone lastenaftrek correctie heffingskortingen (*) correctie inflatie koopkrachtachteruitgang
€ 164,68
€ 99,13 € 1.189,56 - 4,0 % + 0,2 % + 0,5 % + 1,8 % 0,0 % +0,3 % - 1,0 % - 2,2 %
(*) het gaat hier om de wijzigingen van heffingskortingen die niet via de loonbelasting verlopen
Bijlage 10 Brief aan staatssecretaris Wijn van het ministerie van Financiën inzake premieheffing over inkomsten uit meerdere bronnen. Vakcentrale voor middengroepen en hoger personeel Multatulillaan 12, 4103 NM Culemborg Postbus 575, 4100 AN Culemborg Telefoon (0345) 851 900 Telefax (0345) 851 915 E-mailadres:
[email protected]
De Staatssecretaris van Financiën Mr. drs. J.G. Wijn Ministerie van Financiën Korte Voorhout 7 Postbus 20201 2500 EE ‘s-GRAVENHAGE Culemborg, 24 januari 2006 AV/cn/B.012
Betreft: inhouding premie zorgverzekeringswet Geachte heer Wijn, Wij vragen uw aandacht voor het volgende. Nu de salarisstroken bij de meeste mensen zijn binnengekomen, worden onze bonden benaderd door gepensioneerden die constateren dat bij hen totaal gezien meer aan premie wordt ingehouden dan zij verwacht hadden. Het betreft mensen die van meerdere fondsen respectievelijke verzekeraars een uitkering ontvangen. Nadere analyse van het gesignaleerde punt heeft ons geleerd dat het hier mensen betreft die naast hun AOW-uitkering een zodanig aanvullend arbeidspensioen en / of lijfrente-uitkering ontvangen, dat hun bruto inkomen per maand hoger is dan € 2.500 (komt bij een AOW-er met maximale toeslag neer op een arbeidspensioen van meer dan € 1.865 per maand). Afhankelijk van de hoogte van de uitkeringen en het aantal uitkerende instanties kan de omvang van de teveel geïncasseerde premie vele honderden euro’s bedragen. Wij constateren dat voor diverse categorieën belasting- en premiebetalers aanvullende maatregelen getroffen zijn /worden. - Mensen met een relatief laag inkomen krijgen ter compensatie een zorgtoeslag, waarvoor bij uw belastingdienst een aanvraag ingediend kan worden. - Niet-verdienende partners kunnen hun heffingskorting (maandelijks) laten uitbetalen als door de verdienende partner voldoende belasting wordt betaald. - Mensen met een voorzienbaar te hoge inhouding van loonbelasting kunnen een aanvraag doen voor teruggave op voorhand. - Mensen met bekende inkomens uit meerdere bronnen krijgen van uw dienst een voorlopige aanslag opgelegd.
-2AV/cn/B.012
Het komt ons voor dat met mensen, die van verschillende instanties belastbare uitkeringen ontvangen, rekening kan worden gehouden met de verwachte hoogte van de teveel betaalde wettelijke premie. Dat kan in ieder geval voor mensen waarvoor uw belastingdienst een voorlopige aanslag oplegt, maar is onzes inziens ook mogelijk voor anderen. Op basis van een aanvraag moet teruggave te realiseren zijn. Wij gaan er daarbij van uit, dat bij u geen redenen aanwezig zijn om tijdelijke overfinanciering na te streven. Deze kwestie is onder meer aan de orde geweest in de besprekingen met uw ambtenaren. Dat heeft toen echter niet geleid tot een oplossing. Wij doen een dringend beroep op u om voor mensen met pensioenen en lijfrenten uit meerdere bronnen de mogelijkheid te creëren voor teruggave tijdens het lopende belastingjaar. Dat kan o.i. nog in 2006 worden gerealiseerd. Gaarne zijn wij bereid deze aangelegenheid nader (mondeling) toe te lichten. Een kopie van deze brief hebben wij gezonden aan - de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport - de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid - de Vaste commissies van de Tweede Kamer voor - Financiën - Sociale Zaken en Werkgelegenheid en - Volksgezondheid, Welzijn en Sport Met vriendelijke groet en hoogachting,
A.H. Verhoeven voorzitter