Zorgboerderijen een sociale werkplek met toekomst
een onderzoek naar de mogelijkheden om een arbeidsre-integratieaanbod te ontwikkelen op het platteland met ondersteuning van de WSW (Wet Sociale Werkvoorziening)
Constans Pos Marlé Nijhuis 1
Inleiding Op verzoek van STinZ, een begeleidingsorganisatie met onder meer een zorgboerderij in Olst, heeft de Taskforce Multifunctionele Landbouw een onderzoek laten verrichten naar de mogelijkheden om een arbeidsre-integratieaanbod te ontwikkelen op het platteland met ondersteuning van de WSW (Wet Sociale Werkvoorziening). Dit onderzoek is uitgevoerd in Salland (Overijssel) in de tweede helft van 2010 onder in deze regio aanwezige gemeenten en SW bedrijven. Ook is gesproken met medewerkers van zorgboerderijen, met name met STinZ medewerkers. Tijdens de onderzoeksperiode heeft het kabinet aangekondigd belangrijke wijzigingen door te voeren in de regelingen die het toeleiden van personen met een afstand tot de arbeidsmarkt (waaronder SW gerechtigden) beogen. Deze wijziging heet ook wel “werken naar vermogen”. Hierdoor is de focus van het onderzoek enigszins verlegd; in de toekomst zal er niet meer sprake zijn van verschillende wetgeving voor diverse doelgroepen (SW, WWB, WAJONG en WIJ), maar van één regeling. Het specifieke karakter van de aanpak voor SW gerechtigden zal -daarmee- goeddeels verdwijnen. Neemt niet weg dat de behoeften van het deel van de groep die aangewezen is op de “onderkant van de arbeidsmarkt” niet verandert. De uitvoering zal ingrijpende wijzigingen ondergaan. In het advies naar aanleiding van ons onderzoek houden we rekening met de zich wijzigende situatie. De arbeidsmarkt die organisaties zoals STinZ en daarmee ook veel zorgboerderijen, bieden, dan wel toegang toe kunnen verlenen, is de agrarische markt. Werkzaamheden op een zorgboerderij zijn vaak niet het eindpunt van een traject naar werk, maar maken daar deel van uit. Begeleidingsorganisatie STinZ is ambitieus en wil zich richten op het verbeteren van de kwaliteit van het begeleidingsaanbod op het platteland (met name Salland) om zodoende beter tegemoet te kunnen komen aan vraag en aanbod op de zorg en reintegratiemarkt. Zij voorziet zich daarom van leer-, werkprojecten om zowel kwantitatief als kwalitatief een ruim aanbod te vormen voor instroom, doorstroom en uitstroom van werkzoekenden. Hiermee wil men een samenhangend aanbod formuleren voor de behoeften van bedrijven aan personeel op het platteland in Salland. Aan opdracht gevende kant zijn het gemeenten, UWV en Sociale werkvoorzieningen die bepalend zijn voor het aanbod van cliënten. Het initiatief speelt in op de behoefte van gemeenten, SW bedrijven en anderen (zorginstellingen, geestelijke volksgezondheid) om personen uit hun doelgroepen, toe te leiden naar werk dan wel bezigheden te bieden die in het kader van herstel gezondheid en/of participatie wenselijk zijn. Hiertoe is een organisatie opgericht “LANDWERKEN” genaamd die deze markten bedient vanuit de inzichten die men heeft verworven en verwerft door de contacten met agrarische bedrijven (vraag), organisaties die doelgroepen willen plaatsen (aanbod) en de verworven kennis van de doelgroepen. In onze adviezen gaan we in op de vraag of een dergelijk samenwerkingsverband de markt kan bedienen en een sleutelrol kan spelen in de match tussen vraag en aanbod. Zorgboerderijen die deze ontwikkeling herkennen en hierop in willen spelen, zullen
2
zich meer en meer ontwikkelen als organisaties die vraag en aanbod bij elkaar brengen en zich daarbij specialiseren in de agrarische markt. De agrarische markt kenmerkt zich in toenemende mate in het organiseren van aanvullende activiteiten; de boer boert goed als hij er iets bij doet. Deze activiteiten liggen op de terreinen van zorg, recreatie, natuurbeheer of verkoop van producten op het bedrijf. Deze toename van activiteiten maar ook de bestaande, traditionele bedrijfsvoering, vraagt om personeel dat hiervoor geschikt is. Ons onderzoek richt zich niet op de behoefte aan personeel in de agrarische sector maar start met het in kaart brengen van de mogelijkheden om SW gerechtigden een plek te bieden via zorgboerderijen, op de wenselijkheid van uitstroom naar de markt. Met deze inleiding hebben we de feitelijke rapportage volgorde aangegeven. We gaan eerst in op de situatie van de doelgroep en de organisaties die verantwoordelijk zijn voor de inschakeling van de doelgroep naar de arbeidsmarkt. Vervolgens geven we aan welke de condities zijn die onder de nieuwe wetgeving te verwachten zijn en welke mogelijkheden er zijn om (nu reeds) in te spelen op deze (ingrijpende) veranderingen. We bevelen hiervoor een pilot aan. In Salland hebben we de situatie verkend, er zijn geen redenen aan te nemen dat elders in het land de grondslag voor deze aanpak ingrijpend anders zou zijn. Daardoor zijn onze conclusies en aanbevelingen welke op STinZ zijn gebaseerd, ook bruikbaar voor andere zorgboerderijen. Raalte, februari 2011 Marlé Nijhuis Constans Pos *)
Colofon Marlé en Constans hebben een gelegenheidsduo gevormd voor het uitbrengen van dit advies. Marlé is als interim-manager uitstekend op de hoogte van het functioneren van de doelgroep, de (gemeentelijke) organisaties, zowel op het gebied van sociale voorzieningen als de zorg. Constans is als arbeidsmarktdeskundige goed ingevoerd in werkgeversbenadering, re-integratiebedrijven en het matchen tussen vraag en aanbod. Beiden hebben een eenpersoonsbedrijf. Wij danken de Taskforce Multifunctionele Landbouw voor de mogelijkheid dit onderzoek uit te voeren en zijn de STinZ directie en medewerkers erkentelijk voor hun enthousiaste medewerking. Tenslotte danken wij onze gesprekspartners in de regio voor hun welwillend beschikbaar gestelde kennis en tijd. Wij rekenen erop een bijdrage te kunnen leveren aan de ontwikkeling van Landwerken(STinZ) in het bijzonder en(andere) zorgboerderijen in het algemeen.
3
Beschrijving opdracht, achtergrond, aanpak en resultaten Opdracht Onderzoek de mogelijkheden of en hoe de Leer Werk Zorg bedrijven van STinZ en co hun diensten aan de gemeenten Deventer, Raalte, Zwolle en Olst-Wijhe kunnen aanbieden voor het plaatsen van mensen die vanuit de WSW worden gesteund. Met vertegenwoordigers van SW bedrijven, van de betrokken gemeenten en met medewerkers van STinZ zijn gesprekken gevoerd. Materiaal is digitaal ingezien, gelezen en bestudeerd en met DIVOSA (vereniging van managers van sociale diensten) is overleg gepleegd over de veranderingen in wetgeving. Ook is aandacht gegeven aan het fenomeen Zorgboerderijen en hun ontstaan. In de tekst zijn citaten opgenomen met de namen en functies van onze gesprekspartners. Zorgboerderijen komen in belangrijke mate voort uit de behoefte van cliënten van instellingen voor geestelijke volksgezondheid aan een werkomgeving die bijdraagt aan hun herstel. Oorspronkelijk betrof het boerderijen (en dergelijke) die binnen hun bedrijf cliënten lieten meewerken. Later is deze vorm van inschakelen in arbeid geprofessionaliseerd en heeft de begeleiding van cliënten prioriteit gekregen ten opzichte van de traditionele productie of dienstverlening. Boerderijen die zorgplekken boden werden daarmee zorgboerderijen. Met de professionalisering werden eisen gesteld aan de bedrijfsvoering vanuit zorgoogpunt en minder vanuit de agrarische invalshoek. Het werken op de boerderij werd de boerderij om te werken. De boer werd “omgevormd” tot begeleider. Meer en meer is de zorgboerderij het terrein geworden van professionals die zorg aanbieden op een voormalige boerenlocatie. Mede door verbreding van dit aanbod naar andere doelgroepen dan cliënten van geestelijke volksgezondheid, is het aantal zorgboerderijen sterk toegenomen. In Salland zijn ruim 30 zorgboerderijen in de omgeving van STinZ te vinden. De populariteit is mede te danken aan de heilzame werking van “werken op het platteland” en aan de veranderingen in de agrarische sector, waardoor veel boeren het traditionele boerenbestaan moeten opgeven. Overigens geldt de geschetste ontwikkeling niet voor alle zorgboerderijen. Sommigen combineren het boerenbedrijf in combinatie met de zorgverlening en gaan niet over tot geheel en al zijn van zorgboerderij. (Met dank aan Dieneke Tijs van Zorgboerderij ‘Het Oosterbroek’ te Luttenberg.)
4
Om aan de opdracht gestalte te geven hebben we sleutelfiguren uit de regio benaderd van gemeenten en SW bedrijven. De hoofdvragen die we hen voorlegden zijn: 1. Op welke wijze wordt vorm gegeven aan het beleid om SWers buiten de sociale werkplaatsen aan het werk te krijgen 2. Wordt hierbij ook de agrarische sector benaderd? 3. Bestaat de mogelijkheid mee te werken aan plaatsen van SW (geïndiceerde) in werkzaamheden in de agrarische sector (via zogenaamde Zorgboerderijen) 4. Onder welke condities is dit mogelijk c.q. wenselijk? Lopende de gesprekken zijn de regeringsvoornemens ten aanzien van het samenbrengen van diverse wetten in één wetgeving voor de ”onderkant van de arbeidsmarkt”, naar buiten gebracht. Deze wetgeving die de werk, re-integratie elementen uit de WWB, de WAJONG, WIJ en SW in een regelgeving onderbrengt, is van groot belang voor Zorgboerderijen die zich op uitstroom richting de arbeidsmarkt (willen) richten. Dit perspectief is in het merendeel van de gesprekken aan de orde gesteld. Met DIVOSA is over deze veranderingen, die ook de SW regelgeving verandert, gesproken. In de conclusies en aanbevelingen komen we hierop terug. Door het weergeven van enkele citaten geven we een beeld van de reacties van de sleutelfiguren, vervolgens verbinden we hieraan conclusies ten aanzien van de opdracht. Larcom heeft lange termijn contracten met gemeenten en zorgt voor zowel reintegratie-trajecten als voor de SW formule voor de gemeenten Ommen, Hardenberg, Raalte. Larcom participeert in het cranberryproject van een zorgboerderij. Er zijn voornemens om via de groensector de kansen in de agrarische sector te benutten. Zorgboerderijen kunnen hierin een (onderaannemers) rol spelen. Larcom detacheert de bij de gemeenten in dienst zijnde SWers door en berekent daarvoor een begeleiding/organisatiekosten fee. Ook voor andere doelgroepen uitkeringsgerechtigden biedt Larcom aan de gemeenten een re-integratie-traject. Bijzonder aan Larcom is dat het een stichting is, geen gemeenschappelijke regeling. Gemeenten hebben zitting in een raad van toezicht. Larcom kan -hierdoor- snel inspelen op veranderingen en mogelijkheden in de markt. Henk Blaauw/ Berend Wegman, resp. directeur en manager groen van Larcom te Ommen. Sallcon, of in dit geval: Deventer Groenbedrijf, werkt voor de gemeenten Olst-Wijhe, Deventer en Raalte en begeleidt onder meer SWers (en andere doelgroepen) naar externe partijen (werkgevers). Sallcon bestrijkt de gehele doelgroep uitkeringsgerechtigde werkzoekenden (WWB, WAJONG, inburgeraars, SW en wachtlijst SWers.). Werkgevers vormen het doel van de dienstverlening, uitstroom staat voorop. Hiervoor wordt de klant/ werkzoekende centraal gesteld en worden de beschikbare instrumenten ingezet. Kansen voor zorgboerderijen zijn gelegen in: dagbesteding, sociale activering en re-integratie. De AWBZ wetgeving en andere regels worden in de toekomst op elkaar afgestemd. Deventer doet mee aan een pilot om via loondispensatie werkzoekenden te plaatsen bij werkgevers (vooruitlopend op de wetgeving “onderkant 5
van de arbeidsmarkt”). Ingeschat wordt dat 20 à 25% van de doelgroep “buiten” wenst te werken in de zin van platteland/open lucht. Voor Sallcon geldt dat naast werk ook leren van belang is. Voor de gemeente Deventer is Sallcon DE partner voor re-integratie, men houdt er geen eigen re-integratiebeleid op na, anders dan de afspraken via Sallcon. Lucas Buiting en Alfred Lievers respectievelijk senior beleidsmedewerker gemeente Deventer en manager Gemeentelijke contracten van Sallcon. De gemeente Raalte voert een individueel maatwerk beleid voor het re-integreren van werkzoekenden. Er zijn geen bulkafspraken met re-integratiebedrijven. Voor elke werkzoekende wordt het best passende traject gezocht en aangeboden. Voor SWers zou een werkplek op het platteland heel goed kunnen voorzien in een behoefte, SWers die op het platteland (Raalte is een landelijke gemeente) zijn opgegroeid, zullen deze arbeidsomstandigheden aanspreken. De huidige arbeidsmarkt stelt hoge eisen aan medewerkers, de komende jaren zullen er meer kansen ontstaan voor doelgroepen zoals SWers omdat er een krapte voorzien wordt. Raalte heeft 200 personen in de SW regeling en 50 op de SW wachtlijst. Voor deze 50 wordt werkervaring aangeboden. Sociaal aanbesteden is opgenomen in sommige contracten tussen gemeente en ondernemer, maar functioneert (nog) niet voldoende. Voorstelbaar is dat een Zorgboerderij (als STinZ) afspraken maakt met bedrijven in de agrarische sector voor landschapsonderhoud en hierbij SWers werk biedt. Ton Schrijver, senior beleidsmedewerker gemeente Raalte. De visie van de gemeente Zwolle is: iedereen in beeld, ook de onderste kant van het bestand; iedereen doet mee. In deze visie moeten er meer mogelijkheden komen voor dit deel van het bestand, een groeiende groep. Werken op het platteland zal een boeiend perspectief zijn voor sommigen, maar er is ook minder geld te besteden. In Zwolle wordt gedacht dat werken in wijken en de voor wijken beschikbare middelen, gekoppeld kunnen worden. Voorts wordt opgemerkt dat WEZO (het regionale SW bedrijf) aanzienlijke tekorten kent en de SW doelgroep via de komende wetgeving fors gaat inleveren (een derde van het SW bestand blijft, zo wordt voorzien, aangewezen op de SW werkplaatsen, anderen zullen onder de regeling “onderkant van de arbeidsmarkt” gaan vallen). Consulenten van Werk en Inkomen van de gemeente Zwolle kunnen trajecten zoals van zorgboerderijen opnemen in hun aanbod aan klanten. STinZ kan ook zelfstanding aanbesteden en voor een groep werkzoekenden een aanbod doen. Marianne Kragting, eenheidsmanager Sociale Zaken en Werkgelegenheid, gemeente Zwolle. In de gemeente Olst-Wijhe functioneert een werkgeversteam dat met twee personen de markt benadert. De beide medewerksters leggen op grond van kennis van de doelgroep contacten met werkgevers en plaatsen werkzoekenden op (trajecten naar) werk. Op dit moment (eind 2010) wordt samengewerkt met Economische Zaken, dat op basis van bedrijfscontacten de ondernemers kent en mogelijkheden signaleert. Agrarische bedrijven zijn (nog) niet in beeld, ook is er geen actieve samenwerking met Zorgboerderijen. De laatsten zijn wat betreft de gesprekspartners, geschikt om klanten waaraan men niet goed weet welke richtingen mogelijk zijn, werkervaring te bieden. Beiden zien mogelijkheden om Zorgboerderijen meer in te schakelen bij uitbreiding van de doelgroepen in de zin van de komende wetgeving gericht op de “onderkant van de arbeidsmarkt”. In samenwerking met bijvoorbeeld STinZ kunnen mogelijkheden van de agrarische sector beter benut worden. Uitvoering en beleid zijn in Olst-Wijhe afgestemd 6
op Deventer, men werkt in de werkgeversbenadering samen met Startbaan, de Deventer variant van werkgevers-benadering Linette Poelhekke en Nicolette Holterman, integraal casemanagers van het werkgeversteam gemeente Olst-Wijhe.
WEZO is het SW bedrijf van Zwolle en omstreken, WEZO verkeert in zwaar weer. Ook bij dit SW bedrijf spelen de hoge CAO lasten een belangrijke rol; WEZO gaat van 4 naar 2 vestigingen en beperkt zich tot de feitelijke SW taak. Andere opdrachten moet WEZO in concurrentie met derden binnenhalen. Daardoor zijn aanbiedingen van zorgboerderijen als STinZ, concurrenten voor WEZO; men vist in dezelfde (middelen en doelgroep) vijver. WEZO heeft een aparte rechtspersoon voor het intekenen op re-integratieopdrachten. Voor Zwolle geldt dat de rijksmiddelen afdoende moeten zijn voor de bekostiging van “beschut werken”. Een percentage van de medewerkers die nu nog binnen werken, zal buiten de SW werk moeten vinden. De gemeente hanteert een zelfbeschikkingsrecht van klanten voorde inzet van PGB (Persoonsgebonden Budget), men kan zelf kiezen uit verschillende aanbieders. Qua werken in het groen is er uitzicht op het samenvoegen van dit SW deel met het groenbedrijf van Zwolle. Nader, persoonlijk contact met Zorgboerderijen wordt op prijs gesteld. Anky Griekspoor, directeur WEZO, SW bedrijf Zwolle e.o.
DIVOSA (de vereniging van managers van sociale diensten) heeft pilots ingericht om enerzijds de dienstverlening aan werkgevers die SWers in dienst willen nemen te verbeteren en anderzijds om het mogelijk te maken SWers vanuit SW bedrijven extern te plaatsen bij werkgevers in regulier dienstverband. De pilots leiden tot praktische ervaringen met de loondispensatieregeling die het kabinet beoogt met “werken naar vermogen”. Met deze regeling van de onderkant van de arbeidsmarkt wordt in 32 gemeenten geëxperimenteerd. Basis hiervoor is het bepalen van de loonwaarde, het bedrag dat een werkgever betaalt voor het inlenen van een SWer. De overige loonkosten worden aangevuld via het inkomensdeel van de WWB. Zorgboerderijen kunnen met behulp van de experimenteerstatus (van een gemeente in hun regio, zie: www.ikkan.nl), meebouwen aan pilots en werkplekken aanbieden aan de doelgroep SWers,- SWers op de wachtlijst- en gedurende de pilotperiode, in ieder geval 2011, ervaringen opdoen. Met het landelijk bestuur van SW organisaties, Cedris, wordt intensief samengewerkt in deze pilots. Caroline Urbanus, procesmanager DIVOSA te Utrecht.
De gemeente Deventer heeft goede ervaringen met STinZ en de plaatsingen van kandidaten opgedaan en is enthousiast over de vooruitgang die geboekt is bij individuele kandidaten. Naast de WWB biedt mogelijk ook de WMO (activerende begeleiding) nog een mogelijkheid. Margriet de Jager en Simon Borst, respectievelijk wethouder en hoofd cluster Werk, Inkomen, Zorg en Leren, gemeente Deventer.
7
Conclusies naar aanleiding van de gesprekken Dienstverlening aan SWers die bereid en in staat zijn om te werken op het platteland en/of via zorgboerderijen toegeleid worden naar een (detachering) plek in de agrarische sector, is in principe mogelijk. Sterker nog, in beperkte mate wordt door SW bedrijven aan deze doelstelling voldaan. Soms met inschakeling van zorgboerderijen, soms zonder. Samenwerking tussen SW en zorgboerderijen is niet vanzelfsprekend, deze moet gezocht en ontwikkeld worden. Door de zich wijzigende wetgeving wordt het in de nabije toekomst logischer dat SWers ook op het platteland aan het werk gaan (minder arbeidsplaatsen in beschutte werkomgeving, werk op het platteland kan passend zijn en SWers hebben ook een plattelandsachtergrond). Indien zorgboerderijen succesvol zijn in het plaatsen en/of detacheren van deze medewerkers zijn zij waardevolle partners voor gemeenten (en SW bedrijven). Succesvol zijn kan op verschillende manieren worden ingevuld: a. het werk bieden aan SWers *) op zorgboerderijen door zelf de loonwaarde te betalen b. SWers *) door detacheren (bijvoorbeeld na ervaringstraject bij zorgboerderij) naar andere werkplekken binnen de agrarische sector c. als re-integratiebedrijf optreden om als specialist vanuit de agrarische sector te voorzien in personeelsbehoefte bij andere bedrijven d. het bieden van beschutte werkplekken waar personen uit de doelgroep zich kunnen oriënteren, hun competenties leren kennen en/of op andere wijze zinvolle arbeid verrichten (met behoud van uitkering).
*) daar waar sprake is van de doelgroep SWers in dit verband, kunnen ook personen uit andere doelgroepen zoals WWB, WAJONG ingevuld worden. Indien gebruikgemaakt gaat worden van de (pilot) mogelijkheden van een regeling aan de onderkant van de arbeidsmarkt (zie bijlage) zijn de voorwaarden toepasbaar op alle groepen uitkeringsgerechtigden voornoemd.
Argumentatie 1. het SW bedrijf heeft behoefte aan plaatsingen van SWers buiten de interne beschermde werkplekken 2. gemeenten hebben (indirect, dan wel direct) behoefte aan en belang bij het uitplaatsen en/of voorkomen dat personen langer op de wachtlijst staan van SW of de beschutte werkplekken innemen 3. gemeenten hebben bovendien belang bij het door detacheren van SW gerechtigden, anders dan geplaatst in beschutte werkomgeving. Door de veranderende regelgeving moet 2/3 van het SW bestand buiten het SW bedrijf aan het werk gaan 4. zorgboerderijen hebben in algemene zin, verstand van opvang, begeleiding en van het werk in delen van de agrarische sector. Deze kennis en ervaring is van belang voor de doelgroep SWers die buiten wil en kan werken 8
5. zorgboerderijen kunnen zich ontwikkelen om detachering van SWers in de agrarische sector te organiseren door gebruik te maken van hun begeleidingskwaliteiten en kennis (zowel van de doelgroep als van plattelandswerken) 6. de agrarische sector is aan veranderingen onderhevig, deze leiden tot behoefte aan personeel. Deze behoefte is op dit moment nauwelijks in beeld bij en wordt momenteel nauwelijks ingevuld vanuit de service verlenende instellingen van gemeenten en anderen (Werkpleinen).
9
Kansen voor Zorgboerderijen Optie d; in de opsomming van kansen voor zorgboerderijen is een voor de hand liggende optie om SW gerechtigden (en anderen zoals in het kader van de AWBZ) de gelegenheid te bieden zich te oriënteren op arbeid en te participeren. Deze activiteiten liggen in het verlengde van wat veel zorgboerderijen al doen. Nadeel van deze optie is dat de gelden die hiervoor beschikbaar zijn, onder druk staan en dat zowel op de PGB’s als op het AWBZ budget bezuinigd wordt. Echter, ook de andere budgetten (participatiebudget, SW e.d.) staan onder -grote- druk. Het is aan te bevelen na te gaan welke veranderingen gaande zijn of in zicht komen ten aanzien van verschuiving van het AWBZ beleid en de rol van zorgkantoren hierbij. Ook blijkt dat zorgverzekeraars zich in toenemende mate richten op het voorkomen en oplossen van knelpunten die verzekerden ervaren in hun werksituatie. Verzekerden en bedrijven hebben belang bij maatwerkoplossingen die via een landelijk aanbod van hoog kwalitatief niveau kunnen worden aangeboden. Hier ligt een kans voor zorgboerderijen mits men kwaliteit biedt en er van een landelijk dekkend aanbod sprake kan zijn. Denkbaar is dat met zorgverzekeraars tot afspraken gekomen kan worden over pilots op dit terrein. In het kader van onze opdracht hebben we deze kansen niet verder verkend. Optie a; het zelf bieden van detacheringplekken is beperkt. Zorgboerderijen hebben in beperkte mate inkomsten uit hun productie en zullen voor hun voortbestaan moeten kunnen beschikken over deze middelen. Daar waar een SW gedetacheerde op grond van eigen competenties, ervaring of perspectief, geplaatst kan worden, kunnen ook zorgboerderijen hun aandeel leveren aan maatschappelijk ondernemen. In situaties dat men nog geen ervaringen heeft of relaties met het SW bedrijf, kan dit overigens ook een begin zijn van een waardevolle relatie tussen SW en zorgboerderij. Optie b; geeft meer perspectief: door detacheren na een ervaringstraject bij de zorgboerderij is een mogelijkheid die goed gebruikmaakt van de ervaringen van de zorgboerderijen en inspeelt op de behoefte van werkzoekenden met een afstand tot de arbeidsmarkt. Men kan als zorgboerderij een traject bieden dat de competenties van de SW er benut en voorziet in een behoefte bij een werkgever. Goed mogelijk is dat de zorgboerderij in het door detacheren en administratieve- en begeleidingsaspecten voor de nieuwe werkgever uit handen neemt, in ieder geval voor bepaalde tijd. Voor begeleiding en administratieve werkzaamheden wordt een fee doorberekend. Optie c; tenslotte is de verstgaande mogelijkheid. Veel zorgboerderijen zullen -nogniet de expertise hebben en de relaties met andere agrarische werkgevers om succesvol te voorzien in personeelsbehoefte in deze sector. Toch is deze optie om verschillende redenen interessant. De sector zal in toenemende mate, net als andere sectoren in Nederland, door ontgroening en vergrijzing enerzijds, maar ook door de enorme verschuivingen die gaande zijn binnen de sector anderzijds, behoefte hebben aan geschikt personeel. Deze behoefte kan voor sommige zorgboerderijen aanleiding zijn concreet onderzoek te doen naar mogelijkheden om de match tussen vraag en aanbod te gaan verzorgen. Dat men dit doet met inachtneming van de verworven kwaliteiten met personen uit de onderkant van de arbeidsmarkt, zal een aanbeveling zijn. Immers, juist uit deze 10
groepen valt de komende jaren te putten voor het oplossen van personele knelpunten. Uiteraard kan van de mogelijkheden van voorgaande opties gebruikgemaakt worden om, uiteindelijk, tot toepassing van optie c te komen: via d naar a, van a naar b en vervolgens naar c. De marktontwikkeling, in deze zowel de agrarische arbeidsmarkt als de markt van subsidies en bekostiging, zal nauwlettend in de gaten gehouden moeten worden. Gemeenten zullen in de nabije toekomst onder druk van het wegvallen van reintegratiemiddelen andere, directe kanalen willen benutten om de toegang tot de arbeidsmarkt van klanten te garanderen. Dit houdt uiteraard in dat begeleidingsorganisaties als STinZ (i.c. LANDWERKEN en zorgboerderijen in het algemeen), zich meer en meer richten op het uitvoeren van “werken naar vermogen”. Deze verandering vergt een kanteling naar de agrarische arbeidsmarkt in casu, de plattelands aanpak. De agrarische werkgelegenheid ontwikkelt zich dynamisch, naast de traditionele functies is meer en meer het beeld zichtbaar van functies die een gemengd of zelfs geheel nieuw karakter hebben. De boerderijwinkels, onderhoud van landschap en fauna, de recreatie en allerlei andere vormen van gemengde bedrijfsvoering, zijn niet alleen overlevingsstrategieën van boeren maar passen in een veranderende behoefte van inwoners en consumenten. Het verzorgen van de match tussen vraag en aanbod in een regio, gericht op deze sector, vraagt om het opbouwen en onderhouden van een vertrouwensrelatie met agrarische werkgevers. Via de kennis van werken op het platteland, een voordeel dat veel zorgboerderijen hebben, kunnen profielen “opgehaald” worden bij agrarische bedrijven. Deze profielen zijn beschrijvingen van kwaliteiten en activiteiten waarover/-aan in te schakelen personen moeten voldoen. Veel agrarische werkgevers zijn niet in staat zelf dit soort profielen aan te geven, goede kennis van personeelszaken is nodig om tot een blijvende match te komen. Functionarissen vanuit de zorgboerderijen kunnen deze deskundigheid beschikbaar stellen voor agrarische bedrijven en hen hiermee een dienst bewijzen. Men kent de werkzoekenden en is in staat een inschatting te maken van het traject, de mate van begeleiding en de loondispensatie, die een passend aanbod mogelijk maken. De aanwezigheid van concrete leer-, werkprojecten op en om de zorgboerderij, zijn hierbij van belang. Via deze projecten worden de feitelijke kwaliteiten en activiteiten van werkzoekenden zichtbaar en kunnen deze “bijgespijkerd” worden. Door naast de voorbereiding op aan het werk gaan, ook de begeleiding op de werkplek en de nazorg (en zo nodig ook de financiële afwikkeling/verantwoording) in het dienstverleningspakket te hebben, zijn zorgboerderijen full concept dienstverleners en maken hun matchingsrol compleet. Noodzakelijke voorwaarden hierbij zijn: • inzicht in de agrarische markt(ontwikkeling) • uitstekende relaties met bedrijven • kennis van personeelsbeleid • kennis van de doelgroep(en) en deze weten te operationaliseren naar de werkgevers • doorlopende dienstverlening, passende afspraken tussen werkzoekenden en werkgevers en toezien op de uitvoering daarvan
11
• •
•
•
•
professionele en zakelijke relaties met werkzoekenden en werkgevers in het bereiken van de match en het verduurzamen hiervan uitstekende relaties met leverende partijen zoals gemeenten, SW bedrijf (en anderen) door hen op de hoogte te houden van voortgang, resultaten en kosten in staat zijn een netwerk te bouwen en te onderhouden met agrarische bedrijven zodanig dat het nut hiervan het matchen in enge zin overtreft; het netwerk is ook voor bedrijven interessant voor onderlinge uitwisseling en kennisversterking een uitstekende communicatie- en marketingstrategie om nieuwe ontwikkelingen te signaleren en hiervan gebruik te maken en deze voor het welslagen van de match in te zetten resultaat gerichte houding en gedrag zowel van de “matcher” als in de toeleiding, begeleiding en overige dienstverlening
Bij het “werken naar vermogen” is een belangrijk onderdeel het zicht krijgen en houden op de verdiencapaciteit van werknemers. De verhouding tussen de waarde van de arbeid van de werknemer en de aanvulling hierop om te komen tot het minimumloon, kan en zal in de praktijk aan veranderingen onderhevig zijn. Het is op dit moment nog niet duidelijk hoe de arbeidswaarde van een –aanstaandewerknemer bepaald zal worden. Ook aan deze behoefte, het bepalen van de loonwaarde, zal in de komende tijd tegemoet gekomen kunnen worden door het toepassen van een pilot in de agrarische sector.
Het aanbod van LANDWERKEN waarbij er een samenwerkingsverband wordt gecreëerd tussen verschillende types leer-, werk-, zorgboerderijen kan door deze verscheidenheid een passend aanbod kunnen leveren. De kracht zit in het aanwezige potentieel dat in staat is vraag en aanbod tegelijkertijd te ontwikkelen en daarbij de klant en zijn/haar behoefte als uitgangpunt te nemen. Met name het creëren van Leer-werkbedrijven (als extra niveau in de arbeidtoeleiding) van waaruit naar betaald werk bemiddeld wordt, speelt in grote mate in op de loondispensatieregeling.
12
Aanbevelingen STinZ/LANDWERKEN •
•
De huidige verhoudingen in een regio tussen gemeenten en SW bedrijven zijn verschillend. Het ene SW bedrijf is het andere niet en gemeenten zetten SW bedrijven op verschillende wijzen in. In de concrete situatie van LANDWERKEN, zijn mogelijkheden om met Deventer en Sallcon concrete afspraken te maken om personen uit de personenkring SW te plaatsen, te begeleiden en te detacheren. Zowel bij de gemeente als bij Sallcon zijn de aanknopingspunten aanwezig. Ook aan de pilotmogelijkheden die in Deventer aanwezig zijn, kan door Landwerken meegedaan worden. In een volgende fase van de opdracht worden concrete vervolgstappen uitgewerkt. Hierbij wordt uitdrukkelijk gericht op “werken naar vermogen”. Een dergelijke afspraak zal ook kunnen gelden voor inwoners uit de gemeente Olst-Wijhe gezien de samenwerking tussen de beide gemeenten. Ook bij de gemeente Zwolle zijn mogelijkheden, zij het dat door recente ontwikkelingen bij WEZO, de situatie weer andere aspecten heeft gekregen. Zwolle is bovendien geen pilotgemeente voor de regeling “onderkant”. Nagegaan kan worden op welke wijze een aanbod van Landwerken ingebracht kan worden in het “trajectenboek” van consulenten/coaches van de gemeente. Hetzelfde geldt voor de gemeente Raalte.
Aanbevelingen gericht op (andere) zorgboerderijen •
•
•
•
De inhoud van het aanbod aan personen die nu op de SW aangewezen zijn bestaat uit optie b of optie d, respectievelijk: door detacheren en bieden van beschutte werkplekken. In het kader van de pilot “en één regeling van de onderkant” is optie b aan te bevelen; zorgboerderijen hebben de gelegenheid de loonwaarde van een persoon te onderzoeken en deze (vervolgens) te detacheren bij een werkgever. Deze kan gebruikmaken van de (na) zorgcapaciteiten van een zorgboerderij en van de mogelijkheden van administratieve lastenverlichting door het gebruikmaken van detachering. Via optie b kunnen zorgboerderijen doorgroeien naar gespecialiseerde vraag/aanbod makelaars voor de agrarische sector. Door een vraaggerichte benadering en door succesvolle (door) detacheringen kunnen ervaringen worden opgebouwd en kunnen relaties met agrarische ondernemers worden aangehaald. Hun personeelsbehoefte is daarbij uitgangspunt. De sterke kant van zorgboerderijen is de kennis van het agrarisch bedrijf en het personeelsbeleid dat daarbij past. Ook hebben zorgboerderijen ervaring met het werken met personen die een afstand hebben tot de arbeidsmarkt. Deze beide invalshoeken maken zorgboerderijen tot een fraaie springplank voor het realiseren van een gezonde sociaal economische plattelandsontwikkeling. Tenslotte, de mogelijkheden om met zorgverzekeraars en met zorgkantoren tot succesvolle samenwerking te komen, in het kader van de veranderingen AWBZ, verdient aandacht.
13
Bijlage Toelichting op “een regeling aan de onderkant van de arbeidsmarkt” Door verschillende organisaties (waaronder Divosa) is het afgelopen jaar aangedrongen op een regeling die de WWB, WAJONG, de WSW en de Wij, hervormt. Deze hervormingen moeten een betere participatie, grotere effectiviteit door bijvoorbeeld bijeenbrengen van budgeten en een effectievere inzet realiseren. Het CPB rekent met een kostenbesparing van 1 miljard per 2015. Deze bestaan uit soberdere vergoedingen voor deelnemers, minder re-integratiemiddelen voor gemeenten. Naast deze bezuinigingen zou de regeling moeten opleveren dat meer mensen aan het werk gaan, gebruikmakend van hun vermogen om te werken. Deze beloning kan een beloning zijn onder minimum Loon niveau indien iemand niet in staat is het minimumloon te verdienen. De uitkering wordt omgezet in een aanvulling op het zelf verdiende loon. Naast het Divosa voorstel zijn er andere varianten voor de regeling; Divosa heeft met BMC het model nader uitgewerkt. De kern bestaat uit: • loondispensatie bij een verdiencapaciteit minder dan 100 % van het minimumloon • de uitkering wordt een aanvullende uitkering; 100 procent minus zelf verdiend loon als percentage van wettelijk minimumloon is uitkering. • De uitkering voor personen die niet werken is volgens WWB regelgeving 50.70 of 100 procent van het netto wettelijk minimumloon (afhankelijk van persoonlijke situatie huishouden, vermogen-, partnertoets. De gehele groep uitkeringsgerechtigden wordt in het model benoemd in 4 categorieën: Groep 1, deze groep kan 100% van het minimumloon verdienen en krijgt geen risico beperkende maatregelen Groep 2, verdiencapaciteit 60% van het minimumloon, deze groep krijgt tijdelijke ondersteuning Groep 3, die 40% van het minimumloon kan verdienen krijgt blijvende ondersteuning en groep 4, die minder dan 20% van het minimumloon verdient, krijgt dagbesteding aangeboden. De regeling van loondispensatie richt zich feitelijk op de groepen 2 en 3. De veronderstelling is dat men groeit in werkvermogen en dat (daarmee) de loondispensatie vermindert. Verwacht wordt dat voor bemiddelen naar de werkplek en begeleiding op de werkplek 4 à 6.000 euro per persoon beschikbaar is. Uit: een regeling aan de onderkant, Slootweg en Depla, sociaal bestek december 2010
14
15