Zondag 1 mei 2016, 10:00 Leesdienst Tekst: Mattheüs 28 : 16-17 16 En de elf discipelen zijn heengegaan naar Galilea, naar den berg, waar Jezus hen bescheiden had. 17 En als zij Hem zagen, baden zij Hem aan; doch sommigen twijfelden. Thema: De Koningsverschijning Deze koningsverschijning is: 1. Een beloofde verschijning 2. Een bevrijdende verschijning 3. Een bemoedigende verschijning Liturgie: Zingen: Psalm 84: 1 10 Geboden Zingen: Psalm 119 : 35 Lezen: Mattheüs 28: 11 - 20 Lezen: 1 Korinthe 15: 1 - 6 Zingen: Psalm 25: 5, 6, 7 Zingen: Psalm 23: 2 Zingen: Psalm 27: 7 Zingen: Wilhelmus vers 1 en 6 Gespreksvragen: 1. In vers 17 staat: “En als zij Hem zagen, baden zij Hem aan; doch sommigen twijfelden”. Dat sommigen twijfelden, kan niet slaan op de 11 discipelen. Waarom niet? 2. Er moeten bij deze verschijning vele anderen naast de elf bekende discipelen aanwezig geweest zijn. Daarom wordt deze verschijning in verband gebracht met 1 Korinthe 15: 1-6. Het wordt ook wel de Koningsverschijning genoemd. Waarom zou die benaming gekozen zijn? 3. Sommigen twijfelden. Hoe is dat mogelijk terwijl Jezus toch zichtbaar en tastbaar in hun midden was? 4. Hoe ging Jezus met deze twijfelende gelovigen om (vers 18)? Doet de Heere dat nu nog en zo ja, hoe dan? 5. Calvijn zegt: “Als Christus vandaag tot ons komt, komt Hij tot ons bekleed met Zijn Evangelie”. Wat betekent dat voor ons? 6. De Heere zegt: “Mij is gegeven alle macht in hemel en op aarde” (vers 18). Dit is een zeer bemoedigende uitspraak in het bijzonder in het licht van de opdracht die Hij geeft in vers 19. Overdenk eens wat dat ook voor ons in onze dagen betekent. Wat is nodig om uit deze woorden getroost te worden? 7. “Mij is gegeven alle macht in hemel en op aarde”. Jezus heeft macht te verlossen en te verderven. Deze Bijbelse boodschap komt ook tot ons. Waar brengt dat u / jou?
De gelezen preek was van ds C. Harinck
Zondag 1 mei 2016, 18:30 Leesdienst Tekst: Jesaja 63: 1-3 1 Wie is Deze, Die van Edom komt met besprenkelde klederen, van Bozra? Deze, Die versierd is in Zijn gewaad? Die voorttrekt in Zijn grote kracht? Ik ben het, Die in gerechtigheid spreek, Die machtig ben te verlossen. 2 Waarom zijt Gij rood aan Uw gewaad, en Uw klederen als van een die in de wijnpers treedt? 3 Ik heb de pers alleen getreden en er was niemand van de volken met Mij, en Ik heb hen getreden in Mijn toorn en heb hen vertrapt in Mijn grimmigheid, en hun kracht is gesprengd op Mijn klederen en al Mijn gewaad heb Ik bezoedeld. Liturgie: Psalm 5 : 7, 8 Psalm 2 : 7 Jesaja 63 Psalm 45 : 1, 3, 7 Psalm 89 : 14 Psalm 11 : 3, 4 Thema en punten: Christus, de opgestane Koning 1. De opgestane Koning die Zijn volk verlost. 2. De opgestane Koning die Zijn vijanden vertreedt. Leestip • Jesaja 34 (het oordeel over Edom) • Openbaring 19:11-21 (overwinning van Christus op de valse profeet) Gespreksvragen 1) In Jesaja 63:1 wordt gesproken over Edom en Bozra. In de kanttekeningen wordt hierbij geduid op “de vijanden van het volk Gods in het gemeen, doch inzonderheid van de geestelijke vijanden”. Welke vijanden kennen wij in ons leven? 2) De tekst Jesaja 63:3 “Ik heb de pers alleen getreden” wordt nog al eens verkeerd aangehaald. Wat wordt er met deze tekst bedoeld? 3) Christus komt in Zijn overwinnende kracht. Wat betekent dat voor u / jou persoonlijk? 4) Christus vertreedt Zijn vijanden. In welke zin is dit vertroostend en in welke zin ontzettend? Voor de kinderen 1) De Heere Jezus wordt in onze tekst vergeleken met een generaal. Hoe ziet Hij er uit? Wat heeft Hij gedaan? 2) De Heere Jezus wordt ook vergeleken met iemand die druiven treedt. Waarom? Wat wordt hiermee bedoeld?
De gelezen preek was van ds G. Baan
Hemelvaartsdag 5 mei 2016, 9:00 Tekst: Handelingen 1: 10-11 10 En alzo zij hun ogen naar den hemel hielden terwijl Hij heenvoer, zie, twee mannen stonden bij hen in witte kleding, 11 Welke ook zeiden: Gij Galilese mannen, wat staat gij en ziet op naar den hemel? Deze Jezus, Die van u opgenomen is in den hemel, zal alzo komen, gelijkerwijs gij Hem naar den hemel hebt zien heen varen. Thema: De hemel geopend: 1 Voor Christus 2 Voor pelgrims Liturgie: Psalm 24: 4, 5 Psalm 68: 9 Lezen: Handelingen 1: 1-14 Psalm 21: 1, 4, 5, 6 Psalm 47: 3, 4 Psalm 130: 3 Citaat: “De Zwerver is Thuis en… hier, maar niet lichamelijk.” Zo luistert Hij naar Zijn volk: “Ons zuchten en klagen, roemen en juichen gaan door de wolk. En zo is dan de scheiding toch slechts een wolkensluier.” Ds. I. Kievit. Leestip: • 2 Koningen 2: 1-14 (hemelvaart Elia) • Lukas 24: 36-53 (verschijning en hemelvaart) • Openbaring 1 (verschijning van Christus aan Johannes) Gespreksvragen: 1. Christus gaat met Zijn jongeren naar de Olijfberg. Daarvandaan is er zicht op Bethlehem, Gethsémané / Golgotha en de graftuin. Waarom is bevindelijke kennis van de vrucht van deze heilsfeiten (Kerst, Goede Vrijdag en Pasen) nodig om hemelvaart te kunnen vieren? 2. Ds. Kievit schrijft in een preek over hemelvaart: “Ach, velen die zich toch wel bij het volk scharen, leven aarde-gebonden. Een toeknik van de hemel, dat is hun christenleven.. Helaas, ze zijn niet gestorven aan zichzelf, niet gedoopt in de dood van Christus. Niet verloren gegaan met zichzelf. Voor een hemelvaartgesprek, lied, is nodig dat wij de aarde onder de voet hebben, Bethlehem, Gethsémané, Golgotha onder ons, gedragen door de verlossende daden van God ….”. Hoe is dat met jou / u? 3. De hemelvaart van Christus is het werk van de Vader, Zoon en Heilige Geest. Waaruit blijkt dit? 4. Lees eens HC Zondag (vraag en antwoord 49) en geef eens antwoord op de vraag “Wat nut ons de hemelvaart van Christus?” Lees daarbij ook eens de Catechismus van Genève (Calvijn), vraag 77: “Predikant: welk nut heeft deze hemelvaart voor ons? Antwoord: Het nut is tweeledig. Want evenals Jezus Christus de hemel is binnengegaan in onze naam, zoals Hij ook ten behoeve van ons was nedergedaald, zo heeft Hij er ons toegang verschaft en ons verzekerd, dat de poort die voor ons gesloten was vanwege onze zonden, nu geopend is. In de tweede plaats verschijnt Hij daar voor het aangezicht van de Vader als onze Middelaar en Voorspraak”. 5. Er is een duidelijke parallel tussen de hemelvaart van Elia en de hemelvaart van Christus. Lees in dit verband 2 Koningen 2: 1-14. Wat is de overeenkomst tussen Elisa (die hem ziet opvaren) en de discipelen? 6. Waarom is het nodig dat engelen de discipelen aanspreken (vers 10 en 11)? 7. Lees eens het volgende citaat van Luther en mediteer erover: “Men mag niet denken dat Hij opgevaren is en daarboven zit om ons hier beneden te laten regeren. Maar daarom is Hij opgevaren, omdat Hij daar het meeste kan doen en het beste kan regeren. Want als Hij voor de mensen zichtbaar op aarde was gebleven, dan zou Hij zoveel niet hebben kunnen doen. Dan zouden immers al de Zijnen niet dicht bij Hem geweest zijn en Hem ook niet allen hebben kunnen horen. Daarom doet Hij het op deze manier: dat Hij met hen allen te doen heeft en hen allen regeert, dat Hij tot allen preekt en zij Hem allen horen. Zo alleen kan Hij bij allen tegelijk zijn”.
8. Wat heeft de hemelvaart van Christus voor Gods kinderen te zeggen over het leven hier op aarde? En wat heeft het u / jou te zeggen? Voor de jongste kinderen: 1. Vanaf welke berg is de Heere Jezus opgevaren? 2. Wie stonden erbij toen de Heere Jezus naar de hemel ging? 3. Waarom ging de Heere Jezus naar de hemel en bleef Hij niet op aarde? 4. Wie spraken tot de discipelen nadat de Heere Jezus was opgevaren? En wat deden ze toen?
Zondag 8 mei, 10:00 - Heilige Doop Tekst: Handelingen 1: 12-14 12 Toen keerden zij wederom naar Jeruzalem, van den berg, die genaamd wordt de Olijfberg, welke is nabij Jeruzalem, liggende van daar een sabbatsreize. 13 En als zij ingekomen waren, gingen zij op in de opperzaal, waar zij bleven, namelijk Petrus en Jakobus, en Johannes en Andréas, Filippus en Thomas, Bartholoméüs en Matthéüs, Jakobus, de zoon van Alféüs, en Simon Zelótes, en Judas, de broeder van Jakobus. 14 Deze allen waren eendrachtelijk volhardende in het bidden en smeken, met de vrouwen, en Maria, de moeder van Jezus, en met Zijn broederen. Thema: De Kerk na Christus’ hemelvaart: 1) Teruggekeerd 2) Samengekomen Liturgie: Ps 103: 9, 10 Ps 119: 36 Lezen: Handelingen 1: 12-26 Ps 105: 5 Ps 134: 3 Ps 20: 1, 2, 3 Ps 130: 4 Citaat: ’De Heere verzekert ons Zijn genade niet, opdat wij onze zielen in luiheid zouden laten verzinken, doch om te meer de ijver des gebeds aan te vuren. Het bidden is dus geen teken van twijfel, doch veel meer een getuigenis van vertrouwen. (…) Naar het voorbeeld der apostelen moeten wij in de gebeden volharden, opdat wij dagelijks een nieuwe toename des Heiligen Geest verkrijgen mogen. Ik zeg een toename, omdat ons, voordat wij kunnen beginnen te bidden, de eerstelingen des Geestes moeten geschonken zijn”. J.C. Calvijn. Leestip: • Mattheüs 12: 46-50 (familie van de Heere Jezus) • Lukas 18: 1-8 (aanhoudend bidden) • Lukas 24: 50-54 (de Kerk na hemelvaart) • Johannes 7: 1-9 (ongeloof van de broeders) Gespreksvragen: 1 De discipelen gingen met blijdschap terug (Lukas 24: 52 “En zij aanbaden Hem, en keerden weder naar Jeruzalem met grote blijdschap”). Waarom staarden ze de Heere Jezus dan zo na (Handelingen 1: 11)? 2. Het was niet zo vanzelfsprekend dat de discipelen met grote blijdschap naar Jeruzalem terugkeerden. Waarom niet? Waarom dan toch ‘met grote blijdschap’? 3. Blijdschap is een vrucht van de Heilige Geest. Welke andere vruchten kun je noemen? Lees Galaten 5: 22 er op na. 4. De discipelen zijn bijeen in de opperzaal. Tevens lezen we in Lukas 24: 53 dat ze in de tempel zijn. Hoe moeten we dit verstaan? 5. In de opperzaal waren 120 personen (Handelingen 1:15). Eigenlijk staat er (in het Grieks) 120 ‘namen’. Wat kunnen we van deze namen zeggen op grond van Openbaring 3: 5? Mag u (of jij) weten dat uw naam ook zo bij de Heere bekend is? 6. De namen van de discipelen worden genoemd. Bespreek met elkaar eens achtergronden en karaktertrekken van enkele discipelen. Wat kunnen wij hiervan leren? 7. De namen van de discipelen worden in een andere volgorde genoemd dan elders in de Schrift (als ze geroepen worden). Wat heeft ons dit te zeggen? 8. De discipelen en de vrouwen zijn “eendrachtelijk volhardende in het bidden en smeken”. Wat misten zij? Wat betekent ‘eendrachtelijk’ en wat is het verschil tussen ‘bidden’ en ‘smeken’? Lees in dit verband ook nog eens Efeze 6: 18 (het sluitstuk van de geestelijke wapenrusting) en de gelijkenis
van de Heere Jezus (Lukas 18). Heeft u/heb jij al eens ondervonden wat het is om te ‘bidden’ en te ‘smeken’? 9. De Heere Jezus had beloofd dat de Heilige Geest zou komen. Waarom moet er dan nog om worden gebeden en worden gesmeekt? Voor de jongste kinderen: 1. Wat gingen de discipelen doen toen de Heere Jezus naar de hemel was opgevaren? 2. Kun jij drie namen van de discipelen noemen? 3. Was de moeder van de Heere Jezus (Maria) ook bij de discipelen? 4. Welke discipel was er niet meer bij? Waarom was hij er niet meer bij?
Zondag 8 mei, 18:30 HC Zondag 10 (deel 1). Vraag en antwoord 27. Vraag: Wat verstaat gij door de voorzienigheid Gods? Antwoord: De almachtige en alomtegenwoordige kracht Gods, door welke Hij hemel en aarde, mitsgaders alle schepselen, gelijk als met Zijn hand nog onderhoudt, en alzo regeert, dat loof en gras, regen en droogte, vruchtbare en onvruchtbare jaren, spijze en drank, gezondheid en krankheid, rijkdom en armoede, en alle dingen, niet bij geval, maar van Zijn Vaderlijke hand ons toekomen. Thema: Gods hand: 1) beleden 2) beleefd Liturgie: Ps 130: 1, 4 Ps 145: 5 Lezen: Johannes 5: 16-39 Ps 93: 1, 2, 3, 4 Ps 91: 1, 2 Ps 145: 7 Citaat: “God regeert niet naar invallende gedachten, maar naar een weloverlegd plan, de altoos wijze raad des Heeren. God werkt in alle dingen naar vaste lijnen”. H. Veldkamp, Zondagskinderen, HC Zondag 10. Leestip: • Spreuken 16: 20-33 (over het lot) • Mattheüs 10: 16-33 (niet bezorgd zijn) • Handelingen 17 (‘in Hem leven’) Gespreksvragen: 1. Bij de voorzienigheid Gods gaat het niet alleen om ‘vooruitzien’, maar meer dan dat. Geef eens het verschil aan tussen alleen ‘vooruitzien’ en de voorzienigheid waarvan in HC Zondag 10 wordt gesproken. Welke definitie geeft de catechismus van de voorzienigheid Gods? 2. Boven het boek Esther zou kunnen worden geschreven “Van de voorzienigheid Gods”. Waarom? 3. Er worden wel karikaturen van de voorzienigheid Gods gemaakt. Welke? 4. Een veel aangehaald voorbeeld bij de voorzienigheid is het borduurwerk. De zichtbare kant en de achterzijde. Leg dat eens uit. 5. Asaf had moeite met het geloof in Gods voorzienigheid. We lezen hiervan in Psalm 73. Leg dat eens uit. 6. Volgens antwoord 27 moet verschil worden gemaakt tussen ‘onderhouding’ en ‘regering’. Werk dat eens uit. 7. Van der Groe schrijft in zijn catechismusverklaring over de voorzienigheid Gods: “Ja niet alleen gaat Gods voorzienigheid aldus over de geringste en laagste, maar ook over de toevalligste dingen, die ons toeschijnen geheel bij geval te geschieden, maar waarin God nochtans wel degelijk Zijne hand heeft, en alles doet en werkt”. Ter illustratie wijst hij op Genesis 22:13 en Exodus 21:13. Zoek deze teksten eens op. 8. Alle dingen komen de gelovige (zie de vraag: ‘wat verstaat gij’) niet bij geval ‘maar van Zijn Vaderlijke hand’ toe. Waarom wordt hier van een Vaderlijke hand gesproken? Wat is kenmerkend voor die hand? 9. Welke gezongen psalmen pasten goed bij het thema? 10. Zijn er in de preek voor u/jou vragen waarmee je liep tot een antwoord gekomen?
Zondagmorgen 15 mei 2016 (Pinksteren) Tekst: Handelingen 2: 1-4 1 En als de dag van het pinksterfeest vervuld werd, waren zij allen eendrachtelijk bijeen. 2 En er geschiedde haastelijk uit den hemel een geluid, gelijk als van een geweldigen gedreven wind, en vervulde het gehele huis waar zij zaten. 3 En van hen werden gezien verdeelde tongen als van vuur, en het zat op een iegelijk van hen. 4 En zij werden allen vervuld met den Heiligen Geest, en begonnen te spreken met andere talen, zoals de Geest hun gaf uit te spreken. Thema: Vervuld met de Heilige Geest: 1) De tijd 2) Het huis 3) De harten Liturgie: Psalm 92: 1, 2 Psalm 119: 37 Handelingen 2: 1-13 Psalm 72: 2, 3, 4 Psalm 118: 10, 11 Psalm 72: 11 Citaat: “Zo bracht Pinksteren de volheid des heils voor hoofd en hart. Zalig wie deelgenoot werd van het wonder van Pinksteren. Ontledigd van zichzelven. Vol van God. Dan ruischt de vrede door de kameren des harten. Dan jubelt de ziel van het eeuwig ontfermen. Dan gewaagt de mond van den lof des Heeren”. Ds. I. Kievit, Gereformeerd Weekblad 1932. Leestip: • Joël 2 (belofte Heilige Geest) • Johannes 3: 1-11 (gesprek met Nicodemus) • Handelingen 1: 1-14 (belofte Heilige Geest) Gespreksvragen: 1. Waarom vierden de mensen tot aan de Hemelvaart van de Heere Jezus het Pinksterfeest? Er was dan een bepaalde tijd tot een eind gekomen. Welke tijd? 2. De discipelen waren ook aan het wachten op een bepaalde vervulling. Waarop waren zij aan het wachten? Hoeveel dagen hebben zij moeten wachten? 3. De Heere Jezus had gezegd dat de Heilige Geest zou worden ‘uitgestort’. Wat is ‘uitstorten’? 4. De uitstorting van de Heilige Geest is een werk van een Drie-enig God. Waaruit blijkt respectievelijk het werk van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest? 5. Enerzijds werkt de Heilige Geest in stilte, anderzijds wordt het openbaar. Lees eens wat ds. Kievit hierover schrijft: “Er geschiedde haastelijk uit den hemel een geluid. Zoo horen de vergaderde discipelen plotseling een wonder geluid. Het kwam van boven. Hoewel de Geest in stilte werkt, wordt toch Zijne bediening openbaar. Dit teken zou den discipelen leren, dat thans de stemme Gods over de gehele wereld zou worden gehoord”. Hoe zou Gods stem over de hele wereld worden gehoord? 6. Wat zegt de Heere Jezus over de werking van de Heilige Geest en ‘de wind’? Zie leestip. 7. De discipelen werden vervuld met de Heilige Geest. Waaruit bleek dat? Wat heeft het beeld van het vuur in het bijzonder te zeggen? 8. Wat doet de Heilige Geest nu in de harten van Gods kinderen? Hoe kunnen Gods kinderen kennis aan de Persoon van de Heilige Geest krijgen? Wat betekent dat voor hen? Voor de jongste kinderen: 1. De Heilige Geest kun je niet zien. Toch heeft de Heilige Geest laten merken dat Hij er was? 2. Wat zagen de mensen boven de hoofden van de discipelen? 3. In welke taal spraken de discipelen? Hadden zij dat op school geleerd? 4. De Heilige Geest woonde in de discipelen. Kan Hij ook in jouw hart wonen?
Zondagavond 15 mei 2016 (Pinksteren) Tekst: Handelingen 2: 12-13: 12 En zij ontzetten zich allen en werden twijfelmoedig, zeggende de een tegen den ander: Wat wil toch dit zijn? 13 En anderen spottende, zeiden: Zij zijn vol zoeten wijn. Thema:Wat wil toch dit zijn? 1) Een schreeuw uit het hart 2) Een aangrijpende reactie Liturgie: Psalm 118: 12, 13 Psalm 119: 9 Lezen: Handelingen 2: 12-41 Psalm 25: 1, 2, 3 Psalm 143: 8, 9, 10 Psalm 45: 1 Citaat: “Als het regent in de bergen duidt dat op het smelten van de sneeuw of regen op grote hoogte. De rivieren gaan plotseling toenemen in kracht en brengen in de verschroeide laaglanden een overvloed van water. Als de regen van Gods Geest komt dan zal er overvloed zijn in een dorstig land”. James O Fraser, zendeling in China. Leestip: • 2 Koningen 2: 15-25 (bespotten van de profeet) • Mattheüs 12: 22-32 (bespotten van Gods werk) • Handelingen 16: 11-40 (heilbegerige vragen) Gespreksvragen: 1. Welke gezongen psalmen vandaag hadden bijzondere betrekking op Pinksteren? Heeft u / heb jij ook met het hart meegezongen? 2. In de bijbel lezen we vaak van wonderen en een reactie daarop. Geef eens een voorbeeld uit het Oude Testament en een uit het Nieuwe Testament. 3. In de moderne theologie geldt voor velen de regel: ‘wat niet kan worden doorgrondt, is niet echt gebeurd’. Geef hierop eens een reactie. 4. Waartoe moet de vraag ‘Wat wil toch dit zijn?’ leiden? Leidt het altijd tot het zaligmakende geloof in Christus? Waarom wel / niet? 5. Lees eens met elkaar Handelingen 16. Wat is de overeenkomst tussen de stokbewaarder met de mensen op de eerste Pinksterdag? 6. Petrus weerlegt de spotters. Hoe doet hij dat? Wat kunnen wij hiervan leren? 7. Hoe kunnen wij – nette kerkmensen – ook spotten met het werk van de Heilige Geest? 8. R.M. M’Cheyne (van ‘Eens was ik een vreemdling’) schrijft: “Jezus wenst dat al Zijn discipelen om de Heilige Geest zullen bidden. Hij weet dat wij bij aanvang noch bij voortgang kunnen geloven zonder deze dierbare gave. Hij weet dat onze ziel niet kan leven, liefhebben, de duivel weerstaan, de werkingen des lichaams doden, noch de wereld overwinnen zonder dit levend water. Daarom dringt Hij er bij Zijn volk op aan om te vragen, te zoeken en te kloppen (Lukas 11: 13). Hij zegt nog steeds tegen arme zondaren: ‘Indien gij de gave Gods kendet, en wie Hij is, Die tot U zegt: geef Mij te drinke, zo zoudt gij van Hem hebben begeerd, en Hij zou u levend water hebben gegeven (Joh. 4:10)”. Heeft u / heb jij dat al gedaan?
Maandag 16 mei 2016 (Tweede Pinksterdag) Tekst: Psalm 51: 13 Verwerp mij niet van Uw aangezicht, en neem Uw Heiligen Geest niet van mij. Thema: De Heilige Geest 1) Bedroefd 2) Aangeroepen Liturgie: Psalm 87: 1, 2, 3 Dordtse leerregels, Hoofdstuk 5, art. 1- 6 Psalm 87: 4, 5 Lezen: Psalm 51 Psalm 51: 1, 5, 7 Psalm 51: 6, 9 Psalm 126: 2 Citaat: “Niemand dan God kan deze blijdschap teruggeven. Hij kan het doen. Wij mogen dit van Hem vragen. Hij zal het doen tot Zijn eer en ons voordeel. Deze vreugde komt niet het eerst, maar zij volgt op vergiffenis en reinheid. In die volgorde is zij goed en veilig”. C.H. Spurgeon, uitleg Psalm 51. Leestip: • 1 Samuel 10 (Saul onder de profeten) • Psalm 87 (Hoe de kerk moet zijn) • Efeze 4 (bedroeven van de Geest) • Openbaring 2 (Gods oordeel over gemeenten) Gespreksvragen: 1. Een wedergeboren kind van God kan zijn zaligheid nooit verliezen. Eens wedergeboren, altijd wedergeboren…. Maar waarom bidt David dan of de Heere de Heilige Geest niet van hem wil nemen na de zonde die hij had gedaan? 2. Lees bij vraag 1 eens Dordtse Leerregels hoofdstuk 5 artikelen 3 t/m 6. Vat deze eens samen. 3. David zal waarschijnlijk aan Saul hebben gedacht (bij het wegnemen van de Geest). Waarom? 4. David heeft veel geleerd van zijn zonden en de vrees dat de Heilige Geest weer door hem wordt bedroefd, maakt hem voorzichtiger. Lees eens wat de Dordtse Leerregels in hoofdstuk 5 artikel 13 hierover ‘zeggen’. 5. Lees eens met elkaar Efeze 4. Paulus waarschuwt tegen het bedroeven van de Geest. Hij geeft nog meer waarschuwingen. Welke? 6. Ook als gemeente hebben we te waken voor het bedroeven van de Heilige Geest. Hoe kunnen wij dat als gemeente doen? Lees eens met elkaar Openbaring 2: 1-7. Wat had de Heere tegen de gemeente van Efeze? Pas dat eens toe op onze gemeente. 7. Herkent u / je dat: door de zonde te doen, wordt het hart zo koud en ga je meer zonden doen, de bijbel niet of minder lezen, het gebed kwijnt weg…? Wat moet je doen als dit in je leven gebeurt? Voor de jongste kinderen: 1. David had een grote zonde gedaan. Welke? 2. Hij was er heel verdrietig over en vroeg om vergeving. Wilde de Heere hem zijn zonde vergeven? 3. David was bang dat met hem hetzelfde zou gebeuren als met Saul. Wat was er met Saul dan gebeurd?
Zondagmorgen 22 mei 2016 Tekst: Handelingen 2: 36-38 36 Zo wete dan zekerlijk het ganse huis Israëls, dat God Hem tot een Heere en Christus gemaakt heeft, namelijk dezen Jezus, Dien gij gekruist hebt. 37 En als zij dit hoorden, werden zij verslagen in het hart, en zeiden tot Petrus en de andere apostelen: Wat zullen wij doen, mannen broeders? 38 En Petrus zeide tot hen: Bekeert u, en een iegelijk van u worde gedoopt in den Naam van Jezus Christus, tot vergeving der zonden; en gij zult de gave des Heiligen Geestes ontvangen. Thema: Drieduizend Adamskinderen: 1) Aangeklaagd 2) Verslagen 3) Vertroost Liturgie: Psalm 92: 3, 4 Psalm 119: 38 Lezen: Joel 2: 12-32; Handelingen 2: 37-41 Psalm 69: 1, 7, 13 Psalm 105: 4, 5, 6 Psalm 29: 5, 6 Citaat: “Het is een droevige toestand, zoo wij menen ons in het rustig bezit van Gods waarheid te mogen verheugen en het raakt ons niet aan. (…) Zo wij de verslagenheid des harten vanwege onze ongerechtigheid niet gekend hebben, zullen wij vreemdelingen zijn aan de genade Gods en niet verstaan, wat de Heere ons in Zijn Christus heeft geschonken”. Prof.dr. J. Severijn (hoogleraar te Utrecht), Gereformeerd Weekblad 1933. Leestip: • Psalm 16 en Psalm 110 (Petrus verwijst hiernaar in de preek) • Spreuken 26: 1-6 en Mattheüs 7: 1-6 (hoe reageren op spotters) Gespreksvragen: 1. Petrus gaat de spotters weerleggen. Hoe moeten wij dat zien? Wanneer moet je een spotter weerleggen en wanneer niet (en moet je weggaan)? Bestudeer in dit verband met elkaar Spreuken 26: 1-6 en Mattheüs 7:6. 2. Hoe reageerde de Heere Jezus op de aanval van Farizeeën dat Hijzelf de overste van de duivelen zou zijn? Lees eens met elkaar Mattheüs 12: 22-32. 3. In de Pinksterpreek wordt een onderbouwing gegeven vanuit het Oude Testament. Welk hoofdstuk uit de profetie van Joël en welke Psalmen worden hier door Petrus toegepast? Wist u/jij dat? En ziet u/jij nu weer opnieuw hoe belangrijk het is om kennis te nemen van het Oude Testament? 4. Eén van de door Petrus geciteerde Psalmen is al eerder door Jezus uitgelegd. Lees maar eens Matth. 22: 41-46. Petrus mag dus Zijn grote Leermeester naspreken. De Heere werkt middellijk (door Woord en Geest). Herkent u/jij dat? 5. Er ontstaat een verslagenheid in het hart bij de hoorders (vers 37). Zullen daar ook de ‘spotters’ bij geweest zijn? We zien hier de vervulling van de profetie van Zacharia. Lees eens met elkaar wat deze profeet zegt in Zacharia 12:10. 6. Wat is dat eigenlijk, een ‘verslagen hart’? Lees eens Psalm 51: 18-19. De kanttekenaren tekenen hierbij aan: “Door een oprecht en diep berouw van zonden, en hartelijk verlangen en zuchten naar vergeving van die. De gelijkenis, genomen van het breken, stoten, kneuzen, verbrijzelen en vermorzelen der harde dingen, is klaar”. Waarom is zo’n hart nodig, dus waarom ‘wacht’ God op zo’n hart? 7. We zien ook dat de mensen zo reageerden in Lukas 3:10 naar aanleiding van de prediking van Johannes de Doper. Wat hield deze prediking in? 8. Petrus wijst de verslagen mensen op de beloften. ‘Want u komt de belofte toe´. De Statenvertalers verwijzen naar Joël 2:28 en Efeze 2:13. Zoek deze teksten eens op. 9. Petrus wijst op de noodzaak van ‘bekering’ en ‘gedoopt worden’. Wat bedoelt hij met de noodzaak van het ‘gedoopt worden’? Mensen komen ook tot het geloof in de beloften Gods. Waaruit blijkt dat?
10. We zien dat een prediking die gericht is op het treffen van het hart opdat er berouw komt, noodzakelijk is. Zo is de Pinksterpreek van Petrus opgebouwd. En zo geldt dat ook van de prediking van Paulus, van Johannes de Doper en van Jezus zelf. Tegen zo’n prediking is ook verzet. Afgelopen week (18 mei) stond er in het RD een interview met de Amerikaanse predikant dr. MacArthur (die zondags voorgaat in een gemeente van meer dan 6000 mensen). Deze predikant wijst erop dat het aanbod van de genade in Jezus Christus niet ‘goedkoop’ moet zijn: “Maar die boodschap is geen goedkoop pilletje dat hoorders ook zomaar even kunnen pakken om te proberen. Veel evangelicale predikers stellen: „Kies voor Jezus en alle problemen zijn opgelost; het geluk lacht je toe.” Zo is het niet. Paulus begint niet met die boodschap. Hij sprak allereerst over de wraak van God over de zonde van mensen. Hij stelde zijn hoorders schuldig tegenover de wet van God. Je hebt door je zondig bestaan een rekening openstaan die God vereffend wil hebben. God zegt: Betaal Me wat u Mij schuldig bent. Dat lukt geen mens. Daar sta je dan met lege handen, terwijl een immense schuld je op de nek zit. Paulus kleedde zijn hoorders geestelijk totaal uit. Zo waren ze de meest deerniswekkende schepselen geworden. Dat is een fundamentele trek van een Bijbelse prediking. Alleen dan kan de boodschap van verlossing landen. Een zondaar is bovendien zo ellendig dat hij ook nog niet het recept voor genezing wil aanvaarden. Hij wordt niet genezen omdat hijzelf kiest, maar omdat hem God genadig verkiest.” Bespreek eens met elkaar de opinie van dr. MacArthur.
Zondagavond 22 mei 2016 HC Zondag 10 (deel 2). Vraag en antwoord 27: Vraag: Wat verstaat gij door de voorzienigheid Gods? Antwoord: De almachtige en alomtegenwoordige kracht Gods, door welke Hij hemel en aarde, mitsgaders alle schepselen, gelijk als met Zijn hand nog onderhoudt, en alzo regeert, dat loof en gras, regen en droogte, vruchtbare en onvruchtbare jaren, spijze en drank, gezondheid en krankheid, rijkdom en armoede, en alle dingen, niet bij geval, maar van Zijn Vaderlijke hand ons toekomen. Thema: Gods hand in het dagelijkse leven: 1) in de natuur 2) in de economie 3) in de woning Liturgie: Psalm 65: 3, 4 Psalm 75: 4 Lezen: Romeinen 8: 18-39 Psalm 54: 1, 2, 4 Psalm 147: 4, 5 Psalm 73: 13 Citaat: “Het is een sterke aanvechting dat we zo jammerlijk heengaan. We kunnen huilen en wenen en zien op dat wat voor ogen is. Maar als we er goed over nadenken, dan is het geen doods graf, maar een schone kruidentuin waarin een mooie kruidnagel wordt gelegd. Op Pasen zal deze te voorschijn komen”. Maarten Luther, preek uit 1522. Leestip: • Psalm 104 (loflied op schepping en onderhouding) • 1 Koningen 17 (onderhouding van Elia en weduwe) • Johannes 9 (blindgeborene) Gedicht: Gods voorzienigheid Alles in mijn leven staat Onder Gods voorzienigheid. Hoe de weg ook wordt geleid en waar deze henen gaat, ’t ligt besloten in Gods raad. Wat Hij over mij beslist, dat zal enkel wijsheid zijn. God is groot en ik zo klein. Nimmer heeft Hij Zich vergist. Niets gebeurt wat Hij niet wist. Heer’ wat mij ook wedervaart, leer mij ’t geven in Uw hand. Word ‘k door vragen overmand. en door zorgen zeer bezwaard, maak mijn angstig hart bedaard. Dat ik mij, getroost en stil, overgeef, Heer’, aan Uw wil. M. A. Groenewegen-de Reuver
Gespreksvragen: 1. De voorzienigheid Gods wordt niet alleen in de Catechismus beleden, maar ook in de Nederlandse Geloofsbelijdenis. Lees eens met elkaar artikel 13. Wat wordt hierin beleden ten aanzien van vragen waarop wij geen antwoord krijgen (wat moeten wij ‘niet’ doen?)? 2. Ook in de Westminster Confessie (hoofdstuk 5) wordt de voorzienigheid Gods beleden. Lees maar: Artikel 1: “God, de grote Schepper van alle dingen, onderhoudt, leidt, bestuurt en regeert alle schepselen, handelingen en dingen, van de grootste tot de kleinste, door Zijn volkomen wijze en heilige voorzienigheid. Dit doet Hij volgens Zijn onfeilbare voorkennis en de vrije en onveranderlijke raad van Zijn eigen wil, tot lof van de heerlijkheid van Zijn wijsheid, macht, gerechtigheid, goedheid en genade”. Artikel 2: “Alhoewel alle dingen onveranderlijk en onfeilbaar plaatsvinden volgens de voorkennis en de raad van God, Die de eerste Oorzaak is, toch bestuurt Hij door dezelfde voorzienigheid alles zo, dat alles volgens de aard van tweede oorzaken plaatsvindt, namelijk uit noodzaak, vrij of toevallig”. Artikel 3: “In Zijn gewone voorzienigheid maakt God gebruik van middelen (a), maar Hij is naar Zijn welbehagen toch vrij om zonder middelen (b), boven de middelen uit (c) en tegen de middelen in (d) te werken”. Zoek eens bij art. 3 de volgende verwijsteksten op: (a): Handelingen 27: 31, 44; Jesaja 55: 10-11; (b) Job 34: 10; Matth. 4:4 (c) 2 Koningen 6:6, Daniël 3: 27 (d) Romeinen 4: 19-21 3. Wat leert ons de geschiedenis van Elia en de onderhouding in zijn levensbehoeften door de raven, de beek en de weduwe? 4. Waaruit blijkt dat de Heere een zegen geeft in de landbouw en in de economie of de zegen onthoudt? 5. Het is niet altijd mogelijk om te weten waarom een mens ziek wordt en wel of niet geneest. Soms geeft de Heere hierop wel een antwoord, zoals bij de blindgeboren (Johannes 9). Waarom was hij blind? 6. Zijn er in de preek voor u/jou vragen waarmee je liep tot een antwoord gekomen?
Zondagmorgen 29 mei 2016 Tekst: Handelingen 2: 39-42 39 Want u komt de belofte toe, en uw kinderen, en allen die daar verre zijn, zovelen als er de Heere onze God toe roepen zal. 40 En met veel meer andere woorden betuigde hij en vermaande hen, zeggende: Wordt behouden van dit verkeerd geslacht. 41 Die dan zijn woord gaarne aannamen, werden gedoopt; en er werden op dien dag tot hen toegedaan omtrent drieduizend zielen. 42 En zij waren volhardende in de leer der apostelen, en in de gemeenschap, en in de breking des broods, en in de gebeden. Thema: De eerste christengemeente: 1) Onderwezen 2) Volhardend Liturgie: Psalm 92: 1, 5 Psalm 119: 39 Lezen: Genesis 15: 1-6; Handelingen 2: 37-47 Psalm 89: 2, 13 Psalm 133: 1, 2, 3 Psalm 69: 14 Citaat: “Doch het is niet genoeg dat wij het algemene woord hebben, indien wij niet weten dat het voor ons bestemd is. (…) Kortom, dit is de ware regel des geloofs wanneer ik overtuigd ben, dat de zaligheid de mijne is, dewijl de belofte die haar aanbiedt, mij geldt”. J.C. Calvijn, Commentaar op Handelingen 2. Leestip: • Genesis 17 (belofte aan Abraham en zijn zaad) • Efeze 2 (onderscheid Jood en heiden weggenomen) • Openbaring 2 (volharding) Gespreksvragen: 1. Petrus onderwijst de verslagen mensen en spreekt van de belofte Gods: “Want u komt de belofte toe, en uw kinderen, en allen die daar verre zijn, zovelen als er de Heere onze God toe roepen zal”. Hierin ligt een belofte voor: a) de joden b) hun kinderen c) de heidenen Let eens op de volgorde die hier wordt gebruikt en leg eens uit dat de joden ‘de eerstgeborenen in de familie Gods’ (aldus Calvijn) zijn. Welk beloften liggen er nog voor het Joodse volk? Lees eens Rom. 11: 1 en 25/26. 2. (vervolg vraag 1). Tevens ligt hierin de belofte voor de kinderen. Op welke wijze maakt de Heere de belofte voor de kinderen zichtbaar in het teken van de Heilige Doop? Lees in dit verband eens met elkaar het betreffende gedeelte (waarin deze tekst wordt aangehaald) van het formulier voor de Heilige Doop. Waarom is hier sprake van een herhaling van de belofte die is gedaan aan Abraham? Lees in dit verband Genesis 17: 9-11. 3. Er ligt ook een belofte voor de heidenen. Zij komen (pas) op de tweede plaats. Hoe beschrijft de apostel Paulus dit in Efeze 2: 12-15? 4. Wat is een belofte en wat kun je zeggen over de ‘beloften van God’? Waarom is het zo nodig dat Petrus de mensen erop wijst dat de belofte hen geldt? Mag u/mag jij ook weten dat de beloften die in de bijbel staan voor u/jou persoonlijk gelden? Welke beloften moeten in dit verband worden ‘geloofd’? Lees eens Dordtse Leerregels hoofdstuk 5, artikel 10. 5. We lezen in vers 40: “En met veel meer andere woorden betuigde hij en vermaande hen, zeggende: Wordt behouden van dit verkeerd geslacht”. Wat houdt dit in? En wat heeft het te zeggen over de prediking (‘met andere woorden betuigen en vermanen’?). 6. We lezen in vers 42: “En zij waren volhardende in de leer der apostelen, en in de gemeenschap, en in de breking des broods, en in de gebeden”. Waarom is volharding in de leer van de apostelen zo nodig?
7.
Er waren gemeenschappelijke maaltijden en samenkomsten. Blijkbaar hadden deze mensen een groot verlangen elkaar op te zoeken. Gaat u/ga jij ook graag naar onze samenkomsten? Wanneer verzuim je wel/niet. Ga dat eens concreet na met elkaar ten aanzien van: - kerkdiensten op zondag - kerkdiensten op doordeweekse dagen (huwelijksdiensten horen daarbij) - gemeenteavonden - verenigingsavonden - andere ontmoetingen. 8. Waarom is volharding nodig? Er staat toch in de bijbel dat als de Heere in mensen gaat werken en mensen door Zijn Geest tot een nieuw schepsel maakt, dan is volharding vanuit de mens gezien toch niet meer nodig? Lees in dit verband eens Mattheüs 24: 13 en Openbaring 2:7, 10. 9. Waarin moeten christenen precies volharden? Noem eens concreet enkele zaken.
Zondagavond 29 mei 2016 HC Zondag 10 (deel 3). Vraag en antwoord 28. Vraag: Waartoe dient ons dat wij weten dat God alles geschapen heeft en nog door Zijn voorzienigheid onderhoudt? Antwoord: Dat wij in allen tegenspoed geduldig, in voorspoed dankbaar zijn mogen, en in alles dat ons nog toekomen kan, een goed toevoorzicht hebben op onzen getrouwen God en Vader, dat ons geen schepsel van Zijn liefde scheiden zal, aangezien alle schepselen alzo in Zijn hand zijn, dat zij tegen Zijn wil zich noch roeren, noch bewegen kunnen. Thema: Gods hand beminnen: 1) in voorspoed 2) in tegenspoed 3) in de toekomst Liturgie: Psalm 145: 2, 6 Psalm 89: 4 Lezen: Lukas 12: 13-43 Psalm 65: 6, 7, 8 Psalm 99: 1, 2, 3 Morgenzang: 7 Citaat: “Er zijn veel dingen die wij een teleurstelling noemen, maar dat woord staat niet in het woordenboek van het geloof. Wat voor een ongelovige een teleurstelling is, is voor de gelovige een richtingaanwijzer van Gods weg in ons leven.” John Newton. Leestip: • Deuteronomium 8 (dankbaarheid jegens God) • Psalm 39 (reactie dichter op leed) • Jakobus 1 (verdrukking en lijdzaamheid) • Romeinen 8: 17-39 (toevoorzicht) Gespreksvragen: 1. Dankbaarheid in voorspoed. Wat is dankbaarheid eigenlijk? En waarom zien we vaak zo weinig of geen dankbaarheid als de Heere voorspoed geeft? 2. Geef eens een voorbeeld uit het OT en een voorbeeld uit het NT van iemand die in voorspoed geen dankbaarheid toonde. 3. Geduld in tegenspoed. Wat is ‘geduldig zijn’. Waarom gaat het hier niet zozeer om een karaktertrek van iemand? 4. Wat is de troost voor Gods kinderen als ze lezen van hoe de Heere omgaat met de satan en met Job (Job 1:12)? 5. Lees eens wat de Westminster Confessie over de vrucht van het geloof in de voorzienigheid belijdt (art. 4): “De almachtige kracht, de ondoorgrondelijke wijsheid en oneindige goedheid van God openbaren zich zodanig in Zijn voorzienigheid dat zij zich zelfs uitstrekken tot de eerste val en alle overige zonden van engelen en mensen. God heeft dit alles niet slechts toegelaten, maar begrenst het bovendien op een zeer wijze en krachtige manier en regeert en heerst daarover op velerlei wijze, zodat het beantwoordt aan Zijn heilig doel. Toch vloeit de zondigheid van de val en van de overige zonden uitsluitend voort uit het schepsel en niet uit God. Want, aangezien Hij volkomen heilig en rechtvaardig is, is God niet de Auteur van de zonde en kan dat ook niet zijn, net zo min als Hij die kan goedkeuren”. 6. Hoe reageert de dichter van Psalm 39 op het leed dat hem overkomt? Wat kunnen we van hem leren? 7. Paulus kende zowel die dankbaarheid als het geduld. Wat dit laatste betreft: roemt in de verdrukkingen. Lees maar Romeinen 5: 3. Hij schrijft in Romeinen 8: 28 “En wij weten dat dengenen die God liefhebben, alle dingen medewerken ten goede, namelijk dengenen die naar Zijn voornemen geroepen zijn”. Die wetenschap vertroost hem. Waarom?
8. Paulus spreekt in Romeinen 8:35 van wel zeven aspecten van de strijd (vormen van kruis-dragen). Hij had dit alles heel persoonlijk ondervonden. Ga eens na in hoeverre wij in Nederland deze vormen van kruis-dragen ook kennen. Kennen wij wel strijd (en kruis-dragen) in verband met hetgeen Paulus noemt in de verzen 38 en 39? Zo ja, noem eens een paar concrete voorbeelden. 9. Paulus zegt dat “niets ons zal kunnen scheiden van de liefde Gods, welke is in Christus Jezus, onzen Heere”. Maar ook Gods kinderen moeten toch van zichzelf vaak zeggen dat ze Christus onvoldoende liefhebben en Hem (zoals Petrus) zelfs verloochenen? Hoe kan dat dan?