TNO-rapport TM-99-C047
titel
Werkplekken Regionale Verkeersmanagement Centrale binnen de Verkeerscentrale Oudenrijn
TNO Technische Menskunde Kampweg 5 Postbus 2 3 3 7 6 9 Z G Soesterberg Telefoon 0 3 4 6 3 5 6 2 11 Fax 0 3 4 6 35 3 9 7 7
auteur(s)
P . J . M . D . Essens P.A.J. Punte H . Zoontjens* datum
5 november 1999
*RWS Adviesdienst Verkeer & Vervoer, Rotterdam
Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook, zonder voorafgaande toestemming van TNO. Indien dit rapport in opdracht werd uitgebracht, wordt voor de rechten en verplichtingen van opdrachtgever en opdrachtnemer verwezen naar de Algemene Voorwaarden voor onderzoeksopdrachten aan TNO, dan wel de betreffende terzake tussen partuen gesloten overeenkomst. Het ter inzage geven van het TNO-rapport aan direct belanghebbenden is toegestaan. 1999
opdrachtgever
RWS-AW Postbus 1031 3000 BA R O T T E R D A M
aantal pagina's
27
TNO
TNO Technische Menskunde is onderdeel van TNO Defonsieonderzoek waartoe verder behoren: TNO Fysisch en Elektronisch Laboratorium TNO Prins Maurits Laboratorium
Nederlandse Organisatie voor toegepastnatuur wetenschappelijk onderzoek TNO
2
INHOUD
Biz.
SAMENVATTING
3
SUMMARY
4
1 INLEIDING
5
2
5
AANPAK
3 UITGANGSPUNTEN WERKPLEKINRICHTING
5
4 ANALYSE 4.1 Visie op wijze van situatie analyse en evaluatie
7 7
4.2
Keuze voor integrale, compacte werkplek
8
4.3
Benodigde informatieschermen
9
4.4
Keuze voor een centraal scherm
10
5 WERKPLEKONTWERP
H
5.1
Concept van de werkplek
H
5.2
Evaluaties van de concepten
12
5.2.1
Gebruikersevaluatie met een werkplek-mock-up
12
5.2.2
Verantwoording van het ontwerp in relatie tot lichaamsvariaties gebruikerspopulatie
14
5.3
Beeldschermen
15
5.4
Werkblad, stoel en voetensteun
16
5.5 5.6
Invoermiddelen Communicatie-apparatuur
17 18
5.7
Opbergruimte
18
6 INDELING V C O R
19
7 CONCLUSIES
2 1
REFERENTIES
2
2
BIJLAGE A
Maatvoering werkplek en ruimte
23
BIJLAGE B
Mogelijke indelingen van het 'elektronisch werkblad'
27
TNO Technische Menskunde Soesterberg
Rap.nr. TM-99-C047
Werkplekken Regionale Verkeersmanagement Centrale binnen de Verkeerscentrale Oudenrijn P.J.M.D. Essens, P . A . J . Punte en H . Zoontjens
SAMENVATTING Voor de Regionale Verkeersmanagementcentrale binnen de Verkeerscentrale Oudenrijn zijn specificaties voor de werkplekken opgesteld. Uitgangspunt hiervoor was een taakuitvoeringsconcept dat ervan uitgaat dat mensen meerdere taken tegelijk kunnen uitvoeren gebruik makend van een elektronisch werkblad dat deze manier van werken ondersteunt. Zo'n werkblad bestaat uit platte beeldschermen waarop de benodigde informatie geplaatst kan worden. Naast de alfanumerieke en grafische informatie is de video-informatie, die van belang is voor beoordelen van kritische situaties, gei'ntegreerd op de werkplek. De voorgestelde functionaliteit van de beeldschermen ligt binnen de randvoorwaarden van de geplande technische ontwikkelingen (VANESSA).
Een centraal videoscherm voor regio-informatie
wordt van belang geacht ter ondersteuning van het team als geheel. Door rondbouw en scherm wordt een beschutte werkplek gecreeerd. Het ontwerp is met behulp van een schematische houten mock-up en 3D-tekeningen geevalueerd met gebruikers. De opmerkingen van de gebruikers zijn verwerkt in het ontwerp.
4
Rep.No. TM-99-C047
T N O Human Factors Research Institute Soesterberg, The Netherlands
Workplace concepts for the Regional Traffic Management Centre in the Traffic Centre Oudenrijn P . J . M . D . Essens, P . A . J . Punte, and H . Zoontjens
SUMMARY For the future Regional Traffic Centre a new workplace design has been developed. Point of departure was a task concept in which operators perform multiple tasks using a desktop-based electronic wall. This electronic workplace consists of flat panel screens showing alphanumeric information, graphic and video information. The video information is mainly meant for assessing of the criticality of traffic situations. The proposed functionality is within the bounds set by the planned technical developments (VANESSA). A central video wall is considered to be relevant for providing the area operators with a common view on the region. In order to achieve closeness of the workplace the desks is rounded and a screen behind the operator is added. The workplace design has been evaluated with users using a schematic wooden mock-up and 3D drawings. Their comments have been incorporated in the design.
5
1
INLEIDING
Binnen de Verkeerscentrale Oudenrijn (VCOR), operationeel in 2001, wordt een regionale verkeersmanagementcentrale
ingericht. Hiervoor wordt door de RWS-Directie Utrecht een
ontwerpnota voorbereid waarvoor R W S - A W ondersteuning verleent voor wat betreft de specificatie van de werkplekken. T N O - T M is gevraagd om in samenwerking met en in opdracht van R W S - A W deze ondersteuning te leveren. In eerder onderzoek is in de context van de ontwikkeling van de Blauwdruk R V M C (Blauwdruk, 1997; Taakuitvoeringsconcept, 1998) een analyse gemaakt van de wijze van werken ("Taakuitvoeringsconcept") en de eisen die gesteld worden aan de informatievoorziening (o.a. gebruik van 'videowalls'). Op basis van die algemene concepten is een verdere detaillering gemaakt voor de specifieke situatie van de Verkeerscentrale Oudenrijn. Het gaat er bij het onderzoek vooral om de randvoorwaarden afgeleid uit taakuitvoeringseisen, fysieke en ergonomische eisen te vertalen in specificaties van verantwoorde werkplekken en bedienplekken. Doel is om adviezen te leveren met betrekking tot: •
werkplekken voor de operators van de regio-centrale
•
de positionering van deze werkplekken in de operationele ruimte
•
de gedetailleerde uitwerking van de bedieningsplek.
2
AANPAK
a) Orientatie op de bestaande plannen en uitgangspunten van de R V M C b) Interview met vertegenwoordiger gebruikers (Hoofd Verkeerscentrale Dienstkring Utrecht) c) Op basis van a en b en resultaten uit eerdere onderzoeken formuleren uitgangspunten werkplekken en realiseren globale concepten d) Bespreken globale concepten en consequenties van keuzes met de betrokken groepen e) Detailleren en visualiseren van de concepten f) Rapporteren en presenteren van de resultaten.
3
UITGANGSPUNTEN WERKPLEKINRICHTING
Principes inrichting vanuit
taakuitvoeringsconcept
Bepalend voor de inrichting is de wijze van taakuitvoering en het gebruik van de benodigde informatie, beschouwd in verschillende werkbelastingsscenario's. Bekend is dat mensen onder normale werkdruk het tegelijk uitvoeren van meerdere taken aan kunnen. Dit wordt gedaan
6
door tussen taken heen en weer te schakelen, dus de aandacht steeds te verleggen. In de stroom van handelingen worden onderdelen van de onderhanden zijnde taken quasi-gelijktijdig afgehandeld. Anders wordt het als de aandacht volledig gebonden wordt door een taak, bijvoorbeeld als een kritische handeling moet worden uitgevoerd. Alle aandacht gaat tijdelijk naar die ene taak. De werkplek moet het schakelen tussen taken ondersteunen, zodat aandacht gegeven wordt waar het nodig is. Quasi-gelijktijdig werken betekent dat het takenpakket als een geheel moet worden bezien en aan de operator ruimte moet worden gegeven om een taakgerichte clustering van informatie te kunnen realiseren. De werkplek moet hierop zijn ingesteld. In aanvulling op de Blauwdruk R V M C (Blauwdruk R V M C , 1997) is een uitwerking gemaakt van een taakuitvoeringsconcept (Taakuitvoeringsconcept, 1998). Het taakuitvoeringsconcept beschrijft hoe de verkeerscentrale-functies gerealiseerd gaan worden en met welke middelen. De basis is dat operators de verantwoordelijkheid krijgen over een gebied en daarbinnen alle operationele functies uitvoeren. In deze studie wordt dit uitgangspunt genomen en nader uitgewerkt. Principes inrichting: Op ergonomische Een
wijze
ergonomisch verantwoorde werkplek bevat op compacte wijze alle informatie- en
bedieningsmiddelen om de taak uit te kunnen voeren. De middelen die direct nodig zijn voor de taakuitvoering moeten binnen direct bereik zijn. Compact betekent dan ook binnen zichtcomfort en reikwijdte. De aanpak is om de menselijke maat toe te passen op de functionele specificaties uit de taakuitvoeringsanalyse om zo tot een zo optimaal mogelijke werkplek te komen. In de menselijke maat komen samen: •
de kennis van bereik en variatie van lichaamsmaten en houdingen,
•
de ergonomie van de bedienings- en informatiemiddelen,
•
kennis van arbeidsaspecten en de regelgeving op het gebied van werkplekken.
In het document Taakuitvoeringsconcept Blauwdruk R V M C (Taakuitvoeringsconcept, 1998) worden alternatieven van de indeling van de operatorwerkplek gegeven en vergeleken. In de voorliggende studie wordt een nieuwe uitwerking van een werkplek gegeven waarbij gebruik gemaakt wordt van nieuwe ideeen en technische mogelijkheden. Belangrijkste verandering is: •
het toepassen van 'flat panel' schermen zodat de beeldschermen beter ten opzichte van elkaar geplaatst kunnen worden, hetgeen meer mogelijkheden geeft tot compacte bouw
•
het toepassen van meerdere schermen waardoor de operator de beschikking krijgt over een elektronisch werkblad, te gebruiken en in te delen naar eigen keuze.
7
4
ANALYSE
Als kerntaken van de operators worden in de Blauwdruk genoemd: sturen en geleiden van het verkeer, bedienen en verkeerskundig bewaken van objecten, incident management, WerkInUitvoering ondersteuning, Informeren. Deze kerntaken gelden ook voor de R V M C . Op termijn (schatting 2005) is bewaking van de LeidseRijn tunnel te verwachten. De kerntaken kunnen worden gekarakteriseerd als informatieverwerkende taken. We onderscheiden een drietal functies (en subfuncties) die hierbij een centrale rol spelen: 1. situatie analyseren en evalueren -
algemeen monitoren en volgen van de verkeerssituatie en de veiligheid
-
specifiek analyseren van situaties op basis van (alarm) meldingen en visuele informatie
-
specifiek effectiviteit ingestelde maatregelen bekijken
2. bedenken/plannen -
voorbereiden van maatregelen, bv. werk in uitvoering
-
toepassen van de juiste maatregelen of bijstellen op basis van gegeven regels of nieuwe oplossingen
3. uitvoeren
4.1
-
routinematig instellen van maatregelen en bediening systemen
-
alarmeren van externe diensten en communiceren met diensten.
Visie op wijze van situatie analyse en evaluatie
In de benadering van verkeersmanagement is een belangrijke verandering in gang gezet met betrekking tot de rol van de centrale. De verkeerscentrale ontwikkelt zich van bewakingscentrale (van objecten) naar centrale van waaruit het verkeer gestuurd gaat worden (ref 1,2). Het werk zal zich in toenemende mate richten op: a) het bedenken en uitvoeren van maatregelen voor verwachte situaties (drukte, WUI) en b) het bedenken en instellen van maatregelen voor ongeplande situaties. Om te weten of een bepaalde situatie optreedt is informatie nodig over de actuele toestand van het verkeer en de verwachte situaties. De behoefte aan informatie over de actuele toestand uit zich in een toename van aantal camera's en meetpunten. Als we voortdurend het verkeer zouden moeten volgen om te zien of zich iets specifieks ontwikkeld, zijn we ergonomisch en economisch onverantwoord bezig. De omvang van het aantal informatiekanalen is te groot voor het beoogde aantal operators, bovendien is de taakinhoud te leeg: er is immers de meeste tijd geen informatie waarmee de operator iets gericht kan doen. Wat nodig is, is geaggregeerde informatie, informatie waarop gestuurd kan worden — doorstromingsinformatie. Deze informatie wordt momenteel gerepresenteerd door signalering en codering van de snelheden (matrixborden of feitelijke snelheden). Hierdoor is in een oogopslag te zien wat de
8
situatie is en waar aandacht nodig is. Verwacht moet dan ook worden dat ongeplande situaties in het aandachtsveld van de operator moeten worden gebracht op basis van signalering of codering gevat in een geaggregeerde weergave van de verkeersontwikkelingen. Videoinformatie is dan van belang als de operator specifiek wil ingaan op een lokale situatie met name om meer context te verkrijgen om te beslissen of een actie nodig is. Video-informatie zal dan ook niet de primaire informatiebron kunnen zijn in het verkeersmanagement en moet dan ook geen centrale plaats krijgen. Pas als er een gerichte onderzoeksactie plaatsvindt, komt de informatie centraal in beeld. Deze redenering leidt tot de conclusie dat video in focus gebracht wordt als het nodig is. Om snel te kunnen schakelen naar de relevante beelden kan het handig zijn om beelden te hebben bijstaan. Niet centraal in beeld, maar bereikbaar, bijvoorbeeld in klein formaat, voldoende om een indruk te krijgen - dus niet bedoeld om te volgen. Een groot scherm met video informatie past dan ook niet in de verwachte ontwikkeling van de werkzaamheden.
4.2
Keuze voor integrale, compacte werkplek
In het werken met informatie is het van belang dat de informatie die samenhangt ook samen wordt gepresenteerd, geintegreerd op de werkplek. Een aantal redenen zijn hiervoor te geven: .
voorkomen moet worden dat het verband tussen de verschillende informatie-componenten verloren gaat en de operators moeten zoeken naar informatie; wat bij elkaar hoort moet bij elkaar staan
.
voorkomen moet worden dat de operator te veel visueel inspanning moet leveren door voortdurend schakelen tussen verschillende afstanden en met veelal verschillende lichtintensiteiten (accommodatie).
Ergonomisch uitgangspunt is dat de beeldschermen en bedieningsmiddelen die een directe rol vervullen in de cyclus waarnemen-verwerken-handelen als een geheel worden ondergebracht op de werkplek voor de operator. Voor het directe taakuitvoering moet het uitgangspunt zijn dat alles zo veel mogelijk op gelijke afstand wordt geplaatst -
met centraal op de werkplek
die middelen waarmee het meest gewerkt wordt (primair) en daarbuiten de informatie die minder frequent worden bezien of gebruikt (secundair). Als secundair gepositioneerde beelden moeten worden bezien, kan door draaiing van de stoel deze informatie tijdelijk binnen het directe blikveld worden gebracht. Bij het plaatsen van bewegende beelden (video) op de werkplek kan het effect ontstaan dat bij het werken op het ene scherm in de periferie van het oog aandacht getrokken wordt door de bewegende beelden op een ander scherm, waarbij geldt hoe opvallender de beelden hoe sterker dit effect is. De visuele rust kan hierdoor worden verstoord. Bij langdurig gericht werk op een scherm kan door bewegingsruis in de periferie extra vermoeidheid ontstaan. Men werkt echter meestal met meerdere schermen. Daarbij wordt de oogpositie veranderd, zodat langdurige
9
fixatie op een punt weinig voor komt. Bovendien hebben de videobeelden een relatief laag contrast waardoor het storend effect van de bewegingsruis minder zal zijn. Het kan zijn dat er meer informatie is dan men op de werkplek ergonomisch verantwoord kwijt kan. Voordat schermen toegevoegd gaan worden moet de vraag gesteld worden of die informatie echt nodig is, en zo ja, of deze niet geintegreerd kan worden of op andere wijze verwerkt kan worden. De operator is immers beperkt in wat verwerkt kan worden. Op de werkplek wordt een onderscheid gemaakt tussen schermen met alfanumerieke informatie (tekst) die gelezen of ingevoerd moet worden en schermen met grafische en videoinformatie die meer globaal kunnen worden bekeken. Tekst stelt bepaalde eisen met betrekking tot zichtafstand. Grafische en videoinformatie kunnen relatief verder weg worden geplaatst dan tekstinformatie. Die randvoorwaarden worden verderop besproken. De visie op de werkplek is dat in twee lagen van schermen gewerkt gaat worden in lijn met het onderscheid van tekst-georienteerde en meer grafisch-georienteerde schermen. In de breedte is niet zinvol, dus moeten de lagen boven elkaar geplaatst worden. In de uitwerking laten we zien dat dit met de moderne flat panel displays op acceptabele wijze te realiseren valt. Op de voorgestelde werkplek kan alle informatie die nodig is voor de taakuitvoering getoond worden. Een groot videoscherm met gebiedsinformatie op enige afstand van de werkplek lijkt dan ook niet meer nodig te zijn voor de taakuitvoering.
4.3
Benodigde informatieschermen
Door Hoofd Verkeerscentrale is aangegeven welke informatie-eenheden een plaats moeten krijgen op de werkplek. Rekening houdend met de randvoorwaarden die door de geplande technologie-invulling (VANESSA) gesteld zijn, kunnen een aantal schermen worden onderscheiden: a) 2 M T M schermen b) 1 ITMS scherm c) 1 Sattline scherm d) 1 Multifunctioneel scherm e) 4 videoschermen f) 1 video-aansturingsscherm. De 4 videoschermen moeten videoinformatie in klein (bv. in 4 kwadranten) en in beeldvullend formaat kunnen tonen. De videoschermen op de werkplek hebben dezelfde functie als de videowall met gebiedsinformatie. Uitgaande van een integratie van Sattline scherm en het video-aansturingscherm komt bovenstaande neer op 9 beeldschermen per werkplek. Hieronder wordt ingegaan op de functie van een centraal scherm.
10
4.4
Keuze voor een centraal scherm
Naast de informatie nodig voor de taakuitvoering bestaat er een categorie die betrekking heeft op het werken in een centrale met mensen die een gemeenschappelijke missie hebben. Uit eerder onderzoek (ref. Second Opinion) is gebleken dat het hebben van een gemeenschappelijk beeld van de situatie van belang is voor de groep. Hiervoor is een centraal scherm nodig, waarvan het belang als volgt wordt aangegeven: a) tonen van het overzicht over de gehele regio, zodat de gebiedsoperators zien wat elders gebeurt en mogelijke implicaties voor de eigen regio of benodigde ondersteuning kunnen anticiperen b) als tijdelijke piek voor gebiedsinformatie, voor als de operator de werkplek verlaat of als iets getoond wil worden aan een andere operator of regiomanager c) als bindend element - 'hier zijn wij mee bezig' d) als informatie voor toeschouwers/publiek waar men mee bezig is (meekijkfunctie). Voor de inrichting van de werkplek is door R V M C gekozen om de werkplek te realiseren met de lopende technologieontwikkeling ( V A N E S S A ) . Gedeeltelijk houdt dit in een directe koppeling van schermen en verkeerssystemen. Deze aanpak voorkomt een afhankelijkheid van onzekere ontwikkelingen. In de toekomst kan echter worden verwacht dat de vaste koppeling vervalt en dat elk scherm beschikbaar is om willekeurige informatie af te beelden. Het ontwerp van de voorgestelde werkplek is toekomstgericht maar functioneert ook direct met de huidige technologie. Het centrale scherm is zodanig geplaatst dat indien gekeken wordt voldoende vrij zicht erop is. De grootte van het centrale scherm is afgeleid uit wat gebruikt wordt in Heeze (18 cubes) met inschatting van wat nodig is om af te beelden. Afgebeeld zou moeten worden een toestandsoverzicht (matrixinformatiestanden) met kleurcodering. Aangegeven is dat gewenst is een overzicht te hebben van de feitelijk gemeten snelheden tevens in kleurcodering. De eisen van het centrale scherm liggen nog niet vast. Verwacht mag worden dat de praktijk zal moeten uitwijzen hoeveel schermen werkelijk nodig zijn. Een range van 18 tot 24 cubes (elk 75*100 cm) is aangehouden. De opstelling daarvan kan zijn varieren van een 3*6 tot 3*8 matrix. Wellicht kan voorlopig worden volstaan met een 3*6 matrix. Voor wat betreft de ruimte is vastgesteld dat 24 cubes in een 3*8 organisatie goed geplaatst kunnen worden in de werkruimte.
11
5
WERKPLEKONTWERP
5.1
Concept van de werkplek
Uitgaande van de gegeven overwegingen is een ontwerp gemaakt van de werkplek. Het ontwerp van de werkplek voor de R V M C is te vinden in Figuur 1. Voor de maatvoering van deze werkplek wordt verwezen naar Bijlage A . De belangrijkste uitgangspunten voor het ontwerp van de werkplek zijn: a) informatiepresentatie in twee lagen. De onderste laag bevat de tekst- en grafisch-georienteerde informatie, de bovenste laag grafische en video-informatie b) een gekromde opstelling van de werkplek zodat een maximaal zicht op de schermen wordt geboden vanuit een zitpositie c) overkijkbaarheid van de werkplek zodat zicht mogelijk is op een centraal gepositioneerde videowall.
1
Fig. 1 De werkplek voor R V M C .
Verschillende organisaties van de informatie van de beeldschermen ('het
elektronische
werkblad') zijn mogelijk. Afhankelijk van het systeemconcept kan informatie op een willekeurige piek op het elektronische werkblad geplaatst worden. Binnen de randvoorwaarden van de lopende systeemontwikkeling (VANESSA) is als beste vaste indeling met de operators bepaald: een Multifunctioneel beeldscherm, Sattline en video-aansturingsfuncties, 2 M T M
12
beeldschermen en ITMS en op de bovenste laag, de C C T V schermen. In Bijlage B worden nog andere verdelingen gegeven. Voor de beeldschermen is gekozen voor flat panel displays met display diameter van 18.1 inch. Uitgaande van de verwachte groei van informatiesystemen zijn in het ontwerp 2 extra schermen meegenomen bovenop de gespecificeerde 9 schermen. Verdere integratie van de nu nog gescheiden functionaliteiten zal in de toekomst ruimte vrij maken voor nieuwe taken en informatiebronnen. Centraal in de onderste laag zijn de M T M beeldschermen geplaatst. Deze zullen door de operator het meest worden gebruikt, met als ondersteuning de videobeelden in de tweede laag. Communicatie apparatuur wordt hierbij regelmatig gebruikt en is daarom binnen handbereik aan de rechterzijde naast de M T M schermen geplaatst. Aan de linkerzijde bevinden zich van binnen naar buiten Sattline en het multifunctionele beeldscherm, geplaatst naar prioriteit van gebruik. ITMS wordt geheel aan de rechterbuitenzijde geplaatst.
5.2
Evaluaties van de concepten
5.2.1 Gebruikersevaluatie met een werkplek-mock-up Om de huidige gebruikers de mogelijkheid te geven de werkplekconfiguratie te beoordelen, is een zeer eenvoudige mock-up gemaakt. Deze bestond uit triplexplaten ter grootte van de beeldschermen geplaatst met de juiste hoogte en invalshoek op houten standaards. De basis voor de mock-up was een opengewerkt ontwerp van de werkplek (zie Figuur 2). Met behulp van de mock-up, aangevuld met tekeningen, is het concept bij de huidige werkplek verkeerscentrale Utrecht besproken. Gebruikers kregen daarna gelegenheid opmerkingen met betrekking tot dit concept te maken.
Fig. 2 Initieel ontwerp van de werkplek die geevalueerd is met gebruikers
13
Samengevat, zijn de volgende opmerkingen naar voren gebracht: •
het aantal beeldschermen wordt niet als te druk beoordeeld; positief is juist dat een beter overzicht wordt gecreeerd,
•
het middenblad van het initiele ontwerp wordt te klein bevonden voor twee toetsenborden en bijbehorende muismatten ( ± 30 cm breder lijkt beter),
•
als er meer tussenruimte komt op de piek waar tafel en schermen een hoek maken kan daar communicatiemiddelen geplaatst worden,
•
de mogelijke volgorde van de beeldschermen is aangegeven,
•
mobilofoon moet zo mogelijk naast het M T M scherm geplaatst worden,
•
schrijfruimte is belangrijk, rechts van het toetsenbord moet voldoende ruimte daarvoor zijn of op het rechtergedeelte,
•
de vraag is of de ruimte om de toetsenborden weg te leggen wel gebruikt wordt, en als die toetsenborden blijven staan lijkt er weer weinig ruimte over om zaken neer te leggen,
•
memo's, protocollen en lijsten moeten binnen handbereik zijn, mogelijk op een (verrijdbaar) ladekastje,
•
de mock-up en de bijbehorende tekeningen tonen een open werkruimte; open houden van de werkplek is niet prettig: verminderd gevoel van 'eigen' werkplek; en altijd aanwezige luchtstroom kan tot klachten leiden,
•
de videowall wordt niet gezien als werkscherm, maar als plaats om een wegbeeldplaatje te parkeren of om een of meer beelden van camera's te tonen.
Vragen die ernaar gesteld zijn: •
komt de videowall niet te hoog te hangen?
•
past de voetpedaal wel?
•
komt er een verhoging voor voeten schuim of voeten plat op de vloer?
•
is rekening gehouden met uitbreiding?
•
hoe wordt bekabeling weggewerkt?
•
is er wel voldoende ruimte tussen de werkplekken vanwege overlast van gesprekken van de andere operators?
Naar aanleiding van de vragen wordt het volgende opgemerkt: 1. De videowall kan goed gezien worden op de gestelde afstand (zie hoofdstuk 6, indeling van de ruimte). 2. Er is ruimte voor een voetschakelaar ten behoeve van de bediening van de mobilofoon. 3. Een voetensteun hoort onderdeel te zijn van de werkplek zodat iedere operator zijn werkplek optimaal kan instellen. 4. Er is reeds ruimte voor schermen voor extra informatiesystemen genomen. Verdere ontwikkeling moet gerealiseerd worden door meer integratie van systemen toe te passen. 5. De consolebouwer is uiteindelijke verantwoordelijk voor wegwerken van de bekabeling. Dit rapport geeft de grenzen van de werkplek aan met betrekking tot de ergonomie. Hiertoe zijn beenruimte, werkblad en positie van beeldschermen en communicatie apparatuur gedefinieerd. Wanneer deze maten worden aangehouden blijft het ontwerp ergonomisch verantwoord. Alles wat zich achter de beenruimte, werkblad en beeldschermen bevindt,
14
zoals de kabelgoten, wordt niet vastgelegd. De uiteindelijke diepte van de werkplek is afhankelijk van de te plaatsen apparatuur. 6. Geluidsoverlast kan worden gereduceerd
door afscheidingen en
geluidsabsorberend
materialen. De werkplekken zijn (vooral vanwege luchtstromen en bevestigingspunten) dichtgemaakt. Hierdoor kan minder geluid langs de beeldschermen. Er zijn schermen gepland achter de operators die opvangen. In algemene zin moet de nagalmtijd in een werkruimte ca. 1-1.5 s zijn. Niet te 'dood' (< 1 s) maar zeker niet te 'levendig'. Kale ruimten met harde wanden hebben veelal een langere nagalm tot gevolg. Een lange nagalmtijd is 'vermoeiend' en heeft tot gevolg dat aanwezig geluid (lawaai) onvoldoende wordt geabsorbeerd waardoor de spraakverstaanbaarheid
in nadelige zin kan worden
beinvloed. Er zijn verschillende mogelijkheden op de nagalm te verlagen o.a. door aanbrengen tapijt, geluidabsorberend plafond, baffles. Bijvoorbeeld in een werkruimte moeten bij voorkeur geen lawaai-producerende apparaten aanwezig zijn (lawaai van bv. computers, airco, printers, kopiers). Zijn deze wel aanwezig dan moeten ze strategisch worden opgesteld (bv. achter wanden). Ook voor de verstaanbaarheid naar buiten toe via een toespreekinstallatie is een laag ruisniveau in de werkruimte van belang. Met name bij een druk bezette centrale, bijv. in geval van een calamiteit (veel mensen aan de telefoon), zal de verstaanbaarheid
naar buiten toe worden beinvloed. Goede richtingsgevoelige
microfoons kunnen dit verhelpen. Deze pikken relatief weinig omgevingslawaai op. [Beoordelingsmethode van geluid in arbeidssituaties met betrekking tot verstoring van communicatie en concentratie (kopie voor norm 1995 N V N 3438).] Naar aanleiding van de gebruikersevaluatie zijn de volgende aanpassingen doorgevoerd: •
het middenblad is breder gemaakt;
•
de communicatiemiddelen zijn geintegreerd in de werkplek;
•
er is besloten om door schakelaars het aantal toetsenborden te verminderen;
•
er komt een scherm om de rugkant van de werkplek af te schermen met ladenkastjes ervoor als aflegpunt voor documenten bovenop en opslag van documenten binnenin (zie Figuur 4);
•
de werkplek is 'dichtgewerkt'.
5.2.2 Verantwoording van het ontwerp in relatie tot lichaamsvariaties gebruikerspopulatie Naast bovenbeschreven gebruikersevaluatie is het ontwerp van de werkplek en de positionering van de videowall (hoofdstuk 6) tevens geevalueerd met behulp van digitale mensmodellen. Tijdens deze evaluatie is geconstateerd dat de gehele populatie, varierend in lichaamslengte van 1579 mm (kleine vrouw) tot 2013 mm (grote man), op ergonomisch verantwoorde wijze plaats kan nemen achter het console en voldoende zicht heeft op beeldschermen en videowall. In de volgende paragrafen worden de verschillende aspecten van het ontwerp in detail besproken.
15
5.3
Beeldschermen
Figuur 3 toont de goede en acceptabele gezichtsvelden in het verticale en horizontale vlak. In het verticale vlak bevinden de beeldschermen zich in het acceptabele of goede gezichtsveld. In het horizontale vlak bevindt het beeldscherm direct voor de operator zich in het goede gezichtsveld, de beeldschermen aan beide zijden bevinden zich in het acceptabele gezichtsveld. Voor zicht op verder gelegen beeldschermen kan de operator zijn stoel draaien. De beeldschermen zijn onder een zodanige hoek geplaatst dat de operator zoveel mogelijk loodrecht op de beeldschermen kijkt.
Fig. 3 Goede en acceptabele gezichtsvelden ( N E N - E N 894-2)
De werkplek biedt de mogelijkheid voor de kleinste operator om over de beeldschermen een acceptabel zicht op de videowall te hebben. De positionering van de videowall ten opzichte van de werkplekken zal later worden besproken De leesbaarheid van karakters op een beeldscherm hangt af van de kijkafstand van de operator ten opzichte van het beeldscherm. Voor de onderste rij beeldschermen heeft een operator die recht achter het beeldscherm zit bij een actieve werkhouding (bv. tijdens typen) een kijkafstand van maximaal 800 mm. Veel ergonomische handboeken, zoals Schuffel e.a. (1989), schrijven een verhouding tussen tekenhoogte en kijkafstand voor van 1/200. Deze richtlijn is gebaseerd op de toepassing van normale C R T beeldschermen. Vanuit de Wetgeving Arbeidsomstandigheden wordt ten aanzien van de relatie tussen tekenhoogte en kijkafstand verwezen naar NEN-ISO 9241-3. Bij een 1
kijkafstand van 800 mm schrijft deze norm een minimale tekenhoogte van 3,8 mm voor.
1
Tekenhoogte wordt gedefinieerd als de afstand tussen de boven- en onderrand van hoofdletters zonder accenten.
16
Het Arbo-themacahier 2 (Huppes, 1998) hanteert voor hoogwaardige beeldschermen en optimaal ontworpen software een verhouding tussen tekenhoogte en kijkafstand van 1/250. Bij een kijkafstand van 800 mm komt dit neer op een minimale tekenhoogte van 3,2 mm. Geconcludeerd wordt dat de aanbevolen minimale karakterhoogte op de onderste rij beeldschermen varieert tussen de 3,2 mm en 3,8 mm, afhankelijk van de kwaliteit van de beeldschermen. Een karakterhoogte van 3,2 mm mag alleen worden toegepast wanneer de uiteindelijk te plaatsen beeldschermen van zeer goede kwaliteit zijn en het kleurgebruik van de toegepaste software optimaal is. Wanneer aan een van beide eisen niet wordt voldaan dient te worden uitgegaan van de "strengere" norm die een minimale karakterhoogte van 3,8 mm voorschrijft.
5.4
Werkblad, stoel en voetensteun
Werkblad Het werk aan de werkstations is van langere duur en is voornamelijk administratief van aard. Het werkblad moet voldoen aan normen voor administratief werk (ARBO-beleidsregel 5.1 Beeldschermarbeid met verwijzing naar norm N E N 2449 Ergonomische criteria voor kantoortafels). Volgens deze ARBO-beleidsregel zal een werkplek voor alle werknemers zodanig ingesteld moeten kunnen worden dat de werkzaamheden in een goede werkhouding kunnen worden uitgevoerd. In het ontwerp van de werkstations is gekozen voor een vaste hoogte van het werkblad (750 mm) in combinatie met een in hoogte verstelbare stoel en een voetensteun. Deze keuze voorkomt de toepassing van complexe (en daarmee dure) instelmechanismen voor werkblad en beeldschermen. De diepte van het werkblad bedraagt 400 mm. Dit biedt voldoende aflegmogelijkheden voor toetsenborden en documenten van A4 formaat. Om vanuit een positie de operator de mogelijkheid te bieden overzicht te houden op meerdere beeldschermen, is de vorm van de werkplek gekromd. De voorzijde van het werkblad maakt daarom op twee punten een hoek van 150°. Het ontwerp van de werkplekken biedt voldoende beenruimte in zowel diepte als breedte. Stoel De te gebruiken stoel dient te voldoen aan de norm N E N 1812 (1990). De belangrijkste maten uit deze norm zijn: 1. verstelbereik hoogte zitting:
390 tot 530 mm boven vloer
2. breedte zitting:
400 mm
3. diepte zitting:
minimaal 380 mm, maximaal 420 mm
4. verstelbereik hoogte armsteun:
200 tot 270 mm boven zitting
Geadviseerd wordt een draaibare bureaustoel te kiezen. Het aantal steunpunten van het onderstel dient minimaal 5 te zijn, in verband met de stabiliteit tijdens het zitten. Daarnaast wordt geadviseerd de bureaustoel verrijdbaar te laten zijn. De rolweerstand in relatie tot de
17
zachtheid/hardheid van de vloer moet zijdelings verplaatsen mogelijk maken, maar de stoel mag niet weglopen bij ruststand van de benen. Voetensteun Bij de keuze voor een vaste hoogte van het tafelblad en een in hoogte verstelbare stoel dient een voetensteun te worden gebruikt die voldoet aan DIN 4556 (1983). De belangrijkste maten uit deze norm zijn: 1. breedte voetensteun:
minimaal 450 mm
2. diepte voetensteun:
minimaal 350 mm
3. hoogte voorzijde voetensteun:
in onderste stand maximaal 50 mm
4. in bovenste stand
minimaal 110 mm
5. verstelbereik hellingshoek:
tussen 5° en 15°
De voetensteun dient los onder het console geplaatst te worden zodat elke operator er naar wens gebruik van kan maken.
5.5
Invoermiddelen
Toetsenbord en muis Toetsenborden worden los op het werkblad geplaatst zodat de plaatsing flexibel is. Wanneer toetsenborden niet in gebruik zijn kunnen deze in het schuine aflegvlak tussen beeldscherm en werkblad worden geplaatst. Dit hindert het zicht op de beeldschermen niet. Gestreefd wordt naar de toepassing van zo min mogelijk toetsenborden door deze schakelbaar aan de diverse systemen te koppelen. Dit voorkomt verwarring tijdens het gebruik. Verwacht wordt dat in de toekomst twee toetsenborden voor de gehele werkplek kunnen volstaan. Naast ieder toetsenbord wordt een muis geplaatst die voor hetzelfde systeem als het toetsenbord kan worden gebruikt. Bediening camera s Vanuit de videomatrix moeten beweegbare camera's kunnen worden bestuurd. Videomatrix wordt gei'ntegreerd in het Sattline systeem. Aan de besturing van de camera's worden de volgende eisen gesteld: •
snelle toepassing van enkele voorkeurposities
•
handmatige fijnafregeling van de camera
•
regelmatige kalibratie.
De ervaring leert dat door het gebruik van de camerabesturing de ijkpunten (of voorkeurspositie) van de camera in het verloop van de tijd kunnen verschuiven. Om dit te voorkomen kan de camera gekalibreerd worden, dit neemt echter enkele minuten in beslag. Aanbevolen wordt deze kalibratie automatisch's nachts te laten plaatsvinden wanneer het gebruik van de camerabeelden niet vereist is.
18
De voorkeursposities voor een camera kunnen vanuit het systeem middels het toetsenbord ingevoerd en toegepast worden. De fijnafregeling gebeurt uiteindelijk handmatig. De toepassing van een joystick hiervoor heeft twee nadelen; ten eerste is een fijnafregeling moeilijk daar het ingedrukt houden van de joystick een niet te controleren aantal pulsen aan de camerabesturing leven, ten tweede kan een joystick onbedoeld bediend worden wanneer er per ongeluk een document op klapper tegenaan gelegd wordt. Om deze nadelen te vermijden is gekozen voor de toepassing van vier toetsen (omhoog, omlaag, naar links, naar rechts) waarmee per druk op de toets een puis naar de camera wordt gestuurd waarmee deze de kleinst instelbare hoekeenheid opschuift in de aangegeven richting. De toetsen zijn aan de linkerzijde van het console in de 'knik' geplaatst (aan de rechterzijde van het Sattline beeldscherm).
5.6
Communicatie-apparatuur
Tijdens de uit te voeren werkzaamheden binnen de R V M C wordt regelmatig gecommuniceerd, hiervoor dient de volgende apparatuur aanwezig te zijn in de verschillende werkplekken: •
standaard telefoon (op alle werkplekken 1, behalve op regiowerkplek waar 3 exemplaren benodigd zijn)
•
mobilofoon-set (bestaande uit mobilofoon, microfoon, luidspreker, bedienknop voor handbediening en een voetschakelaar)
•
voice recorder.
De bedienknop voor handbediening en de voetschakelaar worden voor hetzelfde doel gebruikt: activeren van de microfoon zodat gesproken kan worden. De voetschakelaar kan los onder het console worden geplaatst zodat deze door iedere operator naar eigen wens verplaatst kan worden. Alle communicatie apparatuur is aan de rechterzijde, naast de M T M beeldschermen geplaatst zodat deze zich onder handbereik en in het zicht van de operator bevinden.
5.7
Opbergruimte
Naar aanleiding van de evaluatie is een scherm achter de operator om de werkplek af te schermen waardoor een 'eigen' werkplek ontstaat (Figuur 4). Het scherm kan worden voorzien van een magneetbord zodat aantekeningen kunnen worden gemaakt en berichten kunnen worden opgehangen. Tevens worden twee ladenkastjes geplaatst als aflegpunt voor documenten bovenop en opslag van documenten binnenin. Voor de regiodesk wordt extra ruimte gereserveerd voor de plaatsing van een fax en printer. Daarnaast vindt de bediening van de toegangsdeuren tot de centrale hier plaats. Voor videobewaking van de toegang is tevens een extra beeldscherm aan de achterzijde van de regiodesk geplaatst.
19
Fig. 4 Plaatsing van scherm en ladenkasten achter de console.
6
INDELING V C O R
In Figuur 5 is de indeling van de R V M C afgebeeld. Figuur 6 geeft van dezelfde centrale een bovenaanzicht. In totaal zijn er vier werkplekken in de ruimte geplaatst: drie standaardwerkplekken en een regiodesk. Daarnaast is een centraal scherm geplaatst, bestaande uit 18 (3*6 cubicles) met mogelijke uitbreiding tot 24 (3*8). De drie standaard werkplekken staan rondom het centrale scherm gegroepeerd op een kijkafstand van ongeveer 5 meter. De onderlinge positionering van de werkplekken en de plaatsing van de schermen geeft de operator het gevoel van een 'eigen' werkplek in de ruimte. De operators zitten niet direct in elkaars gezichtsveld zodat ongewenste afleiding wordt voorkomen. Vanuit twee naast elkaar gelegen werkplekken is het echter wel mogelijk direct met elkaar te communiceren. Hiervoor zullen de operators de stoel iets moeten verschuiven of zich iets uit de stoel moeten oprichten.
20
Fig. 6 Bovenaanzicht R V M C .
21
De regiodesk staat achter de drie standaard werkplekken opgesteld. Deze desk staat op een verhoging van 30 cm voor zicht op de gebiedswerkplekken met zicht op het centrale scherm. De werkplekken zijn zo ontworpen dat de kleinste operator zittend achter het console de horizon kan zien. Het centrale beeldscherm is daarom zodanig geplaatst dat de onderzijde overeenkomt met de hoogte van de bovenrand van de regiodesk. Zo is vanuit alle vier de werkplekken een vrij zicht op het centrale scherm mogelijk. De doorloopruimte in de R V M C loopt altijd achter de schermen langs en is voldoende breed om twee personen elkaar te laten passeren. Het is niet nodig om tussen een werkplek en het bijbehorende scherm met ladenkastjes te lopen om een andere werkplek te bereiken. De R V M C zal akoestisch voldoende gedempt moeten worden om geluidshinder te voorkomen. Daarnaast zal in het verlichtingplan expliciet rekening moeten worden gehouden met de grote hoeveelheid beeldschermen in de diverse werkplekken om spiegelingshinder te voorkomen.
7
CONCLUSIES
Taakuitvoering en ergonomie zijn beide maatgevend geweest voor de inrichting. Het werkplekconcept representeert een wijze van werken die uitgaat van het principe van de compacte werkplek. Er wordt overzicht geboden van de relevante en kritische situaties, er kan gemakkelijk worden geswitched tussen de verschillende taken, de video staat niet primair, maar is beschikbaar als het nodig is om beter begrip te krijgen van een specifieke situatie, de communicatiemiddelen zijn compact verwerkt worden in de werkplek, met dichtbij de middelen die vaak nodig zijn in interactie met de informatie op het scherm en meer aan de zijkant van de werkplek de andere middelen. Er is een centraal scherm waarop regioinformatie wordt gegeven. De werkplekken zijn geplaatst in de bedienruimte zodanig dat eigen plekken zijn te onderscheiden, met reductie van gesprekshinder. De gebruikers hebben een positieve beoordeling gegeven over de werkplek. Een meer definitieve mock-up zou zinvol zijn om detailkwesties aan het licht te kunnen brengen. De uitgangspunten die hier geformuleerd zijn en het totaal-concept dat daaruit afgeleid is geeft de juiste mogelijkheid om efficient en effectief de taakuitvoering te realiseren.
22
REFERENTIES Blauwdruk R V M C (1997). Blauwdruk
regionale
verkeersmanagement
centrales.
Rotterdam:
Rijkswaterstaat Adviesdienst Verkeer en Vervoer. DIN 4556 (1983). Buromobel — Fufistiitzen fiir den Biiroarbeitsplatz Huppes, G . (1998), Werken in meld- en controlekamers
— Anforderungen,
Mafie.
(Arbo-themacahier 2). Den Haag: Sdu
Uitgevers. N E N 1812 (1990). Ergonomie — Ergonomische afmetingen en uitvoering — Meet- en
— Eisen voor
beproevingsmethoden.
N E N 2449 (1990). Ergonomie — Ergonomische afmetingen en uitvoering —
criteria voor kantoorstoelen criteria voor kantoorwerktafels
— Eisen voor
Beproevingsmethoden.
NEN—ISO 9241-3 (1997). Ergonomische
eisen voor kantoorarbeid
met beeldschermen
—
Deel 3: Eisen voor het beeldscherm. Schuffel, H . , Ellens, E. & Pot, F . D . (1989). Richtlijnen voor de ergonomie van werkplekken (Publicatie S 59). Voorburg: Directoraat-Generaal van de Arbeid. Taakuitvoeringsconcept (1998). Van objectbediening ringsconcept
voor de operators
van regionale
naar verkeersmanagement:
Taakuitvoe-
verkeersmanagementcentrales.
Rotterdam:
Rijkswaterstaat Adviesdienst Verkeer en Vervoer.
Soesterberg, 5 november 1999
Dr. P . J . M . D . Essens (le auteur, projectleider)
23
BIJLAGE A
Maatvoering werkplek en ruimte
Fig. A . l Maatvoering console verkeerscentrale Oudenrijn.
24
CAU
: 0 318
TYPE
: ASSEM
NAME
: CONSOLE.
-I7E : A i
S r E E T 4 OF 5
Fig. A . 2 Maatvoering doorsnede verkeerscentrale Oudenrijn.
25
3563.61
SCALE
• 0 018
Fig.
TYPt
• ASSEM
NAME
•
tfERKPLEK
SIZE
• A 3 SHEET
3 OF 3
A.3 Maatvoering console, scherm en ladekasten verkeerscentrale Oudenrijn.
26
120(1
SCALE
: 0.004
TYPE
: AS5LM
NAME
: CENTRALE
SIZE
: A 3 SHEET
I O F2
Fig. A.4 Maatvoering bovenaanzicht verkeerscentrale Oudenrijn.
L
SCALE : 0 O0I
' I P C : ASSEM
1*H[
300
CENTRAL[
SIZE : A3 SHEET 1 3F 1
Fig. A.5 Maatvoering zijaanzicht verkeerscentrale Oudenrijn.
27
BIJLAGE B
Mogelijke indelingen van het 'elektronisch werkblad'
Variant : groepering naar gebied |0 A27 Overzicht toezicht schermen
Werkschermen
ITMS nivo 3 ea. instell Cam&Log
MTM alphanum.
Multifunction.
Bedienterminal
sattline
PC-univers
Bedienmiddelen
VAK