Werken in Riolen
Arbouw-advies voor de bouwnijverheid
Arbouw is door werkgevers- en werknemersorganisaties opgericht om de arbeidsomstandigheden in de bouwnijverheid te verbeteren en het ziekteverzuim te verminderen. Binnen Arbouw participeren Bouwend Nederland, FOSAG-NOA, FNV Bouw en CNV Vakmensen. © Stichting Arbouw. Alle rechten voorbehouden. De producten, informatie, tekst, afbeeldingen, foto’s, illustraties, lay-out, grafische vormgeving, technische voorzieningen en overige werken van Stichting Arbouw (“de werken”), waarin substantieel is geïnvesteerd, zijn beschermd onder de Auteurswet, de Benelux Merkenwet, de Databankenwet en andere toepasselijke wet- en regelgeving. Behoudens wettelijke uitzonderingen mag niets daarvan worden verveelvoudigd, aan derden ter beschikking gesteld of openbaar gemaakt, zonder voorafgaande toestemming van Stichting Arbouw. Het bekijken van de werken en het maken van kopieën voor eigen individueel gebruik is toegestaan voorzover binnen de toepasselijke wet- en regelgeving aangegeven grenzen. De woord- en beeldmerken op de werken zijn van Stichting Arbouw en/of haar licentiegever(s). Het is niet toegestaan één of meerdere van deze merken en logo’s te gebruiken zonder voorafgaande toestemming van Stichting Arbouw of de betrokken licentiegever(s). Stichting Arbouw is niet aansprakelijk voor (de inhoud van) haar (informatie)producten, software daaronder mede begrepen, noch voor het (her)gebruik daarvan door derden. Stichting Arbouw is niet aansprakelijk voor fouten in (de inhoud van) haar (informatie)producten noch voor eventuele (gevolg) schade, van welke aard dan ook, die voortvloeit uit het (her)gebruik daarvan door derden.
Arbouw Postbus 213 3840 AE Harderwijk T 0341 46 62 00 F 0341 46 62 11
[email protected] www.arbouw.nl Voor vragen over arbeidsomstandigheden: Arbouw Infolijn 0341 46 62 22
Inhoudsopgave
■ 2
1
Inleiding
3
2
Algemeen
4
3 3.1 3.2 3.3 3.4 3.5 3.6 3.7 3.8 3.9
Voorbereidingsfase Afzetten van de werkplekken Afdalingsunit Gevaarlijke stoffen Metingen Opening en ventilatie Rioolafsluitingen Elektrische apparatuur Persoonlijke beschermingsmiddelen Opleidingen
6 6 7 8 9 12 16 17 17 19
4 4.1 4.2 4.3 4.4 4.5 4.6
Uitvoeringsfase Veiligheidsman Toegangsregeling Waarschuwingsapparaat Communicatiemiddelen Werktijden Hygiëne
20 20 20 21 21 22 22
5 Bijlage Bijlage 1 Controlelijst
23 24
6
26
Werken in riolen
Informatie
1
Inleiding
Om het rioleringsstelsel bruikbaar te houden, moeten er controle-, reparatie- en schoonmaakwerkzaamheden worden uitgevoerd. Afhankelijk van de aard van de werkzaamheden en het type riool, zullen deze werkzaamheden bovengronds, dan wel in het rioleringsstelsel zelf worden uitgevoerd. Dit advies geeft een beschrijving van de diverse werkmethoden die bij het werken aan en in rioleringsstelsels gevolgd kunnen worden en de veiligheids- en gezondheidsaspecten die eraan verbonden zijn. Dit advies is bedoeld voor de werkvoorbereiders en de direct leidinggevenden. Het bevat informatie over de arbeidsomstandigheden, de daarmee samenhangende knelpunten en de maatregelen die in verband hiermee getroffen moeten worden. De informatie kan verder gebruikt worden voor o.a. de taakinstructie, werkoverleg en toolboxmeetings. De aard en consequenties van de gevaren maken een goede voorbereiding van de werkzaamheden noodzakelijk. De voorbereidingen die aan de feitelijke uitvoering voorafgaan en door een werkvoorbereider worden uitgevoerd, worden eerst behandeld. Daarna staat beschreven wat de regels zijn die tijdens de uitvoering van de werkzaamheden gelden en de maatregelen die dan noodzakelijk zijn. Achterin dit advies is een controlelijst opgenomen. Aan de hand van de controlelijst kan gecontroleerd worden of de situatie veilig is.
■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ 3
2
Algemeen Werken in een bestaand riool is als werken in een besloten ruimte en hierdoor gebonden aan een aantal te nemen maatregelen. Overigens zullen niet alle werkzaamheden aan een riool noodzakelijkerwijs inhouden dat het riool betreden moet worden.
Zo kunnen reinigings- en/of renovatiewerkzaamheden in een aantal situaties bovengronds worden uitgevoerd. Hetzelfde geldt voor camerainspecties. Het mag duidelijk zijn dat de risico's die aan de bovengrondse rioolwerkzaamheden verbonden zijn, kleiner zijn dan de risico's, verbonden aan werkzaamheden in het riool. Belangrijke risico's bij werkzaamheden in bestaande riolen zijn: • • • • • • • • •
■ 4
een te hoog of te laag zuurstofgehalte; schadelijke concentraties van giftige stoffen; explosieve damp/luchtmengsels van brandbare stoffen; bacteriologische ziektekiemen en virussen; een te hoge waterstand, onverwachte stroomsnelheden c.q. stroomversnellingen; slechte werkhouding door beperkte stahoogte en bewegingsvrijheid; beperkte vlucht- en toegangswegen/mogelijkheden; verkeer in de directe omgeving van de werkplekken; aanwezigheid van bewegende delen en/of automatisch in werking tredende machines.
Werken in riolen
Voorbeelden van werkzaamheden waarbij het wel noodzakelijk is het riool in te gaan, zijn: • putinspecties (inspecties van de putschachten); • maninspecties (inspecties die door personen in het riool worden uitgevoerd); • ondergrondse reiniging of renovatie van een rioleringsstelsel. Afhankelijk van de aard van de werkzaamheden en de situatie ter plekke, moeten er noodzakelijke en passende maatregelen worden genomen.
Een ongemakkelijke werkhouding in het riool
■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ 5
3
Voorbereidingsfase Werkzaamheden moeten goed worden voorbereid. In dit hoofdstuk staat beschreven waar de werkvoorbereider aandacht aan moet besteden.
3.1 Afzetten van de werkplekken
In de meeste gevallen moet met het oog op de veiligheid van de werknemers, maar ook die van derden (passanten, kinderen et cetera) de werkplek worden afgezet. Omdat de toegang tot een rioleringsstelsel, de inspectieput, zich in de meeste gevallen in het wegdek van de openbare weg bevindt, zal door de werkvoorbereider eerst contact met de wegbeheerder moeten worden opgenomen. In overleg met de wegbeheerder worden de veiligheidsmaatregelen vastgesteld. Door de CROW (kenniscentrum voor infrastructuur, verkeer, vervoer en openbare ruimte) te Ede zijn richtlijnen opgesteld waaraan een wegafzetting moet voldoen (zie de publicaties 96a 'Richtlijnen voor Maatregelen bij Werken in uitvoering op autosnelwegen', 96b 'Maatregelen bij werken in uitvoering op niet-autosnelwegen en wegen binnen de bebouwde kom' en 96 'Handleiding veilig werken aan wegen'). In het algemeen is een afzetting als volgt opgebouwd: • De inleidende bebakening: deze heeft een informerende en waarschuwende functie voor weggebruikers. De afstand van deze bebakening tot de feitelijke afzetting is afhankelijk van de verkeerssnelheid 'stroomopwaarts'. Voor verkeerssnelheden tot 30 km/u geldt een afstand van 50 meter, voor snelheden tussen 30 en 50 km/u houdt men 50 tot 100 meter aan. • De langsafzetting: een actiewagen of waarschuwingshek geeft het begin van de afzetting aan. Tussen het werkgebied en de rijstrook komen met een maximale onderlinge afstand van 4 meter pionnen te staan, zodanig dat er een vrije ruimte ontstaat tussen de werkruimte en de afzetting van minimaal 0,6 meter. • Tot slot het bord dat aangeeft 'beëindiging werkzaamheden'.
■ 6
Werken in riolen
Alle werknemers dienen bij alle werkzaamheden veiligheidsvesten te dragen. Geadviseerd wordt de RWS-goedgekeurde kleding te gebruiken. 3.2 Afdalingsunit
Een afdalingsunit is nodig voor het afdalen in een riool en dient tevens om op een veilige wijze eventuele slachtoffers uit een riool te hijsen. Een mogelijk slachtoffer kan hierdoor stabiel en rechtstandig uit de inspectieput of het riool gehaald worden. De unit moet door één persoon bediend kunnen worden en stevig en stabiel zijn geconstrueerd. Voorbeelden van afdalingsunits zijn een driepoot ('bok') en een portaalkraan-constructie. Een hijsconstructie aan een actiewagen voldoet eveneens. De hijshoogte boven de put moet minstens 2,5 meter zijn.
Afdalen in het riool aan een driepoot, met hulp van de veiligheidsman
■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ 7
3.3 Gevaarlijke stoffen
Tijdens werkzaamheden in riolen kunnen de werknemers op twee manieren met gevaarlijke stoffen in aanraking komen: • doordat zich in het riool giftige, brandbare of ontplofbare stoffen bevinden, • doordat met giftige stoffen wordt gewerkt. Giftige, brandbare of ontplofbare stoffen in het riool
Het meest beruchte giftige gas in het riool is zwavelwaterstof dat ontstaat door rotting. Hoge concentraties hiervan zijn snel dodelijk. Verder kunnen giftige stoffen het riool binnenkomen via, al dan niet illegale, lozingen van chemicaliën in het riool. Vooral bij riolen waarin industrieën lozen, moet rekening worden gehouden met gevaarlijke stoffen. Door rotting kunnen ook brandbare en ontplofbare stoffen ontstaan, zoals methaangas. Maar ook via lekkende gasleidingen kan gas het riool binnendringen. Tekort aan zuurstof kan ontstaan doordat de rottingsprocessen zuurstof gebruiken. Voorafgaand aan het betreden van het riool moeten de concentraties giftige en brandbare gassen en het zuurstofpercentage gemeten worden. Door het riool te beluchten worden de concentraties gevaarlijke gassen zo laag mogelijk gehouden. Als vuistregel voor de capaciteit van de ventilator kan worden aangehouden: Diameter
Luchtverversingen per uur
> 1500 mm ≤ 1500 mm put
20 tot 30 30 tot 40 50 tot 60
NB: In verkeersrijke gebieden moet de suppletie-lucht vanaf minimaal 1 meter boven de grond worden aangezogen, anders worden er uitlaatgassen het riool in gebracht.
■ 8
Werken in riolen
Ondanks beluchting kunnen er toch gevaarlijke stoffen in het riool komen. Denk bijvoorbeeld aan onverwachte lozingen of het defect raken van de afsluiting van een zijkanaal. Het is dan ook verplicht een alarmerende gasmeter te gebruiken. Deze apparaten geven een optisch en een akoestisch signaal af als er te weinig zuurstof of teveel giftig of brandbaar gas aanwezig is. Verder wordt geadviseerd per werknemer een vluchtmasker met tweehonderd liter perslucht beschikbaar te stellen. Filtermaskers zijn in riolen niet toegestaan. Het werken met giftige stoffen
Bij rioolrenovatie en -reparatie worden stoffen toegepast die de gezondheid kunnen schaden. Voorbeelden zijn: polyesterhars, epoxy's en PUR. Meer informatie over de schadelijke effecten van bouwmaterialen en bouwproducten vindt u in het Productgroep Informatie Systeem Arbouw (PISA), waarin ook de beschermingsmaatregelen staan beschreven. 3.4 Metingen
Door voorafgaand aan de werkzaamheden metingen uit te voeren, stelt men vast of er veilig in een riool gewerkt kan worden. Tijdens het uitvoeren van de werkzaamheden moeten controlemetingen worden uitgevoerd. Het uitvoeren van metingen is absoluut noodzakelijk bij het betreden van riolen, ook als deze belucht worden. Een 'meetbevoegde' voert met goedgekeurde, geijkte en gecontroleerde apparatuur de metingen uit. Zo'n meetbevoegde is iemand die: • kennis heeft van de te gebruiken meetmethodes en meetapparatuur; • op de hoogte is van de gevaren van het werken in besloten ruimten en in het bijzonder in rioleringsstelsels; • in staat is om de juiste plaatsen te kiezen voor de monsteropname om de lucht in de besloten ruimte te beoordelen; • de waarnemingen op de juiste wijze kan interpreteren. In de meeste gevallen gaat het om de volgende metingen: Zuurstofconcentratie
Om een riool veilig te kunnen betreden zonder (onafhankelijke) ademhalingsbeschermingsmiddelen, moet er sprake zijn van een zuurstof-
■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ 9
gehalte dat ligt tussen 18 en 21 vol%. Overigens moeten ook in die situaties betreders uitgerust zijn met waarschuwingsapparatuur en vluchtmaskers met een eigen luchtvoorziening van voldoende capaciteit. Bij zuurstofconcentraties lager dan 18 vol% moet altijd onafhankelijke ademhalingsbescherming worden gedragen. Hogere zuurstofconcentraties moeten in eerste instantie door ventileren worden verlaagd. Concentratie brandbare damp/lucht mengsels
De onderste en bovenste explosiegrenzen bepalen het gebied waarbinnen een mengsel van lucht met een gas, damp, nevel of poeder bij ontsteking kan exploderen. Bij concentraties van brandbare damp/luchtmengsels die hoger zijn dan 10% van de onderste explosiegrens (LEL) mag een riool niet betreden worden, maar dient het eerst (geforceerd) geventileerd te worden. Pas als de concentratie van de brandbare damp/luchtmengsels lager is dan 10% van de onderste explosiegrens van het explosieve damp/luchtmengsel, mag het riool worden ingegaan, onder voorwaarde dat de betreder uitgerust is met waarschuwingsapparatuur. Concentratie giftige stoffen
De Maximale Aanvaarde Concentratie (MAC-waarde) van een gezondheidsschadelijke stof geeft de maximale concentratie van die stof in de lucht aan, die gedurende een werkdag mag worden ingeademd. Alleen bij een concentratie lager dan deze MAC-waarde is betreding van een afgesloten rioolsegment zonder ademhalingsbescherming toegestaan. Een overzicht van MAC-waarden is opgenomen als bijlage bij de beleidsregels van de Arbowet. Een riool kan zonder beschermingsmiddelen niet betreden worden als de concentratie giftige stoffen de MAC-waarde overschrijdt. Giftige stoffen kunnen op verschillende wijzen in het riool terechtkomen. Onder meer door het lozen van industrieel afvalwater. Maar ook door chemische reacties van het rioolwater zijn giftige stoffen in praktisch elk rioleringsstelsel aanwezig. Het is aan te bevelen om voor aanvang van de werkzaamheden bij de rioolbeheerder hierover informatie in te winnen.
■ 10
Werken in riolen
De meest voorkomende toxische stof die in rioleringen voorkomt is zwavelwaterstof (H 2S). Dit gas ontstaat door rotting in het afvalwater. Met name in zuur milieu (pH < 5) ontstaat dit gas redelijk snel. Het gas herkent men aan de geur van rotte eieren. In het huishoudelijk riool kan al snel een concentratie zwavelwaterstof ontstaan van 20 keer de MACwaarde. Verraderlijk is dat bij concentraties van 10 keer de MAC-waarde het reukorgaan verlamd raakt en men het gas dus niet meer aan de 'rotte-eierenlucht' herkent. De concentratie giftige gassen of dampen kan bepaald worden met gasconcentratiemeters of met behulp van proefbuisjes. Omdat de explosiemeting berust op de verbranding van het gas in de meetcel, kan deze verkeerde waarden opleveren als het zuurstofpercentage van het gasmengsel lager is dan 21 vol%. Het is dus van belang dat de explosiemeting pas wordt uitgevoerd nadat de zuurstofmeting is uitgevoerd en er is vastgesteld dat er voldoende zuurstof aanwezig is. In het algemeen geldt dat betreding niet is toegestaan als er sprake is van een H 2S-concentratie die hoger is dan de MAC-waarde. De MACwaarde is te bepalen met een continu metend waarschuwingsapparaat.
Gebruik meetapparatuur
■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ 11
Waterdiepte en stroomsnelheid
In het algemeen wordt een maximale waterdiepte van 0,4 meter aangehouden als grens om een riool te kunnen betreden. Tijdens het betreden kunnen zich plotselinge wijzigingen van de waterdiepte voordoen, als gevolg van bijvoorbeeld spui-werkzaamheden en plotselinge lozingen. Een en ander dient vanzelfsprekend te worden voorkomen. Van tevoren dient men dan ook met de rioolbeheerder sluitende afspraken te maken over rioolafsluitingen. Zuurgraad
Door allerlei chemische processen en door lozingen van chemische afvalstoffen kan de zuurgraad van het rioolwater wijzigen. Als de zuurgraad (pH-waarde; te bepalen met lakmoespapier) lager is dan 5 of hoger dan 9 moet altijd volledige lichaamsbescherming (zie hoofdstuk 3.8) worden gedragen. Klimatologische omstandigheden
Enkel onder bepaalde omstandigheden (bijvoorbeeld een langdurig verblijf ) is het gewenst om temperatuur-, luchtvochtigheids- en luchtsnelheidsmetingen uit te voeren. Een hoge luchtvochtigheid kan tot gevolg hebben dat eventueel aanwezige gas/luchtmengsels laag bij de grond blijven hangen. Maatregelen worden vastgesteld op basis van de resultaten, die de inventarisatie van gevaren heeft opgeleverd (bijvoorbeeld de metingen). Bij voorkeur worden deze maatregelen vastgelegd in een 'werkvergunning'. Hierbij geldt dat gevaren zoveel mogelijk aan de bron moeten worden aangepakt. Als dat niet kan, verdient een methode van collectieve bescherming van de werknemers de voorkeur boven het gebruik van individuele bescherming (het gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen). 3.5 Openingen en ventilatie
Om in een riool te kunnen werken, moet het riool worden geopend. Bij het openen van het riool moet u altijd rekening houden met de aanwezigheid van giftige en/of brandbare gassen die zich in het riool kunnen bevinden. Ofwel: geen ontstekingsbronnen in de nabijheid van de ope-
■ 12
Werken in riolen
ningen en tijdens het openen 'de wind in de rug'. Het aantal openingen dat toegang moet geven tot het rioleringsstelsel waaraan werkzaamheden moeten worden uitgevoerd, is afhankelijk van: • • • • • •
de aard van de werkzaamheden; het aantal medewerkers dat het riool moet betreden; de hoeveelheid te gebruiken apparatuur; de verblijfsduur; de te gebruiken persoonlijke beschermingsmiddelen; de luchtvoorzieningsmogelijkheden.
Het is in verband met de voorbereiding van de werkzaamheden van belang vooraf vast te stellen hoeveel openingen er gemaakt (kunnen) worden. Afhankelijk van het aantal openingen in het riool spreekt men van een één-, twee- of drieputsinrichting. In het onderstaande schema staat de minimale hoeveelheid openingen aangegeven in relatie tot de uit te voeren werkzaamheden: Aard van de werkzaamheden
Aantal openingen 1 of meer (1-putsinrichting)
Reinigen zonder betreding Reinigen met betreding Putinspectie Camera-inspectie zonder betreding Camera-inspectie met betreding Maninspectie Renovatie Betreding gemaal etc.
2 of meer (2-putsinrichting)
x x x x x x x x
■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ 13
De inrichting en ventilatie van de werkplekken hangt af van de omstandigheden ter plekke. De meetresultaten vooraf maar ook tijdens het werk zijn bepalend voor de eisen aan de wijze van ventileren. Verder is de damdichtheid van een aanwezig gas bepalend voor de noodzaak te beluchten (toevoeren van lucht) of te ontluchten (afvoeren van gassen). Alleen als met geforceerde ventilatie geen veilige en gezonde werkplek te creëren is, is betreding met ademhalingsbescherming toegestaan. Er moet dus altijd geprobeerd worden met natuurlijke of geforceerde ventilatie een gevaarloze atmosfeer te creëren. Hieronder volgen de karakteristieken van de inrichtingsmodellen: 1-putsinrichting
Bij de standaard werkplek van een 1-putsinrichting wordt meestal gebruik gemaakt van een actiewagen als wegafzetting. De rest van het werkgebied wordt afgezet met pionnen (zie CROW-publicaties). In principe is een 1-putsinrichting niet geschikt als men in het rioleringsstelsel moet afdalen. Moet een 1-putsinrichting onverhoopt toch worden betreden, dan moet de betreder zijn aangelijnd aan een afdalingsunit en een onafhankelijke ademluchtvoorziening gebruiken. De benodigde persoonlijke beschermingsmiddelen hangen af van de meetresultaten. Deze werkzaamheden moeten altijd met minstens twee man worden uitgevoerd: één daalt aangelijnd af van de ladder, terwijl de ander als veiligheidswacht bij de putopening blijft. Meer-putsinrichtingen
Bij 2 of 3-putsinrichtingen wordt één opening gebruikt om het riool te betreden en worden de overige openingen gebruikt voor de natuurlijke of geforceerde ventilatie. Betreding met onafhankelijke ademhalingsbescherming is alleen toegestaan, wanneer geforceerde be- of ontluchting (ventilatie) aantoonbaar ontoereikend is. Als in het riool een grotere afstand dan 5 meter moet worden afgelegd, moeten de werkzaamheden in het riool met minstens drie personen worden uitgevoerd. Ingeval van min of meer reguliere, geplande werkzaamheden wordt het
■ 14
Werken in riolen
riool afgesloten en afgestempeld. De betreders dalen via een ladder af in het riool, terwijl ze aangelijnd zijn aan de afdalingsunit. De eerste man is uitgerust met een waarschuwingsapparaat. De persoonlijke beschermingsmiddelen zijn afgestemd op meetresultaten van de situatie ter plekke. Voor noodgevallen ligt een persluchttoestel gereed. Bij een 3-putsinrichting dienen minstens vier personen aanwezig te zijn, waaronder één veiligheidswacht. Bij een 3-putsinrichting moet altijd gewerkt worden met geforceerde ventilatie. Hierbij voorziet men één inspectieput van een ventilator die de lucht uit het afgesloten rioolsegment zuigt, terwijl via een andere put schone buitenlucht het riool ingeblazen wordt. De gecreëerde luchtstroom dient tegengesteld te zijn aan de (voormalige) vloeistofstroomrichting in het riool. De derde opening gebruikt men als toegang tot de werkplek.
Geforceerde rioolventilatie bovenaanzicht
Als vuistregel geldt dat het ventilatiesysteem minimaal tien keer per uur de totale inhoud van het te beluchten rioleringssysteem moet kunnen verversen. Voordat de te ventileren ruimte kan worden betreden, moet de ventilatie minimaal een half uur in werking zijn. Vervolgens zullen metingen door
■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ 15
een 'meetbevoegde' moeten aantonen of de ruimte kan worden betreden. Gedurende de gehele periode waarin de ruimte betreden wordt, moet de ventilatie in werking zijn. Zo gauw de ventilatie uitvalt, moet het riool direct worden verlaten. Het in te zetten materieel moet voldoen aan de eisen van het op de wet 'Gevaarlijke werktuigen' gebaseerde Besluit 'Materieel en systemen voor gebruik in explosieve omgeving'. 3.6 Rioolafsluitingen
Gedurende de periode dat men in het riool werkzaamheden uitvoert, moet voorkomen worden dat rioolwater vanuit de belendende rioleringen op de werkplek terecht kan komen. Als het riool niet standaard is voorzien van afsluiters, dienen in overleg met de beheerder van het rioleringsstelsel rioolafsluitingen geplaatst te worden. Vanzelfsprekend dienen deze rioolafsluitingen geschikt te zijn voor de te verwachten omstandigheden. In ieder geval moeten ze bestand zijn tegen een waterdruk die gelijk is aan het statische hoogteverschil tussen de af te sluiten rioolleiding en het maaiveld ter plaatse. Als een riolering uitmondt in open water, dan is de hoogste te verwachten waterstand van het open water maatgevend voor de rioolafsluiting. Vanzelfsprekend dient de constructie van een rioolafsluiting zodanig te zijn, dat deze ook op een veilige wijze uit het riool verwijderd kan worden. Zogenaamde 'balafsluiters' zijn niet geschikt om een riool mee af te sluiten als dat riool betreden moet worden. Een ander onderwerp waar aandacht aan dient te worden besteed, is de aanwezigheid van mogelijke afsluiters van bijvoorbeeld gemalen. Deze afsluiters mogen gedurende het werk niet worden geopend. Ook in het geval dat zich roerwerken of andere bewegende delen in het rioleringsstelsel bevinden, dient met zekerheid te worden voorkomen dat deze in beweging kunnen komen. Dit kan in overleg met de beheerder van het gemaal worden bereikt door bijvoorbeeld: • het vergrendelen van de werkschakelaar (met slot en grendel); • het wegnemen van de smeltpatronen (zekeringen); • het verwijderen van riemen of snaren wanneer de aandrijving op een dergelijke wijze geschiedt.
■ 16
Werken in riolen
Dit moet door de beheerder worden uitgevoerd. Dagelijkse controle op deze veiligheidsmaatregelen door zowel de opdrachtgever als de uitvoerende partij, wordt geadviseerd. 3.7 Elektrische apparatuur
Als er in het te betreden riool elektrische apparatuur wordt gebruikt, dan moet van een veilige spanning gebruik worden gemaakt. Met een veiligheidstransformator kan men de spanning verlagen tot maximaal 50 Volt wisselspanning of maximaal 120 Volt gelijkspanning. Een alternatief is werken met een scheidingstrafo, die de elektrische circuits van elkaar scheidt. Hierop kan 220 Volt handgereedschap worden aangesloten (maximaal één aansluiting). Ook verlichting moet in veilige spanning zijn uitgevoerd (50 Volt wisselof 120 Volt gelijkspanning). Daarnaast moet de apparatuur spuitwaterdicht uitgevoerd zijn. Dit is met een symbool op het apparaat aangegeven. Voor elektrisch lassen gebruikt men gelijkstroom uit een lasgelijkrichter of wisselstroom uit een lastransformator met een spanningsverlagend relais. De voedingsbronnen worden buiten het riool opgesteld en moeten te allen tijde door de veiligheidswacht uitgezet kunnen worden. In het water te gebruiken apparatuur mag ten hoogste een spanning hebben van 25 Volt. Dompelpompen hebben in het algemeen een hogere spanning nodig en mogen dus niet gebruikt worden. 3.8 Persoonlijke beschermingsmiddelen
Bij het uitvoeren van werkzaamheden in een rioleringsstelsel, moet in principe in de te betreden ruimten een atmosfeer aanwezig zijn die veilig is en voldoet aan de eisen van het Arbobesluit (beleidsregel 4.6-1), ofwel: • een zuurstofpercentage tussen 18 en 21 vol%; • een concentratie van brandgevaarlijke gassen of dampen lager dan 10% LEL; • een concentratie van gezondheidsgevaarlijke gassen of dampen lager dan de MAC-waarde.
■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ 17
In de praktijk zal het regelmatig voorkomen dat er niet aan deze condities wordt voldaan. Te denken valt aan ruimtes die slecht geventileerd kunnen worden of ruimtes waarin door lekkages steeds weer opnieuw schadelijke stoffen komen. Als dit gevaar niet voorkomen kan worden, moeten de werknemers gebruik maken van onafhankelijke ademhalingsbeschermingsmiddelen. Onafhankelijke ademhalingsbeschermingsmiddelen zijn middelen waarbij de inademlucht volkomen onafhankelijk is van de in de ruimte aanwezige lucht. Filtermaskers die giftige bestanddelen in de lucht binden, mogen derhalve niet gebruikt worden.
Rioolwerker met persoonlijke bescherming
Naast ademhalingsbeschermingsmiddelen zijn, afhankelijk van de situatie ter plekke, de volgende middelen noodzakelijk: • beschermende kleding; • handschoenen; • veiligheidsschoenen of -laarzen; • gasdichte kleding.
■ 18
Werken in riolen
Het onderstaande schema geeft voor een zestal situaties aan welke persoonlijke beschermingsmiddelen gebruikt moeten worden. Voldoende zuurstof (zuurstofpercentage >18%)
Te weinig zuurstof (zuurstofpercentage < 18 %)
Geen toxische stoffen aanwezig
A
A+B
Geringe concentratie toxische stoffen < MAC-waarde
C
B+C
B+D
B+D
Concentratie toxische stoffen > MAC-waarde
A Hygiënische bescherming (Wegwerpoverall of polyester overall ter bescherming van de eigen kleding.) B Onafhankelijke ademhalingsbescherming (Ademlucht-filterset met toebehoren: ademapparaat verzorgt probleemloze overgang tussen in- en uitademen, de ademluchtslang is dicht bij het middel aangesloten en voorzien van een trekontlastinrichting. Per ademlucht-filterunit zijn maximaal vier personen aangesloten, een te geringe luchtreserve moet door een akoestisch signaal worden aangegeven.) C Vloeistofdichte kleding (Waadbroek, laarzen en regenpak voor een doelmatige lichaamsbescherming.) D Gasdichte kleding (Biedt volledige lichaamsbescherming.) 3.9 Opleidingen
Om specifieke functies uit te mogen oefenen moet men een opleiding hebben gehad of specifieke instructies hebben gekregen. Denk hierbij aan: • het dragen van persluchtmaskers; • het uitvoeren van metingen; • het uitvoeren van bedrijfshulpverlening.
■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ 19
4
Uitvoeringsfase
4.1 Veiligheidsman
Bij de uitvoering van werkzaamheden waarbij het riool moet worden betreden, is er altijd één persoon belast met het toezicht op de werkzaamheden: de veiligheidsman. Het is zijn verantwoordelijkheid erop toe te zien dat alle maatregelen zijn genomen die nodig zijn om het werk te kunnen uitvoeren en de hulpapparatuur te controleren. Bij voorkeur is de veiligheidsman de leidinggevende in de ploeg (voorman) en opgeleid als EHBO-er en BHV-er. Bovendien zorgt deze veiligheidsman ervoor dat alle medewerkers geïnformeerd zijn over de gevaren die aan de werkzaamheden verbonden zijn en over de wijze waarop ze veilig uitgevoerd kunnen worden. Bij voorkeur gebeurt dit zowel schriftelijk als mondeling. Het gebruik van een werkomschrijving (werkvergunning) verdient aanbeveling. Op een dergelijk formulier worden alle relevante aspecten van de werkzaamheden vastgelegd. Tot slot moet de veiligheidsman controleren of de werknemers bekend zijn met de maatregelen die ingeval van calamiteiten genomen moeten worden. Het is zijn taak om in geval van nood assistentie in te roepen van degenen met wie vooraf afspraken zijn gemaakt om hulp te verlenen. In de praktijk is het meestal niet mogelijk dat iemand door één persoon uit een rioleringsstelsel gered kan worden. In geval van nood moeten er dus altijd voldoende personen gealarmeerd en ingezet kunnen worden. Zolang er één of meerdere medewerkers in het riool zijn afgedaald, onderhouden de mensen in het riool contact met de veiligheidsman bij de rioleringstoegang. Deze veiligheidsman observeert de werkzaamheden in de besloten ruimte. 4.2 Toegangsregeling
In het riool worden zo min mogelijk medewerkers toegelaten. Personen die geen werkzaamheden uit te voeren hebben, moeten worden geweerd. Dat kan door het plaatsen van afzettingen en/of waarschuwingsborden. Bij de toegang van de te betreden (besloten) ruimte plaatst men het waarschuwingsbord 'gevaar' (driehoekig bord met uitroepteken, beschreven in bijlage XIA van de Arbeidsomstandighedenregeling), met daaronder de tekst 'Niet betreden, besloten ruimte'.
■ 20
Werken in riolen
Degenen die in het rioleringsstelsel afdalen, dragen een harnasgordel. Deze gordel is voorzien van een veiligheidslijn, die in de buurt van de toegang is vastgezet.
Waarschuwingsbord 'gevaar'
4.3 Waarschuwingsapparaat
Een waarschuwingsapparaat signaleert onverwachte wijzigingen van de luchtconditie in een bepaalde ruimte. Bij overschrijding van de ingestelde grenswaarde (zuurstof 20-21 vol%; brandbare stoffen 10% LEL methaan; zwavelwaterstof 10 ppm) geeft het apparaat een akoestisch signaal af. Tijdens het betreden van een riool, waarin door meting een concentratie van brandbare damp/luchtmengsels is vastgesteld, dient een dergelijk apparaat gebruikt te worden. Pas als de concentratie van de brandbare damp/luchtmengsels door ventilatie lager is geworden dan 10% van de onderste explosiegrens van het explosieve damp/luchtmengsel, mag het riool worden betreden. Echter, onder voorwaarde dat de betreders uitgerust zijn met dit soort waarschuwingsapparatuur. 4.4 Communicatiemiddelen
Met behulp van communicatiemiddelen kunnen werknemers contact blijven onderhouden met de veiligheidsman. Hiervoor kan men gebruik maken van portofoons (al dan niet ingebouwd in de maskers). Achterhaalde technieken zijn het gebruik van vooraf afgesproken klopsignalen of treksignalen aan een veiligheidstouw. Deze verouderde technieken kunnen nog wel worden gebruikt als de normale communicatiemiddelen uitvallen. Het is daarom belangrijk om over deze signalen vooraf afspraken te maken.
■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ 21
Zo gauw de afgesproken signalen uitblijven, stelt de veiligheidsman meteen de noodprocedure in werking. ‘Even afdalen om te gaan kijken’ is levensgevaarlijk en verboden.
4.5 Werktijden
De tijd dat iemand in een rioleringsstelsel moet werken, dient zo kort mogelijk te zijn. Het is gebruikelijk om twee uur arbeid in het riool af te wisselen met één uur lichte arbeid buiten het riool of met een pauze. Als de medewerkers persluchtmaskers dragen, geldt een maximale duur voor de werkzaamheden van één uur. De pauzes zijn in dat geval even lang als de duur van de gewerkte tijd. 4.6 Hygiëne
Gezien de aard van de werkzaamheden dient men voor een functionele kleed- en wasruimte te zorgen. Met het oog op ziekteverwekkende kiemen is een goede hygiëne natuurlijk absoluut noodzakelijk. Tijdens de pauzes hoort men de beschermingsmiddelen in de kleedruimte af te leggen en moet men in ieder geval de handen en het gezicht kunnen wassen (desinfecterende zeep); sterk verontreinigde kleding dient te worden uitgetrokken in de kleedruimte.
■ 22
Werken in riolen
5 1
Bijlage Controlelijst werken in riolen
■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ 23
Bijlage 1
Controlelijst werken in riolen
Werk: Veiligheidsman:
Datum:
Opmerkingen:
1 Is op de openbare weg het werkgebied afgezet. Bestaat de afzetting minimaal uit: • waarschuwingsborden • bakens • bord einde werkzaamheden 2 Zijn bij de opening van het riool de volgende borden geplaatst: • waarschuwingsbord 'gevaar' • bord 'niet betreden, besloten ruimte' . 3 Kan er op een veilige wijze worden afgedaald in het riool? (aanwezige klimijzers, betrouwbaar en stabiel opgestelde ladder) 4 Is het waterpeil in de riolering lager dan 0,4 meter? 5 Zijn, indien nodig, rioolafsluitingen uitgevoerd? 6 Zijn er metingen verricht? 7 Is uit metingen gebleken dat de riolering veilig met alleen hygiënische bescherming kan worden betreden? Ofwel: • concentratie explosieve stoffen lager dan 10% LEL • concentratie zuurstof tussen 18 en 21 vol% • concentratie zwavelwaterstof lager dan 10 PPM • concentratie schadelijke stoffen lager dan de MACwaarde 8 Als de metingen hogere concentraties aangeven dan bij vraag 7 staan genoemd, wordt er dan geventileerd? 9 Als ondanks ventileren de concentraties nog steeds hoger zijn dan bij vraag 7 genoemd, zijn dan de juiste beschermingsmiddelen aanwezig en verstrekt?
■ 24
Werken in riolen
Controle 1
Controle 2
JA
JA
NEE
NEE
Bijlage 1
Controlelijst werken in riolen
Controle 1
Controle 2
JA
JA
NEE
NEE
10 Wordt er in het riool met elektrische apparatuur gewerkt die • op een veilige spaning werkt (50V wissel- of 120V gelijkspanning)? • spatwaterdicht is? 11 Is de noodprocedure bij alle werknemers bekend: • bereikbaarheid locatie • telefoonnummers professionele hulpverlening • oproepbaarheid eigen hulpverleners • beschermingsmiddelen hulpverleners 12 Worden alle medewerkers die het riool betreden jaarlijks medisch gekeurd? 13 Zijn medewerkers die een persluchtmasker dragen en degenen die de metingen uitvoeren, daartoe opgeleid? 14 Is er een 'veiligheidsman' aangesteld en aanwezig bij de ingang van het riool? 15 Kan de veiligheidsman contact onderhouden met degenen die het riool betreden? 16 Is er gezorgd voor: • sanitaire voorzieningen • kleed- en wasgelegenheid • schaftruimte?
■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ 25
6
Informatie Aanvullende literatuur
Aboma + Keboma Wegafzettingen en verkeersvoorzieningen Werken in besloten ruimtes Werken in bestaande rioolstelsels
Arbouw Advies Ademhalingsbeschermingsmiddelen
Dit advies geeft informatie over de soorten ABM en filters, over de vooren nadelen van de verschillende types en de bescherming die ze bieden. In de bijlagen zijn controlelijsten opgenomen voor de aanschaf en het gebruik van ABM. Amsterdam, 2002 Advies Bedrijfshulpverlening
Dit advies geeft informatie over bedrijfshulpverlening in het algemeen en geeft aan met welke middelen een organisatie een bedrijfshulpverleningsplan voor elke bouwplaats op maat kan maken. Amsterdam, 1998 Advies Werken in besloten ruimten
Dit advies behandelt de belangrijkste gevaren die kunnen optreden bij het werken in besloten ruimten en de maatregelen waarmee deze gevaren gereduceerd of weggenomen kunnen worden. Amsterdam, 2004
■ 26
Werken in riolen
CROW Publicatie 96: Handleiding veilig werken aan wegen
Ede, 2003
Publicatie 96a: Richtlijnen voor Maatregelen bij Werken in uitvoering op autosnelwegen Ede, 1999 Publicatie 96b: Maatregelen bij werken in uitvoering op niet-autosnelwegen en wegen binnen de bebouwde kom Ede, 1999
Nederlands Normalisatie Instituut NEN 1010: Veiligheidsvoorschriften voor laagspanningsinstallaties NEN 3140: Veiligheidsvoorschriften met betrekking tot werkzaamheden
in de omgeving van laagspanningsinstallaties en -netten
NPR 3218: Buitenriolering onder vrij verval - aanleg en onderhoud
SDU Arbo-informatieblad 5: Veilig werken in besloten ruimten Arbobesluit: artikelen 3.6; 3.7; 4.6; 4.7; 8.2 en 8.3 Arboregeling: artikelen 4.1 t/m 4.18; 4.24; bijlage V Beleidsregels Arbobesluit: 4.1, 4.2; 4.6-1;4.6-2; 4.9-1; 4.9-3
Vereniging Afvalbeheer Veiligheidsvoorschrift 'Veilig werken in riolen'
Juli 1997
■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ 27
Adressen Arbouw Postbus 213 3840 AE Harderwijk T (0341) 46 62 00 F (0341) 46 62 11 Infolijn (0341) 46 62 22
[email protected] www.arbouw.nl
FNV Bouw Postbus 520 3440 AM Woerden T (088) 575 70 00 F (088) 575 70 03 Infolijn 0900 36 82 689 (€ 0,10 / min) info@fnvbouw www.fnvbouw.nl
Aboma + Keboma Postbus 141 6710 BC Ede Telefoon (0318) 69 19 20 Fax (0318) 69 19 21
[email protected] www.aboma.nl
NEN - Nederlands Normalisatie Instituut Postbus 5059 2600 GB Delft Telefoon (015) 269 03 90 Fax (015) 269 01 90
[email protected] www.nen.nl
Bouwend Nederland Postbus 340 2700 AH Zoetermeer Telefoon (079) 3 252 252 Fax (079) 3 252 290
[email protected] www.bouwendnederland.nl
Sdu Uitgevers Postbus 20025 2500 EA Den Haag Telefoon (070) 378 98 80 Fax (070) 378 97 83
[email protected] www.sdu.nl
CNV Vakmensen postbus 2525 3500 GM Utrecht Telefoon (030) 751 10 01 www.cnvvakmensen.nl
[email protected]
Vereniging Afvalbedrijven Postbus 2184 5202 CD ’s-Hertogenbosch T. (073) 627 94 44 F. (073) 627 94 49
[email protected] www.verenigingafvalbedrijven.nl
CROW Postbus 37 6710 BA Ede Telefoon (0318) 695 300 fax (0318) 612 112
[email protected] www.crow.nl