Wat is het verschil tussen res nullius, onbeheerde zaken, verloren zaken en schatten? P 4-5 Art 539 BW is fout want geen bestemming aan gegeven. Art 713 BW 1) Res nullius = lichamelijke roerende zaak die aan niemand toebehoot, maar vatbaar is voor toe-eigening en zal toebehoren aan de eerste persoon die ze in bezit neemt. Bv: - wild en stromend water. - res derelicta = achtergelaten zaak met specifiek kenmerk: achtergelaten door hun eigenaar, die niet meer de bedoeling heeft zijn rechten uit te oefenen en de veronderstelde wil heeft zich van de zaak te ontdoen; heeft dus oorspr eigenaar gehad maar is door diezelfde eigenaar achtergelaten ! Deze zijn vatbaar voor toe-eigening mits de wil van de vorige eigenaar gerespecteerd blijft bv. Schilderij kapot gescheurd op vuilnisbak – antiquair mag niet verkopen 2) Onbeheerde goederen zijn roerende én onroerende goederen ofwel nooit het voorwerp van eigendom zijn geweest, ofwel door hun eigenaar verlaten zijn. Ze komen toe aan de staat. =/ res nullius want deze enkel roerend + komen toe aan diegene die ze eerst in bezit neemt 4) Verloren zaken hebben een eigenaar die momenteel onbekend is. 5) Schatten zijn weggestopte zaken die ooit een eigenaar hebben gehad. Als vinder eigenaar is van de grond waar schat wordt gevonden wordt hij de volledige eigenaar; als hij geen eigenaar is van de grond wordt de schat wordt 50/50 verdeeld onder vinder en eigenaar. Bijvraag: vuilniszak is een res nullius 50. Wat is het verschil tussen verloren zaken en schatten? P 5 Behoren beiden tot de zaken – indeling volgens hun toe-eigeningsvatbaarheid. Verloren zaken: hebben een eigenaar die momenteel onbekend is. Als die zich niet bekend maakt, vinden bijzondere wetten toepassing. Schatten: weggestopte zaken die een eigenaar gehad hebben. Als de vinder ook eigenaar is van de grond waarin de schat gevonden werd, krijgt hij de volledige schat. Zoniet, krijgen vinder en eigenaar elk de helft. Wat is het verschil tussen vervangbare en niet-vervangbare zaken? Wat zijn de gevolgen voor zakenrecht? P 6-7 Vervangbare zaken = - verwisselbaar als gelijksoortige zaken - enkel naar hun generieke eigenschappen bepaald -verhandeld naar hun gewicht, aantal en maat - missen elke individualiteit.
1
Het onderscheid vervangbaar/onvervangbaar is afhankelijk van de wil van de partijen. Ontbreekt die wil, kijkt men naar de omstandigheden: het al dan niet verbruikbaar karakter geeft dan de doorslag. Onderscheid voor zakenrecht: geen! want in zakenrecht meestal nt-verbangbare zaken In het verbintenissenrecht daarentegen is het van belang voor - de eigendomsoverdracht: indi: solo consensu, ogenblik cct verv: traditio, levering (moment waarop individualisatie gebeurt) - het risico: indi: direct voor SE verv: zolang de zaken die nog moeten geleverd worden nt geindividualiseerd zijn bij SA - wettelijke schuldvergelijking: moeten beide schulden vervangbaar zijn Wat betekent het onderscheid verbruikbare/niet-verbruikbare zaken? P 6-7 Verbruikbaar = als de zaak tenietgaat bij het eerste normaal gebruik. bv. geld, vruchten Niet-verbruikbaar = gaat niet verloren bij eerste normaal gebruik Belang van het onderscheid: 1) Bruikleen – Verbruikleen - bruikleen = commodaat: ctt waarbij de ene partij aan de andere partij een zaak geeft om daarvan gebruik te maken onder verplichting dezelfde zaak terug te geven - verbruikleen: ctt waarbij een persoon aan een ander bep hoeveelheid zaken ter beschikking stelt die na het eerste gebruik teniet gaan en waarbij de ontlener de verplichting heeft evenveel zaken van dezelfde soort en hoedanigheid terug te geven 2) Gewoon – Oneigenlijk vruchtgebruik: - gewoon: recht om van een zaak waarvan een ander eigenaar is het genot te hebben zoals de eigenaar zelf maar onder de verplichting de zaak in stand houden, - oneigenlijk: recht om bepaalde zaken te gebruiken en te verbruiken onder de verplichting gelijke hoeveelheid van dezelfde soort, hoedanigheid en waarde terug te geven ! manier om de erfgenamen van de blote eigenaar te onterven: de VG mag immers de goederen opgebruiken zodat zij er zelf niets aan hebben. 3) Huur: niet mogelijk bij verbruikbare zaken 4) Bewaargeving: mogelijk bij verbruibare zaken (bv hou mijn brood eens vast) 5) Vervangbaar – Niet Vervangbaar: verbruikbaar karakter van goederen kan doorslaggevend zijn voor het vervangbaar/niet-vervangbaar karakter van een zaak, als de wil van de partijen daaromtrent ontbreekt. Het verbruikbaar karakter hangt in de regel immers af van de aard van de zaak, in tegenstelling tot het vervangbaar karakter. Toch is dit geen absolute regel: het karakter hangt af van het perspectief (vb een boek voor een verkoper). Wat is oneigenlijk vruchtgebruik? P 7 Bij gewoon vruchtgebruik mag de VG het genot hebben zoals de eigenaar zelf, maar moet hij de zaak zelf in stand houden. Bij oneigenlijk vruchtgebruik echter mag de rechthebbende de
2
zaak gebruiken en verbruiken, onder verplichting een gelijke hoeveelheid van dezelfde hoedanigheid, soort en waarde terug te geven (of de geschatte waarde van de zaken). Wat zijn afzonderlijke zaken en algemeenheden? Worden daar rechten aan verbonden? +VB P 8-9 1) Afzonderlijke zaken: vormen afzonderlijk beschouwd een eenheid, een entiteit waarop rechten uitgeoefend kunnen worden. 2) Algemeenheden: hoeveelheid van zaken die in het rechtsverkeer als eenheid beschouwd worden. Wisselen van delen heeft geen invloed op hun bestaan. - Feitelijke algemeenheid: universitas facti, in ons recht niet aanzien als zaak op zich bv. kudde - Juridische algemeenheid: geheel van rechten en plichten die als afzonderlijk vermogen opgevat worden bv. vennootschapsvermogen, nalatenschap Aan algemeenheden worden geen rechten toegekend. Schuldeisers moeten dus zorgen dat ze hun rechten op de bestanddelen leggen (vb niet op twee onroerende goederen; eentje kiezen). Een handelszaak is een speciaal geval; dit is een feitelijke algemeenheid die wordt aanzien als juridische algemeenheid in wording. Ze kan dus in pand én in hypotheek gegeven worden. Handelszaak = gebouw, auto, portefeuille, kapitaal, clienteel, personeel,… Niet ‘geheel’ in pand/hypotkeek geven maar aparte delen Wat is een zakelijk recht? Bespreek de interne en de externe werking. P 12-13 Het BW geeft geen definitie van een zakelijk recht, daarom ahv: - intern aspect = is de relatie die ontstaat tussen de titularis van het recht en de zaak waar zijn recht op slaat: titularis krijgt de onmiddellijke heerschappij over het goed. Vorderingsrechten daarentegen geven geen onmiddelijke heerschappij maar een recht op een bepaalde gedraging van een persoon; het is een aanspraak die men kan laten gelden t.a.v. een persoon. - extern aspect = tegenwerpelijkheid aan derden: Volgens de klassieke opvatting gaat men er van uit dat enkel zakelijke rechten tegenwerpelijk zijn aan derden; vorderingsrechten enkel aan de schuldenaar. Gezien de klassieke auteurs echter geen onderscheid maakten tussen intern en extern aspect, gaat dit niet op volgens Limpens. Het is wel zo dat zakelijke rechten een sterkere tegenwerpelijkheid hebben, omdat ze vereenzelvigd worden met een goed. Bovendien genieten ze volg- en voorkeurrecht. Wat is het numerus-clausus beginsel? P 15 Het numerus-clausus beginsel houdt in dat er slechts een beperkt aantal zakelijke rechten bestaan, en dat ze allemaal in de wet opgesomd staan. Particulieren kunnen geen nieuwe zakelijke rechten in het leven roepen. Dit beginsel wordt aanvaard sinds het Blieck-arrest van 1966, waarin het Hof van Cassatie dit
3
principe op indirecte wijze bevestigde. Wat zijn de kenmerken van zakelijke rechten? P 15-17 Alleen zakelijke rechten genieten van de bezitsbescherming, en dit veruiterlijkt zich in twee kenmerken: 1) volgrecht: dit houdt in dat de titularis van het recht de zaak waarop het recht slaat steeds kan terugvorderen van elke bezitter, ongeacht in wiens bezit de zaak is bv: - stellionaat = de verkoop van onroerende goederen waarvan men geen eigenaar is de eigenaar van het onroerend goed kan binnen bepaalde termijnen steeds zijn goed revindiceren. - hypotheek = dat steeds het onroerend goed volgt, in wiens handen het ook overgaat. - voorrechten = verlenen een gelijkaardig recht voor roerende goederen. Het volgrecht is echter niet absoluut – geen wezenlijk kenmerk van de zr bv: de bezitter ter goeder trouw van een lichamelijk roerend goed is beschermd tegen iedere revindicatie onder 2279 BW. bv: geven principieel enkel gepubliceerde voorrechten en hypotheken volgrecht. 2) voorkeursrecht of recht van voorrang: in vereffening wordt de houder van het recht bij voorrang betaald met de opbrengst van het goed waar het recht op slaat. Beperking: wetgeving terzake + contracuele afspraken Rangorde: zzr voorrang op een niet zekergestelde schuldvordering, van oud naar jong (ahv publicatie) Wat zijn de onroerende goederen uit hun aard? P 18-22 Het uitgangspunt is de grond. 1) gronderven (onder-bovengrond) 2) gebouwen: geheel of gedeeltelijk omsloten ruimte voor wonen, werken of bergen 3) bouwwerken: in de grond gebouwd of er steun uit halend met de bedoeling te blijven staan bv. dijken, dammen, bruggen, woonwagens 4) uitrusting van gebouwen en bouwwerken: zaken die één geheel vormen met het gebouw, behoren tot of gebruik voor 5) beplantingen: zolang ze vast zitten (wortelvaste veldvruchten, ...) 6) delftstoffen Wat is een gronderf voor een jurist? P 19 Art 518 BW: erven zijn begrensde delen van de grond met bebouwing, beplanting,.. Grond is het aardoppervlak en de zich onder dat vlak bevindende lagen (de ondergrond). Voor de ondergrond is vaak echter bijzondere wetgeving tot stand gekomen. De ligging, afbakening en eigenaars van gronden wordt bijgehouden in het kadastraal plan (verzamelplan en perceelplan) en de kadastrale legger (grootboek van eigendom). Een gronderf is de grond (het onroerend goed uit de aard), alsook alle zaken die er blijvend
4
(duurzaam) mee verbonden zijn of voor blijvend gebruik er toe bestemd zijn, in het bijzonder gebouwen. Alles wat slechts tijdelijk verbonden is, of slechts voor tijdelijk gebruik bestemd is, behoort niet tot het gronderf. Beperkte functionele bewegingen van een duurzaam verbonden goed ontnemen dat goed echter niet het onroerend karakter. Administratieve beschrijving van eigendom? P 19 Men werkt met kadasters. - Kadaster in de betekenis van kadastrale doc: kadaster = geheel van kaarten en registers waarin de opsomming of opgave voorkomt vd OR ve land en vd personen aan wie deze eigendommen toebehoren; kaarten wijzen de onderlinge ligging aan vd goederen + hun grenzen, grootte, naam - Juridisch kadaster: kadaster = rechtsgeldig kadaster dat bewijskracht biedt ivm ingecshreven rechten; louter fiscale doc ten indicatieven titel ! doc gehouden door hypotheekkantoren niet juridisch omdat het BW hen geen bewijskracht toekent Kadastrale plannen: 1.Verzamelplan = weergave gehele gemeente met zijn indelingen 2. Perceelplan = kaart met typografische weergave vd kadastrale percelen + grenzen + gebouwen Kadastrale legger: = fiscale grootboek vd grondeigendom; georganiseerd per volledig eigendomsrecht over 1 of meer OR; percelen aangeduid door ligging, opp, bouwjaar,… ! persoon aangeduid in kadastrale legger is nt per se eigenaar maar wel diegene die OR voorheffing betaalt Wat zijn de gevolgen van bestemming of incorporatie voor goederen? P 23-25 1) koop/verkoop van het goed, of erfenis strekt zich ook uit tot de bestemde goederen. 2) de geïncorporeerde goederen niet in de boedelbeschrijving komen bij het vruchtgebruik. 3) strekt de hypotheek zich ook uit tot deze goederen. 4) kunnen de geïncorporeerde goederen nooit afzonderlijk in beslag genomen worden. 5) worden deze goederen in het bezit van vreemdelingen, ook geregeld door het Belgisch recht o.b.v. art. 3 BW (IPR!). 6) voorrecht van de onbetaalde verkoper op de goederen verloren bij bestemming. 7) onderhevig aan een registratierecht, i.p.v. BTW. Wat zijn de objectieve vereisten voor onroerende goederen door bestemming? P 24 1) materiële zaak: enkel lichamelijke roerende goederen (dus geen schuldvorderingen of handelszaken). 2 ) ingeschakeld in het productieproces: zaak is nuttig voor prodproces + vertoont zekere
5
duurzaamheid ( bv. niet: wijnkelders of eetwaren) uitz duurzaamheid: art 524 BW: hooi, stro, mest, zaden 3) bestemd voor een OR uit zijn aard 4) bestemd voor de diensten en exploitatie: - zaak moet verbonden zijn met het erf door de E en moet voor de uitbating dienen - zaak daadwerkelijk nodig voor dienst, niet persoonmijk gebruik - zaak nuttig voor exploitatie - bestemming (ideeële band roerend goed – erf) 5) blijvend door E met erf verbonden: incorporatie wilsbeschikking + wettelijke vermoedens van verbondenheid art 525 BW (verbonden door gips, kalk of cement en losmaken beschadigt; spiegels, schilderijen of sieraden aan het houtwerk verbonden; beelden geplaatst in een daar voor gemaakte nis, zelfs als ze zomaar losgemaakt kunnen worden) Wat is anticipatieve roerendmaking? Wat zijn de gevolgen? P 22 en P 34 = onroerende goederen worden roerend Normaliter zijn vruchten, producten en materialen onroerend zolang ze aan het onroerend goed (uit de aard) vastzitten. Bij anticipatieve roerendmaking gaat men die goederen echter als los van het goed, en dus als roerend beschouwen, ook al zitten ze feitelijk nog vast. Er moet in dit geval wel sprake zijn van een juridische scheiding door een rechtshandeling met die zaken tot voorwerp waarbij hun eigendom wordt overgedragen. Er moet minstens een ideeële scheiding van de grond zijn. Bovendien moet de materiële scheiding vaststaan en binnen een bepaalde termijn plaatsvinden. Gevolg anticipatieve roerendmaking: onstaan van een roerend recht op de zaken. Dit recht heeft bestaande en bepaalde zaken tot voorwerp; het is geen wenskoop en geen koop van toekomstige zaken. Tnen aanzien van derden (schuldeisers) worden de zaken als roerend beschouwd. Hypothecaire schuldeisers moeten de normale inning van vruchten bovendien eerbiedigen (45 HypW). De goederen worden verkregen door inbezitneming (merken van bomen, afbreken gebouw, oogsten). Is een persoonlijk recht roerend of onroerend? De drie vb uit de cursus. P 30 Onroerende persoonlijke rechten niet uitdrukkelijk vermeld in BW. In principe zijn alle persoonlijke rechten roerend. Uitz: voor schuldvorderingen die er toe strekken een zakelijk recht op onroerende goederen te verkrijgen, op voorwaarde dat de eigendomsoverdracht niet samenvalt met het sluiten van de overeenkomst. Leveringsplicht = schuldvordering (als gevolg van eigendomsoverdracht) is principieel roerend Uitz: 1) Leveringsplicht van een strook grond is onroerend wanneer men pas eigenaar wordt na afbakening 2) Leveringsplicht van een onroerend goed is onroerend wanneer de SA keuze heeft uit
6
verschillende onroerende goederen: men wordt pas eigenaar na de keuze van de SA. 3) Leveringsplicht van een onroerend goed wanneer de partijen overeengekomen zijn dat eigendom wordt overgedragen door een afzonderlijke levering. Wat is de draagwijdte van de begrippen inboedel en huisraad? P 32 De wet omschrijft deze begrippen in art 533-536 BW maar de RS en RL zien die bepalingen niet als dwingend recht maar als aanvullende interpretatieregelen die enkel aangewend worden bij gebrek aan wettelijk dispositief of contractueel beding. Volgens het HvC zijn deze art als interpretatieregelen toe te passen wnr het niet mogelijk is uit andere wetteksten of uit het ctt het inzicht van de partijen te bepalen. Van belang bij interpretatie van testamenten. Bespreek het openbaar domein en haar belang voor het privaatrecht P 38-40 A) Definitie = alle goederen van publieke rechtspersonen die onontbeerlijk zijn voor het vervullen van een openbare dienst of voor het behartigen van openbare noodwendigheid. Het HvC benadrukt hier dat het gaat om goederen “voor het gebruik van allen” maar dat is niet correct; vaak profiteert slechts een deel van het publiek van deze goederen. De aard van de zaak speelt geen rol: het gaat om haar relatie met de te behartigen openbare noodwendigheid. Opsomming wet: openbare wegen, spoorwegen, waterwegen, militair domein, etc. Goederen behoren tot het openbaar domein door hun aard of door uitdrukkelijke bestemming van de bevoegde administratieve overheid. Ze worden beheersd door een uitzonderingsstatuut. Op zich is het belang van het openbaar domein beperkt voor het privaatrecht, omwille van de onverhandelbaarheid. Door desaffectatie kunnen goederen echter altijd terug in de handel gebracht worden. De openbare domeingoederen genieten van een uitzonderingsstatuut. Leg uit. P 41 1) Deze materie wordt 3 categorieën van wetten: hoofdzakelijk door het administratief recht, maar ook door het strafrecht en het burgerlijk recht. 2) Openbare domeingoederen heeft weinig betekenis voor buurgerlijk recht: omwille van de onverhandelbaarheid; goederen kunnen altijd in handel gebracht worden door desaffectatie en hierdoor houdt uitzstatuut op 3) Uitzstatuut komt tot stand door de bestemming die aan de goederen gegeven wordt: gevolg is dat men niet vrij kan beschikken over deze goederen, en dit geldt erga omnes, ook voor de staat. Het komt neer op onvervreemdbaarheid, onverjaarbaarheid, onverhuurbaarheid, niet vatbaar zijn voor erfdienstbaarheden en niet vatbaar zijn voor beslag (tenzij 1412bis Ger.W). Wat is het juridisch statuut van het privaat domein? Wat behoort er toe? P 43-45
7
Het privaat domein omvat alle goederen van publiekrechtelijke rechtspersonen, die niet voor de werking van de openbare dienst bestemd zijn. Dit is zeer divers. Bv: onbeheerde goederen zonder eigenaar, goederen van personen die zonder erfgenaam overlijden, het domein van de Kroon, domaniale wouden, gorzingen, duinen, uitgedroogde beddingen van stromend water, meubilair, ... Het juridisch statuut van het privaat domein wordt beheerst door het administratief recht (soms strafrecht, bv politiereglementen). Haar kenmerken staan lijnrecht tegenover die van het openbaar domein: Goederen uit het privaatdomein zijn vervreemdbaar, verjaarbaar, verhuurbaar, vatbaar voor erfdienstbaarheden en vatbaar voor hypotheek en beslag onder 1412bis Ger.W. Welke termijnen gelden inzake verkrijgende verjaring? P 44 Alle zakelijke rechtsvorderingen (roerend en onroerend) verjaren door het verloop van 30jaar. Geen wettige titel vereist Ggeen goede trouw vereist : ook personen die ter kwader trouw zijn kunnen op deze manier de eigendom verkrijgen. De wetgever koos hier voor rechtszekerheid, eerder dan rechtvaardigheid. Hij die ter goeder trouw is kan zich echter beroepen op de kortere verjaringstermijn: 10jaar: als de werkelijke eigenaar in het hetzelfde rechtsgebied woont (zelfde of ander rechtsgebied Hof van Beroep) als waar het onroerend goed gelegen is 20jaar: als dat niet het geval is. Wettige titel wel vereist (wettige titel = negotium + instrumentum + overgeschreven op hypkantoor (dus authentieke akte)) ! geldt enkel voor individuele onroerende goederen, niet voor universaliteiten ! geldt voor alle zakelijke rechten, en niet enkel eigendom. Goede trouw wordt steeds vermoed. Kwade trouw moet altijd bewezen worden. Goede trouw betekent in casu dat de bezitter van mening was dat hij met de ware eigenaar handelde. Een vormgebrek in de titel elimineert de mogelijkheid van korte verjaring. Wat is de aard van het bezit? P 47-48 A) Defintie: art 2228 BW = het houden of genieten van een zaak die men in zijn macht heeft, of van een recht dat men uitoefent, in persoon of door een ander. ! houden en genieten is niet hetzelfde als bezitten - houden = detentie = een zaak bezitten met toelating en voor rekening E houden alleen betekent nog niet dat men titularis is van het recht - bezit: 1. materieel bestanddeel: corpus possessionis: feitelijke en exclusieve macht over de zaak 2. intentioneel bestanddeel: animus possessionis: wil om de zaak/ het recht voor zichzelf uit
8
te oefenen. B) Bezit en schijneigendom: B is de schijnbare eigenaar net werkelijke eigenaar maar hij doet zich wel zo voor. Bezit ter goeder trouw geldt als vermoeden van eigendomstitel. C) Zaken vatbaar voor bezit: alle vermogensrechten zijn vatbaar voor bezit op voorwaarde dat dat bezit veruiterlijkt kan worden. D) Bezit als rechtsfeit en rechtsbron: B = een feitelijke toestand waaraan rechtsgevolgen kunnen gehecht worden, rechtsfeit dat aanl kan geven tot eigendom. Bezit is een bron van recht, maar het is geen recht an sich. Wat zijn de functies van het bezit? P 48-49 Recht verleent aan bezit zkere rechtsgevolgen, onderscheideroerend-onroerend: De functies van het bezit zijn in principe gelijk voor R en OR goederen, maar bij R goederen speelt vooral de eigendomsverkrijging (bezit als grondslag voor) en zijn de andere functies iets zwakker. 1) Politionele functie: raakt de openbare orde = feitelijke bezitstoestand vd bezitter wordt beschermd tegen stoornis door het gerecht en politie, tot bewezen is dat de bezitter geen rechthebbende is. 2) Verjaringsfunctie: = men wil rechtszekerheid scheppen: men wordt dus eigenaar na verloop van tijd als het intentioneel en materieel bestanddeel verenigd zijn TGT met titel 10/20jaar – TGT zonder titel 30jaar – TKT 30jaar 3) Bewijsfunctie: = bezit geldt als titel: bezitter wordt aanzien als eigenaar tot bewijs van het tegendeel. Door de bescherming van de bezitter wil men de eigenaar beschermen. ratio: beter beschermd bezitsrecht dan onbeschermd eigendomsrecht 4) Procesrechtelijke functie: roerende goederen: bezit beschermt voldoende want geen afdoend publisysteem gevolg: bezitsvorderingen enkel toegelaten als het gaat om OR of Ozr die door verjaring kunnen worden verkregen + bezitter beschermd door door principe dat wie eist de bewijslast draagt dus eiser bewijzen dat bezitter ten onrecte bezit uitoefent, bezitter enkel tegen arg eiser tegenbewijs Wat is de leer van het bezit solo animo? P 52-53 Het is mogelijk om volwaardig bezit te hebben zonder de feitelijke macht uit te oefenen (animus zonder corpus possessionis). Voorwaarden (cumulatief):
9
1) bij het begin van het bezit zijn intentioneel en materieel element in dezelfde persoon verenigd. 2) de uitoefening van het de feitelijke macht wordt niet onderbroken. 3) ,iemand anders mag binnen het jaar de feitelijke macht uitgeoefend hebben. 4) dit gaat enkel op voor materiële OR goederen.
solo animo: je laat het erf, huis, ... liggen, je hebt dus geen feitelijke macht, toch blijf je het bezit houden (als aan de vw'den voldaan is) animo suo, corpore alieno: je hebt de animus, en een ander heeft het corpus bv. je verhuurt een huis, de verhuurder heeft het animus, de huurder het corpus. Wat is detentie? Wanneer eindigt het? Hoe wordt het bewezen? P 53-56 1) Definitie: Detentie is het uitoefenen van de feitelijke macht (materieel bestanddeel) op een zaak, zonder het intentioneel bestanddeel. Men bezit “ter bede” = met toelating en voor rekening van de eigenaar. Zonder intentioneel bestanddeel is geen volwaardig bezit mogelijk en de detentor geniet dan ook niet van enige bezitsbescherming. 2) Totstandoming: Detentie is altijd gesteund op een titel, die conventioneel (pand, huurcontract), gerechtelijk (rb duidt iemand aan om in de plaast van een persoon bezit uit te oefenen) of wettelijk (bv curator van een gefailleerde) kan zijn, waaruit blijkt dat de titularis of bezitter een deel van zijn bezit heeft overgedragen aan een derde. Eenmaal detentie tot stand is gekomen geldt ze absoluut: iedere detentor kan zich steeds op de titel steunen om zich te beschermen tegen derden. 3) Bewijs: Is eenvoudig als er een titel voor handen is. Is dat niet het geval, steunt men op 5 wetsbepalingen: - art 1315 BW: Actori incumbit probatio; de detentor moet de detentie bewijzen. Voor roerende goederen kan dit simpelweg door het bezit. - art 2230 BW: Pro suo vermoeden: wie een zaak in zijn macht heeft wordt beschouwd als bezitter. Dit verplaatst de bewijslast naar de tegenpartij (iuris tantum) - art 2231 BW: wie voor een ander bezit wordt vermoed onder die titel voort te bezitten. - art 2234 BW: de tegenwoordige bezitter wordt ook geacht tijdens de tussentijd het bezit gehad te hebben. - art 2240 BW: men kan geen verjaring krijgen in strijd met zijn titel: de oorzaak van het bezit mag niet wijzigen zonder titelverandering (door een oorzaak van een derde, of door tegenspraak van de eigenaar). 4) Gevolgen: (wat betreft) - verjaring: houder kan nooit bezit krijgen d - bezitsvorderingen: kan niet instellen - retentierecht: kan ingeroepen worden om feitelijke macht te beschermen 5) Einde van de detentie: - als de titel (de overeenkomst) afloopt
10
- als de titel verandert: de houder wordt ter goeder trouw bezitter door koop/ruil/schenking met een derde, die zich als eigenaar gedraagt (vb stellionaat) - door tegenspraak van het recht van de eigenaar. De houder negeert de titel. Gebeurt dit zonder reactie van de werkelijke bezitter, kan de oorspronkelijke detentor het bezit krijgen in verjaring. Reageert de bezitter, kan de detentor het oorspronkelijk eigendomsrecht aanvechten. Hoe en waarom wordt art. 2279 BW ingeroepen? Wat is het verschil met 2230 BW? P 61-63 Art 2279 BW als bewijsregel mbt roerende goederen: heeft een dubbele betekenis: als grondregel om de rechtszekerheid te beschermen (bezit als wijze van eigendomsverkrijging), en als bewijsregel (bezit geldt als vermoeden van titel). A) als grondregel: “bezit geldt als titel” iemand die iets verkrijgt van iemand anders dan de eigenaar van dit goed wordt als eigenaar beschouwd en Voorwaarde: verkrijger TGT zijn op het moment van de overdracht = hij wist op moment niet dat overdrager niet eigenaar was (als verkrijger TKT is is art 2279 BW niet nodig) Gevolg: oorspr eigenaar verliest zijn rechten maar kan revindiceren, enkel een persoonlijke vordering uitoefenen tegen de overdrager, binnen 3jaar - tenzij eigenaar bezit vh roerend goed vrijwillig heeft afgestaan B) Als bewijsregel: twee mogelijkheden als iemand de eigendom opeist tegen de bezitter.: 1. verweerder roept het bezit niet in: dan wordt hij vermoed geen bezit te hebben, en geeft hij het goed op 2. verweerder roept het bezit wel in: dan moet de eiser het vermoeden van eigendom weerleggen (bv met een instrumentum). hier onderscheid art 2278 – 2230: Zowel art 2279 BW als art 2230 BW houden een vermoeden in: 2230 BW = eenvoudig vermoeden: - wie bezit, wordt geacht voor zichzelf te bezitten en als eigenaar op te treden = EIGENAARSvermoeden - tegenbewijs mogelijk door alle middelen van het recht --> In het geval de eiser het tegenbewijs moet leveren via een TITEL: moeilijk, want dikwijls zijn er voor roerende goederen geen titel. De eiser kan: bezitsgebrek aanhalen: aantonen dat het bezit niet deugdelijk is - TKT van de verweerder/bezitter aantonen - rechtstreeks de gevolgen van het bezit aanvechten (putatieve titel) --> in geval van einde procedure + in geval waar eiser gelijk is: pers vordering mogelijk 2279 BW = sterker en preciezer vermoeden - bezit te goeder trouw van een roerend goed geldt als vermoeden van eigendomstitel = TITELvermoeden - tegenbewijs enkel mogelijk via een andere titel (dus middelen eiser beperkt) Echter drie voorwaarden voor het toepassen van 2279 BW: de wezenlijke bezitsbestanddelen
11
(animus en corpus) moeten aanwezig zijn, het bezit moet deugdelijk zijn (vooral openbaar en ondubbelzinnig) en de bezitter moet TGT zijn. Bijvraag: voorwaarde van deugdelijk bezit bij de toepassing van art 2279 BW: bezit moet VOORAL openbaar en ondubbelzinnig zijn Wat zijn de bezitshoedanigheden en wat is ongeoorloofd bezit? P 57 2 bezitshoedanigheden (niet-essentiële bestanddelen van bezit) - de goede/kwade trouw (weten dat de ander geen eigenaar was: verontschuldigbare onbekendheid met een gebrek) - deugdelijk/ondeugdelijk bezit. deze hebben geen invloed op het al dan niet bestaan van het bezit, maar wel op de geldigheid en de rechtsgevolgen er van. A) Bezit TGT of TKT: - TGT als men zaak verkregen heeft ve persoon die eigenaar is of die hij dacht eigenaar te zijn w steeds vermoed - TKT als men zaak verkregen heeft ve persoon waarvan men wist dat die geen eigenaar was moet bewezen w - gevolgen: bezitter TKT kan alle bezitsvorderingen instellen w vermoed TGT te zijn, geen bewijslast in proces kan zaak verkrijgen na verjaringstermijn van 30jaar geen recht op de vruchten bezitter TGT kan alle bezitsvorderingen instellen ook verweerder bij revindicatie recht op de vruchten B) Deugdelijk en bezitsgebreken: Art 2229 BW: kenmerken – voorwaarden (cumulatief): - voortdurend en onafgebroken, - ongestoord (RS: geen geweld tijdens bezit, RL: geen geweld bij aanvang – anders ongeoorloofd), - openbaar - ondubbelzinnig Wat is schorsing? Geef de soorten + definitie. Toevoegingen van RS en RL? P 84 Door schorsing houdt de termijn tijdelijk op met lopen om op een later tijdstip te hernemen waar ze gestopt is. 1) Wettelijke oorzaken: - onbekwaamheid van de eigenaar (minderjarig/onbekwaamverklaard), echtgenoten (want men wou eigendomsvorderingen binnen het huwelijk vermijden, en schenkingen moeten eenzijdig herroepen kunnen worden), - bepaalde vorderingen (voorwaardelijke zolang de voorwaarde niet gerealiseerd is, vrijwaring zolang er geen uitwinning is, vervaldag zolang de dag er niet is) 2) RS & RL oorzaken: niet in staat zijn eigen rechten te verdedigen. Men aanvaardt
12
overmacht als “onmogelijkheid” (bv ziekte). Uit de Franse RL aanvaardt men ook foutloze onwetendheid dat het recht aan verjaring onderworpen was. Wat is stuiting? Geef soorten en definitie. P 84 = het uitoefenen of erkennen van een recht dat het voorwerp uitmaakt van een verjaring. - verkregen verjaringstermijn gaat teniet = de ervoor verkregen tijd gaat verloren - aard betrokken recht niet gewijzigd - als stuiting ophoudt start nieuwe termijn - twee soorten stuiting: 1) natuurlijke: de bezitter heeft de OR zaak een jaar lang niet in zijn macht. Voor R: gewone regels van bezit verkregen termijn gaat verloren erga omnes 2) Burgerlijke: dagvaarding, bevel tot betaling of beslag, betekend aan deverjaringsverkrijger, of de erkenning van het recht door schuldenaar of bezitter verkregen termijn gaat verloren inter partes Wat is het recht van natrekking? P 87-88 A) Definitie: art 546 BW, art 556 ev BW, art 551-552 BW, - gebaseerd op het adagium“accesorium sequitur principale”. - onderscheid tussen horizontale en verticale natrekking: in principe is ze verticaal (wet voorziet uitz) - al wat de zaak voortbrengt, of er mee verenigd wordt, is één met de zaak en behoort de eigenaar toe. - Opmerking: toepassing regels verschilt naargelang het gaat om (on)roerende goederen. B) Doel van de natrekking: - waardeverlies bij scheiding vermijden, of de situatie dekken waarin scheiding onmogelijk - bescherming van de schuldeisers van de eigenaar, die in die waardevermindering zouden kunnen delen. C) Voorwaarden: - materiële band (natuurlijk of door de mens) - tussen onderscheiden zaken, - met een onderscheid in hoofd- en bijzaak: grond is altijd hoofdzaak (tenzij bij appartementsmede-eigendom). De ( het eingendomsrecht van de) hoofdzaak slorpt de (the eigendomsrecht van de) bijzaak op. D) Kenmerken: - eigenaar van de hoofdzaak wordt en blijft onmiddellijk (zonder vorderen) eigenaar van de bijzaak. - heeft onmiddelijke werking: er moet niet gevorderd worden - raakt de openbare orde niet en er kan dus afstand van gedaan worden: dit impliceert volgens sommigen een recht van opstal of erfpacht. De natrekking verschilt naargelang het gaat om roerende – onroerende goederen. Onroerend: art 552-564 BW
13
Roerend: art 564-577 BW (geen algemene regelen zoals bij onroerend, regels bezit beter van toepassing) Wat zijn eigendomsmodaliteiten met tijdsbepaling? Wat is time-sharing en multilocatie? P 92-93 Het voortdurend karakter van eigendom is geen essentieel bestanddeel. Eigendom kan in bepaalde gevallen beperkt worden in de tijd. Dit is zo voor: het opstalrecht, de erfpacht, de geoorloofde erfstellingen over de hand, de mijnwetgeving, en de multi-eigendom. Multi-eigendom is een combinatie van eigendom met tijdsbepaling en mede-eigendomsrecht = vorm van vrijwillige mede-eigendom + geldt slechts voor beprekte periode Eén onroerend goed wordt voor beperkte tijd aan meerdere eigenaars toegekend, die er van genieten op een steeds terugkerende termijn van het jaar (bv de maand juli, jaarlijks). Dit is niet te verwarren met multi-locatie: hier ontstaat geen eigendomsrecht en is er enkel sprake van periodieke verhuring. Ook time-sharing is iets anders: eigenaars van een goed in multi-eigendom verhuren hier hun rechten aan elkaar, bijvoorbeeld voor vakantiewoningen (bv samen app kopen en elk van die personen heeft app ged bepaalde periode tot zijn beschikking) Wat is eigendom met tijdsmodaliteiten? Geef alle voorbeelden. P 93-95 Eigendom is, in tegenstelling tot wat 544 BW doet vermoeden, niet altijd voortdurend. 1) Opstalrecht: -definitie: onroerend zr om gebouwen, werken of beplantingen te bezitten op andermans erf eigendomsrecht op de oppervlakte van de grond. - jur splitsing: tss eigendomsrecht grond – eigendomsrecht van wat op de grond staat = afwijking op recht van natrekking vd erop aangebrachte gebouwen en beplantingen - termijn: max 50 jaar (OO) 2) Erfpacht -definitie: ctt waarbij grondeigenaar zijn grond afstaat ad pachter, in ruil voor cijns, voor een termijn van min 27j en max 99j (OO) - eigendomsrecht valt op gebouwen en beplantingen – pachter oefent alle rechten hierop uit zoals eigenaar 3) Geoorloofde erfstellingen over de hand = beschikkingen waarbij de erflater zijn goederen overlaat aan zijn kleinkinderen/ overslaan van een generatie erfgenamen kinderen worden dan eigenaars bij leven: het eigendomsrecht is beperkt tot hun levensduur. kinderen kunnen niet beschikken over de goederen, want ze zijn bestemd voor de kleinkinderen. 4) Mijnwetgeving:
14
wnr iemand mijnconcessies verkrijgt is dit in principe altijddurend maar kunnen vervallen verklaard worden met een bijzondere procedure. 5) Multi-eigendom: = combinatie tijdsbepaling en mede-eigendom: het eigendomsrecht op een zelfde OR wordt aan verschillende eigenaars toebedeeld. Het recht duurt slechts voor een bepaalde periode. Dit is niet hetzelfde als multilocatie (huren) of timesharing (onderling verhuur). Wat zijn de kenmerken van gewone mede-eigendom? P 97-98 = Deze vorm van mede-eigendom ontstaat typisch door het openvallen van nalatenschappen, ontbinding van de huwelijksgoederengemeenschap,.. 1) toevallig: geen voorafgaande wilsuiting van mede-eigenaars 2) niet-georganiseerd: binnen het privatief deel kan elke mede-eigenaar zijn zin doen. Voor aantasting van het gemeenschappelijke is akkoord vereist. 3) tijdelijk: elke mede-eigenaar kan altijd tot de verdeling overgaan. Niemand kan gedwongen worden in onverdeeldheid te blijven. Wat zijn de plichten van de mede-eigenaar bij toevallige of gewone mede-eigendom? P 99 Iedere mede-eigenaar moet bijdragen in de nuttige uitgaven tot behoud en onderhoud, beheer, belastingen en andere lasten van de gemeenschappelijke zaak. Art 577-2 BW Wat zijn de rechten van de schuldeisers bij toevallige (gewone) mede-eigendom? P 100 Dit hangt af van de aard van het onverdeeld goed. - Roerende goederen: de SE kan tav elke SA beslag laten leggen. mede-eigenaars hebben een vordering tot intrekking, maar als de mede-eigenaars niet tot verdeling overgaan, kan de SE verdeling vorderen. - Onroerende goederen: de SE heeft geen recht op de zaak. Hij kan immers enkel die rechten van zijn SA uitvoeren die uitsluitend aan de persoon verbonden zijn. Hij kan wel beslag leggen, maar het niet uitvoeren zolang er geen verdeling is. Hij dient eerst de verdeling te vragen, en ze dan eventueel gerechtelijk te vorderen. Wat is vrijwillige mede-eigendom? P 100-101 - vorm van mede-eigendom - komt tot stand wanneer verschillende personen één goed verwerven zonder daartoe een vereniging te stichten, simpelwg omdat ze anders onvoldoende financiële middelen hebben. bv. kopen van een tennisterein, kopen van een lottoformulier - geldt typisch slechts tot einde contract. Er is geen verdeling zolang de wil om in gemeenschap te blijven bestaat. Art 815 BW tegenstelling RL: Nl: legt de nadruk op het contract, Fr: benadrukt het feit dat men steeds uit onverdeeldheid kan treden.
15
- Minimale wettelijke tsskomst bij mede-eigenomd van schepen en scheppingen van geest. - bedingen van aanwas en tontine zijn mogelijk. Wat is de tontine? P 101 Beding van aanwas: - komt voor in een beding waarin eigendom of vruchtgebruik wordt overgedragen - hierdoor groeit de krachtens de akte aan meerdere personen toegekende eigendom of vructgebruik van het goed - verwerving onder opschortende voorwaarde: Eigoverdracht werkt niet retroactief - voordeel: slechts 2 partijen nodig voor vernieuwing/wijziging = overeenkomst tussen man en vrouw naar aanleiding van een goed aangekocht in onverdeeldheid: bij overlijden van de ene zal zijn deel van rechtswege toekomen aan de overlevende. Man sterft, vrouw krijgt zijn deel in de onverdeeldheid vanaf zijn dood Tontine: - komt vaak voor bij samenleving. - kansbeding, ten bezwarende titel tussen meerdere kopers en een verkoper, waarbij elk zijn aandeel verwerft onder ontbindende voorwaarde van zijn vooroverlijden, en het aandeel van de ander verwerft onder opschortende voorwaarde van diens vooroverlijden. - werkt retroactiefvij vervulling van een vd opschortende voorwaarden - nadeel: nogal omslachtig want alle partijen nodig om iets aan cct te wijzigen bv. Ik koop samen met u een huis, en we lassen een tontine beding in. Het betreft dus een soort van 3 partijen overeenkomst. Wanneer een van ons komt te overlijden, dan wordt geacht dat de eerste stervende nooit eigenaar van "ons" huis is geweest. Eveneens houdt het beding in dat de laatste stervende wordt geacht al altijd de enige eigenaar te zijn geweest. Vooral fiscaal voordelig, want in dat geval zullen er geen succesierechten moeten worden betaald op de woning. Nadeel: stel dat wij plots niet meer zo goed overeenkomen en schikken te scheiden, dan zullen we het tontinebeding slechts ongedaan kunnen maken wanneer we terug met de drie partijen (ik jij en de verkoper van het huis) zullen samenzitten. Aangezien dat tontine beding is opgenomen in de verkoopovereenkomst en om die overeenkomst te wijzigen alle partijen daarmee akkoord moeten zijn. Problemen zijn uiteraard: verkoper is dood, onvindbaar, onwillig enz. In dat opzicht is een beding van aanwas dan voordeliger Hoe komt gedwongen mede-eigendom tot stand bij aanpalende erven en de theorie van Hansenne terzake? P 103 Gedwongen mede-eigendom = soms is mede-eigendom onvermijdelijk omdat natuur of bestemming elke verdeling van goederen uitsluit De gedwongen mede-eigendom terzake is bijzaak; het is accesoir aan de aanpalende erven, en bestemd voor hun gemeenschappelijk gebruik. Ontstaan: theorie Hansenne: door overeenkomst, testament en verjaring. Bovendien mag men, als een goed voor een zekere tijd tot gemeenschappelijk gebruik van meerdere eigenaars strekt, vermoeden dat die situatie stilzwijgend gewild werd, en tot het bestaan van gedwongen mede-eigendom als bijzaak besluiten. Het gaat meestal om een binnenplaats, steeg, goot
16
Beschrijf de appartementsmede-eigendom. P 106-107 De wetgeving rond appartementsmede-eigendom is van toepassing van zodra het eigendomsrecht over een gebouw (of een groep gebouwen) verdeeld is volgens kavels die elk een privatief (hoofdzaak) en een gemeenschappelijk onroerend bestanddeel (bijzaak) hebben. De gemeenschappelijke onderdelen vormen dan een gedwongen mede-eigendom als bijzaak, het privatief deel is in volle eigendom (dualisme). De wetgeving vindt echter geen toepassing als de aard van de goederen dit niet rechtvaardigt, én alle eigenaars met de afwijking instemmen. - het aandeel in de gemeenschappelijke onroerende goederen kan niet apart overgedragen w - wetgeving is van dwingend recht, dus partijen mogen wel een strengere maar geen zwakkere regeling uitwerken Hoe ontstaat appartementsmede-eigendom? P 107-115 = gedwongen mede-eigenom als bijzaak tov app-eigendom A) Ontstaan door de wil vd mens en overdracht: Wil geuit in de basisakte en het reglement van mede-eigendom) én de overdracht van minstens één kavel. Indien aan deze dubbele voorwaarde is voldaan, kan ze ook tot stand komen door verjaring. Gaat over gebouwen of groepen van gebouwen, ongeacht of het gebouw er al staat. Appartementsmede-eigendom ontstaat niét als de aard van de goederen de toepassing van de wet uitsluiten, én alle mede-eigenaars instemmen met de afwijking. Statuten = basisakte (beschrijving OR geheel + private en gemeenschappelijke delen + de verdeling van het gemeenschappelijk aandeel aan elk privatief deel) en het reglement van mede-eigendom/orde (R/P eigenaars, verdeling lasten, AV, syndicus) moeten in authentieke vorm opgesteld worden, zodat ze op het hypotheekkantoor overgeschreven kunnen worden met het oog op de tegenwerpelijkheid aan derden, en met het oog op het verkrijgen van rechtspersoonlijkheid van de vereniging van mede-eigenaars Bespreek de publiciteit, informatie en tegenwerpelijkheid bij appartementsmedeeigendom. P 113-114 Publiciteit: heeft tot doel informatie te verstrekken, zo kan men zich een beeld vormen van de rechtstoestand en al dan niet beslissen om toe te treden. Tegenwerpelijkheid: kan iedere belanghebbende zich op de rechtstoestand beroepen. - Publiciteit: 1. overschrijving van de statuten op het hypotheekkantoor 2. aanplakking van de aanstelling van de syndicus - Informatie: 1. als een mede-eigenaar een vordering instelt, informeert hij de S, die dan de andere mede
17
eigenaars informeert. 2. als de S de AV bijeenroept op vastgestelde dagen of als een beslissing noodzakelijk is. 3. bij eigendomsoverdracht van een kavel informeert de S de notaris over de staat. 4. de tegenwerpelijkheid vh reglement en de beslissingen vd AV omhelzen ook info Tegenwerpelijkheid: 1. de statuten worden, als authentieke akten, overgeschreven in het hypotheekkantoor 2. reglement van orde en beslissingen van de AV kunnen ook overgeschreven worden als ze in authentieke vorm verleden zijn; zijn ze onderhands, dan moet er dubbele publiciteit zijn: neerlegging op de zetel, én moet de verlener van een zakelijk recht aan de verkrijger alle reglementeringen en beslissingen van voor het verlenen mededelen. Beschrijf de figuur van de syndicus. Wat zijn zijn lasten en bevoegdheden? P 111-114 A) Lasthebber: eigenlijk geen orgaan in de vennootschappelijke zin van het woord, maar eerder een lasthebber. B) Benoeming: - aangesteld in het reglement van mede-eigendom, of benoemd op de eerste AV, of desnoods door de rechter. - benoemingsprocedure wordt bepaald in de statuten - uittreksel uit de benoemingsakte binnen acht dagen na aanstelling aangeplakt aan de ingang van de zetel waar de vereniging gevestigd is C) Mandaat: duur – einde - max vijf jaar maar kan verlengd - S kan geen verbintenissen aangaan die de duur van zijn mandaat te boven gaan tenzij AV dit aanvaardt - AV kan S steeds ontslaan D) Bevoegdheden: (kijken naar mandaat/statuten/wet) twee types bevoegdheden: - Beheersbevoegdheid: bewarende maatregelen en daden van voorlopig beheer (bv bewarend beslag leggen als mede-eigenaar kosten niet betaalt), AV bijeenroepen, notuleren, fondsen beheren, ... Het reglement van mede-eigendom bepaalt verdere bevoegdheden. - Vertegenwoordigingsbevoegdheid: vertegenwoordigen van de vereniging van medeeigenaars, in rechte en bij het beheer van gemeenschappelijke zaken. S is als enige aansprakelijk voor zijn beheer, onder de regels van de lastgeving De S moet telkens het bewijs van zijn aanstelling leveren; hij is mandataris. RS: S als mandataris of orgaan? Nl rechtsleer vs Fr rechtsleer mbt interpretatie arrest HvC 5 oktober 2000 bv: stel dat VA beslist aankopen klein stuk OR dan geeft zij mandaat aan S Fr: theorie orgaan doorgetrokken tot daden van beheer van gemeenschapp zaken aspect mandaat vervalt volledig onderhandse lastgevingakte voldoende bij overdracht OR Nl: theorie orgaan niet doortrekken, S orgaan in procesrechtelijke betekenis, als hij voor vereniging optreedt in rechte
18
optreedt als eiser of verweerder voor het overige: mandatdaris: authentiek mandaat nodig (bv voor verlijden Vakte) Wat zijn de bevoegdheden en werking van de AV? Wie zetelt er in, en hoe wordt er gestemd? P 110-111 = orgaan van de vereniging van de mede-eigenaars. beslist oppermachtig over de aangelegenheden van algemeen belang 1) Leden: elke eigenaar van een kavel zetelt in de AV. Meerdere eigenaars van één kavel duiden een zetelend lid aan. Lasthebbers kunnen aangesteld worden, maar de syndicus kan nooit lasthebber zijn. 2) Bijeenroeping: de AV wordt samengeroepen door de syndicus, door de vrederechter of door de mede-eigenaars volgens de modaliteiten in het reglement van mede-eigendom. 3) Beraadslagingen: De AV moet in quorum zijn: meer dan de helft van de mede-eigenaars moet vertegenwoordigd zijn. Is dit niet het geval, komt er een tweede AV binnen de 15 dagen die sowieso rechtsgeldig zal beraadslagen. Elke eigenaar heeft stemrecht in verhouding tot zijn aandeel in de gemeenschappelijke delen. Niemand kan echter deelnemen aan de stemming met meer stemmen dan de som van de anderen. Er wordt gestemd bij volstrekte meerderheid, tenzij de wet gekwalificeerde bepaalt. Beslissingen worden opgetekend. 4) Bevoegdheden: deze moeten in de statuten uitgewerkt worden want niets daarover in de wet. De AV geniet volheid van bevoegdheid wat betreft daden van beheer en behoud van de mede-eigendom, in tegenstelling tot de syndicus, wiens bevoegdheden bij wet beperkt worden. Wat zijn de afwijkende processuele regelen bij appartementsmede-eigendom? P 115 1) Bevoegdheid om te handelen: Het is de vereniging van mede-eigenaars die in rechte optreedt, vertegenwoordigd door de syndicus. De beslissing om op te treden moet door de AV genomen zijn en overeenstemmen met het doel van de vereniging. De vereniging moet vertegenwoordigd zijnd oor de syndicus. Betekening gebeurt aan zijn persoon, of aan de zetel, of aan de woonplaats van de syndicus bij gerechtdsdeurwaardersexploot. Of aan de zetel van de vereniging als ze niet bij persoon kan geschieden. Identiteitsgegevens worden aangeplakt aan de ingan vh gebouw waar de vereniging van mede-eigenaars gevestigd is 2) Uitvoering van de beschikkingen: (waarbij vereniging veroordeeld wordt) Veroordelingen kunnen uitgevoerd worden op de vermogens van de mede-eigenaars (gezien de vereniging slechts over een beperkt vermogen beschikt). Er is geen hoofdelijkheid: de tenuitvoerlegging gebeurt naargelang het aandeel in de gemeenschappelijke delen. Wet voorziet geen volgorde in de tenuitvoerlegging.
19
3) Bevoegdheid: De vrederechter van de plaats waar het onroerend goed gelegen is. Hoger beroep komt bij de rechtbank van 1e aanleg, alsook vorderingen boven de 1860 euro. Wat zijn de bewijsinstrumenten bij de mandelige muur? P 116 Mandeligheid is een vorm van gedwongen mede-eigendom als bijzaak. Niet van openbarde orde maar dwingend recht, afwijken mogelijk. Bestaan van een mandelige muur moeilijk te bewijzen, ofwel omdat de gemene muur er al lang staat, ofwel omdat er geen publieke geschriften voorhanden zijn. Nochtans is het aanduiden van de eigendom van groot belang voor de verdeling van rechten en plichten. Mandeligheid wordt verkregen door/ de bewijsvoering kan steunen op: 1) verjaring: (beste bewijsmiddel) meestal mandeligheid op die manier verkregen, en dus door het louter bezit. Alle bewijsmiddelen zijn toegelaten. Steunend op de verjaring kent men de muur voor de helft toe aan elk van de erven. 2) titel: = rechtshandeling = negotium. Als de waarde € 375 te boven gaat geschrift vereist. 3) wettelijke vermodens: men vermoedt ook dat de muur altijd al mandelig was vanaf de oorspong, of het minstens is geworden (=altijddurend) wanneer ze tot gelijk nut van beide eigendommen dient. Men gaat er dus van uit dat - ofwel de muur gemeenschappelijk werd gebouwd, op gezamenlijke kosten - ofwel dat één eigenaar ze bouwde en de ander (nabuur) de mede-eigendom verkreeg. Mandeligheid = verplicht mede-eigenaar kan niet uit onverdeeldheid treden Bijvraag: gedwongen verkoop van mandeligheid buiten art 661 BW? Wat zijn bezitsvorderingen? P 118-120 A) Definitie: = strekken tot handhaving van bezit dat in rechte of in feite aangevochten wordt, of herstel van het bezit als het verloren is gegaan door geweld of feitelijkheden. B) Vindplaats in ons rechtssysteem: art 1370-137 GerW de eigendomstitel wordt nooit onderzocht; de oplossing die uit bezitsproces voortkomt is dan ook altijd voorlopig, eigenlijke eigvraag niet beantwoord C) Kenmerken: - bevoegdheid van de vrederechter van de plaats van het voorwerp. - daad van beheer en wordt ingesteld binnen één jaar na de stoornis. - ingesteld voor OR (zaken en rechten) die verkegen kunnen worden door verjaring. D) Bijzondere bezitsvorderingen: - klachten = tot handhaving van bezit dat in rechte of feite wordt aangevochten - reïntegranda = bezitsvordering waarbij bezitter of de detentor van een OR (zaak of recht) door geweld of feitelijkheden van zijn bezit of genot is beroofd, en die eist dat hij daarin
20
wordt hersteld. Bijvraag: kan een bezitsvordering samen met een eigendomsvordering worden ingesteld?Welke vordering moet het eerst ingesteld worden? Bespreek de bewijsproblematiek rond eigendomsvorderingen, en de rol van bezit. P 120-125 !! eigendomsvorderingen = vorderingen mbt eigendomsrecht + andere zakelijke hoofdrechten De bewijslast rust bij de eiser (actori incumbit probatio). Bewijsmiddelen: A) Verjaring: (beste bewijsmiddel) dit is onbetwistbaar en erga omnes. verjaringstermijn levert absoluut bewijs. B) Vermoedens via titels/bezit drie situaties zijn mogelijk: 1) beide partijen leggen een titel voor. als die titels van dezelfde rechtsvoorganger komen, heeft de eerst overgeschrevene voorrang bij overdracht bij leven, en heeft het laatst gedagtekende testament voorrang bij overdracht des doods = Niet diegene wienst titel als eerste tot stand is gekomen als de titels uitgaan van twee verschillende personen, gaat men er van uit ofwel dat de verweerder voorrang heeft op grond van zijn bezit, ofwel stelt men dat de eiser mag aantonen dat zijn titel meer waarde heeft. 2) slechts één partij legt een titel voor: hij krijgt dan voorrang (op basis van rom recht) 3) geen vd beide partijen kan een titel voorleggen: alleen het bezit komt in aanmerking, en men kan zich beroepen op allerlei aanwijzingen (kadastrale legger, betalingsborderellen van onroerende voorheffingen, ...). Deugdelijk bezit heeft voorrang op gebrekkig bezit. Bespreek de vestiging (ontstaan) van het vruchtgebruik. P 128-130 = recht om van een zaak waarvan een ander de E heeft, het genot te hebben zoals de eigenaar zelf maar onder de verplichting de zaak zelf in stand te houden. Vruchtgebruik wordt gevestigd: 1) Door de wet 2) Door verkrijgende verjaring 2) Door de wil van de mens: - vereiste bekwaamdheid: onbekwamen en vertegenwoordigers (zonder machtiging) kunnen dus geen vruchtgebruik vestigen. - vestigingsdaad: testament zijn (geldig en recentste testament, dat bovendien aanvaard wordt), of een overeenkomst. - modaliteiten: 1. ten kosteloze of ten bezwarende titel (bv schenking of verkoop) 2. door vervreemding of door voorbehoud (blote E schenken of verkopen maar vruchtgebruik behouden) - bijzondere gevallen: 1. overdraagbaar recht – tijdelijk recht
21
men kan vr overdragen maar blijft zakelijk genotsrecht 2. vruchtgebruik op twee of meerdere personen (als zij reeds verwekt/ levensvatbaar geb) !! opeenvolgend of overgaand vruchtbegruik = ieder om beurt, volgorde bepaald, overgang van ene persoon naar andere zodat de laatste vr zijn recht slechts kan uitoefenen indien hij de overigen overleeft !! gezamenlijk vruchtgebruik = gelijktijdig uitoefenen, eindigt als laatste overlijdt Wat is revindicatie? P 120-125 = vorm van eigendomsvordering - eiser gaat ervan uit eigenaar te zijn van een bep OR: hij vordert de teruggave en betwist op die manier het bezit vd verweerder - voor eigendom en andere zakelijke rechten - voor de rechtbank van 1e aanleg - bezitsvorderinggen kunnen niet samen ingesteld worden met eigendomsvorderingen (art 1371 Ger W) - gevolgen: teruggave (als eiser in gelijk wordt gesteld, teruggave OR) kosten: terugbetaling van noodzakelijke uitgaven (behoud vd zaak) (geen terubetaling nuttige kosten en verfraaiingskosten) vruchten en producten: TKT alle teruggeven gedurende 30jaar TGT alle behouden totdat men zakelijk recht verliest Wat zijn de kenmerken van vruchtgebruik? P 125-127 Vruchtgebruik = recht om van een zaak waarvan een ander de eigendom heeft het genot te hebben zoals de eigenaar zelf maar onder de verplichting de zaak zelf in stand te houden 1) Zakelijk recht: < rom traditie, art 534 BW, mogelijkheid tot overdracht/uitwinnen van, onder de beperkingen vd eigendom in het BW - gevolgen: 1. autonoom recht: eigenaar OR heeft geen enkele verplichting tot enige prestatie tav VG 2. VG heeft zakelijke vordering om zich te beschermen tegen elke storing van zijn recht 3. VG verplicht zaak in ontvangst te nemen in staat waarin deze zich bevindt 4. eigenaar is nt verplicht zaak te herstellen wnr ze tijdens het VG beschadigd wordt 5. VG mag zijn recht aan derde overdragen en moed eigenaar daar niet van op hoogte stellen 2) Recht op andermans zaak: recht BE – recht VG: verhouding, geen onverdeeldheid, oefenen hun rechten onafhankelijk uit 3) Tijdelijk recht: art 617 BW: slechts voor een bep periode en eindigt ten laatste bij overlijden VG uitz: VG juridische personen max 30jaar (OO) 4) Principeel niet van openbare orde: partijen kunnen modaliteiten vr zelf bepalen Vanaf wanneer heeft de vruchtgebruiker recht op de vruchten? P 135
22
1) Principe: art 582 BW 2) Begrip - Soorten - Natuurlijke vruchten (=die de het goed zelf meebrengt) en nijverheidsvruchten (=welke men door bebouwing verkrijgt): komen de VG toe van zodra ze afgescheiden zijn - de inning moet wel een daad van goede huisvader zijn: de VG mag niet te vroeg innen. - burgerlijke vruchten: geacht van dag tot dag verkregen te zijn. Ze behoren aan de VG in evenredigheid met de duur van het vruchtgebruik. Wat zijn de plichten van de vruchtgebruiker bij aanvang van het vruchtgebruik? P 135-138 A) Staat- en boedelbeschrijving: Doel is verschaffen van een bewijs door de beschrijving van het met vruchtgebruik belaste zaak belangrijk voor aanvang vruchtgebruik: zaken geleverd in de staat zoals ze zich bevinden. De boedelbeschrijving telt en beschrijft de roerende goederen, raming en schatting (voor betere individualisering; verplicht bij notariële akte; beschermt ook tegen devaluatie; slechts waarde als ze op tegenspraak is gemaakt). De staat beschrijft de onroerende goederen met alles wat tot uitbating bestemd is Beide gebeuren op tegenspraak. 1) Vorm: - onderhandse geschriften zijn geoorloofd maar notariële akten genieten de voorkeur: ze verminderen de kans op bedrog. 1 exemplaar volstaat 2) Kosten: - vallen in de regel ten laste van de VG - bij aanvaarding van een erfenis onder voorbehoud van boedelbeschrijving worden de kosten verdeeld onder VG en BE. 3) Sanctie: art 600 BW zolang de VG deze documenten niet opstelt, heeft BE recht afgifte van goederen te weigeren een retentierecht uitoefenen. 4) Ontlastingclausules: de VG kan vrijgesteld worden van deze verplichting beschrijving te laten opmaken, maar dan kan de BE altijd op eigen kosten staat- en boedelbeschrijving laten opmaken. B) Borgstelling: art 601 BW Het insolvabiliteitsrisico van de VG of zin erfgenamen wordt hiermee gedekt voor de BE. De borg dient om de (waarde van) de goederen waarop het vruchtgebruik sloeg terug te krijgen. De borg moet wel aanvaard worden door de BE. Er kunnen problemen rijzen bij deze vrij zware plicht: - De VG wacht met zijn borg: de BE int voorlopig de vruchten en rekent later af met de VG. - De VG vindt geen borg: ofwel vervangt men de borg door pand (voor roerende zaken of
23
hypotheek (voor onroerende zaken), ofwel neemt men wettelijke maatregelen die de VG de vruchten maar niet het gebruik geven (verpachting van OR, belegging van R). De VG kan dan wel vorderen een noodzakelijk deel te kunnen gebruiken, onder de belofte het later weer op te leveren. De borg raakt de openbare orde niet en men kan er van vrijgesteld worden (conventioneel of wettelijk vb. ouders). Er zijn ook uitz op de ctt vrijstellingsmogelijkheden bv: Vgebruik slaat op zaken waarvan de blote eigendom het voorbehouden deel is VG mag niet vrijgestelden word van borg want voorbehouden deel moet gevrijwaard Bijvraag: wat moet er in de staat staan + waarom kiest men vaak voor een notariële akte !!! opeenvolgend en gezamenlijk vruchtgebruik Wat zijn de plichten van de vruchtgebruiker tijdens het vruchtgebruik? P 138-141 ! plichten van de vruchtgebruiker raken de openbarde orde niet: vrijstellingen kunnen. De VG staat echter steeds in voor zijn eigen bedrog of zware schuld: clausules die deze plichten opheffen, zijn nietig. 1) Genot als een goede huisvader: art 600 BW algemene plicht: mag nut uit de zaak halen, maar moet ook de nodige zorg dragen ervoor. 2) Bijzondere plichten: - behoud van de zaak: elke beschadiging voorkomen, de productieve kracht van het goed moet in stand gehouden worden (niet de vorm), De totaliteit moet blijven bestaan. -onderhoud: voor huizen: 1. grove herstellingen: in de regel ten laste van de BE (zware muren, gewelven, dak, steunmuren), tenzij ze veroorzaakt zijn door het verzuim van de VG of er een overeenkomst is die de grove herstellingen ten laste van de VG legt. De VG kan de BE echter niet dwingen. 2. gewone onderhoudsherstellingen: (schilderwerk, herstel putten, vegen schoorstenen, nazicht lift, ...) ten laste van de VG; de BE kan hem daartoe ook verplichten. ! deze verplichtingen zijn zwaarder dan die van de huurder! 3. bouwvalligheid: is noch de BE noch de VG verplicht her op te bouwen: de een moet slechts laten genieten (niet doen genieten), voor de ander is het meer dan een gewone onderhoudskost. 3) Dragen van schulden (tav persoon) en lasten (tav zaak): - lasten van de vruchten: VG (directe belastingen, onderhoudskost, lijf- en grondrenten, borg) - lasten van de eigendom (toevallig): wat het kapitaal betreft voor rekening van de BE, maar de VG betaalt de interesten. Betaalt de BE die toch, kan hij ze terugvorderen aan het einde van het VG, plus interest. Als de VG de last betaalt, moet de BE hem het kapitaal terugbetalen, zonder interest - bijdrage in de schulden (bij nalatenschap): algemene VG moet bijdragen, bijzondere niet. - kosten van processen aangaande het genot: volledig voor de VG
Lasten vd vruchten gedragen door de VG, lasten vd eigendom door de BE
24
Wat zijn de verplichtingen van de vruchtgebruikser aan het einde van het vruchtgebruik? P 141- 142 Er zijn twee verplichtingen: de teruggave en de afrekening. 1) Teruggave: - voorwerp: vruchtgebruiker ertoe gehouden het voorwerp in natura terug te geven, in de staat waarin het zich bevond bij de aanvang van het vruchtgebruik. Art 600 BW Enkel als de staat op het einde overeenstemt met het beheer als goede huisvader, en overeenkomstig is met de bestemming, mag het voorwerp ook zo teruggegeven worden. Staat en boedelbeschrijving zijn hier heel belangrijk want dienen als bewijs van hoe de goederen eruitzagen bij de aanvang van het vruchgebruik. Verbruikbare zaken mogen teruggegeven worden in hun tegenwaarde, niet in natura - beschadiging: vr verplicht de zaak in stand te houden, ontsnapt enkel als de zaak verloren of beschadigd is door toeval, hetzij door een oorzaak buiten zijn toedoen, hetzij door normale slijtage. De bewijslast ligt bij de verweerder. 2) Afrekening: - verbeteringen: art 599 BW daarvoor kan vr geen vergoeding vragen zelfs niet als daardoor goed in waarde is gestegen want: vruchtgebruik verondertelt recht van genot = vr bepaalt zelf hoe hij zijn recht uitoefent = mag daarvoor geen vergoeding vragen ogenschijnlijke bikijkheid geminderd door HcC: “verbetering = de werken die het normaal gevolg zijn van het verstandig uitoefenen van het genot en van een wijs en zorgvuldig beheer” Uitz: - als de vruchtgebruiker andere middelen aangewend heeft dan die uit de inkomsten van het vruchtgebruik zelf. - grove herstellingen: zelfde regels - voorgeschoten uitgaven: zelfde regels - retentierecht: voor vruchtgebruiker zolang blote eigenaar vergoeding waarop vr aanspraak kan maken niet heeft terugbetaald Alle gewone herstellingen zijn altijd ten laste van de vruchtgebruiker. Waar de blote eigenaar voorgeschoten heeft op uitgaven, worden interesten gerekend. Waar de vruchtgebruiker voorgeschoten heeft, is enkel het kapitaal verschuldigd. Wat zijn de rechten en plichten van de blote eigenaar t.a.v. de vruchtgebruiker? P 143-144 Rechten: 1) Behoud, toekomstig genot: de blote eigenaar heeft het recht op toekomstig genot van de zaak, en mag dus ook alle daden tot behoud van dat recht stellen (grove herstellingen of opbouw na bouwvalligheid). Dit recht komt ook toe aan de vruchtgebruiker. 2) Genot: komt slechts uitzonderlijk aan de blote eigenaar toe: enkel als de vruchtgebruiker het niet heeft. 3) Beschikking: in het algemeen mag de blote eigenaar alle beschikkingsdaden m.b.t. zijn
25
eigendomsrecht stellen, zolang het vruchtgebruik eerbiedigd wordt = vruchtgebruiker mag niet gehinderd of beknot worden in uitoefening van zijn recht. Bv: eigendom verkopen, verhuren, ruilen, schenken, met hypotheek belasten, erfdienstbaarheden vestigen 4) Rechtsvorderingen: alle rechtsvorderingen terzake instellen (revindicatio, actio confessaria,...) Plichten: algemeen: genot vruchtgebruiker eerbiedigen! 1) zaak niet beschadigen 2) bestemming eerbiedigen: zaak niet wijzigen van bestemming of veranderen 3) huurder niet uitzetten: huurctt eerbiedigen 4) instaan voor bijzondere lasten en grove herstellingen, 5) vrijwaren bij vruchtgebruik ten bezwarende titel of als bruidsschat: in geval van uitwinning kan blote iegenaar gehouden zijn tot schadeloosstelling Hoe zit het met vruchtgebruik op aandelen in een vennootschap? De vraag is hier of de vruchtgebruiker stemrecht krijgt in de vennootschap. Als dit niet statutair of conventioneel geregeld is, zijn er vier mogelijkheden: 1) Restrictieve interpretatie van de wet (Dekkers): de VG heeft enkel recht op de dividenden, en het beschikkingsrecht blijft volledig bij de blote eigenaar. Probleem: de BE die dividenden kan beïnvloeden door zijn stemgedrag en aldus de VG kan schaden. 2) Extensieve interpretatie van de wet (Vandenberghe): de VG mag alle rechten verbonden aan de normale uitoefening laten gelden, dus ook het stemrecht. Probleem: “normale uitoefening” vaag is. 3) Art. 64, 4° Wb.Venn: handelt over mede-eigendom, niet twee verschillende zakelijke rechten. 4) Art. 163 Fr.Venn: stemrecht VG in gewone, stemrecht BE in buitengewone vergaderingen. Probleem: gaat voorbij aan de complexiteit van beleidsbeslissingen in de realiteit. Bespreek misbruik van genotsrecht. Waar kan dat nog? P 146 Misbruik van genotsrecht is een oorzaak van het tenietgaan van een vruchtgebruik. Er is sprake van misbruik als de vruchtgebruiker in de aanwending van het genot tekort schiet: meer bepaald, als hij het erf beschadigt of laat vervallen door gebrek aan onderhoud. Geen misbruik van genotsrecht als er geen staat of boedelbeschrijving opgemaakt werd, of als er geen borg gesteld werd. De blote eigenaar moet dit misbruik bewijzen, en de feitenrechter oordeelt soeverein of verval van het vruchtgebruik opportuun is. Hij kan ook opleggen dat, na het verval, de eigenaar slechts in het genot mag treden als die aan de vruchtgebruiker jaarlijks een bepaalde som betaalt. Misbruik van genot is ook ten nadele van de schuldeisers van de vruchtgebruiker, gezien die risico lopen niet betaald te worden door insolvabiliteit als het vruchtgebruik wegvalt. Misbruik van genotsrecht kan ook bij andere zakelijke rechten, zoals erfpacht.
26
Vergelijk vruchtgebruik met een recht van gebruik en bewoning. P 149 Recht van g/b = art 625-636 BW g: roerende of onroerende zaken b: altijd onroerende zaken A) Gelijkenissen: algemeen gesproken lijken deze rechten sterk op VG, maar ze zijn beperkter in omvang en bovendien verbonden aan de persoon. - op dezelfde wijze teniet, en ontstaan op dezelfde manier als VG. - dezelfde verplichtingen van borg, staat en boedelbeschrijving. - genieten als een goede huisvader. - bijdragen in de periodieke lasten - suppletieve wetgeving, behalve wat betreft de duur. B) Verschillen: recht van g/b meer persoonlijk karakter dan VG - niet verhuren of wijzigen. - niet vatbaar voor hypotheek of beslag - SE hebben geen recht om de afstand te vernietigen want er zijn geen inkomsten uit dit recht - lasten van gebruik blijven dan ook in proportie. - kunnen nooit in de actiefzijde van een faillissement vallen Wat zijn de rechten en plichten bij het opstalrecht volgens de wet? Hoe zit het met conventionele afwijkingen? P 151-152 A) Rechten: (conform de wet) - vervreemden(al blijft het steeds een tijdelijk recht verbonden aan het einde van de oorspronkelijke overeenkomst) - hypothekeren - verhuren en in vruchtgebruik geven (voor de duur van het recht) - met erfdienstbaarheden bezwaren (voor de duur van het recht) - alle hem toebehorende gebouwen en beplantingen afbreken, zolang hij de grond in haar oorspronkelijke staat herstelt - de uitbating wijzigen - belastingen van hem toebehorende gebouwen en beplantingen betalen (niet van de grond! Aangezien hij geen eigenaar is) - reeds bestaande gebouwen en beplantingen kopen (dan mag hij erover beschikken) B) Plichten: - belastingen betalen van de gebouwen en beplantingen (niet van de grond) C) Afwijkingen; conventioneel van afwijken gezien enkel de maximumduur van 50 jaar de openbare orde raakt. - ook ondergrondse gebouwen opstallen (bv ondergrondse parkings). - vergoeding bedongen, verschuldigd aan de grondeigenaar. - soms mag opstalhouder zijn opstalrecht enkel hypothekeren of vervreemden mits voorafgaande toestemming grondeigenaar - soms overeengekomen dat aan het einde van het opstalrecht de grondeigenaar geen
27
vergoeding verschuldigd is aan de opstalhouder voor de verkregen gebouwen en beplantingen. Schets de problematiek bij beëindiging van de erfpacht. Hoe gaat ze teniet en wat zijn de gevolgen daar van? P 155 Erfpacht gaat teniet op dezelfde wijze teniet als het opstalrecht. In de eerste plaats door het verstrijken van de termijn waarvoor de erfpacht werd aangegaan. Ze is niet vatbaar voor stilzwijgende vernieuwing. Bovendien kan de erfpachter, in analogie met de vruchtgebruiker, van zijn recht vervallen verklaard worden wegens genotsmisbruik (niet bij wanbetaling van de cijns – dan geldt het stilzwijgend ontbindend beding, wel bij wanbetaling van verhogingen). De dood van de erfpachter doet de erfpacht niét teniet gaan. Gevolgen: - Wettelijk: de afrekening. Schade door nalatigheid wordt in rekening gebracht; de erfpachter mag zijn werken weghalen als de schade aan de grond daar door gecompenseerd wordt (de eigenaar heeft hier retentierecht); neemt de erfpachter de werken niet weg, dan behoren ze de eigenaar kosteloos toe door natrekking. - Conventioneel: kan men vergoedingswijzen voorzien bv. terugbetaling van halfliggende (kosten materialen / 2) of halfstaande (kosten gebouwen / 2) waarden. kan een uitdrukkelijk ontbindend beding opgenomen worden, gekoppeld aan contractuele wanprestatie. Bijvraag: Halfstaande waarde = vergoeding voor de huidige waarde van de gebouwen, bouwwerken en beplantingen gedeeld door 2 Halfliggende waarde = vergoeding voor de huidige waarde van de materialen gedeeld door 2
Wat zijn erfdienstbaarheden door bestemming van de huisvader? P 156 Dit is een manier waarop erfdienstbaarheden tot stand kunnen komen bij wil vd mens. = de daad, gesteld door een eigenaar van twee erven, die een materiële toestand schept tussen beide erven én die, mochten de erven aan verschillende eigenaars toebehoren, een erfdienstbaarheid zou scheppen. Voorwaarden: - twee onderscheiden erven of erfdelen - toestand van erfdientsbaarheid is ene feitenkwestie - juridische scheiding tss beide erven bestaat (niet noodzakelijk zoals aangegeven op kadaster) komt tot stand door om het even welke vervreemding, verjaring, onteigening,… - enkel voor voortdurende en zichtbare erfdienstbaarheden, net zoals bij de verjaring.
28
Wat is de kritiek van Hansenne m.b.t. het concept van de gemeentelijke erfdienstbaarheid? P 157 Het probleem voor toepassing van het concept erfdienstbaarheid lag in de actiefzijde; er is geen heersend erf. Toch haalt Cassatie in het arrest een “publiek element” aan: het nut voor de hele gemeente. Vooreerst is er in principe geen probleem wat betreft de voorwaarde van 686 BW: het nut komt toe aan de gemeente, en dat eventueel ook individuele personen van dat nut genieten mag geen probleem zijn. Tenslotte komt elk recht finaal aan de persoon toe. In deze optiek lijkt een concept van gemeentelijke erfdienstbaarheid geldig. Toch voegt Hansenne nog drie puntjes van kritiek toe: - De inwoners van Koksijde (de gemeente) zijn geen partij van het contract. Dit hoeft echter niet echt een probleem te zijn: het onstaan van de erfdienstbaarheid kan in een derdenbeding gesitueerd worden. - De eigenaar wordt elk gebruik en genot van zijn lijdend erf ontzegd: dit klopt niet; het recht verzet zich hier niet tegen; de eigenaar kan net als alle andere inwoners gebruik maken van het park. - Bij wanprestatie keert het recht terug naar de oorspronkelijke titularis: dit lijkt onverenigbaar met de figuur van de erfdienstbaarheid, maar is het niet: het gaat om persoonlijke verbintenissen die de erfdienstbaarheid vergezellen en nietigheid is dan een gepaste sanctie. Wat betreft de actiefzijde moet men een pluraliteit van titularissen aanvaarden: de gemeente Koksijde, de NV Casino-Tennis en elke inwoner afzonderlijk. Wat is een erfdienstbaarheid van licht en uitzicht? P 158 - zakelijke rechten: wederkerige wettelijke erfdienstbaarheid - verschaffen het recht om in de muren van je huis raampjes te steken - raken de openbare orde niet, en men kan er dus van afwijken bij overeenkomst. - na 30jaar verjaard en kan men ze niet meer teniet doen. - voortdurend en zichtbaar, en kunnen dus tot stand komen door bestemming van de huisvader - ‘erfdienstbaarheid’: ramen van waaruit je dus op uw buur zijn erf kunt kijken maken dan de last uit die rust op het erf van uw buur(<=> uw erf = heersend erf) Licht = voor een venster dan niet opengaat en enkel licht kan doorlaten. Uitzicht = als het venster wel openkan, en ook lucht doorlaat. ! in gemene muren zijn beiden uitgesloten zonder toestemming van de buur. bij niet-gemene muren zijn ze toegelaten uit hoofde van het eigendomsrecht, maar er zijn een aantal beperkingen bepaald in het BW met betrekking tot de hoogte. Bespreek de natuurlijke erfdienstbaarheid van aflopend water, en haar uitbreiding (Veldwetboek art. 15-18) P 159-160 1) Principe: de eigenaar van een hoger gelegen erf is verplicht de aflopen van water naar een lager gelegen erf, niet tegen te houden en zich erbij neer te leggen. E van lijdend erf kan geen schadeverg vragen van E v heersend erf.
29
2) ‘Water’: het moet gaan om “natuurlijk” water zonder tussenkomst van de mens (men mag het water niet collecteren), en alles wat het meesleept is inbegrepen (bv regenwater, bronwater, klei, slib, kiezeltjes) De E van het hogere erf mag de erfdienstbaarheid niet verzwaren, en mag ze ook niet hinderen en de E van het lijdend erf mag erfdienstbaarheid niet verhinderen (door bv dam te bouwen) 3) Sancties: De erfdienstbaarheid kan enkel ontkend door de E vh lijdend erf, indien hij kan bewijzen dat de last de perken van art 640 BW overschrijd, bij de vrederechter 4) Wijziging: aangezien het om privébelangen gaat kan men de erfdienstbaarheid wijzigen bij overeenkomst, verjaring, bestemming door huisvader 5) Uitbreiding: Het Veldwetboek art 640 uit door te stellen dat de eigenaar van het hoger erf desnoods een zwaardere last zal moeten dragen, maar in ruil een schadevergoeding kan eisen. Het gaat om de erfdienstbaarheden van waterleiding en steun. Wat is een wettelijke erfdienstbaarheid tot openbaar nut? P 160 - raakt de openbare orde - aan eigen regels onderworpen - in de regel geen recht op schadevergoeding. - behoud eigendomsrecht - in tegenstelling tot bij de onteigening - makkelijk gevestigd bij KB, maar gaan moeilijk tenie bv. militaire erfdienstbaarheden (kazernes e.d.), begraafplaatsen, wateren en bossen, ... Ook eenzijdige lasten worden hier ondergebracht, al zijn ze geen erfdienstbaarheid in de volle zin van het woord; er is enkel een lijdend erf (vb bouwverbod). Bv: bouwverbod langs spoorwegen Beschrijf de erfdienstbaarheid van uitweg. P 162-163 = de eigenaar van een erf dat ingesloten ligt, onvoldoende toegang heeft tot de openbare weg, en die toegang niet kan inrichten zonder overdreven kosten of ongemakken kan uitweg vorderen over andere erven, tegen betaling van vergoeding van eventuele schade. Of er voldoende uitweg is, hangt ook af van de uitbating van het erf, en is een feitenkwestie - art 682, 1 BW: openbare orde - niet-wederkerige wettelijke erfdienstbaarheid, - niet te verwarren met het recht van doorgang, dat conventioneel gevestigd wordt. - openbare weg”: ruim geïnterpreteerd - vestiging gebeurt bij overeenkomst of door de rechter (met inachtname van plaatselijke gebruiken, en de minst schadelijke weg nemend). - erfdienstbaarheid gaat teniet op beide wijzen: haar opheffing kan gevorderd worden als ze
30
niet meer nodig is, of op een minder schadelijke plaats kan gevestigd worden. Bij opheffing kan een terugbetaling van de schadevergoeding horen. Bijvraag: wie is de bevoegde rechter voor de erfdienstbaarheid van uitweg? (=vrederechter), moet men steeds de kortste weg nemen?, waarom het artikel van onteigening bij burenhinder?... Hoe gaan erfdienstbaarheden teniet? P 168-169 In beginsel blijven erfdienstbaarheden bestaan zolang de erven bestaan. Naast de algemene rechtsbeginselen (vervallen termijn/vervullen voorwaarde, ontbinding vestigingsakte, afstand, terugkoop) zijn er enkele bijzondere wijzen van tenietgaan door de wet voorzien art 703-710 BW: A) niet uitoefenen gedurende 30 jaar: - berekening van de termijn: voortdurende: vanaf een strijdige daad niet-voortdurende: vanaf dat men stopt erfd te gebruiken - gedeeltelijk gebruik is gedeeltelijk uitdoven - stuiting: wnr heersend erf aan verschillende eigenaars toebehoort belet het genot van 1 van hen de verjaring tov alle anderen - schorsing: indien zich onder de mede-eigenaars iemand bevindt tegen wie de verjaring niet kan lopen (bv minderjarige) bewaart deze het recht van alle overigen B) onmogelijkheid tot gebruiken: - erfd gaat teniet als deze zich in staat bevindt waardoor onmogelijk te gebruiken - als de zaak hersteld is vooraleer ze verjaard is, kan de erfdienstbaarheid echter herleven (zolang de nieuwe niet zwaarder is) - vermenging: alle erfd gaan teniet wnr de beide erven in dezelfde hand verenigd worden want aan de hoofdvereiste is niet meer voldaan (geen twee verschillende eigenaars). uitz: zichtbare erfdienstbaarheden kunnen nog herleven. - verlies van het nut: als de eigenaar van het lijdend erf dit kan bewijzen voor de rechter Bespreek hoe een erfdienstbaarheid teloor kan gaan door vermenging. Visie rechtsleer? P 169 Alle erfdienstbaarheden gaan teniet wanneer beide erven in dezelfde hand verenigd worden Reden: niet langer voldaan aan de hoofdvereiste voor erfdienstbaarheden, namelijk dat er sprake is van erven “toebehorend aan verschillende eigenaars”. De erfdienstbaarheid gaat volgens de rechtsleer echter niet absoluut teloor: ze kan herleven wanneer één van beide erven vervreemd wordt voor de verjaringstermijn verstrijkt, en het om een zichtbare erfdienstbaarheid gaat. Art 695 BW Zijn erfdienstbaarheden vatbaar voor verkrijgende verjaring? Ja, maar enkel zichtbare (uitwendig teken van haar bestaan) én voortdurende (zonder dat daartoe telkens menselijke tussenkomst vereist is) erfdienstbaarheden bv: riolering, licht of uitzicht, gas- en elektriciteitsleidingen). Wat is de burgerrechtelijke inpandgeving? P 170-171
31
Er is burgerrechtelijke en handelsrechtelijke inpandgeving; de aard hangt af van de verbintenis waartoe ze tot zekerheid strekt. De aard van het goed speelt geen enkele rol, noch de hoedanigheid van de partijen. = contract waarbij de SA een roerende zaak afgeeft aan de SE tot zekerheid van de schuld. - gewone geldigheidsvereisten (volwaardige toestemming, SA handelingsbekwaam, geldig voorwerp en oorzaak) - bijzondere geldigheidsvereisten (eigenaar zijn om goederen in pand te geven, bestaan van een hoofdverbintenis, traditio = buitenbezitssteling) Bijvraag: voorwaardentermijnen van verkrijgende verjaring Bijzondere geldigheidsvereisten van inpandgeving. P 172-174 Inpandgeving = ctt waarbij SA aan zijn SE zaak afgeeft tot zekerheid vd schuld 1) Eigendomsrecht: slechts goederen in pand geven waarvan men eigenaar is én die in de handel zijn 2) Bestaan van een hoofdverbintenis: omdat inpandgeving een bijkomend cct is ! inpandgeving bij toekomstige verbi? op voorwaarde dat de schuld bepaald(baar) uit ctt 3) Traditio van het goed: of buitenbezitsstelling behoort tot het wezen vd inoandgeving Op welke goederen kan men een hypotheek vestigen? Waarom is art. 45 Hyp.W. onnozel? P 177-178 A) Regel: in principe zijn enkel onroerende goederen vatbaar (tenzij schepen). Dit omwille van het volgrecht dat aan de hypotheek verbonden is, en dat afgeschaft is voor roerende goederen. Bovendien vergt de hypotheek adequate publiciteit, en die is niet voorhanden voor roerende g. B) Beprekingen: Niet alle OR komen in aanmerking. Voorwaarde: OR moet in beslag genomen en ten gelde gemaakt kunnen worden: het goed moet dus in de handel zijn. - gronderven en gebouwen + vd grond afgescheiden groeven en mijngroeven die afzonderlijk geëxploiteerd - onroerende zakelijke rechten door de wet opgesomd (VG van OR, erfpacht en opstal) + delfstoffen + aandelen Niet: recht van gebruik/bewoning, onroerende rechtsvordering/vorderingsrecht - gebouwen die nog niet opgericht staan, als de verlener een al bestaand recht om te bouwen op de grond heeft. (art 45) Dit is nodig voor het stimuleren van bouw en koop van appartementen, maar is toch een beetje onnozel omdat de eigenaar dan ook een hypotheek op de grond zelf kan nemen, die naderhand automatisch in waarde vermeerdert als er gebouwen op staan op basis van het recht van natrekking.
32
Bespreek de ‘foutloze burenhinder’. Hoe is dit tot stand gekomen? Waarom is 16 GW van belang voor de schadevergoeding? Ontstaan: de evolutie van dit concept kadert in de socio-economische tegenstellingen tussen, enerzijds, de ontwikkeling van de industrie en de daar aan verbonden toenemende reglementering, en anderzijds, de privé-belangen van de persoon. Begrip: men kan zich aan de reglementen houden en toch nog schade veroorzaken aan buren. In dat geval is er geen sprake van een fout en kan 1382 BW niet toegepast worden. Men dient dan na te gaan of de hinder “gewoon” of “buitengewoon” was. De benadeelde partij moet, volgens RS en RL, steeds beschermd worden tegen buitengewone hinder – dit is wanneer de maat van gewone ongemakken tussen buren overschreden wordt. De vraag was echter op welke juridische grondslag de compensatie moest steunen. Dit werde beantwoord door de Kanaal- en Schoorsteenarresten van 1960, waarin de evenwichtsleer geformuleerd werd: als het evenwicht tussen buren wordt verbroken, zonder dat er sprake is van een fout, kan de benadeelde compensatie vorderen op basis van 544 BW jo. 16GW. Artikel 16 GW is van belang omdat het een algemeen vergoedingsbeginsel inhoudt, dat behalve voor onteigening ook in casu toegepast kan worden. Wat is het verschil in processuele aanwending tussen art. 1382 BW en art. 544 BW jo. art.16GW ? Ingeval van fout vordert men op basis van 1382 BW, in geval van foutloze burenhinder hanteert men 544BW jo 16GW. Vier verschillen tussen deze twee methodes. 1) bij 1382 BW de geringste schade voor vergoeding in aanmerking, en bij 544 enkel de overlast. 2) onder 1382 BW een grotere schadevergoeding krijgen. 3) onder 1382 BW kijkt men niet naar eventuele voordelen uit het schadeverwekkend gedrag; onder 544 BW worden die verminderd op de compensatie. 4) onder 544 BW kijkt men naar de voor de compensatie naar de eerste ingebruikneming, en naar de bijzondere gevoeligheid van de gehinderde persoon (bv. een huurder krijgt minder dan een eigenaar want kan gewoon weggaan) Wat is het onevenredigheidscriterium en wat zegt het HvC daar over? Dit criterium wordt gehanteerd in het kader van rechtsmisbruik, en werd geformuleerd in de Kanaal- en Schoorsteenarresten. Het is gesteund op een belangenafweging tussen het nut van een handeling voor de ene en de zware schade voor een ander. Het geringe nut van de titularis van het recht weegt niet op tegen het grove nadeel van een derde. De goede trouw speelt hier een belangrijke rol: de initiële fout van de schadelijder heeft een invloed op de afweging. Als het gaat om een lichte fout (culpa levis) moet men afwegen in het voordeel van de schadeveroorzaker; bij zware fout of kwade trouw, in zijn nadeel.
33
Feiten: het voordeel van de titularis van het eigendomsrecht om de afbraak van een gebouw te vorderen dat 20cm op zijn grond staat weegt niet op tegen het grove nadeel voor de eigenaar van het gebouw. Het vorderen van de afbraak zou rechtsmisbruik uitmaken. Hoe geschiedt de termijnberekening bij verjaring? - vereist vooreerst het verstrijken van een bepaalde termijn, en deugdelijk bezit - stuiting en schorsing mogelijk - termijn voor verkrijgers TGT 10 of 20 jaar (naargelang de woonplaats van de werkelijke eigenaar), - termijnen voor verkrijgers TKT 30jaar (in het kader van de rechtszekerheid) - alle goederen die vatbaar zijn voor bezit, zijn ook vatbaar voor verjaring uitz: immateriele roerende goederen; schepen en vliegtuigen; louter gedoogde rechten; niet- voortdurende en niet-zichtbare erfdienstbaarheden; goederen van het OD - iedereen kan zich er op beroepen uitz: zij die voor een ander bezitten, en hun erfgenamen - verjaring loopt tegen iedereen uitz: voor het openbaar domein, en nooit tegen minderjarigen en onbekwamen Berekening termijn: - bij dagen, niet bij uren - de dies a quo (dag waarop de verjaring start) niet meegeteld - de dies ad quem (de laatste dag van de termijn) meegeteld - termijn vervalt bij het verstrijken van die dag. - zon- en feestdagen zijn inbegrepen, ook als de dies ad quem er één is. Onder bepaalde voorwaarden kan men de termijn reeds verworven door de rechtsvoorganger samenvoegen met de zelf verkregen termijn. Dit gebeurt door de samenvoeging van bezit. Rechtsverkrijgers ten algemenen titel zetten immers de persoon van hun voorganger voort. Bij rechtsverkrijgers ten bijzonderen titel maakt men een onderscheid: - De voorganger was TKT: wordt niet opgeteld, maar korte termijn loopt bij verkrijger TGT. - De voorganger was TGT: zelfs als de verkrijger TKT is, mag het opgeteld worden bij de lange termijn. Schets de evolutie van het concept rechtsmisbruik in de rechtsleer Rechtsmisbruik is één van de twee theorieën die stellen dat het eigendomsrecht enkel uitgeoefend mag worden zonder schade te berokkenen aan derden. Rechtsmisbruik is dan de bedoeling van de titularis om met de uitoefening schade te berokkenen door een verkeerde aanwending (animus nocendi). Verschillende criteria werden gehanteerd doorheen de tijd: 1) Inzicht te schaden: zonder inzicht, geen rechtsmisbruik. Dit subjectief criterium werd vroeger gebruikt, maar men wou een meer objectief element om rechtsmisbruik aan te tonen. 2) Ontstentenis van redelijk belang: men wordt dan verondersteld het inzicht te schaden te hebben. 3) Criterium van de meest schadelijke keuze
34
4) Evenredigheidscriterium: belangenafweging met aandacht voor de goede trouw bij de initiële fout. 5) Finaliteitscriterium: dit is een criterium uit de Franse rechtsleer, en van De Page: rechtsmisbruik moet getoetst worden aan het socio-economisch doel van het recht in kwestie. Dit criterium kent echter weinig succes en wordt slechts als bijkomend bestanddeel gezien. 6) Schuldcriterium: sommigen willen rechtsmisbruik herleiden tot een zuiver aquilaanse fout (Dalcq). Van Ommeslaghe ontwikkelde bovendien een theorie rond “functionele rechten”. Subjectieve rechten moeten gebruikt worden voor de sociale doeleinden (vaag: veel kritiek op) die de wet voorziet, zoniet is er rechtsmisbruik. Bijna alle rechten vallen in die categorie: enkel een kleine groep “discretionaire” rechten kunnen vrijer toegepast worden omdat de bedoeling niet te achterhalen is. Deze groep valt uiteen in “discretionaire functies” (bevoegdheden qualitae qua, bv ouder) en “discretionaire functies sensu stricto” (ten bate van de titularis). Een alternatieve basis is de moraal (ook vaag) of de aquilaanse fout; dit laatste kent veel succes. Men stoelt rechtsmisbruik op 1382 BW. Toch zijn de functionele rechten niet af te schrijven: er zijn immers bepaalde rechten in het belang van een derde (los van sociale doeleinden – niet vaag), die tegenover de zelfzuchtige rechten staan. Bij zelfzuchtige rechten hanteert men dan het principe van de goede huisvader, bij functionele rechten kijkt men of het recht uitgeoefend wordt conform de wet. Hoe kan men voortdurende en zichtbare erfdienstbaarheden verkrijgen? Door een titel, door verjaring, of door bestemming van de huisvader. Kan men iemand vrijstellen van borg? In welke gevallen niet? Vruchtgebruik raakt de openbare orde niet, dus kan men inderdaad vrijstelling krijgen: - Vrijwillige vrijstelling (door een clausule in de akte van de vestiging) - Wettelijke vrijstelling (ouders voor kinderen, onder voorbehoud v vruchtgebruik verkopers) In bepaalde gevallen is vrijstelling echter beperkt: - erfgenamen kunnen de langstlevende echtgenoot verplichten de erfenis te beleggen en zo de roerende goederen blokkeren. Enkel de vruchten worden dan afgestaan. - als het vruchtgebruik slaat op het voorbehouden deel voor de erfgenamen, moet men borg stellen, want dit voorbehouden deel moet gevrijwaard worden (OO). Hoe komen erfdienstbaarheden tot stand? 1) natuurlijke: door de ligging van de plaats, vb aflopen van water 2) wettelijk: tot openbaar of privaat nut (wederkerig/niet-wederkerig) 3) door de wil van de mens: conventioneel, door verjaring (als zichtbaar&voortdurend), door bestemming van de huisvader
35