Pastoor van Kessellaan 15 4761 BJ Zevenbergen Postbus 4 4760 AA Zevenbergen Tel.: 01 68 37 36 O0 Fax: 01 68 37 35 80 E-mail:
[email protected]
Wet milieubeheer
Besluit burgemeester en wethouders van Moerdijk. Datum 9 augustus 2004. Op 3 februari 2004 is een aanvraag om een veranderingsvergunning ingevolge de Wet milieubeheer ontvangen van:
emae
'
('- .\,
..
,
'
.
(gevestigd te Utrecht en mede kantoor houdende te Eindhoven, mede Railinfrabeheer B.V. handelend onder de naam van Prorail) Postbus 624 5600 AP Eindhoven
De inrichting waarvoor vergunning wordt gevraagd is gelegen aan de Orionweg ongenummerd te Moerdijk, kadastraal bekend als gemeente Moerdijk, sectie C, nr. 1681 gedeeltelijk en kadastraal bekend als gemeente Zevenbergen, sectie A, nr. 474 gedeeltelijk. De inrichting waarvoor vergunning wordt aangevraagd betreft een laad- en losweg, die bestemd is voor het beladen en lossen van treinwagens. De veranderingen waarop de vergunning betrekking heeft betreft de wijze van verlading. De volgende wijzen worden aangevraagd: het verladen via tussentijds losstorten, verladen via overpompen en het plaatsen van een mobiele schaftgelegenheid. Gevoerde ~rocedure De Wet milieubeheer bepaalt dat de Algemene wet bestuursrecht mede van toepassing is op de totstandkoming, bekendmaking en mededeling van de beschikking op een aanvraag om een milieuvergunning. L,
De procedure is overeenkomstig het bepaalde in de paragrafen 3.5.2 tot en met 3.5.5 van hoofdstuk 3 van de Algemene wet bestuursrecht en hoofdstuk 13, afdeling 13.2 van de Wet milieubeheer uitgevoerd.
j
.1 ,
De aanvraag bevat de vereiste gegevens en dient in behandeling te worden genomen. De volgende wettelijke adviseur(s) is (zijn) betrokken bij deze vergunningaanvraag: VROM Inspectie Regio Zuid. Vigerende vergunning(en) Het bedrijf is in het bezit van een milieuvergunningvan 4 maart 2000 voor het beladen en lossen van treinwagens, inclusief de spoorweg, de aanwezige ladingen en aanwezige transportmiddelen. Naar aanleidina van de aanvraaq wordt het volqende overwoqen Blijkens artikel 8.8 van de Wet milieubeheer zijn bij de beslissing op een aanvraag voor een vergunning ingevolge de Wet milieubeheer de volgende aspecten van belang. Artikel 8.8 l. Het bevoegd gezag betrekt bij de beslissing op de aanvraag in ieder geval: a. de bestaande toestand van het milieu, voor zover de inrichting daarvoor gevolgen kan veroorzaken; b. de gevolgen voor het milieu, die de inrichting kan veroorzaken; c. de met betrekking tot de inrichting en het gebied waar de inrichting zal zijn of is gelegen, redelijkerwijs te verwachten ontwikkelingen die van belang zijn met het oog op de bescherming van het milieu;
1 -
-
d. de voor het einde van de in artikel 3:24 van de Algemene wet bestuursrecht bedoelde termijn overeenkomstig de artikelen 3:23, 3:24 en 3:25 van die wet ingebrachte adviezen en bedenkingen en de overeenkomstig artikel 8.31 ingebrachte adviezen; e. de mogelijkheden tot bescherming van het milieu, door de nadelige gevolgen voor het milieu, die de inrichting kan veroorzaken, te voorkomen, dan wel zoveel mogelijk te beperken, voor zover zij niet kunnen worden voorkomen. 2. H& bevoegd gezag houdt bij de beslissing op de aanvraag in ieder geval rekening met: a. het voor hem geldende milieubeleidsplan; b. het bepaalde in artikel 10.14; c. de voor de onderdelen van het milieu, waarvoor de inrichting gevolgen kan hebben, geldende richtwaarden, voor zover de verplichting tot het rekening houden daarmee is vastgesteld krachtens of overeenkomstig artikel 5.2. 3. Het bevoegd gezag neemt bij de beslissing op de aanvraag in ieder geval in acht: a. de voor de onderdelen van het milieu, waarvoor de inrichting gevolgen kan hebben, geldende grenswaarden, voor zover de verplichting tot het in acht nemen daarvan is vastgelegd krachtens of overeenkomstig artikel 5.2, dan, wel voortvloeit uit de artikelen 41, 46 tot en,met 50, 53, 65 tot en met 68 of 72, tweede lid van de Wet geluidhinder; b. de voor hem geldende, krachtens artikel 8.45 gestelde regels; c. de voor hem geldende, krachtens artikel 8.46 gestelde regels, behoudens voor zover een aanwijzing van Onze Minister krachtens artikel 8.27 afwijking noodzakelijk maakt; d. aanwijzingen die met betrekking tot de beslissing op de aanvraag krachtens artikel 8.27 door Onze Minister zijn gegeven. '
; ?
I
.
Naar aanleiding van het bovenvermelde wordt het volgende opgemerkt. Ad 1. Ten aanzien van de aspecten die betrokken dienen te worden. De inrichting is gelegen aan de Orionweg ongenummerd op het ingevolge de Wet geluidhinder a. gezoneerde industrieterrein Moerdijk. De mogelijke gevolgen van de inrichting naar buiten toe hebben betrekking op: b. bodem, geluid, lucht en het ontstaan van afvalstoffen. Bij de hierna opgenomen ambtshalve overwegingen is aangegeven op welke wijze deze gevolgen zijn beoordeeld. Voorts zijn aan de beschikking voorschriften verbonden om de nadelige gevolgen voor het milieu te voorkomen c.q. zoveel mogelijk te beperken. Er zijn in de directe omgeving geen ontwikkelingen te verwachten waarmee rekening dient te C. worden gehouden. Er zijn naar aanleiding van de aanvraag geen adviezen ingediend. d. Door de bijgevoegde voorschriften aan de te verlenen vergunning te verbinden worden de e. nadelige gevolgen voor het milieu die de inrichting kan veroorzaken, voorkomen dan wel, voorzover zij niet kunnen worden voorkomen, zoveel mogelijk beperkt. Ad 2. a. b.
C.
Ten aanzien van de aspecten waarmee rekening gehouden dient te worden. Door de gemeente is geen milieubeleidsplan opgesteld. Bij de activiteiten die binnen de inrichting worden uitgevoerd komen afvalstoffen vrij. Derhalve heeft een toetsing plaatsgevonden aan het Landelijk Afvalbeheerplan (LAP). Op grond van het LAP dient te worden beoordeeld of vanwege het vrijkomen van afvalstoffen voorschriften aan de vergunning dienen te worden verbonden met betrekking tot afvalpreventie en afvalscheiding. De aanvraag is tevens getoetst aan de Leidraad afval en emissiepreventie (Infomil). Hieruit is gebleken dat gesproken kan worden van een geringe hoeveelheid afvalstoffen. Daarom zijn er geen voorschriften opgenomen met betrekking tot afvalpreventie. Binnen de inrichting worden geen gevaarlijke afvalstoffen geproduceerd, verwerkt of gerecycled. Er zijn geen zodanige richtwaarden.
Ten aanzien van de aspecten die in acht genomen dienen te worden. Er zijn geen zodanige grenswaarden. Dit aspect is in het onderhavige geval niet van toepassing. Per 1 januari 1994 is de provinciale milieuverordening van de provincie Noord-Brabant in werking getreden. Deze verordening kent momenteel instructies voor vergunningen voor inrichtingen welke zijn gelegen in grondwaterbeschermings- en stiltegebieden. Aangezien voornoemde inrichting niet in één van dergelijke gebieden is gelegen, is bij het beoordelen van de aanvraag geen sprake van bij provinciale milieuverordening gestelde regels die in acht genomen dienen te.worden . Er is geen sprake van een ministeriële aanwijzing. Ambtshalve overweqinqen Aan deze beschikking liggen de volgende overwegingen ten grondslag:
! - '
Algemeen De in de op 4 maart 2000 aan de NS Railinfrabeheer verleende oprichtingsvergunning ingevolge de Wet milieubeheer opgenomen voorschriften: voorschrift 1.lt/m 1.3 en 1.7 t/m 1.10; Hoofdstuk 1 (algemeen) (overslag) : voorschrii 3.6; Hoofdstuk 3 voorschrift. 4.1 tlm 4.3; Hoofdstuk 4 (geluid) (bodem) voorschrift 5.6; Hoofdstuk 5 zijn op deze vergunning van overeenkomstige toepassing. Een afschrift van deze voorschriften waarnaar verwezen wordt, is als bijlage bij onderhavige beschikking gevoegd en zal ook ter inzage worden gelegd. Uit de aanvraag behorende bij de vigerende vergunning blijkt, dat op grond van art. 28.4 b lid 2 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer (Ivb) de opslagcapaciteit ti'dens overslaan van afvalstoffen afkomstig van buiten de inrichting niet groter zal zijn dan 1000 m . Het bevoegd gezag is in dit geval de gemeente Moerdijk. In de aanvraag om vergunning is geen maximale hoeveelheid genoemd. Dat wil zeggen dat niet wordt afgeweken van de oorspronkelijk aangegeven Ivb-categorieën. Indien binnen de inrichting de opslagcapaciteit tijdens overslag van afvalstoffen afkomstig buiten de inrichting groter wordt dan zal de Provincie Noord-Brabant van rechtswege het bevoegd gezag worden.
4
'
Bodem Tijdens het verladen mogen slechts tijdelijk stoffen los op de klinkerverharding vande laad- en losplaats worden gestort welke niet in het kader van het RID (Reglement betreffende het internationale spoorwegvervoer van gevaarlijke stoffen) zijn voorzien van een aanduidingjetiket. Om inzicht te verkrijgen in de verscheidenheid aan stoffen welke tijdelijk op de laad- en losplaats worden gestort, kan het bevoegd gezag de vergunninghouder verzoeken. hierover informatie te verstrekken. Een globale indruk is in dit kader voldoende. Afvalstoffen In verband met de "geringe hoeveelheid" bedrijfsafval zijn geen voorschriften opgenomen met betrekking tot afvalpreventie. Hierbij is de Leidraad afval en emissiepreventie (Infomil) als uitgangspunt gehanteerd. De aanvraag is tevens getoetst aan de Leidraad afvalscheiding bij vergunningplichtige bedrijven (Infomil). Omdat van afvalstoffen nauwelijks sprake is en slechts huishoudelijk afval ontstaat, is scheiding niet relevant. Energie Het energieverbruik is zodanig laag dat het aspect energie daarmee als niet relevant wordt beschouwd. Dit is gebaseerd op de circulaire "energie in de rnilieuvergunning" van het ministerie van VROM, oktober 1999. Omdat door de aangevraagde verandering het energieverbruik niet of nauwelijks toeneemt, zijn ten aanzien van registratie e.d. geen voorschriften opgenomen.
--
Besluit Door het verbinden van bijgevoegde voorschriften aan de vergunning wordt het door de inrichting veroorzaken van nadelige gevolgen voor het milieu voorkomen dan wel, voor zover dit niet kan worden voorkomen, in voldoende mate beperkt. Om die reden hebben wij, gelet op de Wet milieubeheer, besloten: a. aan Railinfrabeheer B.V./Prorail (voornoemd) de gevraagde vergunning te verlenen, overeenkomstig de aanvraag en de daarbij overgelegde.stukken, welke bij dit, besluit behoren en als zodanig zijn gewaarmerkt; aan de vergunning een aantal voorschriften te verbinden, die zijn opgenomen in een bij deze b. vergunning behorende bijlage. Ook deze bijlage is als zodanig gewaarmerkt;
nav(G 7egr2gn Zevenbergen 9 augustus 2004, of
an de
mr J.L.C.M. Wolters
Moerdijk, mg Verguryin en en Handhaving,
LAAD- EN LOSWEG MOERDIJK ORIONWEG (ONG) MOERDIJK
KADASTRAAL GEMEENTE MOERDIJK, SECTIE C, NR. 1681 (GED.) EN KADASTRAAL GEMEENTE ZEVENBERGEN, SECTIE A, NR. 474 (GED.)
VOORSCHRIFTEN BEHORENDE BIJ DE VERANDERINGSVERGUNNING INGEVOLGE DE WET MILIEUBEHEER
Behoort bij besluit van B en W
-\-J
Vergu
'
ib
en Handhaving NS laad- en losweg Ononweg (ong) Zevenbergen
,
.
INHOUDSOPGAVE 1 ALGEMEEN MILIEUASPECTEN 2 Afvalstoffen 2. i
2.2 Bodem 3 OVERSLAG 4 BLUSMIDDELEN BEGRIPPEN
NS laad- en losweg Orionweg (ong) Zevenbergen
1
ALGEMEEN
l .l .l De in de op 4 maart 2000 aan de NS Railinfrabeheer verleende..oprichtingsvergunning opgenomen voorschriften: voorschrift 1 .l tJm 1.3 en 1.7 tlm l. l O; Hoofdstuk 1 (algemeen) Hoofdstuk 3 (overslag) voorschrift 3.6 Hoofdstuk 4 (geluid) voorschrift 4.1tlm 4.3; Hoofdstuk 5 (bodem) voorschrift 5.6; zijn op deze vergunning van overeenkomstige toepassing.
2
MILIEUASPECTEN
2.1 -
Afvalstoffen
2.1.1 Afvalstoffen, waaronder met afvalstoffen verontreinigd water of water waaraan warmte is toegevoegd mogen niet in de bodem worden gebracht of terecht kunnen komen. '
2.1.2 Het bewaren van afvalstoffen moet op.ordelijke en nette wijze plaatsvinden.
2.1.3 Afvalstoffen moeten zo vaak als nodig uit de inrichting worden afgevoerd. Het afvoeren moet zodanig plaatsvinden dat zich geen afval in of buiten de inrichting kan verspreiden.
2.2 Bodem 2.2.1 Tijdens het verladen mogen slechts tijdelijk stoffen los op de klinkerverharding van de laaden. losplaats worden gestort welke niet in het kader van het RID (Reglement betreffende het internationale spoorwegvervoer van gevaarlijke stoffen) zijn voorzien van een aanduidingletiket.
2.2.2 Indien het bevoegd gezag dit noodzakelijk acht dient er inzicht te worden gegeven in de verscheidenheid aan stoffen welke, tijdens een door het bevoegd gezag aan te geven periode, tijdelijk los op de laad-en losplaats zijn gestort.
2.2.3 Indien er vloeistoffen in lekbakken.of op vloeren gemorst zijn, moeten deze direct worden opgeruimd.
NS laad- en losweg Orionweg (ong) Zevenbergen
3
OVERSLAG
I
3.1 .l Losstorlen van (grond)stoffen of goederen behorend tot de stuifklassen S i , S2 en S3 is niet toegestaan.
3.1.2 De verblijftijd van stoffen en goederen (opslag) bij verlading door middel van losstorten, mag maximaal 24 uur bedragen.
3.1.3 Losgestorte goederen mogen niet door verschuiving, verwaaiing of anderszins buiten het terrein van de inrichting terechtkomen. Mocht onverhoopt toch verontreiniging buiten de inrichting plaatsvinden, dan moeten direct maatregelen worden getroffen om deze verontreiniging te verwijderen.
'
4.1.1 In de inrichting moet in de (mobiele) schaft- en schuilgelegenheid een poederblusser aanwezig zijn met een inhoud van ten minste 6 kg blusstof. 4.1.2 Een draagbaar blustoestel moet zijn voorzien van een rijkskeurmerk met-rangnummer
4.1.3 Blusmiddelen moeten voor een ieder duidelijk zichtbaar en gemakkelijk bereikbaar zijn, voor direct gebruik gereed zijn en in goede staat van onderhoud verkeren. 4.1.4 Brandblusmiddelenmoeten ieder kalenderjaar op deugdelijkheid zijn gecontroleerd en in orde zijn bevonden. Het onderhoud van draagbare blustoestellen moet overeenkomstig NEN 2559 en NEN 3211 plaatsvinden. Onderhoud en inspectie moeten plaatsvinden door bedrijven die beschikken over een REOB-erkenning. Na inspectie moeten blusmiddelen en slanghaspels worden voorzien van een label of sticker met datum. Draagbare blustoestellen moeten bovendien worden voorzien van een zegel.
TOELICHTING: Een lijst van erkende onderhoudsbedrijven is te vinden op de site van het Nationaal Centrum voor Preventie (www.ncpreventie.nl, onder brandbeveiliginglkleine blusmiddelen.) 4.1.5 Van elk uitgevoerde controle moet een aantekening worden gemaakt op een bij elk toestel ter inzage aanwezige registratie.
NS laad- en losweg Orionweg (ong) Zevenbergen
BIJLAGE 1: BEGRIPPEN
NCP:Nationaal Centrum voor Preventie Postbus 261; 3990 GE3 Houten t: (030) 229 60 O0 f: (030) 229601O e:
[email protected] i: www.ncpreventie.nl NEN: een door het Nederlands Normalisatie Instituut (NNI) uitgegeven norm. NEN 2559: Onderhoud draagbare blustoestellen, controle en onderhoud. REOB: Regeling voor de Erkenning van Onderhoudsbedrijven kleine Blusmiddelen, bijgehouden door het NCP; voor informatie over en erkende onderhoudsbedrijvenzie ook internet: (http://www.ncpreventie.nl)
NS laad- en losweg Orionweg (ong) Zevenbergen
Voor zover een DIN-, DIN-ISO, NEN-, NEN-EN-, NEN-ISO-, NVN-norm, Al-blad, BRL, CPR of NPR, waarnaar in een voorschrift verwezen wordt, betrekking heeft op de uitvoering van constructies, toestellen, werktuigen en installaties, wordt bedoeld de norm, BRL, CPR, NPR of het Al-blad die voor de datum waarop de vergunning is verleend het laatst is uitgegeven met de daarop tot die datum uitgegeven aanvullingen of correctjebladen dan wel - voor zover het op voornoemde datum reeds bestaande constructies, toestellen, werktuigen en installaties betreft - de norm, BRL, CPR, NPR of het Al-blad die bij de aanleg of installatie van die constructies, toestellen, werktuigen en installaties is toegepast, tenzij in het voorschrift anders is bepaald. BESTELADRESSEN: publicaties zijn in ieder geval verkrijgbaar bij de onderstaande instanties: overheidspublicaties zoals Al-bladen en CPR-richtlijnen bij: SDU Service, afdeling Verkoop Postbus 20014 2500 EA DEN HAAG telefoon (070) 378 98 80 telefax (070) 378 97 83 DIN, DIN-ISO, NEN, NEN-EN, NEN-ISO, NVN-normen en NPR-richtlijnen bij: Nederlands Normalisatie-instituut(NEN), Afdeling verkoop Postbus 5059 2600 GB DELFT telefoon (015) 269 03 91 telefax (015) 269 02 71 www.nen.nl
I
-
BRL-richtlijnen bij: KIWA Certificatie en Keuringen Postbus 70 2280 AB RIJSWIJK telefoon (070) 414 44 00 telefax (070) 414 44 20 www. kiwa.nl
NS laad- en losweg Orionweg (ong) Zevenbergen