Onderzoeksbureau Wmo-klanttevredenheidsonderzoek.nl
Wmo-klanttevredenheidsonderzoek over 2013 Onderzoek naar burgerparticipatie Drs. G. Eijkhout
Rapport
Wmo-klanttevredenheidsonderzoek over 2013 Onderzoek naar burgerparticipatie
GEMEENTE GENNEP Wmo-klanttevredenheidsonderzoek over 2013 Onderzoek naar de mate waarin burgers van de gemeente Gennep maatschappelijk participeren en de voorwaarden waaronder burgers kunnen en willen participeren
Juli 2014
Pagina 1 © 2014 | Wmo-klanttevredenheidsonderzoek.nl
Wmo-klanttevredenheidsonderzoek over 2013 Onderzoek naar burgerparticipatie
COLOFON Samenstelling: Drs. G. Eijkhout Vormgeving en druk: Wmo-klanttevredenheidsonderzoek.nl Wmo-klanttevredenheidsonderzoek.nl Postbus 27 6560 AA Groesbeek Tel.: 024 - 642 45 62 E-mail:
[email protected] Website: www.wmo-klanttevredenheidsonderzoek.nl
Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, elektronisch of op welke andere wijze dan ook, zonder de voorafgaande schriftelijke toestemming van Wmoklanttevredenheidsonderzoek.nl. De vragenlijst die ten grondslag ligt aan dit onderzoek is en blijft intellectueel eigendom van Wmo-klanttevredenheidsonderzoek.nl en mag op geen enkele wijze gebruikt worden zonder de voorafgaande schriftelijke toestemming van Wmo-klanttevredenheidsonderzoek.nl Dit rapport is met de grootst mogelijke zorg opgesteld. Wmo-klanttevredenheidsonderzoek.nl kan echter niet aansprakelijk worden gesteld voor eventuele onjuistheden, noch kunnen aan de resultaten, de conclusies of de aanbevelingen rechten worden ontleend.
Pagina 2 © 2014 | Wmo-klanttevredenheidsonderzoek.nl
Wmo-klanttevredenheidsonderzoek over 2013 Onderzoek naar burgerparticipatie
Inhoudsopgave Verantwoording............................................................................................................................................................ 4 Samenvatting, conclusies en aanbevelingen ................................................................................................................ 5 HOOFDSTUK 1 ONDERZOEKSOPZET ............................................................................................................................ 8 1.1
Aanleiding van het onderzoek ...................................................................................................................... 8
1.2
Onderzoeksdoelstellingen ............................................................................................................................ 8
1.3
Onderzoeksgroep ......................................................................................................................................... 8
1.4
Onderzoeksvragen ........................................................................................................................................ 8
1.5
Onderzoeksonderwerpen ............................................................................................................................. 9
1.6
Gegevensverzameling................................................................................................................................... 9
1.7
Gegevensverwerking en analyse .................................................................................................................. 9
HOOFDSTUK 2 RESPONS ........................................................................................................................................... 10 HOOFDSTUK 3 ANALYSE RESULTATEN ...................................................................................................................... 11 3.1
Algemeen .................................................................................................................................................... 11
3.2
Gezondheid................................................................................................................................................. 13
3.3
Sociale contacten........................................................................................................................................ 14
3.4
Verenigingsleven en vrijwilligerswerk ........................................................................................................ 16
3.5
Mantelzorg ................................................................................................................................................. 21
3.6
Actief in de buurt ........................................................................................................................................ 24
3.7
Sociale eenzaamheid .................................................................................................................................. 27
3.8
Sociale cohesie ........................................................................................................................................... 29
BIBLIOGRAFIE
.......................................................................................................................................................... 31
BIJLAGE I
GEBRUIKTE SCHATTINGS- EN ANALYSEMETHODEN ......................................................................... 32
BIJLAGE II
KLUSJES DIE BUURTGENOTEN VOOR ANDERE BUURTGENOTEN WILLEN DOEN ............................. 33
Pagina 3 © 2014 | Wmo-klanttevredenheidsonderzoek.nl
Wmo-klanttevredenheidsonderzoek over 2013 Onderzoek naar burgerparticipatie
Verantwoording Opmerkingen respondenten In dit rapport zijn bij enkele onderwerpen opmerkingen van respondenten vermeld. Deze opmerkingen stonden ofwel vermeld als toelichting bij een (open) vraag, ofwel vermeld aan het einde van de vragenlijst, waar plaats is voor opmerkingen, suggesties of vragen. Uit deze opmerkingen hebben we een relevante selectie gemaakt, die we steeds in een kader bij de bijbehorende onderwerpen hebben geplaatst. Het gaat hierbij steeds om één of meer reacties van individuele personen, dus de reacties hoeven niet representatief te zijn voor de rest van de doelgroep. Sommige opmerkingen zijn geparafraseerd om de privacy van de respondenten te waarborgen. Volgorde vragen In dit rapport zijn vragen en onderwerpen die bij elkaar horen geclusterd. De volgorde van de vragen zoals die in het rapport worden geanalyseerd, kan dus afwijken van de volgorde van de vragen in de vragenlijst. Afronding percentages Bij sommige tabellen komt het totale percentage niet precies uit op 100%. Dit wordt veroorzaakt door afrondingsverschillen en brengt de betrouwbaarheid van de percentages dus niet in het geding. Betekenis en verantwoording technieken en symbolen De in dit rapport gebruikte analyse- en schattingsmethoden worden in bijlage I verder uitgelegd.
Pagina 4 © 2014 | Wmo-klanttevredenheidsonderzoek.nl
Wmo-klanttevredenheidsonderzoek over 2013 Onderzoek naar burgerparticipatie
Samenvatting, conclusies en aanbevelingen Aan de hand van de drie onderzoeksvragen vatten we de belangrijkste resultaten van het onderzoek samen en trekken we conclusies. Op basis van de conclusies trachten we aanbevelingen te formuleren waarmee de gemeente Gennep haar participatiebeleid verder kan vormgeven. In hoeverre participeren burgers? Iets minder dan negen op de tien burgers participeren op de een of andere wijze in de samenleving. Dat wil zeggen: ze hebben een betaalde baan, zijn lid van een vereniging, zijn actief als vrijwilliger, zetten zich actief in voor de buurt of een combinatie hiervan. Bijna 11% neemt helemaal geen deel aan de maatschappij, uitgaande van de voorgaande activiteiten. Sociale cohesie is de mate waarin mensen in hun gedrag en beleving uitdrukking geven aan hun betrokkenheid bij maatschappelijke verbanden in hun persoonlijke leven, als burger in de maatschappij en als lid van de samenleving, aldus het SCP. De schaalscore die de sociale cohesie uitdrukt voor de gemeente Gennep, bedraagt 6,9. Daarmee scoort de gemeente Gennep hoger dan Nederland als geheel (6,2). De sociale cohesie in de gemeente is dus redelijk hoog. Sociale eenzaamheid is gekoppeld aan het subjectief ervaren gemis van betekenisvolle relaties met een bredere groep van mensen, zoals kennissen, buurtgenoten, mensen met dezelfde belangstelling en mensen om samen een hobby uit te voeren. Ook sociale eenzaamheid zegt dus iets over participatie. We zien dat een flinke groep burgers in de gemeente Gennep sociaal eenzaam is; 21% is matig sociaal eenzaam en ruim 12% is sterk sociaal eenzaam. Ruim 67% is helemaal niet sociaal eenzaam. Landelijk is bijna 40% sociaal eenzaam. Wat dat betreft scoort Gennep iets beter dan landelijk. Meedoen aan de maatschappij – of dat nou is door als vrijwilliger actief te zijn, door het hebben van een betaalde baan of door actief te zijn in de buurt – zorgt ervoor dat mensen zich duidelijk minder sociaal eenzaam voelen en zich meer betrokken voelen bij de maatschappij. Toch zijn er een paar groepen burgers die duidelijk sociaal eenzamer zijn en lager scoren wat betreft sociale cohesie. Wie zijn de kwetsbare groepen wat betreft participatie? Er zijn enkele groepen burgers die duidelijk kwetsbaarder zijn wat betreft maatschappelijke participatie. Deze groepen scoren significant slechter op het gebied van sociale eenzaamheid en/of sociale cohesie en zijn ook minder maatschappelijk actief. Zij zetten zich bijvoorbeeld niet in voor hun buurt, zijn geen vrijwilliger en hebben doorgaans een negatieve mening over hun woonomgeving. Het gaat hierbij om de volgende groepen: - Mensen die beperkt worden in hun dagelijkse leven door gezondheidsproblemen - Mensen met weinig kwalitatief goede sociale contacten - Mantelzorgers die zich (wel eens) te zwaar belast voelen door hun zorgtaken. Onder welke voorwaarden kunnen en willen burgers participeren? Soms willen mensen niet meer participeren. Bijvoorbeeld sommige groepen ouderen, vanwege hun hoge leeftijd al dan niet in combinatie met gezondheidsproblemen. Soms voelen mensen zich niet betrokken bij de samenleving of maken ze er niet echt deel van uit. Denk hierbij aan mensen met psychische of zintuiglijke problemen of aan mensen die niet voldoende de deur uit kunnen gaan, omdat ze hiervoor geen energie hebben. Bij deze groepen – en ook andere groepen! – is er wellicht nog wel de wil om te participeren, maar is er een drempel om dit te doen. Een andere vorm van participatie is meedoen door anderen te helpen. Uit het onderzoek komt naar voren dat 57% bereid is om iets voor een buurtgenoot te willen doen, maar op incidentele basis. Bijna 3% zegt een buurtgenoot structureel (bijvoorbeeld wekelijks) te willen ondersteunen. Bijna 10% van de Pagina 5 © 2014 | Wmo-klanttevredenheidsonderzoek.nl
Wmo-klanttevredenheidsonderzoek over 2013 Onderzoek naar burgerparticipatie
respondenten ondersteunt op dit moment al één of meerdere buurtgenoten. Daarnaast is 27% op dit moment mantelzorger. Uit het onderzoek komt een aantal voorwaarden om te participeren naar voren: - Zich betrokken voelen bij de maatschappij, maar ook betrokken worden door anderen: Anderen willen helpen / iets voor de samenleving willen doen Betrokkenheid bij de gemeenschap (buurt, belangenorganisatie etc.) Gevraagd worden om iets te doen (vrijwilligerswerk doen, klusjes uitvoeren etc.) - Er moet een persoonlijk belang, dat kan zijn: Invloed willen hebben Een persoonlijke interesse Zichzelf willen verbeteren Omdat het leuk is Sociaal netwerk willen opbouwen of onderhouden - Er moet voldoende tijd en ruimte zijn (soms: gecreëerd worden) - De mate en wijze van participatie moet aansluiten bij de mogelijkheden van de persoon.
Pagina 6 © 2014 | Wmo-klanttevredenheidsonderzoek.nl
Wmo-klanttevredenheidsonderzoek over 2013 Onderzoek naar burgerparticipatie
Aanbevelingen
Het Wmo-beleidsplan 2013-2016 heeft een aantal goede uitgangspunten als het gaat om maatschappelijke participatie. Daarnaast heeft de gemeente ook al flinke stappen gezet met het programmaplan Ontmoeten Meedoen Ondersteunen. Onzes inziens zouden in elk geval de volgende vragen (verder) uitgewerkt moeten worden: Waarom en waarvoor is participatie zo belangrijk? Wat wil de gemeente precies bereiken met een hogere participatiegraad? Zijn de doelstellingen SMART (Specifiek, Meetbaar, Acceptabel, Realistisch, Tijdgebonden) geformuleerd? Op welke groepen burgers wil de gemeente zich specifiek richten en welke verwachtingen heeft de gemeente van deze burgers? Daarbij gaat het niet alleen om de groepen burgers die ondersteuning nodig hebben, maar vooral om die burgers die ondersteuning kunnen geven. Wie of welke organisaties zijn er nodig om de doelstellingen te bereiken? Welke middelen kunnen ingezet worden om die doelstellingen te bereiken? Is de gekozen aanpak efficiënt en effectief? Met andere woorden: zorg voor een goede monitoring. Hierdoor kan op tijd bijgestuurd worden, waardoor er veel tijd en geld bespaard kan worden.
Uit onderzoek blijkt dat mensen die matig of ernstig eenzaam zijn, een grotere kans hebben op gezondheidsproblemen. Het is juist deze groep die ook een groter beroep doet op ondersteuning via de gemeente. Daarnaast is er de vergrijzing die ervoor zorgt dat er een grotere ondersteuningsbehoefte ontstaat. Burgers met beperkingen kunnen straks minder beroep doen op ondersteuning vanuit de gemeente. Zij zullen dus meer een beroep gaan doen op mantelzorgers. Juist bij deze groep mantelzorgers wordt de kans op overbelasting vergroot. Tot slot wordt de gemeente geconfronteerd met voor hen nieuwe doelgroepen. Wij adviseren de gemeente Gennep om bij de ontwikkeling van hun plan van aanpak over participatie in het bijzonder aandacht te besteden aan deze groepen burgers.
Om te participeren, moet er ook een intrinsieke wil zijn om mee te doen. Wij adviseren de gemeente Gennep dan ook om zich te richten op die groepen burgers die nu al actief zijn als (buurt)vrijwilliger of als mantelzorger. Zorg ervoor dat deze groepen plezier blijven behouden in hun activiteiten en waar nodig, verder gestimuleerd en/of ondersteund worden. Op de tweede plaats adviseren we de gemeente om zich te richten op die groep burgers die nu niet actief is als (buurt)vrijwilliger, maar waarbij er wel een latente wil is om iets te doen. Bij deze groep is de kans het grootst dat zij zich alsnog actief gaan inzetten als (buurt)vrijwilliger of als mantelzorger. Vermoedelijk is er wel een grotere inspanning nodig om deze groep burgers actief te krijgen.
Pagina 7 © 2014 | Wmo-klanttevredenheidsonderzoek.nl
Wmo-klanttevredenheidsonderzoek over 2013 Onderzoek naar burgerparticipatie
HOOFDSTUK 1 1.1
ONDERZOEKSOPZET
Aanleiding van het onderzoek
Door de komst van de Wmo 2015 en de daarbij behorende transities wordt het steeds belangrijker dat burgers actief deelnemen aan de samenleving. Dat geldt niet alleen voor specifieke doelgroepen, zoals mensen met een beperking, maar voor álle burgers. De onderliggende boodschap is dat burgers medeverantwoordelijk zijn voor de maatschappelijke deelname en het maatschappelijke functioneren van burgers die dat niet geheel op eigen kracht kunnen doen. De gemeente Gennep wil graag meer informatie krijgen over de groepen die op dit moment moeite hebben met maatschappelijke participatie. Verder wil de gemeente te weten komen of burgers die geen moeite hebben met maatschappelijke participatie, ook bereid zijn om anderen te ondersteunen. Twee doelstellingen uit het Wmobeleidsplan 2013-20161 zijn hierbij van belang: 1. De leefbaarheid in de gemeente versterken door in te zetten op de zelfredzaamheid en participatie van inwoners. Mensen dienen daarbij vooral zelf bij te dragen aan de kwaliteit van de eigen woonomgeving. Inwoners hebben zelf verantwoordelijkheid om initiatieven te nemen en een bijdrage te leveren aan de samenleving. 2.
Inwoners kunnen zo lang mogelijk zelfstandig blijven wonen.
De titel van het Wmo-beleidsplan 2013-2016 is ook al veelzeggend en Wmo 2015-proof; ‘samen meedoen, elkaar ondersteunen’. Alleen op deze wijze blijven de ondersteuningsmogelijkheden vanuit de gemeente Gennep beheersbaar, gericht op onder andere ouderen, mensen met lichamelijke of verstandelijke beperkingen, chronisch zieken en mensen met psychische problemen.
1.2
Onderzoeksdoelstellingen
De doelstellingen van het onderzoek zijn: 1. Inzicht krijgen in de mate waarin burgers participeren, gedifferentieerd naar onder andere leeftijd en gezondheid, teneinde de gemeente Gennep input te verschaffen om het (toekomstige) participatiebeleid in te kunnen vullen. 2. Daarnaast moet het onderzoek inzicht geven in de voorwaarden waaronder burgers kunnen en willen participeren.
1.3
Onderzoeksgroep
De doelgroep bestaat uit een selectie van alle inwoners van de gemeente Gennep van 18 jaar en ouder.
1.4
Onderzoeksvragen
Het onderzoek moet een antwoord geven op de volgende vragen: In hoeverre participeren burgers? Wie zijn de kwetsbare groepen wat betreft participatie? Onder welke voorwaarden kunnen en willen burgers participeren?
1
Uit: SAMEN MEEDOEN, ELKAAR ONDERSTEUNEN – Wmo-beleidsplan 2013-2016, pagina 7.
Pagina 8 © 2014 | Wmo-klanttevredenheidsonderzoek.nl
Wmo-klanttevredenheidsonderzoek over 2013 Onderzoek naar burgerparticipatie
1.5
Onderzoeksonderwerpen
Om de onderzoeksvragen te kunnen beantwoorden, komen de volgende onderwerpen in het onderzoek aan bod: Deelname aan verenigingen Betrokken zijn bij de buurt Mantelzorg geven Vrijwilligerswerk doen Zorgen voor dorpsgenoten Sociale samenhang Sociale eenzaamheid.
1.6
Gegevensverzameling
Bij het uitvoeren van dit onderzoek is ervoor gekozen om de doelgroep door middel van schriftelijke vragenlijsten te benaderen. Door een kwantitatief onderzoek uit te voeren door middel van schriftelijke vragenlijsten ontstaat een brede kijk op de mate van participatie onder de burgers. De resultaten van het onderzoek zijn – waar nodig en mogelijk – gedifferentieerd naar de (achtergronden van de) doelgroepen en de dorpskernen. Om tot een betrouwbaar en representatief resultaat te komen, is er uit de Gemeentelijke Basisadministratie een steekproef getrokken uit de totale bevolking van achttien jaar en ouder. Bij deze steekproef is de grootte van de dorpen en wijken meegewogen. De doelgroep is halverwege mei benaderd door middel van een schriftelijke vragenlijst.
1.7
Gegevensverwerking en analyse
De kwantitatieve gegevens van dit onderzoek zijn geanalyseerd met behulp van het statistische programma IBM SPSS Statistics versie 22.0. De kwalitatieve data zijn geanalyseerd met behulp van het programma Kwalitan versie 5.14. Andere gebruikte programma’s zijn Word 2010 en Excel 2010. Het rapport beschrijft voor alle onderwerpen de uitkomsten en de achtergronden. De gegevens worden hierbij vaak in grafieken, tabellen of taartdiagrammen weergegeven. De gegevens zijn, waar mogelijk en relevant, verder uitgesplitst naar specifieke kenmerken van de doelgroepen. Bij het vaststellen van de uitkomsten zijn de vragen die niet beantwoord zijn ook niet meegerekend. Dit betekent dat de resultaten niet altijd betrekking hebben op de totale groep onderzoeksdeelnemers. Per onderwerp is aangegeven hoe veel respondenten hebben meegedaan.
Pagina 9 © 2014 | Wmo-klanttevredenheidsonderzoek.nl
Wmo-klanttevredenheidsonderzoek over 2013 Onderzoek naar burgerparticipatie
HOOFDSTUK 2
RESPONS
In de onderstaande tabel is de respons per doelgroep weergegeven. Doelgroep Burgers van achttien jaar en ouder
Totale populatie
Aantal benaderde burgers
Respons (%)
Betrouwbaarheid
13.6452
1.498
455 (30,4%)
97%
Tabel 1. Respons onderzoek De totale populatie van burgers van achttien jaar en ouder bestond op 30 april 2014 uit 13.645 personen. Om tot een statistisch betrouwbaar resultaat te komen van 95%, moesten ten minste 374 personen meedoen. Met 455 onderzoeksdeelnemers zitten we ruim boven dat minimumaantal. De betrouwbaarheid van dit onderzoek betreft alleen de totale populatie en bedraagt 97%. In statistisch onderzoek wordt meestal uitgegaan van een betrouwbaarheidsniveau van ten minste 95% om te kunnen spreken van een betrouwbaar onderzoek. Met dit responsresultaat voldoen we ruim aan die voorwaarde.
2
Peildatum: 30 april 2014.
Pagina 10 © 2014 | Wmo-klanttevredenheidsonderzoek.nl
Wmo-klanttevredenheidsonderzoek over 2013 Onderzoek naar burgerparticipatie
HOOFDSTUK 3 3.1
ANALYSE RESULTATEN
Algemeen
Van de burgers die aan dit onderzoek hebben meegedaan, is 40,8% man en 59,2% vrouw (N = 441). Van deze groep burgers (N = 453) is 8,2% tussen 18 en 30 jaar. Bijna 26% is tussen de 31 en 50 jaar oud en circa 33% behoort tot de leeftijdscategorie 51 tot en met 64 jaar. Tot slot is 21,4% is tussen 65 en 74 jaar en 11,7% is 75 jaar of ouder. Gennep
50,6%
Heijen
10,4%
Milsbeek
20,6%
Ottersum Ven-Zelderheide
13,3% 5,1% 0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
Grafiek 1. Verdeling burgers naar dorp of wijk (N = 451) De meeste respondenten komen uit de dorpskern Gennep (50,6%). 20,6% woont in Milsbeek, 13,3% in Ottersum, 10,4% in Heijen en 5,1% in Ven-Zelderheide. Ik heb geen opleiding afgerond
3,6%
Lager onderwijs
6,7%
Lager en middelbaar algemeen voortgezet onderwijs (bijv.: VMBO, MAVO, MULO)
17,8%
Hoger algemeen voortgezet onderwijs (bijv.: HAVO, VWO, HBS, MMS, gymnasium, atheneum)
6,7%
Lager beroepsonderwijs (bijv.: LTS, LEAO, Huishoudschool, Ambachtsschool)
10,8%
Middelbaar beroepsonderwijs (bijv.: MTS, MEAO, CIOS)
24,0%
Hoger beroepsonderwijs (bijv.: HTS, HEAO, PABO)
22,7%
Wetenschappelijk onderwijs Anders
5,8% 1,8% 0%
5%
10%
15%
20%
25%
30%
Grafiek 2. Hoogst afgeronde opleiding (N = 445) De respondenten hebben een MBO-diploma (24%) of een HBO-diploma (22,7%) behaald. Nog eens bijna 18% heeft lager of middelbaar algemeen voortgezet onderwijs afgerond en bijna 11% heeft een LBO-diploma. Pagina 11 © 2014 | Wmo-klanttevredenheidsonderzoek.nl
Wmo-klanttevredenheidsonderzoek over 2013 Onderzoek naar burgerparticipatie
Ik heb een betaalde baan
48,1%
Ik werk als vrijwilliger
21,3%
Ik zorg voor iemand (mantelzorg)
13,6%
Ik ben bezig met mijn hobby(‘s)
35,2%
Ik zorg voor het huishouden Ik studeer / ga naar school
41,3% 6,2%
Ik kan niet zoveel doen, in verband met mijn gezondheid
11,4%
Anders
10,5% 0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
Grafiek 3. De gemiddelde dagbesteding van de onderzoeksdeelnemers (als % van N = 455) De relatieve meerderheid van de respondenten (48,1%) heeft een betaalde baan. Het gaat hierbij vooral om de respondenten in de leeftijd van 31 tot en met 64 jaar (73%). Van de mannen in de leeftijd van 18 tot en met 64 jaar heeft 70,5% een betaalde baan. Bij de vrouwen is dat 71,4%. Qua dorpskeren zien we dat Heijen het qua betaalde banen het beste doet met bijna 82% en de dorpskern Gennep het slechtste met 64,6%. In de andere dorpskernen ligt het percentage rond 77%. Ook hier is gekeken naar de groep respondenten in de leeftijd van 18 tot en met 64 jaar. 41,3% van de respondenten zorgt voor het huishouden. Van de vrouwelijke burgers zorgt 59,8% (ook) voor het huishouden. Bij de mannelijke burgers is dat 16,1%. Daarnaast is 35,2% bezig met een hobby. Het gaat hierbij vooral om respondenten in de leeftijd van 65 tot en met 74 jaar (53,6%). 21,3% werkt als vrijwilliger. Het gaat hierbij vooral om de groep burgers in de leeftijd van 65 tot en met 74 jaar (34% van deze groep is actief als vrijwilliger). Daarnaast is 13,6% mantelzorger. Hierbij gaat het vooral om respondenten in de leeftijd van 41 tot en met 64 jaar; 19%. Tot slot zegt 11,4% niet zoveel te kunnen doen vanwege de gezondheid. Het gaat hierbij vooral om 75-plussers (34%). Van deze groep respondenten (N = 333) heeft 10,8% een gezamenlijk netto-inkomen van minder dan € 1.225 per maand. 10,2% heeft een gezamenlijk netto-inkomen dat ligt tussen de € 1.225 en € 1.541. 34,5% heeft een gezamenlijk netto-inkomen tussen € 1.541 en € 2.682. 23,4% heeft een inkomen tussen € 2.682 en € 3.611 en 21% heeft een gezamenlijk netto-inkomen dat hoger ligt dan € 3.611. Uit een nadere analyse komt naar voren dat 75-plussers gemiddeld het laagste gezamenlijke netto-inkomen hebben. De groep respondenten in de leeftijd van 41 tot en met 50 jaar heeft gemiddeld het hoogste gezamenlijke netto-inkomen.
Pagina 12 © 2014 | Wmo-klanttevredenheidsonderzoek.nl
Wmo-klanttevredenheidsonderzoek over 2013 Onderzoek naar burgerparticipatie
3.2
Gezondheid
Rapportcijfer:
4,5% 17,3%
0%
78,1%
20%
40%
1 t/m 4 (slecht)
60%
5 of 6 (matig)
80%
100%
7 t/m 10 (goed)
Grafiek 4. Beoordeling van de eigen gezondheid (N = 426) Gemiddeld geven de respondenten een ruime voldoende als rapportcijfer voor hun gezondheid, namelijk een 7,3. Het rapportcijfer 8 is het meest gegeven cijfer. Het gemiddelde rapportcijfer voor de gezondheid daalt licht, maar wel significant, naarmate de leeftijd toeneemt. Met andere woorden: ouderen zijn (en/of voelen) zich minder gezond dan jongeren. De 75-plussers beoordelen hun gezondheid het laagste, met een 6,5 als gemiddelde. De groep respondenten in de leeftijd van 18 tot en met 30 jaar voelt zich met een gemiddeld rapportcijfer 8,1 het gezondst. Van de onderzoeksdeelnemers geeft 30,5% aan dat hun gezondheid hen beperkt in hun dagelijkse bezigheden. Deze groep geeft een 5,9 als gemiddeld rapportcijfer voor haar gezondheid. Het rapportcijfer 6 komt bij deze groep het meeste voor. Bij de groep die deze beperkingen niet heeft, is het gemiddelde rapportcijfer voor de gezondheid een 8,0. Vooral 75-plussers ondervinden verhoudingsgewijs vaker beperkingen in hun dagelijkse leven, namelijk 66%. Lichamelijke beperking
54,9%
Chronische ziekte
36,1%
Psychisch probleem
11,3%
Zintuiglijke beperking (slechthorend of slechtziend)
9,0%
Vergeetachtig
9,0%
Weinig energie
25,6%
Verstandelijke beperking
7,5%
Anders
3,8% 0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
Grafiek 5. Oorzaken gezondheidsproblemen (als % van N = 133) Gezondheidsproblemen worden vooral veroorzaakt door lichamelijke beperkingen (54,9%), chronische ziekten (36,1%) en weinig energie hebben (25,6%). Bij de vrouwelijke respondenten komen deze aandoeningen wat vaker voor dan bij mannelijke respondenten. Daarnaast valt op dat chronische ziekten bij respondenten tot 65 jaar vaker voorkomen (43%) dan bij 65-plussers (27%). Psychische problemen komen bij ruim 11% van de respondenten voor. Psychische problemen komen verhoudingsgewijs wat meer voor bij respondenten in de leeftijd van 41 tot en met 50 jaar, namelijk bij bijna 27%.
Pagina 13 © 2014 | Wmo-klanttevredenheidsonderzoek.nl
Wmo-klanttevredenheidsonderzoek over 2013 Onderzoek naar burgerparticipatie
3.3
Sociale contacten
De meeste respondenten (N = 448) (79%) gaan vrijwel dagelijks de deur uit. Nog eens 17,4% gaat meerdere keren per week naar buiten, maar niet dagelijks. 3,5% gaat hooguit één keer per week de deur uit. Van de groep burgers jonger dan 65 jaar, gaat ruim 87% vrijwel dagelijks naar buiten. Van de 65- tot en met 74-jarigen gaat 73% vrijwel dagelijks de deur uit en van de 75-plussers 46%. Van deze laatste groep gaat ruim 42% meerdere keren per week de deur uit, maar niet dagelijks. Burgers die beperkingen ondervinden als gevolg van hun gezondheid gaan significant minder vaak de deur uit dan de groep die geen beperkingen ondervindt. Als we de antwoorden op de vraag ‘hoe vaak gaat u gemiddeld de deur uit’ op dorpskernniveau3 bekijken, levert dat de volgende resultaten op: Gennep (N = 225)
Heijen (N = 45)
Milsbeek (N = 92)
Ottersum (N = 59)
VenZelderheide (N = 23)
(Vrijwel) dagelijks
83,1%
71,1%
78,3%
72,9%
78,3%
Meerdere keren per week, maar niet dagelijks
14,2%
26,7%
16,3%
23,7%
13,0%
Ongeveer 1 maal per week
1,8%
2,2%
4,3%
3,4%
4,3%
Ongeveer 1 à 2 maal per maand
0,9%
0,0%
0,0%
0,0%
0,0%
Minder dan 1 maal per maand
0,0%
0,0%
0,0%
0,0%
0,0%
Vrijwel nooit
0,0%
0,0%
1,1%
0,0%
4,3%
Gemiddeld gaan de respondenten uit de kern Gennep het meest de deur uit. De gemiddelden van Heijen, Milsbeek en Ottersum zijn hetzelfde. De respondenten uit Ven-Zelderheide gaan gemiddeld het minst vaak de deur uit. De verschillen tussen de diverse dorpskernen zijn echter niet significant. Van de respondenten zegt een zeer ruime meerderheid (N = 441) (93%) dat zij voldoende de deur uitgaan. 7% zegt dat zij onvoldoende de deur uitgaat. Van deze groep zijn het in verhouding vooral de 75-plussers die voor hun gevoel niet voldoende de woning verlaten; 17%. Bij de groep burgers jonger dan 75 jaar is dat gemiddeld ongeveer 6%. Dit verschil is echter niet significant. Van de burgers wier gezondheid hen beperkt in hun dagelijkse bezigheden, zegt 83% dat zij voldoende de deur uitgaan. Bij de groep die deze belemmeringen niet ondervindt, is dat 97%. Dit verschil is statistisch significant. De belangrijkste redenen waarom respondenten niet voldoende de deur uitgaan (als % van N = 32): - Gezondheidstoestand (53%) - Geen zin hebben (22%) - Niet alleen willen gaan (16%) - Geen vervoer hebben (16%) - Er tegenop zien (13%).
3
Let op: door de lage N-waarden in sommige dorpskernen kunnen de percentages vertekenend zijn.
Pagina 14 © 2014 | Wmo-klanttevredenheidsonderzoek.nl
Wmo-klanttevredenheidsonderzoek over 2013 Onderzoek naar burgerparticipatie
Rapportcijfer kwaliteit sociale 3,5%13,1% contacten 0%
83,5%
20%
1 t/m 4
40% 5 of 6
60%
80%
100%
7 of hoger
Grafiek 6. Kwaliteit sociale contacten (N = 428) Over de kwaliteit van de sociale contacten zijn de meeste respondenten tevreden. Gemiddeld geven zij een 7,4 als rapportcijfer. 83,5% geeft een 7 of hoger voor de kwaliteit van hun sociale contacten. Een aantal factoren heeft een significante invloed op de beoordeling van de kwaliteit van de sociale contacten. Op de eerste plaats is dat de beoordeling van de eigen gezondheid. Naarmate de beoordeling van de eigen gezondheid hoger (of lager) is, stijgt (of daalt) de beoordeling van de kwaliteit van de sociale contacten. Ook respondenten die beperkingen ervaren door hun gezondheidstoestand, beoordelen de kwaliteit van de sociale contacten (6,7) significant lager dan de groep zonder beperkingen (7,7). Bekijken we de gemiddelden per aandoening, dan zijn de resultaten als volgt: Waardoor beperkt uw gezondheid u in uw dagelijkse bezigheden? Lichamelijke beperking Chronische ziekte Psychisch probleem Zintuiglijke beperking (slechthorend of slechtziend) Vergeetachtig Weinig energie Verstandelijke beperking
Rapportcijfer sociale contacten 6,8 6,7 5,5 5,5 6,8 6,2 5,7
Vooral mensen met psychische problemen, een zintuiglijke beperking of een verstandelijke beperking beoordelen de kwaliteit van hun sociale contacten lager. Daarnaast beoordelen respondenten die voor hun gevoel niet voldoende de deur uitgaan de kwaliteit van de sociale contacten significant lager (5,8) dan de groep die wel vindt dat zij voldoende de deur uitgaat (7,6). De verschillen tussen de dorpskernen zijn niet zo groot. Per dorpskern zijn de resultaten als volgt: In welk dorp of in welke wijk woont u? Gennep Heijen Milsbeek Ottersum Ven-Zelderheide
Rapportcijfer sociale contacten 7,3 7,6 7,6 7,7 7,1
Pagina 15 © 2014 | Wmo-klanttevredenheidsonderzoek.nl
Wmo-klanttevredenheidsonderzoek over 2013 Onderzoek naar burgerparticipatie
3.4
Verenigingsleven en vrijwilligerswerk
Aan de respondenten is gevraagd of zij lid zijn van een vereniging en/of aan vrijwilligerswerk doen. Dit zegt iets over het sociale netwerk dat mensen hebben en de mate waarin mensen maatschappelijk participeren. Hierbij kijken we duidelijk naar specifieke groepen die niet participeren. Van deze groep respondenten (N = 442) is ruim 59% lid van een vereniging. Bijna 41% is dit niet. Een nadere analyse laat zien dat: - Van de 41-plussers is gemiddeld 62% lid van een vereniging. Bij de respondenten tussen 18 tot en met 40 jaar is dat 46%. - Van de respondenten die vinden dat zij voldoende de deur uitgaan, is 61% lid van een vereniging. Van de respondenten die vinden dat zij onvoldoende de deur uitgaan, is 29% lid van een vereniging. - Opleiding en beperkingen als gevolg van gezondheidsproblemen spelen hierin geen rol van betekenis. Als we de resultaten op dorpskernniveau4 bekijken, levert dat de volgende resultaten op: Gennep (N = 221)
Heijen (N = 44)
Milsbeek (N = 92)
Ottersum (N = 59)
VenZelderheide (N = 23)
Lid van een vereniging
53,4%
72,7%
64,1%
62,7%
60,9%
Geen lid van een vereniging
46,6%
27,3%
35,9%
37,3%
39,1%
De respondenten uit de gemeente Heijen zijn in vergelijking met de andere dorpskernen vaker lid van een vereniging dan de respondenten uit de andere dorpskernen. De respondenten uit de kern Gennep zijn juist wat minder vaak lid van een vereniging. Sport en recreatie Kunst & cultuur Sociaal-cultureel werk Zorg- of hulpverlening Belangenbehartiging Leefomgeving Natuur en milieu Onderwijs en vorming (ouderraad etc.) Levensbeschouwing Politiek (politieke partij) Ideëel Verkeer en veiligheid Anders
55,7% 20,6% 17,9% 3,4% 15,6% 12,6% 2,3% 3,1% 10,3% 4,2% 1,9% 1,5% 5,3% 0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
Grafiek 7. Achtergrond/doelstelling organisatie waar respondenten lid van zijn (als % van N = 262) De respondenten zijn vaak lid van een sport- of recreatieclub (55,7%). Daarnaast is 20,6% lid van een vereniging in de kunst- en cultuursector en bijna 18% van een vereniging in de sector sociaal-cultureel werk. 4
Let op: door de lage N-waarden in sommige dorpskernen kunnen de percentages vertekenend zijn.
Pagina 16 © 2014 | Wmo-klanttevredenheidsonderzoek.nl
Wmo-klanttevredenheidsonderzoek over 2013 Onderzoek naar burgerparticipatie
Een vrijwilliger is iemand die werkzaamheden verricht, meestal voor een organisatie (vereniging, club of los verband van vrijwilligers), zonder dat hij/zij hiervoor betaald krijgt. Een vrijwilliger maait dus bijvoorbeeld het gras voor de plaatselijke voetbalorganisatie, maar kan ook langs de deuren gaan voor een goed doel, in de schoolpauzes passen op overblijvende kinderen of de jaarlijkse rommelmarkt organiseren. Vrijwilligerswerk is al een cruciaal onderdeel van de huidige Wmo en wordt met de komst van de Wmo 2015 nog belangrijker, omdat er van burgers meer wordt verwacht dat zij zich actief inzetten voor de maatschappij. Van deze groep respondenten (N = 449) is ruim 39% actief als vrijwilliger. Bijna 61% doet niet aan vrijwilligerswerk. Jongeren in de leeftijd van 18 tot en met 30 jaar en 75-plussers zijn met respectievelijk 24% en 17% het minst actief als vrijwilliger. Van de respondenten in de overige leeftijdscategorieën is ongeveer 44% actief als vrijwilliger. Van de respondenten met een baan is bijna 44% actief als vrijwilliger. Van de studerenden is ruim 32% actief als vrijwilliger. Per dorpskern5 bekijken, zijn resultaten als volgt: Gennep (N = 227)
Heijen (N = 44)
Milsbeek (N = 93)
Ottersum (N = 58)
VenZelderheide (N = 23)
Actief als vrijwilliger
34,4%
43,2%
44,1%
46,6%
39,1%
Niet actief als vrijwilliger
65,6%
56,8%
55,9%
53,4%
60,9%
De bovenstaande tabel laat zien dat de respondenten uit de kernen Heijen, Milsbeek en Ottersum relatief het meest actief zijn als vrijwilliger, hoewel in die kernen nog steeds een meerderheid niet actief is als vrijwilliger. De respondenten uit de kern Gennep zijn in verhouding tot de andere kernen, het minst actief als vrijwilliger. Bijna 43% van de vrijwilligers (N = 169)) die aan dit onderzoek hebben meegedaan, zijn actief voor één organisatie. Ruim 36% is actief voor twee organisaties en bijna 14% is actief voor drie organisaties. Ongeveer 8% is actief voor vier of vijf organisaties. Verhoudingsgewijs zijn de meeste respondenten die actief zijn als vrijwilliger (N = 171), tien jaar of langer actief, namelijk 49%. 24% is vijf tot tien jaar actief als vrijwilliger en nog eens bijna 25% één tot vijf jaar. Ruim 2% is korter dan één jaar actief als vrijwilliger. Van de vrijwilligers verricht de meerderheid (69%) één tot vijf uur per week vrijwilligerswerk. Bijna 16% verricht vijf tot negen uur vrijwilligerswerk per week en 16% meer dan negen uur per week. Het gemiddelde bedraagt ongeveer vier uur.
5
Let op: door de lage N-waarden in sommige dorpskernen kunnen de percentages vertekenend zijn.
Pagina 17 © 2014 | Wmo-klanttevredenheidsonderzoek.nl
Wmo-klanttevredenheidsonderzoek over 2013 Onderzoek naar burgerparticipatie
Ik ben gevraagd door het bestuur
24,3%
Ik ben gevraagd door andere vrijwilligers
20,2%
Er wordt van mij als lid een vrijwillige bijdrage verwacht Ik heb mijzelf aangemeld als vrijwilliger naar aanleiding van een persbericht / vacature
9,8% 7,5%
Ik heb mijzelf spontaan aangemeld als vrijwilliger Ik ben gevraagd door een medewerker van het Steunpunt Vrijwilligers Ik heb me aangemeld via de Vrijwilligersvacaturebank
31,8% 0,0% 0,6%
Anders
5,8% 0%
5%
10%
15%
20%
25%
30%
35%
Grafiek 8. Aanleiding om vrijwilligerswerk te gaan doen (N = 173) Bijna 32% van deze groep respondenten heeft zich spontaan aangemeld als vrijwilliger. Daarnaast zegt ruim 24% gevraagd te zijn door het bestuur. Nog eens ruim 20% is gevraagd door andere vrijwilligers. Van de mannelijke respondenten die actief is als vrijwilliger, is bijna 38% gevraagd door het bestuur. Bij de vrouwelijke respondenten is dat 18%. Vrouwelijke respondenten zijn daarentegen weer iets vaker gevraagd door andere vrijwilligers (24%) en vrouwelijke respondenten hebben zich wat vaker spontaan aangemeld (39%) dan de mannelijke respondenten. Bij de mannelijke respondenten zijn deze percentages respectievelijk 17% en 26%. Opvallend is verder dat van de respondenten met beperkingen die actief zijn als vrijwilliger, zich 44% spontaan heeft aangemeld als vrijwilliger. Dit percentage ligt duidelijk hoger dan het percentage van de gehele groep.
Pagina 18 © 2014 | Wmo-klanttevredenheidsonderzoek.nl
Wmo-klanttevredenheidsonderzoek over 2013 Onderzoek naar burgerparticipatie
Sport en recreatie
39,2%
Kunst & cultuur
25,6%
Sociaal-cultureel werk
26,1%
Zorg- of hulpverlening Informatie en advies
8,5% 1,7%
Belangenbehartiging
9,7%
Leefomgeving Natuur en milieu
8,0% 2,8%
Onderwijs en vorming
10,8%
Levensbeschouwing
10,2%
Politiek
4,5%
Ideëel
2,3%
Verkeer en veiligheid
2,3%
Anders
10,8% 0%
5%
10%
15%
20%
25%
30%
35%
40%
45%
Grafiek 9. Sectoren vrijwilligersorganisaties (N = 176) De meeste vrijwilligers die aan dit onderzoek hebben meegedaan, zijn actief in de sectoren ‘sport en recreatie’, ‘sociaal-cultureel werk’ en/of ‘kunst en cultuur’. Mannelijke respondenten zijn relatief wat meer actief bij sportclubs en vrouwelijke respondenten wat meer bij organisaties in de sector ‘sociaal- en cultureel werk’.
Pagina 19 © 2014 | Wmo-klanttevredenheidsonderzoek.nl
Wmo-klanttevredenheidsonderzoek over 2013 Onderzoek naar burgerparticipatie
Het is belangrijk voor de plaats waar ik woon Het staat goed op mijn CV
35,2% 6,3%
Het vrijwilligerswerk geeft me (dag/week)ritme Ik heb op dit moment geen werk
13,1% 4,5%
Ik help of ondersteun graag andere mensen
42,0%
Ik kan op deze manier mijn sociale contacten onderhouden en opbouwen
42,0%
Ik vind het werk leuk en interessant
37,5%
Ik voel me erg verbonden met de doelstelling(en) van mijn organisatie
34,7%
Ik wil graag iets voor de samenleving doen
52,3%
Ik wil graag nieuwe kennis of vaardigheden opdoen
9,1%
Ik wil graag werkervaring opdoen
2,8%
Ik wil meer voor mijn organisatie betekenen dan alleen lid zijn Ik wil mijn deskundigheid / ervaring in dienst stellen van de organisatie
26,7% 25,0%
Ik wil mijn tijd op een zinvolle wijze besteden
19,9%
Ik moet dit van de gemeente
0,6%
Anders
1,7% 0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
Grafiek 10. Redenen om vrijwilligerswerk te doen (als % van N = 176, respondenten konden meerdere antwoorden geven) Er zijn volgens deze vrijwilligers vijf belangrijke redenen om vrijwilligerswerk te doen: 1. Graag iets willen doen voor de samenleving 2. Het onderhouden en opbouwen van sociale contacten. Dit geldt iets meer voor mannelijke respondenten (48%) dan voor vrouwelijke respondenten (38%). 3. Het helpen of ondersteunen van andere mensen. Dit geldt iets meer voor vrouwelijke respondenten (49%) dan voor mannelijke respondenten (33%). Daarnaast speelt dit argument ook sterker voor respondenten tussen 18 en 65 jaar (48%) dan voor 65-plussers (27%) 4. Het werk is leuk en interessant 5. Belangrijk voor de woonplaats.
Pagina 20 © 2014 | Wmo-klanttevredenheidsonderzoek.nl
Wmo-klanttevredenheidsonderzoek over 2013 Onderzoek naar burgerparticipatie
Bijna 80% van de respondenten (N = 173) die actief is als vrijwilliger is van plan om het vrijwilligerswerk bij hun huidige organisatie voort te zetten. 9% wil binnen nu en drie jaar stoppen. Bijna 3% wil binnenkort stoppen en bijna 9% weet het nog niet. Vrijwilligers die wel (overwegen om te) stoppen, doen dat voornamelijk vanwege: - Plaats willen maken voor andere vrijwilligers - Het niet kunnen combineren van het vrijwilligerswerk met het werk - Persoonlijke omstandigheden. Van de respondenten die nu nog niet als vrijwilliger actief zijn (N = 251), zegt ruim 11% zich in de toekomst wel als vrijwilliger in te willen zetten. Ruim 37% zegt dat niet te willen. Vooral de mannelijke respondenten zeggen zich niet in de toekomst in te willen zetten als vrijwilliger, namelijk 50%. Daarnaast willen 65-plussers zich niet inzetten als vrijwilliger, namelijk 65%. Bij de groep respondenten tot 65 jaar is dat 22%. Tot slot willen respondenten met beperkingen als gevolg van hun gezondheid geen vrijwilligerswerk doen, namelijk 68%. Bijna 52% weet het nog niet. In de gemeente Gennep is er een vacaturebank voor vrijwilligers. Van alle respondenten (N = 436) is 36% bekend met deze vacaturebank. 64% kent de vacaturebank voor vrijwilligers niet.
3.5
Mantelzorg
Mantelzorgers zijn mensen die onbetaald en vaak voor langere tijd voor iemand uit hun naaste omgeving zorgen. Dat kan bijvoorbeeld de partner, kind(eren), ouder(s), een ander familielid of bekende zijn. Dat neemt natuurlijk niet weg dat veel mantelzorgers het graag doen. Een mantelzorger verleent zorg aan een ander vanuit een grote betrokkenheid. Van deze groep respondenten (N = 436) is bijna 27% actief als mantelzorger. Een nadere analyse laat zien dat: - 33% van de vrouwelijke respondenten actief is als mantelzorger. Bij de mannelijke respondenten is dat 19%. - Respondenten in de leeftijd van 51 tot en met 64 jaar verlenen relatief de meeste mantelzorg, namelijk 43%. Bij de andere leeftijdscategorieën is dat gemiddeld 19%. Aan de respondenten die nu actief zijn als mantelzorger (N = 117), zijn vragen gesteld over wat zij doen, voor wie en waarom. Het is mijn partner
21,4%
Het gaat om mijn kind(eren)
21,4%
Het gaat om mijn ouder(s)
27,4%
Het gaat om mijn schoonfamilie
19,7%
Het is een ander familielid
18,8%
Het is een vriend of kennis
12,0%
Het is mijn buurman/buurvrouw Anders
6,0% 0,9% 0%
5%
10%
15%
20%
25%
30%
Grafiek 11. Relatie tussen mantelzorger en zorgontvanger (als % van N = 117, respondenten konden meerdere antwoorden geven)
Pagina 21 © 2014 | Wmo-klanttevredenheidsonderzoek.nl
Wmo-klanttevredenheidsonderzoek over 2013 Onderzoek naar burgerparticipatie
Kijkend naar de relatie die de mantelzorger heeft met de zorgontvanger, is er in meeste gevallen sprake van een directe familiaire band. In de meeste situaties (27,4%) gaat het om de ouder(s) van de mantelzorger. 21,4% van de mantelzorgers verleent zorg aan de partner. Bij nog eens 21,4% gaat het om één of meerdere kinderen van de mantelzorger. Bijna 20% zorgt voor schoonfamilie.
Huishoudelijke taken Persoonlijke verzorging Hulp bij koken Hulp bij eten en drinken Emotionele ondersteuning Administratieve taken Aanvragen van voorzieningen of ondersteuning Vervoer en begeleiding Oppassen Helpen met therapie Verpleegkundige zorg Dag en nacht beschikbaar zijn Anders
34,2% 12,8% 18,8% 10,3% 59,8% 46,2% 29,9% 60,7% 17,9% 6,8% 11,1% 28,2% 0,9% 0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
70%
Grafiek 12. Taken van mantelzorgers (als % van N = 117, respondenten konden meerdere antwoorden geven) De vijf belangrijkste taken die mantelzorgers op zich nemen zijn: - Vervoer en begeleiding (60,7%) - Emotionele ondersteuning (59,8%) - Administratieve taken (46,2%) - Huishoudelijke taken (34,2%) - Aanvragen van voorzieningen en ondersteuning (29,9%). Ruim 95% van de mantelzorgers (N = 113) verleent langer dan één jaar mantelzorg. Ruim 51% verleent zelfs al vijf jaar of langer mantelzorg. Dit betekent dat er bij al deze mantelzorgers sprake is van een langdurige zorgrelatie met de ontvanger. Een nadere analyse levert de volgende resultaten op: Bij kinderen wordt de zorg in 71% van de gevallen langer dan vijf jaar verleend De zorg voor een partner wordt in 64% van de gevallen langer dan vijf jaar verleend Voor andere familieleden zorgt 64% vijf jaar of langer Voor de schoonfamilie zorgt 52% vijf jaar of langer Mantelzorgers die voor hun ouders zorgen, doen dat in 44% van de gevallen langer dan vijf jaar. Van de mantelzorgers (N = 108) verleent 14% meer dan 24 uur per week zorg. 23% verleent tussen de negen en 24 uur zorg. 63% verleent acht uur of minder per week mantelzorg. Deze percentages tonen aan dat er regelmatig sprake is van een intensieve zorgrelatie tussen de mantelzorger en de zorgontvanger. Het Sociaal Cultureel Planbureau spreekt van mantelzorg als er langer dan drie maanden of meer dan acht uur per week zorg geboden wordt. Deze definitie in ogenschouw nemend, voldoen vrijwel alle respondenten die aan dit onderzoek mee hebben gedaan aan de definitie, waardoor ze als mantelzorger beschouwd kunnen worden.
Pagina 22 © 2014 | Wmo-klanttevredenheidsonderzoek.nl
Wmo-klanttevredenheidsonderzoek over 2013 Onderzoek naar burgerparticipatie
De meest intensieve zorg wordt door mantelzorgers verleend aan de partner. 45% van de mantelzorgers die zorg verlenen aan hun partner, verleent meer dan 24 uur per week zorg. Ja
15,0%
Wel eens
48,6%
Nee
36,4% 0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
Grafiek 13. Sprake van een te zware belasting? (N = 107) Van deze groep mantelzorgers voelt 15% zich wel eens te zwaar belast. Bij bijna 49% is dat soms het geval en bij ruim 36% is dat helemaal niet het geval. Er is sprake van een significant verband tussen het aantal uren per week dat een mantelzorger zorg verleent en de vraag of iemand zich wel eens te zwaar belast voelt; de mantelzorgers die veel uren per week zorg verlenen geven duidelijk vaker aan wel eens te zwaar belast te zijn door die zorgtaken dan de mantelzorgers die weinig uren per week zorg verlenen. Bekijken we de antwoorden per taak, dan zien we het volgende:6 - Huishoudelijke taken: 25% zegt ‘ja’ en 50% zegt ‘soms’ - Oppassen: 35% zegt ‘ja’ en 35% zegt ‘soms’ - Emotionele ondersteuning: 20% zegt ‘ja’ en 54% zegt ‘soms’ - Administratieve taken: 23% zegt ‘ja’ en 48% zegt ‘soms’ - Dag en nacht beschikbar zijn: 28% zegt ‘ja’ en 48% zegt ‘soms’. Van de respondenten die op dit moment nog niet actief zijn als mantelzorger (N = 295), verwacht 3% binnen nu en twee jaar wel mantelzorg te gaan verlenen. 54% denkt van niet en 43% weet het nog niet. Vooral de respondenten in de leeftijd tussen 51 en 75 jaar twijfelen. Ruim 55% van deze groep heeft ‘weet ik nog niet’ aangekruist. Bij de respondenten jonger dan 51 jaar is dat gemiddeld 35%.
6
Alleen als N ≥ 20.
Pagina 23 © 2014 | Wmo-klanttevredenheidsonderzoek.nl
Wmo-klanttevredenheidsonderzoek over 2013 Onderzoek naar burgerparticipatie
3.6
Actief in de buurt
Om te bereiken dat buurtbewoners elkaar ondersteunen, is het van belang om inzicht te krijgen in de mate waarin burgers zich nu al inzetten voor hun buurt, wat hun redenen zijn om zich wel of niet in te zetten voor hun buurt en hun bereidheid om zich voor buurtbewoners in te zetten. In deze paragraaf gaan we daar dieper op in. Van de respondenten (N = 433) zet zich 20% actief in voor haar buurt of wijk. 11% doet dat niet, maar zou dat wel willen. Dat geldt bovengemiddeld voor respondenten in de leeftijd van 18 tot en met 40 jaar, namelijk 18%. Nog eens 20% wil zich misschien inzetten voor de buurt of wijk. Bijna de helft van de respondenten wil zich echter helemaal niet inzetten voor hun buurt of wijk. Als we de resultaten op dorpskernniveau7 bekijken, levert dat de volgende resultaten op:
Actief in de buurt Niet actief in de buurt, maar zou dat wel willen Niet actief in de buurt, maar zou dat misschien willen Niet actief in de buurt en wil dat ook niet
Gennep (N = 214)
Heijen (N = 42)
Milsbeek (N = 92)
Ottersum (N = 58)
VenZelderheide (N = 23)
18,2%
23,8%
15,2%
20,7%
39,1%
10,7%
7,1%
12,0%
10,3%
17,4%
20,6%
11,9%
22,8%
22,4%
13,0%
50,5%
57,1%
50,0%
46,6%
30,4%
De respondenten uit Ven-Zelderheide zijn procentueel het meest actief in hun buurt. De respondenten uit Milsbeek zijn juist het minst actief in hun buurt. Daarnaast zien we dat met uitzondering van Heijen, in alle kernen ongeveer een derde van de respondenten nu niet actief is in de buurt, maar dat (misschien) wel wil zijn.
Ik ben actief in de buurt- of wijkraad
24,4%
Ik help mee om de buurt schoon te houden Ik heb meegeholpen om een buurtproject uit te voeren Ik help mee met het onderhouden van het groen of een speeltuin
9,3% 8,1% 3,5%
Ik help mee om een buurtfeest te organiseren
45,3%
Ik help buurtgenoten
18,6%
Anders
8,1% 0%
10%
20%
30%
40%
50%
Grafiek 14. Activiteiten die buurtbewoners uitvoeren (als % van N = 86, respondenten konden meerdere antwoorden geven) 7
Let op: door de lage N-waarden in sommige dorpskernen kunnen de percentages vertekenend zijn.
Pagina 24 © 2014 | Wmo-klanttevredenheidsonderzoek.nl
Wmo-klanttevredenheidsonderzoek over 2013 Onderzoek naar burgerparticipatie
Van de respondenten die zich op dit moment al inzetten voor hun buurt of wijk, helpt ruim 45% mee om een buurtfeest te organiseren. Ruim 24% is actief in de buurt- of wijkraad en bijna 19% helpt buurtgenoten met bijvoorbeeld boodschappen doen of klusjes uitvoeren. Aan de respondenten die zich nog niet inzetten voor hun buurt, maar dat (misschien) wel willen, hebben we gevraagd wat de belangrijkste redenen zijn dat zij zich nog niet hebben ingezet voor hun buurt of wijk.
Tot nu toe heb ik er nog geen tijd voor gehad
48,9%
Ik heb me daar tot nu toe nog niet in verdiept
Ik woon hier nog maar net
24,1%
3,8%
Er wordt op dit moment niets in mijn buurt georganiseerd waar ik mij als vrijwilliger voor zou kunnen inzetten
36,8%
Ik weet niet hoe ik activiteiten moet organiseren
0,8%
Er is niet zoiets als een buurtvereniging of wijkraad waar ik mij bij kan aansluiten
8,3%
Ik weet niet of iemand daar behoefte aan heeft
14,3%
Ik weet niet of ik mij als vrijwilliger kan inzetten voor mijn buurt of wijk
4,5%
Anders
4,5% 0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
Grafiek 15. Redenen waarom respondenten zich nog niet voor de buurt hebben ingezet (als % van N = 133, respondenten konden meerdere antwoorden geven) Verreweg de belangrijkste reden waarom respondenten zich tot nu toe nog niet voor hun buurt hebben ingezet, maar dat (misschien) wel willen, is dat zij er nog geen tijd voor hebben gehad. Dit geldt vooral voor respondenten met een betaalde baan, namelijk 64%. Een andere belangrijke reden is dat er momenteel nog niets in hun buurt wordt georganiseerd. Tot slot zegt bijna een kwart zich daar nog niet in te hebben verdiept.
Pagina 25 © 2014 | Wmo-klanttevredenheidsonderzoek.nl
Wmo-klanttevredenheidsonderzoek over 2013 Onderzoek naar burgerparticipatie
Verder is aan deze groep respondenten gevraagd op welke wijze zij zich zouden willen inzetten voor hun buurt. 9% kent iemand in zijn of haar buurt die hulp zou kunnen gebruiken, maar die nu niet ontvangt. Ik zou mij wel voor de buurt- of wijkraad willen inzetten
10,5%
Ik zou graag mee willen helpen om de buurt te schoon te houden
17,3%
Ik zou graag mee willen helpen om een buurtproject uit te voeren
12,0%
Ik zou graag mee willen helpen met het onderhouden van het groen of voorzieningen
6,8%
Ik zou graag mee willen helpen om een buurtfeest te organiseren
22,6%
Ik zou graag buurtgenoten mee willen helpen
17,3%
Anders
7,5% 0%
5%
10%
15%
20%
25%
Grafiek 16. Taken die respondenten zouden willen uitvoeren (als % van N = 133, respondenten konden meerdere antwoorden geven) De drie meest genoemde taken die respondenten voor hun buurt zouden willen uitvoeren zijn: 1. Het meehelpen organiseren van een buurtfeest 2. Meehelpen met het schoonhouden van de buurt 3. Buurtgenoten helpen. Als we de antwoorden op dorpskernniveau8 bekijken, levert dat de volgende resultaten op:
Ik zou mij wel voor de buurt- of wijkraad willen inzetten Ik zou graag mee willen helpen om de buurt te schoon te houden Ik zou graag mee willen helpen om een buurtproject uit te voeren Ik zou graag mee willen helpen met het onderhouden van het groen of voorzieningen in de buurt Ik zou graag mee willen helpen om een buurtfeest te organiseren Ik zou graag buurtgenoten mee willen helpen 8
Gennep (N = 67)
Heijen (N = 8)
Milsbeek (N = 32)
Ottersum (N = 19)
VenZelderheide (N = 7)
11,9%
25,0%
6,3%
10,5%
-
19,4%
37,5%
6,3%
21,1%
14,3%
16,4%
12,5%
3,1%
10,5%
14,3%
6,0%
-
6,3%
15,8%
-
23,9%
25,0%
18,8%
15,8%
42,9%
17,9%
25,0%
21,9%
5,3%
14,3%
Let op: door de lage N-waarden in sommige dorpskernen zijn de percentages erg vertekenend.
Pagina 26 © 2014 | Wmo-klanttevredenheidsonderzoek.nl
Wmo-klanttevredenheidsonderzoek over 2013 Onderzoek naar burgerparticipatie
In het kader van de Wmo is vooral dat laatste belangrijk, omdat er juist steeds meer een beroep op de maatschappij gedaan moet worden om mensen te ondersteunen. Daarom is aan alle respondenten gevraagd of zij bereid zijn om buurtgenoten te ondersteunen, zoals het helpen van ouderen of mensen met een beperking bij het boodschappen doen, poetsen of de tuin te onderhouden. Bijna 10% van de respondenten (N = 408) ondersteunt op dit moment al één of meerdere buurtgenoten. Bijna 3% zegt een buurtgenoot structureel (bijvoorbeeld wekelijks) te willen ondersteunen. Een meerderheid van 57% is bereid om iets voor een buurtgenoot te willen doen, maar op incidentele basis. Ruim 30% is helemaal niet bereid om iets voor een buurtgenoot te willen doen. 75-plussers zijn relatief het minst bereid om een buurtgenoot te helpen. In Milsbeek zijn respondenten relatief het meest bereid om buurtgenoten te helpen. Driekwart van de respondenten uit Milsbeek helpt al iemand uit de buurt of is daartoe bereid. De vraag of iemand een betaalde baan heeft, speelt geen wezenlijke rol. Taken waarbij respondenten willen helpen zijn onder andere: - Boodschappen doen - Vervoer bieden - Kleine (huishoudelijke) klusjes doen - Sociaal contact onderhouden - De tuin doen. De volledige lijst is opgenomen in bijlage II. De respondenten die zich niet als buurtvrijwilliger willen inzetten (N = 214), geven hiervoor de volgende redenen: - Geen tijd: 42%. Dit geldt in het bijzonder voor mensen met een baan. - Gezondheidsredenen: 30% - Geen zin hebben: 10% - Zich niet betrokken voelen bij de buurt: 8%.
3.7
Sociale eenzaamheid
In Nederland wordt in veel onderzoeken gebruik gemaakt van de zogenaamde gemisintensiteitsschaal, meestal de eenzaamheidsschaal genoemd. Mevrouw prof. J. de Jong Gierveld en de heer prof. T.G. van Tilburg hebben deze schaal ontwikkeld. Uit onderzoeken waarbij dit instrument gebruikt is, blijkt dat de gemisintensiteitsschaal een betrouwbaar meetinstrument is voor diverse leeftijdsgroepen. Bovendien discrimineert de schaal over het algemeen goed tussen ernstig eenzamen, matig eenzamen en niet-eenzamen. Met de gemisintensiteitsschaal kan zowel sociale als emotionele eenzaamheid gemeten worden, evenals de ernst van de eenzaamheid (ernstig, matig of niet).
31,1%
61,4%
Totale eenzaamheid
21,1%
67,4%
Sociale eenzaamheid
0%
20% Niet
40% 60% Matig Ernstig
Grafiek 17. Eenzaamheidsscores (N = 402)
Pagina 27 © 2014 | Wmo-klanttevredenheidsonderzoek.nl
12,4% 9,7%4,0%
86,3%
Emotionele eenzaamheid
7,4%
80%
100%
Wmo-klanttevredenheidsonderzoek over 2013 Onderzoek naar burgerparticipatie
Kijken we naar het totaal van de emotionele eenzaamheid en de sociale eenzaamheid, dan zien we dat ruim 61% van de respondenten helemaal niet eenzaam is. 31% is matig eenzaam en ruim 7% is ernstig eenzaam. We zien dat een flinke groep burgers sociaal eenzaam is. 21% is matig sociaal eenzaam en ruim 12% is sterk sociaal eenzaam. Ruim 67% is helemaal niet sociaal eenzaam. Ruim 86% van de burgers is niet emotioneel eenzaam. Bijna 10% is matig emotioneel eenzaam en 4% is ernstig emotioneel eenzaam9. Onderzoek van professor Th. Van Tilburg en professor J. Gierveld laat zien dat ongeveer 30% van de Nederlanders eenzaamheidsgevoelens heeft. 10% van de Nederlanders is ernstig eenzaam. Uit de verschillende onderzoeken die gedurende een langere periode zijn uitgevoerd, blijkt dat deze eenzaamheidspercentages redelijk constant zijn. Vergelijken we de cijfers van Gennep met de landelijke cijfers, dan komen die cijfers redelijk met elkaar overeen Landelijk is bijna 40% sociaal eenzaam10. Wat dat betreft scoort Gennep iets beter dan landelijk. Voor dit onderzoek kijken we vooral naar de sociale eenzaamheid. Daarbij wordt gekeken of mensen een eigen netwerk hebben of er vooral alleen voor staan. De volgende factoren zijn het meest van invloed zijn op de eenzaamheid: - Leeftijd; sociale eenzaamheid neemt significant toe, naarmate de leeftijd stijgt. Ouderen zijn dus iets meer sociaal eenzaam dan jongeren. - Gezondheid; respondenten met een slechtere gezondheid zijn significant sociaal eenzamer dan respondenten met een goede gezondheid. - Kwaliteit sociale contacten: respondenten die de kwaliteit van hun sociale contacten als laag beoordelen zijn significant sociaal eenzamer dan respondenten die de kwaliteit van hun sociale contacten als hoog beoordelen. - Woonomgeving; respondenten met een negatieve mening over hun woonomgeving zijn eveneens significant sociaal eenzamer dan respondenten die een positieve mening hebben over hun woonomgeving. - Beperkingen: respondenten wier gezondheid hen beperkt in hun dagelijkse bezigheden, zijn significant duidelijk sociaal eenzamer dan de respondenten zonder die beperkingen. - Voldoende de deur uitgaan; respondenten die naar hun mening onvoldoende de deur uitgaan, zijn significant sociaal eenzamer dan de respondenten die wel voldoende de deur uitgaan. - Lid zijn van een vereniging: respondenten die lid zijn van een vereniging zijn significant minder sociaal eenzaam dan respondenten die wel lid zijn van een vereniging. - Betaalde baan hebben11: respondenten die een betaalde baan hebben zijn significant minder sociaal eenzaam dan de respondenten die geen betaalde baan hebben. - Vrijwilliger zijn: respondenten die actief zijn als vrijwilliger zijn significant minder eenzaam dan respondenten die niet actief zijn als vrijwilliger. - Mantelzorger zijn: mantelzorgers die (soms) te zwaar belast zijn, zijn significant sociaal eenzamer dan mantelzorgers die niet te zwaar belast zijn. - Actief in de buurt: respondenten die zich niet actief in willen of kunnen zetten voor hun buurt zijn significant sociaal eenzamer dan respondenten die zich wel actief inzetten voor hun buurt.
9
De eenzaamheidsscores zijn bepaald op basis van de antwoorden van die respondenten die op alle stellingen gereageerd hadden met ‘ja’, ‘min of meer’ of ‘nee’. 10 Bron: RIVM: Nationaal Kompas Volksgezondheid: http://www.nationaalkompas.nl/gezondheid-en-ziekte/functioneren-enkwaliteit-van-leven/eenzaamheid/hoeveel-mensen-zijn-eenzaam/ 11 De leeftijdscategorie 65-plus is hierbij buiten beschouwing gelaten.
Pagina 28 © 2014 | Wmo-klanttevredenheidsonderzoek.nl
Wmo-klanttevredenheidsonderzoek over 2013 Onderzoek naar burgerparticipatie
3.8
Sociale cohesie
Het Sociaal Cultureel Planbureau omschrijft sociale cohesie als volgt: ‘Sociale cohesie is de mate waarin mensen in hun gedrag en beleving uitdrukking geven aan hun betrokkenheid bij maatschappelijke verbanden in hun persoonlijke leven, als burger in de maatschappij en als lid van de samenleving’ (Schnabel et al., 2008). Betrokkenheid bij de omgeving en de buurt staan centraal, zowel in gedrag als in beleving. Sociale cohesie zegt ook iets over de mate waarin burgers participeren in hun buurt. Om de sociale cohesie te onderzoeken, maken we gebruik van de methodiek die ook door het Centraal Bureau voor de Statistiek wordt gebruikt in de jaarlijkse Veiligheidsmonitor. Deze methodiek bestaat uit een zestal stellingen. Op basis van vier stellingen wordt de sociale cohesie bepaald. De resultaten van deze vier stellingen (aangegeven met een *) zijn in grafiek 18 weergegeven.
De mensen gaan in deze buurt op een prettige manier met elkaar om*
24,9%
Ik ben tevreden over de bevolkingssamenstelling in deze buurt
22,1%
Ik voel me thuis bij de mensen die in deze buurt wonen*
20,6%
Ik woon in een gezellige buurt, waar mensen elkaar helpen* Ik heb veel contact met andere buurtbewoners De mensen kennen elkaar nauwelijks in deze buurt*
50,1% 52,0% 50,2%
15,5% 9,9% 2,6% 11,6%
20,1% 4,1% 0,7%
39,8%
32,6%
25,4% 22,3%
45,5% 36,6%
20,2%
4,1% 1,7%
24,3%
3,7% 1,1% 9,0% 3,0%
12,7%6,5% 26,8%
0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90%100% Helemaal mee eens
Mee eens
Neutraal
Mee oneens
Helemaal mee oneens
Grafiek 18. Stellingen sociale cohesie gemeente Gennep (N = 411) Driekwart van de respondenten is van mening dat mensen in hun buurt op een prettige wijze met elkaar omgaan en is tevreden over de bevolkingssamenstelling in de buurt. Bijna 71% voelt zich ook thuis bij de mensen in hun buurt. Als we kijken naar de mate waarin buurtbewoners elkaar helpen, dan is 55% van de respondenten deze mening toegedaan. Iets meer dan een derde van de respondenten zegt veel contact te hebben met andere buurtbewoners. Buurtbewoners kennen elkaar wel redelijk. Ruim 63% ervaart dit zo. De schaalscore die de sociale cohesie uitdrukt voor de gemeente Gennep bedraagt 6,9.12 Als we kijken naar de Veiligheidsmonitor 2013 van het CBS, dan kunnen we daarin lezen dat de landelijke schaalscore een 6,2 bedraagt. Daarmee scoort de gemeente Gennep hoger dan Nederland als geheel. Een nadere analyse van de sociale cohesie laat het volgende beeld zien: - De sociale cohesie-score is bij mannen (6,8) iets lager dan bij vrouwen (7,1).
12
Deze score is berekend op basis van de resultaten van de respondenten die op alle vier de stellingen hebben gereageerd met ‘helemaal mee eens’, ‘mee eens’, ‘neutraal’, ‘mee oneens’ of ‘helemaal mee oneens’. De stelling ‘de mensen kennen elkaar nauwelijks in deze buurt’ is ‘omgekeerd’ hercodeerd.
Pagina 29 © 2014 | Wmo-klanttevredenheidsonderzoek.nl
Wmo-klanttevredenheidsonderzoek over 2013 Onderzoek naar burgerparticipatie
-
65-plussers en respondenten in de leeftijd van 18 tot met 31 jaar kennen eveneens een iets lagere score, namelijk ongeveer 6,7. Tussen leeftijd en de sociale cohesie-score is er verder geen verband. De opleiding lijkt ook een rol te spelen: Ik heb geen opleiding afgerond Lager onderwijs Lager en middelbaar algemeen voortgezet onderwijs (bijv.: VMBO, MAVO, MULO) Hoger algemeen voortgezet onderwijs (bijv.: HAVO, VWO, HBS, MMS, gymnasium, atheneum) Lager beroepsonderwijs (bijv.: LTS, LEAO, Huishoudschool, Ambachtsschool) Middelbaar beroepsonderwijs (bijv.: MTS, MEAO, CIOS) Hoger beroepsonderwijs (bijv.: HTS, HEAO, PABO) Wetenschappelijk onderwijs
-
-
-
6,0 7,0 7,0 5,5 6,8 7,2 7,2 7,6
De gemiddelde score van respondenten met een beperking is 6,4. Bij de respondenten zonder beperkingen is het gemiddelde 7,1. Dit verschil is significant. Respondenten met een betaalde baan13 scoren iets hoger (7,1) dan respondenten zonder een betaalde baan (6,9). Dit verschil is echter niet significant. Respondenten die een negatieve mening hebben over hun woonomgeving scoren wat betreft de sociale cohesie-score significant lager (4,8) dan de respondenten die een positieve mening hebben over hun woonomgeving (7,1). Respondenten die actief zijn als vrijwilliger hebben een significant hogere sociale cohesie-score (7,2) dan de groep respondenten die niet als vrijwilliger actief zijn (6,7). De respondenten die zich actief inzetten voor de buurt scoren qua sociale cohesie significant hoger (7,6) dan de groep die zich niet actief voor de buurt wil inzetten (6,6). Respondenten die zich nu niet inzetten voor de buurt, maar dat wel zouden willen, hebben een sociale cohesie-score van 7,3. Dit verschil is eveneens significant vergeleken met de groep die zich niet actief voor de buurt wil inzetten. Bij degenen die ‘misschien’ hebben gezegd, bedraagt de score 7,0. De sociale cohesie per dorpskern is weergegeven in tabel 4. In welk dorp of in welke wijk woont u?
Sociale cohesie
Gennep
6,7
Heijen Milsbeek
7,7 7,1
Ottersum Ven-Zelderheide
7,1 6,9
Aan de respondenten is gevraagd een totaaloordeel te geven voor hun buurt. Bijna 19% is hierover zeer tevreden. Zij scoren wat betreft sociale cohesie een 8,6. Ruim 75% is tevreden. Bij deze groep ligt de sociale cohesie-score al een stuk lager, namelijk op 6,7. Ruim 6,2% is daarentegen ontevreden. Deze groep scoort qua sociale cohesie het laagst, namelijk 4,8. Tot slot bestaat er tussen sociale cohesie en sociale eenzaamheid eveneens een significant verband. Hoe hoger de sociale cohesie-score is, des te lager is de sociale eenzaamheidsscore. Het omgekeerde geldt natuurlijk ook.
13
De leeftijdscategorie 65-plus is hierbij buiten beschouwing gelaten.
Pagina 30 © 2014 | Wmo-klanttevredenheidsonderzoek.nl
Wmo-klanttevredenheidsonderzoek over 2013 Onderzoek naar burgerparticipatie
BIBLIOGRAFIE
Veiligheidsmonitor 2013. Centraal Bureau voor de Statistiek: Den Haag/Heerlen 2014. Online raadpleegbaar via: http://www.cbs.nl/NR/rdonlyres/7F48CF73-01A2-4B3B-A953FFDCBE7E9D5B/0/2014veiligheidsmonitor2013pub.pdf
Jenny de Jong Gierveld & Theo van Tilburg, Manual of the loneliness scale. Vrije Universiteit: Amsterdam 1999. Online raadpleegbaar via: http://home.fsw.vu.nl/tg.van.tilburg/manual_loneliness_scale_1999.html.
Theo van Tilburg en Jenny de Jong Gierveld (redactie), Zicht op eenzaamheid: Achtergronden, oorzaken en aanpak. Koninklijke Van Gorcum BV: Assen 2007.
Pagina 31 © 2014 | Wmo-klanttevredenheidsonderzoek.nl
Wmo-klanttevredenheidsonderzoek over 2013 Onderzoek naar burgerparticipatie
BIJLAGE I
GEBRUIKTE SCHATTINGS- EN ANALYSEMETHODEN
1. Frequentieanalyse De resultaten van de gesloten vragen worden weergegeven aan de hand van percentages waarmee de diverse antwoordmogelijkheden zijn aangekruist. Een frequentieanalyse levert een eerste blik op van de verzamelde data. 2. Gemiddelde beoordeling variabelen Het gemiddelde is het aantal waarden bij elkaar opgeteld gedeeld door het aantal keren dat een waarde voorkomt. Door een gemiddelde te berekenen kan bepaald worden waar het zwaartepunt van een reeks waarden ligt. 3. Spreiding Spreiding is een begrip uit de statistiek, waarmee in algemene zin wordt aangeduid hoe ver waarden uit elkaar liggen. 4. Kruisanalyses Met behulp van kruisanalyses kan een uitspraak gedaan worden over de beoordeling door verschillende doelgroepen en of er verschillen zijn in de beoordelingen tussen die groepen. 5. Beoordeling betrouwbaarheidsinterval Voor het betrouwbaarheidsinterval geldt dat, wanneer het nemen van de steekproef en het vervolgens berekenen van een schatting een groot aantal keren herhaald zou worden, in gemiddeld X van de 100 gevallen het betrouwbaarheidsinterval de te schatten waarde zal bevatten. Let wel: op basis van steekproeven kunnen uitspraken nooit met absolute zekerheid worden gedaan. 6. Spearman’s Rho. Met behulp van de toets Spearman’s Rho kan worden aangetoond of twee waarden met elkaar samenhangen. 7.N. “N” is het aantal respondenten dat een bepaalde vraag heeft beantwoord. 8. T-Toets De t-toets wordt gebruikt wanneer getoetst moet worden of twee steekproeven een significant verschillend gemiddelde hebben.
Pagina 32 © 2014 | Wmo-klanttevredenheidsonderzoek.nl
Wmo-klanttevredenheidsonderzoek over 2013 Onderzoek naar burgerparticipatie
BIJLAGE II KLUSJES DIE BUURTGENOTEN VOOR ANDERE BUURTGENOTEN WILLEN DOEN
Administratie op orde brengen. Bezoek aan kapper, arts. Administratie, Advies, luisterend oor, zijn mijn talenten. Administratie. / Financiën. Adviseren.Tuin werk.Huishoudelijke bezigheden. Af en toe bij ouderen binnen lopen, koffie drinken. Ze worden toch al in het verdomd hoekje geplaatst door de samenleving, ze zijn te duur. Af en toe een boodschap doen. Vervoer met auto. Af en toe een praatje maken en helpen met kleine klusjes. Af en toe klein werkzaamheden. Alarm meloips komt bij ons binnen, zodat ik meteen hulp kan bieden. Alle activiteiten T.B.V. woonomgeving en bewoners.Incidenteel; meehelpen aan privé klussen. Alle dingen die ik kan, boodschappen, koken, gezelschap. Alles wat ik kan. Alles. Als af en toe een klusje te doen hebben, geen wekelijkse hulp, heb ook nog mijn eigen werk. Als er hulp nodig is ben ik bereid om te helpen. Als er ook een band ontstaat. Als het nodig is met alles wat gevraagd wordt. Als het nodig zou zijn als jeugd werker. Als mantelzorger. Als ze mijn om hulp vragen, dan help ik, dat weten we van elkaar. Als ze tijdelijke ondersteuning nodig hebben. B.v Boodschappen. Bereikbaar in geval van nood. Bij ziekte ondersteunen. Bezoek aan zieke of oudere mensen. Bezoeken, boodschappen. Bij alle klusjes die ik zou kunnen doen maakt niet uit wat. Bij het organiseren van activiteiten binnen de buurt vereniging doe ik al mee. Bij uitval b.v. ziekte. Boodschappen doen.Hond uitlaten. Boodschap.Tuin.Wandelen. Boodschapje.Wandelingetje. Klusjes in huishouden. Boodschappen doen, mee uitnemen. Is in deze wijk nog niet aan de orde. Boodschappen doen, tuin onderhoud, vuilnis aan de weg zetten. Boodschappen doen, en zo nu en dan mee shoppen. Boodschappen doen, winkelen, helpen met correspondentie. schoonmaken woning, helpen in de tuin. Boodschappen doen. Boodschappen doen. Oppassen.Vervoer. Boodschappen doen. bezoek aan dokter. Boodschappen doen. naar ziekenhuis brengen / halen. Boodschappen doen. Vervoer huisarts, ziekenhuis. Boodschappen doen.Een kopje koffie drinken.Eenzaamheid een beetje dragelijk maken. Pagina 33 © 2014 | Wmo-klanttevredenheidsonderzoek.nl
Wmo-klanttevredenheidsonderzoek over 2013 Onderzoek naar burgerparticipatie
Boodschappen doen.Gezelschap bieden. Boodschappen doen.Hond uitlaten. Boodschappen doen.Mee naar de arts of naar het ziekenhuis gaan. Praatje. Boodschappen doen.Of iemand ergens naar toe brengen B.V. naar ziekenhuis. Boodschappen doen.Praatje. Boodschappen doen.Tuin onderhouden.Kopje koffie drinken.Gaan wandelen. Boodschappen doen.Tuin. Boodschappen doen.Wegbrengen of ophalen. Praatje maken. Vooral geen huishoudelijk werk. Boodschappen halen.Een praatje maken. Boodschappen, auto vervoer. Boodschappen, babysitten. Boodschappen, bij de tuin opruimen [ naar het stort] klussen in de tuin. Boodschappen, even praatje maken problemen aanhoren. Boodschappen, huishouden. Boodschappen, praatje, huishouden. Boodschappen, vervoer, oppassen. Boodschappen, tuin verzorgen. koken. Boodschappen, tuin, wandelen, hond uitlaten. etc. Boodschappen, wandelen, bezoek brengen, maar perse niet georganiseerd via Vrijwilliger post of zo. Boodschappen. Boodschappen. Gesprekken.Naar ziekenhuis brengen en halen. Boodschappen. Koken.Met iemand een uitstapje maken. Boodschappen. Krant voorlezen.Wandelen. Boodschappen.Hond uit laten. Boodschappen.Hond uitlaten. Boodschappen.Klusjes.Advies. Boodschappen.Koken. Boodschappen.Praatje maken. Boodschappen.Praatje.Organiseren. Boodschappen.Tuin. Boodschappen.Tuinklussen. Boodschappen.Tuinonderhoud. Poetswerk. Boodschappen.Wandeling. Burenhulp, klussen. Cliënt is autistisch, dus helemaal op zich zelf gericht.Deze vragen zijn niet voor haar van toepassing, kan er niets mee. Contact.Dagelijkse klusjes. Dagbesteding bij ouderen lijk mij leuk om daar mee te helpen omdat er zo veel bezuinigd wordt. Zou best zo goed mogelijk dingen voor hen willen organiseren. Dagelijkse bezigheden. Dat wat op dat moment nodig is.Boodschapje, klein huishoudelijk werk, vervoer, of een gezellig praatje als dat nodig is. Dat zou ik dan bekijken. De deur staat altijd voor hun open. Als iemand ziek is ga ik ze opzoeken, boodschappen doen, wandelen. Pagina 34 © 2014 | Wmo-klanttevredenheidsonderzoek.nl
Wmo-klanttevredenheidsonderzoek over 2013 Onderzoek naar burgerparticipatie
Een boodschap doen. Een wasje doen en strijken. Een keer stofzuigen. Een boodschap doen. Kopje koffie met een praatje. Klein dingen. Heb zelf nog een druk gezin en andere bezigheden [ boerderij e.d. ]. Een boodschap doen. De brievenbus legen bij vakantie. Planten water geven bij afwezigheid van buren. Een boodschap, een klus rond om huis. Een boodschapje halen, buurt praatje, vuilnisbak aan de straat. Een gesprek voeren. Op bezoek gaan. Elkaar opvangen indien nodig. Voor maaltij d zorgen tijdens ziekte enz. enz. Emotionele ondersteuning. Uitnodigen om bij ons te eten. Gezellig koffie drinken, klein klusjes in of om het huis gaat meer om wederzijds contact. Gezellig koffie uurtje. Gezelschap houden, + praatje maken, uitstapjes, boodschappen. Gezelschap houden, Boodschappen doen. Goed buurmanschap. Bezoeken van ouderen. Verlenen ven hand en span diensten. Haren doen. Boodschappen doen. Koffie drinken. Hond uit laten, boodschappen doen. Huishoudelijke taken in huis. helpen met lichamelijke verzorging, boodschapjes, gesprekje. Hulp aan buur vanwege gezondheidsredenen [ naast mantelzorg ] Wassen, naar dokter, hand en spandiensten. Dit is tijdelijk. Ik doe bij mijn buurman af en toe klusjes en onderhoud wanneer ik daar tijd voor heb. Ik heb het idee dat mijn burengenoten terug kunnen vallen op partner, kinderen en familie. Ik kunnen helpen met huis / tuin / en keuken werkjes of gaan wandelen. In de Milsbeek via slim of "Sociëteit Jansberg" het opzetten van het project "Samen ouder worden" Zodat we zolang mogelijk met z'n allen in deze buurt kunnen blijven wonen. In de vakantie tijd bloemen, en tuin. kinderopvang. Ik heb nog een baan en kleinkinderen die ik regelmatig naar school breng en haal en opvang onder werktijd van ouders. Indien nodig met een boodschap of in de buurt. Ja indien nodig. Kan van alles zijn, Heb veel vaardigheden. Karweitje. Kinderopvang, hulp bij ziekte ed, zorgen voor huisdieren, ondersteuning ouderen. Klein klusjes. Kleine dingen zoals boodschappen doen. Kleine dingen, hond uitlaten, boodschappen doen. etc. Kleine klusjes doen. Boodschappen halen. Ergens naar toe brengen. Kleine klusjes uitvoeren. Kleine klusjes. Vervoer. Emotionele ondersteuning raad en advies. Kleine kluswerkzaamheden. Klusjes e.d. Klusjes in / rond huis. Administratie hulp. Klusjes in en om huis. Klusjes. Klusjes. Computer activiteiten. Boodschappen. Uitnodigen op de koffie thee i.v.m. sociaal isolement [ soms ]. Pagina 35 © 2014 | Wmo-klanttevredenheidsonderzoek.nl
Wmo-klanttevredenheidsonderzoek over 2013 Onderzoek naar burgerparticipatie
Klussen, even op de koffie, dakgoot schoon maken. enz. Koken. Boodschappen. Kopje koffie drinken [sociale contacten ], wandeling maken. boodschappen doen. Ligt aan de vraag en wie ! Maakt niet uit, kleine dingen die ze zelf niet meer kunnen. of gewoon gezellig een praatje maken. Sociale controle. Maakt niet uit. Maakt niet zoveel uit. Mentale ondersteuning. Met boodschappen en een praatje. Met enkele buren heb ik regel contact en zo nodig helpen en ondersteunen we elkaar. Met hun hulpvraag. Met iemand uit gaan naar iets wat hij / zij leuk vind. Met vervoer.Boodschappen doen. Met wat nodig is. Met zaken, die binnen mijn mogelijkheden liggen.Ik geloof niet in de wijze van participatie, zoals die momenteel wordt gepresenteerd.Nabuurschap bestaat al honderden jaren. Misschien boodschappen of zo omdat we achteraf wonen. Onderhoud en reparatie van technische aard. Op dit moment is er geen buurt bewoner die zorg / hulp nodig heeft, iedereen verkeerd in een goede gezondheid, en goed mobiel. Op het huis passen, ziekenhuis bezoek rijden, Tel. plegen. Opbeurende gesprekken. Opletten, praatje maken, elkaar waarschuwen. Opvangen van buurtkinderen en huisdieren. Aandacht en ondersteuning ouderen. Oud papier. Vuil buiten zetten. Poetsen.Gezelschap. Post aannemen. Post, huisdieren, planten, verzorgen tijdens vakantie. E.H.B.O.Uitlenen van spullen. Praten.Bezoekjes. Uitnodigen voor diner.Eten brengen enz. Repareren. Boodschappen doen. Sociaal contact / buurten. Een boodschap. Een lichte klus of iets in de tuin; gras maaien. Sociaal contact eventueel. Sociaal contact hebben.Boodschappen.Administratie helpen. Sociaal contact. Soms klusjes, op bezoek gaan, etc. Indien aan de orde sta ik altijd klaar. Straat Schoon houden, Wij zouden graag meer prullen bakken zien voor honden zakjes in te gooien. Maar zet ze niet bij een glasbak zoals op meerdere plaatsen in Gennep. Gevaarlijk voor de hondenpoten. Toezicht houden tijdens vakantie, praatje maken, boodschappen doen. Tuin bijhouden, en boodschappen. Tuin onderhoud.Boodschappen.Administratie.Klein klusjes. Tuin, boodschappen, huishouden, sociale omgang bij eenzaamheid. Vervoer enz. Vervoer ziekenhuis.Regelmatig een praatje maken. Organiseer Feestjes in de buurt. Pagina 36 © 2014 | Wmo-klanttevredenheidsonderzoek.nl
Wmo-klanttevredenheidsonderzoek over 2013 Onderzoek naar burgerparticipatie
Vervoer, boodschappen, luisteren. Waar ik kan help ik. Wat maar nodig is.
Pagina 37 © 2014 | Wmo-klanttevredenheidsonderzoek.nl