LEERPLAN SECUNDAIR ONDERWIJS
Vakken:
TV Landbouw/tuinbouw/toegepaste 10-2/10-2 lt/w natuurwetenschappen/toegepaste biologie PV Praktijk landbouw/tuinbouw/ toegepaste natuurwetenschappen/ toegepaste biologie Specifiek gedeelte
Studierichting:
Plant, dier en milieu
Studiegebied:
Land- en tuinbouw
Onderwijsvorm:
BSO
Graad:
tweede graad
Leerjaar:
eerste en tweede leerjaar
Leerplannummer:
2009/009 (nieuw)
Nummer inspectie:
2009 / 27 // 1 / R / SG / 1 / II / / V/11
Pedagogische begeleidingsdienst GO! Onderwijs van de Vlaamse Gemeenschap
8-16/ 8-16 lt/w
BSO – 2e graad – Specifiek gedeelte Plant, dier en milieu PV Praktijk landbouw/tuinbouw/toegepaste natuurwetenschappen/toegepaste biologie (1e en 2e leerjaar: 8-16 lestijden/week) TV Landbouw/tuinbouw/toegepaste natuurwetenschappen/toegepaste biologie (1e en 2e leerjaar: 10-2 lestijden/week)
INHOUD Visie ..........................................................................................................................................................2 Beginsituatie .............................................................................................................................................3 Algemene competenties ...........................................................................................................................4 Leerplandoelstellingen / Leerinhouden / Specifieke pedagogisch-didactische wenken ..........................5 Algemene pedagogisch-didactische wenken .........................................................................................28 Minimale materiële vereisten ..................................................................................................................33 Evaluatie .................................................................................................................................................34 Bibliografie ..............................................................................................................................................37
1
BSO – 2e graad – Specifiek gedeelte Plant, dier en milieu PV Praktijk landbouw/tuinbouw/toegepaste natuurwetenschappen/toegepaste biologie (1e en 2e leerjaar: 8-16 lestijden/week) TV Landbouw/tuinbouw/toegepaste natuurwetenschappen/toegepaste biologie (1e en 2e leerjaar: 10-2 lestijden/week)
VISIE De tweede graad plant, dier en milieu wenst de leerlingen voor te bereiden op tewerkstelling binnen de groene sector. Zij verwerven hier de noodzakelijke basiskennis en de noodzakelijke basishandelingen om in één van de deelsectoren van landen tuinbouw aan de slag te kunnen. Nadruk ligt op tal van essentiële vaardigheden die leerlingen via praktijkoefeningen aanleren en waardoor ze zich tevens correcte werkattitudes eigen maken. In de tweede graad komen de verschillende deelaspecten van de sector ruim aan bod, zodat elke leerling er minstens zijn eigen interesse in behandeld ziet. Het proeven van deze verschillende deelaspecten biedt het voordeel dat de leerlingen enerzijds een totaalbeeld van de sector krijgen en anderzijds in staat zijn een gemotiveerder keuze te maken voor een meer specifieke studierichting in de derde graad BSO. Zo wordt tevens de basis gelegd op een mogelijk soepel inspelen tijdens de latere beroepsloopbaan op wisselende tewerkstellingsmogelijkheden binnen de sector. Binnen elke opleidingsmodule (plant, dier, milieu) kan de school binnen vrij te kiezen contexten en uitbreidingsdoelstellingen regionale en schoolspecifieke accenten leggen.
2
BSO – 2e graad – Specifiek gedeelte Plant, dier en milieu PV Praktijk landbouw/tuinbouw/toegepaste natuurwetenschappen/toegepaste biologie (1e en 2e leerjaar: 8-16 lestijden/week) TV Landbouw/tuinbouw/toegepaste natuurwetenschappen/toegepaste biologie (1e en 2e leerjaar: 10-2 lestijden/week)
BEGINSITUATIE Deze studierichting wendt zich tot de leerlingen met interesse voor natuur, planten en dieren. De leerlingen uit de A- en B-stroom van de eerste graad kunnen instromen, ongeacht de gevolgde basisoptie of het gevolgde beroepenveld.
3
BSO – 2e graad – Specifiek gedeelte Plant, dier en milieu PV Praktijk landbouw/tuinbouw/toegepaste natuurwetenschappen/toegepaste biologie (1e en 2e leerjaar: 8-16 lestijden/week) TV Landbouw/tuinbouw/toegepaste natuurwetenschappen/toegepaste biologie (1e en 2e leerjaar: 10-2 lestijden/week)
ALGEMENE DOELSTELLINGEN De leerlingen kennen: • vaktermen en eenvoudige technieken in verband met de clusters plant dier en milieu; • de namen en specifieke kenmerken van planten en dieren; • onderlinge relaties tussen levende wezens; • eenvoudige wisselwerkingen tussen milieu, planten en dieren. De leerlingen kunnen: • met in acht name van de nodige veiligheidsvoorschriften en hygiënische normen: − eenvoudige gereedschappen en werktuigen hanteren; − producten en materialen hanteren; • beperkt zelfstandig werken met zin voor creativiteit; • elementaire behoeftes van plant en dier inschatten en naar deze specifieke noden handelen; • in functie van de opdracht een juiste werkhouding aannemen; • in concrete situaties een concrete werkmethode volgen. De leerlingen handelen: • sociaal verantwoord; • taakgericht; • gericht op kwalitatieve afwerking op basis van opgelegde of van eigen criteria; • met aandacht voor veiligheid; • met zorg voor het eigen materiaal en voor het materiaal van een ander; • ergonomisch verantwoord; • met respect voor dier, plant en milieu.
4
BSO – 2e graad – Specifiek gedeelte Plant, dier en milieu PV Praktijk landbouw/tuinbouw/toegepaste natuurwetenschappen/toegepaste biologie (1e en 2e leerjaar: 8-16 lestijden/week) TV Landbouw/tuinbouw/toegepaste natuurwetenschappen/toegepaste biologie (1e en 2e leerjaar: 10-2 lestijden/week)
5
LEERPLANDOELSTELLINGEN / LEERINHOUDEN / SPECIFIEKE PEDAGOGISCH-DIDACTISCHE WENKEN ALGEMEEN Onderstaande kerncompetenties zijn competenties van vaardigheden, attitudes en kennis die geïntegreerd gerealiseerd worden en waar elke cluster van het specifieke gedeelte tijd en aandacht zal aan besteden. KERNCOMPETENTIE 1 – Voeling met de groene sector en daarop voorbereidende opleidingen Het is belangrijk dat de leerlingen de diverse deelsectoren van de agrarische sector en de arbeidsmarkt die aansluit op hun opleiding kunnen plaatsen. KERNCOMPETENTIE 2 – Markteconomisch denken en handelen Zowel tijdens de meer theoretische lessen als tijdens praktijkgerichte handelingen kunnen de leerlingen een eenvoudig beeld geven van de kostprijsbepalende factoren van een product of dienst. Het is belangrijk dat de leerlingen steeds weten waarmee ze bezig zijn. Dat wil zeggen dat zij hun handelingen kunnen plaatsen in het markteconomisch gebeuren. Zij beseffen dat zij inspelen op het door hun gekende mechanisme van vraag en aanbod. Zij kunnen de afzetmogelijkheden van een product toelichten. Leerlingen moeten zich kunnen inleven in het koopgedrag van de consument en de invloed van trends op dit koopgedrag nagaan. Via het inzicht in het koopgedrag van de consument kunnen leerlingen klantgericht handelen. KERNCOMPETENTIE 8,13 en 20 – Respectvol omgaan met planten, dieren en het milieu De ervaringswereld van de leerlingen wordt steeds optimaal benut bij het streven naar een respectvolle omgang met dieren, planten en het milieu. Thema’s zoals: −
zwerfvuil;
−
beschadiging aan planten;
−
betreding van gazon;
−
gevaarlijke situaties met dieren;
−
voorkomen van stress bij dieren;
−
omgaan met dode dieren;
−
dierenwelzijn;
−
lokaal natuurbeheer;
−
voedsel en globalisering;
−
transportproblematiek
kunnen aan bod komen tijdens de lessen of kunnen opgenomen worden in interdisciplinaire projecten op schoolniveau. Hierbij kan men initiatieven van de overheid of van organisaties benutten
BSO – 2e graad – Specifiek gedeelte Plant, dier en milieu PV Praktijk landbouw/tuinbouw/toegepaste natuurwetenschappen/toegepaste biologie (1e en 2e leerjaar: 8-16 lestijden/week) TV Landbouw/tuinbouw/toegepaste natuurwetenschappen/toegepaste biologie (1e en 2e leerjaar: 10-2 lestijden/week
DEEL 1 In dit deel worden de kerncompetenties verwezenlijkt in verband met de drie componenten plant, dier en milieu. Dit gedeelte omvat 14 lestijden/week in zowel het eerste als het tweede leerjaar van de tweede graad. De drie componenten komen gelijkwaardig en evenredig aan bod. Uitbreidingsdoelstellingen worden aangeduid met een U en zijn cursief gedrukt. Deze zijn niet verplicht, maar bedoeld voor de meer gevorderde klassen en leerlingen.
CLUSTER PLANT KERNCOMPETENTIE 3 - OMGAAN MET MATERIALEN EN PRODUCTEN MET BETREKKING TOT DE CLUSTER PLANT
DECR. NR.
LEERPLANDOELSTELLINGEN De leerlingen kunnen 1
LEERINHOUDEN
de materialen en producten die gebruikt worden tijdens de praktijkoefeningen herkennen en benoemen.
Materialenkennis
de juiste materiaalkeuze maken in functie van het uit te voeren werk;
Materialenkeuze
het gekozen materiaal op een oordeelkundige manier gebruiken.
Materialengebruik
3
de materialen en producten die gebruikt worden tijdens de praktijkoefeningen op een ergonomische manier gebruiken.
Ergonomie
4
de materialen en producten die gebruikt worden tijdens de praktijkoefeningen op een veilige manier gebruiken.
Veiligheid
5
de materialen en producten die gebruikt worden tijdens de praktijkoefeningen herkennen en benoemen.
Materialenkennis
de juiste materiaalkeuze maken in functie van het uit te voeren werk
Materialenkeuze
het gekozen materiaal op een oordeelkundige manier gebruiken.
Materialengebruik
2
6
SPECIFIEKE PEDAGOGISCH-DIDACTISCHE WENKEN Het is aangeraden deze competentie geïntegreerd te behandelen in kerncompetentie 6.
Productkennis
Productkennis
6
BSO – 2e graad – Specifiek gedeelte Plant, dier en milieu PV Praktijk landbouw/tuinbouw/toegepaste natuurwetenschappen/toegepaste biologie (1e en 2e leerjaar: 8-16 lestijden/week) TV Landbouw/tuinbouw/toegepaste natuurwetenschappen/toegepaste biologie (1e en 2e leerjaar: 10-2 lestijden/week KERNCOMPETENTIE 4 - ONDERHOUDEN VAN MATERIALEN, MACHINES EN OMGEVING MET BETREKKING TOT DE CLUSTER PLANT
DECR. NR.
LEERPLANDOELSTELLINGEN De leerlingen kunnen 1
LEERINHOUDEN
oordelen of het materiaal en/of de machine gebruiksklaar is.
Onderhoud materiaal
het noodzakelijke onderhoud aan het materiaal en machines tijdens het gebruik uitvoeren.
Onderhoud machines
de materialen en machines na gebruik op een doeltreffende manier reinigen en beschermen tegen corrosie. de materialen en machines na gebruik op een doeltreffende manier opbergen. 2
op het einde van de praktijkoefening de werkplek oordeelkundig opkuisen.
Omgeving
3
de geproduceerde afvalstoffen sorteren volgens de opgelegde scheidingsregels.
Afvalstoffen
de geproduceerde afvalstoffen stockeren op de daarvoor voorziene plaats.
SPECIFIEKE PEDAGOGISCH-DIDACTISCHE WENKEN Het is aangeraden deze competentie geïntegreerd te behandelen in kerncompetentie 6.
7
BSO – 2e graad – Specifiek gedeelte Plant, dier en milieu PV Praktijk landbouw/tuinbouw/toegepaste natuurwetenschappen/toegepaste biologie (1e en 2e leerjaar: 8-16 lestijden/week) TV Landbouw/tuinbouw/toegepaste natuurwetenschappen/toegepaste biologie (1e en 2e leerjaar: 10-2 lestijden/week KERNCOMPETENTIE 5 - PLANTEN HERKENNEN, DETERMINEREN EN BENOEMEN
DECR. NR.
LEERPLANDOELSTELLINGEN De leerlingen kunnen 1
de plantendelen herkennen en benoemen.
LEERINHOUDEN Uitwendige bouw van de zaadplant
kenmerken van plantendelen herkennen en benoemen. de typeplanten gebruikt tijdens de lessen herkennen en benoemen. U
2
relevante plantenkenmerken voor het herkennen en benoemen van planten invullen op een fiche.
Plantenfiches
SPECIFIEKE PEDAGOGISCH-DIDACTISCHE WENKEN Waarneming aan de hand van foto’s, levend materiaal, uit de verschillende deelsectoren van land- en tuinbouw. Indicatieve lijst met interessante planten voor de deelsector dier raadplegen. Het is aangewezen om bij de bespreking van de uitwendige bouw van de plant aandacht te besteden aan blad, stengel, wortel, bloem en vrucht. Regelmatig herhalen en inoefenen is aangewezen. Het is aanbevolen te komen tot de opbouw van een plantenfichesysteem waarop de leerling kan steunen gedurende de verschillende jaren. Bij de keuze van de planten rekening houden met hun belang voor de cluster dier. Aanbevolen: 40 à 60 lestijden binnen de graad.
8
BSO – 2e graad – Specifiek gedeelte Plant, dier en milieu PV Praktijk landbouw/tuinbouw/toegepaste natuurwetenschappen/toegepaste biologie (1e en 2e leerjaar: 8-16 lestijden/week) TV Landbouw/tuinbouw/toegepaste natuurwetenschappen/toegepaste biologie (1e en 2e leerjaar: 10-2 lestijden/week KERNCOMPETENTIE 6 - PLANTEN VERMEERDEREN, VOEDEN, VERZORGEN, OOGSTEN EN VERKOOPSKLAAR MAKEN
DECR. NR.
LEERPLANDOELSTELLINGEN De leerlingen kunnen
LEERINHOUDEN
VERMEERDEREN VAN PLANTEN 1
de kenmerken van een goede zaadkwaliteit verwoorden.
Generatieve vermeerdering
de handelingen van een goede zaaiing in verband brengen met de kiemfactoren. verschillende zaaimethodes toepassen. U
2
de kiemrust omschrijven en methodes toepassen om deze op te heffen.
Kiemrust en voorbehandelen van zaden
de noodzaak van het voorbehandelen van zaden bespreken. verschillende methoden van voorbehandeling van zaden uitvoeren. 3
diverse vermeerderingsmethoden van wortelechte planten opsommen, verwoorden en uitvoeren.
Vegetatieve vermeerdering van wortelechte planten
herkomst van het moedermateriaal verwoorden. U
4
de kenmerken van het stekmilieu opsommen en verklaren.
Stekmilieu
VOEDEN VAN PLANTEN 5
de noodzaak van plantenvoeding omschrijven.
Basisbegrippen zoals:
de nodige voedingselementen opsommen.
• humus;
het verschil tussen een voedingselement en een meststofsamenstelling verklaren.
• chemische meststoffen;
de meststoffen indelen naargelang hun aard, inhoud en gebruik. meststoffen en bodemverbeteringsmiddelen toedienen.
• organische meststoffen; • bodemverbeteringsmiddelen; • groenbemesters.
VERZORGEN VAN PLANTEN 6
teeltzorgen die aan diverse tuinbouwproducten moeten uitgevoerd worden, opsommen, verwoorden en toepassen.
Teeltzorgen
9
BSO – 2e graad – Specifiek gedeelte Plant, dier en milieu PV Praktijk landbouw/tuinbouw/toegepaste natuurwetenschappen/toegepaste biologie (1e en 2e leerjaar: 8-16 lestijden/week) TV Landbouw/tuinbouw/toegepaste natuurwetenschappen/toegepaste biologie (1e en 2e leerjaar: 10-2 lestijden/week
DECR. NR.
LEERPLANDOELSTELLINGEN De leerlingen kunnen
LEERINHOUDEN
MARKTKLAAR MAKEN VAN PLANTEN 7
aan de hand van enkele typevoorbeelden het oogstproces doorlopen.
Oogsten
8
geoogste producten aan de hand van eenvoudige kwaliteitsnormen in groepen indelen.
Sorteren
9
geoogste producten aan de hand van eenvoudige verpakkingsvoorschriften klaar maken voor de verkoop.
Verpakken
SPECIFIEKE PEDAGOGISCH-DIDACTISCHE WENKEN Deze competentie dient zoveel mogelijk in de praktijk gerealiseerd te worden. De praktijkoefeningen dienen gerealiseerd te worden binnen de verschillende deelsectoren van de agrarische sector (productie- en dienstensector). Bedrijfsbezoeken en werkplekleren kunnen een meerwaarde betekenen voor het realiseren van bovenstaande doelstellingen. Zaaiingen kunnen volvelds of in teilen uitgevoerd worden. Vegetatieve vermeerderingsmethoden kunnen zijn: stekken, scheuren, uitlopers en afleggen. Onderhoudswerkzaamheden aan het gewas kunnen zijn: steunen en aanbinden, bladplukken, snoeien, dunnen, wortelsnoei, teeltbeëindiging … Aanbevolen lestijden: 140 à 160 lestijden binnen de graad (zie ook kerncompetenties 3 en 4).
10
BSO – 2e graad – Specifiek gedeelte Plant, dier en milieu PV Praktijk landbouw/tuinbouw/toegepaste natuurwetenschappen/toegepaste biologie (1e en 2e leerjaar: 8-16 lestijden/week) TV Landbouw/tuinbouw/toegepaste natuurwetenschappen/toegepaste biologie (1e en 2e leerjaar: 10-2 lestijden/week KERNCOMPETENTIE 7 - HELPEN BIJ ONDERHOUD VAN GROENVOORZIENINGEN
DECR. NR.
LEERPLANDOELSTELLINGEN De leerlingen kunnen 1
de onderhoudszorgen die aan diverse groenvoorzieningen moeten uitgevoerd worden opsommen, verwoorden en toepassen.
LEERINHOUDEN Onderhoud van groenvoorzieningen
SPECIFIEKE PEDAGOGISCH-DIDACTISCHE WENKEN Het accent ligt op basisonderhoud zoals: onkruidbestrijding, gazononderhoud, bloemperken, bescherming tegen vorst, steunen, onderhoud dode materialen. Aanleg komt zeker niet aan bod. Aanbevolen lestijden: 40 à 60 lestijden binnen de graad.
11
BSO – 2e graad – Specifiek gedeelte Plant, dier en milieu PV Praktijk landbouw/tuinbouw/toegepaste natuurwetenschappen/toegepaste biologie (1e en 2e leerjaar: 8-16 lestijden/week) TV Landbouw/tuinbouw/toegepaste natuurwetenschappen/toegepaste biologie (1e en 2e leerjaar: 10-2 lestijden/week
CLUSTER DIER KERNCOMPETENTIE 9 - OMGAAN MET PRODUCTEN EN MATERIALEN MET BETREKKING TOT DE CLUSTER DIER
DECR. NR.
LEERPLANDOELSTELLINGEN De leerlingen kunnen 1
LEERINHOUDEN
producten en materialen m.b.t. de cluster dier herkennen en benoemen. Producten en materialen met betrekking tot de cluster dier uit producten en materialen m.b.t. de cluster dier de juiste keuze maken. producten en materialen m.b.t. de cluster dier oordeelkundig gebruiken. producten en materialen m.b.t. de cluster dier veilig aanwenden. producten en materialen m.b.t. de cluster dier ergonomisch aanwenden.
SPECIFIEKE PEDAGOGISCH-DIDACTISCHE WENKEN Veilig werken zal tijdens alle lessen van dit leerplan als een rode draad door het geheel blijven lopen. Werk met aandacht voor de vigerende regelgeving. Toestellen en materiaal gebruiken met het CEBEC kwaliteitsmerk. Uitvoering gebeurt door de leerling onder toezicht en met aanwijzingen van de leerkracht. Aanbevolen lestijden: 25 à 35 lestijden binnen de graad.
12
BSO – 2e graad – Specifiek gedeelte Plant, dier en milieu PV Praktijk landbouw/tuinbouw/toegepaste natuurwetenschappen/toegepaste biologie (1e en 2e leerjaar: 8-16 lestijden/week) TV Landbouw/tuinbouw/toegepaste natuurwetenschappen/toegepaste biologie (1e en 2e leerjaar: 10-2 lestijden/week KERNCOMPETENTIE 10 - ONDERHOUDEN VAN MATERIAAL, MACHINES EN OMGEVING MET BETREKKING TOT DE CLUSTER DIER
DECR. NR.
LEERPLANDOELSTELLINGEN De leerlingen kunnen 1
materialen, machines en omgeving m.b.t. de cluster dier reinigen en desinfecteren.
LEERINHOUDEN Onderhouden van materialen, machines en omgeving m.b.t. de cluster dier
materialen, machines en omgeving m.b.t. de cluster dier opbergen. aan materialen, machines en omgeving m.b.t. de cluster dier kleine reparaties uitvoeren. op het einde van de praktijkoefening de werkplek oordeelkundig opkuisen. de geproduceerde afvalstoffen sorteren volgens milieubewuste scheidingsregels. de geproduceerde afvalstoffen stockeren op de daarvoor voorziene plaats.
SPECIFIEKE PEDAGOGISCH-DIDACTISCHE WENKEN Om veilig te kunnen werken is het aan te raden om met materialen en machines te werken die goed onderhouden zijn en in degelijke staat verkeren. Onder het begrip ‘omgeving’ verstaan we de huisvesting van het dier, de lokalen, de weides en de bedrijfsterreinen. Leerlingen dienen bewust gemaakt te worden van het proces ‘mestverwerking’. Aanbevolen lestijden: 25 à 35 lestijden binnen de graad.
13
BSO – 2e graad – Specifiek gedeelte Plant, dier en milieu PV Praktijk landbouw/tuinbouw/toegepaste natuurwetenschappen/toegepaste biologie (1e en 2e leerjaar: 8-16 lestijden/week) TV Landbouw/tuinbouw/toegepaste natuurwetenschappen/toegepaste biologie (1e en 2e leerjaar: 10-2 lestijden/week KERNCOMPETENTIE 11 - DIEREN HERKENNEN, DETERMINEREN EN BENOEMEN
DECR. NR.
LEERPLANDOELSTELLINGEN De leerlingen kunnen 1
na waarneming van levende dieren of via foto of andere media de meest courante diersoorten herkennen en enkele eigenschappen verwoorden.
LEERINHOUDEN Uitwendige bouw en typische kenmerken van dieren bijvoorbeeld: −
uitwendige bouw hond: vachtstructuur, kleur, bouw …
−
uitwendige bouw vogel: houding, vederstructuur, kleur …
2
mannelijke en vrouwelijke dieren uit elkaar onderscheiden.
Onderscheid in geslacht en kenmerken
3
belangrijkste diersoorten en rassen indelen.
Indelen van de meest courante soorten en rassen (zie lijst in bijlage)
SPECIFIEKE PEDAGOGISCH-DIDACTISCHE WENKEN Diverse diersoorten met een snelle ontwikkelingscyclus dienen aanwezig te zijn op de school. Waar mogelijk is het aan te raden te werken met levende dieren, cd-roms, dvd’s en videomateriaal. Werk aan de hand van typevoorbeelden, naar keuze van de leerkracht. Het gebruik van de nomenclatuurfiche gaat het bereiken van de doelstellingen vergemakkelijken. Algemene informatie over dieren en een dieren-database: http://www.dierentuin.net/ Lesmateriaal over beschermde diersoorten: http://staff.science.uva.nl/~dcslob/lesbrieven/jelle/HTMLgrof.html Om deze leerplandoelstelling te bereiken wordt het aangeraden samen te werken met rasverenigingen. Het is aan te raden de leerlingen enkel de Nederlandse naam van de gekozen typevoorbeelden aan te leren. Aanbevolen lestijden: 45 à 55 lestijden binnen de graad.
14
BSO – 2e graad – Specifiek gedeelte Plant, dier en milieu PV Praktijk landbouw/tuinbouw/toegepaste natuurwetenschappen/toegepaste biologie (1e en 2e leerjaar: 8-16 lestijden/week) TV Landbouw/tuinbouw/toegepaste natuurwetenschappen/toegepaste biologie (1e en 2e leerjaar: 10-2 lestijden/week
15
KERNCOMPETENTIE 12 - DIEREN VOEDEREN, HUISVESTEN, VERZORGEN EN VERMEERDEREN
DECR. NR.
LEERPLANDOELSTELLINGEN De leerlingen kunnen
LEERINHOUDEN
DIEREN VOEDEREN 1
de noodzaak van voederen verwoorden.
Doel van het voederen van dieren • Levensonderhoud • Productie • Rantsoen
2
de voeder- en waterbehoefte van een dier inschatten door op zijn gedrag, leefomgeving en productiestadium te letten.
Voederbehoefte • Behoefte en gedrag • Behoefte en leefomgeving • Behoefte en productiestadium van een diersoort
3
verschillende voedersoorten herkennen en op de juiste wijze toedienen. Kenmerken van voeder • Voedersoorten • Samenstelling DIEREN HUISVESTEN
4
de noodzaak van adequate huisvesting verwoorden.
Factoren die noodzakelijk zijn om een adequaat dierenverblijf te verwezenlijken.
5
informatie over de natuurlijke omgeving gebruiken bij de huisvesting van Eisen die verschillende soorten dieren stellen aan hun verblijf dieren in gevangenschap. • Specifieke eisen die zoogdieren stellen aan hun een dierenverblijf inrichten. verblijf • Specifieke eisen die vogels stellen aan hun verblijf • Specifieke eisen die reptielen en amfibieën stellen aan hun verblijf • Specifieke eisen die vissen stellen aan hun verblijf
BSO – 2e graad – Specifiek gedeelte Plant, dier en milieu PV Praktijk landbouw/tuinbouw/toegepaste natuurwetenschappen/toegepaste biologie (1e en 2e leerjaar: 8-16 lestijden/week) TV Landbouw/tuinbouw/toegepaste natuurwetenschappen/toegepaste biologie (1e en 2e leerjaar: 10-2 lestijden/week
DECR. NR.
LEERPLANDOELSTELLINGEN De leerlingen kunnen
LEERINHOUDEN
DIEREN VERZORGEN 6
de dagelijkse verzorging uitvoeren.
Dagelijkse verzorging en hygiëne van diverse diersoorten • Voedervoorziening
de conditie van de gehuisveste dieren nagaan en rapporteren.
• Watervoorziening • Controle gezondheid • Voederopname • Urineren, ontlasten, en andere • Waarnemen gedrag (bijv. afwijkend) • Uitwendige controle (ogen, oren, huid, haar, verwondingen, ectoparasieten, en andere) U
7
belangrijke gebreken in gezondheid herkennen en rapporteren en indien Gezondheidsgebreken mogelijk behandelen. Bijv.: EHBO, ontwormen, behandeling parasieten, behandelen assisteren bij behandeling van dieren door een dierenarts. oppervlakkige infecties de werking en het belang van de wettelijk verplichte registratie van dieren aangeven.
Wettelijke registratie
DIEREN VERMEERDEREN 8
de vermeerdering van een aantal dieren observeren, rapporteren en indien mogelijk bewerkstelligen.
Vermeerderen van dieren
SPECIFIEKE PEDAGOGISCH-DIDACTISCHE WENKEN Het is belangrijk dat leerlingen rantsoenen kunnen bepalen die gericht zijn naar de noden van het dier. Het is zeer belangrijk dat leerlingen op zicht voeders en mengelingen kunnen herkennen en benoemen. Voor de wettelijk voorschriften i.v.m. het verblijf van dieren wordt gebruik gemaakt van de informatie, die o.a. te vinden is in het Belgisch Staatsblad: http://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/welcome.pl Desgewenst kan beroep gedaan worden op organisaties die het dierenwelzijn beogen.
16
BSO – 2e graad – Specifiek gedeelte Plant, dier en milieu PV Praktijk landbouw/tuinbouw/toegepaste natuurwetenschappen/toegepaste biologie (1e en 2e leerjaar: 8-16 lestijden/week) TV Landbouw/tuinbouw/toegepaste natuurwetenschappen/toegepaste biologie (1e en 2e leerjaar: 10-2 lestijden/week
DECR. NR.
LEERPLANDOELSTELLINGEN De leerlingen kunnen
LEERINHOUDEN
Vermits een school slechts een beperkt aanbod kan geven op gebied van huisvesting, is het aangewezen om de verwezenlijking van sommige doelstellingen na te streven via bezoeken aan organisaties, bedrijven, evenementen uit de dierensector. Om up to date te blijven van de laatste nieuwigheden binnen de sector is het aan te raden dat de school zich abonneert op verschillende vakbladen. Onder adequate huisvesting kan men volgende delen verstaan: bodemmateriaal, zandbad, uitkijkpost, slaaphok, kooiverrijking. Inrichting aquarium: http://users.telenet.be/frank.panis/artikelen/inrichting.htm Onderhoud aquarium: http://home.scarlet.be/~axeldonk/onderhoud.htm Huisvesting vogels: http://vogels.bossels.com Een nuttige website, met een volledige cursus dierenvoeding, met oefeningen en de oplossingen: http://allserv.rug.ac.be/gjans/lessen/ In de tweede graad wordt de nadruk gelegd op het verstrekken van commerciële, op maat gesneden voeders, terwijl het zelf samenstellen van evenwichtige voeders in de derde graad aan bod komt. De dagelijkse verzorging dient aangepast te zijn aan de noden van het dier: borstelen, wassen, kammen … Een lessenreeks over groei, ontwikkeling en voortplanting: http://members.home.nl/gijben/1/11t.htm Indien de mogelijkheid zich in de praktijk niet voordoet om de geboorte en verzorging van een jong dier mee te maken is het aangewezen deze onderwerpen met het nodige videomateriaal te bespreken. Diverse diersoorten met een snelle ontwikkelingscyclus dienen aanwezig te zijn op de school. Aanbevolen lestijden: 160 à 180 lestijden binnen de graad.
17
BSO – 2e graad – Specifiek gedeelte Plant, dier en milieu PV Praktijk landbouw/tuinbouw/toegepaste natuurwetenschappen/toegepaste biologie (1e en 2e leerjaar: 8-16 lestijden/week) TV Landbouw/tuinbouw/toegepaste natuurwetenschappen/toegepaste biologie (1e en 2e leerjaar: 10-2 lestijden/week
CLUSTER MILIEU KERNCOMPETENTIE 14 - OMGAAN MET PRODUCTEN EN MATERIALEN MET BETREKKING TOT DE CLUSTER MILIEU
DECR. NR.
LEERPLANDOELSTELLINGEN De leerlingen kunnen 1
inzicht verwerven in een duurzame en verantwoorde toepasbaarheid van producten en materialen.
LEERINHOUDEN Kenmerken van duurzaamheid en verantwoord gebruik van energie, verpakking of afval aan de hand van een praktisch voorbeeld
SPECIFIEKE PEDAGOGISCH-DIDACTISCHE WENKEN Alternatieven voor courant gebruikte energiebronnen, verpakkingsmaterialen of meststoffen praktisch uitwerken bijvoorbeeld zonenergie, hernieuwbare verpakking, compostering … Deze leerinhouden lenen zich zeer goed tot het opzetten van een vakoverschrijdend project. Aanbevolen lestijden: 25 à 35 lestijden binnen de graad.
18
BSO – 2e graad – Specifiek gedeelte Plant, dier en milieu PV Praktijk landbouw/tuinbouw/toegepaste natuurwetenschappen/toegepaste biologie (1e en 2e leerjaar: 8-16 lestijden/week) TV Landbouw/tuinbouw/toegepaste natuurwetenschappen/toegepaste biologie (1e en 2e leerjaar: 10-2 lestijden/week KERNCOMPETENTIE 15 - ONDERHOUDEN VAN MATERIAAL, MACHINES EN OMGEVING MET BETREKKING TOT DE CLUSTER MILIEU
DECR. NR.
LEERPLANDOELSTELLINGEN De leerlingen kunnen 1
inzicht verwerven in een duurzaam en verantwoord gebruik en onderhoud van materiaal en omgeving.
LEERINHOUDEN Kenmerken en eigenschappen van materieel en hun toepassingsmogelijkheden Materieel op een veilige, ergonomische en doelgerichte manier gebruiken en onderhouden Praktisch gebruik van het materieel in een passende omgeving
SPECIFIEKE PEDAGOGISCH-DIDACTISCHE WENKEN Bij het uitwerken van een praktisch oefening rekening met de natuureducatieve toepassing van materialen aan de hand van één of meerdere voorbeelden: knotten, snoeien, planten, vlechten, maaien, plaggen … Aanbevolen lestijden: 55 à 65 lestijden binnen de graad.
19
BSO – 2e graad – Specifiek gedeelte Plant, dier en milieu PV Praktijk landbouw/tuinbouw/toegepaste natuurwetenschappen/toegepaste biologie (1e en 2e leerjaar: 8-16 lestijden/week) TV Landbouw/tuinbouw/toegepaste natuurwetenschappen/toegepaste biologie (1e en 2e leerjaar: 10-2 lestijden/week KERNCOMPETENTIE 16 - VAN ENKELE BIOTOPEN DE MACROFAUNA EN –FLORA DETERMINEREN
DECR. NR.
LEERPLANDOELSTELLINGEN De leerlingen kunnen 1
2
op basis van waarnemingen en met behulp van eenvoudige determinatietechnieken verschillende biotopen met hun biotische elementen benoemen.
gegevens verzamelen en bundelen.
SPECIFIEKE PEDAGOGISCH-DIDACTISCHE WENKEN Het maken van een eenvoudige biotoopstudie. Toepassen van verschillende observatie-, vang- en registratietechnieken. Bijhouden van een logboek op basis van sjablonen. Aanbevolen lestijden: 25 à 35 lestijden binnen de graad.
LEERINHOUDEN Minimaal 2 biotopen met kleine landschapselementen, bijvoorbeeld: bos, graskant, brandgang, poel, knotbomen Eenvoudige determinatietechnieken: veldgidsen, zoekkaarten, determinatietabellen en dergelijke Rapporteren aan de hand van een schrijfwijzer of sjabloon
20
BSO – 2e graad – Specifiek gedeelte Plant, dier en milieu PV Praktijk landbouw/tuinbouw/toegepaste natuurwetenschappen/toegepaste biologie (1e en 2e leerjaar: 8-16 lestijden/week) TV Landbouw/tuinbouw/toegepaste natuurwetenschappen/toegepaste biologie (1e en 2e leerjaar: 10-2 lestijden/week KERNCOMPETENTIE 17 - DE RELATIE TUSSEN PLANT EN DIER BESCHRIJVEN
DECR. NR.
LEERPLANDOELSTELLINGEN De leerlingen kunnen 1
LEERINHOUDEN
op basis van waarnemingen inzicht verwerven in de basisterminologie.
Voedselpiramide
op basis van veldwaarnemingen inzicht verwerven in de verschillende relaties tussen planten en dieren op verschillende niveaus.
Voedselweb Samenhang tussen plant en dier: bestuiving, voeding, verzorging …
SPECIFIEKE PEDAGOGISCH-DIDACTISCHE WENKEN Op basis van verschillende waarnemingen, rapportering in het logboek en aanvullende gegevens, conclusies trekken. Visualiseren van de verschillende relaties in een creatieve taak. Vergelijkbare gevallen kunnen uitwerken op basis van eerder verworven informatie en/of observatie. Aanbevolen lestijden: 10 à 20 lestijden binnen de graad.
21
BSO – 2e graad – Specifiek gedeelte Plant, dier en milieu PV Praktijk landbouw/tuinbouw/toegepaste natuurwetenschappen/toegepaste biologie (1e en 2e leerjaar: 8-16 lestijden/week) TV Landbouw/tuinbouw/toegepaste natuurwetenschappen/toegepaste biologie (1e en 2e leerjaar: 10-2 lestijden/week
22
KERNCOMPETENTIE 18 - BASISINZICHTEN VERWERVEN IN VERBAND MET DE INVLOED VAN BODEMKUNDIGE, KLIMATOLOGISCHE OMSTANDIGHEDEN EN CHEMISCHE PROCESSEN OP HET ECOSYTEEM
DECR. NR.
LEERPLANDOELSTELLINGEN De leerlingen kunnen 1
LEERINHOUDEN
aan de hand van een voorbeeld inzicht verwerven in de samenstelling van een bodem en de invloedsfactoren op een ecosysteem.
Elementen van een bodem
2
van klimatologische omstandigheden zowel de elementen van weer en klimaat betrekken op een ecosysteem.
Evolutie van weer en klimaat: de seizoenen, dag en nacht en de invloed op planten en dieren
3
op basis van waarneming inzicht verwerven in een aantal kringlopen binnen een ecosysteem.
Kringloop van het water
Verband tussen bodem en begroeiing
Eenvoudige weergaven van de kringloop van de stof: producent, consument, reducent
SPECIFIEKE PEDAGOGISCH-DIDACTISCHE WENKEN Registratietechnieken aanwenden om een weerkundige evolutie gedurende een tijdsspanne vast te leggen. Bodemmonsters nemen en eenvoudig analyseren. Kringlopen schematisch visualiseren. Aanbevolen lestijden: 25 à 35 lestijden binnen de graad.
BSO – 2e graad – Specifiek gedeelte Plant, dier en milieu PV Praktijk landbouw/tuinbouw/toegepaste natuurwetenschappen/toegepaste biologie (1e en 2e leerjaar: 8-16 lestijden/week) TV Landbouw/tuinbouw/toegepaste natuurwetenschappen/toegepaste biologie (1e en 2e leerjaar: 10-2 lestijden/week KERNCOMPETENTIE 19 - IN DE OMGANG MET DIER, PLANT EN MENS MET ZIN VOOR VERANTWOORDELIJKHEID HANDELEN
DECR. NR.
LEERPLANDOELSTELLINGEN De leerlingen kunnen 1
met zin voor verantwoordelijkheid en hechting in de omgang met dier, plant en mens de begrippen duurzaamheid, leefomgeving en culturele diversiteit betrekken.
LEERINHOUDEN Registratie van aspecten van duurzaamheid in hun eigen omgeving en in een multiculturele omgeving
SPECIFIEKE PEDAGOGISCH-DIDACTISCHE WENKEN Uitwerken van een praktisch voorbeeld zoals een (deel)project gekoppeld aan een extra-murale opdracht. Vergelijken van een milieusituatie in een andere cultuur of natuurlijke omgeving met eigen vaststellingen. Feitenmateriaal verzamelen en kritisch beoordelen uit de actualiteit via de massamedia. Aanbevolen lestijden: 10 à 20 lestijden binnen de graad.
23
BSO – 2e graad – Specifiek gedeelte Plant, dier en milieu PV Praktijk landbouw/tuinbouw/toegepaste natuurwetenschappen/toegepaste biologie (1e en 2e leerjaar: 8-16 lestijden/week) TV Landbouw/tuinbouw/toegepaste natuurwetenschappen/toegepaste biologie (1e en 2e leerjaar: 10-2 lestijden/week
24
DEEL 2 1e leerjaar: 4 lestijden/week, 2e leerjaar: 4 lestijden/week Dit gedeelte bestaat uit twee keuzemodules: plant en dier. De leerlingen kunnen individueel kiezen voor een module. Beide modules bestaan uit 4 uur praktijk en worden waar dit mogelijk is, ook vanuit de invalshoek ‘milieu’ benaderd. MODULE 1: PLANT
DECR. NR.
LEERPLANDOELSTELLINGEN De leerlingen kunnen
LEERINHOUDEN
1
verschillende grondbewerkingsmethoden opsommen, omschrijven en uitvoeren.
Grondbewerkingen
2
een substraat klaarmaken.
Substraten
3
planten verspenen in diverse groeimedia.
Verspenen
4
planten oppotten in verschillende recipiënten.
Oppotten
5
planten verpotten.
Verpotten
6
onkruid voorkomen en bestrijden.
Onkruidbestrijding
7
een planting voorbereiden.
Planten
8
verschillende plantmethoden uitvoeren.
Plantmethoden
9
de gebruikte materialen, grondstoffen en arbeidsuren registreren en een Registratie en kostprijsberekening kostprijsberekening uitvoeren.
SPECIFIEKE PEDAGOGISCH-DIDACTISCHE WENKEN Volgende grondbewerkingsmethoden kunnen in aanmerking komen: spitten, hakken, harken, frezen, cultivateren, eggen, beluchten. Oppotten kan zowel manueel als machinaal uitgevoerd worden. Volgende onkruidbestrijdingsmethoden kunnen in aanmerking komen: bodembedekking, hakken, schoffelen, wieden, wiedeggen … Bij elke machine die aan bod komt, kunnen volgende items behandeld worden: werking, gebruik, onderhoud en veiligheid. Voorbereiden van een planting kan bestaan uit: afmeten, berekenen, uitzetten …
BSO – 2e graad – Specifiek gedeelte Plant, dier en milieu PV Praktijk landbouw/tuinbouw/toegepaste natuurwetenschappen/toegepaste biologie (1e en 2e leerjaar: 8-16 lestijden/week) TV Landbouw/tuinbouw/toegepaste natuurwetenschappen/toegepaste biologie (1e en 2e leerjaar: 10-2 lestijden/week
DECR. NR.
LEERPLANDOELSTELLINGEN De leerlingen kunnen
LEERINHOUDEN
Plantmethoden kunnen zijn: met en zonder kluit, perspot, bol- en knolgewassen, in volle grond of in recipiënten. Plantingen kunnen zowel machinaal als manueel uitgevoerd worden. Werkzaamheden kunnen in alle agrarische deelsectoren (productie- en dienstensector) uitgevoerd worden. Bij de uit te voeren werkzaamheden moet rekening gehouden worden met verschillende aspecten van duurzame land- en tuinbouw.
25
BSO – 2e graad – Specifiek gedeelte Plant, dier en milieu PV Praktijk landbouw/tuinbouw/toegepaste natuurwetenschappen/toegepaste biologie (1e en 2e leerjaar: 8-16 lestijden/week) TV Landbouw/tuinbouw/toegepaste natuurwetenschappen/toegepaste biologie (1e en 2e leerjaar: 10-2 lestijden/week
MODULE 2: DIER DECR. NR.
LEERPLANDOELSTELLINGEN De leerlingen kunnen
LEERINHOUDEN
1
via opzoekingen waarnemingen en gedrag bij dieren bepalen.
Diergedrag
2
door middel van observatie stereotiep gedrag bij courante diersoorten vaststellen en herkennen.
Stereotiep gedrag
3
aan de hand van een ethogram bij middel van observatie de specifieke gedragingen van diverse diersoorten bepalen.
Ethogram bij dieren
4
bij de omgang met diverse diersoorten de juiste handelingen uitvoeren.
Dieren hanteren en transporteren
5
belangrijkste diersoorten en -rassen herkennen en benoemen.
Soorten en rassen:
typische raseigenschappen onderscheiden.
Zoogdieren, vogels, reptielen, amfibieën, vissen Geleedpotigen
6
commerciële dierenvoeders herkennen, beoordelen en toedienen.
Voederbehoefte op maat van leeftijd, diersoort en energiebehoefte Kenmerken van voeder
7
de voeder- en waterbehoefte controleren en rapporteren.
Controle op voeder- en wateropname
8
de lichaamsverzorging op een diervriendelijke en veilige manier uitvoeren.
Lichaamsverzorging
9
de verschillende dierverblijven en opslagruimten ergonomisch verantOnderhoud van de verschillende huisvestingen woord en hygiënisch schoonmaken en onderhouden, rekening houdend Ergonomie met het milieu. Factoren die het klimaat in een dierenverblijf beïnvloeden. de mogelijke gevolgen van de huisvesting op de gezondheid van een dier herkennen en indien nodig hierop anticiperen.
26
BSO – 2e graad – Specifiek gedeelte Plant, dier en milieu PV Praktijk landbouw/tuinbouw/toegepaste natuurwetenschappen/toegepaste biologie (1e en 2e leerjaar: 8-16 lestijden/week) TV Landbouw/tuinbouw/toegepaste natuurwetenschappen/toegepaste biologie (1e en 2e leerjaar: 10-2 lestijden/week
DECR. NR.
LEERPLANDOELSTELLINGEN De leerlingen kunnen
LEERINHOUDEN
SPECIFIEKE PEDAGOGISCH-DIDACTISCHE WENKEN Volgend diergedrag kan waargenomen worden: eetgedrag, voortplantingsgedrag, voederzoekgedrag, vluchtgedrag, verdedigingsgedrag, sociaal gedrag leergedrag en exploiratiegedrag. Wanneer leerlingen dieren hanteren en transporteren dient dit steeds op een veilige manier te gebeuren, dit vooral in situaties wanneer men dieren zal lokken en vangen, samenzetten, verhokken, vastzetten, fixeren, gaan wandelen … Bij het voederen van dieren duidelijke indeling maken naar vleeseters, planteneters en alleseters; hieraan samenstelling en kwaliteit van voeders koppelen. Bij lichaamsverzorging dient aandacht uit te gaan naar: vachtverzorging, huidverzorging, haar- of vederverzorging, nagel-, klauw en hoefverzorging en overige lichaamsverzorging. Verschillende huisvestingsvormen en huisvestingsnormen kunnen samen met leerlingen kritisch besproken worden a.d.h.v. een stellingenspel of een andere didactische werkvorm waarbij de leerlingen een kritische mening vormen. Met behulp van eenvoudige materialen leren de leerlingen kleine herstellingen uitvoeren en eventueel zelf bouwen van kleinere dierenverblijven. Bij het schoonmaken van de dierenverblijven komen verschillende schoonmaakproducten en desinfecterende middelen aan bod. Aan de hand van oefeningen, tekeningen, maquettes … worden inrichting en indeling van een dierenverblijf geconcretiseerd. Huisvestingsvormen op kinderboerderijen, dierentuinen, maneges en veeteeltbedrijven kunnen, indien de mogelijkheid zich voordoet, bezocht worden en werkzaamheden kunnen daar uitgevoerd worden. Bij de uit te voeren werkzaamheden moet rekening gehouden worden met veiligheid en dierenwelzijn.
27
BSO – 2e graad – Specifiek gedeelte Plant, dier en milieu PV Praktijk landbouw/tuinbouw/toegepaste natuurwetenschappen/toegepaste biologie (1e en 2e leerjaar: 8-16 lestijden/week) TV Landbouw/tuinbouw/toegepaste natuurwetenschappen/toegepaste biologie (1e en 2e leerjaar: 10-2 lestijden/week)
28
ALGEMENE PEDAGOGISCH-DIDACTISCHE WENKEN 1
ALGEMENE TOELICHTING BIJ HET LEERPLAN
De klasgrootte mag de veiligheid niet in het gedrang brengen. 1.1
Opbouw van het leerplan
Dit leerplan bestaat uit twee delen. Enerzijds een gemeenschappelijk deel (14 lestijden/week) dat uitgaat van de kerncompetenties van de componenten plant, dier en milieu. Het is een streefdoel om deze componenten in gelijke verhoudingen aan bod te laten komen. Alle leerlingen volgen dit deel. Het tweede deel (4 lestijden/week) vult de leerling in vanuit een keuze uit de component dier of plant.
1.2
Een beroeps- en competentiegericht leerplan
Dit leerplan is in de eerste plaats beroeps- en competentiegericht. Om de beoogde doelstellingen te realiseren verdient het aanbeveling om leerinhouden aan te brengen via de meest directe en realistische methodes (praktijklessen op school, werkplekleren, projectonderwijs, gevalstudies, terreinoefeningen, veldwerk …). Dit nodigt tevens uit tot vakoverschrijdend werken. Dergelijke aanpak veronderstelt de betrokkenheid van een heel lerarenteam. Het zal duidelijk zijn dat hier een belangrijke rol voor de vakgroepwerking is weggelegd. Via geregeld gestructureerd overleg over leerlijnen, leerplanrealisatie en jaarplanvordering … verwerft de leerling op een evenwichtige manier de beoogde competenties. Aandachtspunten binnen de vakgroep kunnen zijn: • evaluatiebeleid en remediëring; • zelfreflectie en bijsturing; • horizontale en verticale afspraken; • cursusmateriaal; • gebruik van informatie en communicatietechnologie (ICT); • extra-murosactiviteiten en werkplekleren; • organisatie van de werkomgeving in functie van veiligheid, hygiëne en welzijn; • materiële behoeften. Het is belangrijk dat de leerlingen leren werken met de basistechnieken van planten- en dierenverzorging in natuurlijk en in gecultiveerd milieu, zodat ze bewust een keuze kunnen maken naar een specialisatie in de derde graad. De leerlingen vertrekken daarom vanuit praktijkgerichte, realistische situaties om deze technieken onder de knie te krijgen. Te sterke nadruk op reproductieve kennis dient vermeden te worden. Het is veel belangrijker om te weten waarom en hoe een handeling moet worden uitgevoerd en wat de mogelijke gevolgen ervan zijn. De leerlingen moeten hun handelingen kunnen plaatsen binnen een breder maatschappelijk en economisch gebeuren. De samenleving hecht meer en meer belang aan voedselveiligheid, ecologie, ecologisch verantwoorde productie en diervriendelijke omstandigheden. Dit past volledig in een vakoverschrijdende benadering met de nadruk op milieueducatie en burgerzin. Het belang van de automatisering en de informatisering loopt als een rode draad doorheen de verschillende clusters.
BSO – 2e graad – Specifiek gedeelte Plant, dier en milieu PV Praktijk landbouw/tuinbouw/toegepaste natuurwetenschappen/toegepaste biologie (1e en 2e leerjaar: 8-16 lestijden/week) TV Landbouw/tuinbouw/toegepaste natuurwetenschappen/toegepaste biologie (1e en 2e leerjaar: 10-2 lestijden/week)
29
De leerlingen moeten beseffen dat een job binnen deze sector een veeleisende en veelomvattende taak is waarbij plant en dier mee het werkritme bepalen. 1.3
Geïntegreerd leerplan
Het leerplan stelt de integratie van technische vakken (TV) en praktijk (PV) voorop. Het is vanuit pedagogisch-didactisch standpunt absoluut noodzakelijk om een degelijke samenhang te brengen tussen praktijk en theorie. Een eerste stap om op dit vlak goede resultaten te bereiken is vertrekken vanuit een geïntegreerd leerplan. Een geïntegreerd leerplan houdt in dat er in de opbouw geen strikte onderverdeling is van vakken. Dit impliceert dat er geen afzonderlijk leerplanonderdeel voor theorie of praktijk uitgeschreven wordt. De lesgever zal de leerplandoelstellingen en leerinhouden dusdanig aanbieden dat de praktijk en de theorie als één harmonieus geheel ervaren worden. Het onderscheid tussen PV en TV is louter omwille van administratieve redenen behouden. Om de geest van de geïntegreerde aanpak niet in het gedrang te brengen, is het wenselijk om de leerinhouden niet te versnipperen over meer lesgevers dan echt nodig. Immers, door versnippering gaat de samenhang verloren en ontstaan tal van overlappingen.
2
ICT-INTEGRATIE
2.1
Wat?
Onder ICT-integratie verstaan we het gebruik van informatie- en communicatietechnologie ter ondersteuning van het realiseren van leerplandoelstellingen. 2.2
Waarom?
Maatschappelijke ontwikkelingen wijzen op het belang van het verwerven van ICT-competenties. Jongeren moeten niet alleen in staat zijn om nieuwe media te gebruiken, zij moeten net zo goed kunnen inschatten wanneer deze efficiënt en effectief kunnen worden ingezet. Het gebruik van nieuwe media sluit zeer goed aan bij de leefwereld van de jongeren en speelt in op hun vertrouwdheid met de beeldcultuur. Er wordt meer en meer belang gehecht aan probleemoplossend denken, kritisch selecteren, het zelfstandig of in groep werken, het kunnen verwerven en verwerken van enorme hoeveelheden informatie. Deze ontwikkelingen zijn ook merkbaar in het onderwijs. In de meeste vakken of bij het nastreven van vakoverschrijdende eindtermen vervult ICT een ondersteunende rol. Door de integratie van ICT kunnen leerlingen: •
het leerproces zelf in eigen handen nemen;
•
zelfstandig en actief leren omgaan met les- en informatiemateriaal;
•
op eigen tempo werken en een eigen parcours kiezen (differentiatie en individualisatie).
2.3
Hoe ICT integreren ter ondersteuning van het realiseren van de leerplandoelstellingen?
Zelfstandig oefenen in een leeromgeving Nadat leerlingen nieuwe leerinhouden verworven hebben, is het van belang dat ze voldoende mogelijkheden krijgen om te oefenen bijv. d.m.v. specifieke pakketten. De meerwaarde van deze vorm van ICT-integratie kan bestaan uit: variatie in oefenvormen, differentiatie op het vlak van tempo en niveau, geïndividualiseerde feedback, mogelijkheden tot zelfevaluatie. Zelfstandig leren in een leeromgeving Een mogelijke toepassing is nieuwe leerinhouden verwerven en verwerken, waarbij de leerkracht optreedt als coach van het leerproces (bijv. in een open leercentrum). Een elektronische leeromgeving (ELO) biedt hiertoe een krachtige ondersteuning.
BSO – 2e graad – Specifiek gedeelte Plant, dier en milieu PV Praktijk landbouw/tuinbouw/toegepaste natuurwetenschappen/toegepaste biologie (1e en 2e leerjaar: 8-16 lestijden/week) TV Landbouw/tuinbouw/toegepaste natuurwetenschappen/toegepaste biologie (1e en 2e leerjaar: 10-2 lestijden/week)
30
Creatief vormgeven Leerlingen worden uitgedaagd om creatief om te gaan met beelden, woorden en geluid. De leerlingen kunnen gebruik maken van de mogelijkheden die o.a. allerlei tekst-, beeld- en tekenprogramma’s bieden. Opzoeken, verwerken en bewaren van informatie Voor het opzoeken van informatie kunnen leerlingen gebruik maken van o.a. cd-roms, een ELO en het internet. Verwerken van informatie houdt in dat de leerlingen kritisch uitmaken wat interessant is in het kader van hun opdracht en deze informatie gebruiken om hun opdracht uit te voeren. De leerlingen kunnen de relevante informatie ordenen, weergeven en bewaren in een aangepaste vorm. Voorstellen van informatie aan anderen Leerlingen kunnen informatie aan anderen meedelen of tonen met behulp van ICT-ondersteuning onder de vorm van tekst, beeld en/of geluid d.m.v. bijv. een presentatie, een website, een folder ... Veilig, verantwoord en doelmatig communiceren Communiceren van informatie betekent dat leerlingen informatie kunnen opvragen of verstrekken aan derden. Dit kan o.a. via e-mail, internetfora, een ELO, chatten, blogging. Adequaat kiezen, reflecteren en bijsturen De leerlingen ontwikkelen competenties om bij elk probleem keuzes te maken uit een scala van programma’s, applicaties of instrumenten, al dan niet elektronisch. Daarom is het belangrijk dat zij ontdekken dat er meerdere valabele middelen zijn om hun opdracht uit te voeren. Door te reflecteren op de gebruikte middelen en de bekomen resultaten te vergelijken, maken de leerlingen kennis met de verschillende eigenschappen en voor- en nadelen van de aangewende middelen (programma’s, applicaties …) en kunnen ze hun keuzes bijsturen.
3
BEGELEID ZELFGESTUURD LEREN
3.1
Wat?
Met begeleid zelfgestuurd leren bedoelen we het geleidelijk opbouwen van een competentie naar het einde van het secundair onderwijs, waarbij leerlingen meer en meer het leerproces zelf in handen gaan nemen. Zij zullen meer en meer zelfstandig beslissingen leren nemen in verband met leerdoelen, leeractiviteiten en zelfbeoordeling. Dit houdt onder meer in dat: −
de opdrachten meer open worden;
−
er meerdere antwoorden of oplossingen mogelijk zijn;
−
de leerlingen zelf keuzes leren maken en verantwoorden;
−
de leerlingen zelf leren plannen;
−
er feedback wordt voorzien op proces en product;
−
er gereflecteerd wordt op leerproces en leerproduct.
De leraar is ook coach, begeleider. De impact van de leerlingen op de inhoud, de volgorde, de tijd en de aanpak wordt groter.
BSO – 2e graad – Specifiek gedeelte Plant, dier en milieu PV Praktijk landbouw/tuinbouw/toegepaste natuurwetenschappen/toegepaste biologie (1e en 2e leerjaar: 8-16 lestijden/week) TV Landbouw/tuinbouw/toegepaste natuurwetenschappen/toegepaste biologie (1e en 2e leerjaar: 10-2 lestijden/week) 3.2
31
Waarom?
Begeleid zelfgestuurd leren sluit aan bij enkele pijlers van ons PPGO, o.m. −
leerlingen zelfstandig leren denken over hun handelen en hierbij verantwoorde keuzes leren maken;
−
leerlingen voorbereiden op levenslang leren;
−
het aanleren van onderzoeksmethodes en van technieken om de verworven kennis adequaat te kunnen toepassen.
Vanaf het kleuteronderwijs worden werkvormen gebruikt die de zelfstandigheid van kinderen stimuleren, zoals het gedifferentieerd werken in groepen en het contractwerk. Ook in het voortgezet onderwijs wordt meer en meer de nadruk gelegd op de zelfsturing van het leerproces in welke vorm dan ook. Binnen de vakoverschrijdende eindtermen, meer bepaald “Leren leren”, vinden we aanknopingspunten als: −
keuzebekwaamheid;
−
regulering van het leerproces;
−
attitudes, leerhoudingen, opvattingen over leren.
In onze huidige (informatie)maatschappij wint vaardigheid in het opzoeken en beheren van kennis voortdurend aan belang. 3.3
Hoe te realiseren?
Het is belangrijk dat bij het werken aan de competentie de verschillende actoren hun rol opnemen: −
de leerling wordt aangesproken op zijn motivatie en “leer”kracht;
−
de leraar krijgt de rol van coach, begeleider;
−
de school dient te ageren als stimulator van uitdagende en creatieve onderwijsleersituaties.
De eerste stappen in begeleid zelfgestuurd leren zullen afhangen van de doelgroep en van het moment in de leerlijn “Leren leren”, maar eerder dan begeleid zelfgestuurd leren op schoolniveau op te starten is “klein beginnen” aan te raden. Vanaf het ogenblik dat de leraar zijn leerlingen op min of meer zelfstandige manier laat −
doelen voorop stellen;
−
strategieën kiezen en ontwikkelen;
−
oplossingen voorstellen en uitwerken;
−
stappenplannen of tijdsplannen uitzetten;
−
resultaten bespreken en beoordelen;
−
reflecteren over contexten, over proces en product, over houdingen en handelingen;
−
verantwoorde conclusies trekken;
−
keuzes maken en verantwoorden
is hij al met een of ander aspect van begeleid zelfgestuurd leren bezig.
BSO – 2e graad – Specifiek gedeelte Plant, dier en milieu PV Praktijk landbouw/tuinbouw/toegepaste natuurwetenschappen/toegepaste biologie (1e en 2e leerjaar: 8-16 lestijden/week) TV Landbouw/tuinbouw/toegepaste natuurwetenschappen/toegepaste biologie (1e en 2e leerjaar: 10-2 lestijden/week)
4
VOET
4.1
Wat?
32
Vakoverschrijdende eindtermen (VOET) zijn minimumdoelstellingen, die – in tegenstelling tot de vakgebonden eindtermen – niet gekoppeld zijn aan een specifiek vak, maar door meerdere vakken of onderwijsprojecten worden nagestreefd. De VOET worden volgens een aantal vakoverschrijdende thema's geordend: leren leren, sociale vaardigheden, opvoeden tot burgerzin, gezondheidseducatie, milieueducatie en muzisch-creatieve vorming. De school heeft de maatschappelijke opdracht om de VOET volgens een eigen visie en stappenplan bij de leerlingen na te streven (inspanningsverplichting). 4.2
Waarom?
Het nastreven van VOET vertrekt vanuit een bredere opvatting van leren op school en beoogt een accentverschuiving van een eerder vakgerichte ordening naar meer totaliteitsonderwijs. Door het aanbieden van realistische, levensnabije en concreet toepasbare aanknopingspunten, worden leerlingen sterker gemotiveerd en wordt een betere basis voor permanent leren gelegd. VOET vervullen een belangrijke rol bij het bereiken van een voldoende brede en harmonische vorming en behandelen waardevolle leerinhouden, die niet of onvoldoende in de vakken aan bod komen. Een belangrijk aspect is het realiseren van meer samenhang en evenwicht in het onderwijsaanbod. In dit opzicht stimuleren VOET scholen om als een organisatie samen te werken. De VOET verstevigen de band tussen onderwijs en samenleving, omdat ze tegemoetkomen aan belangrijk geachte maatschappelijke verwachtingen en een antwoord proberen te formuleren op actuele maatschappelijke vragen. 4.3
Hoe te realiseren?
Het nastreven van VOET is een opdracht voor de hele school, maar individuele leraren kunnen op verschillende wijzen een bijdrage leveren om de VOET te realiseren. Enerzijds door binnen hun eigen vakken verbanden te leggen tussen de vakgebonden doelstellingen en de VOET, anderzijds door thematisch onderwijs (teamgericht benaderen van vakoverschrijdende thema's), door projectmatig werken (klas- of schoolprojecten, intra- en extra-muros), door bijdragen van externen (voordrachten, uitstappen). Het is een opdracht van de school om via een planmatige en gediversifieerde aanpak de VOET na te streven. Ondersteuning kan gevonden worden in pedagogische studiedagen en nascholingsinitiatieven, in de vakgroepwerking, via voorbeelden van goede school- en klaspraktijk en binnen het aanbod van organisaties en educatieve instellingen.
BSO – 2e graad – Specifiek gedeelte Plant, dier en milieu PV Praktijk landbouw/tuinbouw/toegepaste natuurwetenschappen/toegepaste biologie (1e en 2e leerjaar: 8-16 lestijden/week) TV Landbouw/tuinbouw/toegepaste natuurwetenschappen/toegepaste biologie (1e en 2e leerjaar: 10-2 lestijden/week)
33
MINIMALE MATERIËLE VEREISTEN 1 Moderne multimedia dienen beschikbaar te zijn (dvd, pc met internet, beamer …). Het klaslokaal dient genoeg didactisch materiaal te bevatten om een leerstimulerende omgeving te creëren; een vaklokaal en laboratorium is aan te raden. Het is aan te raden dat volgend materiaal voldoende voorhanden is: •
klein materiaal zoals: spaden, hakken, harken, borstels, hofkoorden, rieken, messen, reinigingsmateriaal en –producten, klein materieel en materiaal voor het bouwen en onderhouden van dierenverblijven … • dierenverzorgingsmaterielen en –producten voor: huid-, klauw-, vacht-, en andere lichaamsverzorging als ook een EHBO-koffer voor dieren. • transportmateriaal zoals: kruiwagens, karren, tractoren … • teeltmateriaal zoals: afdekmateriaal, steunmateriaal, irrigatiemateriaal, kweekruimtes voor dieren … • oogstmateriaal zoals: plukemmers en –ladders, inpakmateriaal, weegschalen, was- en spoelmateriaal … • machines zoals: grondbewerkingsmachines, zaai- en plantmachines, oppotmachine, sorteermachine, bos- en grasmaaiers, bladblazers, motorzagen … • voedersoorten en doseermateriaal. • Laboratoriummateriaal voor het uitvoeren van demonstraties, proeven en observaties. De school dient over de nodige professionele infrastructuur te beschikken zoals: • serres • percelen • koelcellen • loodsen • dierenverblijven als terraria, aquaria, volières, zoogdierenverblijven … • opslag- en verwerkingsmogelijkheden voor zowel dierlijk als plantaardig afvalmateriaal. De school dient over de nodige diersoorten, die de verschillende diergroepen vertegenwoordigen, te beschikken. De leerlingen worden verondersteld te beschikken over aangepaste praktijkkledij zoals: overall of werkpak, laarzen en veiligheidsschoenen, regenkledij.
1
Inzake veiligheid is de volgende wetgeving van toepassing: -
Codex ARAB AREI Vlarem.
Deze wetgeving bevat de technische voorschriften die in acht moeten genomen worden m.b.t.: -
de uitrusting en inrichting van de lokalen; de aankoop en het gebruik van toestellen, materiaal en materieel.
Zij schrijven voor dat: -
duidelijke Nederlandstalige handleidingen en een technisch dossier aanwezig moeten zijn; alle gebruikers de werkinstructies en onderhoudsvoorschriften dienen te kennen en correct kunnen toepassen; de collectieve veiligheidsvoorschriften nooit mogen gemanipuleerd worden;
-
de persoonlijke beschermingsmiddelen aanwezig moeten zijn en gedragen worden, daar waar de wetgeving het vereist.
BSO – 2e graad – Specifiek gedeelte Plant, dier en milieu PV Praktijk landbouw/tuinbouw/toegepaste natuurwetenschappen/toegepaste biologie (1e en 2e leerjaar: 8-16 lestijden/week) TV Landbouw/tuinbouw/toegepaste natuurwetenschappen/toegepaste biologie (1e en 2e leerjaar: 10-2 lestijden/week)
34
EVALUATIE 1
DOELSTELLINGEN
De evaluatie dient aan de leerling informatie te geven over de mate waarin hij of zij er in geslaagd is om zowel de kennis als de vaardigheden te beheersen die mogen verwacht worden na het leerproces. De evaluatie moet aan de leerkracht de feedback geven om vast te stellen of hij of zij de meest aangepaste methode hanteert om de gestelde doelen te bereiken. Een evaluatie is meer dan een getal om een rapportcijfer te berekenen. Het is een werkinstrument waarbij permanent en wederzijds (leerling-leraar) besluiten dienen getrokken te worden over het onderwijs- en leerproces. In het kader van het Schoolreglement en het Schoolwerkplan is het aangewezen om ouders en leerlingen tijdig over de wijze van evalueren in te lichten.
2
EIGENSCHAPPEN VAN EEN GOEDE EVALUATIE
Door te evalueren wil men bij de leerlingen nagaan in hoeverre de doelstellingen die men met het leerproces wilde bereiken, bereikt zijn. De evaluatie moet daarom volgende kenmerken bezitten: ze moet valide, betrouwbaar en efficiënt zijn. Validiteit: mate waarin de toets of de eindproef overeenstemt met het gegeven onderwijs. Dit betekent o.a. dat er bij de evaluatie voldoende vragen rond de behandelde contexten moeten voorkomen. Betrouwbaarheid: het uitschakelen van toevalsinvloeden en het aanwenden van objectieve meetmethoden. Efficiëntie: de tijd nodig voor het voorbereiden en het afnemen van de toets moet in verhouding staan tot het bekomen van relevante informatie, liefst in een minimum van tijd. Onvoldoende resultaten bij individuele leerlingen of bij gedeelten van de klasgroep, zullen de leraar ertoe aanzetten om remediërend in te grijpen. Indien nodig zal de leraar voor andere werkvormen en leermiddelen kiezen. Een evaluatie kan een signaal geven om doelstellingen en /of leerinhouden bij te sturen. Verder is de evaluatie een belangrijk gegeven bij de pedagogische begeleiding en bij de controle door de inspectie. Voor de leerling is het van belang, om door de evaluatie te weten te komen, hoe zijn evolutie is binnen het leerproces. Een evaluatiecijfer voor dagelijks werk zal dus noodzakelijker wijze gesteund zijn op veelvuldige evaluatiemomenten die zowel kennis, vaardigheden als attitudevorming omvatten.
3
PERMANENTE EVALUATIE
Mondelinge beurten en korte toetsen hebben vooral als doel na te gaan of de leerlingen de genoemde doelstellingen in voldoende mate hebben bereikt. Leerlingen met achterstand zullen bijkomende opdrachten en taken krijgen om zo snel mogelijk bij te benen. Het is een belangrijke taak voor de leraar om de leerlingen individueel te begeleiden, en om de oorzaken van de achterstand te achterhalen en, mits aangepaste remediëring, deze leerlingen te helpen. ‘Leren leren’ krijgt zo een meer concrete betekenis. Via bepaalde technieken zoals beheersingsleren, geprogrammeerde instructie, hulp van medeleerlingen en eventueel van externe deskundigen (CLB) zullen deze leerlingen geholpen worden. Voor leerlingen die in de betreffende studierichting niet op hun plaats zitten, zal middels afspraken met collega’s, directie en/of CLB, op de begeleidende klassenraad zo snel mogelijk een oplossing gezocht
BSO – 2e graad – Specifiek gedeelte Plant, dier en milieu PV Praktijk landbouw/tuinbouw/toegepaste natuurwetenschappen/toegepaste biologie (1e en 2e leerjaar: 8-16 lestijden/week) TV Landbouw/tuinbouw/toegepaste natuurwetenschappen/toegepaste biologie (1e en 2e leerjaar: 10-2 lestijden/week)
35
worden. De hoofdbedoeling moet blijven, om zo veel als mogelijk leerlingen mee over de meet te krijgen. Verwacht meer en je zult meer krijgen. Hoge verwachtingen zijn voor iedereen belangrijk, zowel voor leerlingen die moeilijk meekunnen en voor zij die zich niet erg willen inspannen als voor goede, gemotiveerde leerlingen. Het rapportcijfer van het dagelijks werk is gesteund op een zo breed mogelijke permanente evaluatie van de afgelopen periode. Hiervoor kan de leraar beschikken over:
4
−
notities over het leergedrag van de leerling in de klas;
−
klasgesprekken;
−
mondelinge overhoringen;
−
korte schriftelijke toetsen;
−
herhalingstoetsen (grotere leerstofgedeelten);
−
huis- en klastaken;
−
kwalitatieve beoordeling aangaande praktische oefeningen, laboratoriumwerk;
−
notities over de mate van het beheersen van de vaardigheden. AANBEVELING I.V.M. EXAMENS (VOOR ZOVER DEZE DOOR DE SCHOOL WORDEN INGERICHT)
Examens houden een productevaluatie in. Na analyse van de resultaten wordt ook hier door de leraar een diagnose opgesteld, die aanleiding kan zijn tot bijsturing van het leerproces. Tevens kunnen remediërende maatregelen voor individuele leerlingen ook hier weer uit voortspruiten. Zowel het gepast aanbieden van de leerstof en de evaluatie als het aanbieden van remediërende opdrachten zijn essentieel in het door ons beoogde totale leerproces. Via een grote variatie in vraagvormen (open en halfopen, invulvragen, juist-onjuist vragen, sorteervragen, rangschikkingvragen en meerkeuzevragen) zullen vooral de minimumdoelstellingen getoetst worden. Uitsluitend theorievragen moeten vermeden worden. De duur van de schriftelijke examens komt ten hoogste overeen met het aantal wekelijkse lestijden voor het vak met een minimum van twee lestijden. De examens worden afgenomen in aanwezigheid van de vakleraar. Hij deelt de leerlingen, bij aanvang van de proef, mee dat bijkomende vragen ter verduidelijking kunnen gesteld worden. Elke bijkomende toelichting wordt hardop gegeven, zodat alle leerlingen op een gelijke wijze worden behandeld. Een exemplaar van de gestelde vragen met aanduiding van de puntenverdeling wordt samen met de verbeterde examenkopijen in het archief bewaard. Dit exemplaar wordt tevens aangevuld met een niet-absolute modeloplossing (de leerling kan terecht een andere oplossingsmethode gebruiken) of met een opsomming van de aandachtspunten die aanwezig moeten zijn voor oplossingen op open vragen en taken. Na de proeven hebben de leerlingen het recht de modeloplossing in te zien. Ook hebben zij het recht, op hun vraag, om hun gecorrigeerd examen in te zien.
5
ALGEMENE RICHTLIJNEN I.V.M. VRAAGFORMULERING
De vragen/opdrachten met aanduiding van de cijferverdeling op de modeloplossing en de aanwijzingen voor de oplossing van de open vragen, worden opgesteld en vooraf aan de directeur overhandigd.
BSO – 2e graad – Specifiek gedeelte Plant, dier en milieu PV Praktijk landbouw/tuinbouw/toegepaste natuurwetenschappen/toegepaste biologie (1e en 2e leerjaar: 8-16 lestijden/week) TV Landbouw/tuinbouw/toegepaste natuurwetenschappen/toegepaste biologie (1e en 2e leerjaar: 10-2 lestijden/week)
36
Om achteraf discussies te vermijden zorgt men ervoor dat de leerlingen beschikken over:
6
−
een duidelijk beeld van wat van hen verwacht wordt;
−
de vragen en opdrachten die reeds zijn voorgekomen gedurende het didactisch proces;
−
een schriftelijk overzicht van de voor het examen te kennen leerstof;
−
een geschreven mededeling waarin staat welke informatiebronnen en welk materiaal ze mogen/moeten meebrengen op het examen;
−
een blad met vragen om overschrijffouten te vermijden.
CORRECTIE
Objectieve correctienormen zijn vanzelfsprekend een noodzaak. Wanneer een antwoord verschillende elementen inhoudt, is het aangewezen per essentieel element een puntenverdeling te maken. De leraar die aan zelfevaluatie wil doen, zal in tabelvorm een overzicht van de behaalde resultaten per leerling en per vraag opstellen. Daarop aansluitend wordt dan verwacht dat de leraar zijn besluiten trekt in verband met de gebruikte onderwijsmethode. Tevens is dit een uitstekend hulpmiddel om gefundeerde remediërende maatregelen t.o.v. de leerlingen te treffen.
BSO – 2e graad – Specifiek gedeelte Plant, dier en milieu PV Praktijk landbouw/tuinbouw/toegepaste natuurwetenschappen/toegepaste biologie (1e en 2e leerjaar: 8-16 lestijden/week) TV Landbouw/tuinbouw/toegepaste natuurwetenschappen/toegepaste biologie (1e en 2e leerjaar: 10-2 lestijden/week)
37
BIBLIOGRAFIE De onderstaande bronnen zijn in hoofdzaak bedoeld als achtergrondinformatie voor de leerkracht. Bij gebruik in de klas dient de leraar er over te waken dat de informatie op het niveau van de leerlingen wordt aangeboden.
A. DIER HANDBOEKEN EN REFERENTIEWERKEN
ADRIAN, C., Tirion, Landschildpadden, ISBN 90 5210 144 2. BERTELS, G., e.a., "Zoönosen - Ziekten en besmettingen die van dieren op mensen kunnen overgaan", gratis brochure, Provinciale Landbouwdienst, Herkenrodestraat 20, 3600 Genk. BIRR, U., Compleet handboek katten, 189 pagina's, Centrale Uitgeverij, 2003, ISBN: 904470107X. BOGAART, N.C.R., Paardenvoeding, verzorging, huisvesting, Lisse. BOSSIER, BRAT en CLAEYS, Moderne Dierkunde, Uitgeverij Van In. BRUINS, E. Terrarium Encyclopedie, uitgeverij Rebo Productions, ISBN 90 366 1176 8. BURNIE, D., Dieren, 624 pagina's, ANWB Media B.V., 2002, ISBN: 9018015644. BURTON M., e.a., Winkler Prins Encyclopedie van het dierenrijk, Amsterdam, 6 dln. CHOUKAIR, K., Fretten, 65 pagina's, Tirion Natuur, ISBN: 9052103720. DAVIES, R. & DAVIES, V., Reptielen en amfibieën, 208 pagina's, Tirion Natuur, ISBN: 905210316X DE CLEENE, M., Giftige plantengids, uitg. Tirion, 2000. DELIN, H. e.a., Thieme, Vogelatlas, ISBN 90 0390 073 6. HALLEBEEK, A., 100 vragen over paard en voeding, 119 pagina's, Bosch & Keuning. HOFMANN, H., Zoogdierengids in kleur, Thieme, Baarn NL. KASSELMANN, C., Handboek aquariumplanten, 472 pagina's, Tirion Natuur, ISBN: 9052102805. NAAKTGEBOREN, C., Geiten en dwerggeiten als gezelschapsdier, CirCum Publishing, 2001 ISBN: 9052661391. NAAKTGEBOREN, C., De ezel als gezelschapsdier, CirCum Publishing, 2001, ISBN: 9052661618. NELISSEN, M., Introductie tot de gedragsbiologie, Garant, Leuven, 1997. PETERSON, R., Peterson vogelgids, Tirion, Baarn, Nederland. SCHLIEWEN, U., Het moderne aquarium, Tirion Natuur, 2001, ISBN: 905210137X. TAYLOR, B., Slangen, 64 pagina's, Lantaarn B.V., ISBN: 9054260165. VAN DER MOLEN, R., Elementaire kynologische kennis, druk 7, 416 pagina's, Zuid Boekproducties, ISBN: 9062488536. VERHOEF-VERHALLEN, E., geïllustreerde encyclopedieen, Rebo Productions.
CD-ROM’S Animal Planet, Discovery Channel Multimedia, Valkesier (Fauna - 1100 diersoorten, flora en allerlei ecosystemen). De natuur, Media Club, Roeselare (Ref. 4726), (Interactieve encyclopedie over dieren, planten en hun omgeving).
BSO – 2e graad – Specifiek gedeelte Plant, dier en milieu PV Praktijk landbouw/tuinbouw/toegepaste natuurwetenschappen/toegepaste biologie (1e en 2e leerjaar: 8-16 lestijden/week) TV Landbouw/tuinbouw/toegepaste natuurwetenschappen/toegepaste biologie (1e en 2e leerjaar: 10-2 lestijden/week)
38
Encarta Encyclopedie, Winkler Prins Editie, Microsoft. Insecten van Europa, Natuur & Techniek, Amsterdam. Material Safety Data Sheets, ruim 5000 (gratis) veiligheidskaarten, met printersturing, VEL, Leuven. Voeren van gezelschapsdieren, Ontwikkelcentrum. World Book - Multimedia Encyclopedia, IBM, Mediamix, (Naslagwerk met link naar Internet),
TIJDSCHRIFTEN Avicultura Voor kleindierenliefhebbers in Nederland en België met uitgebreide rasbeschrijvingen in kleur, tientallen fokkersadvertenties in elk nummer en allerhande artikelen: http://www.avicultura.net Onze Hond Maandelijkse uitgave voor de hondenliefhebber: http://www.bcm.nl/onzehond De Vogelwereld: uitgegeven door de AOB (algemeen ornithologische bond) De Witte Spreeuwen: uitgegeven door de KBOF (Koninklijke Belgische Ornithologische Federatie)
NUTTIGE ADRESSEN Administratie Milieu-, Natuur-, Land- en Waterbeheer, www.mina.be Koning Albert II-laan 20, 1000 Brussel. ANDI BEL (Belgische Beroepsfederatie van handelaars in vogels, gezelschapsdieren en toebehoren VZW), Veerstraat 55 9031 Drongen (Gent). Antigifcentrum (Tel. 070-245 245), www.poisoncentre.be/ p/a Militair Hospitaal Koningin Astrid, Bruynstraat 1, 1120 Brussel. Departement voor Dierenvoeding en Veehouderij, www.clo.fgov.be/dvv Scheldeweg 68, 9090 MelleGontrode. European Schoolnet Office, www.eun.org Plejadenlaan 11, 1200 Brussel. Federaal Ministerie van Tewerkstelling en Arbeid, www.meta.fgov.be Belliardstraat 51, 1040 Brussel. Federatie van de Voedingsindustrie, www.fevia.be Kortenberglaan 172, 1000 Brussel. Focus Research, www.belspo.be/focus/foc1_n.htm Triomflaan 63, 1160 Brussel. Instituut voor Natuurbehoud, www.instnat.be Kliniekstraat 25, 1070 Brussel. Instituut voor Praktische Bibliografie (IPB) Jezusstraat 16, 2000 Antwerpen. Instituut voor Tropische Geneeskunde, www.itg.be Nationalestraat 155, 2000 Antwerpen. IPC Plant en Dier, Wesselseweg 32, NL-3770 AB Barneveld. Jeugd, Cultuur en Wetenschap, www.jeugdwerknet.be/jcw Toekomststraat 9, 1800 Vilvoorde. Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen, www.kbinirsnb.be Vautierstraat 29, 1040 Brussel. Koninklijke Maatschappij voor Dierkunde, www.zooantwerpen.be Koningin Astridplein 26, 2018 Antwerpen. Marien Ecologisch Centrum, http://user.online.be/~mec-voc/noframes01.html Langestraat 99, 8400 Oostende. Museum voor Dierkunde, http://allserv.rug.ac.be/~dvscheld/ K.L. Ledeganckstraat 35, 9000 Gent. Nederlands Instituut voor Biologie, www.nibi.nl Nicolaas Beetsstraat 222, 3503 RP Utrecht. Nutriënten België, www.nubel.com Esplanadegebouw, lokaal 11.04, 1010 Brussel. Nutrition Information Center, www.nicevzw.be Treurenberg 16, 1000 Brussel.
BSO – 2e graad – Specifiek gedeelte Plant, dier en milieu PV Praktijk landbouw/tuinbouw/toegepaste natuurwetenschappen/toegepaste biologie (1e en 2e leerjaar: 8-16 lestijden/week) TV Landbouw/tuinbouw/toegepaste natuurwetenschappen/toegepaste biologie (1e en 2e leerjaar: 10-2 lestijden/week)
39
Openbare Vlaamse Afvalstoffen-Maatschappij, www.ovam.be K. De Deckerstraat 22-26, 2800 Mechelen. Ontwikkelcentrum, Educatieve uitgaven en dienstverlening, Willy Brandtlaan 81 Postbus 4516710 BL Ede, Nederland, www.ontwikkelcentrum.nl. Provinciaal Instituut voor Hygiëne, www.provant.be/pih Kronenburgstraat 45, 2000 Antwerpen. Teleac/NOT SchoolTV, www.teleacnot.nl Uitgeverij EPO, Lange Pastoorstraat 25-27, 2600 Berchem. Vakgroep Dierenvoeding, Dierlijke Genetica, Vee-Uitbating en Ethologie, http://allserv.rug.ac.be/~gjans/ Universiteit Gent, Heidestraat 19, 9820 Merelbeke. Vereniging voor het Onderwijs in de Biologie, de Milieuleer en de Gezondheids-educatie (VOB vzw) http://www.vob-on. Vlaamse Milieumaatschappij, www.vmm.be Van de Maelestraat 96, 9320 Erembodegem (Aalst). Vlindertuin, www.knokke-heist.be/vlindert.htm Bronlaan 14, 8400 Knokke-Heist. Wereld-Natuur-Fonds, www.wwf.be Waterloosteenweg 608, 1050 Brussel.
B. PLANT HANDBOEKEN EN REFERENTIEWERKEN DE LANGHE e.a., Flora van België, het Groot-Hertogdom Luxemburg, Noord-Frankrijk en de aangrenzende gebieden, Uitg. Nationale Plantentuin. HEIMANS, HEINSIUS en THYSSE, De geïllustreerde flora van Nederland, Uitg. Versluys. HEUKELS e.a., Flora van Nederland, Uitg. Wolters. BOON, C., Leven en groei van plant en dier; Belgische boerenbond, Leuven 1995. CHRISTOPHER, B., Atrium tuinplanten encyclopedie, Atrium, 1996. DE SAULLES, D., Deltas groot moestuinboek, Zuidnederlandse NV, Aartselaar 1996. GROENBOEKERIJ; Tuinieren stap voor stap; Zomer en Keuning uitgevers Ede Antwerpen. ROORDA, N. en VAN EYSINGA, Dr Ir J Pl; De voedingselementen, Proefstation voor tuinbouw onder glas te Naaldwijk, Nederland. Vlaco’s Praktijkgids Compost Kan. De Deckerstraat 22-26 2800 Mechelen. Biologische landbouw, Ministerie van Middenstand en Landbouw. Preventie in Land- en Tuinbouw, preventagri. Hoe bemest ik mijn tuin, Bodemkundige Dienst van België, de Croylaan 48, 3001 Heverlee. Bomen herkennen aan hun blad of aan hun knoppen, Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Departement Leefmilieu en Infrastructuur. Code van goede landbouwpraktijken; (Bestrijdingsmiddelen, vollegrondsgroenten en fruitteelt) Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Afdeling Land- en Tuinbouwvorming Leuvenseplein 4, 1000 Brussel.
TIJDSCHRIFTEN Vakblad van de Bloemisterij Bloemen en Planten Hobbytuin Proeftuinnieuws
BSO – 2e graad – Specifiek gedeelte Plant, dier en milieu PV Praktijk landbouw/tuinbouw/toegepaste natuurwetenschappen/toegepaste biologie (1e en 2e leerjaar: 8-16 lestijden/week) TV Landbouw/tuinbouw/toegepaste natuurwetenschappen/toegepaste biologie (1e en 2e leerjaar: 10-2 lestijden/week) Groenten en Fruit De Boomkwekerij Verbondsnieuws Tuin en Landschap Fruitteelt (B) Fruitteelt (NL) Belgische Fruitrevue Loonwerk Groei en Bloei Fleur De boer en tuinder; Belgische Boerenbond
NUTTIGE WEBSITES http://hotpot.klascement.net/ http://www.bioplek.org/ http://www.vob-ond.be/FOCA.html http://botany.csdl.tamu.edu/FLORA/201Manhart/Homepage.html http://www.mobot.org/MOBOT/Research/APweb/welcome.html http://botit.botany.wisc.edu/ http://www.biologie.uni-hamburg.de/b-online/ http://wilde-planten.nl/ http://www.macmerik.nl/indexflora.html http://www.koentimmers.be/determinatie/ http://www.botany.hawaii.edu/faculty/carr/nfpfamilies.htm http://www.emc.maricopa.edu/faculty/farabee/BIOBK/BioBookflowersII.html http://botweb.uwsp.edu/Anatomy/ http://zygote.swarthmore.edu/phyto1.html http://www.kuleuven-kortrijk.be/bioweb/?page=guide&lang=nl http://www.fotoherbarium.nl/paddestoelen.php http://www.vilt.be www.pcainfo.be http://www.west-vlaanderen.be/upload/pcbt/index.html
C. MILIEU HANDBOEKEN EN REFERENTIEWERKEN AMINAL, ANB, Zoekkaarten. ANB, Volledige cursus bosbouwbekwaamheid. ANB, Volledige cursus harmonisch park en groenbeheer.
40
BSO – 2e graad – Specifiek gedeelte Plant, dier en milieu PV Praktijk landbouw/tuinbouw/toegepaste natuurwetenschappen/toegepaste biologie (1e en 2e leerjaar: 8-16 lestijden/week) TV Landbouw/tuinbouw/toegepaste natuurwetenschappen/toegepaste biologie (1e en 2e leerjaar: 10-2 lestijden/week)
41
BOER, Ecologisch groenbeheer in de praktijk, 2001. DE SMEDT, P., COLPAERT, R., SCHOUKENS, H.en WAUTERS, F., Speciale beschermingszones in Vlaanderen: Juridische aspecten en richtlijnen voor de praktijk. DECLEER, K., Europees beschermde natuur in Vlaanderen en het Belgische deel van de Noordzee: Habitattypen en Dier- en plantensoorten, 2007. DIERICKX, H., De mooiste natuurplekjes van België, 2004. HERMY, M., ANB, Groenbeheer, een verhaal met toekomst, 2008 HERMY, M., DE BLUST, G., Punten en lijnen in het landschap, 1997. HERMY, M., DE BLUST, G. en SLOOTMAEKERS, M., Natuurbeheer. INBO, Natuurrapport Vlaanderen, 2008 en volgende. INSKIPP, C., Afval en recycling - Een beter milieu, 2006. JOHNSON, O., MORE, D., ANWB Bomengids van Europa. KOSTER, A., Ecologisch groenbeheer, 2001. MORGAN, S; Afval, recycling en hergebruik, 2007. ROORDA, N., Basisboek duurzame ontwikkeling, 2005. TIRION, Natuurgidsen, Thiem en elsevier. ZANDERIK, R., RINGNALDA, H., Grazers in grote en kleine natuurgebieden. ZWAENEPOEL, A., Werk aan de berm! : Handboek botanisch bermbeheer.
NUTTIGE WEBSITES EN VERENIGINGEN www.natuurpunt.be www.bosengroen.be www.ecopedia.be www.vbv.be www.inbo.be www.soortenbank.nl http://www.kuleuven-kortrijk.be/bioweb/
TIJDSCHRIFTEN Natuur.blad / Natuur.oriolus / Natuur.focus Eos Groencontact Machines voor tuin en landschap
BSO – 2e graad – Specifiek gedeelte Plant, dier en milieu PV Praktijk landbouw/tuinbouw/toegepaste natuurwetenschappen/toegepaste biologie (1e en 2e leerjaar: 8-16 lestijden/week) TV Landbouw/tuinbouw/toegepaste natuurwetenschappen/toegepaste biologie (1e en 2e leerjaar: 10-2 lestijden/week)
42
BIJLAGEN Hierna volgen indicatieve lijsten met planten en dieren. Deze lijsten worden louter als hulpmiddel voor de leraar toegevoegd. Het is zeker niet de bedoeling al deze planten en dieren systematisch te behandelen maar ze dienen ter ondersteuning bij het zoeken naar relevante voorbeelden.
BIJLAGE 1: INSECTEN, MIJTEN, SPINTEN EN DIEREN VAN BELANG VOOR DE CLUSTER PLANT Insecten – mijten – spinten Bladluis; witte vlieg; thrips; rupsen; spint en mijten; dop- en schildluizen; wolluis; aardrupsen; emelten; ritnaalden; engerlingen; gegroefde lapsnuitkever (taxuskever); perenbladvlo; wantsen; groentevliegen; bloesemsnuitkever; fruitmot (appelmade). Aaltjes Bladaaltjes; stengelaaltjes; wortelaaltjes; wortelknobbelaaltjes; cystenvormende aaltjes; vrijlevende aaltjes. Weekdieren Naaktslakken; huisjesslakken. Vogels nuttige vogels: insecteneters: •
mezen: koolmees; pimpelmees;
•
zangers: tuinfluiter; zwartkop; fitis; tjiftjaf;
•
lijsters: grote lijster; zanglijster; roodborst; zwarte roodstaart;
•
zwaluwen: boerenzwaluw; huiszwaluw;
•
vliegenvangers: bonte vliegenvanger; grauwe vliegenvanger;
•
kwikstaarten: witte kwikstaart; gele kwikstaart;
•
spechten: grote bonte specht; groene specht;
•
overigen: heggenmus; winterkoning; boomkruiper; roek; boomklever; gierzwaluw; steenuil; boomvalk; spreeuw; merel; huismus; ringmus; kievit.
knaagdiereters: •
dagroofvogels: torenvlak; buizerd;
•
nachtroofvogels: bosuil; kerkuil; ransuil;
vogelvangers of vogelverjagers: •
dagroofvogels: slechtvalk; boomvalk; sperwer; havik.
BSO – 2e graad – Specifiek gedeelte Plant, dier en milieu PV Praktijk landbouw/tuinbouw/toegepaste natuurwetenschappen/toegepaste biologie (1e en 2e leerjaar: 8-16 lestijden/week) TV Landbouw/tuinbouw/toegepaste natuurwetenschappen/toegepaste biologie (1e en 2e leerjaar: 10-2 lestijden/week)
43
schadelijke vogels: vernielen van vruchten: merel; spreeuw; houtduif; knoppenpikkerij: houtduif; huismus; omwoelen van het zaaibed: huismus; bejagen en verstoren van insectenetende vogels: zwarte kraai; ekster; Vlaamse gaai. Zoogdieren orde van de roofdieren: vos; wezel; bunzing; hermelijn; steenmarter. orde van de knaagdieren: haasachtigen: haas; konijn; muisachtigen: ware muizen; bruine rat; zwarte rat; bosmuis; huismuis; woelmuizen: woelrat; veldmuis; muskusrat; orde van de insecteneters: mol; spitsmuizen; egel.
BIJLAGE 2: PLANTEN BELANGRIJK VOOR DE CLUSTER DIER Landbouwgewassen: aardappel; blauwmaanzaad; gerst; harde tarwe; haver; koolraap; mais; rode klaver; rogge; suikerbiet; tarwe; tuinboon, veldboon; voederbiet; voederwikke; zonnebloem; witte klaver Siergewassen: jeneverbes; kalanchoe; ficus (waringin); pyracantha; vijg (siergewas anders dan ficus dan ficus; enjamina l.); wilg; altheastruik Fruitsoorten: aardbei; appel; braam; druif; hazelaar; kastanje; peer; pruim; walnoot Groenten: Andijvie; broccoli; Chinese kool; erwt; knolselderij; komkommer, augurk; koolraap; koolrabi; peterselie; sla; snijbiet; spinazie; spruitkool; tomaat; tuinboon, veldboon; veldsla; witlof; winterpostelein; wortel Giftige planten: Taxus; buxus; hulst; klimop; gouden regen; blauwe regen; vingerhoedskruid; kerstroos; narcis; sint-jacobskruiskruid; boterbloem; liguster; avocado; lupine; brem; rhododendron; acacia
BIJLAGE 3: INDICATIEVE LIJST VAN DIERSOORTEN EN RASSEN Kleine zoogdieren: Muizen: kleurmuizen, veeltepelmuizen Ratten: huskyrat, Japanse rat, jumborat Gerbils: Syrische gerbil
BSO – 2e graad – Specifiek gedeelte Plant, dier en milieu PV Praktijk landbouw/tuinbouw/toegepaste natuurwetenschappen/toegepaste biologie (1e en 2e leerjaar: 8-16 lestijden/week) TV Landbouw/tuinbouw/toegepaste natuurwetenschappen/toegepaste biologie (1e en 2e leerjaar: 10-2 lestijden/week)
44
Cavia's: gladharige; Tessel; gekruinde cavia's (Engels, Amerikaans); borstelharige cavia's Hamsters: gewone hamsters, Russische dwerghamsters Konijnen: dwergkonijnen (kleurdwerg, pooltjes), middenslag (hangoortjes, Hollanders, Alaska), grote rassen (Rijnlander, Japanner, Franse en Engelse hangoor, Vlaamse reus, Franse vlinder), Belgisch haaskonijn Chinchilla Fret: Nieuw–Zeelandse fret Grote zoogdieren: Hond: gezelschapshonden (bijv. mopshond); herdershonden (bijv. bearded collie, Duitse herder); jachthonden (bijv. golden en labrador retriever, Duitse brak); sledehonden (bijv. samojeed); teckels (bijv. teckel); terriërs (bijv. airedale terrier, cairn terrier, parson jack russell); waakhonden (bijv. dobermann, rottweiler, Duitse dog); windhonden (bijv. Afghaan, Ierse wolfshond). Kat: Britse korthaar, de siamees, Perzische kat, Main Coon, Kartuizer Schaap: Texelaar, Suffolk, Blue de Maine, Hampshire, Belgisch melkschaap Geit: De witte Saane, de Nubische geit, de Thuringer, de dwerggeit Varken: Vietnamees en lndonesisch hangbuikvarken, Belgisch landras, Pietrain, large white, Belgisch negatieg (BN) Pony/paard: werkpaarden (Belgisch, Ardenner, Fries, Haflinger); rijpaarden (Arabisch volbloed, Lipizaner); Pony (Shetlander, IJslandse …) Ezels: Grand Noir du Berry, Poitou, de Provencaalse ezel Rund: Charolais, Limousin, Jersey, Belgisch wit-blauw, Salers, Oost-Vlaams witrood, Lakenvelder, Holstein-Friesian Vogels 1
Volièrevogels
Zangkanaries (Spaanse Timbrano, Harzer, Waterslager) Postuurvogels (Belgische bult, gloster, lizard, Norwich, raza Espanol) Exoten (zebravink, Japanse meeuwtjes, Bandvinken, zilveroornachtegaal, Edelzanger, gouldamadine) Kromsnaveligen (halsbandparkiet, grasparkiet, agaporniden, papegaaiachtigen) Kwartels (Chinese dwergkwartel, Europese kwartel, Californische kwartel Inheemse vogels (vink, keep, mus, goudvink) 2
Neerhofvogels
Kippen: groothoenders (Mechelse koekoek, brahma, marans, cochin, Brakel, vechters, Araucana); krielen (Japanse shabo, cochin, Antwerpse baardkriel, Mechelse baardkriel, sebright). Duiven: kroppers (Gentse kropper); vormduiven (pauwstaart); vliegduiven (postduif) 3
Parkvogels
Kalkoenen (Ronquière kalkoen, bronskleurige Amerikaanse kalkoen) Pauwen (blauwe pauw, Java-pauw) Fazanten (goudfazant, leliefazant, koningsfazant, oorfazant)
BSO – 2e graad – Specifiek gedeelte Plant, dier en milieu PV Praktijk landbouw/tuinbouw/toegepaste natuurwetenschappen/toegepaste biologie (1e en 2e leerjaar: 8-16 lestijden/week) TV Landbouw/tuinbouw/toegepaste natuurwetenschappen/toegepaste biologie (1e en 2e leerjaar: 10-2 lestijden/week) Kwartels en patrijzen Parelhoenders 4
Watervogels
Ganzen (knobbelgans, maangans, Toulouse gans Eenden (Mandarijneend, carolinaeend, taling, loopeend, Hollandse kwaker, wilde eend) Zwanen (witte zwaan, zwarte zwaan) Reptielen 1
Slangen
Gifslang (adder, cobra, ratelslang) Wurgslang (python, korenslang) 2
Hagedissen
Skinken Gekko (daggekko en nachtgekko) Leguanen (groene leguaan) Kameleons Baardagaam 3
Schildpadden
Landschildpad: (Griekse landschildpad, sporenschildpad, vierteenlandschildpad, moorse landschildpad) Moerasschildpad: (roodwangschildpad, bijtschildpad) Amfibieën 1
Kikkers: pijlgifkikker, groene kikker, klauwkikker
2
Padden: Buffo marinus
3
Salamanders: Vuursalamander
Vissen 1
Warmwatervissen: Scalar, neon, guppy, discus, zwaarddrager
2
Koudwatervissen:
Karperachtigen (Koi, goudvis) Winde, zeelt, voorn, zonnebaars Geleedpotigen Spinnen Insecten
45