Zicht op Zorg Eindrapportage Commissie monitoring jeugdzorg aan Provinciale Staten van Gelderland
September 2010
Inhoudsopgave
VOORWOORD ------------------------------------------------------------------------------------------- 3 1. INLEIDING --------------------------------------------------------------------------------------------- 4 1.1 AANLEIDING------------------------------------------------------------------------------------------ 4 1.2 OPDRACHT------------------------------------------------------------------------------------------- 4 2. CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN -------------------------------------------------------- 5 2.1 NIEUWE BEKOSTIGINGSSYSTEMATIEK ----------------------------------------------------------- 5 2.2 W ACHTLIJSTEN ------------------------------------------------------------------------------------- 6 2.3 OVERIGE AANDACHTSPUNTEN -------------------------------------------------------------------- 6 3. BEVINDINGEN --------------------------------------------------------------------------------------- 8 3.1 GESPREK MET BERT SUETERS, PROGRAMMACOÖRDINATOR JEUGD (14 OKTOBER 2009) ------------------------------------------------------------------------------------ 8 3.2 GESPREK MET DE WACHTLIJSTPOLITIE (13 JANUARI 2010)--------------------------------- 9 3.3 GESPREK MET NIEUWE VOORZITTER BRANCHE JEUGDZORG, DHR. VAN OOSTEREN (17 MAART 2010)---------------------------------------------------------------------------------------- 9 3.4 GESPREK MET DE HEER CORNO VAN RENSSEN, MANAGER MENSEN EN MIDDELEN BIJ LINDENHOUT (14 APRIL 2010) ---------------------------------------------------------------------- 10 3.5 GESPREK MET DE HEER PETER DE GEUS, REGIODIRECTEUR ENTREA RIVIERENLAND EN VOORZITTER INTERNE STUURGROEP ‘AANTOONBARE KWALITEIT’ (14 APRIL 2010) ---- 11 3.6 GESPREK MET DHR. PETER PAUL DOODKORTE, PROJECTLEIDER NIEUWE STURINGSSYSTEMATIEK (26 MEI 2010)------------------------------------------------------------ 12 3.7 GESPREK MET HELEN HOUTERMAN, ANNEMIEKE SPIJKER EN PAUL WEKKER VAN ZORGBELANG GELDERLAND EN INEKE VAN DEN BELT EN HANS LOMANS VAN BUREAU JEUGDZORG GELDERLAND (26 MEI 2010) -------------------------------------------------------- 13 3.8 2E GESPREK MET VOORZITTER BRANCHE JEUGDZORG, DHR. VAN OOSTEREN (16 JUNI 2010)----------------------------------------------------------------------------------------- 15 4. BIJLAGE --------------------------------------------------------------------------------------------- 17
- 2 - Eindrapportage Commissie monitoring jeugdzorg
Voorwoord De Commissie monitoring jeugdzorg heeft veel mensen uitgenodigd in haar vergaderingen om de meningen van de verschillende betrokken partijen over de aansturing, financiering en kwaliteitsmeting van de zorg te inventariseren. Ambtenaren van de provincie en vertegenwoordigers van de Branche Jeugdzorg, ouders, de Wachtlijstpolitie, de taskforce deregulering, Zorgbelang, cliëntenraden en zorgverleners zijn op onze uitnodiging om ons te informeren ingegaan. Dankzij hen hebben wij een goed beeld kunnen krijgen van de bestaande aansturingsmethodieken en financiering van de jeugdzorg en de motivatie om deze te wijzigen. Bovendien zijn wij door hen geïnformeerd over de verschillende methodieken en mogelijke gevolgen. Het betreft met name deuitvoering van beleid en dat is het domein van Gedeputeerde Staten. Tegelijkertijd wordt er in Gelderland Statenbreed gedeeld dat de jeugdzorg efficiënter moet werken, dat er geen wachtlijsten meer mogen bestaan, dat de kosten van de jeugdzorg tenminste niet verder moeten oplopen en dat er een betere nazorg moet komen. Bij het beleidsveld jeugdzorg hebben Provinciale Staten echter beperkte sturingsmiddelen. Door de verdieping in de aansturing van de jeugdzorg is het mogelijk om gerichter kaders te stellen aan het beleid van de provincie. Bovendien zijn de deelnemende Staten- en commissieleden beter in staat om beleidsvoornemens op het gebied van jeugdzorg gefundeerder te kunnen beoordelen. Namens de commissie wil ik alle organisaties, vertegenwoordigers, ouders en ambtenaren van harte bedanken voor hun bijdrage aan onze commissie. Bovendien dank ik de griffie voor hun fantastische ondersteuning. Respectievelijk Peter Wannet die tot september 2009 onze secretaris was en Willemijn van Silfhout die ons vanaf 2009 ondersteunde. Willemijn is in staat gebleken de specialistische materie die tijdens onze vergaderingen besproken werd om te zetten in duidelijke verslaglegging. Bovendien is zij verantwoordelijk voor de redactie van onze tussen- en eindrapportage. Ik wil haar voor deze enorme inzet dankzeggen. Ik hoop dat wij met dit rapport een testament nalaten voor de nieuwe leden van Provinciale Staten. Zodat zij in staat zullen zijn om de gewenste verbetering in aansturing van de jeugdzorg te kunnen realiseren.
Mw. M.H.F. Schuurmans Voorzitter Commissie monitoring jeugdzorg
- 3 - Eindrapportage Commissie monitoring jeugdzorg
1. Inleiding 1.1 Aanleiding In de notitie Sturing jeugdzorg Gelderland (PS2007-796) geven Gedeputeerde Staten aan, de komende jaren de sturing van de jeugdzorg anders vorm te willen geven. Dit naar aanleiding van de invoering van de Wet op de jeugdzorg, die vraagt om een herziening van de relatie tussen provincie (rijk) en zorgaanbieders. Met het programma Sturing jeugdzorg Gelderland, ontwikkelt in overleg met zorgaanbieders en Bureau Jeugdzorg, willen Gedeputeerde Staten bereiken dat Gelderse jeugdigen en hun ouders, wanneer nodig, direct de passende (provinciaal gefinancierde) hulp krijgen. Het programma is geslaagd wanneer het aanbod van jeugdzorg past bij de vraag en hiervoor voldoende middelen beschikbaar zijn die aantoonbaar doelmatig worden ingezet. Centraal in de doelstelling van het programma Sturing jeugdzorg Gelderland staan dus de volgende elementen: - aanbod van jeugdzorg past bij de vraag - hiervoor zijn voldoende middelen beschikbaar - de middelen worden doelmatig ingezet In november 2009 hebben Gedeputeerde Staten het Uitvoeringsprogramma voor 2010 vastgesteld (“Pak ’t samen op”). Hierin wordt onder meer de voortgang van het traject sturing jeugdzorg beschreven. 1.2 Opdracht Op 23 april 2008 stelden Provinciale Staten de Commissie monitoring jeugdzorg in, met als opdracht: “Het monitoren van de invoering en implementatie van de nieuwe sturingssystematiek in de jeugdzorg en hierover uiterlijk april 2010 aan Provinciale Staten te rapporteren." In januari 2010 heeft de commissie een tussenrapportage (PS2009-890) met eerste bevindingen aan Provinciale Staten voorgelegd. Door vertraging in het traject van de invoering van de nieuwe sturingssystematiek en de diverse landelijke ontwikkelingen hebben Provinciale Staten de opdracht aan de commissie vervolgens verlengd tot december 2010.
- 4 - Eindrapportage Commissie monitoring jeugdzorg
2. Conclusies en Aanbevelingen Gebleken is dat het traject Sturing jeugdzorg (PS2007-796) nog volop gaande is, een aantal belangrijke onderdelen zit nog in de ontwerp- en/of implementatiefase. In het Uitvoeringsprogramma 2010 staat dat vanaf 2010 de resultaten fasegewijs en in samenhang met andere ontwikkelingen ingebed worden in de reguliere planning & control-cyclus. Het is voor de commissie dan ook niet mogelijk al antwoord te geven op de eerder geformuleerde vragen. Deze zaken kunnen nog niet aan de praktijk getoetst worden. Toch is het ons inziens goed geweest om dit proces door een speciale commissie te laten monitoren. De materie is bijzonder complex en specifiek. Om het proces en de aansturing beter te kunnen begrijpen zijn gesprekken met ambtenaren, medewerkers uit de zorg, adviseurs en ervaringsdeskundigen verhelderendgebleken . De commissie heeft naar aanleiding van de gevoerde gesprekken een aantal conclusies en aanbevelingen geformuleerd aan Provinciale Staten en Gedeputeerde Staten. De commissie ziet deze eindrapportage dan ook als overdrachtsdocument aan Provinciale Staten.
Aanbevelingen 1. Gedeputeerde Staten verzoeken om te komen met een stand van zaken/update van het traject Sturing jeugdzorg ten opzichte van het stuk in 2007. 2. Provinciale Staten adviseren om in de nieuwe Statenperiode wederom het traject Sturing jeugdzorg te monitoren (en de gesprekspartners blijven consulteren). Dan ontstaat alsnog de mogelijkheid om de diverse onderdelen aan de praktijk te toetsen.
2.1 Nieuwe bekostigingssystematiek De Branche Jeugdzorg heeft in het voorjaar van 2010 onder leiding van de aangetrokken projectleider een nieuw model voor de bekostigingssystematiek ontwikkeld (verdere uitwerking trajectfinanciering). Het kind en gezin moet als vertrekpunt worden genomen. Dit model houdt in dat zorgaanbieders verantwoordelijk zijn voor een bepaalde regio. De verantwoordelijke zorgaanbieder moet alle kinderen en gezinnen in die regio een zorgtraject aanbieden. De gemiddelde prijs per kind (per traject) is op dit moment €22.500 per jaar. Per kind dat recht op jeugdzorg krijgt wordt dit bedrag beschikbaar gesteld. Er komt per klant één aanspreekpunt, hier moeten alle andere partijen zich op richten. Afspraken hierover worden samen met het kind en gezin (de klant) gemaakt. De commissie constateert dat de Branche en Bureau Jeugdzorg hier verschillend tegenaan kijken. De Branche wil graag snel een overeenkomst met de provincie bereiken over dit model. Dit is een stelselonafhankelijk model, overheveling van de - 5 - Eindrapportage Commissie monitoring jeugdzorg
jeugdzorg van provincie naar gemeente zou de invoering van dit systeem niet in de weg hoeven staan. Bureau Jeugdzorg heeft moeite met de inperking van de keuzevrijheid van de cliënt. Per 1 januari 2011 wordt de ze nieuwe financieringssystematiek in de provincie Overijssel ingevoerd. Het staat daar bekend als “klavertje vier”: één gezin, één plan, één aanspreekpunt, één budget. Het lijkt de commissie goed om de invoering hiervan in Overijssel te volgen.
Aanbeveling 3. Gedeputeerde Staten verzoeken te komen met een standpunt ten aanzien van het door de Branche Jeugdzorg Gelderland voorgesteldemodel voor de nieuwe bekostigingssytematiek (hierbij rekening houdend met het principe van marktwerking). 4. We raden Provinciale Staten aan om zichoverde voortgang van de implementatie van het zogenaamde Klavertje Vier project in Overijssel te laten informeren.
2.2 Wachtlijsten De Wachtlijstpolitie geeft aan dat de huidige bekostigingssystematiek de wachtlijsten in stand houdt. Het rapport van de Wachtlijstpolitie is een samenhangend geheel van aanbevelingen. De commissie is verheugd om te zien dat veel van de aanbevelingen van de Wachtlijstpolitie door de provincie en Branche Jeugdzorg zijn overgenomen. De essentie van het 2e rapport was het aanstellen van een projectleider door de instellingen, dit is gelijk al gebeurd. De commissie is erg benieuwd naar de uitkomsten van de slotronde van de Wachtlijstpolitie en Provinciale Staten worden hier graag over geïnformeerd.
Aanbeveling 5. Gedeputeerde Staten verzoeken om de uitkomsten van de slotronde van de Wachtlijstpolitie aan Provinciale Staten kenbaar te maken met een inhoudelijke reactie van Gedeputeerde Staten.
2.3 Overige aandachtspunten Ondanks dat de commissie niet in staat is geweest de eerder geformuleerde vragen te beantwoorden heeft zij uiteraard wel veel informatie verkregen uit de gevoerde gesprekken. Deze zaken wil de commissie ook graag aan Gedeputeerde Staten meegeven.
- 6 - Eindrapportage Commissie monitoring jeugdzorg
Aandachtspunten 1. Meer aandacht voor preventie. Handelen aan het begin van he t traject voorkomt ingewikkelde hulpverleningstrajecten. Meer initiatieven ontplooien op dit gebied. 2. Meer tijd voor medewerkers instellingen voor opleidingen/cursussen om kennis op peil te houden en onderling contact tussen instellingen. 3. Consulententeams instellen voor instellingsoverstijgende problematiek. 4. Zorg voor een stelselonafhankelijk systeem. 5. Regeldruk blijft een aandachtspunt. Eenfulltime hulpverlener is gemiddeld zo’n 16 uur per week bezig met verslaglegging, vergaderingen e.d. 6. Pleidooi voor meer vertrouwen in en ruimte voor de professionals zelf, ook vanuit de provincie. 7. Veel ouders hebben de expliciete wens om een second opinion bij indicatiestelling. 8. Aandachtspunt vanuit ouders is objectieve verslaglegging. Zorgbelang start een pilot waarbij cliënten en hulpverleners gezamenlijk de rapportage invullen. 9. Er moet een politieke discussie gevoerd worden of de nieuwe bekostigingssystematiek en de gevolgen voor de keuzevrijheid van de cliënt, de zogenaamde marktwerking gewenst zijn. 10. Blijven investeren in de eigen kracht van gezinnen en jongeren.
- 7 - Eindrapportage Commissie monitoring jeugdzorg
3. Bevindingen Door gesprekken te voeren met diverse in- en externen heeft de commissie een beeld gekregen van hoe het veranderproces verloopt en welke aandachtspunten en dilemma’s er zijn. De commissie heeft ervaren dat externe partijen het op prijs stellen dat Provinciale Staten zich vanuit hun volksvertegenwoordigende rol in het dossier van de jeugdzorg verdiepen. Zoals in de tussenrapportage al aangegeven heeft de commissie in zichzelf hiermee al betekenis. In de gevoerde gesprekken stonden de volgende zaken centraal: - huidige situatie programma Sturing jeugdzorg - wanneer wordt de nieuwe financieringssystematiek daadwerkelijk ingevoerd en in welke vorm - per wanneer gaat er gestuurd worden op prestatie-indicatoren - stand van zaken met betrekking tot de wachtlijsten - kwaliteitscontroles beleid Sturing jeugdzorg Opdracht aan de commissie is de nieuwe sturingssystematiek in de jeugdzorg te monitoren. Na een eerste oriëntatie en op grond van de eerste aanbevelingen, heeft de commissie in de tussenrapportage drie centrale vragen geformuleerd: a) leidt de nieuwe sturingssystematiek tot een efficiëntere inzet van middelen? b) draagt de nieuwe sturingssystematiek bij aan verkorting van de wachtlijsten in de jeugdzorg (bij Bureau Jeugdzorg en bij de zorgaanbieders)? c) wat betekent de nieuwe sturingssystematiek voor de meting van de kwaliteit van de cliënttevredenheid? Het traject Sturing jeugdzorg is nog volop gaande, een aantal belangrijke onderdelen zit nog in de ontwerp- en/of implementatiefase. Het is voor de commissie dan ook niet mogelijk al antwoord te geven op de eerder geformuleerde vragen. Dezezaken kunnen nog niet aan de praktijk getoetst worden.De commissie heeft naar aanleiding van de gevoerde gesprekken een aantal conclusies en aanbevelingengeformuleerd aan Provinciale Staten en Gedeputeerde Staten. De gesprekspartners van de commissie bevinden zich voornamelijk op het bestuurlijke vlak. Een aantal leden van de commissie wilde ook nader met cliënten en ouders in gesprek gaan. Dit heeft de commissie uiteindelijk niet gedaan aangezien het traject nog niet volledig uitgerold is en de uitkomsten en/of ervaringen dus ook nog niet gemeten kunnen worden. 3.1 Gesprek met Bert Sueters, programmacoördinator Jeugd (14 oktober 2009) In IPO verband is een landelijke sturingsvisie vastgesteld. De landelijke sturingsvisie is kaderstellend, de provincies hebben nog een zekere mate van beleidsruimte. De provincie heeft prestatieafspraken met de instellingen gemaakt over de te realiseren instroom. Op het gebied van kwaliteitsmeting zijn er landelijke afspraken over 10 prestatieafspraken (prestatieindicatoren). Ook wordt gekeken naar een traject met meting voor- en achteraf (nulmeting). Ervaring met kwaliteit moet eigenlijk door de jeugdzorgsector gedefinieerd worden. Meetpunten voor kwaliteit zijn: - klantentevredenheid - doelrealisatie - terugval (binnen half jaar) - 8 - Eindrapportage Commissie monitoring jeugdzorg
Bureau Jeugdzorg indiceert aanbodgericht, dit maakt het lastig om een vraagaanbod-analyse te maken. Bureau Jeugdzorg heeft hier een model voor ontwikkeld. Dit model maakt een betere onderbouwing van de besluitvorming mogelijk. 3.2 Gesprek met de Wachtlijstpolitie (13 januari 2010) Er is een gebrek aan zelfbewustzijn in de jeugdzorg. Dit beeld zie je ook in de pers/publiciteit. Dit heeft het imago van de jeugdzorg weinig goed gegaan. De sector is niet goed in staat om helder over te brengen waar ze voor staan en wat de verantwoordelijkheden zijn. De Wachtlijstpolitie wijst op de in- en uitstroom (instroom beperken of doorstroom omhoog). Er moet meer aandacht komen voor preventie. Dit vraagt om samenwerking tussen de diverse instanties (met de “werkers”) om iets van de grond te krijgen. Aan het begin van het traject handelen en actie ondernemen voorkomt ingewikkelde hulpverleningstrajecten. Hiervoor zijn mensen nodig die de wijk en de mensen kennen. De Wachtlijstpolitie is van mening dat er op dit terrein meer initiatieven ontplooid moeten worden. In (ongeveer) drie weken moet er een indicatie afgegeven kunnen worden. Bureau Jeugdzorg moet globaal gaan indiceren. Bureau Jeugdzorg en de instellingen hebben inmiddels een trekker aangesteld (dhr. Peter Paul Doodkorte van BMC afkorting BMC uitschrijven; wat is de betekenis?) om onder andere dit traject te verbeteren. Inmiddels wordt ongeveer 50% van de indicaties binnen drie weken afgegeven. De professionaliteit bij de aanbieders moet omhoog. Er moet veel sterker gestuurd worden op concrete doelstellingen. De mensen op de werkvloer hebben veel kunde en kennis, maar het is zaak om deze informatie naar boven te halen. Er moet tijd vrijgemaakt worden om de kennis op peil te houden en voor meer onderling contact tussen de instellingen (niet alles alleen uitvinden). Het heeft, in veel gevallen, geen zin om een kind uit huis te plaatsen, als men zich alleen op het kind richt en niet ook op het gezin. De Wachtlijstpolitie stelt voor om consulententeams te formeren. Soms komt een hulpverlener er zelf niet uit (sommige problematiek is zelfs instellingoverstijgend) en dan kan er bij moeilijke casussen door anderen meegekeken worden. Het huidige financieringssysteem prikkelt niet om een snellere doorlooptijd te realiseren. Er moet veel meer naar de output gekeken worden (trajectfinanciering). Controle kan in de vorm van steekproefsgewijze audits of een klanttevredenheidsonderzoek. De Wachtlijstpolitie vindt het opvallend dat de instellingen nog veel moeilijkheden zien bij het nieuwe systeem. Durft men daadwerkelijk de stappen te zetten en is het mogelijk (zowel de instellingen als provincie moeten hier aan werken)? De verschillen bij de diverse instellingen en Bureau Jeugdzorg, maar ook binnen de instellingen en Bureau Jeugdzorg, zijn nog erg groot. Ook wordt er per regio verschillend gewerkt. 3.3 Gesprek met nieuwe voorzitter Branche Jeugdzorg, dhr. van Oosteren (17 maart 2010) Men is al een aantal jaren bezig met de invoering van een nieuwe sturingssystematiek in de jeugdzorg. Dit heeft diverse gevolgen: de administratie - 9 - Eindrapportage Commissie monitoring jeugdzorg
moet op de schop, de cliëntcontacten moeten geteld worden en er komen veranderingen in het indicatiesysteem. In Gelderland is stagnatie ontstaan door de instelling van de Wachtlijstpolitie. Hoofdconclusie van de Wachtlijstpolitie was dat de financiering een “perverse” prikkel kent. Er moet een ander soort prikkel komen, door middel van trajectfinanciering. De capaciteit kan dan beter benut worden. Probleem hierbij is het landelijke model van Deloitte met de “legoblokjes”. Beide systemen hebben ongeveer dezelfde achtergrond. Landelijk wordt het systeem van Deloitte gevolgd, de provincie Gelderland zit op de lijn van de Wachtlijstpolitie. Er moet gekeken worden hoe de conclusie van de Wachtlijstpolitie zo ingevoerd kan worden dat het klopt met het landelijke systeem van Deloitte. De belangrijkste elementen van het systeem van Deloitte zijn inmiddels door de zorgaanbieders ingevoerd. Dhr. Peter Paul Doodkorte is als projectleider aangetrokken om dit systeem in samenspraak met de zorgaanbieders uit te werken. Dhr. PeterPaul Doodkorte is trekker van dit traject in diverse provincies. Het beeld is dat de landelijke brancheorganisatie achter het oude systeem blijft staan. De provincies trekken hun eigen plan, maar er moet landelijk wel geprobeerd worden om een aantal aandachtspunten vast te houden. Er zijn diverse geluiden waar de jeugdzorg thuishoort (Rijk, provincies, gemeenten, WGR+ regio’s). Het is voor de zorgaanbieders dan ook belangrijk dat er een stelselonafhankelijk systeem komt. De branche is met de provincie en gemeenten aan het praten om te komen tot een systeem dat de zorgaanbieders verantwoordelijk zijn voor het gehele aanbod in een bepaalde regio (dus ook nazorg). Dit betekent voor de zorgaanbieders dat zij de contacten tussen de diverse partijen verzorgen. De provincie is met dhr. Peter Paul Doodkorte bezig om te kijken hoe de prestatieindicatoren gekoppeld kunnen worden aan het financieringssysteem. Het gaat dan om de volgende drie predatie-indicatoren: - tevredenheid cliënten via vragenlijst bij de zorgaanbieders - doelrealisatie bij de start van het traject met ouders en kind afspraken en doelen formuleren en op het einde bespreken of deze doelen gehaald zijn. Dit is nog niet overal integraal ingevoerd, er lopen nog pilots. - Vaststellen of hulpverlening positief of negatief afgerond is Voorkomen moet worden dat er gaandeweg het traject doelen bij geformuleerd worden. 3.4 Gesprek met de heer Corno van Renssen, manager mensen en middelen bij Lindenhout (14 april 2010) Sturen op een zo groot mogelijke kwantiteit en zo laag mogelijke prijs, willen we dit wel. Veel verschillende cliënten in verschillende trajecten. De eerste gedachten over trajectfinanciering gingen uit van een soort van differentiatie, gradaties van trajecten onderscheiden. Ook daarbij loop je weer tegen de verschillen aan (de één is een week bezig de ander jaren). Situaties zijn erg onvergelijkbaar en lastig te standaardiseren. Het blijft lastig om te denken in uitgekristalliseerde trajecten. Naar de mening van dhr. Van Renssen is het een onmogelijke opgave om de werkelijkheid te modelleren naar standaardtrajecten. Wat er nu exact gaat komen is nog de vraag, het is nog een zoektocht. De lijn die nu gevolg d wordt is dat Jeugdzorg MiddenGelderland moet zorgdragen voor een genoegzaam aanbod voor de regio, daarvoor - 10 - Eindrapportage Commissie monitoring jeugdzorg
krijg je een x bedrag. Vervolgens tellen hoeveel cliënten komen erin, hoeveel zitten er en hoeveel stromen er uit. Vroeger werd er gestuurd op bezettingsgraad, dit is aanbodgericht. In plaats daarvan uitgaan van de cliënt, de hu lpvraag en de kracht van het netwerk rond de cliënt. In samenwerking met het netwerk naar oplossingen zoeken. Dan doet de bezettingsgraad er niet meer toe. Financiering door een totaalbudget er aan te hangen, uiteraard wel blijven rapporteren. Terug naar de inhoud, alles proberen in getallen te vangen loslaten (wel ondersteunen met getallen). Relatie indicatiestelling – aanbod Bureau Jeugdzorg stelt een diagnose, de indicatie. Bij Bureau Jeugdzorg werken ze met projectbeschrijvingen van de instellingen om de klant te kunnen doorverwijzen. In de Gelderse Branche zitten we in een vacuum, het biedt mogelijkheden om de dingen zelf te doen. Dit krijg je niet SMART. De aansluiting tussen provincie en gemeenten is bijvoorbeeld ook niet SMART, tussen LGV en GGZ ook niet. Het echte cliëntcontact zit tussen de hulpverlener en de cliënt. Er zijn naar aanleiding van de pilot trajectfinanciering nog geen uitgebreide inhoudelijke ervaringen gerapporteerd. Dit wordt opgepakt binnen de Branche Jeugdzorg. Op dit moment liggen er wat voorzetten om tot een regionalisering te komen. Het versnipperde aanbod van 10 jaar geleden kennen we niet meer. Als je gaat sturen op efficiency krijg je wie waar verantwoordelijk voor is. Het is erg lastig om te komen tot een nieuwe financieringssystematiek, mede door de landelijke ontwikkelingen (wie is en wordt verantwoordelijk voor de jeugdzorg). 3.5 Gesprek met de heer Peter de Geus, regiodirecteur Entrea Rivierenland en voorzitter interne stuurgroep ‘aantoonbare kwaliteit’ (14 april 2010) In Gelderland is afgesproken om effectmeting breed in te zetten binnen organisaties. Intern en extern benutten van alle gegevens. Dit is een cultuuromslag binnen de jeugdzorg. Tien jaar geleden was het “not done” om gegevens te meten over kwaliteit. Je moet willen weten of datgene wat je doet ook resultaat heeft. Hier heb je de samenwerking met je cliënten hard voor nodig. De Branche Jeugdzorg Gelderland maakt gebruik van dezelfde formulieren met betrekking tot wijze van registratie en het meten van cliënttevredenheid. Na de indicatiestelling door Bureau Jeugdzorg gaan de instellingen aan de slag. Er wordt uitgegaan van elkaars expertise. Een cliënt moet de overgang tussen Bureau Jeugdzorg en de instelling eigenlijk niet merken. Het registratiesysteem BergOp wordt door de hele branche gebruikt. Hier kunnen veel gegevens uitgehaald worden. Nu nog veel op cliëntniveau, later mogelijk ook op methodiekniveau. De gegevens die uit de diverse vragenlijsten komen worden gebruikt om met de ouders in gesprek te gaan. Als het traject beëindigd is wordt er niet na zoveel maanden nog gemeten hoe het gaat. We zijn bezig met een pilot voor follow up onderzoek, dit is wel van belang om hier zicht op te hebben. Het is ingewikkeld om over trajectfinanciering afspraken te maken. De Branche is hiermee bezig. Het is ingewikkeld om te kijken wat voor een prijskaartje je aan welk traject hangt.
- 11 - Eindrapportage Commissie monitoring jeugdzorg
Regeldruk blijft een aandachtspunt, dit heeft te maken met het verantwoorden. Een full-time hulpverlener is gemiddeld zo’n 16 uur per week bezig met verslaglegging, vergaderingen e.d. 3.6 Gesprek met dhr. Peter Paul Doodkorte, projectleider nieuwe sturingssystematiek (26 mei 2010) Dhr. Doodkorte is door de Branche Jeugdzorg ingehuurd om het project trajectfinanciering voor te bereiden en te implementeren. 1,5 à 2 jaar geleden is men in IPO verband gaan nadenken over een visie op de jeugdzorg. De IPO sturingsvisie leidde ertoe dat er veel nadrukkelijker gekeken werd naar ouders en jeugdigen als vertrekpunt voor de te bieden zorg. De financieringsmanier sloot niet aan op deze vraag. Zo ontstond een trendbreuk om niet langer op capaciteit in te kopen, maar om de nadruk te leggen op het begeleiden van ouders en kinderen van begin tot eind: trajectfinanciering. Dit is nogal een cultuurverandering in de jeugdzorg. Om tot prijsvorming te komen zou het ertoe kunnen leiden dat je tot een variatie komt in zorgzwaartes. Naar aanleiding van de 2e rapportage van de Wachtlijstpolitie is dhr. Doodkorte gevraagd om samen met de Branche Jeugdzorg aan de slag te gaan. Eerste belangrijke uitgangspunt is dat kinderen thuis horen. Er kan aanleiding zijn waarom dit tijdelijk niet kan, maar ondersteuning moet primair in de thuissituatie geboden worden. Soms kan een tijdelijke onderbreking van de thuissituatie nodig zijn, dit moet gezien worden als een noodzakelijke onderbreking van een in principe ambulant traject. Een kleine groep kinderen kan niet meer terug naar huis, dan is het uitgangspunt zoeken naar een situatie die zo veel mogelijk op gewone gezinssituatie lijkt. Op het moment dat er sprake is van uithuisplaatsing ben je niet klaar als de uithuisplaatsing is stopgezet, maar als je het kind in de thuissituatie volledig los kan laten. Dit geeft frictie met de indicatiestelling van Bureau Jeugdzorg, die is kindgebonden. In ongeveer 80% van de gevallen spelen er niet alleen kindgelegen maar ook contextgelegen factoren. De jeugdzorg is vaak bezig met symptoombestrijding. Er moet nadrukkelijker nagedacht worden of de indicatiestelling niet systeemgebonden moet zijn. Dit wringt wel een beetje met de wet, maar is wel in lijn met de geest van de wet. Je moet altijd erkennen dat als mensen niet meer de opvoeder zijn ze nog wel de vader en/of moeder blijven. Het loopt vaak fout als mensen via de regels gelijk proberen te krijgen. Er wordt gedacht vanuit sectoren en domeinen en niet het kind en de ouders worden centraal gesteld. Elk domein en elk systeem heeft zijn eigen regels die op elkaar aan moeten sluiten. Het idee is ontstaan om niet langer de organisaties of zorgvormen als vertrekpunt te nemen maar het kind en gezin. Dit betekent zorgen dat er per regio in Gelderland één organisatie verantwoordelijk is voor alle kinderen, geen uitsluitingen. Hier is inmiddels overeenstemming over bereikt binnen de Branche Jeugdzorg. Het systeem moet niet gebouwd worden op de uitzonderingen, maar op de grote groep. Voor uitzonderingen moet maatwerk worden geboden. Spanningsveld met het principe van marktwerking, keuzevrijheid voor klant moet zichtbaar zijn. De keuzevrijheid blijft, men kan per regio kiezen. Er zitten bepaalde grenzen aan keuzevrijheid. Geen marktwerking meer, maar wel marktprincipes. De gemiddelde prijs per kind (per traject) is €22.500 per jaar. Per kind dat recht op jeugdzorg krijgt wordt dit bedrag beschikbaar gesteld. De discussie of een bedrag per kind voldoende is speelt binnen het huidige systeem ook. Het is essentieel dat goed afgesproken wordt of een behandeling succesvol is, het einddoel moet duidelijk gedefinieerd worden. Er moet - 12 - Eindrapportage Commissie monitoring jeugdzorg
een onafhankelijke toetsing komen of het einddoel ook bereikt is. Toetsing door bijvoorbeeld Bureau Jeugdzorg. Op dit moment is niet bekend wat de werkzame bestandsdelen zijn van een behandeling (prestatie-indicatoren). Het is nodig om heldere prestatie-indicatoren vast te stellen om te kijken of een kind geholpen is zoals van te voren afgesproken is. Veel nadrukkelijker kijken hoe de dingen weer aan het gewone leven verbonden kunnen worden. De evaluatie van de Wet op de Jeugdzorg laat zien dat één van de belangrijkste problemen het ontbreken van een duidelijk financieringssysteem is. Dit is niet aan de aanbieders te wijten maar aan de financiers. Sectoraal gaan aanpakken om intersectoraal aan de slag te kunnen gaan. Bij aanvang van dit traject moet de provincie ook gelijk met de gemeenten in gesprek gaan. Op regionaal niveau met partijen die veel met elkaar van doen hebben nieuwe samenwerkingsverbanden laten ontstaan (bijvoorbeeld tussen jongeren, maatschappelijk werk en een instelling). Op dit moment hebben de verschillende stelsels nog hun eigen financieringssystemen. Het traject begint bij het recht op jeugdzorg. Het traject eindigt na een half jaar nadat is vastgesteld dat het recht op jeugdzorg niet meer nodig is (dus inclusief nazorg). Probleem is dat het huidige systeem de verkeerde prikkels bevat voor de zorgaanbieders. Probleem in de jeugdzorg is niet de wachtlijsten aan de voorkant maar aan de achterkant, de uitstroom. Binnen de Branche Jeugdzorg en bij de provincie is men het eens over de regionale indeling. Wel bestaat er enige voorzichtigheid om marktwerking die er nu is los te laten bij de medewerkers van de provincie. Over de principes is men het eens, het gaat om de verfijningsslag. De provincie moet nu ook in beweging komen en gesprekken met de andere financiers aangaan. Hier is geen wetswijziging voor nodig, dit kan ook binnen de huidige kaders. Dit zou ertoe kunnen leiden dat er geen stelselwijziging meer nodig is. Per klant één aanspreekpunt, hier moeten alle andere partijen zich op richten. Afspraken hierover worden samen met de klant gemaakt. De Branche Jeugdzorg heeft getekend voor een intersectorale benadering, hiervoor moeten er echter wel afspraken zijn tussen de financiers dus sectoraal beginnen met als uitgangspunt intersectoraal. Sectorale invoering per 1 januari 2012 is mogelijk. Dit proces kan versneld worden wanneer er vanuit de provincie sneller een uitspraak komt over de marktwerking. 3.7 Gesprek met Helen Houterman, Annemieke Spijker en Paul Wekker van Zorgbelang Gelderland en Ineke van den Belt en Hans Lomans van Bureau Jeugdzorg Gelderland (26 mei 2010) Zorgbelang heeft van de provincie subsidie gekregen om het Oudernetwerk jeugdzorg in Gelderland op te zetten. Er vinden vier keer per jaar ouderbijeenkomsten plaats. Belangrijke opmerkingen vanuit de ouders zijn het gemis aan waarheidsvinding, de bejegening en het behouden van de eigen regie als uitgangspunt. Ouders vinden het niet erg om hun verhaal twee keer te vertellen. Dit doen ze liever dan dat het verhaal aan het begin van het traject in het dossier komt en niet meer gewijzigd en/of aangevuld kan worden. Inmiddels is er een Jongerenplatform opgezet. Deze jongeren geven ook aan dat er soms fouten in dossiers komen te staan (bijvoorbeeld onjuiste diagnose). Het blijkt moeilijk om feitelijke onwaarheden te corrigeren en/of uit een dossier te krijgen. Veel ouders hebben de expliciete wens om een second opinion. - 13 - Eindrapportage Commissie monitoring jeugdzorg
Bij het vrijwillige deel vindt er inderdaad geen second opinion plaats, dit is bij ondertoezichtstelling wel het geval. De Raad toetst het voorstel en de rechter beslist, dit is voor de cliënt en ouder niet altijd duidelijk. De positie van het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling staat in de land elijke voorstellen ter discussie. Het advies is om de meldfunctie los te koppelen van de adviesfunctie. Bureau Jeugdzorg vindt dit geen goede ontwikkeling. Bij 15% van de meldingen bij het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling leidt dit tot een verzoek aan de Raad om verder onderzoek te doen. Veel jongeren hebben er bezwaar tegen dat onder een rapport de handtekening staat van iemand die ze niet kennen. Dit wordt ervaren alsof iemand zich ermee bemoeit die ze nog nooit gezien hebben, het bejegeningsaspect waar Zorgbelang het ook al over had. Hier wordt intern over nagedacht. In het nieuwe financieringssysteem is het essentieel om kwaliteit te definiëren. Beginen eindmeting kwalitatief. Bij Bureau Jeugdzorg wordt veel geïnvesteerd in opleidingen, 3% van het totale budget. Bureau Jeugdzorg Gelderland heeft in verhouding tot andere Bureaus Jeugdzorg een redelijk oudere samenstelling van het personeel en een redelijk laag verloop, 10%. Er wordt onderscheid gemaakt in aannamebeleid bij de verschillende werksoorten (qua ervaring). Landelijk zijn er prestatieindicatoren afgesproken. Eén van deze indicatoren is: wat is de tevredenheid van de cliënt zelf. Er is een STEP vragenlijst samengesteld. De afspraak is dat vanaf 1 januari 2011 deze gegevens bijgehouden gaan worden. Met evidence based onderzoek staan we nog in de kinderschoenen. Het invoeren van een nieuwe financieringssystematiek per 1 januari 2012 invoeren is erg ambitieus. Zorgbelang geeft aan dat er veel onduidelijkheid is door de landelijke ontwikkelingen. Het cliëntenbeleid komt eindelijk van de grond, het zou jammer zijn als deze tendens doorbroken wordt door andere financieringsstromen. In het rapport van de commissie Dijsselbloem staat dat professionals meer de handen vrij zouden moeten hebben, minder regels. Bureau Jeugdzorg heeft ook baat bij meer cliëntcontacten, dit geldt ook voor de cliënten. De balans is iets doorgeschoven naar de andere kant, nadruk op de regelgeving. Pleidooi voor meer vertrouwen in en ruimte voor de professional. Verantwoording moet uiteraard wel op de een of andere manier afgelegd worden. Hoe krijgen we dit op een goede manier voor elkaar, dit is ook een politiek vraagstuk. Gezamenlijk uitgangspunt is dat het kind boven de regels gaat. Het flexbudget om knelpunten op te lossen dat door de provincie Gelderland beschikbaar is gesteld wordt als positief ervaren. Bureau Jeugdzorg moet heel veel vastleggen, dit moet ook wel want als er een klacht komt en je hebt het niet vastgelegd dan blijf je in gebreke. Soms wordt er afgeweken van de landelijke voorschriften om meer cliëntcontact te hebben. Zorgbelang geeft aan dat er een pilot wordt gestart waarbij cliënten en hulpverleners gezamenlijk de rapportage invullen. Dit kan minder werkdruk opleveren. Bureau Jeugdzorg geeft aan dat het van belang is dat ze met diverse partijen op een serieuze manier in gesprek zijn over wat jongeren en ouders aan vertrouwenspersonen vertellen en wat ze hiervan kunnen leren. Elk oordeel van de klachtencommissie dat gegrond wordt verklaard leidt tot een standpunt van de Raad van Bestuur. Vervolgens wordt gekeken wat dit betekent voor het beleid. Gesprekken met Zorgbelang leiden bijvoorbeeld tot discussie in het managementteam over wat we hiervan kunnen leren. Als de huidige klachtencommissie iets zegt over privacy, dan wordt dit serieus genomen en gekeken hoe het verbeterd kan worden. Proberen
- 14 - Eindrapportage Commissie monitoring jeugdzorg
om in gesprek te blijven met cliënten en organisaties om het beleid te blijven verbeteren. Bureau Jeugdzorg denkt dat het nog een flinke dobber wordt om de door de Branche Jeugdzorg voorgestelde financieringssytematiek in te voeren en om de instellingen dit per regio te laten regelen en verdelen (en hier onderling met de partijen uit te komen). Het is voor Zorgbelang belangrijk dat de keuzevrijheid bij de cliënt wel centraal blijft staan. Zorgbelang vindt het heel belangrijk om ook te investeren in de eigen kracht van gezinnen en jongeren (eigen kracht conferentie, familienetwerkbijeenkomsten); de empowerment van ouders en kinderen. Bureau Jeugdzorg gelooft ook in de kracht van het eigen netwerk. Niet af laten leiden door eventuele landelijk ontwikkelingen. Bureau Jeugdzorg is er wel voorstander van als de financieringsstroom op de een of andere manier in één hand zou komen. Voorstander van provincie als financier voor de jeugdzorg (geen onderscheid tussen gemeentelijk en provinciaal gefinancierde jeugdzorg). Zorgbelang benadrukt nogmaals het belang van kwaliteitsstandaarden. Het zou mooi zijn als klachtafhandeling niet meer zo’n beladen term is en het gewoon een normaal toetsingsinstrument wordt. De provincie is ook bezig met het nazorgtraject. Aan Zorgbelang is gevraagd om wensen, knelpunten en behoeften van jongeren in kaart te brengen. Provincie en gemeenten moeten hier als gelijkwaardig partner in optrekken. Het werkt bij gemeenten niet als er geen “voordeel” te behalen is. 3.8 2e gesprek met voorzitter Branche Jeugdzorg, dhr. van Oosteren (16 juni 2010) Men is binnen de Branche Jeugdzorg een stuk verder gekomen is met trajectfinanciering. Er is veel energie gestoken in de bijsturing van het pxq-systeem, dit is een landelijk systeem. De provincie heeft een bureau in de arm genomen om behulpzaam te zijn bij de invoering hiervan. Uiteindelijk kom je dan toch weer uit bij betalen per bed per nacht. De slag om binnen dit systeem de prikkel om te kunnen buigen is nooit gemaakt. De Branche Jeugdzorg kwam hier niet goed uit. In het nieuwe model, dat onder leiding van Peter Paul Doodkorte ontwikkeld is, wordt gezocht naar een manier waaruit samenwerking en effectiviteit van de zorg blijkt. Die mix denken we gevonden te hebben, dit is nog een ruw model. Het model houdt in dat zorgaanbieders verantwoordelijk zijn voor een bepaalde regio. De verantwoordelijke zorgaanbieder moet alle kinderen in die regio (plus de gezinnen) zorg bieden. De zorgaanbieder hoeft het niet allemaal zelf te doen, er mag ook ingekocht worden bij collega’s die er beter in zijn. Gericht op het vinden van expertise bij elkaar. Dit staat haaks op de marktwerking. Hoe je dit uiteindelijk moet gaan verdelen in budgetten is niet zo makkelijk. Hier zal een versleuteling moeten komen. De Branche Jeugdzorg staat op dit moment voor de principiële vraag of we dit wel of niet gaan doen. Dit is een bestuurlijke vraag die wij met de provincie moeten gaan bespreken. Ambtelijk is dit al voorbesproken, hier zijn een aantal praktische vragen gesteld. Vorige week is dit model ook met de gedeputeerde besproken. De provincie is hier nu over aan het nadenken. De Wachtlijstpolitie is bezig met een laatste ronde om te kijken hoe het gaat. Er moet controle en afrekening bij de provincie plaatsvinden. Toetsen op prestatie-indicatoren. Goed systeem ontwikkelen waarin de provincie goed kan toetsen met een bonus malus erin. Er zit een element van ondernemerschap in dit model. Een bedrag per regio en daar moet je het voor doen, - 15 - Eindrapportage Commissie monitoring jeugdzorg
prikkel om samen te werken en kwaliteit te leveren. Prikkel om behandeling in gezinsverband te doen en niet intramuraal zou erin kunnen zitten. De branche heeft geen tijdsafspraken gemaakt met de provincie. Voorkeur om snel overeenstemming te bereiken over deze koers (binnen een paar maanden). Dit model is in principe stelselonafhankelijk, een eventuele overheveling van de jeugdzorg van provincie naar gemeente zou de invoering van dit systeem niet in de weg hoeven staan.
- 16 - Eindrapportage Commissie monitoring jeugdzorg
4. Bijlage Commissie monitoring jeugdzorg Ria Aartsen (CDA) Anja Derksen (PvdA), vanaf januari 2009 Esther Hoogstraten Marianne Schuurmans (VVD), voorzitter Marit de Ridder (SP), vanaf oktober 2008 Margriet Bleijenberg, vanaf april 2010 Cobi van Driel Marien Bikker (ChristenUnie), vanaf juli 2009 Dick Ebbers Renske Waardenburg (GroenLinks) Nelis Zondag (SGP) Jasmijn Ross (D66) Leo de Groot (PvdDieren) Peter Wannet, secretaris (Griffie), vanaf september 2009 Willemijn van Silfhout Literatuurlijst/bronnen Statennotitie sturing jeugdzorg (bijgesteld november 2007) (PS2007-796) Initiatiefvoorstel instelling Commissie monitoring jeugdzorg (PS2008-213) Statenvoorstel met tussenrapportage Commissie monitoring jeugdzorg (PS2009-890) Beleidskader jeugd Programmabegroting 2009 Uitvoeringsprogramma Jeugd 2010 ‘Pak ’t samen op’ Eerste memorandum Wachtlijstpolitie jeugdzorg Tweede memorandum Wachtlijstpolitie jeugdzorg Rapport Kaiser Rapport Linschoten Rapport Rekenkamer Oost-Nederland ‘Jeugdzorg Verkenning’ Rapport BMC ‘Stappen in de sprong: Zebra’s voor egeltjes’
Gesprekspartners Tanja Otte Annemieke Oostveen Bert Sueters Theo van Nieuwpoort Mariëlle van Zuilen Ben Wichman Henk van Oosteren Hans Lomans Ineke van den Belt Petra van Amersfoort Arabella Purbaya Corrie van Noort Helen Houterman Annemieke Spijker Paul Wekker Sylvia Hospes René Marrel
beleidsmedewerker provincie beleidsmedewerker provincie beleidsmedewerker provincie beleidsmedewerker provincie beleidsmedewerker provincie voormalig voorzitter Branche jeugdzorg voorzitter Branche jeugdzorg voorzitter RvB Bureau Jeugdzorg Gelderland Bureau Jeugdzorg Gelderland Initiatiefgroep Initiatiefgroep Initiatiefgroep Zorgbelang Gelderland Zorgbelang Gelderland Zorgbelang Gelderland Cliëntenraad Pactum Cliëntenraad Bureau Jeugdzorg Gelderland
- 17 - Eindrapportage Commissie monitoring jeugdzorg
Angela Alink Tineke Janssen Wilma Vogels Truus Jonker Marjan Louppen-Laurant Aart Mosterd Paul Bottelier Frank Hordijk Peter Paul Doodkorte Corno van Renssen Peter de Geus
Cliëntenraad Pactum Cliëntenraad Bureau Jeugdzorg Gelderland Ouderennetwerk jeugdzorg Ouderennetwerk jeugdzorg Taskforce deregulering voorzitter Wachtlijstpolitie lid Wachtlijstpolitie lid Wachtlijstpolitie projectleider nieuwe sturingssystematiek Lindenhout Entrea Rivierenland
- 18 - Eindrapportage Commissie monitoring jeugdzorg