Raadsvergadering 2 Besluit:
O DEC 2011
Heerhuqowaara?^^^^ Stad van kansen I. £22. &
> ocir>^^vor*v:^ \JCLX:
Agendanr.: Voorstelnr.: Onderwerp:
wvO.WOP,
R.«*A CO<=>, (
RB2011152 Belastingverordeningen 2012 3 . WjICfctlZjk^-Cjfrt^
A a n de R a a d , Heerhugowaard, 15 november 2011
* 3 . r\ o*' ' crcV\>e^*. ,
Beknopt voorstel Wij stellen u voor vast te stellen de: * Verordening onroerende-zaakbelastingen 2012 2. Verordening afvalstoffenheffing 2012 Verordening lijkbezorgingsrechten 2012 Verordening marktgelden 2012 » Verordening rioolrechten 2012 (».Legesverordening 2012
uAo.mc«v%
OU>,
U * P , Tns*A,
Toelichting In de begrotingsvergadering van 10 november 2011 worden de belastingtarieven voor het jaar 2012 door de gemeenteraad vastgesteld. Gelet op artikel 216 van de Gemeentewet, is belastingheffing op basis van die tarieven alleen mogelijk indien de tarieven ook worden o p g e n o m e n in de desbetreffende belastingverordeningen.
urgemeester en wethouders van Heerhugowaard, de burgemeester,
wfb^20r
espreekstuk
CjLi
2
Nr.
RB2011152
de R a a d van de gemeente Heerhugowaard; g e l e z e n het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 15 november 2011 gelet op artikel 229, eerste lid, aanhef en onderdeel b, van de Gemeentewet
besluit vervolg besluit Het vaststellen van de onderstaande verordeningen Verordening onroerende-zaakbelastingen 2012 Verordening afvalstoffenheffing 2012 Verordening lijkbezorgingsrechten 2012 Verordening marktgelden 2012 Verordening rioolrechten 2012 Legesverordening 2012
Toelichting: In de raadsvergadering van 20 december 2011 worden de belastingtarieven voor het jaar 2012 door de gemeenteraad vastgesteld. Gelet op artikel 216 van de Gemeentewet, is belastingheffing op basis van die tarieven alleen mogelijk indien de tarieven ook worden opgenomen in de desbetreffende belastingverordeningen. De volgende belastingverordeningen dienen voor 2012 vastgesteld te worden.
De verordening onroerende-zaakbelastingen 2012 Uitgangspunt van het beleid is dat de lastenstijging voor de burger niet meer mag zijn de stijging van de consumentenprijsindex (CPI voor alle huishoudens) Op basis van deze index bedraagt het inflatiecijfer voor de begroting 2012 2,29%. OZB-tarief woningen Het heffingspercentage voor 2012 wordt vastgesteld op 0,10550% Het heffingspercentage voor 2011 werd vastgesteld op 0,10138% Deze stijging bestaat uit een tweetal componenten: 1. een stijging van het percentage als gevolg van een geringe gemiddelde waardedaling van 1,71%; 2. een stijging van het percentage als gevolg van toepassing van de inflatiecorrectie van 2,29%
OZB-tarief niet-woningen Bij de O Z B voor niet-woningen is er sprake van twee percentages die gebaseerd zijn op de W O Z waarde, namelijk het eigenarendeel en het gebruikersdeel. De O Z B -waarde kan afwijken van de WOZ-waarde door het toepassen van vrijstellingen. Omdat de aanslag O Z B wordt berekend over de OZB-waarde is het van belang om de ontwikkeling hiervan ten opzichte van 2011 in beeld te brengen. Niet-woningen eigenaren Het heffingspercentage voor 2012 wordt vastgesteld op 0,23393% Het heffingspercentage voor 2011 werd vastgesteld op 0,22708%
Deze stijging bestaat uit een tweetal componenten:
3
1. een stijging van het percentage als gevolg van een geringe waardedaling 0,71% 2. een stijging van het percentage als gevolg van toepassing inflatiecorrectie 2,29% Niet-woningen gebruikers Het heffingspercentage voor 2012 wordt vastgesteld op 0,18663% Het heffingspercentage voor 2011 werd vastgesteld op 0,18118% Deze stijging bestaat uit een tweetal componenten: 1. een stijging van het percentage als gevolg van een geringe waardedaling 0,70% 2. een stijging van het percentage als gevolg van toepassing inflatiecorrectie 2,29% Overige wijzigingen OUD Artikel 7 Termijnen van betaling 1 In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald uiterlijk op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld. 2
3
4
In afwijking van het eerste lid geldt ingeval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen onroerende-zaakbelastingen of andere heffingen van meer dan € 112,50 doch minder dan €2.500,00 de aanslagen in 4 gelijke termijnen betaald moeten worden, waarvan de eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgende op die welke in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens een maand later. In afwijking van het eerste en tweede lid kan, ingeval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen onroerende-zaakbelastingen of andere heffingen meer is dan € 112,50 doch minder dan € 2.500,00 is, via automatische incasso in 10 gelijke termijnen worden betaald, waarvan de eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgende öp die welke in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens een maand later. De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.
NIEUW Artikel 7 Termijnen van betaling 1 In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald uiterlijk op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld. 2
In afwijking van het eerste lid geldt ingeval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen onroerende-zaakbelastingen of andere heffingen van meer dan € 100,00 doch minder dan €3.500,00 de aanslagen in 2 gelijke termijnen betaald moeten worden, waarvan de eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgende op die welke in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de volgende termijn na drie maanden na dagtekening.
3
In afwijking van het eerste en tweede lid kan, ingeval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen onroerende-zaakbelastingen of andere heffingen meer is dan € 100,00 doch minder dan € 3.500,00 is, via automatische incasso in 10 gelijke termijnen worden betaald, waarvan de eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgende op die welke in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.
4
De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.
Toelichting De bedragen waartussen de belastingschuldige in aanmerking voor automatische incasso kan komen ligt al jaren tussen € 112,50 en € 2.500,00. Doordat de belastingaanslagen vaak hoger zijn dan
4
€ 2.500,00 is er voor gekozen dit bedrag te verhogen naar € 3.500,00. Ook is het minimumbedrag verlaagd van € 112,50 naar € 100,00. De betalingstermijnen worden verlaagd van 4 naar 2 termijnen. Dit levert kostenbesparing en rentewinst op omdat de bedragen eerder worden ontvangen. Ook in de ons omringende gemeenten en bij het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier is dit zo geregeld. Dit geldt voor de - de verordening - de verordening - de verordening
volgende verordeningen: onroerende-zaakbelastingen 2012 op de heffing en invordering van rioolheffing 2012 afvalstoffenheffing 2012
Verordening Marktgelden De tarieven worden, conform het raadsbesluit van 20 december 2011 in de verordening voor 2012 opgenomen, niet verhoogd. Daarmee wordt afgeweken van het criterium kostendekkende tarieven.
Verordening op de heffing en invordering van rioolheffing 2012 De tarieven worden conform het raadsbesluit van 20 december 2011 in de verordening voor 2012 opgenomen. Tarief 2011
Tarief 2012
Vuilwater
92,18
87,32
Hemelwater
32,92
30,43
Grondwater
12,53
12,64
137,63
130,39
Lasten Riolering
Totaal
Tarief grootverbruik per 10 m
3
Vuilwater
3,68;
3,48
Hemelwater
1,32
1,21
Grondwater
0,50 i
0,51
Totaal
5,50
5,20
Het tarief voor een perceel met een bruto vloeroppervlakte van minder dan 25 vierkante meter bedraagt € 32,59 per jaar. Dit tarief was voor 2011 gesteld op € 34,40. Toelichting De tarieven rioolheffing dalen ten opzichte van 2011 met € 7,24. Er is ruimte ontstaan binnen de reguliere exploitatie als gevolg van lagere elektriciteitslasten door de overdracht van gemalen aan het Hoogheemraadschap, een lagere storting in de voorziening conform het 'GRP2011-2015', lagere kosten voor inspecties, lagere kapitaallasten en overige voordelen binnen de exploitatie. Daarnaast hebben bezuinigingen op de formatie plaatsgevonden.
Verordening Afvalstoffenheffing 2012 De tarieven worden conform het raadsbesluit van 20 december 2011 in de verordening voor 2012 opgenomen. Toelichting op de tarieven De omvang van de egalisatievoorziening Afvalstoffenheffing is vastgesteld op maximaal € 7,50 per huisaansluiting. Het doel van deze voorziening is om naar de toekomst toe een gelijkmatig patroon in de tariefstelling na te streven. Het maximum van de voorziening is bereikt. Om de voorziening terug te brengen naar de toegestane maximale omvang, zal er in 2012 een eenmalige korting van € 306.000 worden toegepast op de afvalstoffenheffing. Dit betekent dat de tarieven voor 2012 eenmalig lager worden vastgesteld maar dat dit voor belastingjaar 2013 wel tot een stijging kan leiden.
5
Tarieven afvalstoffen (in €)
Brutoheffing 2012
TerugG£S5> gave •heffing] •EÖÏ2^
1 persoons
185,78
2 persoons
10,78-
205,53
14,38-
meerpersoons
225,28
17,97-
Heffing 2011
186,80
mm
207,98 229,16
Toelichting op de wijziging in de verordening Op grond van de wijziging artikel 15.33 Wet milieubeheer is in de verordening Afvalstoffenheffing het begrip feitelijk verdwenen. Hierdoor wordt het mogelijk om degene in de heffing te betrekken die geen gebruik maakt van het perceel, maar delen van het perceel in gebruik geeft aan anderen. Dat is op grond van de huidige wetgeving niet mogelijk omdat de Hoge Raad in het Tegelen-arrest (Hoge Raad 23 mei 1990, nr. 26 328, B N B 1990/239) heeft gesteld dat degene die een deel van een perceel in gebruik heeft gegeven, alleen in de heffing kan worden betrokken indien hij zelf ook een deel van het perceel gebruikt. In lid 2 van het voorgestelde artikel 15.33 Wet milieubeheer wordt een aantal situaties beschreven waarin een gebruiker als zodanig wordt aangewezen. Door in de verordening het begrip 'gebruik maken' te omschrijven als gebruik maken in de zin van artikel 15.33 Wet milieubeheer is de belastingplicht in de verordening altijd in overeenstemming met de wet. TOEVOEGEN NIEUW Artikel 1 Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder 'gebruik maken': gebruik maken in de zin van artikel 15.33 Wet milieubeheer. OUD Artikel 1 1
Aard van de belasting en belastbaar feit
Onder de naam 'afvalstoffenheffing'
wordt een directe belasting geheven als bedoeld in artikel
15.33 van de Wet milieubeheer (Stb. 1994, 80). 2
De afvalstoffenheffing
als bedoeld in deze verordening wordt naar afzonderlijke
grondslagen
geheven ter zake van het feitelijk gebruik van een perceel ten aanzien waarvan krachtens de artikelen 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer huishoudelijke
afvalstoffen
een verplichting tot het inzamelen
van
geldt.
NIEUW Artikel 2 1
Aard van de belasting en belastbaar
feit
Onder de naam 'afvalstoffenheffing' wordt een directe belasting geheven als bedoeld in artikel 15.33 van de Wet milieubeheer (Stb. 1994, 80).
2
De afvalstoffenheffing als bedoeld in deze verordening en de daarbij behorende tarieventabel wordt naar afzonderlijke grondslagen geheven ter zake van het gebruik maken van een perceel ten aanzien waarvan krachtens de artikelen 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.
OUD
6
Artikel 2 Belastingplicht 1 De belasting wordt geheven van degene die in de gemeente feitelijk gebruik maakt van een perceel ten aanzien waarvan ingevolge de artikelen 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt. 2 Voor de toepassing van het eerste lid wordt als gebruiker aangemerkt: a degene die naar de omstandigheden beoordeeld al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht feitelijk gebruik maakt van het perceel; b
ingeval een gedeelte van een perceel ten gebruike is afgestaan: degene die dat gedeelte ten gebruike heeft
afgestaan.
NIEUW Artikel 3 Belastingplicht 1 De belasting wordt geheven van degene die in de gemeente gebruik maakt van een perceel ten aanzien waarvan ingevolge de artikelen 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt. 2 Voor de toepassing van het eerste lid wordt als gebruiker aangemerkt: a degene die naar de omstandigheden beoordeeld al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruik maakt van het perceel; b
ingeval een gedeelte van een perceel ten gebruike is afgestaan: degene die dat gedeelte ten gebruike heeft afgestaan.
OUD Artikel 3 Belastingjaar Het belastingjaar is gelijk aan het
kalenderjaar.
NIEUW Artikel 4 Belastingjaar Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar. OUD Artikel 4
Wijze van heffing
NIEUW Artikel 5 Wijze van heffing Tekst ongewijzigd. OUD Artikel 5 1
Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgeiang
De belasting is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de
2
3
belastingplicht.
Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt, is de belasting verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat
7
4 5 6
jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven, tenzij het bedrag van de ontheffing minder bedraagt dan € 10,00. Het tweede en het derde lid zijn niet van toepassing indien de belastingplichtige binnen de gemeente verhuist en aldaar een ander perceel in feitelijk gebruik neemt. Belastingbedragen van minder dan € 10,00 worden niet geheven. De belasting bedoeld in hoofdstuk 1.2 van de tarieventabel is verschuldigd bij de aanvang van de dienstverlening.
NIEUW Artikel 6 1
Ontstaan van de belastingschuld
en heffing naar
tijdsgelang
De belasting is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.
2
3
4 5 6
Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt, is de belasting verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven, tenzij het bedrag van de ontheffing minder bedraagt dan € 10,00. Het tweede en het derde lid zijn niet van toepassing indien de belastingplichtige binnen de gemeente verhuist en aldaar een ander perceel in gebruik neemt. Belastingbedragen van minder dan € 10,00 worden niet geheven. De belasting bedoeld in hoofdstuk 1.2 van de tarieventabel is verschuldigd bij de aanvang van de dienstverlening.
OUD Artikel 7 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de
afvalstoffenheffing.
NIEUW Artikel 8 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de afvalstoffenheffing. OUD Artikel 8
Kwijtschelding
NIEUW Artikel 9 Kwijtschelding Tekst ongewijzigd OUD Artikel 9 Inwerkingtreding en citeertitel 1 De 'Verordening afvalstoffenheffing 2010' van 15 december 2009 wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan. 2 Deze verordening treedt in werking met ingang van de tweede dag na die van bekendmaking. 3 De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2011 4 Deze verordening kan worden aangehaald als 'Verordening afvalstoffenheffing 2011'.
8
NIEUW Artikel 10 Inwerkingtreding en citeertitel 1 De 'Verordening afvalstoffenheffing 2011' van 14 december 2010 wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan. 2 Deze verordening treedt in werking met ingang van de tweede dag na die van bekendmaking. 3 De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2012 4 Deze verordening kan worden aangehaald als 'Verordening afvalstoffenheffing 2012'.
Verordening op de heffing en de invordering van iiikbezorgingsrechten 2012 Op grond van het Raadsbesluit van 25 januari 2011 (RB2011001) worden de tarieven en artikelen voor 2012 aangepast. De tarieven worden conform het raadsbesluit van 20 december 2011 in de verordening voor 2012 opgenomen. OUD Artikel 1. Begripsbepalingen b. graf: een zandgraf of keldergraf; NIEUW Artikel 1. b.
Begripsbepalingen
graf: een zandgraf of een keldergraf;
Er wordt een artikel (artikel 4) toegevoegd waardoor de volgende artikelen omgenummerd worden: NIEUW Artikel 4 Er worden geen vrijstellingen verleend. OUD Artikel 4
Maatstaf van heffing en
belastingtarief
NIEUW Artikel 5
Maatstaf van heffing en belastingtarief
OUD Artikel 5
Belastingjaar
NIEUW Artikel 6
Belastingjaar
OUD Artikel 6 NIEUW
Wijze van heffing
9
Artikel 7
Wijze van heffing
OUD Artikel 7 Ontstaan van de belastingschuld De rechten zijn verschuldigd bij de aanvang van de dienstverlening van de bezittingen, werken of inrichtingen.
of bij de aanvang van het gebruik
NIEUW Artikel 8
Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang voor de jaarlijks verschuldigde rechten
Dit artikel is niet van toepassing. TOEVOEGEN NIEUW Artikel 9 Ontstaan van de belastingschuld voor de overige rechten De rechten zijn verschuldigd bij de aanvang van de dienstverlening of bij de aanvang van het gebruik van de bezittingen, werken of inrichtingen. OUD Artikel 8
Termijnen van betaling
1 In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de rechten betaald binnen 30 dagen na de dagtekening van de schriftelijke kennisgeving. 2 De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in het eerste lid gestelde termijn.
worden
NIEUW Artikel 10 Termijnen van betaling In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de rechten worden betaald binnen 30 dagen na de dagtekening van de schriftelijke kennisgeving. Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in het eerste lid gestelde termijn. OUD Artikel 9
Kwijtschelding
Bij de invordering van de lijkbezorgingrechten NIEUW Artikel 11
wordt geen kwijtschelding
verleend.
Kwijtschelding
Bij de invordering van de lijkbezorgingrechten wordt geen kwijtschelding verleend. OUD Artikel 11
Inwerkingtreding en citeertitel
1 De 'Verordening lijkbezorgingrechten 2010' van 15 december 2009, wordt ingetrokken met ingang van de in het vierde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan. 2 Deze verordening treedt in werking met ingang van de tweede dag na die van de bekendmaking. 3 In afwijking in zoverre van het in de voorgaande leden bepaalde, blijft, indien de datum van inwerkingtreding van deze verordening ligt na de in het vierde lid genoemde datum van ingang van de heffing, de ingetrokken verordening gelden voor de in de tussenliggende periode plaatsvindende belastbare feiten voor zover ter zake daarvan de heffing van de rechten in die periode plaatsvindt. 4 De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2011. 5 Deze verordening kan worden aangehaald als de 'Verordening lijkbezorgingrechten 2011'.
10
NIEUW Artikel 13 Overgangsrecht 1. De 'Verordening lijkbezorgingrechten 2011' van 14 december 2010 wordt ingetrokken met ingang van de in het vierde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan. 2. Indien de datum van inwerkingtreding van deze verordening ligt na de in artikel 14, tweede lid, genoemde datum van ingang van de heffing, blijft de in het eerste lid genoemde verordening gelden voor de in de tussenliggende periode plaatsvindende belastbare feiten voor zover de heffing van de rechten hiervoor in die periode plaatsvindt.
Artikel 14
Inwerkingtreding
en citeertitel
1. Deze verordening treedt in werking met ingang van de tweede dag na die van de bekendmaking. 2. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2012 Artikel 15 Citeerartikel Deze verordening wordt aangehaald als 'Verordening lijkbezorgingrechten 2012'.
Legesverordeninq 2012 Het percentage voor de trendmatige aanpassing van de tarieven 2012 bedraagt 0%. De tarieven worden conform het raadsbesluit van 20 december 2011 in de verordening voor 2012 opgenomen. OUD De raad van de gemeente Heerhugowaard; gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders d.d. 8 november 2011 gelet op de artikelen 156, tweede lid, aanhef en onderdeel h, en 229, eerste lid, aanhef en onderdeel b, van de Gemeentewet; NIEUW De raad van de gemeente Heerhugowaard; gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders d.d. 8 november 2011 gelet op de artikelen 156, tweede lid, aanhef en onderdeel h, en 229, eerste lid, aanhef en onderdeel b, van de Gemeentewet en artikel 1 van de Wet van 13 oktober 2011, houdende regeling van een grondslag voor de heffing van rechten voor de Nederlandse identiteitskaart (Stb. 2011, 440);
OUD Artikel 2 Belastbaar feit Onder de naam 'leges' worden rechten geheven voor het genot van door of vanwege het gemeentebestuur verstrekte diensten, genoemd in deze verordening en de daarbij behorende tarieventabel. NIEUW Artikel 2 Belastbaar feit Onder de naam 'leges' worden rechten geheven voor a. het genot van door of vanwege het gemeentebestuur verstrekte diensten; b. het verrichten van handelingen ten behoeve van een aanvraag van een Nederlandse identiteitskaart als bedoeld in artikel 2, tweede lid, van de Paspoortenwet; een en ander genoemd in deze verordening en de daarbij behorende tarieventabel. OUD Artikel 3 Belastingplichtig verleend. NIEUW
Belastingplicht is de aanvrager van de dienst dan wel degene ten behoeve van wie de dienst is
11
Artikel 3 Belastingplicht Belastingplichtig is de aanvrager van de dienst of van de Nederlandse identiteitskaart, dan wel degene ten behoeve van wie de dienst is verleend of de handelingen zijn verricht.
Wijzigingen hoofdstuk 3 Burgelijke stand Gewijzigde leges huwelijken/partnerschappen: Algemeen: Uurtarief medewerker Burgerzaken: € 89,Uurtarief bode: € 48,80 Vergoeding Buitengewoon Ambtenaar van de Burgerlijke stand: € 95,- per huwelijk Gemiddelde tijdsbesteding per huwelijk: Communicatie t.a.v. huwelijken (vervaardigen folders, huwelijksdatagids, website): 10 min Intake + verstrekken informatie aan balie of telefonisch: 10 min Gesprek huwelijksaangifte : 30 min Administratieve werkzaamheden voorbereidend op huwelijksvoltrekking : 15 min Huwelijksvoltrekking : Vergoeding babs € 95,Ondersteuning door bode : 90 min Administratieve werkzaamheden ter afronding huwelijk : 15 min Totale kosten per huwelijksvoltrekking: Tijdsbesteding medewerker Burgerzaken : 80 min x € 89,- (uurtarief): € 120,Tijdsbesteding bode : 90 min x € 48,80 (uurtarief) = € 73,20 Vaste vergoeding buitengewoon ambtenaar van de burgerlijke stand: € 95,Totaal : € 288,20 per huwelijk Het huidige tarief voor huwelijken is € 191,95 Het nieuwe tarief betekent dus een verhoging met € 96,25 Tarieven per 2012: Gemeentehuis: maandag t/m vrijdag: € 288,20 zaterdag en zondag: € 566,10 Poldermuseum: maandag t/m vrijdag: € 488,50 zaterdag en zondag: € 766,45 Vrije locatie: maandag t/m vrijdag: € 527,00 zaterdag en zondag: € 804,85 OUD 1.8.1.6
NIEUW
tot het verstrekken van een Nederlandse identiteitskaart
(NIK)
€
43,89
12
1.8.1.6
1.8.1.7 1.8.1.8 OUD 1.8.2.1 NIEUW 1.8.2.1
OUD 1.8.3.1
NIEUW 1.8.3.1
Het tarief bedraagt voor het verrichten van handelingen ten behoeven van een aanvraag van een Nederlandse identiteitskaart als bedoeld in artikel 2, tweede lid, van de Paspoortwet: voor een persoon die op het moment van de aanvraag de leeftijd van veertien € nog niet heeft bereikt in andere gevallen dan bedoeld in onderdeel 1.8.1.7 €
De tarieven als genoemd in de onderdelen 1.8.1.1 tot en met 1.8.1.3 alsmede in 1.8.1.6 worden bij een spoedlevering vermeerderd met een bedrag van De tarieven als genoemd in de onderdelen 1.8.1.1 tot en met 1.8.1.3 alsmede in 1.8.1.7 en 1.8.1.8 worden bij een spoedlevering vermeerderd met een bedrag van
Indien aan de aanvrager van een reisdocument als bedoeld in 1.8.1.1, 1.8.1.2, 1.8.1.3 en 1.8.1.6 reeds eerder een reisdocument werd verstrekt, welk document bij de aanvraag niet compleet kan worden overgelegd, wordt de terzake verschuldigde leges, voor elk document dat niet kan worden overgelegd, verhoogd met De verhoogde leges wordt niet in rekening gebracht indien deze betrekking heeft op een document dat langer dan 11 jaar geleden is afgegeven. De verhoogde leges worden ook niet in rekening gebracht voor vermiste reisdocumenten en rijbewijzen, indien blijkt, uit een door de politie opgemaakt proces verbaal, dat de vermissing van het reisdocument of het rijbewijs de aanvrager niet verwijtbaar is. (een overval, fysiek geweld of diefstal na inbraak uit woning)
€
€
€
Indien aan de aanvrager van een reisdocument als bedoeld in 1.8.1.1, 1.8.1.2, 1.8.1.3 1.8.1.7 en 1.8.1.8 reeds eerder een reisdocument werd verstrekt, welk document bij de aanvraag niet compleet kan worden overgelegd, wordt de terzake verschuldigde leges, voor elk document dat niet kan worden overgelegd, verhoogd met € De verhoogde leges wordt niet in rekening gebracht indien deze betrekking heeft op een document dat langer dan 11 jaar geleden is afgegeven. De verhoogde leges worden ook niet in rekening gebracht voor vermiste reisdocumenten en rijbewijzen, indien blijkt, uit een door de politie opgemaakt proces verbaal, dat de vermissing van het reisdocument of het rijbewijs de aanvrager niet verwijtbaar is. (een overval, fysiek geweld of diefstal na inbraak uit woning) Kinderbijschrijvingen en kinderstickers vervallen per 26 juni 2012
30,00 40,05
45,00
45,90
16,00
16,00
Toelichting Leges Nederlandse identiteitskaart, (tekst uit de ledenbrief van de V N G ) 'Het wetsvoorstel kent terugwerkende kracht tot de dag na de indiening bij de Tweede Kamer. Dat is het moment waarop het wetsvoorstel openbaar is geworden, en een ieder ervan kennis kan nemen. De terugwerkende kracht van het wetsvoorstel vangt dus aan op 22 september. Iemand die op of na 22 september een identiteitskaart aanvraagt, is vanaf dat moment rechten verschuldigd zodra de wet - met de daarbij behorende terugwerkende kracht - in werking treedt. Aan de andere kant is de aanvrager deze rechten niet verschuldigd vanaf de datum van de uitspraak van de Hoge Raad voor zolang het wetsvoorstel niet in werking is getreden. Om aan beide belangen - het belang van gemeenten en rijk om betaald te krijgen voor de identiteitskaart en het belang van de burger om niet ten onrechte te betalen - zoveel mogelijk recht te doen is gekozen voor een praktische benadering die de nodige waarborgen bevat. Die waarborgen richten zich op het recht doen aan de rechten van de aanvrager, zoals deze luiden als gevolg van het arrest van de Hoge Raad, alsmede aan het recht doen aan de omstandigheid dat de overheid kosten maakt voor deze kaart die - in geval de wet in werking treedt - naar mijn overtuiging voor rekening van de aanvrager behoren te komen.
13
Wijzigingen Vervallen Artikel 12 1.
2.
Overgangsrecht
De "Legesverordening 2010' van 15 december 2009 en bijbehorende tarieventabel, laatstelijk gewijzigd bij raadsbesluit van 19 oktober 2010, wordt ingetrokken met ingang van de in artikel 13, tweede lid, genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten: a. die zich voor die datum hebben voorgedaan; b. waarop de Wet ruimtelijke ordening of de Woningwet zoals deze luidden voor inwerkingtreding van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht nog moeten worden toegepast, met dien verstande dat de van toepassing zijnde tarieven worden verhoogd met 2,5%, waarbij de uitkomst naar beneden wordt afgerond op €0,05. Indien de datum van inwerkingtreding van deze verordening ligt na de in artikel 13, tweede lid, opgenomen datum van ingang van de heffing, blijft de in het eerste lid genoemde verordening gelden voor de in de tussenliggende periode plaatsvindende belastbare feiten voor zover de heffing van de leges hiervoor in die periode plaatsvindt.
Toelichting Dit artikel had betrekking op aanvragen die waren gedaan voordat de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht inwerking trad. De aanvragen, van voor 2011, zijn niet meer aanwezig. OUD Artikel 13
Inwerkingtreding,
overgangsbepaling
en citeertitel
NIEUW Artikel 12
Inwerkingtreding, overgangsbepaling en citeertitel
Titel 1 OUD 1.13.2
NIEUW 1.13.2
1.13.3
Het tarief bedraagt terzake van het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van een gehandicaptenparkeerkaart als bedoeld in artikel 49 van het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer (BABW)
Het tarief bedraagt terzake van het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van een gehandicaptenparkeerkaart als bedoeld in artikel 49 van het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer (BABW) Het tarief bedraagt terzake van het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van: - een nieuwe gehandicaptenparkeerkaart in verband met het verlopen van de geldigheidsduur - een duplicaat van een gehandicaptenparkeerkaart - een nieuw kentekenbord bij een gehandicaptenparkeerplaats in verband met wijziging van kenteken
€
0,00
€
100,00
€
25,00
€
25,00
€
25,00
Toelichting Bij de voorjaarsnota is aangegeven dat er maatregelen moeten worden genomen om de kostenontwikkeling bij de W m o in te dammen. Een van de maatregelen betreft het weer invoeren van leges voor gehandicaptenparkeerkaarten en -plaatsen. Tot eind 2005 bestond dit in Heerhugowaard. Nu worden deze weer ingevoerd, zodat het de aanvrager motiveert om zelf in te schatten of hij/zij in aanmerking komt en het dus echt nodig heeft. Dit past in de gedachte van De Kanteling: nagaan wat iemand zelf nog wel kan. Bijgaande tarieven worden voorgesteld, omdat deze dan niet een te hoge drempel vormen. OUD 1.14.2 1.14.2.1
Nutsvoorzieningen: het afgeven van een instemmingsbesluit voor het leggen, instandhouden het opruimen van kabels in gemeentegronden
en €
116,20
14
1.14.2.2 NIEUW 1.14.2 1.14.2.1 1.14.2.2
1,20
beheerskosten per meter sleuf
Nutsvoorzieningen: het afgeven van een instemmingsbesluit voor het leggen, instandhouden en het opruimen van kabels in gemeentegronden beheerskosten per meter sleuf
Toelichting Administratieve handelingen (vast bedrag): Instemmingsbesluit voorbereiden en uitwerken: Aansturen afdeling Financiële Dienstverlening Opmaak en correctie van het instemmingsbesluit: Opstellen en verzenden factuur TOTAAL
60 15 30 15
€ €
174,00 1,60
minuten minuten minuten minuten
120 minuten = 2 uur x € 87,00 = fl. 174,00
Beheerskosten (bedrag per meter): Coördinatie binnen Coördinatie buiten Toezicht voorschouw Controle afzettingen tijdens werkzaamheden Toezicht naschouw TOTAAL
180 120 120 120 120
minuten minuten minuten minuten minuten
660 minuten = 11 uur x € 87,00 = € 957,00
In bovenstaande berekening is uitgegaan van een traject met een sleuflengte van 600 meter. Dit resulteert in het volgende bedrag per meter: € 957,00 / 600 meter = € 1,60 per meter OUD 1.15.1.2
NIEUW 1.15.1.2
tot het verkrijgen van een attestatie de vitae Online (via de website) aanvragen van een uittreksel GBA en de daaraan gerelateerde Producten (Bewijs van in leven zijn en Bewijs van Nederlanderschap) zijn gratis.
€
4,65
tot het verkrijgen van een bewijs van in leven zijn Online (via de website) aanvragen van een uittreksel G B A en de daaraan gerelateerde Producten (Bewijs van in leven zijn en Bewijs van Nederlanderschap) zijn gratis vanaf 1 april 2011.
€
4,65
Nieuw artikel toevoegen 1.16 Kinderopvang 1.16.1 Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag: tot het registreren van een gastouderbureau, peuterspeelzaal, kinderdagverblijf of locatie voor buitenschoolse opvang 1.16.2 Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag: tot het registeren van een gastouder Toelichting Zie B&W besluit
BW11-0619
Bovenstaande vervalt. Op grond van amendement A gaat de legesheffing voor de Kinderopvang niet door. Zie RB2011146. TITEL 2
€
500,00
€
150,00
15
OUD 2.2.1
NIEUW 2.2.1
OUD 2.3.1.1
2.3.1.1.1 2.3.1.1.2 2.3.1.1.3 2.3.1.1.4 2.3.1.1.5
NIEUW 2.3.1.1.1 2.3.1.1.2
2.3.1.1.3
2.3.1.1.4 2.3.1.1.5 2.3.1.1.6 2.3.1.1.7 2.3.1.1.8
OUD 2.3.1.2.1
een verzoek tot de beoordeling van een principeverzoek tot de vraag of bebouwingsmogelijkheden, dan wel bestemmingswijzigingen mogelijk zijn:
met betrekking
een verzoek tot de beoordeling van een principeverzoek met betrekking tot de vraag of bebouwingsmogelijkheden, dan wel bestemmingswijzigingen mogelijk zijn:
Indien de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op een bouwactiviteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de Wabo, bedraagt het tarief: indien de bouwkosten minder bedragen dan € 2.300,00; indien de bouwkosten € 2.300,00 bedragen of meer, doch minder dan €4.500,00 indien de bouwkosten €4.500,00 bedragen of meer, doch minder dan €23.000,00: 1,62% van de bouwkosten met een minimum van € 146,00; indien de bouwkosten €23.000,00 bedragen of meer, doch minder dan €90.000,00: 1,50% van de bouwkosten met een minimum van €375,00; indien de bouwkosten € 90.000,00 bedragen of meer: 1,22% van de bouwkosten met een minimum van € 1.397,00;
indien de bouwkosten minder bedragen dan € 20.000: 4.20% van de bouwkosten Indien de bouwkosten € 20.000 bedragen of meer, maar minder dan € 50.000: 3,90% van de bouwkosten met een minimum van €840 Indien de bouwkosten € 50.000 bedragen of meer, maar minder dan € 200.000: 2,66% van de bouwkosten met een minimum van € 1.950 Indien de bouwkosten € 200.000 bedragen of meer, maar minder dan € 500.000:1,65% van de bouwkosten met een minimum van € 5.320 Indien de bouwkosten € 500.000 bedragen of meer, maar minder dan € 1.000.000: 1,59% van de bouwkosten met een minimum van € 8.250 Indien de bouwkosten € 1.000.000 bedragen of meer, maar minder dan € 2.000.000: 1,53% van de bouwkosten met een minimum van € 15.900 Indien de bouwkosten € 2.000.000 bedragen of meer, maar minder dan € 5.000.000: 1,47% van de bouwkosten met een minimum van € 30.600 Indien de bouwkosten € 5.000.000 bedragen of meer: 1,41% van de bouwkosten met een minimum van € 73.50
Onverminderd het bepaalde in onderdeel 2.2.3 en 2.3.1.1 bedraagt het tarief, indien krachtens wettelijk voorschrift voor de in dat onderdeel bedoelde aanvraag een welstandstoets noodzakelijk is en hierover het advies van de welstandscommissie moet worden ingewonnen, wordt het overeenkomstig 2.2.3 en 2.3.1.1.1. t/m 2.3.1.1.5 berekende bedrag verhoogd met het bedrag van de door de stichting welstandszorg NoordHolland vastgestelde advieskosten.
NIEUW 2.3.1.2.1
OUD
De kosten voor de welstandstoets zijn opgenomen in de basisleges van artikel 2.3.1.1.1 t/m 2.3.1.1.8
€
46,55
€
0,00
€ €
88,70 126,05
16
2.3.1.3
Verplicht advies agrarische commissie (D.L.V.): Onverminderd het bepaalde in onderdeel 2.3.1.1 bedraagt het tarief, indien krachtens wettelijk voorschrift voor de in dat onderdeel bedoelde aanvraag een advies van de agrarische commissie nodig is en wordt beoordeeld:
€
216,00
NIEUW 2.3.1.3
Verplicht advies agrarische commissie (D.L.V.): Onverminderd het bepaalde in onderdeel 2.3.1.1 bedraagt het tarief, indien krachtens wettelijk voorschrift voor de in dat onderdeel bedoelde aanvraag een advies van de agrarische commissie nodig is en wordt beoordeeld:
^
n
n
^
OUD 2.3.2
Aanlegactiviteiten: Indien de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op een aanlegactiviteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder b, van de Wabo, bedraagt het tarief:
€
49,05
€
548,00
€
229,40
Planologisch strijdig gebruik waarbij tevens sprake is van een bouwactiviteit. Indien de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo, en tevens sprake is van een bouwactiviteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de Wabo, bedraagt het tarief, onverminderd het bepaalde in onderdeel 2.3.1:
€
0,00
van het op grond van onderdeel 2.3.1.1 verschuldigde bedrag; indien artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2°, van de Wabo wordt toegepast (buitenplanse kleine afwijking):
€
NIEUW 2.3.2
Aanlegactiviteiten: Indien de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op een aanlegactiviteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder b, van de Wabo, bedraagt het tarief:
OUD 2.3.3
Planologisch strijdig gebruik waarbij tevens sprake is van een bouwactiviteit. Indien de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo, en tevens sprake is van een bouwactiviteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de Wabo, bedraagt het tarief, onverminderd het bepaalde in onderdeel 2.3.1:
NIEUW 2.3.3
OUD 2.3.3.1
229,40
17
NIEUW 2.3.3.1a
2.3.3.1b
Op grond van onderdeel 2.3.1.1 verschuldigde bedrag; indien artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 1°, van de W a b o wordt toegepast (binnenplanse afwijking) van het op grond van onderdeel 2.3.1.1 verschuldigde bedrag; indien artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2°, van de W a b o wordt toegepast (buitenplanse kleine afwijking - kruimelgevallen regeling):
€
125,00
€
600,00
van het op grond van onderdeel 2.3.1.1 verschuldigde bedrag; indien artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 3°, van de Wabo wordt toegepast (buitenplanse afwijking - voormalig projectbesluit):
€
4.636,00
van het op grond van onderdeel 2.3.1.1 verschuldigde bedrag; indien artikel 2.12, tweede lid, van de Wabo wordt toegepast (tijdelijke afwijking):
€
216,00
van het op grond van onderdeel 2.3.1.1 verschuldigde bedrag; indien artikel 2.12, tweede lid, van de W a b o wordt toegepast (tijdelijke afwijking):
€
2.163,00
van het op grond van onderdeel 2.3.1.1 verschuldigde bedrag; indien artikel 2.12, eerste lid, onder b, van de Wabo wordt toegepast (afwijking van exploitatieplan):
€
216,00
van het op grond van onderdeel 2.3.1.1 verschuldigde bedrag; indien artikel 2.12, eerste lid, onder b, van de Wabo wordt toegepast (afwijking van exploitatieplan):
€
2.163,00
van het op grond van onderdeel 2.3.1.1 verschuldigde bedrag; indien artikel 2.12, eerste lid, onder d, van de Wabo wordt toegepast (afwijking van voorbereidingsbesluit):
€
216,00
van het op grond van onderdeel 2.3.1.1 verschuldigde bedrag; indien artikel 2.12, eerste lid, onder d, van de W a b o wordt toegepast (afwijking van voorbereidingsbesluit):
€
2.163,00
OUD 2.3.3.2
van het op grond van onderdeel 2.3.1.1 verschuldigde bedrag; indien artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 3°, van de Wabo wordt toegepast (buitenplanse afwijking - voormalig projectbesluit):
NIEUW 2.3.3.2
OUD 2.3.3.3
NIEUW 2.3.3.3
OUD 2.3.3.4
NIEUW 2.3.3.4
OUD 2.3.3.5
NIEUW 2.3.3.5
OUD
18
2.3.3.6
van het op grond van onderdeel 2.3.1.1 verschuldigde bedrag; indien de aanvraag een project van provinciaal belang betreft, de activiteit in strijd is met de regels die zijn gesteld krachtens artikel 4.1, derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening en artikel 2.12, eerste lid, onder c, van de Wabo wordt toegepast (afwijking van provinciale regelgeving - verklaring van geen bedenkingen van G.S.):
216,00
NIEUW
2.3.3.6
van het op grond van onderdeel 2.3.1.1 verschuldigde bedrag; indien de aanvraag een project van provinciaal belang betreft, de activiteit in strijd is met de regels die zijn gesteld krachtens artikel 4.1, derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening en artikel 2.12, eerste lid, onder c, van de Wabo wordt toegepast (afwijking van provinciale regelgeving - verklaring van geen bedenkingen van G.S.):
5.998,00
OUD 2.3.3.7
van het op grond van onderdeel 2.3.1.1 verschuldigde bedrag; indien de aanvraag een project van nationaal belang betreft, de activiteit in strijd is met de regels die zijn gesteld krachtens artikel 4.3, derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening en artikel 2.12, eerste lid, onder c, van de Wabo wordt toegepast (afwijking van nationale regelgeving verklaring van geen bedenkingen van de Minister):
216,00
NIEUW 2.3.3.7
van het op grond van onderdeel 2.3.1.1 verschuldigde bedrag; indien de aanvraag een project van nationaal belang betreft, de activiteit in strijd is met de regels die zijn gesteld krachtens artikel 4.3, derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening en artikel 2.12, eerste lid, onder c, van de W a b o wordt toegepast (afwijking van nationale regelgeving verklaring van geen bedenkingen van de Minister):
5.998,00
indien artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2°, van de Wabo wordt toegepast (buitenplanse kleine afwijking):
229,40
indien artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2°, van de Wabo wordt toegepast (buitenplanse kleine afwijking - kruimelgevallen lijst):
600,00
indien artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 3°, van de Wabo wordt toegepast (buitenplanse afwijking):
875,60
indien artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 3°, van de Wabo wordt toegepast (buitenplanse afwijking-voormalig projectbesluit):
4.636,00
OUD
2.3.4.2 NIEUW 2.3.4.2
OUD 2.3.4.3
NIEUW 2.3.4.3
19
OUD 2.3.4.4
indien artikel 2.12, tweede lid, van de Wabo wordt (tijdelijke afwijking)
toegepast 216,00
NIEUW 2.3.4.4
indien artikel 2.12, tweede lid, van de W a b o wordt toegepast (tijdelijke afwijking)
2.163,00
OUD 2.3.4.5
indien artikel 2.12, eerste lid, onder b, van de Wabo wordt (afwijking van exploitatieplan):
toegepast 216,00
NIEUW 2.3.4.5
indien artikel 2.12, eerste lid, onder b, van de Wabo wordt toegepast (afwijking van exploitatieplan):
2.163,00
OUD
2.3.4.6
indien artikel 2.12, eerste lid, onder d, van de Wabo wordt (afwijking van voorbereidingsbesluit):
toegepast 216,00
NIEUW
2.3.4.6
indien artikel 2.12, eerste lid, onder d, van de Wabo wordt toegepast (afwijking van voorbereidingsbesluit):
2.163,00
OUD 2.3.4.7
indien de aanvraag een project van provinciaal belang betreft, de activiteit in strijd is met de regels die zijn gesteld krachtens artikel 4.1, derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening en artikel 2.12, eerste lid, onder c, van de Wabo wordt toegepast (afwijking van provinciale regelgeving - verklaring van geen bedenkingen van G.S.):
€
216,00
NIEUW 2.3.4.7
indien de aanvraag een project van provinciaal belang betreft, de activiteit in strijd is met de regels die zijn gesteld krachtens artikel 4.1, derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening en artikel 2.12, eerste lid, onder c, van de Wabo wordt toegepast (afwijking van provinciale regelgeving - verklaring van geen bedenkingen van G.S.):
€
5.998,00
€
216,00
OUD 2.3.4.8
indien de aanvraag een project van nationaal belang betreft, de activiteit in strijd is met de regels die zijn gesteld krachtens artikel 4.3, derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening en artikel 2.12, eerste lid, onder c, van de Wabo wordt toegepast (afwijking van nationale regelgeving verklaring van geen bedenkingen van de Minister):
20
NIEUW 2.3.4.8
indien de aanvraag een project van nationaal belang betreft, de activiteit in strijd is met de regels die zijn gesteld krachtens artikel 4.3, derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening en artikel 2.12, eerste lid, onder c, van de Wabo wordt toegepast (afwijking van nationale regelgeving verklaring van geen bedenkingen van de Minister):
€
5.998,00
OUD 2.3.5
In gebruik nemen of gebruiken bouwwerken in relatie tot brandveiligheid: indien de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder d, van de Wabo, bedraagt het tarief:
€
460,15
NIEUW
2 g5
In gebruik nemen of gebruiken bouwwerken in relatie tot brandveiligheid: indien de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder d, van de Wabo, bedraagt het tarief:
1.946,00
OUD 2.3.6.2
voor het slopen van een monument:
€
688,50
voor het slopen van een monument:
€
196,00
indien de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op het slopen van een bouwwerk bedraagt het tarief:
€
344,25
indien de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op het slopen van een bouwwerk bedraagt het tarief:
€
0,00
€
344,25
NIEUW 2.3.6.2 OUD 2.3.7.1
NIEUW 2.3.7.1
OUD 2.3.7.2
in gevallen waarvoor op grond van artikel 8.1.1 van de Bouwverordening een vergunning of ontheffing is vereist, bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wabo,
NIEUW 2.3.7.2
OUD
in gevallen waarvoor op grond van artikel 8.1.1 van de Bouwverordening een vergunning of ontheffing is vereist, bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wabo,
€
196,00
21
2.3.7.3
in gevallen waarin dat in een bestemmingsplan, beheersverordening of voorbereidingsbesluit is bepaald, bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder g, van de Wabo, of waarvoor op grond van een provinciale verordening een vergunning of ontheffing is vereist, bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wabo:
€
in gevallen waarin dat in een bestemmingsplan, beheersverordening of voorbereidingsbesluit is bepaald, bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder g, van de Wabo, of waarvoor op grond van een provinciale verordening een vergunning of ontheffing is vereist, bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wabo:
€
196,00
€
129,15
€
135,00
344,25
NIEUW 2.3.7.3
OUD 2.3.8
Aanleggen of veranderen weg.lndien de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op het aanleggen van een weg of verandering brengen in de wijze van aanleg van een weg waarvoor op grond van een bepaling in een provinciale verordening of artikel 2.1.5.1 van de Algemene plaatselijke verordening een vergunning of ontheffing is vereist, als bedoeld in artikel 2.2, aanhef en eerste lid, onder d, van de Wabo, bedraagt het tarief:
NIEUW 2.3.8
Aanleggen of veranderen weg: indien de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op het aanleggen van een weg of verandering brengen in de wijze van aanleg van een weg waarvoor op grond van een bepaling in een provinciale verordening of artikel 2.11 van de Algemene plaatselijke verordening een vergunning of ontheffing is vereist, als bedoeld in artikel 2.2, aanhef en eerste lid, onder d, van de Wabo, bedraagt het tarief:
OUD 2.3.9
Uitweg/inrit: indien de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op het maken, hebben, veranderen of veranderen van het gebruik van een uitweg waarvoor op grond van een bepaling in een provinciale verordening of artikel 2.10 van de Algemene plaatselijke verordening een vergunning of ontheffing is vereist, als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, aanhef en onder e, van de Wabo, bedraagt het tarief:
€
129,15
NIEUW 2.3.9
OUD
Uitweg/inrit: Indien de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op het maken, hebben, veranderen of veranderen van het gebruik van een uitweg waarvoor op grond van een bepaling in een provinciale- of Waterschaps verordening een vergunning of ontheffing is vereist, als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, aanhef en onder e, van de Wabo, bedraagt het tarief:
€
97,00
22
2.3.9.1
bij afwijzing van de aanvraag van e e n inritvergunning worden de leges geretourneerd.
NIEUW Artikel 2.3.9.1 vervalt
OUD 2.3.10
Kappen: ilndien de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op het vellen of doen vellen van houtopstand, waarvoor op grond van een bepaling in een provinciale verordening of artikel 4.12 van de Algemene plaatselijke verordening een vergunning of ontheffing is vereist, als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, aanhef en onder g, van de Wabo, bedraagt het tarief:
129,15
NIEUW 2.3.10
Kappen: indien de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op het vellen of doen vellen van houtopstand, waarvoor op grond van een bepaling in een provinciale verordening of artikel 4.3.3 van de Algemene plaatselijke verordening een vergunning of ontheffing is vereist, als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, aanhef en onder g, van de Wabo, bedraagt het tarief:
103,00
voor de beoordeling
220,40
OUD 2.3.16.1
van een milieukundig
bodemrapport:
NIEUW 2.3.16.1
voor de beoordeling van een milieukundig bodemrapport:
0,00
voor de beoordeling
220,40
OUD 2.3.16.2
van een archeologisch
bodemrapport:
NIEUW 2.3.16.2
0,00
voor de beoordeling van een archeologisch bodemrapport:
OUD 2.8.1
Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het vaststellen van een bestemmingsplan als bedoeld in artikel 3.1, eerste lid, van de Wet ruimtelijke ordening:
€
5.150,60
23
NIEUW 2.8.1
Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het vaststellen van een bestemmingsplan als bedoeld in artikel 3.1, eerste lid, van de Wet ruimtelijke ordening:
€
4.636,00
€
875,60
€
2.163,00
OUD 2.8.2
Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het wijzigen van een bestemmingsplan als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, onder a, van de Wet ruimtelijke ordening:
NIEUW 2.8.2
Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het wijzigen van een bestemmingsplan als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, onder a, van de Wet ruimtelijke ordening:
Toelichting op de wijzigingen ten opzichte van de laatst vastgestelde legesverordening 2011. Titel 2 Dienstverlening vallend onder fysieke leefomgeving/omgevingsvergunning
ALGEMEEN De sector Stadsontwikkeling heeft voor 2011 de opdracht gekregen om de leges voor het product omgevingsvergunning transparant en kostendekkend te laten zijn. Daarnaast is er al jaren veel te doen over de gemeentelijke tarieven en vooral over de verschillen tussen gemeentelijke tarieven. Zonder eenduidige vastlegging van de kosten en de beleidskeuzes is het lastig te verklaren waaruit deze verschillen bestaan. Sommigen concluderen al te makkelijk dat gemeenten inefficiënt werken, soms wordt zelfs de suggestie gewekt dat gemeenten verdienen aan de heffingen. Om de verschillen helder te verklaren moeten gemeenten duidelijk en eenduidig inzicht geven in de kosten, de activiteiten en de beleidskeuzes. De herziening van de leges omgevingsvergunning is maart 2011 in het college behandeld en daarna zijn de raadscommissies Stadsontwikkeling en Middelen op de hoogte gebracht van deze ontwikkeling, (zie BW11-0209,16 maart 2011) De gemeente heeft gebruik gemaakt van het door de V N G ontwikkelde model 'kostenonderbouwing leges omgevingsvergunning'. Kosten: Het model leidt tot een duidelijke onderbouwing van de kosten die de gemeente verhaalt. Gemeenten maken zichtbaar welke kosten in rekening worden gebracht voor de diensten en de taken van de gemeente. Het model leidt tot standaard activiteitenoverzichten waarin aan de hand van een stappenplan de kosten worden verantwoord. Het stappenplan is gebaseerd op een inventarisatie van de werkzaamheden. Er wordt niet alleen duidelijk wat de kosten zijn, maar ook wat de gemeente doet om de dienstverlening te realiseren. Heffing: Het model kostenonderbouwing leidt tot een overzicht van de totale kosten die via de heffing in rekening gebracht kunnen worden. De heffing mag kostendekkend zijn, het hoeft niet. Ook de wijze waarop de gemeente de heffing inricht kent een grote mate van vrijheid. Afhankelijk van politieke keuzes, beleidsmatige doelstellingen en plaatselijke omstandigheden kan iedere gemeente maatwerk leveren bij het verhalen van de kosten. Voor Heerhugowaard geldt dat het kostendekkend werken een uitgangspunt is. Per component van de omgevingsvergunning wordt op basis van historische gegevens een inschatting gemaakt van de verwachte productie en de daarbij horende tarieven om kostendekkend te zijn. Het is mogelijk voor de onderlinge componenten kruissubsidiëring toe te passen. Kruissubsidiëring is het vragen van een hoger bedrag voor de ene dienst om een andere dienst te subsidiëren.
24
De gemeente Heerhugowaard heeft de afgelopen jaren de tarieven vastgesteld door deze jaarlijks te corrigeren met de inflatiecorrectie. De grondslag is zodanig dat de zwaarste lasten worden gedragen door de grootste plannen. Er wordt een vorm van differentiatie toegepast, om kleinere bouwwerken niet onevenredig duur te maken. Wat hebben we nu gedaan om de kostendekkendheid inzichtelijk te maken: Onderzocht is wat kostendekkend 'mag' zijn. Belangrijke conclusie hierin is dat alleen het product Omgevinqsverqunninq kostendekkend mag zijn. Het product omgevingsvergunning valt begrotingstechnisch onder het hoofdproduct Vergunningverlening. Dit betekent dat niet alle kosten van het product Vergunningverlening mogen worden toegerekend aan de leges. In de huidige begroting zijn de legesdekkende en niet legesdekkende activiteiten door elkaar in het product Omgevingsvergunning opgenomen, zoals bijvoorbeeld: bezwaar- en beroep en beleidsvoorbereiding die niet gedekt mogen worden uit de legesinkomsten. Daarnaast vallen de kosten van het toezicht van de afdeling Handhaving momenteel onder het product Handhaving, terwijl die wel toegerekend kunnen worden aan het product Omgevingsvergunning. Het gaat dan om het toezicht bij de bouw na vergunningverlening tot het moment van oplevering van het bouwwerk. De kosten die niet kunnen worden gedekt uit de legesopbrengsten worden gedekt uit de bijdrage algemene dekkingsmiddelen. Met ingang van 2011 is dit administratief zodanig ingericht dat de legesdragende en niet legesdragende producten zijn gescheiden. Duidelijkheid hierover is van belang voor de transparantie. In het onderzoek dat nu is gedaan zijn de kosten inzichtelijk gemaakt en is een inschatting gemaakt van de opbrengsten. Daarmee worden de toe te rekenen activiteiten (die wel legesdragend zijn) direct in verband gebracht met het product Omgevingsvergunning. De Omgevingsvergunning is in de legesberekening opgebouwd in verschillende componenten: Bouwen (verdeeld in bouwkostencategorieën), planologische procedures, aanleggen, brandveilig gebruik, monumenten, slopen en kappen. Per component is de urenbesteding van deze activiteiten ingeschat en zijn de overige toe te rekenen kosten in beeld gebracht. Door een inschatting te maken van de toekomstige productie en het bepalen van de tariefheffing ontstaat een beeld van de kostendekkendheid van het product Omgevingsvergunning. Op basis van de huidige legestarieven is de kostendekkendheid 72%. In een vergelijking met 'anderen' (de gegevens van Eigen Huis en de gegevens van een aantal vergelijkbare gemeenten), blijkt dat de gemeente Heerhugowaard een lager legestarief hanteert dan gemiddeld gebruikelijk is. Al eerder is onderzocht dat deze gemeente ook in de regio Noord-Holland relatief 'goedkoop' is als het gaat om de bouwleges. Als de tariefheffing wordt opgetrokken tot een landelijk gemiddelde zijn we 100% kostendekkend. Kanttekening daarbij is dat net als in het huidige legesstelsel kruissubsidiëring wordt toegepast, de kostendekkendheid van de relatief kleinere plannen moet worden gedragen door de grotere bouwplannen. Als de kostendekkendheid 100% moet zijn voor alle componenten van het product Omgevingsvergunning, dan betekent dit dat kleine plannen onevenredig kostbaar zijn en dat grote bouwplannen onevenredig 'goedkoop' zouden zijn. Om de 100% kostendekkendheid te behalen zijn daarnaast in deze variant de planologische procedures kostendekkend toegerekend. Wat is de conclusie: 1. W e werken nu niet kostendekkend; 2. De kostendekkendheid van 72% is niet onredelijk gezien de hoogte van de leges die wij nu in rekening brengen.100% kostendekkendheid kan worden bereikt met een verhoging van de grondslag van de leges conform het landelijk gemiddelde. Dat betekent ook dat de huidige formatie of tijdsbesteding op dit product niet onredelijk is; 3. De bijdrage uit algemene dekkingsmiddelen kan worden verlaagd met € 5 4 6 . 0 0 0 , -
25
huidig vergunningverlening toezicht bouwen leges vergunningverlening* totaal
bijdrage kosten baten algemene dekkingsmiddelen € 2.300.000 €368.160 -€ 1.270.000 € 2.668.160 -€ 1.270.000 € 1.398.160
variant 3 kosten WABO opbrengst WABO opbrengst APV* kosten niet verhaalbaar totaal
bijdrage kosten baten algemene dekkingsmiddelen € 1.766.000 -€ 1.766.000 -€ 50.000 €902.160 €2.668.160 -€ 1.816.000 € 852.160
effect op begroting
Gevolgen in de praktijk: In onderstaande tabel zijn enkele voorbeelden gegeven van de gevolgen in de praktijk. Dakkapel: bouwkosten € 5.000 Woning: bouwkosten € 160.000 Groot project: bouwkosten € 5.000.000 Aanleggen Planologisch regulier: Kapvergunning:
-€ 546.000
Legeskosten huidig
€135 € 1.952 €61.000 €49 €230 €130
Legeskosten nieuw
€210 €4.256 € 70.692 €548 €2.163 € 103
Advies Geadviseerd wordt om de grondslag van de leges te verhogen conform het landelijk gemiddelde en de gemeenteraad in december 2011 voor te stellen de Legesverordening hierop aan te passen. Ook wordt voorgesteld om de gebruikelijke systematiek te handhaven om de kostendekkendheid van de kleine plannen grotendeels te laten dragen door de grotere plannen. De tariefstelling over 2 jaar en daarna om de 4 jaar in ditzelfde format met de dan beschikbare gegevens te herzien.
Hlf Heerhugowaard Stad van kansen Nr.: R B 2 0 1 1 1 5 2
de R a a d van de gemeente Heerhugowaard; g e l e z e n het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 15 november 2011 artikel 229, eerste lid, aanhef en onderdeel b, van de Gemeentewet besluit Het vaststellen van de onderstaande verordeningen Verordening onroerende-zaakbelastingen 2012 Verordening afvalstoffenheffing 2012 Verordening lijkbezorgingsrechten 2012 Verordening marktgelden 2012 Verordening rioolrechten 2012 Legesverordening 2012
Heerhugowaard, 20 d e c e m b e r 2011
D e R a a d voornoemd, de wnd. griffier,
de voorzitter,