Zondag 6 december 10:00, Leesdienst Tekst: Jesaja 9 vers 1: Het volk, dat in duisternis wandelt, zal een groot licht zien; degenen, die wonen in het land van de schaduw des doods, over dezelve zal een licht schijnen. Liturgie Psalm 72: 1 en 3 Lezen: Jesaja 9 Psalm 89: 7,8 en 9 Psalm 146:6 Lofzang van Zacharias: 5 Thema: Licht in de duisternis : 1) Op de gevaarlijke duisternis 2) Op het heilrijke licht. Gespreksvragen 1. Een mens wandelt van nature in de ‘duisternis’, is een onderdaan van de vorst der duisternis geworden. (Denk aan de preek van vorige week zondagmorgen). Ontzaggelijke duisternis is ons deel geworden. Door genade langs de weg van wedergeboorte en geloof mag hij leren leven en wandelen in het licht. Wandelt u, wandel jij in het licht of in de duisternis? 2. Johannes schrijft: “Als wij zeggen dat wij gemeenschap met Christus hebben en wij toch in de duisternis wandelen, liegen wij en doen de waarheid niet. Maar als wij in het licht wandelen, zoals Hij het licht is, hebben wij gemeenschap met elkaar, en het bloed van Jezus Christus, Zijn Zoon, reinigt ons van alle zonde”. Leg uw / jouw leven hier eens naast. Zijn deze woorden van Johannes beschuldigende, vertroostende of ontdekkende woorden voor u / jou? 3. Hoe komt het toch dat “kinderen des lichts”, dus kinderen van de Heere, vaak weer in de duisternis wandelen? 4. Misschien moet u / jij klagen dat het zo donker is in uw ziel is. Hoe kan het nu weer licht worden in uw / jouw hart en ziel? (Lees daarbij bijvoorbeeld Johannes 12:35-47) 5. Hebben “wandelen in het licht” en “je naaste liefhebben” (broeder, zuster, vader, moeder, collega, gemeentelid etc.) met elkaar te maken? (Lees in dit verband 1 Johannes 2) 6. Is het woord van God wel eens als een lichtstraal in uw ziel / hart gevallen? Hoe was u / jij daaronder? Hoe lang is dat geleden? 7. Hebben wandelen in het licht en heiligmaking met elkaar te maken? Zo ja op welke wijze? 8. Welke verwachting heeft u / jij voor uzelf in deze adventsperiode als het gaat om de komst van de Heere Jezus in het vlees? Voor de jongste kinderen: 1. Wie wordt bedoeld met het “Licht”? 2. Wat wordt bedoeld met “wandelen in de duisternis”? 3. Hoe kan je uit de duisternis in het licht komen? (lees bijvoorbeeld Johannes 8:12) 4. Wat betekent het “een lichtend licht te zijn”? Leestip: - Mattheüs 4: 12-17 - Efeze 5: 1-14 - Johannes 1: 1-12
De gelezen preek was van wijlen ds R. Boogaard.
Zondag 6 december 18:30, ds W.A. Zondag HC Zondag 52 (1). Vraag en antwoord 127: Vraag: Welke is de zesde bede? Antwoord: Leid ons niet in verzoeking, maar verlos ons van den boze. Dat is: Dewijl wij van onszelf alzo zwak zijn, dat wij niet een ogenblik zouden kunnen bestaan, en daartoe onze doodsvijanden, de duivel, de wereld, en ons eigen vlees, niet ophouden ons aan te vechten, zo wil ons toch staande houden en sterken door de kracht uws Heiligen Geestes, opdat wij in dezen geestelijken strijd niet onderliggen, maar altijd sterken wederstand doen, totdat wij eindelijk ten enenmale de overhand behouden. Met tekst Efeze 6 : 17a En neemt den helm der zaligheid. Thema: Wapens in de geestelijke strijd (5): 1) De helm van de soldaat 2) De helm der zaligheid Liturgie: Psalm 45: 1, 2 Gebed des Heeren : 1 Lezen: Psalm 73 Psalm 73: 1, 6, 12 Psalm 30: 1, 2, 3 Lofzang van Maria: 3, 7 Leestip - Jesaja 59 (geestelijke wapenrusting) - 1 Petrus 1 (hoop der zaligheid) - 2 Petrus 3 (spotten met wederkomst Christus) Gespreksvragen 1. Een helm beschermt het hoofd tegen ernstige schade. Waarom moet de ‘helm der zaligheid’ het hoofd van een gelovige beschermen? Geef eens -mogelijk uit eigen ervaring- een paar concrete voorbeelden van aanvallen van satan die zijn gericht ‘op het hoofd’. 2. (Vervolg op vraag 1.) Geef aan welke concrete aanvallen de satan deed op de christenen in de tijd van Petrus en Paulus (lees resp. 2 Petrus 3: 1-10 en 1 Korinthe 1:18-31). 3. Lees eens Jesaja 59:17 (leestip). Daar wordt gesproken van ‘Hij’ met een hoofdletter: “en den helm des heils zette Hij op Zijn hoofd”. In Efeze 6: 17a moet de christen de ‘helm der zaligheid’ opzetten. Beoordeel nu de volgende stelling: “Zonder hetgeen wordt beschreven Jesaja 59:17 is Efeze 6:17a niet mogelijk”. 4. De helm der zaligheid heeft betrekking op de zaligheid. Dit heeft betrekking op het verleden, het heden en de toekomst. Leg dat eens uit. Waarom gaat het in Efeze 6:17a in het bijzonder om de toekomst? 5. Lees Romeinen 8: 24: “Want wij zijn in hope zalig geworden. De hoop nu die gezien wordt, is geen hoop; want hetgeen iemand ziet, waarom zal hij het ook hopen?” Wat bedoelt Paulus hiermee? 6. In het volgen van de smalle weg naar de zaligheid (met alle moeiten, zorgen, aanvechtingen, lijden, ‘kruis dragen’) dient de gelovige zich te richten op de hoop van de zaligheid. De Heere Jezus heeft dat ook voorgehouden aan de rijke jongeling. Lees in dit verband Markus 10: 17-31. Hoe legt de Zaligmaker de relatie tussen ‘het kruis dragen’ en de eeuwige heerlijkheid? 7. Jezus zegt tegen de rijke jongeling: “neem het kruis op en volg Mij”. Paulus schrijft in Filippenzen 3: “Maar één ding doe ik, vergetende hetgeen dat achter is, en strekkende mij tot hetgeen dat voor is, jaag ik naar het wit tot den prijs der roeping Gods, die van boven is in Christus Jezus”. Reageer tegen de achtergrond van deze teksten op de volgende opmerkingen: a) “Ik ben ‘anders geaard’. Het kan niet de bedoeling zijn dat ik heel mijn leven ‘alleen’ moet blijven”.
b) “Ik heb nu eenmaal een hele zware studie/drukke baan. Van mij wordt verwacht dat ik ongeveer 60 uur per week werk. Daarnaast heb ik een fijne hobby waaraan ik ook tijd wil besteden. Dan blijft er gewoon weinig tijd over voor het lezen in de bijbel.” c) “Ik vind dat je, ook als christen, moet kunnen genieten van mooie films, moet kunnen kijken naar tv-programma’s, moet kunnen gamen en veel tijd mag besteden aan je hobby. Je leeft nu eenmaal maar één keer”. 8. Betrek bij de beantwoording van vraag 7 ook Hebreeën 12:2 “Ziende op den oversten Leidsman en Voleinder des geloofs, Jezus, Dewelke voor de vreugde die Hem voorgesteld was, het kruis heeft verdragen en schande veracht, en is gezeten aan de rechterhand van den troon Gods”. Wat moet je dus doen? 9. Lees 1 Korinthe 13:13: ‘En nu blijft geloof, hoop en liefde, deze drie; doch de meeste van deze is de liefde’. Waarom is de ‘liefde’ meer dan de ‘hoop’? 10. Soms staat er boven een rouwkaart: ‘in de hope des eeuwige levens’. Kan dat straks ook boven ‘jouw kaart’ staan? Voor de jongste kinderen: 1. Waarom dragen soldaten een helm? En mensen op een bromfiets? 2. De duivel probeert mensen op te stoken door te zeggen ‘je kunt de Heere helemaal niet zien, dus bestaat Hij niet’. Wat moet dan tegen de duivel terugzeggen? 3. Waarom is het voor een kind van God niet erg om te sterven?
Zondag 13 december 10:00 Tekst: 1 Samuel 2 : 10b De HEERE zal de einden der aarde richten, en zal Zijn Koning sterkte geven en den hoorn Zijns Gezalfden verhogen. Thema en punten: Hanna’s adventslied over de Koning: 1) Zijn kracht 2) Zijn overwinning Liturgie: Lofzang van Simeon 1, 2 Lezen: 1 Samuel 2 : 1-11 en Lukas 1 : 46-56 Psalm 105: 5 Psalm 134: 3 (toezingen na doop) Psalm 89: 2, 3, 12 Lofzang van Maria: 4, 7 Leestip: - Psalm 89 (Loflied op Koningschap) - Jesaja 9 : 1-6 (Komst van Koning voorzegd) - Johannes 18 : 28-40 (Koninkrijk van Christus) - Openbaring 12 (Perspectief Koningschap Christus) Gespreksvragen: 1. Wat is advent eigenlijk en waarom is de lofzang van Hanna een ‘adventslied’? 2. Bespreek eens drie overeenkomsten tussen de lofzang van Hanna en de lofzang van Maria (1 Samuel 2: 1-11 en Lukas 1: 46-56). Wat kun je in dit verband zeggen van de ‘bijbelkennis’ van de jonge Maria? 3. Maria maakt in haar lofzang gebruik van de lofzang van Hanna. Noem eens twee teksten waarin de Heere Jezus een beroep doet op het Oude Testament, bijvoorbeeld op de Psalmen. 4. Christus wordt gezalfd tot drie ambten. Welke ambten zijn dit en over welk ambt gaat het in het adventslied van Hanna? 5. Wat wordt in Jesaja 9: 1-6 gezegd over het koningschap van Christus? 6. Hoe verhoudt zich je antwoord op vraag 5 op hetgeen we lezen in Johannes 18: 28-40 (Christus zegt dat Zijn koninkrijk niet van deze wereld is)? 7. Een gekruisigde Christus is in de ogen van de Joden een ergernis en in de ogen van de Grieken een dwaasheid. Waarom? Is voor jou het kruis van deze Koning ook een ergernis of een dwaasheid? 8. Vertel iets over het koningschap van Christus in het ‘bevindelijke’ leven. Hoe gaat een –in de wedergeboorte ontwaakte – zondaar zich opstellen tegen Zijn koningschap? 9. Wat betekent het Koningschap van Christus voor de geestelijke strijd van Efeze 6? Wat zegt Openbaring 12 hierover? Voor de jongste kinderen: 1. Wie was de zoon van Hanna? 2. Waarom bracht Hanna haar zoon naar de tabernakel? 3. De Heere Jezus Christus is een eeuwige ‘koning’. Wat is Hij nog meer?
Zondag 13 december 18:30 HC Zondag 52 (1). Vraag en antwoord 127: Vraag: Welke is de zesde bede? Antwoord: Leid ons niet in verzoeking, maar verlos ons van den boze. Dat is: Dewijl wij van onszelf alzo zwak zijn, dat wij niet een ogenblik zouden kunnen bestaan, en daartoe onze doodsvijanden, de duivel, de wereld, en ons eigen vlees, niet ophouden ons aan te vechten, zo wil ons toch staande houden en sterken door de kracht uws Heiligen Geestes, opdat wij in dezen geestelijken strijd niet onderliggen, maar altijd sterken wederstand doen, totdat wij eindelijk ten enenmale de overhand behouden. Met tekst: Efeze 6: 17b En neemt (den helm der zaligheid, en) het zwaard des Geestes, hetwelk is Gods Woord. Thema: Wapens in de geestelijke strijd (6): 1) Het zwaard van de soldaat 2) Het zwaard van de christen Liturgie: Psalm 56 : 5, 6 Psalm 102 : 15 Lezen: Mattheüs 4 : 1-17 Psalm 119 : 6, 9, 19, 25 Psalm 118 : 8, 9 Psalm 7 : 6, 9 Leestip - Hebreeën 4 (Woord als zwaard) - Lukas 20: 1-19 (aanval op Jezus) - Mattheüs 22: 23-46 (aanval op Jezus) Gespreksvragen: 1. Uit Efeze 6:17b blijkt dat er een relatie is tussen Gods Woord en de Heilige Geest. Noem drie zaken waarbij de Heilige Geest werkzaam is met het Woord. 2. Het Woord moet als ‘een zwaard’ worden gebruikt. Wat is het verschil met “De gordel der waarheid”? 3. In Markus 12:24 lezen we: “En Jezus, antwoordende, zeide tot hen: Dwaalt gij niet, daarom, dat gij de Schriften niet weet, noch de kracht Gods?” Wat bedoelt Hij en leg eens een verband met Efeze 6:17b. 4. Geef aan op welke wijze de Heere Jezus het Woord als een ‘zwaard’ gebruikte tegen de verzoekingen van satan (Mattheüs 4). 5. Doe hetzelfde als in vraag 4, maar nu aan de hand van Lukas 20 en Mattheüs 22 (zie leestip). 6. Kun je zelf een voorbeeld geven van een ‘aanval’ van Satan waarbij je met het Woord deze aanval zou kunnen afslaan? Dus noem concreet een bedreiging van satan en zoek een passende bijbeltekst om die te weerleggen. 7. In Hebreeën 4:12 staat: “Want het Woord Gods is levend en krachtig, en scherpsnijdender dan enig tweesnijdend zwaard, en gaat door tot de verdeling der ziel, en des geestes, en der samenvoegselen, en des mergs, en is een oordeler der gedachten en der overleggingen des harten.” Wat wordt hiermee bedoeld? Lees hierover in de bijbel met uitleg, de kanttekeningen bij de Statenvertaling of een bijbelcommentaar. 8. Om het zwaard als bedoeld in Efeze 6:17b te kunnen hanteren, moet een mens zelf door ‘het zwaard van Gods Woord’ zijn geveld. Leg dat eens uit.
Zondag 20 december 10:00, Leesdienst Thema: In verwachting Liturgie: Psalm 147 : 6 Lezen Lukas 1 : 26-45 Psalm 139: 7, 8 en 9 Psalm 56 : 5 Psalm 130 : 2 , 3 Gespreksvragen 1. Maria en Elisabeth zijn vrouwen op een kruispunt van de heilsweg. Noem nog eens enkele vrouwen uit het Oude Testament die op dergelijke kruispunten staan. 2. Maria wil de Heere volgen hoe het ook gaat, “mij geschiedde naar Uw woord”. Wat deed Maria zo onvoorwaardelijk volgen? 3. Maria reisde “met haast”. Sommigen leggen deze haast uit als een vlucht voor de problemen die konden ontstaan wanneer straks blijkt dat ze zwanger is. Wat veroorzaakt deze haast volgens u? 4. Waar klemt Maria zich in haar omstandigheden aan vast? Uit welk vers in dit hoofdstuk blijkt dat onder meer? 5. Johannes springt op in zijn moeders buik als hij de groet van Maria hoort. Wat kunnen we hieruit concluderen ten aanzien van ongeboren kinderen? 6. Springt uw hart wel eens op van vreugde als Christus gepredikt wordt? 7. Wat is uw houvast in dit leven? Kunt u de dichter van Psalm 119 : 74 na spreken?
De gelezen preek was van ds J. IJsselstein
Zondag 20 december 18:30, ds W.A. Zondag HC Zondag 52 (1). Vraag en antwoord 127: Vraag: Welke is de zesde bede? Antwoord: Leid ons niet in verzoeking, maar verlos ons van den boze. Dat is: Dewijl wij van onszelf alzo zwak zijn, dat wij niet een ogenblik zouden kunnen bestaan, en daartoe onze doodsvijanden, de duivel, de wereld, en ons eigen vlees, niet ophouden ons aan te vechten, zo wil ons toch staande houden en sterken door de kracht uws Heiligen Geestes, opdat wij in dezen geestelijken strijd niet onderliggen, maar altijd sterken wederstand doen, totdat wij eindelijk ten enenmale de overhand behouden. Tekst: Efeze 6:18 Met alle bidding en smeking biddende te allen tijde in den geest, en tot hetzelve wakende met alle gedurigheid en smeking voor al de heiligen. Serie: Wapens in de geestelijke strijd (7) Thema: Drie vragen over het biddend gebruik van de wapenrusting: 1) Wanneer? 2) Hoe? 3) Voor wie? Liturgie: Psalm 81: 1, 7, 12 Psalm 138: 2 Lezen: Lukas 18: 1-14 Psalm 143: 1, 5, 6 Psalm 146: 3, 4 Psalm 17: 3 Leestip: · Daniël 6 (gebed van Daniël) · Mattheüs 6: 1-18 (bidden en vasten) · Handelingen 1: 1-14 (de Kerk bijeen) · Romeinen 8: 18-27 (zuchten van de Geest) Gespreksvragen 1. Leg eens uit: “zonder ‘bidden en smeking’ kan de wapenrusting niet worden gebruikt in de geestelijke strijd en heb je in feite alleen een mooi opgepoetste wapenrusting”. Hoe functioneerde het gebed bij Paulus voor en na zijn bekering? 2. Wat is de functie van de Heilige Geest in het gebedsleven van een wedergeboren zondaar? Lees in dit verband Romeinen 8: 18-27. 3. In Openbaring 3 worden enkele gemeenten genoemd waar de wapenrusting niet goed functioneerde. Wat was er aan de hand? En wat heeft dat ons te zeggen? 4. Wij moeten ‘te allen tijde’ (bij elke gelegenheid) de Heere zoeken in de weg van het gebed. Dus niet alleen als het ons uitkomt en wanneer ‘wij’ behoefte aan gebed gevoelen. Maak het ‘ten allen tijde’ eens concreet in een dagprogramma (je agenda). 5. In de tekst wordt onderscheid gemaakt tussen ‘bidden’ en ‘smeking’. Wat is het onderscheid. Wanneer gaat ‘bidden’ over in ‘smeken’? Geef eens een voorbeeld uit het dagelijks leven en een voorbeeld uit het geestelijke leven. 6. Noem eens twee personen uit het Oude Testament die het ‘bidden en smeken’ beoefenden. 7. Wat kunnen wij leren van het gebedsleven van Daniël (zie leestip)? 8. De Heere Jezus leert ons ‘hoe’ wij moeten bidden. We zien het beeld in bijvoorbeeld de blinde Bartimeüs en in de Kananese vrouw. Wat was er zo bijzonder aan hun gebed? En wat wil de Heere Jezus ons met de gelijkenis van de ‘onrechtvaardige rechter’ (Lukas 18: 1-14) leren? 9. Het gebedsleven zoals bedoeld in Efeze 6 betekent niet dat je de hele dag aaneengesloten aan het bidden bent. Wat dan wel? Kijk in dit verband eens goed naar het gebedsleven van de Heere Jezus. 10. Welke zaken moeten er volgens “het onze Vader” in een gebed aan de orde komen? Waarom zegt Paulus dat ook voor de ‘heiligen’ moet worden gebeden? 11. Kijk eens eerlijk in de spiegel; hoe was en is je gebedsleven in het licht van Efeze 6 vers 18? Ga je hierin verandering aanbrengen?
Eerste Kerstdag 10:00 Tekst: Lukas 2: 6-7: 6 En het geschiedde als zij daar waren, dat de dagen vervuld werden dat zij baren zou. 7 En zij baarde haar eerstgeboren Zoon en wond Hem in doeken en legde Hem neder in de kribbe, omdat voor henlieden geen plaats was in de herberg. Thema en punten: De geboorte van de Zoon: 1) op Gods tijd 2) op Gods plaats Liturgie: Psalm 98: 1 Geloofsbelijdenis van Nicea Psalm 89: 9 Lezen: Lukas 2: 1-14 Psalm 98: 2, 3, 4 Lofzang van Maria: 1, 2, 3 Psalm 89: 12 Leestip: • 1 Samuel 16: 1-13 (David gezalfd) • Micha 5 (voorzegging geboorteplaats Jezus) • Filippenzen 2: 1-11 (vernedering Gods Zoon) • Openbaring 12: 1-6 (Vrouw en het kind) Gespreksvragen: 1. Lees eens Galaten 4 vers 4. Wat is het verband met Lukas 2 vers 6? 2. Waarom zou de Heere Jezus juist geboren worden in de tijd dat het Romeinse rijk heerste over de ‘wereld’? Wat heeft dat te maken met ‘de volheid des tijds’ (Galaten 4:4, zie vraag 1)? 3. De Heere Jezus moest in Bethlehem geboren worden. Waarom daar? Zouden Jozef en Maria zich na de aankondiging van de geboorte van de Heere Jezus (resp. door de engel Gabriël en in een droom) zich hebben afgevraagd hoe de profetie van Micha 5 vervuld zou gaan worden? Waarom wel/niet? 4. Wat moeten wij ons voorstellen bij de ‘herberg’ (Lukas 2 vers 7). 5. Waarom was er geen plaats in de herberg? Zou dit verband houden met Openbaring 12: 1-6 (leestip)? 6. Waarom wordt Jezus in doeken gewikkeld? 7. Mediteer eens over de volgende stelling: “Koning Augustus regeert over de wereld terwijl de Koning der koningen in een kribbe ligt”. 8. De Zoon van God wilde arm worden om zondige mensen rijk te maken. Ben jij al door Zijn armoede rijk geworden? Of geldt nog altijd voor jou: “rijken heeft Hij ledig weggezonden”? Voor de jongste kinderen: 1. Welke keizer regeerde toen de Heere Jezus werd geboren? 2. In welke plaats woonden Jozef en Maria? En in welke plaats werd de Heere Jezus geboren? 3. Waarom moest de Heere Jezus in een kribbe worden gelegd en niet in een mooie wieg?
Eerste Kerstdag 18:30 Tekst: Johannes 1:14 En het Woord is vlees geworden, en heeft onder ons gewoond (en wij hebben Zijn heerlijkheid aanschouwd, een heerlijkheid als des Eniggeborenen van den Vader), vol van genade en waarheid. Thema en punten: Het vleesgeworden Woord: 1) gewoond onder mensen 2) aanschouwd door mensen Liturgie: Psalm 132: 5, 7, 8 NGB art. 9 en 10 Psalm 47: 2 Lezen: Johannes 1: 1-18 Lofzang van Zacharias 1, 4, 5 Psalm 85: 3, 4 Psalm 145: 4 Leestip: • 1 Korinthe 15: 35-58 (heerlijkheid door en na de dood) • Hebreeën 4 (Hogepriester in alles verzocht geweest) • 2 Petrus 1 (heerlijkheid van Christus gezien) Gespreksvragen: 1. De apostel Johannes beschrijft niet op de wijze als Lukas de geboorte van de Heere Jezus. Toch geeft hij veel (aanvullende) informatie. Noem eens enkele belangrijke ‘toevoegingen’ ten opzichte van het Lukas-evangelie? 2. Lees Johannes 1 vers 1 en 2. Wat of wie wordt met het ‘Woord’ bedoeld? En sinds wanneer is dat Woord er? 3. Leg Johannes 1 vers 1 en 2 eens naast de geloofsbelijdenis van Nicea. Wat valt je op? 4. Het ‘Woord’ is ‘vlees geworden’. Wat wordt hiermee bedoeld? Heeft de Heere Jezus dan ‘zondig vlees’ gehad? 5. Er wordt wel onderscheid gemaakt tussen het ‘eeuwige Woord’, het ‘beschreven Woord’ en het ‘vlees geworden Woord’. Leg dat eens uit. 6. De Heere Jezus heeft onder de mensen gewoond. Wat wordt daarmee bedoeld? Geef eens enkele voorbeelden? 7. Het wonen van de Zaligmaker onder de mensen houdt ook verband met wat we lezen in Hebreeën 4. Waarom? 8. Johannes en Petrus (zie leestip) schrijven dat zij de heerlijkheid van de Zoon van God hebben aanschouwd. Wanneer was dat? Wat hebben ze toen mogen zien? 9. Heeft u al persoonlijk met geloofsogen de heerlijkheid van Christus aanschouwd? Wat mocht en mag u / je dan zien? Voor de jongste kinderen: 1. Heeft de Heere Jezus in een huis gewoond? En heeft hij ook honger en dorst gehad? 2. Heeft de Heere Jezus ook verdriet gehad? Waarover?
Zondag 27 december 10:00 Tekst: Lukas 2: 25-28 25 En zie, er was een mens te Jeruzalem, wiens naam was Simeon; en deze mens was rechtvaardig en godvrezend, verwachtende de vertroosting Israëls; en de Heilige Geest was op hem. 26 En hem was een Goddelijke openbaring gedaan door den Heiligen Geest, dat hij den dood niet zien zou, eer hij den Christus des Heeren zou zien. 27 En hij kwam door den Geest in den tempel. En als de ouders het Kindeken Jezus inbrachten, om naar de gewoonte der wet met Hem te doen, 28 Zo nam hij Hetzelve in zijn armen en loofde God (en zeide:) Thema: Er was een mens te Jeruzalem…: 1) Zijn leven 2) Zijn verwachting Liturgie: Psalm10: 1, 9 Psalm 119: 17 Lezen: Lukas 2: 21-40 Psalm 84: 1, 3, 6 Psalm 119: 25, 84 Lofzang van Simeon 1, 2 Leestip: • Psalm 130 (verwachting van de Heere) • Psalm 146 (verwachting van de Heere) • Jesaja 25 (verwachting van het Heil) • Romeinen 8 : 18-39 (uitzien van de Kerk) Gespreksvragen: 1. Van Simeon wordt ons gezegd dat hij “rechtvaardig en godvrezend” was. Zijn dat twee aanduidingen voor dezelfde zaak of is er verschil? Zo ja, welk verschil? Noem eens iemand uit het Oude Testament die wel ‘rechtvaardig’ was, maar niet ‘godvrezend’. 2. Verder lezen we dat hij was “verwachtende de vertroosting Israëls”. Blijkbaar was er verdriet in zijn leven. Welke droefheid was dat? Zoek eens op 2 Korinthe 7: 10. Welke twee ‘soorten’ van droefheid kent de Bijbel als het gaat om de ‘God’ en ‘de wereld’? En welke droefheid kent u / ken jij? 3. We lezen ook dat de Heilige Geest op hem was. Wat wordt hiermee bedoeld? Was dat ook het geval met Anna? 4. Lees eens Lukas 1: 65 en 66. Zouden er van Gods kinderen geweest zijn die hierdoor met verwachting zijn gaan uitzien naar een spoedige komst van de Messias? Was dat ook zo bij Simeon of toch anders? 5. Kent u / ken jij dat: een verwachting (gehad) dat u de Heere Jezus als uw / jouw Zaligmaker met een geloofsoog zou mogen gaan zien? En is die verwachting in uw / jouw leven al uitgekomen? 6. Jozef en Maria hebben een offer gebracht met het oog op de reiniging na de geboorte van Jezus. Was dat offer nodig? Jezus heeft Maria toch niet onrein gemaakt? 7. Jozef en Maria hebben twee duiven laten offeren in plaats van een lam. Toch hebben zij wel degelijk een lam gebracht. Leg dat eens uit. Voor de jongste kinderen: 1. Wie was Simeon? 2. Wat had de Heere Simeon beloofd? 3. Wat doet Simeon als hij de Heere Jezus ziet liggen in de armen van Maria?
Zondag 27 december 18:30 Vraag en antwoord 128. Hoe besluit gij uw gebed? Want uw is het koninkrijk, en de kracht, en de heerlijkheid in der eeuwigheid. Dat is: Zulks alles bidden wij van U, daarom, dat Gij, als onze Koning en aller dingen machtig, ons alle goeds te geven den wil en het vermogen hebt (a), en dat alles, opdat daardoor niet wij, maar Uw heilige Naam eeuwiglijk geprezen worde (b). Vraag en antwoord 129. Wat beduidt het woordeken: Amen? Amen wil zeggen: Het zal waar en zeker zijn. Want mijn gebed is veel zekerder van God gehoord, dan ik in mijn hart gevoel, dat ik zulks van Hem begeer. Thema: Het besluit van het volmaakte gebed: 1) De Koning gebeden 2) De Koning geprezen 3) De Koning die hoort! Liturgie: Psalm 68: 16 Psalm 103: 1 Lezen: Psalm 145 Psalm 145: 2, 3, 4 Psalm 103: 6, 10, 11 Gebed des Heeren: 9, 10 Leestip: • Psalm 72 (Gods Naam verheerlijkt) • Johannes 14 (begeren in Jezus’ Naam) • 2 Timotheüs 2 (Gods trouw) Gespreksvragen: 1. Om welke deugd van God gaat het in het bijzonder in HC vraag 128? 2. Calvijn tekent bij Lukas 2: 37 “Want geen ding zal bij God onmogelijk zijn” (naar aanleiding van de vraag van Maria aan de engel hoe zij zwanger van Gods Zoon kan worden) het volgende aan: “Wij behoeven er dus niet vreemd van op te zien dat Maria door den Engel bij Gods almacht bepaald wordt; want juist het twijfelen aan Zijne macht, is er meestal oorzaak van, dat wij geen geloof aan zijne beloften slaan”. Leg dat eens uit aan de hand van HC vraag en antwoord 128. 3. Met Kerst stonden we stil bij de vernedering van Christus. Toch werd ook al iets gezien van Zijn heerlijkheid. Welk verschil is er tussen de ‘heerlijkheid’ waarvan in Johannes 1 vers 14 gesproken wordt en de ‘heerlijkheid’ die Johannes ziet in Openbaring 1 vers 6? 4. Lees eens (met elkaar) Psalm 145. Mediteer er eens over en stel telkens de vraag: ‘is er voor God iets onmogelijk?’ 5. Gods kinderen gaan Christus reeds in dit leven verheerlijken. Hoe doen zij dat? Stel een kind van God wordt ernstig ziek, lijdt veel pijn en heeft geen uitzicht op herstel. Hoe kan hij / zij dan toch de Zaligmaker verheerlijken? 6. Paulus schrijft aan de Galaten (6 vers 17): “Voorts, niemand doe mij moeite aan; want ik draag de littekenen van den Heere Jezus in mijn lichaam”. Wat heeft dat te maken met het verheerlijken van Jezus? 7. Johannes schrijft: “toen ik Hem zag, viel ik als dood aan Zijn voeten” (Openbaring 1 vers 17). Hoe is dat mogelijk? 8. Amen zeggen houdt heel veel in. Wat? Besef jij / beseft u dat telkens? 9. Gebeden worden ‘gehoord’ maar niet allen ‘verhoord’ zoals wij dat zouden willen. Waarom doet God niet alles wat wij vragen? 10. Mediteer eens over de volgende tekst: “En het zal geschieden, eer zij roepen, zo zal Ik antwoorden; terwijl zij nog spreken, zo zal Ik horen” (Jesaja 65:24).
Oudejaarsavond 19:30 Tekst: Amos 4: 12b (Daarom zal Ik u alzo doen, o Israël; omdat Ik u dan dit doen zal,) zo schik u, o Israël, om uw God te ontmoeten. Thema: “Schik u om uw God te ontmoeten”: 1) Gods oordelen 2) Gods genade Liturgie: Psalm 102: 15, 16 Lezen Amos 4 Psalm 90: 5, 6, 7 Psalm 143: 2, 5 Psalm 89: 19, 7 Geen gespreksvragen dit keer.