Overweging, zondag 6 september ’15
Gebed om ontferming Heer, onze God, In deze turbulente tijden komen wij weer, komen wij hardnekkig samen en zoeken wij uw aangezicht. Waar ter aarde zouden wij het anders zoeken dan bij U? Wij leggen U voor een wereld in tranen, een wereld in verwarring. Onze eigen hart bovenal. Wat wij nu bidden, is dat wij op U blijven vertrouwen. De hoop niet opgeven, niet lamgeslagen worden door de feiten van de dag. Gij zijt onze God, en wij uw mensenkinderen. Doe ons opstaan uit onze verlamming en onmacht. Bemoedig ons in het stellen van tekenen, hoe klein en onbetekenend ook, tekenen van uw Naam. Amen.
Verkondiging
Gemeente in de Heer Jezus Christus,
1
Ondanks aanvankelijke ontkenningen lijkt het de IS toch te zijn gelukt om de tempel van Bel in Palmyra geheel en al te vernietigen. Met oriëntaalse overdrijving werd gemeld dat de explosie zelfs door de doven werd gehoord. Eerder al werd een 84-jarige archeoloog onthoofd, die zich al veertig jaar lang over de schatten van Palmyra ontfermde. Voor de goede orde, de tempel van Bel was een tempel waarin in vroeger tijden de God Baäl werd vereerd. Wie in eerste instantie kennis neemt van onze lezing van vandaag – over de confrontatie tussen de profeten van Baal en de profeet Elia – een lezing die sowieso zwanger gaat van donker geweld en veel bloedvergieten, kan haast niet om de conclusie heen dat de IS uitvoert wat blijkbaar ook bijbels de bedoeling is: de complete annihilatie van de Baalcultus. Onze lezing eindigt ermee dat Elia eigenhandig de vierhonderd vijftig Baalprofeten over de kling jaagt op zijn thuisbasis bij de beek Kidron, kennelijk tot grote vreugde en instemming van de bijbelschrijvers. In deze week waarin wij zelfs letterlijk wakker gehouden door het geweld van de aarde en de wanhoop van hen die daaraan proberen te ontvluchten – wie onder ons staat niet dat vreselijke beeld bij van dat dode jongetje met zijn rode shirt en blauwe broekje dat hoorde te spelen op het strand? Ja, voor wie deze week doorwaakt en doorleeft heeft, is eigenlijk een Schriftlezing als die van vandaag onverdraaglijk. Wat gebeurt hier? Wat is die voor vreemd en ondoorgrondelijk verhaal? Blijkbaar wordt hier een wedstrijdje gehouden welke God de beste is en - o verrassing! – dat wordt glansrijk gewonnen door onze God die natuurlijk de beste, de sterkste en de machtigste is. Klein probleem is echter dat werkelijk elke godsdienst in de wereld dat beweert en vanzelfsprekend met evenveel recht en reden.
Jaren geleden zongen Van Kooten en De Bie het al, in de vermomming van het merkwaardige evangelicale duo De Positivoos: ‘Onze God is de beste.
2
Onze God is kampioen. Daarom zijn wij in het Westen – relatief in goeden doen’. Het is duidelijk dat zij dit bedoelden als bijtende satire op elke vorm van godsdienstigheid, op elke vorm van religieuze gebondenheid. Bij uitstek vandaag lijkt het me meer dan noodzakelijk om te benadrukken dat de Tenach, de Schriften waarbij wij in de gemeente leven, precies ook dat zijn: bijtende satiren ten opzichte van elke vorm van religieuze verering van het bestaande. Ook deze Schriftlezing. Grove satire. Boerse satire. Hier in Amsterdam Zuid zouden we het ongetwijfeld allemaal een beetje beschaafder zeggen, met een vleugje Goethe en Schiller hier en daar. Maar satire. Bloedserieuze satire.
Natuurlijk: de Bijbel is geen boek voor weke magen. Het is geen boek voor wie geen mus kan zien vallen of geen bloed kan zien. Maar het is wel goed om te bedenken dat in de profetische geschiedenis waarover de Schrift verhaalt, nooit een druppel bloed is gevloeid. De wens, de profetische wens, is hier de vader van de gedachte. Wij lezen en leven hier bij de verhalen van protest. Het profetisch protest. Het protest tegen een verkeerde wereld. En die verhalen zijn genoteerd. Vol vuur. Vol woede. Die verkeerde wereld moet kapot. Moet ten onder. Moet over de kling worden gejaagd. Die wereld mag niet bestaan. Die moet voorbij. Met alle middelen die maar mogelijk zijn. Het is bij uitstek die wereld waarbij kinderen dood op het strand liggen. En als u die woede en wanhoop voelt, heeft u iets van deze profetische woede te pakken.
Want de cultus van Baal, dat is niet iets van lang geleden en van ver voorbij. Dat beperkt zich niet tot de tempel van Bel. Het is de religieuze verdubbeling van het bestaande. Baal, moet u weten, betekent kortweg: de bezitter. Baal is de baas. Baal is en bevindt zich overal waar op het land en
3
het leven van mensen een absolute claim wordt gedaan. Dan maakt het niet uit of er wordt geroepen dat Allah groot is of dat Gott mit uns ist of Amerika Gods own country. Het gaat erom dat men vrede heeft gesloten met het bestaande en daarom vrede met de dood en met haar doodscultuur. Dat het leven gaat zoals het gaat, zoals de seizoenen zich afwisselen. Zoals Baal, de God van de vruchtbaarheid, weer plaatsmaakt voor Mot, de dodengod in de winter, maar er volgend voorjaar weer gewoon zal zijn. Zoals altijd en altijd en ga zo maar door. De dood, de moord, het schreeuwende onrecht, hoort gewoon bij het leven, nietwaar? Maar Israël heeft ooit iets anders vernomen. Dat het stoppen zou. Bij geruchte hoorde zij van een bevrijdende God. Een God die voor zijn mens in de bres springt. Een God die het leven van de ander, en met name van de zwakke ander, een zorg is. Zo’n zorg dat hij hoort en dat hij bevrijdt. Een God die lijdt aan dode peuters op het strand. Maar het is zo makkelijk en zo verleidelijk om te menen dat het leed nu eenmaal bij het leven zelf hoort. En het gaat heel subtiel. Heel geleidelijk. Objectief valt koning Achab, de grote tegenspeler van Elia, niet eens zoveel te verwijten. Hij heeft een land te regeren en doet dat niet eens zo slecht. Brengt het land zelfs tot grote welvaart. Breidt het uit tot een pact met Sidon en Tyrus door zijn huwelijk met Izebel, dochter van Etbaal, koning van Tyrus. We doen een beetje God en een beetje Baal, want het leven bevindt zich nu eenmaal altijd ergens daar tussenin. Het leven is nu eenmaal een compromis, nietwaar. Tussen droom en daad en hoe je het maar verder formuleert…Maar de profetenschrijvers raken het schrikbeeld maar niet kwijt dat een dergelijk leven, een dergelijk rijk, met de dood in de schoenen loopt. Letterlijk zelfs over lijken gaat. Onder het bewind van Achab, zo schrijven zij omineus, werd Jericho herbouwd, met minstens de suggestie dat de hofambtenaar die dat deed, daar zowel het offer van zijn oudste, als van zijn jongste zoon voor over had. Aan de tafel van Achab en
4
Izebel, werd goed gegeten. En vrolijk aten de vierhonderd Asjeraprofeten van Izebel aan die tafel mee. Daar wilden zij wel een religieus sausje over smeren. Ze aten er goed van. Je zegent nog eens een tank of je houdt het volk dom en achterlijk. Daar is godsdienst van nature erg goed in. Opiumverstrekkers van staatswege.
En als Achab Elia tegenkomt – we hebben het net niet gelezen, het gaat net aan onze lezing vooraf – dan zegt hij: ‘Ha, daar zul je hem hebben: sloper van mijn koninkrijk’. Dat is prachtig vertaald. Maar Elia maakt hem duidelijk dat niet hij, maar nu juist koning Achab het koninkrijk sloopt door zijn halfhartig en dubbelzinnig heen-en-weer gaan tussen de doodscultuur van Baal en de bevrijdende God van Israel. En zo zegt Elia het ook tegen het verzamelde volk en de profeten die bij de berg Karmel zich op bevel van de koning verzamelen: hoe lang nog zullen jullie hinken op twee gedachten?
Het is Schriftuurlijk duidelijk: niemand kan twee heren dienen. Het is óf JHWH, de bevrijdende God van Israël, of Baal, de Heer van het behoud van de status quo. Veelzeggend valt hier ook nog het woord ‘hinken’ dat dezelfde woordstam heeft als het woord Pesach, als het woord Pasen. Elia is allesbehalve de sloper van het Koninkrijk. Hij herstelt nu juist de eenheid. Hij bepaalt Israel weer bij waar het allemaal om begonnen was: bij de daad van Pesach, bij de bevrijdende daden van de Heer van Abraham, Isaak, en Jakob. Het is ook niet toevallig dat hij zijn altaar laat inrichten met twaalf stenen, als symboliek voor de twaalf stammen van het volk. Als symbool van hoe het ooit was en weer worden moet: een volk, verenigd rondom de bevrijdende Heer van oudsher.
5
Wat volgt is een sterk verhaal. Om te lachen. Zelfverzekerd daagt Elia de verzamelde profeten van Baal uit voor een wedstrijdje God. Als een volleerde illusionist, al of niet met wapperende blonde manen in de wind, heeft Elia alle kaarten in de hand. De profetenpriesters mogen zelf kiezen welke jonge stier ze willen. Elia weet toch al hoe het af zal lopen. Lachend loopt hij rond. De satire komt tot een hoogtepunt. Hinkend lopen de Baalsprofeten rond. Ze komen in extase. Snijden zich tot bloedens toe. Martelaren voor hun volkomen afwezige Heer. En bijtend klinkt het van profetische zijde: Waar is hij dan? Is hij druk of van zijn stuk? Ongetwijfeld moest de vertaler van de Naardense Bijbel hier ook even grinniken, al blijft het naar mijn smaak nog iets te keurig. Zit jullie God soms op de pot, zou ik vertalen. Het past bij het boerse en boertige van de Elia en Elisaverhalen. Baal heeft wat constipatie. En als een volleerde showman laat Elia het altaar kleddernat maken. Maar het vuur dat in naam des Heren ontstaat, brandt alles tot de grond toe af, zelfs de greppel die vol water is gevuld.
Waar gebeurd? Was het maar waar! Tegenover het dodelijke wereldgebeuren staat Israël, staat de gemeente, staan wij machteloos. Wat wij er nog tegenin kunnen brengen, zijn liedjes van verlangen. Fantasieën van hoe het anders kan. In deze afdeling van het koningenboek worden oude volksverhalen bewaard. Het verklaart ook enigszins het grove, botte, boerse en het wel heel effectief wonderlijke dat aan profeten als Elia en Elisa kleeft. Tegenover de actualiteit. Tegenover de heersende machten. Tegenover de doodscultuur van Achab, maar ook de uitzichtloosheid van het wereldgebeuren vandaag, heeft Israel, heeft de gemeente, niet veel meer dan deze sterke verhalen. Deze liedjes van verlangen. Het is je reinste Tijl Uilenspiegel! Maar misschien ook wel zoals in die volksverhalen, wordt de hoop bewaard dat het ooit anders wordt. Dat wie nu machtig en
6
onverschillig zijn, de goden van vroeger en van vandaag, ooit lelijk op hun neus zullen kijken. Of worden ontmaskerd als nietsigheden. Als onbetekenend, zwijgend en eigenlijk niet bestaand. Als de blokken hout en steen die zij in werkelijkheid zijn. En die verbrand moeten worden, verdaan, wil het werkelijke menselijke leven in vrijheid en liefde pas echt beginnen.
Maar al zijn het sterke verhalen, ze staan zwak en kwetsbaar in een wereld die zozeer van het tegendeel getuigt.
‘Wie zeggen de mensen dat ik ben?’, vraagt Jezus. En de sterke verhalen buitelen over elkaar heen: Elia. Johannes de Doper. Een van de profeten. Maar wil het wat worden met de wereld, dan hebben zelfs die sterke verhalen hun grens. Dan kunnen wij niet langer hinken op twee gedachten. Dan moet het Pesach, dan moet het Pasen worden. Op dat verhaal zijn zelfs de leerlingen, is onze gemeente, niet voorbereid. Dat wekt afschuw op en zelfs verwijt. Toch zal het langs de weg van het lijden gaan, wil de doodswereld van Achab en van alle tijden ooit doorbroken worden ten derden dage. Een vreemd verhaal. Een kwetsbaar verhaal. Een verhaal dat alle dagen en misschien wel deze week in het bijzonder weersproken wordt. Maar toch. Het is het verhaal waarbij wij willen leven. Waarbij wij zelfs mogelijk durven sterven. Wanneer wij de dubbelzinnigheid te boven komen, niet langer meer op twee gedachten hinken maar gaan in het spoor van onze Bevrijder die leven geeft.
Amen.
7
Voorbeden Heer, onze God, Wat zullen we bidden hoe zullen we bidden in deze wereld op drift? Hoe vinden wij de woorden hoe hernemen wij ons leven met de onzinnige dood zo op ons netvlies? Dat wij de hoop hervinden dat wij ons oprichten. Dat wij ons mensen weten met een hart dat zich ontfermen kan met een verstand dat zich herinneren kan dat mensen, mensen zijn broeders en zusters, elkaar gegeven alle religies en landgrenzen voorbij. Zo bidden wij… Wij bidden U voor wie leeft in de luwte van de grote politieke zaken. Omdat het leven zelf al vol genoeg is. Met pijn, met verdriet, met weemoed om wat was maar niet meer is. Om al die zaken die op wereldschaal muizenissen lijken maar een mens bezet houdt, in de ban. Dat ook zij zich vrije mensen weten in staat hun weg te gaan, in de zwaarte van hun bestaan Zo bidden wij…
Voor onszelf bidden wij, voor goede moed dat wij niet bezwijken aan de grote maar ook kleine vragen die aan ons worden gesteld. Dat wij ook vrede vinden: kleine rustplaatsen van menselijkheid. Om op adem te komen om vertrouwen op te doen vandaag en alle dagen van ons leven. Zo bidden wij… Stil Gebed Onze Vader
8