Werkkaarten GIGO 1184 Elektriciteit Set
©PMOT 2006
1
Informatie voor de leerkracht Elektriciteit is één van de aandachtsgebieden bij de nieuwe kerndoelen voor natuur en techniek: 42 De leerlingen leren onderzoek doen aan materialen en natuurkundige verschijnselen, zoals licht, geluid, elektriciteit, kracht, magnetisme en temperatuur. Gigo heeft een 3-tal sets speciaal voor dit onderwerp, waarbij de leerlingen op een veilige manier alle componenten van elektriciteit leren kennen. Het bouwen van stroomkringen gaat in zo’n kort mogelijk tijd, zodat er zo veel mogelijk tijd kan worden besteed aan het leer moment. Alle elementen kunnen steeds weer gebruikt worden, zodat er niet iedere keer nieuwe onderdelen gekocht hoeven te worden. Er wordt veilig met laagstroom gewerkt met maximaal 2 AA batterijen. De volgende onderwerpen worden behandeld: Symbolen elektriciteit/stroomkring. Stroomgeleiding: wat geleid stroom wel en wat niet. Seriële stroomkring: 1 of 2 lampen in lijn verbonden met de batterij. Batterijen serieel: meer stroom, verdubbeling Voltage. Batterijen parallel: Gelijkblijvende Voltage. Parallelle stroomkring: 2 lampen aan elkaar gekoppeld of beide direct aan de batterij. Gebruik van een motor. Experimenteren met stroomkringen. De vraag die u als leerkracht kunt stellen is: Wat gebeurt er en kun je dit verklaren. Kun je in jouw omgeving iets bedenken dat zo werkt? Geef kinderen bv. een opdracht: Zoek op internet naar onderwerpen als stroom, stroomgeleiding, hoe wordt stroom gemaakt enz. als onderzoeksvraag Hierdoor worden de leerlingen uitgedaagd na te denken over stroom en de toepassing in de directe omgeving. De kleuren van de verschillende onderdelen in de verschillende sets kunnen variëren van transparant naar de kleuren zoals bij de voorbeelden, maar verschillen niet in functie. Deze Gigo sets zijn enkele van de vele technieksets uit het PMOT programma. Voor het hele PMOT assortiment zie www.pmot.nl PMOT Torenstraat 13 9679 BN Scheemda tel 0597 591596 fax 0597 591938 e-mail
[email protected]
Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van PMOT
©PMOT 2006
2
Antwoorden Opdracht 1 b
Ik zie: onderdelen 2 grondplaten 2 verbindingsstukjes 1 batterij 1 rode draad/draden 2 zwarte draad/draden 1 lampje(s)
d
De lamp brandt/brandt niet. De losse onderdelen vormen samen een gesloten/open kring.
e
De lamp brandt/brandt niet. De losse onderdelen vormen samen een gesloten/open kring.
Opdracht 2 b
Met een potlood ertussen brandt de lamp wel/niet. Let op! Het antwoord kan hier beide zijn. Als de leerling de stroomkring via het hout van het potlood probeert te sluiten, dan lukt dit niet en brandt de lamp niet. Maar als de leerling echter de stroomkring probeert te sluiten via de stift, dan lukt dit wel en brandt de lamp.
c
Met de schaar ertussen brandt de lamp wel/niet.
Opdracht 3 Geleiders fietssleuteltje
Isolatoren papier
Opdracht 4 ©PMOT 2006
3
Opdracht 5 Ik zie: 1
Stroombron of spanningsbron
2
4 geleiders of stroomdraden
3
2 lampjes
4
1 schakelaar
Opdracht 6
c
Met een schakelaar kan ik de stroomkring sluiten of open maken en de lamp aan en uit zetten.
Opdracht 7 b nee c minder fel De elektriciteit verdeeld zich over de twee lampjes Opdracht 8 a even fel b feller c feller d geen Opdracht 9 c Lampjes branden minder fel als ik de twee batterijen parallel plaats. Opdracht 10 b brandt de lamp fel branden de twee lampjes minder fel c fel minder fel Opdracht 11 b niet zo fel c feller d niet zo fel Opdracht 12 b 3 Opdracht 13 a branden b meer energie
©PMOT 2006
4
Opdracht 14 b 1 Gaat de motor harder draaien Brandt het andere lampje feller c
Opdracht 15 Tek 1 b Tek 2 b Tek 3 b
©PMOT 2006
5
Stroomkringen Opdracht 1 Elektriciteit moet kunnen stromen a
Bekijk de opstelling hiernaast.
b
Vul de lijst verder in: Ik zie onderdelen 2 grondplaten 2 verbindingsstukjes 1 batterij .. rode draad/draden .. zwarte draad/draden .. lampje(s)
c
Pak de onderdelen die je nodig hebt en bouw de opstelling na.
d
Hou de rode en zwarte draad niet tegen elkaar. Wat zie je? Streep door wat niet goed is: De lamp brandt/brandt niet. De losse onderdelen vormen samen een gesloten/open kring.
e
Druk de rode en de zwarte draad tegen elkaar. Wat zie je? Streep door wat fout is: De lamp brandt/brandt niet. De losse onderdelen vormen samen een gesloten/open kring.
Wat heb je geleerd? Als de stroomkring gesloten is, dan kun je de elektriciteit gebruiken. Opdracht 2 Sommige materialen laten elektriciteit door a
Pak een potlood en een schaar.
b
Houd het potlood tussen de rode en de zwarte draad. Kijk naar de onderstaande afbeelding. Vul in: Met een potlood ertussen brandt de lamp wel/niet.
c
Doe hetzelfde met de schaar.Vul in: Met de schaar ertussen brandt de lamp wel/niet.
Wat heb je geleerd? Sommige materialen laten elektriciteit wel door. Je zegt: Deze materialen geleiden elektriciteit. Je noemt die materialen: geleiders Sommige materialen laten geen elektriciteit door. Je zegt: deze materialen geleiden elektriciteit niet. Je noemt die materialen: isolatoren ©PMOT 2006
6
Opdracht 3 Een mooie lijst Zoek uit welke materialen elektriciteit geleiden. En welke niet. Vul de lijst in. Geleiders
Isolatoren
©PMOT 2006
7
Symbolen Bij het werken met stroom en stroomkringen gebruik je symbolen. Symbolen zijn eenvoudige tekeningen. Deze zijn van handig, omdat iedereen weet waar je het over hebt. Iedereen weet dan hoe je stroomkringen bouwt en waar de onderdelen moeten komen. De onderdelen kunnen zijn: batterijen, lampen, schakelaars, enz. Deze symbolen zijn standaard en daarom door iedereen begrijpbaar. Opdracht 4 Symbolen maken het overzichtelijk Bekijk de Gigo-set en zoek de verschillende onderdelen. Leg die onderdelen op de goede plaats in het schema. Naam Stroombron of spanningsbron
Foto
Symbool
Stroomdraad
Schakelaar
Lamp
Motor
Opdracht 5 allemaal onderdelen Welke onderdelen herken je in dit schema: Ik zie: 1
………………………………
2
………………………………
3
………………………………
4
………………………………
©PMOT 2006
8
Opdracht 6 nu zelf tekenen en uitproberen a
Teken van de opstelling het schema.
b
Bouw deze opstelling na.
c
Zet de lamp aan en uit. Gebruik daarvoor de schakelaar. Maak onderstaande zin af. Gebruik de woorden: stroomkring, open maken, sluiten, lamp aan en uitzetten.
Met een schakelaar kan ik ...…………………………………………………………………………………. …………………………………………………………………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………………………………………………………………….
d
Haal deze opstelling weer uit elkaar.
©PMOT 2006
9
In serie Opdracht 7 Bouwen en uitproberen a
Bouw deze opstelling
b
Plaats nu een schakelaar in de stroomkring. Hoe brandt de lamp nu? Heeft de schakelaar invloed op de felheid van het licht van de lamp? Ja/nee
c
Vervang de schakelaar door een lampje. Streep door wat niet goed is. De lampen branden feller/minder fel.
Hoe komt dat denk je?
…………………………………………………………………………………………………………………………………. …………………………………………………………………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………………………………………………………………….
©PMOT 2006
10
Opdracht 8 Batterijen in een rij a
Bouw de opstelling die je hiernaast ziet. Streep door wat niet goed is: Brand de lamp feller/even fel/minder fel als in de vorige opdracht?
b
Plaats er een lampje en een schakelaar bij. Hoe branden de lampen nu? De lampjes branden feller/even fel als in de vorige opdracht
c
Haal één batterij weg, sluit de stroomkring en vul de onderstaande zin in: Met twee batterijen branden twee lampjes …………………. dan met één batterij.
d
Bouw onderstaande schakeling na en vul het goede antwoord in. Kies uit: wel, geen. Als ik de batterij van plaats verander maakt dat ………. verschil.
Wat heb je geleerd? Als ik twee lampjes op één batterij aansluit branden beide lampjes minder fel. De elektriciteit uit de batterij wordt verdeeld over de twee lampjes. Als ik twee batterijen achter elkaar zet, branden de lampjes feller. De lampjes staan achter elkaar. Je zegt: de 2 lampjes staan in serie geschakeld. Je kunt ook twee batterijen in serie schakelen.
©PMOT 2006
11
Parallel Opdracht 9 Naast elkaar en op een rij a
Bouw de opstelling na waarin je 1 lampje ziet. Doe het lampje aan en uit. Gebruik de schakelaar.
b
Verander de opstelling: zet er een lampje bij. Doe de lampjes aan en uit. Gebruik weer de schakelaar. c
Zie je verschil met opdracht 8? Schrijf op welk verschil je ziet.
…………………………………………………………. …………………………………………………………. ………………………………………………………….
Opdracht 10 naast elkaar en op een rij andersom a
Bouw deze opstelling na.
b
Schrijf op wat er gebeurt als je de schakelaar gebruikt
Als er één lampje brandt, dan ………….. ……………………………………………………………. Als de twee lampjes branden dan ……. …………………………………………………………… ………………………………………………………….. c
Je plaatst 2 batterijen achter elkaar of naast elkaar. Wat is het verschil voor de lampjes? Schrijf op:
Zet ik de batterijen achter elkaar, dan branden de 2 lampjes. ………………………………………… Zet ik de batterijen naast elkaar, dan branden de 2 lampjes ………………….………………………. Wat heb je geleerd? Batterijen naast elkaar, dan zeg je: de batterijen staan parallel. Staan de batterijen parallel dan branden twee lampjes minder fel dan 1 lamp. De lampjes branden wel 2 keer zo lang, voordat de batterijen leeg zijn. ©PMOT 2006
12
Opdracht 11 Vanaf een tekening a Bouw de opstelling die je hiernaast ziet. b
Je gebruikt 1 batterij. Hoe fel branden de lampjes als de schakelaar de stroomkring sluit?
c
Je gebruikt 2 batterijen, achter elkaar Hoe fel branden de lampjes als de schakelaar de stroomkring sluit?
d
Je zet de batterijen naast elkaar. Wat zie je?
©PMOT 2006
13
Opdracht 12 a
Geen lamp maar een motor
Bouw deze opstelling na. Draai aan de schakelaar. Wat doet de motor. Vul in: De motor draait met de klok mee/tegen de klok in.
b
Hoe kun je de motor de andere kant op laten draaien? Zet een kring om het goede antwoord: 1 De motor kan maar een kant op draaien. 2 Je draait de schakelaar om. 3 Je draait de stroomdraden om.
Wat heb je geleerd? Wil je dat de motor de andere kant op draait. Je draait de stekkers bij de batterij om. Je verandert de richting van de elektriciteit.
Opdracht 13 a
Batterij erbij
Plaats twee batterijen in serie. Schrijf op wat er gebeurt met de motor.
De motor draait ………………………………………………………. b
Hoe komt dat?
Twee batterijen geven ………………………………………………………………………………………………………..
©PMOT 2006
14
Eindopdrachten, deel 1 Opdracht 14
Modellen bouwen
a
Bouw deze modellen na en test ze uit.
b
In welk model kun je de motor niet uitzetten met de schakelaar? Wat gebeurt er in model 2 met de motor als je de lampjes uit doet? Wat gebeurt er als je in model 3 een lampje uitdoet?
c
Teken van model 3 het schema
Model 1
Model 2
Model 3
©PMOT 2006
15
Eindopdrachten, deel 2 Opdracht 15 a
Bouwen vanaf een schema
Bouw deze stroomkringen na. Druk de schakelaar in. Omcirkel het goede antwoord.
Tekening 1 a b c d
Beide lampen branden fel Beide lampen branden zwak De binnenste lamp brandt De buitenste lamp brandt
Tekening 2
a b c d
Beide lampen branden fel Beide lampen branden zwak De binnenste lamp brandt De buitenste lamp brandt
Tekening 3
a b c d
Beide lampen branden fel Beide lampen branden zwak De binnenste lamp brandt De buitenste lamp brandt
©PMOT 2006
16