Zingeving laat zich niet in een hokje plaatsen! Door Sanne te Stroete naar aanleiding van de afsluiting van de opleiding Maatschappelijk Werk en Dienstverlening aan de Hogeschool Utrecht. E-mail:
[email protected]
1
Gert is een man van middelbare leeftijd, hij woont in een ‘hutje, vlot of huisje’ aan de Maas. Hij leeft hier alleen en noemt deze plek het ‘centrum’ van zichzelf. Er wordt Gert gevraagd of hij het niet lastig vindt om te leven met zo weinig luxe, doelend op het gebrek aan elektriciteit, stromend water, etc. Gert vertelt: ‘Ik heb juist heel veel luxe, ik kan zelf over mijn tijd beschikken. De vrijheid is voor mij de grootste luxe, iedere ochtend sta ik op omdat ik zin heb in de dag, niet omdat dat van iemand moet. Iedere dag ben ik weer dankbaar dat ik op mag staan’. Gert verdient geld met het spelen op zijn accordeon in dorpen en steden. ‘Ik vind het leuk om de mensen met mijn liedjes op te vrolijken’. Dit is zijn enige inkomen. ‘Ik verdien niet heel veel, maar genoeg. Het gaat om de tevredenheid en ik ben erg tevreden. Ik koop dan allemaal kleuren wol en verf voor dat geld en dan kan ik weer schilderen en mooie truien breien. Daar word ik helemaal blij van’. Gert gaat op zijn fiets overal heen, soms weet hij van te voren niet waar hij heen gaat. ‘Het gevoel dat ik zelf kan leven naar wat ik zelf wil en voel, vind ik heel belangrijk’. ‘Mijn filosofie is dat het leven al zo’n beetje vast ligt, maar je moet zelf wel de paden kunnen vinden. Mijn keuze is om in mijn leven te zoeken naar de weg die ik moet nemen. Niet alleen in praktische maar ook in figuurlijke zin’. Gert was te zien in het televisieprogramma ‘Joris Showroom’ van de NCRV (Linssen, 2010). Ondanks het feit dat Gert weinig heeft waar men in onze maatschappij waarde aan hecht, zoals een huis, baan, gezin, is hij geen ongelukkige man. Integendeel, Gert heeft zijn leven bewust zo ingevuld en is daar erg tevreden mee. Gert is vol van zingeving en is hier de hele dag mee bezig. Gert laat goed zien dat zingeving overal in het leven zijn invloed heeft: in het wonen, werken, in omgang met mensen en alle andere elementen. Dit laatste is van groot belang wanneer je als maatschappelijk werker werkt met mensen die op vele levensgebieden verbetering willen en met hun eigen zingeving in de knoop zitten.
Inleiding In de maatschappelijke opvang gebruikt men vaak het 8-fasenmodel om begeleiding van cliënten vorm te geven1. In de begeleiding en begeleidingsplannen die je samen met de cliënt samenstelt staan 8 leefgebieden centraal. Van deze gebieden valt er één een beetje buiten de boot, dit is het leefgebied zingeving. Veel hulpverleners vinden het lastig om vorm te geven aan het begrip zingeving. Daarnaast worden andere leefgebieden vaak als urgenter ervaren waardoor zingeving naar de achtergrond verdwijnt. Hoewel zingeving erg goed binnen de visie van het 8-fasenmodel past, lijkt het als leefgebied moeilijk te hanteren. Er is behoefte aan een meer praktische en concrete invulling van dit leefgebied (Akkermans & van Leeuwen-den Dekker, 2010). Ik ben van mening dat er niet alleen handvatten moeten komen om dit leefgebied beter hanteerbaar te maken, maar dat de zingeving ook een andere plek in het 8-fasenmodel zou moeten krijgen. Dit om werkbaarheid en doeltreffendheid voor hulpverleners te vergroten. In dit artikel zal ik aangeven waarom ik deze stelling inneem. Ik begin het artikel met te belichten hoe het komt dat hulpverleners moeite hebben met de invulling van dit leefgebied. Voordat ik verder uitwijd over zingeving is het van belang te achterhalen welke verschillende opvattingen er over zingeving zijn. Daarom belicht ik verschillende visies op zingeving. Hierna zal ik toelichten waarom zingeving zo belangrijk is in de hulpverlening. Vervolgens zal ik uitleggen welke plek zingeving tussen de leefgebieden in 1
Binnen de maatschappelijke opvang bestaan verschillende doelgroepen; dreigend, residentieel en feitelijk daklozen en daarnaast zwerfjongeren. Begeleiding wordt zowel geboden in de vorm van nachtopvang maar ook in hostels, door middel van geldbeheer en (ambulante) woonbegeleiding. Vermoedelijk gebruikt 75% van de organisaties in de maatschappelijke opvang het 8-fasenmodel. Dit model structureert de begeleiding en laat de begeleiding in een cyclisch proces verlopen. Binnen het 8-fasenmodel wordt gebruik gemaakt van 8 leefgebieden, dit zijn: Huisvesting, financiën, sociaal functioneren, psychische functioneren, zingeving, lichamelijk functioneren, praktisch functioneren en dagbesteding (www.movisie.nl).
2
het 8-fasenmodel zou moeten krijgen en met behulp van welke visies en instrumenten dit het beste zou kunnen. In dit artikel haal ik twee praktijkvoorbeelden aan. Deze voorbeelden zijn weergegeven in aparte tekstkaders en daardoor goed te herkennen.
De beperkingen van het 8-fasenmodel Er is behoefte aan een meer praktische en concrete invulling van het levensgebied zingeving (Akkermans & van Leeuwen-den Dekker, 2010). Dit is niet zo verrassend omdat het 8-fasemodel erg concreet en gericht is op doelen en acties, zoals blijkt uit de verschillende formulieren behorend bij dit model (www.movisie.nl). Zingeving laat zich niet eenvoudig in doelen vangen, toch wordt binnen het 8-fasenmodel gevraagd naar een doel, een bijbehorende actie en de uitvoerders ervan. Tijdens de evaluatie wordt gekeken of dit doel is behaald: ja, deels of nee. Er wordt verder geen onderscheid gemaakt in verschillende soorten van zingeving. De term is daardoor moeilijk te hanteren door hulpverleners en zeker ook voor cliënten. Wanneer het leefgebied zingeving aan bod komt tijdens begeleidingsgesprekken wordt er vaak gevraagd wat het doel is in het leven van een cliënt. “Ik wil graag weer met mijn kinderen wonen” of “Ik wil graag weer een baan, zodat ik mijn schulden af kan betalen en daarna zelfstandig wonen en een gezin stichten”, zijn veel gehoorde antwoorden. Ook wordt er vaak naar geloof of spiritualiteit gevraagd. “Ik ben wel christelijk opgevoed, maar doe er nu niet veel meer mee” of “Ik geloof wel dat er meer is maar of dat een god is of iets anders weet ik niet zo”. Met deze antwoorden wordt vaak het leefgebied zingeving afgesloten. Hulpverleners zijn al blij dat de cliënt in ieder geval iets heeft kunnen zeggen over zingeving. Dit terwijl er alleen een doel in het leven wordt aangegeven en er iets over geloof wordt gezegd. Het zijn weliswaar concrete antwoorden maar echte zingevingvragen bevatten meer dan alleen plannen omtrent kinderen, geloofsbelijdenis of het wegwerken van schulden. Daarnaast kan men zich afvragen of de cliënt bezig is met het aangeven van sociaal gewenste doelen en wil voldoen aan de maatschappelijke norm, bijv. ‘een goede moeder zijn’. Als een cliënt dit wil, is er misschien ook een andere manier om dat doel te bereiken. Het antwoord op de vraag wat zingeving van iemands leven is, is ook niet zomaar te beantwoorden. Een hulpverlener kan dan ook niet verwachten dat een cliënt, zonder goede voorbereiding, in een paar minuten kan vertellen wat zijn of haar zingeving van het leven is. Het ontdekken van zingeving is een langdurig proces. Voorbeeld waarom zingeving lastig toepasbaar is in het 8-fasenmodel.
Het praten over zingeving vergt een zekere mate van zelfkennis en reflectie van de cliënt en hulpverlener. Als hulpverlener is het belangrijk om voorbeelden te kunnen noemen en het voortouw te kunnen nemen wanneer het over zingeving gaat omdat dit voor cliënten regelmatig een ingewikkeld begrip is. Hulpverleners zijn zich echter lang niet altijd bewust van hun eigen zingeving van het leven (Banning, 2001). Daarnaast bevinden hulpverleners zich vaak op een ander vlak van zingeving dan cliënten. Hulpverleners denken bij zingeving vaak aan religie en/of spiritualiteit. Dit wordt ook wel existentiële zingeving genoemd. Cliënten houden zich echter vaak bezig met alledaagse zingeving; concrete doelen op korte termijn, zoals onderdak, inkomen en werk. Het is begrijpelijk dat niet alleen cliënten maar ook hun begeleiders, de dagelijkse problematiek voorrang geven: het vinden van een woning, het krijgen van een inkomen of een afspraak (sinds jaren) bij de tandarts. Stilstaan bij en het praten over zingeving
3
wordt hiermee naar de achtergrond verdreven. Dit komt ook doordat hulpverleners de cliënt volgen, we werken aan de doelen van de cliënt. Als de cliënt onderdak en werk wil, helpen we de cliënt daarbij. Wanneer de cliënt zelf niet stilstaat bij zingeving zijn we als hulpverlener geneigd dit ook niet te doen. Als men naar de Piramide van Maslow kijkt, die door Abraham Maslow in 1943 is gepubliceerd, is het niet verwonderlijk dat er aan zaken als huisvesting en werk meer belang wordt gehecht dan aan zingeving. Deze piramide maakt een hiërarchische ordening in de behoefde van de mens. Als basisbehoefde staan in de piramide lichamelijke behoefte zoals eten en drinken en vervolgens de behoefte aan zekerheid en veiligheid. Vervolgens worden sociale contacten en samenhorigheid genoemd. Daarna erkenning en zelfrespect en als laatste zelfontplooiing. In deze piramide komen praktische zaken zoals onderkomen, geld voor eten, en het vrij zijn van pijn dus ook eerder dan zingeving en ondersteunt in die zin mijn ervaring uit de praktijk.
Het begrip zingeving Om zingeving een betere plaats te geven binnen het 8-fasenmodel moeten we eerst weten welke verschillende opvattingen er zijn over zingeving. In het boek ‘psychologie van de levenskunst’ van Westerhof & Bohlmeijer (2010) wordt er onderscheid gemaakt in twee verschillende vormen van zingeving. Zingeving in existentiële zin gaat over het nut van het leven in zeer brede zin. Religie, spiritualiteit of culturele achtergrond spelen daarbij een rol: ´welke richting of doel heeft het leven?´. Zingeving in algemene zin gaat over de zin van het persoonlijke leven, en wordt ook wel persoonlijke zingeving genoemd. Dit gaat over zingeving waar men zich in het eigen dagelijks leven mee bezig houdt: ´wat wil ik en wat motiveert me?` Ditzelfde onderscheid wordt ook in het boek ‘Zinsgevings therapie’ (Nijmanting, 2010) gemaakt. Deze twee vormen van zingeving zijn niet strikt gescheiden, er is een wisselwerking en de vormen overlappen elkaar op gedeeltes. Naast de overlap, kunnen de twee vormen elkaar ook in de weg zitten of versterken. Westerhof & Bohlmeijer (2010) geven ook aan dat de individualisering van de samenleving gevolgen heeft gehad voor de eerder genoemde vormen van zingeving. Vroeger werd zingeving binnen de samenleving ingevuld, meestal door de kerk. Door de individualisering van de samenleving is dit weggevallen. Mensen zijn nu veel meer op zichzelf aangewezen om betekenis aan het leven te geven. Doordat mensen nu zelf de basis moeten leggen voor hun zingeving is de focus meer verschoven van zingeving in existentiële zin naar persoonlijke zingeving. Bij Kuin & Westerhof (2007) staat het begrip van persoonlijke zingeving op de volgende manier centraal: ‘Persoonlijke zingeving verwijst naar een psychologisch proces, waarbij mensen in interactie met de sociaal-culturele omgeving betekenis toekenning en richting geven aan hun leven en het daarmee in een breder perspectief plaatsen’. Deze visie van zingeving vind ik van belang omdat hier het belang van een sociaal netwerk bij zingeving wordt genoemd. Om tot persoonlijke zingeving te komen is het van belang te kunnen communiceren binnen een sociaal netwerk en je hieraan te kunnen spiegelen. Een andere opvatting is dat zin en zinbeleving worden gezien als basis van de motivatie om je in het leven en werk te ontwikkelen. Zin en zinbeleving hebben met verstand, wil en gevoel te maken (Banning, 2001). Zingeving is in interactie met de buitenwereld. Dit gegeven komt vaak terug binnen de begeleiding van cliënten. Zoals in een eerder voorbeeld beschreven staat, relateren cliënten zingeving vaak aan familie, kinderen en relaties. Zinbeleving kan ontstaan uit kwaliteit van ons leven zelf maar ook vanuit onze relatie met de mensen om ons heen. Dat zingeving deels kan ontstaan uit sociale
4
interactie wordt ook door het volgende model van Roy Baumeister (1991) beschreven. Deze auteur beschrijft in zijn boek ‘Meanings of life’ 4 elementen ‘Needs’ waaraan voldaan moet worden voordat iemand zin aan het leven kan geven. -
-
-
-
Need for purpose: We hebben doelen nodig, een richting voor ons verdere leven. Dit kunnen doelen zijn voor de korte termijn, die met simpele acties relatief makkelijk te behalen zijn. Het kunnen echter ook doelen zijn die voor langere termijn gelden en misschien wel nooit gehaald worden. We hebben een gewenste samenstelling van omstandigheden voor ogen, waarin en waar we naartoe willen leven. Need for value: We hebben de behoefte om onze doelen te rechtvaardigen; we moeten aan anderen kunnen aantonen waarom deze doelen goed en waardig zijn in het leven. Bij voorkeur worden onze doelen erkend en geaccepteerd door een andere groep mensen waarmee we ons verbonden voelen. Need for efficacy: We hebben het gevoel nodig dat we capabel zijn en de kans krijgen om veranderingen in ons leven aan te brengen. We hebben de greep of controle over ons eigen leven om doelen te kunnen behalen. Need for self-worth: We hebben het gevoel van eigenwaarde en zelfrespect nodig, het gevoel van nut te zijn en iets positiefs bij te dragen aan familie, vrienden, maatschappij of wereld. Dit betekent dat we ons op sommige vlakken uniek voelen en beter dan anderen.
Doordat zingeving door Baumeister in 4 elementen wordt verdeeld wordt het hanteerbaarder gemaakt voor de hulpverlening. Iemand die niet deze 4 elementen kan bereiken zal waarschijnlijk een gebrek aan zingeving hebben. Ieder element is een belangrijk onderdeel in de hulpverlening: het gaat immers over de cliënt, wat hij of zij voelt, ervaart en vindt. Ieder element op zich is goed te bespreken, waarna de verbindingen tussen elementen gelegd kunnen worden. Het gevoel van zingeving kan hierdoor sterk aangewakkerd worden. Deze verschillende visies op zingeving laten zien dat het begrip zingeving niet zomaar in een paar zinnen te vangen is. Dit versterkt mijn mening dat zingeving ook niet in een korte tabel in het 8-fasenmodel opgenomen moet worden.
Het belang van zingeving binnen de hulpverlening Cliënten hebben vaak te maken met grote veranderingen in hun leven en ingrijpende gebeurtenissen. Volgens Van de Lans (1996) speelt zingeving, of het gebrek hieraan, in de volgende drie omstandigheden een belangrijke rol. - Iemand heeft problemen en er is behoefte aan verandering. Bijvoorbeeld iemand met een zwervend bestaan die zich daar niet meer goed bij voelt. - Iemand ervaart het gevoel van leegte doordat diepere behoeften als liefde en erkenning niet worden bevredigd. - Iemand wordt getroffen door een ingrijpende levenservaring zoals verlies van een dierbare, huisuitzetting, alle schulden onder ogen zien etc. Omdat deze bovenstaande categorieën vaak bij cliënten in de maatschappelijke opvang spelen, is zingeving van groot belang tijdens de hulpverlening. Zingeving kan aanzetten tot veranderingen van levensvorm. Existentiële zingeving is van belang om een groter doel in het leven te kunnen benoemen en achterhalen. Dit is mijns inziens van belang bij mogelijke tegenslagen in de toekomst. Men kan door duidelijke existentiële zingeving de kracht van het leven (deels) vast blijven houden. Het praten over verliezen met de hulpverlener wordt hierdoor makkelijker gemaakt. Cliënten in de maatschappelijke opvang hebben vaak te maken met verlies: verlies van baan, van relatie of van omgang met kinderen. Dit kan ook worden omschreven als het verlies van rollen. Als iemand de rol van vader, werknemer, echtgenoot enz. verliest,
5
wordt een deel van zijn identiteit verloren. De rol die iemand bezit wordt (deels) gevormd door de sociale context. Het kan zijn dat iemand zich niet meer thuis voelt in zijn sociale context en daarom de rol verliest, of dat iemand de rol eerst verliest waarna zijn sociale context niet meer goed ‘past’. Het is essentieel om bij cliënten met deze verliezen stil te staan bij verlies en (hernieuwde) zingeving (Banning, 2001).
Welke plek zingeving in het 8-fasenmodel zou moeten hebben Het 8-fasenmodel is van zichzelf erg doel en actiegericht, iets wat goed werkt bij de overige leefgebieden maar niet goed bij zingeving past. Zingeving wordt echter wel in hetzelfde doel en actiegerichte schema geplaatst als de andere leefgebieden. Het zou beter zijn als het leefgebied zingeving hier uit wordt gehaald en apart word genoemd aan het einde van een begeleidingsplan. Dit omdat het praten over de andere leefgebieden een cliënt al vast laat denken over zijn of haar toekomst en doelen. Dit biedt een goede inleiding op het leefgebied zingeving. Daarnaast zou zingeving zelf gespecificeerd moeten worden om het op die manier beter hanteerbaar te maken. Het lijkt mij van belang dat er een onderscheid wordt gemaakt in zingeving in existentiële zin en persoonlijke zingeving. Op deze wijze kan al aan het begin van de begeleiding worden begonnen met persoonlijke zingeving, dit is namelijk voor zowel de cliënt als hulpverlener behapbaar en te overzien. Wanneer de andere leefgebieden worden besproken wordt er een begin gemaakt met persoonlijke zingeving. Persoonlijke zingeving gaat namelijk over onderwerpen die je vandaag de dag bezig houden en zin in het leven geven. Een onderdeel van persoonlijke zingeving zou dus goed meerdere doelen uit de andere leefgebieden kunnen zijn. Dit is ook het eerste element die Baumeister noemt, namelijk het hebben van doelen. Door aanvulling uit de overige 3 elementen kan persoonlijke zingeving verwoordt kan worden. Dit omdat deze elementen duidelijk laten zien dat zingeving meer omvat dan acties en doelen. Doordat hulpverlener en de cliënt hierbij stil staan wordt het gevoel van zingeving duidelijker. Existentiële zingeving zal vaak lastiger zijn om gelijk mee aan de slag te gaan, zowel voor hulpverlener als cliënt. Doordat er wel al met persoonlijke zingeving wordt gewerkt zal de stap naar existentiële zingeving makkelijker zijn. Omdat existentiële zingeving ingewikkelder is, is het belangrijk om daar de tijd voor te nemen. Belangrijk hierbij is ook dat de hulpverlener en cliënt elkaar vertouwen. Existentiële zingeving hoeft dan ook niet gelijk bij de eerste begeleidingsgesprekken vorm te krijgen. Het kan zelfs mogelijk nooit goed ingevuld worden, zeker niet bij kortdurende hulpverlening. Dit omdat de tijd voor sommige cliënten te kort is om met dit onderwerp aan de slag te gaan. Er kan dus aan het begin van de begeleiding begonnen worden met zingeving. Door te beginnen met persoonlijke zingeving kun je het onderwerp verkennen en krijgen de cliënt en hulpverlener een vertrouwensband. Existentiële zingeving is dan een logische volgende stap.
Handvatten bij het bespreken van zingeving Om zingeving binnen de hulpverlening bespreekbaar en hanteerbaar te maken, doe ik hieronder verschillende suggesties. Handvatten die worden genoemd kunnen zowel voor persoonlijke als existentiële zingeving gebruikt worden. In welke mate hangt natuurlijk sterk af van de cliënt, de hulpverlener en hun relatie. Het eerste handvat is het levensverhaal van de cliënt. Een goede manier om achter de drijfveren te komen is door te luisteren naar het levensverhaal. (Banning, 2001). Levensverhalen zijn niet altijd consistent, ze kunnen erg chaotisch zijn. Als dat het geval is, is het van belang om als hulpverlener goed te luisteren en te vermijden om zelf de missende stukjes in te vullen. Het belangrijkste is dat het verhaal van de cliënt zelf is en niet wordt vervormd. Als hulpverlener heb je de taak om de cliënt te helpen met het compleet maken van het verhaal en te ontdekken waar de cliënt zijn waarden in legt en
6
waarom. De presentiebenadering past hier goed in. In de presentiebenadering staat het zoeken van aansluiting bij de leef- en ervaringswereld van de cliënt centraal. De kwaliteit van de relatie tussen cliënt en hulpverleners is hierbij van groot belang. Door middel van aandacht, geduld en eventueel praktische hulp gaat de hulpverlener samen met de cliënt werken aan de dingen die de cliënt als moeilijk ervaart (van Doorn, 2008). Zoals ik al eerder besprak kan persoonlijke en existentiële zingeving wegvallen door bijvoorbeeld verlies van baan, relatie etc. Het tweede handvat benadrukt dat het van groot belang is hier bij stil te staan. Het kan bijvoorbeeld zo zijn dat cliënten het leed dat hen is overkomen geen plek kunnen geven in hun levensbeschouwing of cultuur (Banning, 2001). Praat hierover met cliënten, probeer te kijken wat de cliënt als grootste verlies ervaart, geef de cliënt vooral de ruimte en tijd om er over te praten. Essentieel is dat de cliënt niet het gevoel heeft dat er over hem of haar geoordeeld wordt. Ontdek samen met de cliënt hoe de cliënt het verlies een plek kan geven en hoe het gevoel van verlies (in de toekomst) opgevuld kan worden door een ander doel of activiteit.
Een cliënt van 44 jaar heeft in het verleden een goede baan gehad en is gelukkig getrouwd geweest. Helaas is hij nu zijn baan en vrouw kwijt. Hij heeft een psychose gehad, en heeft schulden. Deze man woont nu niet meer zelfstandig. Hij verzorgt zichzelf niet, eet te weinig en onregelmatig. Er moet gezamenlijk boodschappen worden gedaan, gekookt, gewassen en schoongemaakt om te zorgen dat hij enige kwaliteit van leven behoudt. Ongeacht of deze cliënt een depressie heeft, is er zeker gebrek aan zingeving. Door de grote verliezen uit het verleden en de situatie waar hij nu in zit, kan hij niet langer de zin van zijn leven zien. Hierdoor voelt hij ook niet de behoefte om te eten en zich te verzorgen. Hij kan wel aangeven dat hij geen doel voor ogen heeft, maar weet niet hoe hij dit kan veranderen. Aandacht voor rouw en verlies kan dus een belangrijk onderdeel zijn van zingeving. Voorbeeld wat rouw en verlies voor een invloed op zingeving kunnen hebben.
Wanneer er wordt stil gestaan bij ingrijpende gebeurtenissen is het van belang om zowel bij negatieve als positieve gebeurtenissen stil te staan. Een belangrijk onderdeel hierbij is ‘Levenskunst’ en is het volgende handvat. Bij levenskunst is het doel om een balans te vinden tussen positieve en negatieve aspecten van het leven (Westerhof & Bohlmeijer, 2010). Van belang is om te beseffen dat het leven niet in zijn geheel maakbaar en beïnvloedbaar is en te accepteren dat er dingen in het leven gebeuren die je niet had verwacht en wellicht niet had gewild. De manier van omgaan met leed is een belangrijk onderdeel van Levenskunst. Als hulpverlener kun je samen met de cliënt proberen onoplosbaar leed te aanvaarden en een plaats te geven in het leven. Dit leidt samen met het benoemen en ontdekken van positievere aspecten van het leven tot een breder perspectief op het leven en dus tot zingeving. Het vierde handvat geeft aan dat het van groot belang is om bij de sociale context van de cliënt stil te staan. Zingeving, identiteit en de maatschappelijke rollen die de cliënt invult, hangen samen met sociale context. Welke relaties heeft de cliënt, welke waarde hecht de cliënt aan de relaties en welke maatschappelijke status? Door naar het huidige sociale netwerk te kijken en te bespreken welke elementen de cliënt wel of niet
7
belangrijk vindt en wat de cliënt nog mist, kan duidelijk worden waar zijn drijfveren liggen en naar welke situatie in de toekomst hij wil. Wanneer een cliënt geen doelen kan benoemen en het niet meer ziet zitten, kan er door middel van het vijfde handvat, motiverende gespreksvoering, gezocht worden naar verandering van deze situatie. Door motiverende gespreksvoering en het stellen van open vragen kan een hulpverlener samen met de cliënt ontdekken waar de zingeving in zit. Door ´wonder-vragen` te stellen kan een cliënt er achterkomen wat hij of zij wil of zou willen veranderen. Bijvoorbeeld: ‘Stel je voor, volgende week gebeurt er een wonder en je kan jouw leven inrichten naar eigen wens, hoe zou je leven er dan uitzien?´ Wanneer een cliënt helemaal bij de pakken neer zit en niets positiefs meer ziet, kunnen vragen over ´het overleven` helpen om levenskracht terug te vinden. Vragen als: ‘Hoe is het je gelukt om vanochtend uit je bed te komen?’ of ‘Op welke wijze is het je gelukt om zolang geen beroep te doen op de hulpverlening?’ of ‘Wat zegt je omgeving over de dingen die jij goed doet of goed kan, ook in deze situatie?’. Het laatste handvat wordt gevormd door de eerder genoemde 4 voorwaarden van Baumeister. Deze zijn bruikbaar om zingeving te bespreken met een cliënt. Hieronder per voorwaarde enkele voorbeelden en mogelijkheden. Doelen en richting: Doelen en de gewenste richting van een cliënt kunnen achterhaald worden door naar het levensverhaal te luisteren, te kijken naar het sociale netwerk en eventuele gewenste veranderingen. Belangrijk is om te kijken naar wat de cliënt zelf wil en niet naar wat de cliënt wil omdat de maatschappij dat van hem of haar verwacht. Doelen uit andere levensgebieden kunnen als uitgangspunt dienen. Iemand wil bijvoorbeeld heel graag zijn rijbewijs halen om vervolgens een auto te kopen. Door schulden heeft de persoon hier echter geen financiële ruimte voor. Met het doel ´rijbewijs en auto´ kan iemand gemotiveerd raken om zijn schulden af te lossen. Rechtvaardigen: De zin die iemand aan het leven geeft wil hij graag rechtvaardigen, tegenover zichzelf en anderen. Zelfinzicht is dus belangrijk bij dit element. Wanneer de cliënt zelf weet waarom hij iets vindt of wil zal hij het beter aan andere mensen kunnen uitleggen. De hulpverlener kan de cliënt helpen bij het verwoorden van de zingeving. Controle: De cliënt moet zelf de controle hebben over zijn leven. In sommige settings in de maatschappelijke opvang kan dat lastig zijn. De cliënt heeft naast zijn eigen problemen ook nog eens te maken met huisregels, afspraken etc. Om de cliënt toch zoveel mogelijk het gevoel van controle te laten behouden is het belangrijk is om hem zoveel mogelijk zelf te laten doen in zijn eigen tempo. De cliënt moet zelf (zoveel mogelijk) alle beslissingen nemen die met zijn of haar traject te maken hebben. Wanneer huisregels de cliënt in de weg staan, mag het gesprek niet afgedaan worden met ´omdat het nou eenmaal zo is´ maar moet er uitgelegd worden waar regels vandaan komen zodat de cliënt ze leert begrijpen. Eigenwaarde: Een cliënt moet een zeker gevoel van eigenwaarde hebben. Dit kan bereikt worden door te kijken naar de mogelijkheden. Door stil te staan bij kleine successen en deze ook te vieren leg je de nadruk bij de kwaliteiten van de cliënt. Wanneer de dingen die de cliënt op eigen kracht heeft bereikt benadrukt worden, ziet een cliënt zijn eigen aandeel en zal het gevoel van eigenwaarde groeien. Ook hierbij is het dus van belang dat de cliënt zoveel mogelijk zelf doet en dat de hulpverlener hierbij vooral een ondersteunende en adviserende rol heeft.
8
Ten slotte Met dit artikel hoop ik, dat collega´s in de maatschappelijke opvang gaan inzien dat zingeving een essentieel en belangrijk onderdeel van de begeleiding is. Door zingeving op een andere wijze in het 8-fasenmodel op te nemen dan in eerste instantie was bedoeld, wordt ruimte en handvatten gecreëerd om dit leefgebied goed hanteerbaar te maken binnen de hulpverlening. Ook van collega´s die niet met het 8-fasenmodel werken, maar wel moeite hebben om zingeving met cliënten te bespreken, hoop ik dat ze inzien dat zingeving wel degelijk goed kan worden ingevuld. Dit zal de kwaliteit en professionaliteit van de hulpverlening zeer ten goede komen. Cliënten verdienen het om meer aandacht voor hun zingeving te krijgen. Het zal de kwaliteit van hun leven verhogen.
9
Literatuurverwijzingen Akkermans, C. & Leeuwen-den Dekker, P., van (2010). Zingeving als onderbelichte dimensie in de maatschappelijke opvang. Utrecht: Movisie Banning, H. (2001). Zinvol hulpverlenen en begeleiden. Soest: Nelissen Baumeister, R. (1991). Meanings of life. New York: Guilford Press. Doorn, L., van, Etten, Y., van en Gademan, M. (2008) Outreachend werken, handboek voor werkers in de eerste lijn. Bussum: Coutinho Kuin, Y. en Westerhof, G.J. (2007). In Pot A.M., Kuin Y., Vink, M.T. Handboek ouderenpsychologie. Utrecht: De Tijdstroom Lans, J.M., van der (1996). Religion as a meaning syustem: a conceptual mode for research and couseling. In Grzymala-Moszczynska, H. & Beit-Hallahmi, B.: Religion, psychopathology and Coping. Amsterdam: Rodopi Linssen, J (2010). Joris Showroom, Ger en Gert. Uitzending 30 november 2010, NCRV. terug te kijken via www.uitzendinggemist.nl. Nijmanting, M. (2010). Zingeving therapie, een praktisch handleiding over melancholie. Amsterdam: SWP Westerhof & Bohlmeijer (2010). Psychologie van de levenskunst. Amsterdam: Boom
10