Workshop
Kwaliteitsvolle ruimte voor hernieuwbare energie
Leuven, Iers College 2 juli 2013
Inhoud Inhoud .............................................................................................................................. 1 De inleiding ....................................................................................................................... 3 Verwelkoming door Toon Denys, gedelegeerd bestuurder VLM ............................................ 3 Structuur van de workshop ................................................................................................................... 4 Presentatie van de visie, rol en ambitie van VLM op het vlak van hernieuwbare energie – Bert Barla................................................................................................................................... 6 Bijkomende mogelijkheden via het ruimere platform van het IPO - Ann-Sophie Debergh.......................................................................................................................................................... 8 De projectpresentaties ...................................................................................................... 9 Hernieuwbare energie op een landbouwbedrijf. ........................................................................... 9 Energieke houtkanten in Bocholt ........................................................................................................ 9 De coöperatieve aanpak: Eeklo, een energieke stad .................................................................. 11 Energielandschap Oost-Vlaanderen ................................................................................................. 11 De ontwikkeling van een oogstbaar landschap ............................................................................ 13 Kyoto in het Pajottenland, vergisting van (berm)maaisel ....................................................... 14 Succesfactoren inventariseren ......................................................................................... 15 De succesfactoren zoals ze op de posters genoteerd werden............................................ 19 Voorstelling van de VLM-cases ........................................................................................ 23 De werkwijze voor de namiddag ....................................................................................................... 23 Ruilverkavelingsprojecten in de Westhoek ................................................................................... 23 Landinrichting Moubeek-Vloethemveld in Jabbeke ................................................................... 26 De Cirkel, duurzaam landschapsbeheer in en om Jesseren ..................................................... 28 De ondersteuningsronde met de intervisiemethode ........................................................ 30 Een neerslag van de groepsgesprekken .......................................................................................... 30 Terugkoppelen naar de kernelementen van de VLM-visie ...................................................... 34 Een heel snelle evaluatie ................................................................................................. 38 Aanbevelingen voor het IPO ............................................................................................ 39 Deelnemers ..................................................................................................................... 42
VLM workshop ‘Kwaliteitsvolle ruimte voor hernieuwbare energie’ p. 2
De inleiding Verwelkoming door Toon Denys, gedelegeerd bestuurder VLM Toon Denys, gedelegeerd bestuurder van de Vlaamse Landmaatschappij (VLM) heet iedereen welkom op de Workshop ‘Kwaliteitsvolle ruimte voor hernieuwbare energie’. Hij verheugt zich over de diversiteit van de deelnemers: administraties, provincies, steden en gemeenten, energiebedrijven, koepel- en sectororganisaties inzake hernieuwbare energie, universiteiten en onderzoekscentra, adviesbureaus, regionale landschappen, gebiedswerking, middenveld en zelfs de bankwereld. De aanleiding van deze dag ligt in de missie van de VLM en die luidt: “op vraag van en in samenwerking met een veelheid aan partners werkt de VLM via gebiedsgerichte initiatieven, plattelands- en mestbeleid aan de verbetering van de omgevingskwaliteit van de open ruimte en het randstedelijk gebied in Vlaanderen”. De transitie naar hernieuwbare energie, met haar impact op de open ruimte is daarbij een belangrijke uitdaging. ViA (Vlaanderen in Actie) heeft als streefdoel om tegen 2050 in de mate van het mogelijke de nodige energie uit hernieuwbare bronnen te halen en een slim elektriciteitsnet aan te leggen. Ruimte bieden aan energietransitie is een van de strategische thema’s in het groenboek ‘Beleidsplan Ruimte Vlaanderen’. Ook streven tal van gemeenten en provincies ernaar om energieneutraal te worden. Vandaar de driedubbele noodzaak om de vraag te reduceren, de productie te decentraliseren en ruimte te vinden voor de productie van hernieuwbare energie. Energie zal in de toekomst zichtbaarder worden in het landschap en meer sturend zijn voor onze ruimtelijke ontwikkeling. Vandaag wil de VLM graag van de aanwezige partners vernemen hoe de gebiedsgerichte initiatieven waarbij ze betrokken is (plattelands-, landinrichtings-, ruilverkavelings- en natuurinrichtingsprojecten) kunnen bijdragen aan deze energietransitie. Bert Barla, coördinator van het kennisnetwerk Klimaat en Energie, en Els Abts diensthoofd Platteland en Ontwikkeling Regio Oost namen het initiatief voor het ontwikkelingstraject waarin deze dag kadert. De dag zelf wordt geleid door Stef Steyaert van Participatiebureau Levuur, zijn collega Veerle Geets en Greet Aernoudt van het Agentschap voor Overheidspersoneel van de Vlaamse overheid.
VLM workshop ‘Kwaliteitsvolle ruimte voor hernieuwbare energie’ p. 3
Structuur van de workshop Stef Steyaert schetst het verloop van deze grotendeels zelfsturende dag. Vandaag werken we tijdens het voormiddaggedeelte vanuit externe cases rond productie, distributie en consumptie van hernieuwbare energie. We gaan die verkennen met de bedoeling om er zo veel mogelijk uit te leren. In de namiddag volgen dan presentaties van eigen VLM-projecten met de bedoeling dat de aanwezige deelnemers deze projecten gaan versterken vanuit hun knowhow en ervaring en uiteraard ook vanuit de inzichten uit de goedepraktijkvoorbeelden van het ochtendgedeelte. Maar beginnen en eindigen doen we bij de VLM en in tweede instantie het Interbestuurlijk Plattelands Overleg (IPO). Allereerst geven Bert Barla (VLM) en AnnSophie Debergh (VLM) daarom een korte presentatie over respectievelijk de visie van de VLM om bij te dragen aan hernieuwbare energie, en de werking van het IPO. En om af te sluiten zullen we ook de conclusies van deze dag nog terugkoppelen naar de visie van de VLM. De visie-elementen hangen op grote affiches de hele dag ter inspiratie in de plenaire zaal. Een afzonderlijke poster en fiches bieden de mogelijkheid om ideeën en input waar het IPO mee aan de slag zou moeten, op te schrijven.
VLM workshop ‘Kwaliteitsvolle ruimte voor hernieuwbare energie’ p. 4
VLM workshop ‘Kwaliteitsvolle ruimte voor hernieuwbare energie’ p. 5
Presentatie van de visie, rol en ambitie van VLM op het vlak van hernieuwbare energie – Bert Barla Bert Barla steekt van wal met een beeld van zijn niet optimaal ingerichte dak met zonneboiler en zonnepanelen en daaronder mooie maar als waterdichte dakbedekking overbodig geworden natuurleien. Daarmee illustreert hij het belang van bezinnen vooraleer te beginnen, in dit geval over de energiepotentie bij de ontwikkeling van een gebied. Hij stelt heel kort de VLM voor als een ‘uitvoeringsorganisatie van de Vlaamse Overheid die zorg draagt voor de inrichting van de open ruimte’.
Met ruilverkavelingsprojecten probeert de VLM de agrarische structuur te verbeteren en realiseert ze ondertussen ook wandelpaden, waterberging, natuur- en landschapsherstel en groenelementen. Landinrichtingsprojecten stemmen voor strategische gebieden initiatieven van allerlei partners op elkaar af om tot een gecoördineerde ruimtelijke ontwikkeling te komen. Natuurinrichtingsprojecten streven naar kwaliteitsvolle en meer aaneengesloten natuurgebieden. En de plattelandsinrichtingsprojecten combineren die fysieke inrichting expliciet met sociaal-economische maatregelen met het oog op plattelandsontwikkeling in de brede zin. Tot slot zijn er nog flankerende projecten gekoppeld aan grote investeringsprojecten zoals het Sigmaplan. Daarnaast sluit de VLM beheersovereenkomsten af met landbouwers en is ze verantwoordelijk voor het mestbeleid in Vlaanderen. .
VLM workshop ‘Kwaliteitsvolle ruimte voor hernieuwbare energie’ p. 6
Hoe past het thema van vandaag nu in dat plaatje? Terugdringen van het energiegebruik is eigenlijk de eerste en belangrijkste opgave. Fiets- en wandelverbindingen, toeristisch en functioneel, kunnen daartoe bijdragen, zeker ook in randstedelijk gebied. Ook aantrekkelijke woonomgevingen hebben positieve gevolgen op het terugdringen van het autogebruik. Oplaadpunten voor elektrische fietsen zijn een aandachtpunt. En met goede ruilverkavelingen kan het landbouwverkeer tot 3% worden gereduceerd. Als het gaat over de kansen voor hernieuwbare energie is een belangrijk aspect van de werking van de VLM dat ze vanaf het begin inzet op een brede samenwerking, om zo tot gedragen oplossingen te komen en ook de koppeling maakt met sociaal-economische ontwikkeling. Kansen zijn er ook vanuit het ontwerp en de geïntegreerde planning en de uitvoerbaarheid die de aanpak van de VLM kenmerken. Ten derde biedt het VLM-instrumentarium een reeks van mogelijkheden, bijvoorbeeld op het vlak van grondmobiliteit en subsidiëring van werken. Ook de overlegorganen waar de VLM mee werkt vormen in dit verband een interessant forum. De mogelijkheden liggen op het vlak van: waterkracht: herstel oude watermolens; zonne-energie: zonnepanelen op boothuisjes, bezoekerscentra...; windenergie: vrijwaren en ontsluiten van potentiële locaties voor windmolens (en eventueel toebedelen aan overheden), advisering en afstemming vanuit de gebiedsvisie van de VLM...; en vooral het valoriseren van biomassa uit groenbeheer. Wat dat laatste betreft, heeft de VLM een rol te spelen in het inventariseren van wat er is en in het bijeen brengen van partijen. Ze kan streven naar het optimaliseren van de energiepotentie van groenstructuren (soortenkeuze, oogstbaarheid, toegankelijkheid), zonder echter de andere aspecten (biodiversiteit, landschap, cultuurhistorie, …) te verwaarlozen. Ook kan ze nadenken over nieuwe landschapselementen die prioritair vanuit een energiefunctie gedacht zijn, onder meer bij recreatieve infrastructuren, valorisatie van bermen of het beplanten van verontreinigde gronden. Tot slot kan de VLM, vanuit haar specificiteit (overkoepelende gebiedsvisie, gemeenschappelijk beheer, op elkaar afstemmen van landschappelijke, maatschappelijke en economische aspecten) meewerken aan de ontwikkeling van nieuwe beheermodellen.
VLM workshop ‘Kwaliteitsvolle ruimte voor hernieuwbare energie’ p. 7
Bijkomende mogelijkheden via het ruimere platform van het IPO - Ann-Sophie Debergh Ann-Sophie Debergh stelt aansluitend daarbij het IPO (Interbestuurlijk Plattelandsoverleg) voor. Het IPO is een platform waarin verschillende actoren samenwerken voor de duurzame ontwikkeling van het Vlaamse platteland in de ruime zin (ook randstedelijk). Het IPO is opgericht om een aantal complexe thematieken aan te pakken, die dreigden te blijven liggen omdat ze interbestuurlijk (Vlaams, provinciaal, gemeentelijk) en sectoroverschrijdend (toerisme, ruimtelijke ordening, cultuur, ...) zijn en een bundeling vergen van verschillende krachten (experts, ambtenaren, middenveld, ...). Concreet werkt het IPO aan niet-bindende beleidsadviezen, voornamelijk voor de Vlaamse maar ook wel voor provinciale en gemeentelijke overheden. Het platform organiseert studiewerk, pilootprojecten, workshops, al naargelang van het thema. Het bestuurlijk overleg is het politieke orgaan. Het groepeert alle Vlaamse ministers, de bevoegde gedeputeerden en vijf plattelandsburgemeesters. Het kiest de thema’s. Daarop stelt de IPO-raad, via de themagroepen, een ad hoc kerngroep samen. Het IPO werkte in diverse formules al rond onder meer gezondheidszorg, stilte en rust, agrarische architectuur, lawaaisporten, volkstuinen, zorgnetwerken, buurtwinkels, ... en buigt zich nu dus ook over hernieuwbare energie op het platteland. Via de oprichting van een IPO-themagroep wil het IPO bijdragen aan het beter benutten van de potenties voor hernieuwbare energie op het platteland. Geïnspireerde deelnemers aan deze workshop kunnen trouwens de hele dag hun tips, vragen, adviezen, enz. voor het IPO op een speciale fiche schrijven en achterlaten op een speciaal daartoe opgehangen poster.
VLM workshop ‘Kwaliteitsvolle ruimte voor hernieuwbare energie’ p. 8
De projectpresentaties In telkens 150 seconden passeren zes inspirerende good practices (niet-VLM-projecten) heel kort de revue.
Hernieuwbare energie op een landbouwbedrijf. Pieter Verdonck van Inagro presenteert de case van sierteeltbedrijf Talpe. In 2007 besloot Dirk Talpe om zijn 2.000 m2 serres niet langer met stookolie maar met biomassa (houtsnippers) te verwarmen. Hij heeft daartoe ook een reeks van aanplantingen gedaan: gedeeltelijk machinaal oogstbare houtkanten met streekeigen materiaal, gemengde hagen, korte omloophout dat om de drie jaar oogstbaar is, ... Hij droogt zelf door natuurlijke convectie zijn houtsnippers. De uitgespaard fossiele brandstof was het belangrijkste (tegelijk economische en ecologische) argument om deze stap te zetten. De aanzienlijk meerkost voor de ketel is door de besparing op minder dan vier jaar terugverdiend. Dit is het soort relatief kleinschalige bedrijven (pluimveestallen, sierteeltbedrijven, zeugen- en kalverbedrijven) waar Inagro op dit moment vooral mogelijkheden ziet.
VLM workshop ‘Kwaliteitsvolle ruimte voor hernieuwbare energie’ p. 9
Energieke houtkanten in Bocholt Kathleen Bervoets van Twecom / Ecokwadraat verontschuldigt om te beginnen Joep Fourneau van Regionaal Landschap Lage Kempen en Maasland die oorspronkelijk het pilootproject in Bocholt zou hebben voorgesteld. Zij heeft het in haar presentatie over het economisch valoriseren van biomassa uit bestaande houtkanten. Een heel belangrijk aspect daarin vormen de logistiek van oogsten, transport, drogen. De concrete case betreft de ruim 100 km houtkanten in Bocholt waar een school wil gaan verwarmen op lokaal geoogste houtsnippers. De school heeft zo’n 5 km aan houtkanten nodig en het oogsten van de houtkanten kan om de 15 jaar. Bovendien zijn de landbouwers aanwezig om de logistiek op zich te nemen, zodat alle elementen voorhanden zijn voor een mooi pilootproject.. Toch blijven nog heel wat vragen onbeantwoord over hoe precies alles te organiseren, over de al dan niet coöperatieve vorm, over de schaal...
VLM workshop ‘Kwaliteitsvolle ruimte voor hernieuwbare energie’ p. 10
De coöperatieve aanpak: Eeklo, een energieke stad Dirk Vansintjan van Ecopower vertelt een verhaal dat begint in 1985 (wat hernieuwbare energie betreft) of in 1999 wat de concrete case van Eeklo betreft. Daar startte de stad toe op basis van een stedenbouwkundige analyse naar de mogelijkheden van windenergie, een proces voor de invulling van hiervoor geschikte zones. Hierbij schoof zij de participatie van de lokale bevolking als belangrijk principe naar voren. Zijn verhaal gaat over energiecoöperatieven als brug tussen lokale besturen en de burger, die in veel andere gevallen van burgemeestersconvenanten, klimaatneutrale gemeenten en dergelijke, helaas vaak de grote afwezige blijkt. Hij vindt het dan ook een teken aan de wand dat hij altijd weer een beroep moet doen op datzelfde ene sprekende voorbeeld van Eeklo. De coöperatie Ecopower met haar 45.000 burgers-aandeelhouders en een cliënteel van 1,4% van de Vlaamse huishoudens dat bij hen groene stroom van eigen bodem afneemt is helaas nog te veel de uitzondering.
VLM workshop ‘Kwaliteitsvolle ruimte voor hernieuwbare energie’ p. 11
Energielandschap Oost-Vlaanderen Moira Callens van de Provincie Oost-Vlaanderen schetst de niet altijd even vlotte weg naar de realisatie van 68 windmolens met meerwaarde voor de omgeving en haar gemeenschap. De aanpassing van de Codex Ruimtelijke Ordening maakte in 2009 het inplanten van windmolens in agrarisch gebied mogelijk, maar zorgde tegelijkertijd bij de provincie voor de behoefte aan planning op het vlak van ruimtelijke ordening. Het gaat tenslotte om mastodonten van 150 m hoog. Er stelden zich ook problemen met het draagvlak en de verdeling van de lusten en de lasten, waar de provincie Oost-Vlaanderen iets aan heeft willen doen. In het kader van het project OostVlaanderen Energielandschap is onder meer vanuit landschappelijk oogpunt onderzocht waar windmolens konden komen, wat er milieutechnisch kan en waar dat realistisch is (en ook niet). De bevindingen heeft de provincie vervolgens ook vertaald in ruimtelijke uitvoeringsplannen. Ze heeft ook een model ontwikkeld om te proberen de lusten en lasten beter te verdelen, met rechtstreekse participatie aan de inputzijde en aan de outputkant fondsen voor de lokale gemeenschappen. Ook heeft de provincie zich een beeld gevormd van wat haar potentieel is op het vlak van hernieuwbare energie en meer specifiek wind en waar ze momenteel staat in het benutten daarvan. Bij dat alles komt dan nog de nodige monitoring en communicatie.
VLM workshop ‘Kwaliteitsvolle ruimte voor hernieuwbare energie’ p. 12
De ontwikkeling van een oogstbaar landschap Carla Roghair van de Nederlandse Dienst Landelijk Gebied heeft het over Winterswijk, een beschermd landschap van hoge zandgebieden in Oost-Nederland. De ingrediënten zijn twee ondernemingen: een steengroeve met een grote warmtevraag die wil overschakelen op duurzame energie en een melkveebedrijf die wil investeren in een grote vergistingsinstallatie. De locaties grenzen aan Natura 2000-gebied, gemeente en provincie weten in eerste instantie niet zo goed wat ze ermee aan moeten en het proces verloopt moeizaam. Dit tegen het decor van het Nationaal Landschap waar de subsidies voor landschapsbeheer teruglopen. De opgave: energie voor de groeve en voldoende biomassa voor een co-vergister die een mix nodig heeft van mest, energierijk gewas, snoei- en bermafval... DLG heeft geholpen om actoren rond de tafel te krijgen en deze opgave en mogelijke oplossingen helder te maken. Inspiratie werd gevonden in hoe de Scholtengoederen vroeger functioneerden (lokale kringlopen). Studies wijzen uit dat een combinatie van maatregelen ruim de vereiste 30.000 ton biomassa kan opleveren en eveneens tot een meerwaarde voor het Nationaal Landschap kan leiden. Momenteel bevindt het project zich in het stadium van de teeltexperimenten, bestemmingswijzigingen en overleg tussen alle partijen. Cruciaal in het verhaal van Carla zijn de zogeheten ‘green deals’: afspraken tussen overheden en ondernemers om belemmerende regelgeving weg te werken.
VLM workshop ‘Kwaliteitsvolle ruimte voor hernieuwbare energie’ p. 13
Kyoto in het Pajottenland, vergisting van (berm)maaisel Dennis Cardoen van Pro Natura presenteert een project dat in het Pajottenland is ontstaan vanuit een aantal lokale actoren die iets wilden realiseren door bottom-up en op verschillende terreinen te gaan experimenteren en werken: - zonne-energie en isolatie (infoavonden, samenaankopen) - windenergie (beste locaties opsporen en advies aan de overheid over het betrekken van de burgers - bio-energie: hout uit bosbeheer dat economisch moeilijk lag, gras (bermmaaisel van 9 gemeenten) - met een sociaal tewerkstellingsinitiatief eraan gekoppeld. Het pilootproject rond vergisting van gras heeft geleid tot de vergisting van 460 ton maaisel uit 9 gemeenten met als resultaat een besparing van 300 ton CO2 eq., Daaruit hebben de initiatiefnemers veel geleerd en de ervaringen hebben geleid tot twee nieuwe initiatieven die dit jaar gestart zijn. Het ene is een Europees project rond biogas uit bermgras en ander grasafval (‘Grass to biogas’). Het andere, een eerder technologisch project (‘Combine’), onderzoekt het verwerken van schraler gras. Een van de eerdere ervaringen leerde immers precies dat niet alle gras voor eender welke technologie een goede grondstof vormt.
VLM workshop ‘Kwaliteitsvolle ruimte voor hernieuwbare energie’ p. 14
Succesfactoren inventariseren De deelnemers kunnen elk twee cases kiezen en met de respectieve ‘eigenaar’ of ‘eigenares’ in twee ronden op zoek gaan naar de patronen en factoren die belangrijk of bepalend zijn gebleken voor succesvol werken rond duurzame energie binnen specifieke gebieden. Het tabelletje hieronder toont het aantal deelnemers dat bijdroeg tot het verkennen en uitdiepen van de gepresenteerde good practices. Case Houtkanten Bocholt Oogstbaar landschap, Winterswijk Windmolens Oost-Vlaanderen Coöperatieve aanpak Kyoto in het Pajottenland Sierteler Talpe, Wervik
1e ronde 10 9 6 6 5 5
2e ronde 11 7 8 5 6 4
totaal 21 16 14 11 11 9
Na twee rondjes van vragen en doorvragen, op zoek naar wat echt heeft gewerkt, gaan de deelnemers in vier groepen, en los of op een grotere afstand van de cases, hun inzichten bij elkaar leggen. Ze noteren hun inzichten op grote posters en presenteren die vervolgens aan de plenaire groep. We geven hier eerst de presentaties door de groepen weer, gevolgd door de letterlijke neerslag van de ingevulde posters (templates, flappen, op pagina 20)
Over de samenwerking met actoren wijst een groep op het feit dat een overheid uiteraard een langetermijnvisie moet ontwikkelen maar ook dat zich daarbij snel het probleem stelt van de juiste hoeveelheid regels: te veel is snel fnuikend en te weinig houdt het gevaar in van een wildgroei. Geen van beide situaties is echt wenselijk. Een andere actor is duidelijk de burger die een belangrijke rol moet krijgen en die zowel moet delen in de lusten als in de lasten. Allianties worden als zeer belangrijk ervaren, zeker met het oog op het draagvlak dat nodig is om te kunnen omgaan met de inherente risico’s en belemmeringen. Allianties leiden ook tot een bundeling van kennis.
VLM workshop ‘Kwaliteitsvolle ruimte voor hernieuwbare energie’ p. 15
Goede projecten zijn sterk in het erkennen van opportuniteiten: kansen, winstmogelijkheden. De projecten weten de kosten, economische en andere, te drukken. Vaak hebben ze bij de start ook extra stimulansen nodig. Subsidies zijn nochtans niet ideaal, maar tijdelijk blijven ze toch vaak noodzakelijk om van start te kunnen gaan. Qua duurzaamheid is het belangrijk om winsten (in de brede zin) te realiseren, ook op het vlak van werkgelegenheid, landbouw... Het is belangrijk om niet eng naar energie te kijken maar voor een ruime benadering te kiezen. Bovendien stopt het niet bij de projecten, zelfs niet technisch. Met de productie is bijvoorbeeld niet alles gezegd. Er is nadien ook altijd de kwestie van de distributie. Cruciaal is om alle actoren bij voorbaat te betrekken. Dat blijkt veel makkelijker en succesvoller dan achteraf te moeten informeren, remediëren, uitleggen, meetrekken, overtuigen... Een laatste succesfactor is de ruimte voor experiment: geef initiatieven kansen, laat ze desnoods falen, leer uit de tekorten. Het is dé weg naar vernieuwing. De tweede groep vond het interessant dat het coöperatieve model uitmunt in win-winsituaties. De financiële versie daarvan zal zeker gemeenten kunnen aanspreken, terwijl burgers misschien sneller gecharmeerd zijn door sociale win-winsituaties. Coöperatie impliceert ook samenwerking met allerhande actoren en dat gebeurt bij voorkeur zo vroeg mogelijk. Informatie en communicatie zijn belangrijk (onder meer om nimbyfenomenen te vermijden). Hoe je het verhaal brengt en het woordgebruik zijn andere cruciale aspecten van een goede communicatie. Technisch is het belangrijk om een evenwicht na te streven: biomassa en energie zijn maar één aspect. Men moet het hele plaatje willen zien. Biodiversiteit stelt bijvoorbeeld vaak eisen die niet zonder meer te verzoenen zijn met de productie van grondstoffen voor energie. De juiste keuze zal van gebied tot gebied verschillen. Belangrijk is ook om met een overheid te maken te krijgen die zich niet verkokerd of versnipperd opstelt, die continuïteit weet te garanderen ondanks het feit dat de politieke verantwoordelijken om de 4 of 6 jaar moeten herkozen worden, die communiceert rond hernieuwbare energie en reductie van het energieverbruik (onder meer door
VLM workshop ‘Kwaliteitsvolle ruimte voor hernieuwbare energie’ p. 16
nieuwe vormen van samenwonen), die op een verstandige manier subsidies weet in te zetten,… Het geïntegreerd, lokaal karakter in gesloten circuit van bepaalde projecten blijkt ook een succesfactor te zijn. En meer in het algemeen het gebiedsgericht lokaal werken en inzetten en valoriseren van potentieel. Van in het begin betrekken van zo veel mogelijk actoren (burgers en de lokale bevolking inbegrepen) is ook voor de volgende groep een duidelijke succesfactor. Extra voordelig blijkt daarbij een bestaand (lokaal) netwerk, waarmee men voorkomt van nul te moeten beginnen en dat men alleen nog moet uitbreiden. Het helpt altijd als men op een trekker voor het project kan rekenen. Langetermijnprojecten hebben een grotere kans op slagen. Ook de coöperatieve vorm biedt grotere garanties, omdat de rendementseis minder dwingend is dan bij ‘traditionele’ investeerders. Het helpt wel als ze ook delen in de lusten en zeker in de beginsituatie kunnen rekenen op subsidies. Technisch stellen zich bij veel projecten specifieke problemen, zoals de beschikbaarheid van aangepaste oogstmachines, bijvoorbeeld voor korte omloophout. In Vlaanderen is zo maar één machine, dicht bij de Franse grens, wat de kansen verhoogt voor projecten in de buurt, maar een probleem stelt voor alles wat zich verder verwijderd bevindt. Faciliterende maatregelen kunnen belangrijk zijn om bijvoorbeeld de aanlag van warmtenetwerken te vergemakkelijken. Zonder blijkt dat vanwege eigendomsrechten vaak moeilijk en in elk geval moeilijker dan pakweg bij de traditionele nutsvoorzieningen. Wetgeving, ruimtelijke ordening kunnen belangrijk zijn om duidelijkheid te creëren en daardoor de kans op welslagen te verhogen. De zekerheid van een constante aanvoer is een belangrijke troef, bijvoorbeeld voor biomassaprojecten. Die aanvoer en omgekeerd de afzet en de prijs moeten bij voorkeur op lange termijn gegarandeerd zijn. Een goed doordachte en geplande beheersvisie, lokale tewerkstelling en lokaal draagvlak en voldoende op gebiedsniveau bekijken zijn elementen die de kansen op welslagen van initiatieven vergroten. Kleinschalig, lokale energie valoriseren verruimt evenzeer het draagvlak. De laatste groep heeft aan het schema zelfs nog twee nieuwe bollen toegevoegd en benadrukt op uitdrukkelijke vraag de succesfactoren, waar het in deze ronde allemaal om draait. De planning, het ontwerp van een landschap, de ruimtelijke ordening kan van in dat prille stadium al de kansen verhogen. Om een duurzaam ontwerp te krijgen, is het zeker van belang om de factor ‘energie’ in een zo vroeg mogelijk stadium mee op te nemen. VLM workshop ‘Kwaliteitsvolle ruimte voor hernieuwbare energie’ p. 17
Aan de communicatie kan gerust een aparte bol besteed worden. Belangrijk is zeker om van meet af aan helder te zijn over de doelstellingen en transparant over het spreiden en herverdelen van de lasten en de lusten. Experimenteerruimte is ook voor deze groep belangrijk. Dat wil ook zeggen dat je bij voorkeur vangnetten voorziet voor het afdekken van risico’s: overheidsgaranties, green deals, flexibiliteit in de wetgeving, aanpassingsvermogen... De beschikbaarheid van machines en kennis (niet alleen technisch) vormt ook een onmiskenbare succesfactor.
VLM workshop ‘Kwaliteitsvolle ruimte voor hernieuwbare energie’ p. 18
De succesfactoren zoals ze op de posters genoteerd werden We sommen ook nog de suggesties op die we op de posters konden sprokkelen. De vraag luidde “Welke patronen en factoren dragen bij aan het succesvol aanwenden van de potentie aan hernieuwbare energie die binnen een specifiek gebied aanwezig is?” Voor de antwoorden waren volgende voorgedrukte categorieën bedacht: ‘duurzaamheid’, ‘economisch / businessmodel, samenwerking met actoren, omgaan met risico’s / belemmeringen, technisch’. Duurzaamheid Verdelen van lusten en lasten Maatschappelijke wins realiseren (bijvoorbeeld sociale tewerkstelling, verbrede landbouw) Over de grenzen heen kijken. Duurzaamheid is een noodzaak. Van afval naar productie (gesloten kringloop). Iedereen meerwaarde: natuur, landbouw(er), ... Lokale waarden creëren Lokaal potentieel gebruiken Producent en verbruiker: zelfvoorziend zijn. Permanent aanbod aan natuurlijke energiebronnen. Koppeling landschap en energie, erfgoed, lokale tewerkstelling, lokaal draagvlak. Op voldoende groot gebiedsniveau bekijken en werken. Starten vanaf bestaande, kleine initiatieven, voorbeeldprojecten. Kleinschalige, lokale energie gebruiken. Flexibiliteit om te exploiteren (biomassa). Hoe lokaal is lokaal? Hoe zit het met het transport van biomassa? Focus op waardecreatie op verschillende aspecten (win-win) Ladder van Lansink. Economisch / business model Opportuniteiten herkennen. Kosten drukken (alle, niet enkel economisch, ook de externe kosten). Incentives nodig bij de start. Moet economisch voordeel opleveren. Moet voor de betrokkenen ook een sociaal voordeel hebben, niet alleen financieel. Winst investeren in de lokale gemeenschap. Creatie van tewerkstelling. De winst blijft in het land.
VLM workshop ‘Kwaliteitsvolle ruimte voor hernieuwbare energie’ p. 19
Coöperatie: tevreden met laag rendement, lusten en lasten verdelen. Dat maakt deze structuur haalbaarder bij moeilijkere projecten Op termijn zelfbedruipend kunnen zijn. Kosten en baten goed verdeeld over de actoren. Biomassa: evenwicht tussen vraag en aanbod. Logistiek belangrijke uitdaging. Samenwerking met actoren Langetermijnvisie van de overheid nodig Veel of weinig regels, pro en contra van beide De burger een rol geven Allianties aangaan met anderen Coöperaties: hoe? Iedereen? Producent of consument? Niet te groot, niet te klein, ... Financieel? Of samenwerken? Als bewoner meewerken aan wat met de omgeving gebeurt. Kaders op elkaar afstemmen: Vlaams, provinciaal, gemeentelijk Een bestaand netwerk is altijd positief. Bij coöperatieven de lokale bevolking betrekken. DLG: initieel rechtstreekse partners betrekken. Trekker / enthousiasmeerder nodig Informatie geven Langetermijnovereenkomst maken. Gebruiken van bestaande samenwerkingsverbanden. Het vertrouwen tussen de partijen is belangrijk. Transparantie over lusten en lasten. Continue communicatie gedurende een helder planproces. Inspirerende persoon Nieuwe vormen: gebiedsgerichte coöperaties. Bottom-up-aanpak van de cases met het oog op het draagvlak. Omgaan met risico’s / belemmeringen Multidisciplinaire aanpak nodig Creativiteit in omgaan met ... Alle actoren al betrekken van bij de start VLM workshop ‘Kwaliteitsvolle ruimte voor hernieuwbare energie’ p. 20
Ruimte voor experiment aanwezig Draagvlak creëren bij de start De afhankelijkheid van subsidies. Het Vlaams beleid is versnipperd. Inzake windmolens ontbreekt de Vlaamse visie of komt ze op zijn minst te laat. NIMBY-fenomenen: men is het eens met het principe maar wil geen engagement nemen. Logistiek Ruimtelijke ordening: samenwonen (cohousing) wordt niet gepromoot. Kostprijs van de ruimte Politiek model Gebiedsgericht beleid. Food of biomassa. Communicatie met alle actoren (de verschillende beleidssectoren, de lokale bevolking,...) Opstartbudget / subsidies zijn noodzakelijk om van start te kunnen gaan. Wetgeving raakt makkelijk achterhaald. Het zou helpen als ze compatibel blijft met de evolutie in de hernieuwbare energie: ruimtelijke ordening, milieutechnisch, eigendomsrecht, stedenbouwkundige vergunning, kapvergunning.
Eigendomsrecht natuurlijke grondstoffen. Marktconforme sturing en sturing via de overheid Door de grote investeringen in installaties is zekerheid over een constante aanvoer zeer belangrijk. Langetermijnafspraken in verband met prijszetting. VLM workshop ‘Kwaliteitsvolle ruimte voor hernieuwbare energie’ p. 21
Overheidsgaranties in verband met financiering. Risico’s leggen bij de partijen die met deze risico’s het beste kunnen omgaan. Green deals: wegnemen van belemmerende wetgeving met betrekking tot concrete cases/ gebieden Garanties op een stabiel investeringsklimaat. Technisch De scope breder houden dan het pure project. Gebruik maken van wat er is voor oplossingen op maat, waar nodig aangevuld met ... Logistiek en praktisch haalbaar maken. Investeren in innovatie. Biomassa: oogstbare teelt is dit aanvaardbaar voor de natuur? Moeilijk evenwicht van rendabiliteit versus meerwaarde. Overgangsfase naar een biogebaseerde economie, vergisters zijn tijdelijk. Cases in buitenland bestuderen, modellen, iedereen zoekt mee. Het beleid is te veranderlijk. Het ontbreekt aan continuïteit. De aankoop van een oogstmachine voor korteomloophout. Via subsidies goede voorbeelden gebruiken, aankopen, ondersteunen. Verwerking snoeihout (kleinere massa). Een warmtenetwerk aanleggen (alle niet-nutsleidingen) is niet evident. Beschikbaarheid van de infrastructuur om machinaal de biomassa te oogsten + de bijbehorende kennis. Behoefte aan experimenten. Meer lowtech / bewustwording. Ook omzetting en opslag van energie. Sommige groepen creëerden extra ‘bollen’ voor de volgende clusters van succesfactoren Communicatie Woordgebruik is belangrijk. Alle actoren informeren, niets beloven, realisme. Eén geloofwaardig verhaal. Sensibiliseren rond energieverbruik. Geld als leitmotiv in plaats van de klimaatproblematiek. De mensen aanspreken in termen van hun portemonnee. Ruimtelijk ontwerp Oogstbaar landschap. Logistiek / mobiliteit. Welke vormen van biomassa? Tweede teelt. Inplanting / integratie. Energie in ontwerp vanaf het begin meenemen. VLM workshop ‘Kwaliteitsvolle ruimte voor hernieuwbare energie’ p. 22
Voorstelling van de VLM-cases De werkwijze voor de namiddag Na de middag presenteren enkele VLM-projectleiders (oorspronkelijk vier, door ziekte gereduceerd tot drie) een case uit het werkveld. Daarna gaan de deelnemers vanuit hun specifieke praktijk en competentie en op basis van wat ze deze morgen geleerd hebben de VLM-case-eigenaars bevragen en ondersteunen. Ze gebruiken daarbij de OASE-methode. OASE is een letterwoord dat staat voor: Onderzoek: de groep stelt louter informatieve vragen, ter verduidelijking, zonder daarbij een mening, positief of negatief te uiten. Affirmatie: de case-aanbrenger neemt positieve feedback binnen. Suggestie: de groep doet suggesties om de case nog beter, sterker, succesvoller te maken. Evaluatie: dit onthoud ik uit wat de groep mij heeft meegegeven.
VLM workshop ‘Kwaliteitsvolle ruimte voor hernieuwbare energie’ p. 23
Ruilverkavelingsprojecten in de Westhoek Johan Vulsteke belicht de specifieke situatie in de Westhoek, met vier ruilverkavelingen, grosso modo tussen Ieper en Veurne, en tussenin de IJzer. Woesten en Reninge zijn afgewerkt. Sint-Rijkers is ‘nuttig verklaard’ en in uitvoering, maar vooral nog in de fase van de tekentafel. Voor Pollinkhove zal de planvorming in de loop van 2013 starten. De doelstelling van de ruilverkaveling blijft het verbeteren van de externe agrarische productiefactoren door regelmatiger kavelvorming, betere ontsluiting, optimaliseren van het waterbeheer. Maar er zijn ook nevendoelstellingen: vooral versterken van natuur en landschap, maar ook ontwikkeling van het recreatief potentieel, preservatie van erfgoed en het integreren en milderen van de effecten van infrastructuurwerken, zoals in dit geval de N8. Uiteraard zijn er ook randvoorwaarden. Belangrijk vanuit het perspectief van de betrokkenen is dat de toedeling in overeenstemming is met hun inbreng aan gronden. Daarnaast gaat met het realiseren van die nevendoelstellingen een grondbehoefte gepaard, terwijl het arsenaal aan middelen om gronden te verwerven (recht van voorkoop, aankoop in der minne) beperkt is. Zeer belangrijk is ook het door de minister goedgekeurd structuurplan. In het geval van de ruilverkaveling Sint-Rijkers zullen er onder meer groenstructuren worden aangelegd langs de plateaurand, langsheen beken en als groenstroken langs wegen. Wel dient het aangeplante groen niet alleen energiedoelstellingen maar moet het bijvoorbeeld ook de biodiversiteit ten goede komen. De stroken langs beken zijn doorgaans multifunctioneel. Opgeteld zal alle groen samen een potentiële oppervlakte van zo’n 3,7 hectare vormen. Dat is vrij weinig in verhouding tot het totaal van 1.900 hectare. Hier is vanwege de gronddruk (verbreding van de N8, fietspaden, VLM workshop ‘Kwaliteitsvolle ruimte voor hernieuwbare energie’ p. 24
bermverbreding, archeologische sites, grazige bufferstroken, kleinschalige waterzuivering) evenwel gestreefd naar een maximale landschappelijke impact met een minimale grondinname. Van die groenstroken is dan ook nog maar een gedeelte echt geschikt voor de productie van biomassa. Op sommige plaatsen is het oogsten moeilijk en zoals gezegd moet ook voldaan worden aan de eisen op het vlak van biodiversiteit. Toch zou de opbrengst de behoefte moeten kunnen dekken van één à twee landbouwbedrijven met een middelmatige energievraag, zoals zeugenhouderijen. Conclusie: ruilverkaveling schept (beperkte) mogelijkheden voor hernieuwbare energie. Er is de mogelijkheid tot valorisatie van een bijproduct van het landschapsonderhoud en daarnaast draagt het concept van groenstroken bij tot efficiënt beheer: 1 eigenaar/beheerder (openbaar bestuur) = voordeel voor maken van afspraken Altijd gemakkelijk en efficiënt toegankelijk ofwel Toegang voor onderhoud geregeld via clausule erfdienstbaarheid van doorgang in akte aanpalende eigenaars. De ondersteuningsvraag van Johan Er is een overleg gestart tussen INAGRO en Regionaal Landschap met als doel om een praktijkproef op te zetten, om zo een zicht te krijgen op de opbrengsten en kosten van landschappelijke wilgen- en elzenaanplantingen, beheerd door Regionaal Landschap. Daarnaast zal worden nagegaan of er landbouwbedrijven in de omgeving zijn, die stoken op hout of interesse hebben hiervoor; en in een win-win mogelijk willen instaan voor het beheer van die nieuwe groenstroken. Bedenkingen zijn nog dat efficiënt machinaal oogsten van hout van landschappelijke aanplantingen grotere breedten/oppervlakten veronderstelt en dus grond van andere boeren. Hoe realiseer je een lokaal draagvlak voor een dergelijke aanpak? Kan de combinatie met korte omloophout, als teelt, op bedrijfsniveau een alternatief zijn (KOH, al dan niet gestimuleerd door de overheid), met als aanvulling zelf te oogsten hakselhout van landschappelijke beplantingen? En is hier, zoals we kunnen vermoeden, een groter lokaal draagvlak mogelijk?
VLM workshop ‘Kwaliteitsvolle ruimte voor hernieuwbare energie’ p. 25
Landinrichting Moubeek-Vloethemveld in Jabbeke Liesbeth Gellinck presenteert een tweede VLM-case. Het projectegebied van het landinrichtingsproject Moubeek-Vlouthemveld is relatief verstedelijkt met, verspreid tussen de bebouwing door: landbouwgebied, bossen, valleigebied... Een eerste visie voor het gebied is opgebouwd samen met de lokale besturen, met tal van actoren en met een aantal lokale burgers. De verwevenheid van functies is zeer sterk en dat biedt precies mogelijkheden voor alternatieve energie. Bij de landbouwbedrijven bevinden zich enkele grote energievragers, zoals glastuinbouwbedrijven die ook veel water verbruiken. De rundvleessector loopt wat terug, ten voordele van gemengde bedrijven en varkens. Over het algemeen zijn de bedrijven in transitie naar intensievere sectoren, met een grotere energievraag. Op allerhande terreinen geeft de VLM advies en nu wordt ze voor het eerst ook geconfronteerd met de vraag naar energie, in een gebied dat ter zake wel potentieel lijkt te bieden (een verstedelijkte regio met een sterke landbouw). De VLM wil mee op zoek naar mogelijkheden voor alternatieve energiewinning voor serres, met korte omloophout en het aanplanten van houtkanten, nabij dorpskernen, in het achterland van de haven.
Specifieke mogelijkheden zijn er ook. Zo verplicht de wet serrebedrijven om zich ‘landschappelijk in te kleden’. Maar misschien is het voor de bedrijven én voor de winning van biomassa wel efficiënter om dit te plannen als een serregebied met collectief en effiVLM workshop ‘Kwaliteitsvolle ruimte voor hernieuwbare energie’ p. 26
ciënter oogstbaar schermgroen. In relatie tot de gebiedsvisie spreekt het vanzelf om de open gebieden ook open te houden. De onderzoeksvraag van Liesbeth Welke mogelijkheden biedt dit specifieke landschap voor een transitie naar een duurzame(re) glastuinbouwcluster (inclusief hernieuwbare energie)? Wat is de goede aanpak en welke rol kan de VLM daarbij spelen?
VLM workshop ‘Kwaliteitsvolle ruimte voor hernieuwbare energie’ p. 27
De Cirkel, duurzaam landschapsbeheer in en om Jesseren Wim Vandenrijt presenteert het dienstoverschrijdend project ‘De Cirkel’ binnen VLM Limburg naar aanleiding van de ruilverkaveling Jesseren (tussen Borgloon en Kortessem in de provincie Limburg). Dat is een landschappelijk aantrekkelijk gebied dat daardoor ook nogal wat bezoekers genereert, maar die ook mee voor draagvlak kunnen zorgen. Vaak had men in het verleden de neiging om het beheer (in al zijn aspecten) na afloop van inrichtingsprojecten maar op zijn beloop te laten. Hier heeft men er bewust voor gekozen om van meet af aan ook na te denken over het uiteindelijke duurzame beheer. In totaal krijgen 350 op 1.800 hectare een landschaps- en natuurfunctie. Het gaat op zich al over relatief grote en nieuwe te beheren natuurgebieden. En daar komen nog wachtbekkens, erosiestroken, hoogstamboomgaarden, wandelpaden, speelzones bij. Al die beheersnoden wil de VLM er in kaart brengen en als geheel bekijken. Er zijn maar liefst drie terreinbeherende organisaties bezig en daarnaast zijn er nog heel veel verschillende actoren bij betrokken: • Natuur en Bos • Natuurpunt, Limburgs Landschap • De Boomgaardenstichting heeft een kantoor aan de rand van het gebied • Sociale economie: De Wroeter, De Alverberg liggen in of net buiten het bedrijf. • De landbouwers zijn de grootste gebruikers
VLM workshop ‘Kwaliteitsvolle ruimte voor hernieuwbare energie’ p. 28
• Het Regionaal landschap Haspengouw is zowat de overkoepelende organisatie • De provincie zal veel gronden overnemen na de ruilverkaveling. • De gemeenten Borgloon, Kortessem • en uiteraard de VLM Men wil met al die partners een soort van gebiedsoverleg op gang brengen en afspraken maken met het oog op het optimaal beheer achteraf. Men wil inzetten op lokale verankering. Er zijn middelen, er is veel knowhow. Er moeten zeker win-winsituaties mogelijk zijn. Alleen al in het kader van de duurzaamheid is het van belang dat het gebied zelf verantwoordelijkheid neemt in het beheer ervan. Het platform wil niet in de plaats treden van de natuurverenigingen maar op een hoger (gebieds)niveau gaan werken, bijvoorbeeld rond begrazingbeheer (met één kudde, met een rondtrekkende herder...). Zo bekeken kan de bijdrage van de VLM ook inhouden dat nieuwe thema’s aan bod komen, zoals energie. De ondersteuningsvraag van Wim De startvergadering van het project heeft pas plaatsgevonden. Zowat alles ligt dus nog open. Wat is in deze context een goede aanpak voor een op starten werkgroep ‘energie uit reststromen’? Hoe doen we dat, wie betrekken we, welke kennis/aanpak/… is reeds beschikbaar en waar, welke stappen moeten we zetten (inventarisaties, implicaties naar beheerplannen, …), wat zijn de kosten/batenaspecten (zowel naar de beheerders toe als potentiële afnemers), enz.
VLM workshop ‘Kwaliteitsvolle ruimte voor hernieuwbare energie’ p. 29
De ondersteuningsronde met de intervisiemethode Een neerslag van de groepsgesprekken Ruilverkavelingen Westhoek Positieve elementen (affirmatie) Er wordt in de ruilverkavelingen in de Westhoek aan hernieuwbare energie gedacht. Er wordt gezocht naar een betere financiële balans van het beheer en de valorisatie van het snoeihout. Er wordt van in het begin ook rekening gehouden met de minpunten (en niet als het te laat is). Er wordt gelet op het draagvlak bij de belangrijkste gebruiker van de open ruimte, zijnde de landbouw. Er wordt gedacht aan nazorg en beheer. Er wordt praktisch gedacht over beheer. De doordachte landschapsplanning op lange termijn en de diplomatie daar rond. De samenwerking tussen actoren in het gebied. De beheerders krijgen return (bij verkoop van houtsnippers). Het potentieel in agrarisch gebied in de Westhoek wordt verkend. Suggesties Op grotere schaal werken, ook bermen meenemen. En afspreken met de verschillende beheerders. Meer knowhow opbouwen rond technieken (bijvoorbeeld met bermmaaisel) en die knowhow ook verspreiden. IVVO (vergister in Ieper) is vragende partij voor haagscheersel. 100 tot 1.000 ton droge stof is ideaal voor een hout(snippers)project. BeauVent als trekker? Goed oogstbaar: ruimte voor oogstmachine. Denk verder dan één landbouwer. Voldoende grote, aaneengesloten stukken. Ook grotere bomen voorzien. Hout is een aparte stiel. Niet alleen focussen op houtige biomassa, ook graslanden zijn energetisch te valoriseren. Hou het lokaal. VLM als inrichter. Hoe ver gaan we in de daaropvolgende stappen? Visie op overdracht naar andere partners. Landinrichting Moebeek-Vloethemveld Positieve elementen (affirmatie): De gebiedsgerichte aanpak, al zijn er nog ontbrekende elementen. Verder kijken dan enkel verwerking van biomassa en de link met andere sectoren zoeken: de rentabiliteit schuilt in de combinatie van diverse factoren. VLM workshop ‘Kwaliteitsvolle ruimte voor hernieuwbare energie’ p. 30
Het samenbrengen van kennis en actoren (faciliteren en proces van streekontwikkeling ondersteunen). Werken met open vizier: een trekker is noodzakelijk en VLM kan die rol vervullen vanwege de gebiedsgerichte aanpak. Alle instrumenten inzetten om elke mogelijkheid te benutten: niet sectorieel werken. Werken op gunstige schaalgrootte, zodat diverse activiteiten aanwezig zijn en een goed vraag en aanbod. Er is al heel wat contact met diverse doelgroepen en gewerkt aan draagvlak voor het project. Nog niet alles ligt vast, er zijn nog niet voor alle aspecten definitieve keuzen gemaakt. Diverse partners zoeken een oplossing, bijvoorbeeld bedrijven, nieuwbouw van een ziekenhuis, glastuinbouwbedrijven. Aanwezigheid van steden met veel verschillende mensen, onderzoeksinstellingen, recreanten, mensen op zoek naar duurzaamheid, stedenbeleid en middelen. Ondernemingszin. Nog geen weerstand tegen de plannen (nog geen communicatiefout). Suggesties: Nog geen identiteit en weinig samenhang: op zoek naar ‘identity’ en aanvullend logo en stijl. Instappen in project ICW, Integrated Wetlands, een Europees project omtrent extensieve waterzuivering. Het gaat om gebiedsinrichting voor waterkwaliteit en lokale waterbuffering en betreft een Ierse technologie. (cfr. Johan Debeule). De case kan mogelijk opgenomen worden als proefproject in het Europees project. De methode is ook geschikt voor wachtbekkens en knijpconstructies. Alle warmtevragers (ziekenhuis, scholen, ..) in het gebied en nabijgelegen kernen/steden in kaart brengen. De beschikbare hoeveelheid biomassa in kaart brengen, met de potentie voor restwarmte uit landbouw, uit bermmaaisel gemeenten, uit Vloethemveld (ANB-domein). Inspelen op de mestverwerkers of vergisters in het gebied en nagaan welke aanvragen er momenteel zijn. Overleggen met de intercommunale: nagaan of gft al dan niet afzonderlijk wordt ingezameld, en redenen nagaan. Bij afzonderlijke gft-ophaling zijn er mogelijkheden voor biogas. Nagaan waar er potenties zijn voor verweving van functies, bijvoorbeeld wateropslag en overstroming, natuurdoelstellingen en energie. Nodige mensen samenbrengen als facilitator in een platform: overheid, bedrijven, burgers. Zij kunnen nadenken over de mogelijkheden van alternatieve energie in het gebied, hun kennis delen en informatie uitwisselen. Met de VLM als facilitator kan een hefboomwerking voor de alternatieve energie worden opgezet. Te contacteren instanties: Inagro, DAEB, POM West-Vlaanderen, Bosgroep Houtland, Regionaal Landschap Houtland, innovatiesteunpunt Vlaanderen, Ode Vlaanderen (restwarmte uit biogas), Pro Natura, ODE. DAEB: dienst van de overheid die proefprojecten ondersteunt via PPS-structuur, bijvoorbeeld verbrede landbouw (afval naar vergister) of project sociale economie. Kansen subsidies voor CO2-neutrale bedrijventerreinen nagaan. Thematisch werken
VLM workshop ‘Kwaliteitsvolle ruimte voor hernieuwbare energie’ p. 31
Instandhoudingsdoelen benutten door biomassa te gebruiken voor energie. Er werd verwezen naar een voorbeeld uit Italië waar hout door particulieren wordt geoogst in moeilijk bereikbare bossen. Die particulieren doen ook de aanvoer naar de versnipperaar. Na de verwerking tot houten chips ontvangt de particulier de snippers voor zijn verbranding. Werken met vrijwilligers om aan bos- en houtbeheer te doen (Regionale Landschappen). De Cirkel – groep 1 Positieve elementen (affirmatie) Er wordt reeds nagedacht over hernieuwbare energie in de planfase van een project. Betrokken partijen die reeds werkzaam zijn in het gebied worden hiervoor erkend. De titel van het project (de Cirkel) geeft aan dat het hele proces wordt meegenomen: de cirkel wordt rond gemaakt. Het financieringsaspect wordt reeds op voorhand bekeken. De landbouwsector wordt mee betrokken. Er worden winsten gezocht over de sectoren heen en dit op lange termijn. De aanwezige knowhow wordt benut. Reeds bestaande landschapselementen worden gecombineerd met nieuwe. Benutting van laagwaardigere gronden. Nuttig gebruik van ‘afvalhout’. Link met sociale tewerkstelling wordt gemaakt. Suggesties Bosgroepen betrekken in het project (hoeveel bos is er aanwezig in het gebied). Maak een inventaris van mogelijke afnemers voor biomassa. Zijn er andere (hoogwaardigere) toepassing mogelijk voor het hout uit beheer? Bijvoorbeeld kisten maken voor de fruitteelt, constructiepanelen maken, … Mogelijkheden voor inschakeling sociale tewerkstelling? Kijk wat meer buiten de grenzen van de ruilverkaveling. Schept dit andere randvoorwaarden? Maak op tijd een kostenbatenanalyse. Verkoop van brandhout enkel aan mensen met een hoogrendementskachel (cfr. Flamme verte). Energievoorziening voor adsorptiekoeling voor frigo’s van de fruitbedrijven? Kan het bermmaaisel in het gebied gebruikt worden in (een) naburige vergister(s)? Er is ook een passieve valorisatie mogelijk met betrekking tot biodiversiteit, door na de beheerswerken een houtfractie achter te laten. Onderzoek of er andere potenties qua hernieuwbare energie mogelijk zijn in het gebied. Inventariseer de interesse bij scholen, jeugdbewegingen, kampplaatsen, … Idee voor een houtmarkt: een centrale verzamelplaats van waaruit hout in verschillende vorm kan verdeeld worden. De burgers nog meer betrekken bij het project bijvoorbeeld door het oprichten van een coöperatie van burgers die de verdeling van hout uit beheerswerken op zich neemt Excursie naar Bocholt, met landbouwers op bezoek bij een collega die hakselhout gebruikt. VLM workshop ‘Kwaliteitsvolle ruimte voor hernieuwbare energie’ p. 32
Inzetten op lokale sensibilisering: het project zichtbaar maken, oragniseren van excursies naar lopende initiatieven om het draagvlak te vergroten en aan drempelverlaging te doen (concretisering en sfeerschepping). Steek energie in de zoektocht naar subsidies & financiering. Uitwisselen van machines met andere initiatieven. Geef de jeugd een rol (educatie, recreatie, …). Leg ook de klemtoon op energie-efficiëntie, het terugdringen van het energieverbruik.
De Cirkel – groep 2 Affirmatie Het landschap is divers, kansrijk, aantrekkelijk, een basis voor mobilisatie. Veel ruimte om het proces nog vorm te geven. Denken in kansen in plaats van in problemen.
VLM workshop ‘Kwaliteitsvolle ruimte voor hernieuwbare energie’ p. 33
Bereidwilligheid van de actoren om mee te denken en te vernieuwen (bijvoorbeeld energie). Een krachtige inrichting staat op korte termijn op de planken. Erosiebestrijding als kans. Ondernemerschap is aanwezig. Er zijn belangen op het spel (output van de inrichting). Suggesties Analyse van de vraag naar energie en het aanbod aan biomassa. Noodzakelijke voorwaarden zijn een goede kennis van het gebied en technische expertise op het vlak van vraag en aanbod, plus de verbinding daartussen (die in opbouw is bij Inverde) Deze groep stelt ook een denkwijze voor die niet in analyses blijft hangen maar meteen aan het uittesten gaat en daarbij voortdurend in beweging blijft tussen wij (samenwerking, draagvlak, proces), zij (tijdsgeest, urgentie, kansen, analyse), ik (visie, reflectie, verbeelding) en het (planning, business case, verdienmodellen).
VLM workshop ‘Kwaliteitsvolle ruimte voor hernieuwbare energie’ p. 34
Terugkoppelen naar de kernelementen van de VLM-visie In de plenaire zaal hangen de slides met de visie van de VLM op grote A0-posters geprint tegen de muur. De deelnemers krijgen nu nog even de tijd om vanuit hun achtergrond of vanuit de inzichten die vandaag zijn ontstaan en ontwikkeld commentaar te geven op de visie van VLM, zoals die aan het begin van de dag werd uiteengezet. Ze noteren hun ideeën op grote post-its van verschillende kleur. Groen voor de sterke elementen die de VLM nu al met succes aanpakt en moet blijven ter harte nemen. Oranje voor wat beter kan, meer of minder moet of nuancering behoeft Rood voor waar de VLM beter niet op in zet vanwege een gebrek aan relevantie. Wat volgt is een verwerking van de plenaire presentatie en van de achtergelaten post-its. We beginnen bij de tips uit het groene bereik. • De VLM werkt op streekniveau, gebiedsgericht en geïntegreerd. Ze mag resoluut lokaal blijven werken. Dat is haar grote sterkte. Ze heeft een waaier aan mogelijkheden om streekidentiteit te ontwikkelen. Een bijkomend positief aspect is dat ze in een heel vroeg stadium heel breed kan gaan werken. De VLM is bovendien onafhankelijk en kan daarom de belangen van alle partijen in kaart brengen. Ze faciliteert daarbij het overleg en het vormen van associaties tussen en over alle niveaus heen. • Dat de VLM mee het voortouw neemt op het vlak van duurzame energie is zonder meer positief en ze mag daar zeker verder op blijven inzetten. • Positieve aspecten van de werking van de VLM zijn ook de gemeentegrensoverschrijdende fiets- en wandelverbindingen en het verminderen van het landbouwverkeer in het kader van ruilverkavelingen. • Biomassa is heel kansrijk binnen de gebiedsgerichte werking van de VLM. • De stakeholderbevraging vandaag op Vlaams niveau mag gerust een vervolg krijgen op streekniveau. • De VLM moet erover waken dat ze aandacht blijft hebben voor alle functies van het landschap. • Dat de VLM zich bezighoudt VLM workshop ‘Kwaliteitsvolle ruimte voor hernieuwbare energie’ p. 35
met landinrichting is logisch. Ze moet echter niet zelf molens gaan (ver)bouwen maar een begeleidende rol opnemen. • De VLM doet goed werk op het vlak van procesbegeleiding en mag ook haar trekkersrol blijven vervullen. • De VLM doet er goed aan om mee beheersstructuren op poten te zetten (cfr. De Cirkel). • We zien ze ook graag haar inventariseringswerk voortzetten, ook wat betreft het verkennen en in kaart brengen van potenties. • De VLM levert op veel terreinen uitstekend werk: breed kijken naar mogelijkheden, een groter schaalniveau nastreven, een breed en ingrijpend instrumentarium inzetten, resultaat behalen in gebieden met een hoge complexiteit. Bij de volgende reeks zitten behalve de oranje ingediende post-its ook de ‘ja, maar’reacties, die nog vaak groen zijn maar al neigen naar oranje. • Akkoord met het valoriseren van biomassa uit groenbeheer, maar daar meteen aan gekoppeld de twijfel of dat wel overal moet. Het multifunctioneel karakter van de infrastructuur is belangrijk. Ook biodiversiteit moet zijn plaats blijven krijgen. Groen kan ook hoogwaardiger doelen hebben dan energieverbruik. Misschien kunnen er ook duurzamere bomen geplant worden die er langer staan en dus voor biodiversiteit zorgen maar uiteindelijk ook bouwhout opleveren. Hou ook rekening met de plek. • De VLM mag gerust aan de politiek een veel duidelijker signaal geven: het wordt tijd om meer ambitie voor hernieuwbare energie aan de dag te leggen. • De VLM moet niet in elk gebied biomassa valoriseren. Ze moet prioriteiten leggen afhankelijk van het gebied. Soms moet biodiversiteit primeren boven biomassa. Bovendien is er ook niet-technologische valorisatie van biomassa, in ecosysteemdiensten bijvoorbeeld. Laat biomassa ook passief zijn. Hoogtechnologische oplossingen zijn soms kwetsbaar. • Monitoring en evaluatie van het beheer achteraf behoren tot de domeinen die nog te veel verwaarloosd worden. De VLM moet, in het kader van het sluiten van kringlopen, nadrukkelijk het natraject mee opnemen in haar benadering: de overdracht, de oprichting van een coöperatieve, enz. ... • De VLM moet als facilitator optreden en waar de praktijkkennis ontbreekt via allianties met kennisorganisaties de nodige expertise en knowhow verzamelen en bundelen. Inagro, UGent, DLV, Pronatura zijn al bezig met kennisopbouw. • Ze moet niet zozeer nog meer studiewerk verrichten maar veeleer de handen uit de mouwen gaan steken. • de VLM en ANB moeten dringend met elkaar rond de tafel gaan zitten. VLM workshop ‘Kwaliteitsvolle ruimte voor hernieuwbare energie’ p. 36
• Ook inzake energie moeten de doelstellingen per traject vooraf duidelijk gesteld worden. Nu is dat het geval bij andere ingrepen maar niet consequent bij energie. • De VLM moet meer op recreatie inzetten en op win-win. • De VLM kan de lokale stakeholders nog beter betrekken, met meer aandacht voor het streekeigen karakter en de visie die leeft in de streek. • De indruk kan momenteel ontstaan dat biomassa een secundaire doelstelling is. De VLM mag hier gerust nog sterker op inzetten. • De VLM moet in projecten en samenwerkingsverbanden stappen met partners als IEE en GR3 (Grass as a Green Gas Resource), ESF CO4Energy, Interreg COMBINE... • De VLM mag meer aandacht hebben voor de coöperatieve aanpak en voor burenparticipatie. • De VLM moet ook werken rond rechtszekerheid in het kader van biomassa en biodiversiteit. • Doordachte gebiedsvisies zijn cruciaal. • Wind voor gemeenschap. We vinden het fijn dat de VLM zich wil bezighouden met de ontwikkeling van windparken en we wensen haar daar ook veel succes mee. • Opstalrechten herverdelen via ruilverkavelingen. Op de rode post-its vonden we • Oplaadpunten voor elektrische fietsen zijn een goede zaak maar geen taak voor de VLM. De VLM moet zich ook niet bezighouden met aspecten die tot het domein van onroerend erfgoed behoren, zoals bijvoorbeeld watermolens, waar sowieso al twijfels bestaan bij de energieopwekking. • Zonne-energie kan ze ook laten liggen. Dat is geen specifieke taak voor de VLM. Dat komt in orde onder impuls van Vlaanderen en de betere architect. • De economische invulling is nog niet of onvoldoende aanwezig in de projecten. • De VLM moet zich de vraag stellen of het gewenste beheer wel functioneel is.
VLM workshop ‘Kwaliteitsvolle ruimte voor hernieuwbare energie’ p. 37
Een heel snelle evaluatie Bert Barla dankt de deelnemers voor de interesse, betrokkenheid en het gepresteerde werk. De workshop heeft een goede basis gelegd om te werken rond hernieuwbare energie binnen gebiedsinrichting. Er zal verder moeten worden ingezet op het uitdiepen en concretiseren van de mogelijkheden en kansen in de concrete projecten van de VLM. Dit uiteraard in partnerschap met relevante actoren, zoals vandaag aanwezig. Nu is een goed tijdstip om alles eens te laten bezinken en te kijken welke ambities in welke projecten een nieuwe benadering verdienen. Tot slot mochten de deelnemers voor één keer de volzinnen achterwege laten en in zo kort mogelijke bewoordingen hun eindimpressie samengebald weergeven. We laten ze net zo kort aan het woord als op 2 juli: Hernieuwbare energie is positief Nieuwe inzichten Goed begonnen maar nog niet lang bezig Keuzes Ambitie Goede start Werk van lange adem Nieuwe periode in het Vlaamse landschap De eerste stap is gezet. Samenwerking Goede sfeer Inspirerende discussies Opportuniteiten En de man met het laatste woord: ... ‘trein halen’ kreeg daarvoor zelfs applaus!
VLM workshop ‘Kwaliteitsvolle ruimte voor hernieuwbare energie’ p. 38
Aanbevelingen voor het IPO Gedurende de hele dag konden de deelnemers ook hun invallen aan het adres van het IPO kwijt op speciale fiches die overal ter beschikking lagen. Daarop de onderstaande vraag en ruimte voor ideeën.
Waar moet het IPO (via haar instrumentarium van beleidsadvies, studies, pilootprojecten, studiedagen,…) mee aan de slag? Als je/jullie in de loop van de dag, tijdens de gesprekken en discussies, stoten op kansen/knelpunten die niet (onmiddellijk) binnen het kader van een project kunnen benut of opgelost worden, maar die een breder (beleidsdomeinoverschrijdend) kader en handelen vergen, geef dan hieronder een beknopte omschrijving van dit aspect. In totaal werden 18 fiches ingevuld, vaak met verschillende ideeën op dezelfde fiche. Overzicht ideeën: In het buitenland worden hernieuwbare energie-installaties beschouwd/gedefinieerd als ‘landbouwactiviteit’. Dat zorgt ervoor dat zonneenergie, windenergie en bio-energie aanvaard worden binnen de bestemming van agrarisch gebied => niet afbouwen van windenergie in landbouwgebied. Onderzoek naar verwevenheid van windprojecten met andere activiteiten. Voor bijvoorbeeld suikerbieten is er een meer centrale coördinatie van de verwerking. Bij grasmaaisel is dit onbestaande, maar in het kader van transitie naar een meer biogebaseerde economie zou dit best wel onderzocht worden. Vlaams kader voor windmolens herzien en afstemmen op provinciale gebiedsvisies. De verhouding tussen overheid en initiatiefnemers verduidelijken om wederzijds vertrouwen te wekken en uitwerken van PPS-projecten Nood aan een breder ruimtelijk kader voor hernieuwbare energie Nood aan een Vlaams/nationaal kader/decreet dat x % burgerparticipatie oplegt bij de bouw van een windturbine of andere vormen van hernieuwbare energie Drang naar controle zorgt voor te veel en complexe regelgeving. Daarom evolueren naar systeem van regelgeving en controle en sanctionering dat meer is gebaseerd op de ‘geest’ en niet de letter van de wet. Alles is toch niet te bevatten, teveel regels fnuiken de innovatie. Totaalvisie (groene elektriciteit, groene warmte en restwarmte, …) maximaal en optimaal inzetten in een gebied met afstemming van alle beleidsdomeinen. Energie = laatste stap, andere valorisatie integreren in beleid. Energie voor en door de gemeenschap.
VLM workshop ‘Kwaliteitsvolle ruimte voor hernieuwbare energie’ p. 39
Flexibiliteit => niet alles in regelgeving vastleggen, werkt nefast (voorbeeld: kleine landschapselementen) Houthaksel als bron voor WKK en warmtenet gekoppeld aan passiefschool Rood-sur-Sûre in Groothertogdom Luxemburg Erkenning van het digestaat (restproduct) van biomassa vergisting als ‘officiële’ meststof (ter bevordering van de concurrentie ten opzichte van kunstmest) Faciliteren om een duurzaam wagonnetje te hangen aan bestaande initiatieven. Pas biomassa ook toe als materiaal: hout of plantaardige vezels (isolatie) zouden toegepast in de bouw een decennialange CO2-sink uitmaken. Zo maakt Le Chênelet Frankrijk (chenelet.org) paletten en houten bouwonderdelen voor de bouw van sociale lage-energiewoningen, mooie extra activiteit voor sociale tewerkstellingsproject naar duurzame landbouw Wetgevend kader voor hernieuwbare energie dat sturend is maar niet restrictief => concrete complexe cases die niet belemmerd worden door complexe regelgeving + aanpasbaarheid aan nieuwe technologieën Verbeteren van de luchtkwaliteit, in het bijzonder op vlak van fijn stof, door het promoten van efficiënte houtkachels en het ontraden/verbieden(?) van inefficiente toestellen. Cfr. het Franse label: Flamme Verte. Werken aan de definitie van afval: nuttig gebruik van afval als grondstof of brandstof mogelijk maken Ladder van Lansink ook toepassen op primaire materialen. Biomassa eerst als grondstof/materiaal dan pas als energiebron. Visie over lange termijn + stimulerend beleid om missie/visie te realiseren + soepel om in te spelen op technologische vernieuwing en opportuniteiten Vlaamse overheid moet juridische duidelijkheid brengen omtrent korteomloophout en daarbij het onderscheid duidelijk maken met houtkanten en hakhoutbeheer (cfr. natuurdecreet) Opname van korteomloophout in wetgeving zoals veldwetboek, pachtwet, natuurdecreet, landschapsdecreet. Afstemming Vlaams Besluit Bermbeheerplannen aan potenties voor vergisting van bermmaaisel (in het kader van logistieke aspecten)
VLM workshop ‘Kwaliteitsvolle ruimte voor hernieuwbare energie’ p. 40
Biomassa uit houtkanten: overheid (bijvoorbeeld VLM) dient dé eigenaar te worden van houtkanten in het buitengebied. Dit zou het beheer economisch veel interessanter maken. Idem voor windmolens. Post-it geschreven tijdens terugkoppeling naar visie VLM (laatste sessie): “IPO nog meer op inzetten (binnenlands bestuur moet meer in de picture komen): meer gewicht krijgen, reeds goede thema’s maar meer zichtbaar”
VLM workshop ‘Kwaliteitsvolle ruimte voor hernieuwbare energie’ p. 41
Deelnemers Anke Hermans Ann-Sophie Debergh Axel Verachtert Bart Boeraeve Bart Hedebouw Bart Ryckaert Bert Barla Bert Geeraerts Bram Pauwels Carla Roghair Cecile Bauwens David Michiels Dennis Cardoen Dieter Hoet Dirk Knapen Dirk Vansintjan Eddy Vermeerbergen Els Abts Emma Desemdt Filip Lagiewka Frederik Lerouge Greet Aernoudt Griet Celen Guy Engelen Inge Goessens Joachim D'eigens Johan Debeule Johan Vulsteke Karel Derveaux Kathleen Bervoets Kathy Van Gampelaere Koen Trappeniers Kristien Lefeber Liesbeth Gellinck Lieven Lavrysen Luk Vanrespaille Miet Van Dael Moira Callens Peter Vleugels Philippe De Keyser Pieter Verdonckt Samanta Delafaille Sigrid Janssen
Milieudienst stad Gent Vlaamse Landmaatschappij Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Gebiedsgerichte werking Westhoek Vlaams Energie Agentschap Inagro Vlaamse Landmaatschappij Inverde Beauvent Dienst Landelijk Gebied Vlaamse Landmaatschappij Provincie Limburg Pro Natura vzw Westhoekoverleg Rescoop Ecopower Vlaamse Landmaatschappij Vlaamse Landmaatschappij Vlaamse Windenergie Associatie Omgeving cvba KU Leuven Agentschap voor Overheidspersoneel Vlaamse Landmaatschappij VITO Innovatiesteunpunt Provincie West-Vlaanderen Pro Natura vzw Vlaamse Landmaatschappij Ecopower Agrobeheercentrum Ruimte Vlaanderen Vlaamse Landmaatschappij Provincie Limburg Vlaamse Landmaatschappij Vlaamse Landmaatschappij Levuur Universiteit Hasselt Provincie Oost-Vlaanderen Vlaamse Landmaatschappij Vlaamse Landmaatschappij Inagro Vlaamse Landmaatschappij Provincie Limburg
VLM workshop ‘Kwaliteitsvolle ruimte voor hernieuwbare energie’ p. 42
Stan Forier Stef Steyaert Steven Heyde Sylvie Fossele Tom De Moor Tom De Visschere Veerle Geerts Viooltje Lebuf Willy Verbeke Wim Vandenrijt
Vlaamse Landmaatschappij Levuur Hogeschool Gent Vlaamse Landmaatschappij Vlaams Energiebedrijf Provincie West-Vlaanderen Levuur VCM-mestverwerking Inverde Vlaamse Landmaatschappij
VLM workshop ‘Kwaliteitsvolle ruimte voor hernieuwbare energie’ p. 43