Colofon FORUM Magazine verschijnt 4 keer per jaar Tekst: FORUM Eindredactie: Frans van der Heijden Ontwerp en lay-out: Urban Perception Foto cover: Mladen Pikulic Drukwerk: Ger Guijs, Rotterdam
www.forum.nl
Postbus 201, 3500 AE Utrecht
Publicaties
Forum Zomer 2007 jaargang 2
Deze publicaties zijn verkrijgbaar via www.gerguijs.nl of in de boekhandel
Van Allah tot Prada Dit eerste van een reeks jaarlijkse onderzoeken onder jonge moslims – Turken en Marokkanen maakt duidelijk dat achter de term moslimjongeren een ongelooflijke verscheidenheid in gedrag en houding schuilgaat. In de publicatie worden vragen beantwoord als: hoe combineren moslimjongeren de verwachtingen van hun familie en gemeenschap met hun eigen voorkeuren? En hoe gaan ze om met de uitdagingen van de westerse samenleving?
Van vasten tot feesten Dit vervolg op Van Allah tot Prada beschrijft de wereld van jonge moslims – Turken, Marokkanen en Surinamers – van binnenuit. Het accent ligt op hun participatie aan de Nederlandse samenleving, met ook aandacht voor de vrijetijds- en vakantiebeleving en het gebruik van internet. Daarnaast biedt het boek, met een beschrijving van etnische feesten, buitenstaanders een intrigerende blik op dit fenomeen.
Boefjes of briljantjes Alom wordt geklaagd over jongeren die op straat rondhangen en overlast geven. En overal proberen gemeenten de overlast en jeugdcriminaliteit – grotendeels afkomstig van allochtone jongeren, maar niet alléén – op allerlei manieren terug te dringen. De grote vraag is echter: wérkt de aanpak ook echt? In deze onderzoekspublicatie worden belangrijke succes- en faalfactoren van preventieprojecten blootgelegd.
Projecten
Multicultureel talent en arbeidsmarkt
Stimuleringsregeling
FORUMtalent is een project dat hoger opgeleide allochtonen (hbo en wo) en werkgevers met elkaar in contact wil brengen. Daarmee wordt hoger opgeleid multicultureel talent voor werkgevers beter zichtbaar en toegankelijk. Het uiteindelijke doel: méér hoger opgeleide allochtonen vinden snéller een baan op hun niveau. FORUM werkt in dit project samen met CWI en DIV. Meer informatie vindt u op www.forumtalent.nl.
Ruimte voor Contact is een rijksregeling die op lokaal niveau activiteiten wil stimuleren waarin autochtonen en allochtonen elkaar ontmoeten. Het is de bedoeling dat hierdoor duurzame contacten ontstaan, zodat mensen elkaar ook in nieuwe situaties weten te vinden. Kijk voor de voorwaarden op www.ruimtevoorcontact.nl of bel de helpdesk: (030) 297 41 41. U kunt uw vraag ook per e-mail stellen:
[email protected], met vermelding van uw contactgegevens.
Agenda 30 mei 2007 Kennisbijeenkomst voor professionals over inburgering 4 juni 2007 Bijeenkomst van de Werkgroep Rechtsbijstand in Vreemdelingenzaken 6 juni 2007 De glazen bol: Cito-score en schooladvies 8 juni 2007 Masterclass ‘Verschil in denken van moslims en niet-moslims’ 9 juni 2007 Nieuwe kansen op de arbeidsmarkt? Zie voor actuele informatie: www.forum.nl
Den Helder vaart wel bij Woonateliers Boefjes of Briljantjes? Het succes van preventie Arbeidsmarkt: meer kansen voor allochtonen En: de opinies van Marcouch en Jungbluth
VOOR ELK NUMMER VAN FORUM MAGAZINE NODIGT DE REDACTIE EEN OPINION LEADER UIT OM ZIJN OF HAAR MENING TE GEVEN OVER EEN BELANGWEKKEND ONDERWERP. VOOR DEZE EDITIE VIEL DE KEUZE op Ahmed Marcouch, Stadsdeelvoorzitter Amsterdam Slotervaart. hij Pleit voor een nieuw soort onderwijsinstituut dat risicojongeren weer op het goede spoor brengt.
Een drama, concluderen 66 kinderrechters, docenten, jongerenwerkers en andere professionals in het boek van Fleur Jurgens. Een conflict tussen hulpverleners en handhavers, schreef de Volkskrant onlangs over een multi-probleemgezin in Slotervaart met tien kinderen en een vertrokken vader. De jeugdhulpverlening wil het gezin kost wat kost bijeenhouden, terwijl de politie en woningbouwcorporaties de orde willen herstellen op de galerij en op straat.
En intussen hebben alle betrokken partijen een blinde vlek voor de ouders, die onwetend blijven over de situatie van hun kinderen. Dit ontdekte ik toen ik in Slotervaart als stadsdeelvoorzitter begon. Ik ontbood de ouders van problematische jongeren op het stadsdeelkantoor, na klachten van hun wanhopige buren. Zij reageerden ‘verbaasd’: wat hadden hun kinderen dan misdaan? Die ontkenning blijkt een patroon, zo leren de Marokkaanse gezinsbezoekers die – pal na veroorzaakte overlast – met een interventievoorstel voor de deur staan. Terwijl het juist de ouders zijn die de verantwoordelijkheid horen te nemen om alle noodzakelijke hulptroepen in te schakelen voor een gezonde ontwikkeling van hun kinderen. Hulptroepen bij uitstek zijn de voogden van Jeugdzorg. Falende ouders worden onder toezicht gesteld en/of de kinderen worden uit huis geplaatst, waarna een heilloze weg begint langs instellingen en pleeggezinnen. Ik bepleit als alternatief de komst van nieuwe onderwijsinstituten. Anders dan bij Den Engh zijn die bestemd voor jongeren die niet per definitie in aanraking hoeven te zijn geweest met justitie. Anders dan bij een instituut als het Turkse Ekmel in Slotervaart zit ook de school binnen het ge-
bouw. En anders dan bij het Luzac College blijven ook de opvoeding, opvang en vrije tijd binnen de muren. Nieuw is verder dat de jongeren pas ‘vrijkomen’ als zij een (vak)diploma hebben gehaald. Dat kan twee tot vijf jaar duren. Daarom noem ik het: ‘Ter beschikking stellen van het onderwijs’. Het belangrijkste wat dat nieuwe onderwijsinstituut biedt, is structuur. Structuur maakt het verschil tussen falen en succes. Alle succesvolle Marokkanen die hun diploma haalden, hebben in elk geval één persoon achter zich staan die vraagt, eist, stuurt en aanmoedigt – is het de vader of moeder niet, dan wel de buurman of docent. Ik had vroeger zelf zo´n vader, tot mijn grote geluk. Maar de risicojongeren in ‘mijn’ buurten staan er anders voor. Zonder uitzondering leven zij in drie milieus zonder structuur: in het gezin heerst chaos, op straat ontbreekt toezicht en de school is vrijblijvend. Normaal biedt de school de enige ontsnappingsmogelijkheid uit povere milieus. Maar juist in armoedige allochtone wijken zijn ook de scholen ongeschikt voor chaotische en onverschillige jongeren. Daarom wil ik risicojongeren uit dit milieu halen en ter beschikking stellen van het onderwijs, waarbij de ouders een prominente rol vervullen. Ik vertrouw erop dat de ministers Rouvoet (Jeugd en Gezin) en Plasterk (Onderwijs) met de particuliere organisaties de handen ineen slaan om een dergelijk alternatief te realiseren. Want wat een mens nodig heeft, zijn deugd én kennis! Ahmed Marcouch Stadsdeelvoorzitter Amsterdam Slotervaart
Inhoud Foto cover Jongeren in de Zuiderzeebuurt van Den Helder 3 4 6 8 10 11 12 2
Boefjes of Briljantjes? Succes- en faalfactoren van preventieprojecten Zet de Wmo in voor integratie en participatie Den Helder vaart wel bij Woonateliers Migranten aan het werk: hoe schep je meer kansen? Tweede bestuurder voor FORUM: Petra Hoogerwerf Gastcolumn van Paul Jungbluth Mentoring: een extra steun voor leerlingen Publicaties, projecten en de agenda
Foto: Mladen Pikulic
Opinie
Ter beschikking van het onderwijs!
Boefjes of Briljantjes? Succes- en faalfactoren van preventieprojecten Alom wordt geklaagd over jongeren die op straat rondhangen en overlast bezorgen. En overal proberen gemeenten de overlast en jeugdcriminaliteit – grotendeels afkomstig van allochtone jongeren, maar niet alléén – op allerlei manieren terug te dringen. Maar hoe effectief is de aanpak? FORUM verzocht het Willem Pompe Instituut dit bij een breed scala van projecten te analyseren. Boefjes of Briljantjes is een eerste aanzet om in Nederland criteria te ontwikkelen voor succesvolle preventie. Volgens Rob Witte, programmamanager Jeugd en Veiligheid bij FORUM, is er een wildgroei aan preventieprojecten zonder dat vooraf wordt gekeken of ze zullen werken, en zonder een goede evaluatie achteraf. “Het causale verband tussen preventie en ‘opbrengst’ is vaak hoogst onzeker, of wordt in de evaluatie niet duidelijk.” De onderzoekers geven in hun boek als voorbeeld het landelijk bekende project Buurtvaders in Amsterdam. Heeft dat werkelijk bijgedragen aan de criminaliteitsvermindering, of zijn er heel andere mechanismen gaan werken? Heeft het project bijvoorbeeld een imagoverbetering opgeleverd die de kansen van Marokkaanse jongeren op de arbeidsmarkt vergroot? Hangen deze jongeren dankzij meer banen minder op straat, wat ook weer zijn invloed heeft op de criminaliteit? Kortom, het gaat om een lastige vraag: als het project resultaat heeft, waardoor kómt dat dan? Witte merkt overigens op dat best practices vaak klakkeloos worden overgenomen. “De ene doelgroep is de andere niet. Je moet eerst analyseren en vaststellen voor wie je iets organiseert, daarna welke preventie daarbij past, en dán pas kun je kijken of er ergens anders al een goed voorbeeld is.”
Bereiken én vasthouden De onderzoekers, onder leiding van Dirk J. Korf, constateren dat Nederland nog achterloopt op de Amerikaanse What Works-methode, die daar een traditie van twintig jaar kent. Toch hebben zij na bestudering van veertig projecten in twaalf gemeenten een aantal succes- en faalfactoren vast
kunnen stellen. Meestal gebeurde dat op basis van eigen veldonderzoek, al dan niet met gebruikmaking van ander evaluatieonderzoek, een enkele keer baseerden ze zich op bevindingen van andere onderzoekers. Zo draagt het betrekken van de omgeving van de probleemjongere (community oriented aanpak) zeker bij aan de effecten van preventie. Afhankelijk van de leeftijd van de jongere kunnen dat de ouders zijn, de vriendengroep of de familie en kennissenkring. Om de jongeren te kunnen bereiken is een laagdrempelige aanpak essentieel, gecombineerd met een ‘outreachende’ benadering: projectmedewerkers zoeken de jongeren zelf op – in jongerencentra, op straat, in snackbars of cafés.
Niet eeuwig opsluiten Bereiken is één ding, vasthouden een tweede. Ook daarvoor moet je als preventiewerkers in beweging komen en de jongeren blijven opzoeken, desnoods bij hen thuis. En vaak blijkt het nodig om ook ’s avonds en in het weekend in touw te zijn. Naast gedrevenheid en flexibiliteit zijn een goede feeling met de doelgroep en een groot incasseringsvermogen cruciaal. De onderzoekers stellen zelfs dat de kwaliteiten van de jongerenwerker van doorslaggevend belang zijn voor het succes van een project. En daar schuilt tegelijkertijd een probleem: ook goede mensen verkiezen vaak de zekerheid van een vaste baan boven de tijdelijkheid van een project. Rob Witte benadrukt tot slot dat we ook de positieve kanten van de jongeren naar boven moeten zien te halen. De titel van de onderzoekspublicatie impliceert niet voor niets dat in veel ‘boefjes’ ‘briljantjes’ kunnen schuilgaan. De boodschap: wees bereid om niet alleen de problemen te zien die jongeren veroorzaken, maar ook hun wilskracht en talenten om iets van het leven te maken. Zoals Sadik Harchaoui het in zijn voorwoord schrijft: ‘Uiteindelijk kunnen ‘boefjes’ niet voor eeuwig worden opgesloten’. Meer informatie: Krista Schram (FORUM), telefoon: (030) 297 42 37. Voor de bestelgegevens van Boefjes of Briljantjes: zie de achterpagina van dit magazine.
3
VOOR ELK NUMMER VAN FORUM MAGAZINE NODIGT DE REDACTIE EEN OPINION LEADER UIT OM ZIJN OF HAAR MENING TE GEVEN OVER EEN BELANGWEKKEND ONDERWERP. VOOR DEZE EDITIE VIEL DE KEUZE op Ahmed Marcouch, Stadsdeelvoorzitter Amsterdam Slotervaart. hij Pleit voor een nieuw soort onderwijsinstituut dat risicojongeren weer op het goede spoor brengt.
Een drama, concluderen 66 kinderrechters, docenten, jongerenwerkers en andere professionals in het boek van Fleur Jurgens. Een conflict tussen hulpverleners en handhavers, schreef de Volkskrant onlangs over een multi-probleemgezin in Slotervaart met tien kinderen en een vertrokken vader. De jeugdhulpverlening wil het gezin kost wat kost bijeenhouden, terwijl de politie en woningbouwcorporaties de orde willen herstellen op de galerij en op straat.
En intussen hebben alle betrokken partijen een blinde vlek voor de ouders, die onwetend blijven over de situatie van hun kinderen. Dit ontdekte ik toen ik in Slotervaart als stadsdeelvoorzitter begon. Ik ontbood de ouders van problematische jongeren op het stadsdeelkantoor, na klachten van hun wanhopige buren. Zij reageerden ‘verbaasd’: wat hadden hun kinderen dan misdaan? Die ontkenning blijkt een patroon, zo leren de Marokkaanse gezinsbezoekers die – pal na veroorzaakte overlast – met een interventievoorstel voor de deur staan. Terwijl het juist de ouders zijn die de verantwoordelijkheid horen te nemen om alle noodzakelijke hulptroepen in te schakelen voor een gezonde ontwikkeling van hun kinderen. Hulptroepen bij uitstek zijn de voogden van Jeugdzorg. Falende ouders worden onder toezicht gesteld en/of de kinderen worden uit huis geplaatst, waarna een heilloze weg begint langs instellingen en pleeggezinnen. Ik bepleit als alternatief de komst van nieuwe onderwijsinstituten. Anders dan bij Den Engh zijn die bestemd voor jongeren die niet per definitie in aanraking hoeven te zijn geweest met justitie. Anders dan bij een instituut als het Turkse Ekmel in Slotervaart zit ook de school binnen het ge-
bouw. En anders dan bij het Luzac College blijven ook de opvoeding, opvang en vrije tijd binnen de muren. Nieuw is verder dat de jongeren pas ‘vrijkomen’ als zij een (vak)diploma hebben gehaald. Dat kan twee tot vijf jaar duren. Daarom noem ik het: ‘Ter beschikking stellen van het onderwijs’. Het belangrijkste wat dat nieuwe onderwijsinstituut biedt, is structuur. Structuur maakt het verschil tussen falen en succes. Alle succesvolle Marokkanen die hun diploma haalden, hebben in elk geval één persoon achter zich staan die vraagt, eist, stuurt en aanmoedigt – is het de vader of moeder niet, dan wel de buurman of docent. Ik had vroeger zelf zo´n vader, tot mijn grote geluk. Maar de risicojongeren in ‘mijn’ buurten staan er anders voor. Zonder uitzondering leven zij in drie milieus zonder structuur: in het gezin heerst chaos, op straat ontbreekt toezicht en de school is vrijblijvend. Normaal biedt de school de enige ontsnappingsmogelijkheid uit povere milieus. Maar juist in armoedige allochtone wijken zijn ook de scholen ongeschikt voor chaotische en onverschillige jongeren. Daarom wil ik risicojongeren uit dit milieu halen en ter beschikking stellen van het onderwijs, waarbij de ouders een prominente rol vervullen. Ik vertrouw erop dat de ministers Rouvoet (Jeugd en Gezin) en Plasterk (Onderwijs) met de particuliere organisaties de handen ineen slaan om een dergelijk alternatief te realiseren. Want wat een mens nodig heeft, zijn deugd én kennis! Ahmed Marcouch Stadsdeelvoorzitter Amsterdam Slotervaart
Inhoud Foto cover Jongeren in de Zuiderzeebuurt van Den Helder 3 4 6 8 10 11 12 2
Boefjes of Briljantjes? Succes- en faalfactoren van preventieprojecten Zet de Wmo in voor integratie en participatie Den Helder vaart wel bij Woonateliers Migranten aan het werk: hoe schep je meer kansen? Tweede bestuurder voor FORUM: Petra Hoogerwerf Gastcolumn van Paul Jungbluth Mentoring: een extra steun voor leerlingen Publicaties, projecten en de agenda
Foto: Mladen Pikulic
Opinie
Ter beschikking van het onderwijs!
Boefjes of Briljantjes? Succes- en faalfactoren van preventieprojecten Alom wordt geklaagd over jongeren die op straat rondhangen en overlast bezorgen. En overal proberen gemeenten de overlast en jeugdcriminaliteit – grotendeels afkomstig van allochtone jongeren, maar niet alléén – op allerlei manieren terug te dringen. Maar hoe effectief is de aanpak? FORUM verzocht het Willem Pompe Instituut dit bij een breed scala van projecten te analyseren. Boefjes of Briljantjes is een eerste aanzet om in Nederland criteria te ontwikkelen voor succesvolle preventie. Volgens Rob Witte, programmamanager Jeugd en Veiligheid bij FORUM, is er een wildgroei aan preventieprojecten zonder dat vooraf wordt gekeken of ze zullen werken, en zonder een goede evaluatie achteraf. “Het causale verband tussen preventie en ‘opbrengst’ is vaak hoogst onzeker, of wordt in de evaluatie niet duidelijk.” De onderzoekers geven in hun boek als voorbeeld het landelijk bekende project Buurtvaders in Amsterdam. Heeft dat werkelijk bijgedragen aan de criminaliteitsvermindering, of zijn er heel andere mechanismen gaan werken? Heeft het project bijvoorbeeld een imagoverbetering opgeleverd die de kansen van Marokkaanse jongeren op de arbeidsmarkt vergroot? Hangen deze jongeren dankzij meer banen minder op straat, wat ook weer zijn invloed heeft op de criminaliteit? Kortom, het gaat om een lastige vraag: als het project resultaat heeft, waardoor kómt dat dan? Witte merkt overigens op dat best practices vaak klakkeloos worden overgenomen. “De ene doelgroep is de andere niet. Je moet eerst analyseren en vaststellen voor wie je iets organiseert, daarna welke preventie daarbij past, en dán pas kun je kijken of er ergens anders al een goed voorbeeld is.”
Bereiken én vasthouden De onderzoekers, onder leiding van Dirk J. Korf, constateren dat Nederland nog achterloopt op de Amerikaanse What Works-methode, die daar een traditie van twintig jaar kent. Toch hebben zij na bestudering van veertig projecten in twaalf gemeenten een aantal succes- en faalfactoren vast
kunnen stellen. Meestal gebeurde dat op basis van eigen veldonderzoek, al dan niet met gebruikmaking van ander evaluatieonderzoek, een enkele keer baseerden ze zich op bevindingen van andere onderzoekers. Zo draagt het betrekken van de omgeving van de probleemjongere (community oriented aanpak) zeker bij aan de effecten van preventie. Afhankelijk van de leeftijd van de jongere kunnen dat de ouders zijn, de vriendengroep of de familie en kennissenkring. Om de jongeren te kunnen bereiken is een laagdrempelige aanpak essentieel, gecombineerd met een ‘outreachende’ benadering: projectmedewerkers zoeken de jongeren zelf op – in jongerencentra, op straat, in snackbars of cafés.
Niet eeuwig opsluiten Bereiken is één ding, vasthouden een tweede. Ook daarvoor moet je als preventiewerkers in beweging komen en de jongeren blijven opzoeken, desnoods bij hen thuis. En vaak blijkt het nodig om ook ’s avonds en in het weekend in touw te zijn. Naast gedrevenheid en flexibiliteit zijn een goede feeling met de doelgroep en een groot incasseringsvermogen cruciaal. De onderzoekers stellen zelfs dat de kwaliteiten van de jongerenwerker van doorslaggevend belang zijn voor het succes van een project. En daar schuilt tegelijkertijd een probleem: ook goede mensen verkiezen vaak de zekerheid van een vaste baan boven de tijdelijkheid van een project. Rob Witte benadrukt tot slot dat we ook de positieve kanten van de jongeren naar boven moeten zien te halen. De titel van de onderzoekspublicatie impliceert niet voor niets dat in veel ‘boefjes’ ‘briljantjes’ kunnen schuilgaan. De boodschap: wees bereid om niet alleen de problemen te zien die jongeren veroorzaken, maar ook hun wilskracht en talenten om iets van het leven te maken. Zoals Sadik Harchaoui het in zijn voorwoord schrijft: ‘Uiteindelijk kunnen ‘boefjes’ niet voor eeuwig worden opgesloten’. Meer informatie: Krista Schram (FORUM), telefoon: (030) 297 42 37. Voor de bestelgegevens van Boefjes of Briljantjes: zie de achterpagina van dit magazine.
3
Raad voor Raadsleden
Fotografie: Mladen Pikulic
Zet de Wmo in voor integratie en participatie “Je moet naar ze toegaan”, drukt Jesse Bos, gemeenteraadslid in Amsterdam, haar toehoorders op het hart. Die ‘ze’ staat voor allochtonen en met dat ‘je’ wendde ze zich tot collega-raadsleden. Bos hield een bezielend betoog tijdens de bijeenkomst Raad voor Raadsleden van 16 maart, ditmaal gewijd aan de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Het ging vooral over de actieve rol die lokale volksvertegenwoordigers kunnen spelen. FORUM ziet in de wet goede mogelijkheden om de integratie en participatie van allochtonen te bevorderen. De Amsterdamse raadszaal zat vol met raadsleden van diverse etnische afkomst. Burgemeester Cohen prees de stimulerende rol van FORUM hierin. Volgens hem leeft de Wmo volop bij raadsleden. Het feit dat ze uit alle delen van het land naar Amsterdam waren gekomen, en dat er zelfs een aanmeldingsstop gold voor de bijeenkomst, liet wat dat betreft niets aan duidelijkheid te wensen over, aldus Cohen. Verschillende keren per jaar brengen FORUM en het IPP (Instituut voor Publiek en Politiek) raadsleden bij elkaar om zaken te bespreken waaraan zij actief kunnen bijdragen – zeker nu het dualisme meer mogelijkheden verschaft om hun ambt als volksvertegenwoordiger grotere betekenis te geven. De Wmo biedt hun een uitgelezen kans. Gemeenten moeten bij de uitvoering van de wet immers verantwoording afleggen aan hun eigen bewoners, en niet aan het rijk. FORUM hoopt dat de Wmo ingezet wordt om de integratie en participatie van allochtonen te bevorderen. De wet gaat echter niet van doelgroepenbeleid uit – dat past niet in een moderne samenleving waarin iedereen moet meedoen. Zo ligt de focus van het integratie- en participatiebeleid op modern burgerschap, uitgaande van gedeelde belangen als deugdelijk onderwijs, veiligheid en aantrekkelijk wonen. Dit soort zaken moet voor
4
iedereen bereikbaar zijn, waarbij zelfredzaamheid vooropstaat: help de burger zichzelf te helpen. Niet iedereen is echter even zelfredzaam. Slechts weinig allochtonen doen bijvoorbeeld een beroep op voorzieningen. Voor sommige van hen is binnen de Wmo extra aandacht nodig. De directeur Integratie en Inburgering van het ministerie van Justitie maakte in haar inleiding een bloemrijke vergelijking: “De Wmo is voor integratie wat water is voor een plant. Ze moeten allemaal bloeien en groeien, maar de een heeft meer water nodig dan de ander.” Vertaald naar de praktijk betekent deze beeldspraak voor FORUM dat de Wmo een vruchtbare voedingsbodem is voor diversiteitsbeleid, waarbinnen specifiek beleid soms noodzakelijk is.
De stenen en het cement De Wmo gaat uit van de vraag van de burgers, en niet van het gemeentelijke aanbod. Als raadslid moet je dus weten welke vraag er is. Ga bij de mensen op bezoek, luidt daarom de dringende suggestie van raadslid Jesse Bos. Tijdens haar rondgang heeft ze gemerkt dat dochters en schoondochters bruggen bouwen tussen de eerste generatie allochtonen en de maatschappij. “Erken deze vrijwilligers en geef ze vanuit het prestatieveld
Vrijwilligerswerk en Mantelzorg een budget, een eigen rugzakje. Deze vrouwen kunnen de participatie van de eerste generatie vergroten.” De Wmo betekent vervolgens ook: het herwaarderen van vrijwillige sociale verbanden, zoals zelforganisaties (nu Allochtone Vrijwilligers Organisaties genoemd). Bos: “Die kunnen niet de professionele hulp en zorg vervangen, want dat zijn de stenen. Maar je hebt ook cement nodig.” Uit de zaal klonk op deze woorden het mismoedige commentaar dat het vrijwilligerswerk tanende is en dat allochtonen niet te porren zijn voor vrijwilligerswerk. “Je moet je niet alleen blindstaren op het traditioneel Nederlandse vrijwilligerswerk. Ik vraag aandacht voor de vrijwilligers die wij niet als zodanig herkennen, zoals de zelforganisaties.” Om de medezeggenschap van burgers bij de Wmo te garanderen, moeten gemeenten een cliëntenplatform Wmo instellen. Utrecht ziet niets in weer een apart platform, zegt wethouder Cees van Eijk. “Wij willen de boel niet institutionaliseren. Utrecht gaat bestaande organisaties zoals adviescommissies, netwerken in wijken en overlegorganen beter benutten. We moeten vooral op zoek naar doelgroepen die nog weinig bij het beleid betrokken zijn.” Het college is verantwoordelijk voor het beleidskader, de organisatie en de uitvoering van de Wmo, memoreerde Van Eijk. “Bij de aanbesteding kunnen B&W bepaalde criteria vaststellen, bijvoorbeeld: kwaliteit is belangrijker dan de prijs. De raadsleden vormen de oren en ogen van de praktijk en zijn daarmee een klankbord voor het college.” In de zaal stelde iemand prompt voor om bij de aanbesteding het criterium ‘ervaring met diversiteit’ te hanteren. “Dan weet je of een organisatie die intekent daar ook oog voor heeft”, was het idee van de spreker.
Omdat de Wmo een kaderwet is, kunnen raadsleden volgens FORUM hun verantwoordelijkheid tonen door zich te bemoeien met de uitwerking ervan. Eke Gerritsma van het Servicecentrum Integratie, dat gemeenten ondersteunt bij het integratiebeleid, vindt dat raadsleden eisen moeten stellen. Waar mogelijk dienen de prestatievelden van de Wmo met elkaar en mét andere terreinen – waaronder inburgering, werk en bijstand – verbonden te worden. “En: het is zaak om alle doelgroepen bij de invulling van de wet te betrekken. Ieder op zijn eigen wijze.”
Contouren beter zichtbaar Gerritsma constateert dat allochtone vrijwilligersorganisaties tot nog toe onvoldoende hun stem laten horen in de beslissende fase van de Wmo. En binnen de bestaande cliëntenorganisaties die wél betrokken zijn, zitten nauwelijks allochtonen. “Dat kan een probleem zijn als je na verloop van tijd de klanttevredenheid wil meten.” Verschillende raadsleden in de zaal benadrukten echter hoe moeilijk het is om allochtonen bereid te vinden over de Wmo mee te denken. Volgens FORUM bleek tijdens enkele regionale voorlichtingsbijeenkomsten dat het allochtonen vaak niet duidelijk is wat er van hen verlangd wordt. “De Wmo was tot nu toe ook wel erg abstract. Nu de contouren beter zichtbaar worden, hebben informatieavonden wél zin.” Maar dan nog vindt Jesse Bos dat je goed moet nadenken over hoe je de mensen uitnodigt. “Het blijkt heel effectief om sleutelfiguren, bijvoorbeeld van netwerken, allochtone vrouwen te laten uitnodigen. In potentie is er een enorme belangstelling.” Meer informatie: Servicecentrum Integratie (FORUM), telefoon: (030) 297 42 78, e-mail:
[email protected], website: si.forum.nl.
5
Raad voor Raadsleden
Fotografie: Mladen Pikulic
Zet de Wmo in voor integratie en participatie “Je moet naar ze toegaan”, drukt Jesse Bos, gemeenteraadslid in Amsterdam, haar toehoorders op het hart. Die ‘ze’ staat voor allochtonen en met dat ‘je’ wendde ze zich tot collega-raadsleden. Bos hield een bezielend betoog tijdens de bijeenkomst Raad voor Raadsleden van 16 maart, ditmaal gewijd aan de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Het ging vooral over de actieve rol die lokale volksvertegenwoordigers kunnen spelen. FORUM ziet in de wet goede mogelijkheden om de integratie en participatie van allochtonen te bevorderen. De Amsterdamse raadszaal zat vol met raadsleden van diverse etnische afkomst. Burgemeester Cohen prees de stimulerende rol van FORUM hierin. Volgens hem leeft de Wmo volop bij raadsleden. Het feit dat ze uit alle delen van het land naar Amsterdam waren gekomen, en dat er zelfs een aanmeldingsstop gold voor de bijeenkomst, liet wat dat betreft niets aan duidelijkheid te wensen over, aldus Cohen. Verschillende keren per jaar brengen FORUM en het IPP (Instituut voor Publiek en Politiek) raadsleden bij elkaar om zaken te bespreken waaraan zij actief kunnen bijdragen – zeker nu het dualisme meer mogelijkheden verschaft om hun ambt als volksvertegenwoordiger grotere betekenis te geven. De Wmo biedt hun een uitgelezen kans. Gemeenten moeten bij de uitvoering van de wet immers verantwoording afleggen aan hun eigen bewoners, en niet aan het rijk. FORUM hoopt dat de Wmo ingezet wordt om de integratie en participatie van allochtonen te bevorderen. De wet gaat echter niet van doelgroepenbeleid uit – dat past niet in een moderne samenleving waarin iedereen moet meedoen. Zo ligt de focus van het integratie- en participatiebeleid op modern burgerschap, uitgaande van gedeelde belangen als deugdelijk onderwijs, veiligheid en aantrekkelijk wonen. Dit soort zaken moet voor
4
iedereen bereikbaar zijn, waarbij zelfredzaamheid vooropstaat: help de burger zichzelf te helpen. Niet iedereen is echter even zelfredzaam. Slechts weinig allochtonen doen bijvoorbeeld een beroep op voorzieningen. Voor sommige van hen is binnen de Wmo extra aandacht nodig. De directeur Integratie en Inburgering van het ministerie van Justitie maakte in haar inleiding een bloemrijke vergelijking: “De Wmo is voor integratie wat water is voor een plant. Ze moeten allemaal bloeien en groeien, maar de een heeft meer water nodig dan de ander.” Vertaald naar de praktijk betekent deze beeldspraak voor FORUM dat de Wmo een vruchtbare voedingsbodem is voor diversiteitsbeleid, waarbinnen specifiek beleid soms noodzakelijk is.
De stenen en het cement De Wmo gaat uit van de vraag van de burgers, en niet van het gemeentelijke aanbod. Als raadslid moet je dus weten welke vraag er is. Ga bij de mensen op bezoek, luidt daarom de dringende suggestie van raadslid Jesse Bos. Tijdens haar rondgang heeft ze gemerkt dat dochters en schoondochters bruggen bouwen tussen de eerste generatie allochtonen en de maatschappij. “Erken deze vrijwilligers en geef ze vanuit het prestatieveld
Vrijwilligerswerk en Mantelzorg een budget, een eigen rugzakje. Deze vrouwen kunnen de participatie van de eerste generatie vergroten.” De Wmo betekent vervolgens ook: het herwaarderen van vrijwillige sociale verbanden, zoals zelforganisaties (nu Allochtone Vrijwilligers Organisaties genoemd). Bos: “Die kunnen niet de professionele hulp en zorg vervangen, want dat zijn de stenen. Maar je hebt ook cement nodig.” Uit de zaal klonk op deze woorden het mismoedige commentaar dat het vrijwilligerswerk tanende is en dat allochtonen niet te porren zijn voor vrijwilligerswerk. “Je moet je niet alleen blindstaren op het traditioneel Nederlandse vrijwilligerswerk. Ik vraag aandacht voor de vrijwilligers die wij niet als zodanig herkennen, zoals de zelforganisaties.” Om de medezeggenschap van burgers bij de Wmo te garanderen, moeten gemeenten een cliëntenplatform Wmo instellen. Utrecht ziet niets in weer een apart platform, zegt wethouder Cees van Eijk. “Wij willen de boel niet institutionaliseren. Utrecht gaat bestaande organisaties zoals adviescommissies, netwerken in wijken en overlegorganen beter benutten. We moeten vooral op zoek naar doelgroepen die nog weinig bij het beleid betrokken zijn.” Het college is verantwoordelijk voor het beleidskader, de organisatie en de uitvoering van de Wmo, memoreerde Van Eijk. “Bij de aanbesteding kunnen B&W bepaalde criteria vaststellen, bijvoorbeeld: kwaliteit is belangrijker dan de prijs. De raadsleden vormen de oren en ogen van de praktijk en zijn daarmee een klankbord voor het college.” In de zaal stelde iemand prompt voor om bij de aanbesteding het criterium ‘ervaring met diversiteit’ te hanteren. “Dan weet je of een organisatie die intekent daar ook oog voor heeft”, was het idee van de spreker.
Omdat de Wmo een kaderwet is, kunnen raadsleden volgens FORUM hun verantwoordelijkheid tonen door zich te bemoeien met de uitwerking ervan. Eke Gerritsma van het Servicecentrum Integratie, dat gemeenten ondersteunt bij het integratiebeleid, vindt dat raadsleden eisen moeten stellen. Waar mogelijk dienen de prestatievelden van de Wmo met elkaar en mét andere terreinen – waaronder inburgering, werk en bijstand – verbonden te worden. “En: het is zaak om alle doelgroepen bij de invulling van de wet te betrekken. Ieder op zijn eigen wijze.”
Contouren beter zichtbaar Gerritsma constateert dat allochtone vrijwilligersorganisaties tot nog toe onvoldoende hun stem laten horen in de beslissende fase van de Wmo. En binnen de bestaande cliëntenorganisaties die wél betrokken zijn, zitten nauwelijks allochtonen. “Dat kan een probleem zijn als je na verloop van tijd de klanttevredenheid wil meten.” Verschillende raadsleden in de zaal benadrukten echter hoe moeilijk het is om allochtonen bereid te vinden over de Wmo mee te denken. Volgens FORUM bleek tijdens enkele regionale voorlichtingsbijeenkomsten dat het allochtonen vaak niet duidelijk is wat er van hen verlangd wordt. “De Wmo was tot nu toe ook wel erg abstract. Nu de contouren beter zichtbaar worden, hebben informatieavonden wél zin.” Maar dan nog vindt Jesse Bos dat je goed moet nadenken over hoe je de mensen uitnodigt. “Het blijkt heel effectief om sleutelfiguren, bijvoorbeeld van netwerken, allochtone vrouwen te laten uitnodigen. In potentie is er een enorme belangstelling.” Meer informatie: Servicecentrum Integratie (FORUM), telefoon: (030) 297 42 78, e-mail:
[email protected], website: si.forum.nl.
5
Foto: Mladen Pikulic
Den Helder vaart wel bij Woonateliers “We hebben geen last van Antillianen of Arubanen, het zijn de drugshandel en het drugsgebruik die voor overlast zorgen. De boosdoeners zijn net zo goed autochtonen.” Deze hartenkreet uitte een bewoonster tijdens een bijeenkomst in Den Helder over ‘Nieuwe coalities voor de wijken’. Doel van dit landelijk project: problemen aanpakken, snel én structureel. In elf gemeenten werden dertien wijken door het rijk ‘geadopteerd’. De Zuiderzeebuurt in de marinestad was er een van. FORUM-directeur Sadik Harchaoui, lid van het adoptieteam, bracht er de methodiek Woonatelier in.
6
Knopen doorhakken om problemen op te lossen – voortvarend, met creativiteit en durf, en dwars door bestaande verbanden heen. Dat stond de initiatiefnemers voor ogen toen in juni 2006 het project ‘Nieuwe coalities voor de wijken’ van start ging. Samen met het rijk kozen lokale partijen een aantal wijken uit, waar adoptieteams het afgelopen jaar op onbevangen wijze de problemen onder de loep namen. In elk team zaten een wethouder of burgemeester van de betrokken gemeente, een directeur-generaal en een onafhankelijk deskundige. Daarnaast was aan elke wijk een bewindspersoon gekoppeld. De Zuiderzeebuurt in Den Helder werd geadopteerd door waarnemend burgemeester Faber, directeur-generaal bij Justitie Rob Visser en onafhankelijk expert Sadik Harchaoui. Als adoptieminister fungeerde tot de verkiezingen Johan Remkes, daarna Guusje ter Horst. Het project duurde slechts één jaar, van juni 2006 tot juni 2007. Er moest dus snel en effectief gehandeld worden – en wel: met betrokkenheid van bewoners en professionals van maatschappelijke
instellingen. De methodiek van het Woonatelier, namens FORUM door directeur Harchaoui ingebracht, werkt uitstekend als snelkookpan om samen met bewoners plannen te ontwikkelen. Onder leiding van Rein Sohilait (FORUM) werd via deze methode in de Zuiderzeebuurt het overleg op gang gebracht: hoe kunnen we de leefbaarheid in de wijk verbeteren?
Eenduidiger over inzet “Het Woonatelier passen we al enkele jaren toe in herstructureringswijken”, zegt Sohilait. “In ongeveer tien bijeenkomsten praten wijkbewoners met onder meer de gemeente en woningcorporaties over hun wensen voor de buurt of de wijk. Dat gebeurt onder leiding van een architect. Het blijkt een prima manier om alle betrokkenen constructief met elkaar in gesprek te brengen. De reeks Woonateliers wordt altijd besloten met een uitgewerkt plan waar gemeente en corporaties mee verder kunnen.” In Den Helder heeft FORUM de methodiek aangepast aan de plaatselijke behoeften. De verschillende
belanghebbenden wilden eerst ‘onder elkaar’ van gedachten wisselen. Dus vonden er vier Woonateliers plaats. Eerst kwamen professionals van de gemeente, politie, opbouwwerk, sociale zaken en woningcorporaties bijeen, daarna was er een bijeenkomst met autochtone bewoners en vervolgens een sessie met Antillianen en Arubanen. Waarna een gezamenlijk slotatelier volgde om prioriteiten op de korte en lange termijn te stellen. Rein Sohilait: “Alle betrokkenen hebben het beste met de buurt voor en voelen zich verantwoordelijk om de leefbaarheid te verbeteren. Dat staat buiten kijf. Maar waar de schoen precies wringt, daarover kunnen de ideeën onderling nogal verschillen. Wat de een als integratieprobleem ervaart, benoemt een ander als drugsoverlast. Ook de ambities van bewoners en professionals lopen soms uiteen. Toch is er door de Woonateliers meer eenduidigheid ontstaan over de gezamenlijke verantwoordelijkheid, de taken, rollen en doelen, de gewenste inzet voor de leefbaarheid. En de grootste winst is dat er nu meer onderling vertrouwen en draagvlak is: er zijn zaken uitgesproken.”
Een prachtwijk, mits… Iedereen is het erover eens dat de Zuiderzeebuurt een prachtwijk is, mits de bewoners elkaar beter leren kennen en de binding met de buurt toeneemt. De buurt moet weg uit de anonimiteit, en bewoners willen af van het imago van probleemwijk. De Woonateliers hebben tot heldere projectvoorstellen geleid waar bewoners en instanties samen de schouders onder willen zetten. Een greep uit de plannen. Allereerst is het zaak de – vaak drugsgerelateerde – criminaliteit aan te pakken. En bewoners die het moeilijk hebben, zoals ex-psychiatrische patiënten, ex-delinquenten en (ex-)junks, worden straks zodanig begeleid dat het goed met ze gaat en de andere bewoners geen last van hen hebben. Sociaal-economisch gezien is het belangrijk om snel de start van kleinschalige bedrijven te stimuleren. En wat de jeugd betreft: samen met een architect gaan de bewoners aan de slag met het ontwerpen van speelvoorzieningen en hangplekken. Julia Mölck, regievoerder van het adoptieproject bij de gemeente Den Helder, is erg tevreden over de methodiek van het Woonatelier. “In het verleden hebben we al twee keer geprobeerd om belanghebbenden bij stadsvernieuwingsprojecten te betrekken. Maar die pogingen zijn een stille dood gestorven. We wilden veel te veel tegelijk. Ik heb geadviseerd om prioriteiten te stellen en FORUM heeft dat bekrachtigd.” Den Helder begint met een drietal projecten, en als die goed op koers liggen gaat men verder. De gemeente richt zich ook heel bewust op een klein gebied: de elf straatjes van de Zuiderzeebuurt. Mölck: “Een paar andere adoptieprojecten hebben veel hooi op de vork genomen door meteen op een hele wijk in te zetten.” Wel wordt de buurt heel intensief benaderd. Niet alleen de buitenruimten worden aangepakt, ook moet er meer zicht komen op werkloosheid, (on)veiligheid en ‘verbor-
gen’ problemen bij mensen. Een van de onorthodoxe maatregelen is dat de gemeentelijke afdeling Werk en Inkomen en het CWI hun bestanden naast elkaar leggen. “Uit privacy-overwegingen deden we dat nooit. Maar ja, dan heb je geen overzicht: wie zit er nog niet in een traject, of wie zit er in twéé?”
Tussen wal en schip De Woonateliers hebben volgens Julia Mölck een compleet nieuwe aanpak opgeleverd om mensen te bereiken, of het nu gaat om inrichting van de buurt of om werktoeleiding. “We vragen de mensen niet meer om naar ons toe te komen, wij gaan zelf naar mensen toe. De tweehonderd langdurig werklozen die nooit op onze brieven reageren, bezoeken we nu thuis. En voor de uitwerking van de buurtplannen gaan we met de gemeentecaravan steeds weer in een ander hofje staan. Daar is ook een architect bij, die samen met de bewoners voorlopige schetsen maakt van hun wensen.” Op 23 mei 2007 zijn in Rotterdam alle dertien adoptieprojecten feestelijk uitgeluid. FORUM blijft in Den Helder echter nog tot eind dit jaar actief. Zo verzorgt het instituut in de herfst een training voor woonadviseurs, en wordt er samen met Seinpost in Arnhem een wijktafel voor ondernemers en starters ingericht. Om een actueel beeld te krijgen van de sociaal-maatschappelijke problemen van individuele huurders in de Zuiderzeebuurt, ontwikkelt FORUM met het Verwey Jonker Instituut een speciale onderzoeksopzet. Ook de opvang van jongeren die tussen wal en schip zijn geraakt, blijft de aandacht houden. Met het Utrechtse Y house wordt gewerkt aan een project dat jongeren een dak boven het hoofd biedt, waarin ze onderwijs en stages volgen en onder strikte begeleiding werken. Dit concept is met succes in diverse steden toegepast. FORUM geeft Den Helder ook een boodschap mee: laat professionals van de diverse betrokken instellingen samen met bewoners, op basis van de resultaten van het Woonatelier, de projecten ter hand nemen en – niet al te vrijblijvend – rekenschap geven van de prestaties. Maar zorg er wél voor dat het actieplan onder leiding van een krachtige programmamanager wordt uitgevoerd.
Foto: Mladen Pikulic
Meer informatie over Woonateliers: Rein Sohilait (FORUM), telefoon: (030) 297 43 34.
7
Foto: Mladen Pikulic
Den Helder vaart wel bij Woonateliers “We hebben geen last van Antillianen of Arubanen, het zijn de drugshandel en het drugsgebruik die voor overlast zorgen. De boosdoeners zijn net zo goed autochtonen.” Deze hartenkreet uitte een bewoonster tijdens een bijeenkomst in Den Helder over ‘Nieuwe coalities voor de wijken’. Doel van dit landelijk project: problemen aanpakken, snel én structureel. In elf gemeenten werden dertien wijken door het rijk ‘geadopteerd’. De Zuiderzeebuurt in de marinestad was er een van. FORUM-directeur Sadik Harchaoui, lid van het adoptieteam, bracht er de methodiek Woonatelier in.
6
Knopen doorhakken om problemen op te lossen – voortvarend, met creativiteit en durf, en dwars door bestaande verbanden heen. Dat stond de initiatiefnemers voor ogen toen in juni 2006 het project ‘Nieuwe coalities voor de wijken’ van start ging. Samen met het rijk kozen lokale partijen een aantal wijken uit, waar adoptieteams het afgelopen jaar op onbevangen wijze de problemen onder de loep namen. In elk team zaten een wethouder of burgemeester van de betrokken gemeente, een directeur-generaal en een onafhankelijk deskundige. Daarnaast was aan elke wijk een bewindspersoon gekoppeld. De Zuiderzeebuurt in Den Helder werd geadopteerd door waarnemend burgemeester Faber, directeur-generaal bij Justitie Rob Visser en onafhankelijk expert Sadik Harchaoui. Als adoptieminister fungeerde tot de verkiezingen Johan Remkes, daarna Guusje ter Horst. Het project duurde slechts één jaar, van juni 2006 tot juni 2007. Er moest dus snel en effectief gehandeld worden – en wel: met betrokkenheid van bewoners en professionals van maatschappelijke
instellingen. De methodiek van het Woonatelier, namens FORUM door directeur Harchaoui ingebracht, werkt uitstekend als snelkookpan om samen met bewoners plannen te ontwikkelen. Onder leiding van Rein Sohilait (FORUM) werd via deze methode in de Zuiderzeebuurt het overleg op gang gebracht: hoe kunnen we de leefbaarheid in de wijk verbeteren?
Eenduidiger over inzet “Het Woonatelier passen we al enkele jaren toe in herstructureringswijken”, zegt Sohilait. “In ongeveer tien bijeenkomsten praten wijkbewoners met onder meer de gemeente en woningcorporaties over hun wensen voor de buurt of de wijk. Dat gebeurt onder leiding van een architect. Het blijkt een prima manier om alle betrokkenen constructief met elkaar in gesprek te brengen. De reeks Woonateliers wordt altijd besloten met een uitgewerkt plan waar gemeente en corporaties mee verder kunnen.” In Den Helder heeft FORUM de methodiek aangepast aan de plaatselijke behoeften. De verschillende
belanghebbenden wilden eerst ‘onder elkaar’ van gedachten wisselen. Dus vonden er vier Woonateliers plaats. Eerst kwamen professionals van de gemeente, politie, opbouwwerk, sociale zaken en woningcorporaties bijeen, daarna was er een bijeenkomst met autochtone bewoners en vervolgens een sessie met Antillianen en Arubanen. Waarna een gezamenlijk slotatelier volgde om prioriteiten op de korte en lange termijn te stellen. Rein Sohilait: “Alle betrokkenen hebben het beste met de buurt voor en voelen zich verantwoordelijk om de leefbaarheid te verbeteren. Dat staat buiten kijf. Maar waar de schoen precies wringt, daarover kunnen de ideeën onderling nogal verschillen. Wat de een als integratieprobleem ervaart, benoemt een ander als drugsoverlast. Ook de ambities van bewoners en professionals lopen soms uiteen. Toch is er door de Woonateliers meer eenduidigheid ontstaan over de gezamenlijke verantwoordelijkheid, de taken, rollen en doelen, de gewenste inzet voor de leefbaarheid. En de grootste winst is dat er nu meer onderling vertrouwen en draagvlak is: er zijn zaken uitgesproken.”
Een prachtwijk, mits… Iedereen is het erover eens dat de Zuiderzeebuurt een prachtwijk is, mits de bewoners elkaar beter leren kennen en de binding met de buurt toeneemt. De buurt moet weg uit de anonimiteit, en bewoners willen af van het imago van probleemwijk. De Woonateliers hebben tot heldere projectvoorstellen geleid waar bewoners en instanties samen de schouders onder willen zetten. Een greep uit de plannen. Allereerst is het zaak de – vaak drugsgerelateerde – criminaliteit aan te pakken. En bewoners die het moeilijk hebben, zoals ex-psychiatrische patiënten, ex-delinquenten en (ex-)junks, worden straks zodanig begeleid dat het goed met ze gaat en de andere bewoners geen last van hen hebben. Sociaal-economisch gezien is het belangrijk om snel de start van kleinschalige bedrijven te stimuleren. En wat de jeugd betreft: samen met een architect gaan de bewoners aan de slag met het ontwerpen van speelvoorzieningen en hangplekken. Julia Mölck, regievoerder van het adoptieproject bij de gemeente Den Helder, is erg tevreden over de methodiek van het Woonatelier. “In het verleden hebben we al twee keer geprobeerd om belanghebbenden bij stadsvernieuwingsprojecten te betrekken. Maar die pogingen zijn een stille dood gestorven. We wilden veel te veel tegelijk. Ik heb geadviseerd om prioriteiten te stellen en FORUM heeft dat bekrachtigd.” Den Helder begint met een drietal projecten, en als die goed op koers liggen gaat men verder. De gemeente richt zich ook heel bewust op een klein gebied: de elf straatjes van de Zuiderzeebuurt. Mölck: “Een paar andere adoptieprojecten hebben veel hooi op de vork genomen door meteen op een hele wijk in te zetten.” Wel wordt de buurt heel intensief benaderd. Niet alleen de buitenruimten worden aangepakt, ook moet er meer zicht komen op werkloosheid, (on)veiligheid en ‘verbor-
gen’ problemen bij mensen. Een van de onorthodoxe maatregelen is dat de gemeentelijke afdeling Werk en Inkomen en het CWI hun bestanden naast elkaar leggen. “Uit privacy-overwegingen deden we dat nooit. Maar ja, dan heb je geen overzicht: wie zit er nog niet in een traject, of wie zit er in twéé?”
Tussen wal en schip De Woonateliers hebben volgens Julia Mölck een compleet nieuwe aanpak opgeleverd om mensen te bereiken, of het nu gaat om inrichting van de buurt of om werktoeleiding. “We vragen de mensen niet meer om naar ons toe te komen, wij gaan zelf naar mensen toe. De tweehonderd langdurig werklozen die nooit op onze brieven reageren, bezoeken we nu thuis. En voor de uitwerking van de buurtplannen gaan we met de gemeentecaravan steeds weer in een ander hofje staan. Daar is ook een architect bij, die samen met de bewoners voorlopige schetsen maakt van hun wensen.” Op 23 mei 2007 zijn in Rotterdam alle dertien adoptieprojecten feestelijk uitgeluid. FORUM blijft in Den Helder echter nog tot eind dit jaar actief. Zo verzorgt het instituut in de herfst een training voor woonadviseurs, en wordt er samen met Seinpost in Arnhem een wijktafel voor ondernemers en starters ingericht. Om een actueel beeld te krijgen van de sociaal-maatschappelijke problemen van individuele huurders in de Zuiderzeebuurt, ontwikkelt FORUM met het Verwey Jonker Instituut een speciale onderzoeksopzet. Ook de opvang van jongeren die tussen wal en schip zijn geraakt, blijft de aandacht houden. Met het Utrechtse Y house wordt gewerkt aan een project dat jongeren een dak boven het hoofd biedt, waarin ze onderwijs en stages volgen en onder strikte begeleiding werken. Dit concept is met succes in diverse steden toegepast. FORUM geeft Den Helder ook een boodschap mee: laat professionals van de diverse betrokken instellingen samen met bewoners, op basis van de resultaten van het Woonatelier, de projecten ter hand nemen en – niet al te vrijblijvend – rekenschap geven van de prestaties. Maar zorg er wél voor dat het actieplan onder leiding van een krachtige programmamanager wordt uitgevoerd.
Foto: Mladen Pikulic
Meer informatie over Woonateliers: Rein Sohilait (FORUM), telefoon: (030) 297 43 34.
7
Fotografie: Marcel Terlouw ARGOS
Migranten aan het werk: hoe schep je meer kansen? In de beleving van allochtone werkzoekenden heeft hun werkloosheid voor een flink deel te maken met het feit dat ze allochtoon zijn. Ze voelen zich afgewezen en buitengesloten. Echter, volgens werkgevers kan afwijzing heel andere oorzaken hebben. Bijvoorbeeld: iemand voldoet niet aan de gewenste beroepsvaardigheden, heeft te weinig ervaring, beheerst het Nederlands onvoldoende of ‘past niet in de bedrijfscultuur’. Wie heeft het nu bij het rechte eind? vroeg Zeki Arslan van FORUM zich hardop af bij het symposium Kansen voor allochtonen op de arbeidsmarkt. De werkelijkheid is ongetwijfeld ‘van alles wat’, meende Zeki Arslan, programmamanager Arbeid bij FORUM. Maar de percepties van werkzoekenden en werkgevers liggen ver uit elkaar. “Op z’n minst zouden beide partijen van elkaar moeten weten welke factoren de match tussen baan en werknemer belemmeren.” Om meer allochtone werklozen aan het werk te krijgen, dienen werkgevers én werkzoekenden actie te ondernemen, beklemtoonde Arslan. Hoe doe je dat? Wat zijn de mogelijkheden? Daarover gingen vertegenwoordigers van werkgevers, werknemers, onderwijs en arbeidsbemiddeling op 20 februari in een bomvolle zaal met elkaar in debat. Eén bedoeling van het symposium, georganiseerd door FORUM en de Sociaal-Economische Raad (SER), was om ideeën aan te leveren voor de participatietop die het kabinet deze zomer houdt.
Dreigend pessimisme Als tijdelijk toegevoegd SER-lid had Zeki Arslan een belangrijk aandeel in het advies van de raad dat een paar dagen voor de bijeenkomst verscheen: Niet de afkomst maar de toekomst. Naar een verbetering van de arbeidsmarktpositie van allochtone jongeren. Met het oog op de toekomst somde Arslan vijf actiepunten op. Allereerst moet er een snuffelstage komen om werkzoekende allochtonen en werkgevers met elkaar kennis te laten maken. Is iemand aangenomen, dan kun je hem voor een halfjaar een coach toewijzen, bracht hij als tweede actiepunt in. “Die moet de nieuwe werknemer op de hoogte brengen van de – geschreven en ongeschreven – regels van de bedrijfscultuur.” Langdurige werkloosheid onder allochtonen moeten we volgens
8
Arslan kost wat kost voorkomen. Het is niet alleen te duur voor de maatschappij, het is ook menselijkerwijs niet te verkopen. En: het dreigt tot pessimisme onder allochtone werkzoekenden te leiden. “Als alle pogingen steeds maar falen, als maanden van werkloosheid jaren worden en als zelfs de begeleidende instanties het niet echt meer in je zien zitten, dan lijkt iedere hoop verdwenen. Dan overwint de uitzichtloosheid het van de ambitie, de drive en de verwachting een nieuwe baan te bemachtigen.” Om tegen dat dreigende pessimisme een wal op te werpen, noemde Arslan een derde actiepunt: korte en effectieve omscholing mét baangarantie: “Weer meedoen, ergens bij horen, ritme hebben, je eigen geld verdienen, waardering, respect en eigendunk, daar gaat het om.” Maar juist de begeleiding in reïntegratietrajecten die dit actiepunt tot een succes moet maken, schiet volgens veel werkzoekende allochtonen vaak tekort en is ook te onpersoonlijk. Vandaar dat Arslan in actiepunt vier pleit voor een terugkeer van de ‘ouderwetse’ arbeidsbemiddelaar: die kent de lokale arbeidsmarkt goed, is in staat de werkzoekende intensief te begeleiden en scholing op maat te organiseren. Verhoging van de arbeidsparticipatie van allochtone vrouwen, daarop richt zich het vijfde actiepunt. Omdat deze vrouwen het moeilijk hebben op de arbeidsmarkt, zijn zij buitengewoon geïnteresseerd om een eigen bedrijfje op te zetten. De stap om dat ook werkelijk te doen, is natuurlijk een grote en een gedurfde. Daarom moeten we volgens Arslan het zelfstandig ondernemerschap onder allochtone vrouwen extra stimuleren en ze helpen deze drempel te overwinnen – bijvoorbeeld door een campagne van de Kamers van Koophandel.
Sadik Harchaoui, directeur van FORUM, beaamde dat allerlei instanties beter hun best moeten doen om allochtone werkzoekenden hun achterstand te laten inlopen. Maar daar gaat het volgens hem niet alléén om. “Jonge allochtonen zijn steeds beter opgeleid. Maar werkgevers moeten ook meer vertrouwen tonen in hun kennis en kunde. En dan heb ik het niet alleen over de instroom, maar ook over doorstroom naar de top. Dat geeft een positieve beeldvorming waaraan anderen zich kunnen spiegelen.” Werkgevers zouden bij hun aannamebeleid geen nadruk moeten leggen op doelstellingen als maatschappelijk verantwoord ondernemen en ‘het werknemersbestand moet een afspiegeling van de maatschappij zijn’. Volgens Harchaoui versterkt dat juist de negatieve beeldvorming. Hij is dan ook in principe voorstander van een algemeen participatiebeleid. “Maar soms ontkomen we er niet aan om voor doelgroepen specifiek beleid op te stellen. Als ergens veel werkloosheid heerst onder bijvoorbeeld Marokkanen, dan moeten gemeenten en betrokken instanties daar natuurlijk extra aandacht aan besteden.”
Onderbenutting van talent Wolter Smit van Jongmanagement erkende het gebrek aan vertrouwen van werkgevers in allochtonen. “U denkt dat alleen de sollicitant zenuwachtig is tijdens een gesprek, maar dat is de werkgever ook. Die wil de juiste persoon aannemen.” Bij de selectie van personeel maken werkgevers een risico-inschatting. Volgens Smit speelt beeldvorming daarbij zeker een rol. Ze kiezen, ook al hebben kandidaten hetzelfde opleidingsniveau, eerder voor een Nederlandse werkzoekende dan voor een Marokkaanse. Onbekendheid heeft daar alles mee te maken, aldus Smit. “Met Nederlands personeel weten werkgevers beter waar ze aan toe zijn.” Dit mechanisme vergroot de kans op onderbenutting van talent, blijkt uit een onderzoek van Regioplan dat Jeanine Klaver tijdens het symposium toelichtte. “De functies die allochtonen bekleden zijn, gecorrigeerd naar het opleidingsniveau, lager dan
die van autochtonen.” Uit het onderzoek blijkt ook dat carrière maken voor allochtonen lastiger is dan voor autochtonen.
Harde afspraken? Hoe moet de agenda voor de komende participatietop er uitzien? Het panel, met onder anderen FNV-voorzitter Agnes Jongerius, MKB-voorman Loek Hermans (die tevens namens VNO-NCW sprak) en Hans Kamps, SER-kroonlid en voorzitter van ABU (brancheorganisatie uitzendbureaus), kwam er nog niet helemaal uit. Jongerius benadrukte dat er op de top doelstellingen in duidelijke cijfers moeten worden afgesproken: in hoeveel jaar dringen we de hoge werkloosheid onder allochtone jongeren terug tot het gemiddelde algemene percentage? “We moeten de urgentie omzetten in harde afspraken.” Loek Hermans voelde daar echter niets voor. De MKB-voorzitter wil het midden- en kleinbedrijf niet belasten met sancties als de doelstellingen niet gehaald worden. “Onze werkgevers willen die verplichting niet. Het grootste belang van een werkgever is om zijn bedrijf overeind te houden. Als je daar geen rekening mee houdt, gaat bij werkgevers de deur dicht.” Overigens bracht hij zijn toehoorders fijntjes in herinnering dat in het midden- en kleinbedrijf procentueel de meeste allochtonen werken. Hermans wil veeleer een cultuur stimuleren waarin de belangen van de werkgever, zijn bedrijf en allochtone werknemers goed met elkaar sporen. “Wij zullen werkgevers wijzen op het eigen belang én het maatschappelijk belang. Ook moet je de jongeren aanspreken op hun eigen verantwoordelijkheid. Maar de arbeidsmarkt laat zich niet sturen door de politiek”, benadrukte Hermans. “Dat klopt, maar via het sociaal-economisch overleg kunnen we wel betere kansen bieden aan allochtone werkzoekenden”, bracht Jongerius daartegen in. “We moeten laten zien dat het ons menens is.”
Meer informatie: Zeki Arslan (programmamanager Arbeid bij FORUM), telefoon: (030) 297 43 21).
9
Fotografie: Marcel Terlouw ARGOS
Migranten aan het werk: hoe schep je meer kansen? In de beleving van allochtone werkzoekenden heeft hun werkloosheid voor een flink deel te maken met het feit dat ze allochtoon zijn. Ze voelen zich afgewezen en buitengesloten. Echter, volgens werkgevers kan afwijzing heel andere oorzaken hebben. Bijvoorbeeld: iemand voldoet niet aan de gewenste beroepsvaardigheden, heeft te weinig ervaring, beheerst het Nederlands onvoldoende of ‘past niet in de bedrijfscultuur’. Wie heeft het nu bij het rechte eind? vroeg Zeki Arslan van FORUM zich hardop af bij het symposium Kansen voor allochtonen op de arbeidsmarkt. De werkelijkheid is ongetwijfeld ‘van alles wat’, meende Zeki Arslan, programmamanager Arbeid bij FORUM. Maar de percepties van werkzoekenden en werkgevers liggen ver uit elkaar. “Op z’n minst zouden beide partijen van elkaar moeten weten welke factoren de match tussen baan en werknemer belemmeren.” Om meer allochtone werklozen aan het werk te krijgen, dienen werkgevers én werkzoekenden actie te ondernemen, beklemtoonde Arslan. Hoe doe je dat? Wat zijn de mogelijkheden? Daarover gingen vertegenwoordigers van werkgevers, werknemers, onderwijs en arbeidsbemiddeling op 20 februari in een bomvolle zaal met elkaar in debat. Eén bedoeling van het symposium, georganiseerd door FORUM en de Sociaal-Economische Raad (SER), was om ideeën aan te leveren voor de participatietop die het kabinet deze zomer houdt.
Dreigend pessimisme Als tijdelijk toegevoegd SER-lid had Zeki Arslan een belangrijk aandeel in het advies van de raad dat een paar dagen voor de bijeenkomst verscheen: Niet de afkomst maar de toekomst. Naar een verbetering van de arbeidsmarktpositie van allochtone jongeren. Met het oog op de toekomst somde Arslan vijf actiepunten op. Allereerst moet er een snuffelstage komen om werkzoekende allochtonen en werkgevers met elkaar kennis te laten maken. Is iemand aangenomen, dan kun je hem voor een halfjaar een coach toewijzen, bracht hij als tweede actiepunt in. “Die moet de nieuwe werknemer op de hoogte brengen van de – geschreven en ongeschreven – regels van de bedrijfscultuur.” Langdurige werkloosheid onder allochtonen moeten we volgens
8
Arslan kost wat kost voorkomen. Het is niet alleen te duur voor de maatschappij, het is ook menselijkerwijs niet te verkopen. En: het dreigt tot pessimisme onder allochtone werkzoekenden te leiden. “Als alle pogingen steeds maar falen, als maanden van werkloosheid jaren worden en als zelfs de begeleidende instanties het niet echt meer in je zien zitten, dan lijkt iedere hoop verdwenen. Dan overwint de uitzichtloosheid het van de ambitie, de drive en de verwachting een nieuwe baan te bemachtigen.” Om tegen dat dreigende pessimisme een wal op te werpen, noemde Arslan een derde actiepunt: korte en effectieve omscholing mét baangarantie: “Weer meedoen, ergens bij horen, ritme hebben, je eigen geld verdienen, waardering, respect en eigendunk, daar gaat het om.” Maar juist de begeleiding in reïntegratietrajecten die dit actiepunt tot een succes moet maken, schiet volgens veel werkzoekende allochtonen vaak tekort en is ook te onpersoonlijk. Vandaar dat Arslan in actiepunt vier pleit voor een terugkeer van de ‘ouderwetse’ arbeidsbemiddelaar: die kent de lokale arbeidsmarkt goed, is in staat de werkzoekende intensief te begeleiden en scholing op maat te organiseren. Verhoging van de arbeidsparticipatie van allochtone vrouwen, daarop richt zich het vijfde actiepunt. Omdat deze vrouwen het moeilijk hebben op de arbeidsmarkt, zijn zij buitengewoon geïnteresseerd om een eigen bedrijfje op te zetten. De stap om dat ook werkelijk te doen, is natuurlijk een grote en een gedurfde. Daarom moeten we volgens Arslan het zelfstandig ondernemerschap onder allochtone vrouwen extra stimuleren en ze helpen deze drempel te overwinnen – bijvoorbeeld door een campagne van de Kamers van Koophandel.
Sadik Harchaoui, directeur van FORUM, beaamde dat allerlei instanties beter hun best moeten doen om allochtone werkzoekenden hun achterstand te laten inlopen. Maar daar gaat het volgens hem niet alléén om. “Jonge allochtonen zijn steeds beter opgeleid. Maar werkgevers moeten ook meer vertrouwen tonen in hun kennis en kunde. En dan heb ik het niet alleen over de instroom, maar ook over doorstroom naar de top. Dat geeft een positieve beeldvorming waaraan anderen zich kunnen spiegelen.” Werkgevers zouden bij hun aannamebeleid geen nadruk moeten leggen op doelstellingen als maatschappelijk verantwoord ondernemen en ‘het werknemersbestand moet een afspiegeling van de maatschappij zijn’. Volgens Harchaoui versterkt dat juist de negatieve beeldvorming. Hij is dan ook in principe voorstander van een algemeen participatiebeleid. “Maar soms ontkomen we er niet aan om voor doelgroepen specifiek beleid op te stellen. Als ergens veel werkloosheid heerst onder bijvoorbeeld Marokkanen, dan moeten gemeenten en betrokken instanties daar natuurlijk extra aandacht aan besteden.”
Onderbenutting van talent Wolter Smit van Jongmanagement erkende het gebrek aan vertrouwen van werkgevers in allochtonen. “U denkt dat alleen de sollicitant zenuwachtig is tijdens een gesprek, maar dat is de werkgever ook. Die wil de juiste persoon aannemen.” Bij de selectie van personeel maken werkgevers een risico-inschatting. Volgens Smit speelt beeldvorming daarbij zeker een rol. Ze kiezen, ook al hebben kandidaten hetzelfde opleidingsniveau, eerder voor een Nederlandse werkzoekende dan voor een Marokkaanse. Onbekendheid heeft daar alles mee te maken, aldus Smit. “Met Nederlands personeel weten werkgevers beter waar ze aan toe zijn.” Dit mechanisme vergroot de kans op onderbenutting van talent, blijkt uit een onderzoek van Regioplan dat Jeanine Klaver tijdens het symposium toelichtte. “De functies die allochtonen bekleden zijn, gecorrigeerd naar het opleidingsniveau, lager dan
die van autochtonen.” Uit het onderzoek blijkt ook dat carrière maken voor allochtonen lastiger is dan voor autochtonen.
Harde afspraken? Hoe moet de agenda voor de komende participatietop er uitzien? Het panel, met onder anderen FNV-voorzitter Agnes Jongerius, MKB-voorman Loek Hermans (die tevens namens VNO-NCW sprak) en Hans Kamps, SER-kroonlid en voorzitter van ABU (brancheorganisatie uitzendbureaus), kwam er nog niet helemaal uit. Jongerius benadrukte dat er op de top doelstellingen in duidelijke cijfers moeten worden afgesproken: in hoeveel jaar dringen we de hoge werkloosheid onder allochtone jongeren terug tot het gemiddelde algemene percentage? “We moeten de urgentie omzetten in harde afspraken.” Loek Hermans voelde daar echter niets voor. De MKB-voorzitter wil het midden- en kleinbedrijf niet belasten met sancties als de doelstellingen niet gehaald worden. “Onze werkgevers willen die verplichting niet. Het grootste belang van een werkgever is om zijn bedrijf overeind te houden. Als je daar geen rekening mee houdt, gaat bij werkgevers de deur dicht.” Overigens bracht hij zijn toehoorders fijntjes in herinnering dat in het midden- en kleinbedrijf procentueel de meeste allochtonen werken. Hermans wil veeleer een cultuur stimuleren waarin de belangen van de werkgever, zijn bedrijf en allochtone werknemers goed met elkaar sporen. “Wij zullen werkgevers wijzen op het eigen belang én het maatschappelijk belang. Ook moet je de jongeren aanspreken op hun eigen verantwoordelijkheid. Maar de arbeidsmarkt laat zich niet sturen door de politiek”, benadrukte Hermans. “Dat klopt, maar via het sociaal-economisch overleg kunnen we wel betere kansen bieden aan allochtone werkzoekenden”, bracht Jongerius daartegen in. “We moeten laten zien dat het ons menens is.”
Meer informatie: Zeki Arslan (programmamanager Arbeid bij FORUM), telefoon: (030) 297 43 21).
9
Tweede bestuurder FORUM: van vele markten thuis ‘Marketing, sponsoring en fondsenwerving voor non-profitorganisaties’. Als senior-adviseur bij GLP, een sponsoring- en communicatieadviesbureau, werkte Hoogerwerf voor klanten als Shell, Vastenaktie en het Nationaal Fonds Geestelijke Gezondheid. Ze was jarenlang de hoofdredacteur van het Handboek Fondsenwerving en schreef ook enkele boeken over fondsenwerving. Later werd ze op het ministerie van VROM de trekker van een nieuwe visie op het gebied van milieucommunicatie. Hierbij werd communicatiebeleid vanuit de belevingswereld van de burger ontwikkeld en doorgevoerd. Van 2002 tot nu werkte Petra Hoogerwerf bij het bureau Algemene Bestuursdienst (ABD) van het ministerie van BZK – eerst als programmamanager van het intervisieprogramma ABDintercollegiale consultatie voor ABD-managers, later als hoofd strategie en bedrijfsvoering. Naast deze functies was zij lange tijd vanuit haar eigen bureau (Hoogerwerf Coaching voor Communicatie) als adviseur werkzaam voor onder meer Korrelatie, de Nationale Jeugdraad, Mama Cash, de EO Jongerendag en het VSB Fonds. Letterlijk en figuurlijk: de nieuwe tweede bestuurder is van vele markten thuis.
Gastcolumn Geen timmerman kan toe met alleen zijn timmermansoog Wil je alles toetsen wat scholen zoal nastreven, dan schiet de CITO-toets hopeloos tekort. Willekeurig welke vaardigheid, attitude of persoonlijkheidstrek, er is altijd wel een school die eraan zegt te werken. De handigheidjes die de CITO-toets meet, steken daar bleekjes bij af.
inkomen, plezier in het werk, zelfs de gezondheid en de uiteindelijke leeftijd hangen ermee samen. Niet of leerlingen later veel vrienden maken, goed met hun partner overweg kunnen of tevreden door het leven gaan. Je zou leerlingen ook daarvoor graag wapenen, maar of leraren…?
Nu ligt er een grote oceaan tussen wat scholen zoal willen en wat ze feitelijk doen. Schoolgaan bevordert de verspreiding van hoofdluis. Wel effect dus, maar geen leerdoel. Is de leerstof van groep acht dat wel? Zo’n kwart van de leerlingen krijgt niet eens de stof van groep zeven onder de knie. Als je wroet in de pedagogenziel rijst de twijfel: wordt wel bij iedereen het hogere nagestreefd? En kijk naar ‘welbevinden’ en ‘sociaal gedrag’: daar kachelen leerlingen meestal achteruit naarmate de schooljaren vorderen. Je moet niet elke onderwijspretentie even serieus nemen.
Hoe hoog een leerling scoort op de CITO-toets hangt in de eerste plaats af van zijn slimheid. Daar fietst dan de sociaal-etnische achtergrond doorheen: word je kansrijk geboren, dan krijgt de slimheid meer kans. Ook voor school geldt: is het onderwijs effectiever, dan komt talent meer tot zijn recht. Als thuismilieu en school meezitten, dan word je daarvan nog weer slimmer, net als van oefenen-op-de-toets. Nou ‘kun je je vader niet kiezen’, zegt een volkswijsheid, ‘je schoonvader wel’. Dat geldt ook hier: je thuismilieu kun je niet kiezen, wel je school. Ouders kun je misschien ondersteunen of adviseren, maar aan leraren kun je gewoon eisen stellen.
Wat de CITO-toets meet, is wat een twaalfjarige minstens moet kunnen, wil hij verderop goede kansen maken. Niet of die leerling aanleg heeft voor crimineel gedrag, sympathiek overkomt of empathie toont. Ook niet of hij motorisch handig is, zijn zielenroerselen kan uiten of gevoel voor humor heeft. Dat soort dingen zijn heus van belang voor later. Alleen, of de school ertoe doet als het om zulke vaardigheden gaat, dat hangt nog. De vaardigheden die de CITO-toets meet, die kan een school veelal wel bevorderen. Ze zijn aantoonbaar van belang voor verdere schoolkansen en voor de kansen daarna. Het latere
10
Een van die eisen is dat ze hun werk controleren. Daar helpt zo’n CITO-toets bij. Maar die toets helpt vooral bij de vervolgkeuze van de leerlingen. Wat blijkt? Leerkrachten vertrouwen het niet. Ze voegen graag en vaak iets persoonlijks toe aan dat vervolgadvies. Hoe dat uitpakt? Een tikkeltje hoger advies voor de toch al kansrijken, een tikkeltje lager voor de kansarmen. Tja, zo’n timmermansoog kan de leraar maar beter dichtknijpen. Paul Jungbluth Onderwijsdeskundige
Foto: Sardes
Foto: Eefke Wolfsen
Petra Hoogerwerf (1969) is vanaf 4 juni 2007 de nieuwe, tweede bestuurder bij FORUM, naast Sadik Harchaoui die voorzitter van de Raad van Bestuur is. Primair aandachtsveld van Hoogerwerf wordt de interne organisatie. Haar overstap naar FORUM komt voort uit de wens om na acht jaar rijksoverheid (VROM, BZK) bij een organisatie te werken die midden in de samenleving staat en belangrijke maatschappelijke opgaven te vervullen heeft. De positieve geluiden in Den Haag over het kennisinstituut – ‘inhoudelijk stevig, actueel en betrokken’ – sterkten haar in haar keuze voor FORUM. Hoogerwerf: “Ik heb veel gewerkt op het snijvlak van overheid, bedrijfsleven en not-forprofit. Bij FORUM hoop ik al mijn kennis en ervaring in te zetten om ertoe bij te dragen dat deze organisatie zich – samen met de diverse partners uit de samenleving – ondernemend, samenwerkingsgericht en innovatief blijft inzetten voor de vraagstukken waarvoor we staan.” Het curriculum vitae van Petra Hoogerwerf is een aaneenschakeling van functies en ervaringen in management, coaching en marketingcommunicatie/fondsenwerving. Een greep uit haar werkzaamheden tot nu toe. Aan de Universiteit van Utrecht was ze cursusleider van de eerste postacademische opleiding
Mentoring: een extra steun voor leerlingen Sommige leerlingen hebben tijdens hun schoolloopbaan behoefte aan een extra steuntje in de rug. Van iemand die hen vanuit eigen ervaringen en kennis persoonlijk begeleidt en aandacht geeft. Zo’n ‘mentor’ kan een groot verschil maken voor het succes op school. Maar helaas krijgt nog niet elke leerling de persoonlijke steun die hij nodig heeft. En dat heeft veel met onbekendheid met methodieken te maken. Daarom gaat nu voor scholen, studentenverenigingen, zelforganisaties en andere belangstellenden het Kennispunt Mentoring van start. Een brede en optimale inzet van mentoren in het onderwijs, mede door uitwisseling van ervaringen en methodieken. Met dat doel zetten Sardes, CED-Groep en FORUM op dit moment het Kennispunt Mentoring op. Het Kennispunt richt zich op alle vormen van mentoring die de loopbaan van kinderen en jongeren (4 tot 23 jaar) beogen te verbeteren – vanaf de basisschool tot en met de arbeidsmarkt. Mentoring gebeurt op basis van vrijwilligheid, en het gaat om langlopende projecten (minimaal 6 maanden) waarbij de leerling en de mentor elkaar ten minste eens in de twee weken spreken. De begeleiding wordt vaak ingezet op cruciale momenten in de schoolloopbaan van jongeren: de overgangsmomenten waarop zich belangrijke keuzes aandienen. Als begeleider van de leerling (de mentee) kan een medeleerling, een student of een volwassene ‘van buitenaf’ optreden.
Prominent op de agenda De initiatiefnemers voor mentoringprojecten zijn zeer divers, net als hun doelen en doelgroepen. Het is te verwachten dat de projecten – vooral in het onderwijs – in aantal maar ook in variatie zullen toenemen. Uit de praktijk blijken de kwaliteit en continuïteit van veel mentoringprojecten echter onvoldoende gewaarborgd. Vaak is er bijvoorbeeld te weinig aandacht voor structurele inbedding en voor uitwisseling van ervaringen. Ook dreigt het risico dat de goedkope mentoring gebruikt wordt om op een voordelige manier een tekort aan aandacht voor bepaalde groepen te compenseren. Het Kennispunt wil daarom meer inzicht geven in de (gewenste) kwaliteit van de verschillende projecten, en een
klankbord zijn voor iedereen die met mentoringprojecten bezig is of ermee aan de slag wil. De spil van het Kennispunt is de website www.mentoringwijzer.nl. In de databank van deze site vindt u praktische informatie, inspirerende voorbeelden en bestaande mentormaterialen en -producten. Veel mentorprojecten werken met allochtone jongeren. FORUM ziet het daarom als zijn taak juist deze projecten op te sporen en toe te voegen aan de database. De bank bevat korte beschrijvingen van de afzonderlijke mentoringprojecten en vermeldt de bijbehorende contactpersonen. Inmiddels staan er al meer dan 60 projecten op de site. Naast het up-to-date houden van de website en het verspreiden van een digitale nieuwsbrief, verzorgt het Kennispunt presentaties en workshops om mentoring prominenter op de (onderwijs) agenda te krijgen. Het fungeert als makelaar, ook voor fondsen en gelden: wie of wat kan een financiële bijdrage leveren voor mentoringprojecten? Verder belegt het Kennispunt uitwisselingsbijeenkomsten, bijvoorbeeld voor gemeenteambtenaren. In november van dit jaar organiseert FORUM met Sardes een grote landelijke ‘mentoring-meeting’. Via de website houden we u op de hoogte van het ‘waar, wanneer en hoe’. Geïnteresseerd geraakt in mentoring? Meld u dan aan voor onze digitale nieuwsbrief via www.mentoringwijzer.nl.
Voor meer informatie kunt u ook contact opnemen met José Bruins, medewerker Onderwijs en Arbeid (FORUM), telefoon: (030) 297 43 31.
11
Tweede bestuurder FORUM: van vele markten thuis ‘Marketing, sponsoring en fondsenwerving voor non-profitorganisaties’. Als senior-adviseur bij GLP, een sponsoring- en communicatieadviesbureau, werkte Hoogerwerf voor klanten als Shell, Vastenaktie en het Nationaal Fonds Geestelijke Gezondheid. Ze was jarenlang de hoofdredacteur van het Handboek Fondsenwerving en schreef ook enkele boeken over fondsenwerving. Later werd ze op het ministerie van VROM de trekker van een nieuwe visie op het gebied van milieucommunicatie. Hierbij werd communicatiebeleid vanuit de belevingswereld van de burger ontwikkeld en doorgevoerd. Van 2002 tot nu werkte Petra Hoogerwerf bij het bureau Algemene Bestuursdienst (ABD) van het ministerie van BZK – eerst als programmamanager van het intervisieprogramma ABDintercollegiale consultatie voor ABD-managers, later als hoofd strategie en bedrijfsvoering. Naast deze functies was zij lange tijd vanuit haar eigen bureau (Hoogerwerf Coaching voor Communicatie) als adviseur werkzaam voor onder meer Korrelatie, de Nationale Jeugdraad, Mama Cash, de EO Jongerendag en het VSB Fonds. Letterlijk en figuurlijk: de nieuwe tweede bestuurder is van vele markten thuis.
Gastcolumn Geen timmerman kan toe met alleen zijn timmermansoog Wil je alles toetsen wat scholen zoal nastreven, dan schiet de CITO-toets hopeloos tekort. Willekeurig welke vaardigheid, attitude of persoonlijkheidstrek, er is altijd wel een school die eraan zegt te werken. De handigheidjes die de CITO-toets meet, steken daar bleekjes bij af.
inkomen, plezier in het werk, zelfs de gezondheid en de uiteindelijke leeftijd hangen ermee samen. Niet of leerlingen later veel vrienden maken, goed met hun partner overweg kunnen of tevreden door het leven gaan. Je zou leerlingen ook daarvoor graag wapenen, maar of leraren…?
Nu ligt er een grote oceaan tussen wat scholen zoal willen en wat ze feitelijk doen. Schoolgaan bevordert de verspreiding van hoofdluis. Wel effect dus, maar geen leerdoel. Is de leerstof van groep acht dat wel? Zo’n kwart van de leerlingen krijgt niet eens de stof van groep zeven onder de knie. Als je wroet in de pedagogenziel rijst de twijfel: wordt wel bij iedereen het hogere nagestreefd? En kijk naar ‘welbevinden’ en ‘sociaal gedrag’: daar kachelen leerlingen meestal achteruit naarmate de schooljaren vorderen. Je moet niet elke onderwijspretentie even serieus nemen.
Hoe hoog een leerling scoort op de CITO-toets hangt in de eerste plaats af van zijn slimheid. Daar fietst dan de sociaal-etnische achtergrond doorheen: word je kansrijk geboren, dan krijgt de slimheid meer kans. Ook voor school geldt: is het onderwijs effectiever, dan komt talent meer tot zijn recht. Als thuismilieu en school meezitten, dan word je daarvan nog weer slimmer, net als van oefenen-op-de-toets. Nou ‘kun je je vader niet kiezen’, zegt een volkswijsheid, ‘je schoonvader wel’. Dat geldt ook hier: je thuismilieu kun je niet kiezen, wel je school. Ouders kun je misschien ondersteunen of adviseren, maar aan leraren kun je gewoon eisen stellen.
Wat de CITO-toets meet, is wat een twaalfjarige minstens moet kunnen, wil hij verderop goede kansen maken. Niet of die leerling aanleg heeft voor crimineel gedrag, sympathiek overkomt of empathie toont. Ook niet of hij motorisch handig is, zijn zielenroerselen kan uiten of gevoel voor humor heeft. Dat soort dingen zijn heus van belang voor later. Alleen, of de school ertoe doet als het om zulke vaardigheden gaat, dat hangt nog. De vaardigheden die de CITO-toets meet, die kan een school veelal wel bevorderen. Ze zijn aantoonbaar van belang voor verdere schoolkansen en voor de kansen daarna. Het latere
10
Een van die eisen is dat ze hun werk controleren. Daar helpt zo’n CITO-toets bij. Maar die toets helpt vooral bij de vervolgkeuze van de leerlingen. Wat blijkt? Leerkrachten vertrouwen het niet. Ze voegen graag en vaak iets persoonlijks toe aan dat vervolgadvies. Hoe dat uitpakt? Een tikkeltje hoger advies voor de toch al kansrijken, een tikkeltje lager voor de kansarmen. Tja, zo’n timmermansoog kan de leraar maar beter dichtknijpen. Paul Jungbluth Onderwijsdeskundige
Foto: Sardes
Foto: Eefke Wolfsen
Petra Hoogerwerf (1969) is vanaf 4 juni 2007 de nieuwe, tweede bestuurder bij FORUM, naast Sadik Harchaoui die voorzitter van de Raad van Bestuur is. Primair aandachtsveld van Hoogerwerf wordt de interne organisatie. Haar overstap naar FORUM komt voort uit de wens om na acht jaar rijksoverheid (VROM, BZK) bij een organisatie te werken die midden in de samenleving staat en belangrijke maatschappelijke opgaven te vervullen heeft. De positieve geluiden in Den Haag over het kennisinstituut – ‘inhoudelijk stevig, actueel en betrokken’ – sterkten haar in haar keuze voor FORUM. Hoogerwerf: “Ik heb veel gewerkt op het snijvlak van overheid, bedrijfsleven en not-forprofit. Bij FORUM hoop ik al mijn kennis en ervaring in te zetten om ertoe bij te dragen dat deze organisatie zich – samen met de diverse partners uit de samenleving – ondernemend, samenwerkingsgericht en innovatief blijft inzetten voor de vraagstukken waarvoor we staan.” Het curriculum vitae van Petra Hoogerwerf is een aaneenschakeling van functies en ervaringen in management, coaching en marketingcommunicatie/fondsenwerving. Een greep uit haar werkzaamheden tot nu toe. Aan de Universiteit van Utrecht was ze cursusleider van de eerste postacademische opleiding
Mentoring: een extra steun voor leerlingen Sommige leerlingen hebben tijdens hun schoolloopbaan behoefte aan een extra steuntje in de rug. Van iemand die hen vanuit eigen ervaringen en kennis persoonlijk begeleidt en aandacht geeft. Zo’n ‘mentor’ kan een groot verschil maken voor het succes op school. Maar helaas krijgt nog niet elke leerling de persoonlijke steun die hij nodig heeft. En dat heeft veel met onbekendheid met methodieken te maken. Daarom gaat nu voor scholen, studentenverenigingen, zelforganisaties en andere belangstellenden het Kennispunt Mentoring van start. Een brede en optimale inzet van mentoren in het onderwijs, mede door uitwisseling van ervaringen en methodieken. Met dat doel zetten Sardes, CED-Groep en FORUM op dit moment het Kennispunt Mentoring op. Het Kennispunt richt zich op alle vormen van mentoring die de loopbaan van kinderen en jongeren (4 tot 23 jaar) beogen te verbeteren – vanaf de basisschool tot en met de arbeidsmarkt. Mentoring gebeurt op basis van vrijwilligheid, en het gaat om langlopende projecten (minimaal 6 maanden) waarbij de leerling en de mentor elkaar ten minste eens in de twee weken spreken. De begeleiding wordt vaak ingezet op cruciale momenten in de schoolloopbaan van jongeren: de overgangsmomenten waarop zich belangrijke keuzes aandienen. Als begeleider van de leerling (de mentee) kan een medeleerling, een student of een volwassene ‘van buitenaf’ optreden.
Prominent op de agenda De initiatiefnemers voor mentoringprojecten zijn zeer divers, net als hun doelen en doelgroepen. Het is te verwachten dat de projecten – vooral in het onderwijs – in aantal maar ook in variatie zullen toenemen. Uit de praktijk blijken de kwaliteit en continuïteit van veel mentoringprojecten echter onvoldoende gewaarborgd. Vaak is er bijvoorbeeld te weinig aandacht voor structurele inbedding en voor uitwisseling van ervaringen. Ook dreigt het risico dat de goedkope mentoring gebruikt wordt om op een voordelige manier een tekort aan aandacht voor bepaalde groepen te compenseren. Het Kennispunt wil daarom meer inzicht geven in de (gewenste) kwaliteit van de verschillende projecten, en een
klankbord zijn voor iedereen die met mentoringprojecten bezig is of ermee aan de slag wil. De spil van het Kennispunt is de website www.mentoringwijzer.nl. In de databank van deze site vindt u praktische informatie, inspirerende voorbeelden en bestaande mentormaterialen en -producten. Veel mentorprojecten werken met allochtone jongeren. FORUM ziet het daarom als zijn taak juist deze projecten op te sporen en toe te voegen aan de database. De bank bevat korte beschrijvingen van de afzonderlijke mentoringprojecten en vermeldt de bijbehorende contactpersonen. Inmiddels staan er al meer dan 60 projecten op de site. Naast het up-to-date houden van de website en het verspreiden van een digitale nieuwsbrief, verzorgt het Kennispunt presentaties en workshops om mentoring prominenter op de (onderwijs) agenda te krijgen. Het fungeert als makelaar, ook voor fondsen en gelden: wie of wat kan een financiële bijdrage leveren voor mentoringprojecten? Verder belegt het Kennispunt uitwisselingsbijeenkomsten, bijvoorbeeld voor gemeenteambtenaren. In november van dit jaar organiseert FORUM met Sardes een grote landelijke ‘mentoring-meeting’. Via de website houden we u op de hoogte van het ‘waar, wanneer en hoe’. Geïnteresseerd geraakt in mentoring? Meld u dan aan voor onze digitale nieuwsbrief via www.mentoringwijzer.nl.
Voor meer informatie kunt u ook contact opnemen met José Bruins, medewerker Onderwijs en Arbeid (FORUM), telefoon: (030) 297 43 31.
11
Colofon FORUM Magazine verschijnt 4 keer per jaar Tekst: FORUM Eindredactie: Frans van der Heijden Ontwerp en lay-out: Urban Perception Foto cover: Mladen Pikulic Drukwerk: Ger Guijs, Rotterdam
www.forum.nl
Postbus 201, 3500 AE Utrecht
Publicaties
Forum Zomer 2007 jaargang 2
Deze publicaties zijn verkrijgbaar via www.gerguijs.nl of in de boekhandel
Van Allah tot Prada Dit eerste van een reeks jaarlijkse onderzoeken onder jonge moslims – Turken en Marokkanen maakt duidelijk dat achter de term moslimjongeren een ongelooflijke verscheidenheid in gedrag en houding schuilgaat. In de publicatie worden vragen beantwoord als: hoe combineren moslimjongeren de verwachtingen van hun familie en gemeenschap met hun eigen voorkeuren? En hoe gaan ze om met de uitdagingen van de westerse samenleving?
Van vasten tot feesten Dit vervolg op Van Allah tot Prada beschrijft de wereld van jonge moslims – Turken, Marokkanen en Surinamers – van binnenuit. Het accent ligt op hun participatie aan de Nederlandse samenleving, met ook aandacht voor de vrijetijds- en vakantiebeleving en het gebruik van internet. Daarnaast biedt het boek, met een beschrijving van etnische feesten, buitenstaanders een intrigerende blik op dit fenomeen.
Boefjes of briljantjes Alom wordt geklaagd over jongeren die op straat rondhangen en overlast geven. En overal proberen gemeenten de overlast en jeugdcriminaliteit – grotendeels afkomstig van allochtone jongeren, maar niet alléén – op allerlei manieren terug te dringen. De grote vraag is echter: wérkt de aanpak ook echt? In deze onderzoekspublicatie worden belangrijke succes- en faalfactoren van preventieprojecten blootgelegd.
Projecten
Multicultureel talent en arbeidsmarkt
Stimuleringsregeling
FORUMtalent is een project dat hoger opgeleide allochtonen (hbo en wo) en werkgevers met elkaar in contact wil brengen. Daarmee wordt hoger opgeleid multicultureel talent voor werkgevers beter zichtbaar en toegankelijk. Het uiteindelijke doel: méér hoger opgeleide allochtonen vinden snéller een baan op hun niveau. FORUM werkt in dit project samen met CWI en DIV. Meer informatie vindt u op www.forumtalent.nl.
Ruimte voor Contact is een rijksregeling die op lokaal niveau activiteiten wil stimuleren waarin autochtonen en allochtonen elkaar ontmoeten. Het is de bedoeling dat hierdoor duurzame contacten ontstaan, zodat mensen elkaar ook in nieuwe situaties weten te vinden. Kijk voor de voorwaarden op www.ruimtevoorcontact.nl of bel de helpdesk: (030) 297 41 41. U kunt uw vraag ook per e-mail stellen:
[email protected], met vermelding van uw contactgegevens.
Agenda 30 mei 2007 Kennisbijeenkomst voor professionals over inburgering 4 juni 2007 Bijeenkomst van de Werkgroep Rechtsbijstand in Vreemdelingenzaken 6 juni 2007 De glazen bol: Cito-score en schooladvies 8 juni 2007 Masterclass ‘Verschil in denken van moslims en niet-moslims’ 9 juni 2007 Nieuwe kansen op de arbeidsmarkt? Zie voor actuele informatie: www.forum.nl
Den Helder vaart wel bij Woonateliers Boefjes of Briljantjes? Het succes van preventie Arbeidsmarkt: meer kansen voor allochtonen En: de opinies van Marcouch en Jungbluth