56 | Wonderen anno nu Dit artikel is geschreven ter voorbereiding op de lezing van dr. H.J. Agteresch, die 14 april 2016 Deo Volente zal worden uitgesproken. De lezing draagt de titel “Ik zal gedenken Uw wonderen van ouds her” en zal gaan over wonderen in de Naam van Christus.
Wonderen anno nu “Universiteit Maastricht in de ban van ‘goddelijke genezing’”, zo luidt de titel boven het artikel van het dagblad Trouw op 25 februari 2013. Een christelijke hoogleraar preventieve geneeskunde van de Universiteit Maastricht vertelt over een wonder wat hij zelf met eigen ogen heeft zien gebeuren. Dit wonder, namelijk het aangroeien van een stuk been, zorgt voor nogal wat commotie onder zijn collega’s en op de Universiteit van Maastricht. De universiteit kwam met het volgende statement en daarmee was de kous afgedaan: “Dit valt onder zijn persoonlijke geloofsbeleving. Zolang die geen consequenties heeft voor zijn wetenschappelijk functioneren hebben wij daar niet zoveel mee te maken” (Trouw, 2013). In dit voorbereidingsartikel zal er allereerst worden ingegaan op de definitie van een wonder. Daarnaast zal de plaats van wonderen in de Bijbel worden bekeken en tot slot de plaats van wonderen in onze huidige tijd. Tekst: Labrinus van Manen Betekenis van het begrip wonder In het verleden is er veel geschreven en gesproken over het ontstaan en plaatsvinden van wonderen. Zo hebben veel filosofen zich hierover gebogen en één daarvan was de Schotse verlichtingsfilosoof uit de achttiende eeuw, David Hume (1711-1776). Centraal in zijn filosofie staat zijn onderverdeling van de perceptie van de geest. Hij verdeelt de perceptie van een mens in twee soorten, namelijk in ideeën (thougths and ideas) en indrukken (impressions). Het verschil hiertussen is dat de indrukken als het ware levendiger zijn en we ons daar meer bewust van zijn. Een voorbeeld daarvan zijn emoties. Door verschillende indrukken samen te voegen, kan er een samengesteld en verkeerd idee gevormd
worden: “simple ideas are not always, in every instance, derived from the correspondent impressions” (Hume, 2015). Denk bijvoorbeeld aan het uiterlijk van fictieve, mythische dieren. Deze bestonden vaak uit samengestelde eigenschappen van andere dieren. We moeten dus volgens Hume niet onze gedachten de gang laten gaan, maar empirisch te werk gaan. In zijn boek An Enquiry Concerning Human Understanding heeft hij een hoofdstuk aan het onderwerp wonderen gewijd. Hij omschrijft een wonder als een schending van de natuurwetten (Hume, 2015). Het Van Dale Woordenboek geeft een iets andere betekenis: “door of met hulp van God verrichte handeling die de natuurkrachten te boven gaat” (Van Dale, 2015). Vaak wordt echter het woordje wonder ook in een meer subjectieve zin gebruikt om duidelijk te maken dat iets wat je niet verwacht toch wel plaatsgevonden heeft. Dit gaat dan niet tegen de natuurwetten in. Deze betekenis wordt in de bovenstaande definities en in dit voorbereidingsartikel buiten beschouwing gelaten. Een wonder definiëren als een schending van de natuurwetten heeft nogal grote gevolgen. Immers als de natuurwetten waar zijn, dan kunnen er geen wonderen plaatsvinden. De natuurwetten zijn geen oorzaak van een gebeurtenis, maar zijn vooral verklarend of beschrijvend. Door een bovennatuurlijke kracht wordt er een nieuwe factor toegevoegd, waardoor de berekening in overeenstemming met de natuurwetten niet meer klopt. Dit noemen we dan een wonder (Lewis, 2007). Een ander bezwaar tegen de definitie van Hume is dat hij een wonder definieert als een nogal dynamisch begrip. Door de wetenschap kunnen we
Voorbereidingsartikel lezing dr. H.J. Agteresch | 57
steeds meer verklaren en zijn er bepaalde zaken die vroeger als een wonder gezien werden, omdat ze in strijd waren met de natuurwetten die toen bekend waren, nu niet meer wonderlijk. Denk maar aan het verschijnsel van de zonsverduistering. Dat betekent tegelijkertijd dat we er vanuit moeten gaan dat we nu alles van de natuurwetten weten, als we Hume's definitie handhaven. Dat is echter niet het geval, want telkens worden er weer nieuwe ontdekkingen gedaan. In hoeverre is een wonder dan tijdsgebonden? Waarschijnlijkheid van een wonder Hume concludeert verder in het eerste gedeelte van zijn betoog dat geen getuigenis van een wonder voldoende is om een wonder vast te stellen, tenzij dat de getuigenis van dien aard is dat een leugen een groter wonder zou zijn dan het feit dat zij probeert vast te stellen. En zelfs dan is er nog sprake van argumenten die elkaar tegenspreken. Dus eenvoudigweg gezegd is de kans dat het een wonder is veel kleiner dan een kans dat het geen wonder is, dus is het niet redelijk om in wonderen te geloven. Ook het empirisme komt in zijn argumentatie duidelijk naar voren: “A wise man, therefore, proportions his belief to the evidence” (Hume, 2015). Het is belangrijk om te realiseren dat meestal het enige bewijs van bijvoorbeeld een wonder in de tijd van Hume een ooggetuigenverslag was en dat hij dat in twijfel trekt. Vaak zijn de verslagen van ooggetuigen niet nauwkeurig en soms hebben ze er zelfs voordeel bij. Daarnaast zijn de verhalen over wonderen vaak een hele tijd geleden, dus niet meer te bewijzen, en vooral te vinden bij barbaarse (lees: onderontwikkelde) volksstammen. Met deze ervaring bedoelt Hume dat wij als mensen ervaring hebben die tegen het bestaan van wonderen pleit, anders zouden we het geen wonderen noemen. Dus zullen er in de toekomst ook geen wonderen plaatsvinden. Maar dat wil niet zeggen dat Hume totaal niet in wonderen gelooft, want als het bewijs door veel verschillende mensen wordt aangeleverd en het verhaal overeenkomt, dan zou het misschien wel aannemelijk
kunnen zijn. Concluderend zegt Hume dat er enerzijds bewijs voor een wonder moet zijn, maar dat bewijs pleit tegen het bestaan van wonderen. Anderzijds moet de kans op een wonder afgewogen worden. Het is echter altijd waarschijnlijker dat het geen wonder is dan dat het wel een wonder is. Dat laatste wordt in onze tijd ook nog veel gebruikt in de statistiek en staat bekend als de a priori kans. Het is echter de vraag in hoeverre Hume’s argumentatie juist is. Hij gaat er van uit dat het vaker niet juist is als mensen een wonder meegemaakt hebben dan dat het een echt wonder is. Maar stel dat een betrouwbaar iemand iets vertelt over een wonder, dan is er geen reden om te geloven dat deze persoon nu niet betrouwbaar is. De kans om een naald te vinden in een hooiberg is ook heel erg klein, maar als een betrouwbaar persoon vertelt dat hij er één heeft gezien, heeft het geen zin om te speculeren over de kleine kans op het vinden van een naald in een hooiberg. Het blijkt dus heel goed mogelijk om redelijkerwijs de getuigenis van iemand over een wonder te aanvaarden (Paas en Peels, 2015). Wonderen in de Bijbel Vooral in het Nieuwe Testament (N.T.) worden er door Christus en ook zijn discipelen veel wonderen verricht. In het Oude Testament worden er vooral tijdens de uittocht van het volk Israël veel wonderen en tekenen aan het volk Israël gegeven, maar denk ook aan de wonderen tijdens de tijd van de profeten. Dit alles wijst ons er op dat God een bedoeling heeft met een wonder en dat het volk niet zomaar in het wonderlijke moet blijven hangen: het wees heen naar de almacht en betrokkenheid van God. Het verschil met sprookjes of mythen is dat de wonderen uit de Bijbel (met name in het N.T.) laten zien dat Christus, die op aarde gekomen is, God is. De wonderen die Christus verricht heeft, kunnen op verschillende manieren ingedeeld worden. Lewis gebruikt de volgende indeling (2007): 1) Vruchtbaarheidswonderen: veranderen van water in wijn op de
58 | Wonderen anno nu
bruiloft te Kana en de twee gevallen van wonderbare spijziging; 2) genezingswonderen: diverse genezingswonderen, zoals de genezing van de blindgeborene; 3) vernietigingswonderen: verdorring van de vijgenboom; 4) wonderen van heerschappij over het anorganische: onder andere het stillen van de storm; 5) omkeringswonderen: opwekken van doden; 6) wonderen van vervolmaking of verheerlijking: opstanding en hemelvaart van Christus. Naast Christus deden ook Zijn discipelen verschillende wonderen. Denk maar aan Petrus en Johannes die een kreupele man genazen. Christus zelf voorzegt dat Zijn discipelen en volgelingen wonderen zullen verrichten: “En degenen, die geloofd zullen hebben, zullen deze tekenen volgen: in Mijn Naam zullen zij duivelen uitwerpen; met nieuwe tongen zullen zij spreken. Slangen zullen zij opnemen; en al is het, dat zij iets dodelijks zullen drinken, dat zal hun niet schaden; op kranken zullen zij de handen leggen, en zij zullen gezond worden” (Mark. 16:17, 18). Het is echter de vraag of deze uitspraak ook van toepassing is op onze tijd. De kanttekeningen geven een duidelijke uitleg bij het woordje tekenen: “Namelijk voor zoveel nodig zal zijn tot verbreiding en bevestiging der leer van het Evangelie. Want allen is de gave om wondertekenen te doen niet gegeven. En het is ook niet nodig wanneer het Evangelie genoegzaamlijk bevestigd is”. Dus het is in onze tijd in het algemeen niet nodig om wonderen te doen, omdat het Evangelie al uitgebreid is. Dächsel (z.d.) voegt er aan toe dat wanneer de nood het zal eisen en men het Evangelie zal willen vernietigen, dan moeten wij wonderen verrichten door de kracht van het Evangelie. Betrouwbaarheid van wonderverhalen Hume is van mening dat verhalen over wonderen niet heel betrouwbaar zijn. Het is zeker van belang om deze verhalen te
toetsen en niet zomaar in alles te geloven. Ook is het belangrijk om verhalen tegen de juiste culturele achtergrond af te zetten. Zo wordt in ontwikkelingslanden epilepsie gezien als een demonische bezetenheid en wordt men dood verklaard als men niet meer zichtbaar ademt en/of als er geen hartslag meer voelbaar is. Zo kan het als een wonder worden gezien, terwijl wij in onze cultuur met onze medische kennis bijvoorbeeld een geslaagde reanimatie niet zien als een opwekking uit de dood. Verder moeten we wel altijd op onze hoede zijn voor het feit dat wij als mensen geneigd zijn om zaken mooier te maken dan het is, hetzij met of zonder bepaalde redenen. In 1883 stelde de Rooms-Katholieke Kerk een soort van keuringsdienst in om wonderen die in het bedevaartsoord Lourdes verricht zouden zijn, te onderzoeken. Daaruit bleek dat in 130 jaar slechts 67 van de meer dan zevenduizendwonderen als waar zijn bevonden (Paas en Peels, 2015). Wonderen in onze tijd Aurelius Augustinus (354-430) stelt dat er voorheen wonderen nodig geweest waren om de wereld in Christus te laten geloven, maar dat degene die nu wonderen zoekt, zelf een groot wonder is. Overigens gebeurden in zijn tijd ook sporadisch wonderen en die wees hij zelf niet af, maar deze vallen in het niet bij de wonderen die Christus gedaan heeft. Daarnaast wijst hij op het feit dat een wonder zeker geen teken is van de ware kerk, omdat er ook valse leraars zijn zullen die ook macht hebben om een wonder te verrichten (Augustinus, 1979). Calvijn spreekt duidelijke taal als het gaat om het voorkomen van wonderen in zijn tijd. Bij zijn weerlegging van het Rooms-Katholieke sacrament, het laatste oliesel, wijst hij erop dat de zalfolie niet het middel van genezing was, maar een symbool. Vervolgens stipt hij heel even aan dat deze genadegave van gezondmaking verdwenen is, net als de wonderen die in de tijd van de Bijbel hebben plaatsgevonden. “Hooguit willen wij dus toegeven dat de zalving een sacrament geweest is van de krachten die destijds door de handen van de apostelen bediend werden,
Voorbereidingsartikel lezing dr. H.J. Agteresch | 59
maar dat geldt niet meer voor ons, want aan ons is de bediening van deze krachten niet gegeven” (Calvijn, 2011). Als we kijken naar wonderen in onze tijd dan staat de gebedsgenezing daar wel op de voorgrond. Tijdens speciale bijeenkomsten worden er in onze tijd ook verschillende mensen genezen, net zoals het voorbeeld aangehaald in de inleiding. Er zijn een aantal bezwaren wat betreft dit soort wondergenezingen. Allereerst wordt de aandacht bij zo’n bijeenkomst gericht op het wonder en de gebedsgenezer en in mindere mate op de verkondiging van het evangelie. Daarnaast worden de mensen die genezen lang niet altijd volkomen genezen en betreft het vaak vage klachten die door een soort van placebo-effect verdwijnen. Kortom, men moet voorzichtig zijn om al deze verhalen te geloven, maar dat betekent niet dat wonderen niet bestaan! Het is net als met geld. Er is veel vals geld in de omloop, wat juist een bevestiging is dat er ook echt geld is (Paas en Peels, 2015). Desalniettemin moeten we oplettend zijn, want de tovenaars van Farao lieten net als Mozes hun staf vallen en ze werden allen een slang. De macht van de duivel is ook groot en Christus Zelf waarschuwt ons hiervoor: “Want er zullen valse christussen en valse profeten opstaan, en zullen grote tekenen en wonderheden doen, alzo dat zij (indien het mogelijk ware) ook de uitverkorenen zouden verleiden” (Matth. 24:24).
Hume staat afwijzend ten opzichte van wonderen, omdat er altijd een grotere kans is dat iemand niet de waarheid spreekt dan dat er een wonder gebeurd is. Als mensen zijn we geneigd om zaken te verdraaien of te overdrijven, maar dat neemt niet weg dat er wel degelijk een wonder plaatsgevonden zou kunnen hebben als er een eenduidig verhaal is over een wonder. Op grond van de Bijbel is geconcludeerd dat er een duidelijke boodschap in zit als er een wonder plaatsvindt. Het brengen van het Evangelie staat centraal en een wonder is dan van minder groot belang. De Joden echter hadden vooral oog voor de tekenen en niet voor het evangelie, zoals blijkt uit Johannes 12:37: “En hoewel Hij zovele tekenen voor hen gedaan had, nochtans geloofden zij in Hem niet”. Dit brengt ons vanzelf bij de plaats van wonderen in onze huidige tijd. Als het Evangelie niet centraal staat, zoals bij sommige, zo niet vele gebedsgenezingsdiensten, dan mogen we onze twijfels daarbij hebben. Dat betekent echter niet dat wonderen niet voorkomen in onze tijd, maar het moge duidelijk zijn dat de nadruk moet liggen op het Evangelie. We kunnen nog zoveel discussiëren over het ontstaan van wonderen en over de verklaring hiervan, maar dat zou zinloos zijn als we niet zelf het grootste wonder in ons leven, namelijk de bekering tot God, meegemaakt hebben. Dat is een wonder wat in het leven op aarde niet te begrijpen is:
Conclusie In dit artikel is kort stilgestaan bij het onderwerp wonderen. Het is lastig om een eenduidige definitie van een wonder te geven, aangezien een wonder definiëren als een schending van de natuurwetten grote gevolgen heeft. De Schotse filosoof David
Hoe dierbaar zijn m’ Uw wonderdaân! Zij zijn onmoog’lijk na te gaan. Hoe menigvuldig zijn z’, o HEER! Zou ik die tellen? ‘k Zou veeleer ‘t Getal der korr’len zands bepalen. Uw wond’ren zijn niet af te malen. Psalm 139:10 (Berijmd)
Literatuur Augustinus, A. (1979). De stad Gods. Dordrecht: Balans; Urk: De Vuurtoren. Calvijn, J. (2011). Institutie. Houten: Den Hertog. Dächsel (z.d.). Bijbelverklaring Markus. Geraadpleegd op 20 juli 2015, De woeste weg: . Hume, D. (2015). An Enquiry Concerning Human Understanding. Geraadpleegd op 20 juli 2015, University of Adelaide: .
60 | Wonderen anno nu
Lewis, C.S. (2007). Wonderen. Franeker: Van Wijnen. Paas, S en Peels, R. (2015). God Bewijzen. Amsterdam: Balans. Van Dale (2015). Betekenis wonder. Geraadpleegd op 20 juli 2015, van Dale woordenboek: . Vries, M. de (2013). Universiteit Maastricht in ban van ‘goddelijke’ genezing. Geraadpleegd op 20 juli 2015, Trouw: . Aan de lector zijn de volgende vragen gesteld: 1. Wat was en is de waarde van de wonderen die Christus gedaan heeft tijdens Zijn omwandeling op aarde? 2. Wat is de verhouding tussen wonderen en de moderne wetenschap? 3. In de Nieuwtestamentische gemeenten werden vaak wonderen verricht in de Naam van Christus, gebeurt dit in de gereformeerde gezindte ook en welke aandacht moeten we hieraan schenken?
Ruimte voor aantekeningen
Voorbereidingsartikel lezing dr. H.J. Agteresch | 61