VII.
Wet openbaarheid van bestuur
Inhoud
A.
Centrale uitgangspunten en begrippen van de Wob ............................................................VII-2
B.
Uitzonderingsgronden uit de Wob ........................................................................................VII-4
C.
Procedurele aspecten van de wob .......................................................................................VII-8
D.
De Wob in relatie tot bijzondere openbaarheidsregelingen................................................VII-10
Oktober 2005, versie 1
VII-1
Transparantie van overheidshandelen is een groot goed. De Wet openbaarheid van bestuur (hierna: “Wob”) geeft hieraan invulling. Ook partijen bij PPS-projecten kunnen te maken krijgen met de Wob. Derden kunnen bijvoorbeeld tijdens een aanbestedingsproces een Wob-verzoek indienen. In dit hoofdstuk vindt u daarom een korte uitleg over de werking van deze wet bij publiek-private samenwerking.
A.
Centrale uitgangspunten en begrippen van de Wob
Artikel 110 van de Grondwet bepaalt dat de overheid bij de uitvoering van haar taken openheid en openbaarheid betracht. De Wet openbaarheid van bestuur is de wet die in algemene zin uitvoering geeft aan dit Grondwetsartikel.
Ingevolge de Wob heeft iedereen het recht om met het oog op een goede en democratische bestuursvoering informatie in te winnen bij een bestuursorgaan. Het centrale uitgangspunt van de Wob is dat alle overheidsinformatie openbaar is. Iedere burger moet, met het oog op een goede en democratische bestuursvoering, kennis kunnen nemen van de informatie die zich bij de overheid bevindt. Het is daarom van belang zich te realiseren dat alle documenten die bij PPS-projecten worden opgesteld door en toegestuurd aan overheidsinstellingen, in principe openbaar gemaakt moeten worden.
De Wob-verzoeker hoeft absoluut geen persoonlijk belang bij de informatie te hebben, laat staan dat hij of zij dit belang moet aantonen. Daarnaast is een Wob-verzoek niet aan een bepaalde vorm gebonden. Ook als het verzoek mondeling wordt gedaan of als er in het verzoek niet uitdrukkelijk naar de Wob wordt verwezen, moet door het bestuursorgaan worden nagegaan of de Wob van toepassing is.
Een Wob-verzoek moet voldoende afgebakend zijn. Dat betekent dat het verzoek te herleiden moet zijn tot een concrete bestuurlijke aangelegenheid. Het vragen van bijvoorbeeld alle verslagen over een bepaalde tijd is een onvoldoende gespecificeerd verzoek.
De Wob heeft in beginsel geen betrekking op informatie die (nog) niet bestaat. Er bestaat dus geen recht op documenten die nog gemaakt moeten worden. Ook hoeft een ministerie, school of gemeente voor de Wob-verzoeker geen nieuwe informatie uit bestaande informatie samen te stellen. Zo verplicht de Wob niet tot het maken van berekeningen uit een verzameling van statistische gegevens of het maken van een analyse van een rapport. Hieronder zal kort worden ingegaan op de drie belangrijkste begrippen uit de Wob: •
document
•
bestuursorgaan
•
bestuurlijke aangelegenheid
VII-2
‘Document’ Niet alle informatie waar om wordt gevraagd is informatie in de zin van de Wob: dit is slechts het geval als de informatie is neergelegd in een document, dat feitelijk aanwezig is bij het bestuursorgaan (het ministerie, de school of de gemeente in kwestie) en bovendien betrekking heeft op een bestuurlijke aangelegenheid.
Het documentbegrip uit de Wob is vrij breed. Papieren stukken, elektronische bestanden, concepten, emailberichten, geluidsbanden, films en fotorolletjes; het zijn allemaal documenten in de zin van de Wob. Onder het ‘document’-begrip vallen niet alleen de stukken die door het overheidsorgaan zelf zijn opgesteld maar ook van buiten komende stukken zoals adviezen van externe deskundigen of brieven van private partijen.
‘Bestuursorgaan’ Een Wob-verzoek kan worden ingediend bij de volgende bestuursorganen: •
ministers;
•
provincies, gemeenten en waterschappen;
•
bestuursorganen die onder de verantwoordelijkheid van bovengenoemden werkzaam zijn;
•
andere bestuursorganen, voor zover zij niet bij algemene maatregel van bestuur zijn uitgezonderd.
Ook scholen gelden in veel gevallen als ‘bestuursorgaan’ in de zin van de Wob. Wel moet hierbij onderscheid worden gemaakt tussen instellingen van openbaar en instellingen van bijzonder -niet van overheidswege gegeven- onderwijs. •
Openbare scholen gelden in al hun handelen als bestuursorgaan. Ook als zij privaatrechtelijke rechtshandelingen verrichten (denk bijvoorbeeld aan de aanschaf van een gebouw), gelden zij als bestuursorgaan in de zin van de Wob. De documenten die zij onder zich houden kunnen dan ook altijd worden opgevraagd met een beroep op de Wob.
•
Instellingen van bijzonder onderwijs zijn, anders dan openbare scholen, niet primair in het leven geroepen om overheidsgezag uit te oefenen. Toch kunnen ook zij onder omstandigheden kwalificeren als ‘bestuursorgaan’. De wet geeft immers ook aan instellingen van bijzonder onderwijs bepaalde bestuursbevoegdheden, zoals het verlenen van diploma’s. Wordt zo’n bevoegdheid uitgeoefend, dan geldt de bijzondere school bij de uitoefening van deze bevoegdheid als bestuursorgaan in de zin van de Wob. Van de documenten die in het kader van een PPS-project bij een instelling voor bijzonder onderwijs belanden, mag echter worden aangenomen dat deze niet samenhangen met een bestuursbevoegdheid. Dit betekent dat deze documenten bij bijzondere scholen niet met een beroep op de Wob kunnen worden opgevraagd. E.e.a. laat natuurlijk onverlet dat deze documenten altijd bij andere partijen, zoals gemeenten en ministeries, met een beroep op de Wob kunnen worden opgevraagd.
VII-3
‘Bestuurlijke aangelegenheid’ Het begrip “bestuurlijke aangelegenheid” moet erg ruim worden opgevat. Het gaat om bestuur in al zijn facetten: voorbereiding, totstandkoming en uitvoering van het beleid. Zelfs als de overheid optreedt als een privaatrechtelijke rechtspersoon (ze sluit een koopovereenkomst, richt een rechtspersoon op etc.) is er veelal toch sprake van een bestuurlijke aangelegenheid.
Evenals het verzoek zelf moet de bestuurlijke aangelegenheid door de Wob-verzoeker voldoende worden afgebakend. Een verzoek mag dus niet op een onbeperkt aantal onderwerpen zien. Een verzoek gericht tot een ministerie waarin gevraagd wordt naar alle documenten uit een bepaalde periode kan worden afgewezen omdat het op een onbeperkt aantal onderwerpen betrekking heeft.
B.
Uitzonderingsgronden uit de Wob
Op het algemene uitgangspunt van de Wob (alle informatie die zich bij de overheid bevindt, is openbaar) kan een uitzondering worden gemaakt als de in de Wob genoemde uitzonderingsgronden van toepassing zijn. Ook bijzondere wetten kunnen uitzonderingsgronden bevatten. De uitzonderingsgronden van de Wob worden beperkt uitgelegd: aan het algemene beginsel dat alle overheidsinformatie openbaar is, wordt door de bestuursrechter veel belang toegekend.
Nadat het bestuursorgaan eerst heeft vastgesteld dat de informatie waar om wordt gevraagd, informatie is in de zin van de Wob (documentbegrip), en er bovendien geen speciale openbaarheidsregels van toepassing zijn (zie onderdeel IV), dan moet worden beoordeeld of één of meer van de uitzonderingsgronden van artikel 10 of beperkingen van artikel 11 van de Wob van toepassing zijn. De uitzonderingsgronden die bij PPS-projecten in het bijzonder van belang zijn, zullen hieronder uitvoerig worden toegelicht. De overige uitzonderingsgronden zijn voorzien van een kortere uitleg.
De absolute uitzonderingsgronden, artikel 10, eerste lid, Wob Het eerste lid van artikel 10 bevat absolute uitzonderingsgronden. Indien één of meer van deze gronden aanwezig zijn, wordt de desbetreffende informatie zonder meer niet verstrekt. Er vindt in dit geval dus geen belangenafweging plaats. Wel moet het bestuursorgaan motiveren waarom de desbetreffende uitzondering aanwezig is.
a. eenheid van de Kroon De grond van artikel 10, eerste lid, onder a, beschermt het belang van de eenheid van de ministers en de Koning. Deze zou in gevaar komen als informatie wordt verstrekt over de inhoud van documenten waaruit meningsverschillen tussen de koning(in) en het kabinet zouden blijken.
VII-4
b. de veiligheid van de staat Deze grond (artikel 10, eerste lid, onder b) ziet zowel op de interne als op de externe veiligheid van de staat. De interne veiligheid van de staat kan bijvoorbeeld worden geschonden indien informatie van de AIVD openbaar zou worden, waardoor zicht kan worden verkregen op de werkwijze, actuele onderzoeken, bronnen of het actuele kennisniveau van deze dienst.
c. bedrijfs- en fabricagegegevens, die vertrouwelijk aan de overheid zijn meegedeeld (speelt bij PPS vaak een rol) Deze uitzonderingsgrond, die restrictief moet worden uitgelegd, beoogt enerzijds de overheid voldoende grondslag te bieden voor de beleids- en bestuursvoering en anderzijds bedrijven voldoende bescherming te bieden tegen concurrentievervalsing. De grond doet zich voor indien en voor zover uit de gevraagde documenten concurrentiegevoelige informatie kan worden afgeleid of als uit deze stukken wetenswaardigheden kunnen worden gelezen of afgeleid met betrekking tot de technische bedrijfsvoering of het productieproces dan wel met betrekking tot de afzet van de producten of de kring van afnemers en leveranciers.
Het moet gaan om informatie die door private partijen aan een ministerie of gemeente is verschaft en niet door de overheid zelf is verzameld. Het enkele feit dat een (private) partij een document van het woord “vertrouwelijk” heeft voorzien is overigens niet voldoende om deze uitzonderingsgrond te activeren.
d. bijzondere persoonsgegevens Deze uitzonderingsgrond is alleen van toepassing op bijzondere persoonsgegevens als bedoeld in paragraaf 2, hoofdstuk 2 van de Wet bescherming persoonsgegevens. Bij ‘bijzondere persoonsgegevens’ kan worden gedacht aan informatie over de ras of seksuele geaardheid van personen. Van dergelijke - zeer gevoelige - informatie over privé-personen zal in pps-documenten naar verwachting zelden of nooit sprake zijn.
De relatieve uitzonderingsgronden, artikel 10, tweede lid, Wob Het tweede lid van artikel 10 bevat relatieve uitzonderingsgronden. Een weigering informatie te verschaffen die op een relatieve uitzonderingsgrond berust, wordt door de rechter in twee stappen beoordeeld. Eerst toetst de rechter of het belang waar het bestuursorgaan zicht op beroept, zich inderdaad voordoet. Als dit zo is, dan toetst de rechter of het bestuursorgaan het bijzondere te beschermen belang met recht zwaarder heeft laten wegen dan het algemene belang bij openbaarmaking.
a. de betrekkingen van Nederland met andere staten en met internationale organisaties Deze uitzonderingsgrond ziet op de situatie dat openbaarheid van informatie ertoe zou kunnen leiden dat de positie van Nederland in het internationale diplomatieke verkeer wordt geschaad. Die schade kan bestaan uit het stroever lopen van overleg, maar ook uit het feit dat geschilpunten niet, of nadelig voor Nederland, zullen worden opgelost. VII-5
b. de economische of financiële belangen van de staat (speelt bij PPS vaak een rol) Deze uitzonderingsgrond doet zich voor wanneer als gevolg van de openbaarheid van de informatie de staat financieel of als (markt)partij nadeel oploopt. Hierbij kan worden gedacht aan geraamde bouwkosten, geraamde investeringskosten, investeringskosten budgetten, risicoreserveringen of rekenmodellen die door de overheid in het kader van een aanbestedingsprocedure vaak worden opgesteld. Openbaarmaking van dergelijke informatie kan ertoe leiden dat de overheid in een (nieuwe) aanbestedingsprocedure niet de scherpst mogelijke biedingen krijgt en kan de belangen van potentiële contractspartijen mogelijk bevoor- of benadelen (zie ook hieronder sub g). Het weigeren van inzage in dergelijke informatie dan ook in beginsel geoorloofd, zo blijkt uit jurisprudentie van de bestuursrechter.,
Het enkele feit dat Wob-informatie kan worden gebruikt ten behoeve van een rechterlijke procedure tegen de overheid is overigens onvoldoende om de uitzonderingsgrond van toepassing te verklaren. De uitzonderingsgrond gaat wel op wanneer door de openbaarheid de onderhandelingspositie van de overheid geschaad wordt. Zo kan bijvoorbeeld inzage in een taxatierapport op grond van deze uitzonderingsgrond worden afgewezen.
c. de opsporing en vervolging van strafbare feiten Openbaarheid kan onder omstandigheden de toepassing van het strafrecht en strafvordering frustreren. Deze uitzonderingsgrond ziet niet alleen op de bescherming van de belangen in een individueel geval, maar ook op opsporingsstrategie in het algemeen.
d. inspectie, controle en toezicht door of vanwege overheidsorganen Bestuurlijke handhaving van beleid en regels vereist controle en toezicht. Daarvoor worden tussen overheden gegevens uitgewisseld, methodieken ontwikkeld en steekproeven genomen. Wil het instrumentarium werken, dan is geheimhouding noodzakelijk, anders volgt er ontwijkend of aangepast gedrag.
e. de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer Bij de overheid zijn vele persoonlijke gegevens van burgers opgeslagen. Deze zijn niet per definitie geheim, ook niet wanneer ze door de burger zijn verstrekt in het vertrouwen dat deze alleen door de overheid worden gebruikt. Steeds zal een belangenafweging plaats moeten vinden.
f. het belang, dat de geadresseerde erbij heeft als eerste kennis te kunnen nemen van de informatie Onder omstandigheden moet de geadresseerde eerst in staat worden gesteld om van de informatie kennis te nemen voordat die aan anderen bekend wordt gemaakt.
VII-6
g. het voorkomen van onevenredige bevoordeling of benadeling van bij de aangelegenheid betrokken natuurlijke personen, rechtspersonen of derden (speelt bij PPS vaak een rol) Deze algemene uitzonderingsgrond beoogt die gevallen te dekken waarin de overige gronden niet voorzien en werkt daarom als een vangnetbepaling voor onvoorziene situaties en in die gevallen waarin de bijzonder genoemde uitzonderingen op zichzelf onvoldoende houvast bieden. Deze weigeringsgrond wordt vaak ingeroepen, maar door de rechter slechts zelden gehonoreerd.
De belangen van ambtenaren en bestuurders kunnen in het geding zijn wanneer het gaat om de gesprekspartners en gesprekken die zij voeren in het kader van een bestuurlijke aangelegenheid. De noodzaak tot het ongestoord, in alle discretie, plaatshebben van overleg over een bepaald project kan een beroep op deze uitzonderingsgrond rechtvaardigen. Ook in het niet-afgerond zijn van een analyse of advies kan de aanwezigheid van de onevenredigheidsgrond gelegen zijn. Openbaarmaking kan dan, doordat een onvolledig of onjuist beeld wordt geschapen, leiden tot een onevenredige benadeling van betrokkenen.
Ook wanneer door openbaarheid de onderhandelingspositie van de overheid in het gedrang komt kan een beroep op dit artikel gerechtvaardigd zijn. Hetzelfde is het geval wanneer door de openbaarmaking van stukken derden (bijvoorbeeld private partijen) in de toekomst geen belangrijke gegevens meer aan de overheid willen verstrekken.
Artikel 11 Wob: persoonlijke beleidsopvattingen voor intern beraad Artikel 11, eerste lid, van de Wob bepaalt dat, in geval van een verzoek om informatie uit documenten, opgesteld ten behoeve van intern beraad, geen informatie wordt verstrekt over de daarin opgenomen persoonlijke beleidsopvattingen. Het doel van dit artikel is dat bij de vormgeving van het beleid de betrokkenen in alle vrijheid hun gedachten en opvattingen kunnen uiten. Deze weigeringsgrond wordt door de rechter vrij vaak gehonoreerd. Hieronder zal worden ingegaan op de twee kernbegrippen van artikel 11: ‘intern beraad’ en ‘persoonlijke beleidsopvatting’.
Intern beraad Onder intern beraad moet worden verstaan “het beraad over een bestuurlijke aangelegenheid binnen een overheidsorgaan, dan wel binnen een kring van overheidsorganen in het kader van de gezamenlijke verantwoordelijkheid voor een bestuurlijke aangelegenheid.”
Wil een beraad met externen het predikaat “intern” hebben of houden, dan moet de kring van externen dus beperkt zijn. In het algemeen is het zo dat, hoe groter de kring van personen is die over de ‘gewobte’ informatie beschikt, hoe lastiger het zal zijn om de informatie aan derden nog te weigeren. Een haarscherp onderscheid is hierbij niet mogelijk.
VII-7
Notulen van beraadslagingen binnen werkgroepen, ambtelijke notities, documenten opgesteld voor vertrouwelijk beraad met de Tweede Kamer en interne rapporten zijn voorbeelden van voor intern beraad opgestelde documenten. Ook adviezen van de Landsadvocaat kunnen als zodanig kunnen worden aangemerkt.
Belangrijk is dat, zo gauw een document de kring van de overheid heeft verlaten (het is gemaild of opgestuurd naar een private partij), geen succesvol beroep op artikel 11 meer kan worden gedaan. Wel is het zo dat als een overheidsorgaan een persoon of instantie uitnodigt voor overleg over een aangelegenheid van intern beraad, er onder omstandigheden dan nog steeds sprake kan zijn van intern beraad. Het moet dan wel gaan om een zeer beperkte kring van (juridisch) adviseurs die door de overheid bij haar intern beraad zijn betrokken.
Persoonlijke beleidsopvatting Een persoonlijke beleidsopvatting kan worden gedefinieerd als “een opvatting, voorstel of aanbeveling of conclusie van een of meer personen over een bestuurlijke aangelegenheid en de door hen daartoe aangevoerde argumenten.” Uit de jurisprudentie komt naar voren dat het hierbij onder meer kan gaan om ministerraadnotulen, rapporten van rijksaccountants, ambtsberichten of concepten van rapporten. Een enkele verwijzing naar de persoonlijke beleidsopvattingen van ambtenaren is niet voldoende om geheimhouding te rechtvaardigen. Het bestuursorgaan is namelijk verplicht om een poging te doen informatie te verstrekken in niet tot personen herleidbare vorm. Uit artikel 11 volgt ook dat alle feitelijke gegevens (niet-persoonlijk) in interne documenten wel gewoon openbaar zijn. Hierbij kan worden gedacht aan cijfers en situatieschetsen.
C.
Procedurele aspecten van de Wob
In deze paragraaf zal een aantal belangrijke procedurele vragen aan de orde komen: •
wat zijn de termijnen waarbinnen een beslissing moet worden genomen, en wat gebeurt er nadat een Wob-verzoek is afgewezen?
•
op welke wijze kunnen documenten verstrekt worden?
•
wat moet een overheidsorgaan doen, als het de gevraagde informatie zelf niet heeft, maar wel weet dat deze informatie zich bij een ander onderdeel van de overheid bevindt?
•
hoe kunnen de belangen van derden in de Wob-procedure worden gewaarborgd?
•
hoe om te gaan met omvangrijke Wob-verzoeken?
VII-8
1. Termijnen en bezwaar Een Wob verzoek moet in beginsel zo snel mogelijk worden afgehandeld, maar uiterlijk binnen twee weken. In bijzondere gevallen kan deze termijn met twee weken worden verlengd. Dat moet dan wel op tijd, schriftelijk en met opgaaf van reden aan de verzoeker worden medegedeeld. Het is mogelijk dat na twee + twee weken nog niet is beslist. Er is dan sprake van een zogeheten ‘fictieve weigering’, waartegen bij de rechter bezwaar kan worden gemaakt.
Als een verzoeker vindt dat de uitzonderingsgronden van de Wob te ruim zijn toegepast, dan kan hij bij het bestuursorgaan dat het besluit heeft genomen binnen zes weken een bezwaarschrift indienen. Op de bezwaarprocedure zijn de bepalingen uit de Algemene wet bestuursrecht van toepassing. Dit betekent onder meer dat het bestuursorgaan de Wob-verzoeker in de gelegenheid moet stellen zijn bezwaren in een hoorzitting toe te lichten. Hierna neemt het bestuursorgaan een beslissing op bezwaar, waartegen beroep bij de rechtbank en hoger beroep bij de Raad van State openstaan.
2. Wijze van verstrekken De gevraagde informatie kan op verschillende manieren worden verstrekt: • in de vorm van een kopie van het document • door inzage in het document te geven • door een uittreksel of een samenvatting te geven • door inlichtingen over de inhoud van het document te geven • door het verstrekken van een geanonimiseerde versie
3. Doorzendplicht Als de informatie niet berust bij het ministerie of de gemeente waar het Wob-verzoek is ingediend maar bij een ander bestuursorgaan, dan heeft het bestuursorgaan dat het Wob-verzoek ontving de plicht het verzoek door te geleiden naar dat andere bestuursorgaan.
4. Het vragen van een zienswijze aan derden Door het feitelijk openbaar worden van overheidsinformatie kunnen belangen van derden (bijvoorbeeld bedrijven die in een pps-procedure concurrentiegevoelige informatie aan de overheid hebben verstrekt) in het geding komen. De belangen van derden worden uiteraard meegewogen bij de toetsing aan de uitzonderingsgronden.
Om problemen met derden te voorkomen kan de derde worden ingelicht over het verzoek om informatie. De derde moet worden gevraagd of hij bezwaar tegen openbaarmaking van de gevraagde stukken heeft. Als de derde bezwaren heeft kan hij die opgeven zodat het bestuursorgaan daar rekening mee kan houden in haar belangenafweging. Een derde kan echter nooit de openbaarmaking tegenhouden.
VII-9
5. Omvangrijke Wob-verzoeken Beoordeeld dient te worden of een verzoek voldoende bepaald is. Is dat niet het geval, dan wordt verzocht het verzoek om informatie te beperken/nader te omschrijven. Gebeurt dit niet, dan kan het verzoek worden afgewezen. Het al dan niet geven van informatie mag niet afhankelijk worden gesteld van de capaciteit van een bestuursorgaan: capaciteits- of technische problemen vormen geen uitzonderingsgrond in de zin van de Wob. Soms kan met de verzoeker de afspraak worden gemaakt dat de documenten ter beschikking worden gesteld in het tempo waarmee het betrokken overheidsorgaan deze heeft beoordeeld op openbaarheid. Een ander alternatief is het afgeven van deelbeslissingen.
D.
De Wob in relatie tot bijzondere openbaarheidsregelingen
De Wob moet wijken voor openbaarheidsregelingen in bijzondere wetten. Van een bijzondere openbaarheidsregeling is sprake wanneer die bepalingen een voldoende zelfstandige regeling met betrekking tot de openbaarheid van de betrokken informatie bieden. Zijn de regelingen te vaag, dan zal de Wob toch nog moeten worden toegepast. In aanbestedingsprocedures is met name de openbaarheidsregeling in de Europese aanbestedingsrichtlijnen van groot belang.
Openbaarheidsregeling in de Europese aanbestedingsrichtlijnen Na afloop van een aanbestedingsprocedure hebben aanbestedende diensten op grond van de Europese aanbestedingsrichtlijnen de plicht om gegadigden en inschrijvers zo snel mogelijk (en desgevraagd schriftelijk) op de hoogte te brengen van de beslissing die zij hebben genomen inzake de gunning van de opdracht, met inbegrip van de redenen waarom zij besloten een opdracht uiteindelijk toch niet te plaatsen of de procedure opnieuw te beginnen. Ook moet het Bureau voor officiële publicaties van de EG in kennis worden gesteld van betreffende beslissingen. Daarnaast bestaat voor aanbestedende diensten op grond van de richtlijnen de plicht om binnen 15 dagen nadat hiertoe een schriftelijk verzoek is ontvangen, aan iedere afgewezen gegadigde of inschrijver de redenen voor afwijzing mee te delen en daarnaast om aan iedere inschrijver die een aan de eisen beantwoordende offerte heeft gedaan, de kenmerken en relatieve voordelen van de winnende offerte en de naam van de winnaar mee te delen. Van de in deze alinea genoemde verplichtingen kan echter worden afgeweken indien openbaarmaking van gegevens 'de toepassing van de wet in de weg zou staan, in strijd zou zijn met het openbaar belang of schade zou kunnen toebrengen aan de rechtmatige commerciële belangen van bepaalde openbare of particuliere ondernemingen, dan wel de eerlijke mededinging tussen de dienstverleners zou kunnen schaden'.
Toepassing Wet openbaarheid van bestuur In het algemeen wordt aangenomen dat de hierboven besproken openbaarheidsregeling een uitputtende regeling is en derhalve als bijzondere regeling voorrang heeft boven de Wob. Deze openbaarheidsregeling ziet echter alleen op bedrijven die zelf hebben deelgenomen aan een aanbestedingsprocedure. Voor wat betreft verzoeken om informatie van derden geldt dus zuiver bekeken nog altijd het afwegingskader van de Wob. VII-10
De Wob biedt in het geval van een verzoek om informatie aangaande een aanbestedingsprocedure voldoende aanknopingspunten om informatie niet openbaar te maken. Zo blijft op grond van artikel 10, lid 1, aanhef en sub c van de Wob verstrekking van informatie achterwege voor zover dit bedrijfs- en fabricagegegevens betreft die door natuurlijke of rechtspersonen vertrouwelijk aan de overheid zijn meegedeeld. Verder is de verstoring van (lopende) aanbestedingsprocedure een situatie waarin de economische en financiële belangen van de overheid in het geding kunnen zijn. Tot slot kan op grond van artikel 10, lid 2, sub g van de Wob (voorkomen van onevenredige bevoordeling of benadeling van bij de aangelegenheid betrokken personen of derden) worden aangevoerd dat aan een derde niet meer informatie kan worden verschaft dan aan een gegadigde of inschrijver op grond van de openbaarheidsregeling in de richtlijn zou zijn gegeven.
Vragen? Ieder ministerie beschikt over een Wob-contactpersoon. Bij deze personen kunt u terecht met specifieke vragen over de Wob. Op de websites van de verschillende ministeries kunt u terecht voor meer informatie (contactgegevens, gehonoreerde Wob-verzoeken). Voor de integrale tekst van de Wob verwijzen wij u naar het wet- en regelgevingsgedeelte van de website www.overheid.nl.
VII-11