Voorbeeldvragen en antwoorden helpdesk Expertsysteem ZIEN! voor het primair onderwijs
1.0 – 16 augustus 2010
ZIEN! is een product van Driestar Onderwijsadvies, in samenwerking met ParnasSys
Inleiding ______________________________________________________ 3 1.
Geen indicatie-uitspraken. IB beperkt, hoe kunnen we het verbeteren? _ 4
2.
Geen indicatie-uitspraken, wel zorg _____________________________ 5
3.
ADHD, maar wat is de huidige hulpvraag? ________________________ 6
5.
Meerbegaafd, en IL en IB beperkt ______________________________ 10
6.
WB matig, hoe verder? ______________________________________ 11
7.
Hoe beter met anderen leren omgaan? __________________________ 13
Bijlage – GGGG model ___________________________________________ 16
Driestar Onderwijsadvies Voorbeeldvragen en –antwoorden helpdesk ZIEN! – 1.0 - augustus 2010
2
Inleiding Dit document bevat vragen die door gebruikers van ZIEN! gemaild zijn aan de inhoudelijke helpdesk, met daarbij de reacties. We krijgen onder andere vragen over de volgende onderwerpen: - Hoe selecteer ik uit de verschillende indicatie-uitspraken de uitspraken die van toepassing zijn? - Met welk doel kan ik het beste beginnen? - Waarom geeft ZIEN! geen indicatie-uitspraken (meestal omdat Welbevinden en Betrokkenheid voldoende of goed zijn)? - Hoe kan ik als ib'er met een leerkracht in gesprek naar aanleiding van dit groepsprofiel? Voor technische vragen is er een aparte helpdesk beschikbaar, via het startscherm van ParnasSys. Heeft u, als gebruiker, ook een vraag naar aanleiding van een leerling- of groepsprofiel? Mail dan gerust naar
[email protected]. Binnen drie werkdagen hopen we te reageren. Wanneer u het op prijs stelt dat we gerichter met u meedenken, lever dan de volgende informatie aan: Wat is uw vraag met betrekking tot dit kind? Sterke kanten van het kind, interesses, informatie over de cognitieve ontwikkeling (het gaat om een totaalbeeld van de leerling, je kunt de sociaal-emotionele ontwikkeling niet los zien van andere ontwikkelingsgebieden). De sterke kanten/compenserende factoren gebruiken we om een keus te maken uit de doelen waaraan u kunt gaan werken: als je een doel kiest waarbij ook een beroep wordt gedaan op iets wat een kind kan of leuk vindt, is de kans op een succeservaring het grootst. Groep waarin het kind zit. De stellingen + scores (op te vragen via overzichten – tabblad leerlingvolgsysteem – knop begeleiding – overzicht ZIEN! per leerling – knop 'per stelling') Gouda, 16 augustus 2010 Drs. B. (Bertine) Haverhals Orthopedagoog/onderwijsadviseur
Driestar Onderwijsadvies Voorbeeldvragen en –antwoorden helpdesk ZIEN! – 1.0 - augustus 2010
3
1. Geen indicatie-uitspraken. IB beperkt, hoe kunnen we het verbeteren? Vraag: We hebben voor een leerling de stellingen ingevuld. Er worden helaas geen indicatie-uitspraken gegeven. Mijn vraag met betrekking tot dit kind is hoe ik hem kan begeleiden, zodat zijn impulsiviteit verbeterd wordt? Deze leerling is opgewekt, hulpvaardig en zijn interessegebied is zeer breed. Hij houdt van sport, CKV etc. Zijn cognitieve ontwikkeling is zeer laag. De leerling zit in groep 6. Reactie helpdesk: De reden dat er geen indicatie-uitspraken worden gegeven, is waarschijnlijk dat zowel Betrokkenheid als Welbevinden voldoende zijn. Dit zijn de twee graadmeters, die aangeven of het kind in staat is om te profiteren van het onderwijsaanbod. Omdat dat nu nog het geval is, ‘zegt’ ZIEN! dat er niet direct grote reden tot zorg is. Eventuele beperkingen op het gebied van sociale vaardigheden belemmeren het kind niet in de mate dat het niet meer mee doet of slecht in zijn vel zit. Je geeft aan het wel zinvol te vinden om zijn impulsbeheersing te verbeteren. Ik denk met je mee. Mooi dat je zoveel positieve dingen van deze leerling kunt noemen! Dat betekent dat er compenserende factoren zijn en die zijn vaak een ingang voor verandering. Als je het tabblad ZIEN! opent, kun je klikken op de knop ‘handelen’ (rechts bovenaan). Indicatie-uitspraak 4 ‘zorgbehoefte op het gebied van impulsbeheersing’ biedt mogelijk suggesties waar je wat mee kunt. Ook al wordt deze uitspraak niet automatisch gegeven op basis van het profiel, je kunt wel zelf de suggesties bekijken! De volgende doelen worden beschreven: 03 Leidt de ander niet onnodig af tijdens het werk (of spel) 04 Is minimaal 15 minuten alleen met zijn taak bezig 05 Volgt de regels van de leerkracht/groep 06 Kan afspraken met zichzelf maken en zich daar aan houden 07 Toont belangstelling voor anderen door aan te kijken, te luisteren en vragen te stellen 08 Laat een ander uitpraten. 09 Beheerst zich door niet overal gelijk op te reageren 10 Laat merken dat hij de gevoelens/mening van een ander serieus neemt, toont respect 11 Lost conflicten op door het goed te maken 12 Helpt een ander 13 Werkt rustig samen met een ander 14 Doet op rustige manier mee met een groepsopdracht 15 Drijft eigen zin niet door, sluit compromissen Ik adviseer meestal om te beginnen met een doel waarbij de kans op succes het grootst is. Je schrijft bijvoorbeeld dat hij sportief is en van CKV houdt. Op die momenten is zijn betrokkenheid en welbevinden waarschijnlijk het hoogst. De voorwaarden om gericht aan impulsbeheersing te kunnen werken, zijn dan aanwezig. Je hebt me niet verteld op welke manier zijn impulsbeheersing zijn ontwikkeling belemmert. Wanneer hij bijvoorbeeld weinig luistert naar anderen en snel met zijn eigen verhaal komt, kun je met doel 7 en 8 beginnen. Laat hem vragen stellen aan anderen. Geef duidelijke regels hoe je een gesprek voert. Is hij relatief vaak betrokken bij een conflict? Geef hem bijvoorbeeld een leidersrol. Scheidsrechter zijn bij een spel werkt vaak heel goed: dan ben je zelf geen partij, je moet wel rechtvaardig en duidelijk zijn. Door op die manier positieve ervaringen op te doen, leert hij op een vrij neutrale manier om conflicten op te lossen. Een volgende stap is dan dat hij oefent met het oplossen van conflicten waarbij hij wel zelf partij is.
Driestar Onderwijsadvies Voorbeeldvragen en –antwoorden helpdesk ZIEN! – 1.0 - augustus 2010
4
Extra suggesties: het gebruiken van een gevoelsthermometer (als hij bijvoorbeeld emoties op een te heftige manier uit) of een GGGG-schema (zie bijlage). Wat je bij hem vooral mondeling zal moeten bespreken als hij cognitief niet sterk is. Ik werk al langere tijd als orthopedagoog op een school voor SBO. Daar wordt dit formulier heel veel gebruikt en met succes!
2. Geen indicatie-uitspraken, wel zorg Vraag: Met het invullen van ZIEN! kreeg ik een profiel, waar geen indicatie-uitspraken bij staan. Zou u naar het profiel willen kijken? We willen namelijk verder met deze leerling.
Reactie helpdesk: De reden dat er geen indicatie-uitspraken worden gegeven, is dat zowel Betrokkenheid als Welbevinden voldoende zijn. Dit zijn de twee graadmeters, die aangeven of het kind in staat is om te profiteren van het onderwijsaanbod. Omdat dat nu nog het geval is, ‘zegt’ ZIEN! dat er niet direct grote reden tot zorg is. Eventuele beperkingen op het gebied van sociale vaardigheden belemmeren het kind niet in de mate dat het niet meer mee doet of slecht in zijn vel zit. Het is heel mooi dat zijn welbevinden en betrokkenheid nu voldoende zijn, trouwens! Als ik de profielen van eerdere keren bekijk, is dat echt een vooruitgang. Tip 1: Heb je zelf een idee wat je hebt gedaan/wat er is gebeurd om dit te verbeteren? Dat biedt vaak aanknopingspunten hoe je verder kunt gaan. Ik kan me wel goed voorstellen dat er wel vragen blijven over hoe je je leerling kunt begeleiden. Tip 2: kun je hem begrijpen? Wat ‘levert het hem op’ dat hij zo strak vasthoudt aan zijn eigen mening? Wil hij controle houden? Heeft hij negatieve ervaringen opgedaan, waardoor hij anderen niet durft te vertrouwen? Het feit dat zijn sociale autonomie (eigenheid) zo goed is, zou dat kunnen bevestigen. Heb je het idee dat hij jou vertrouwt? Kun je een alternatief bedenken zodat hij wel krijgt waar hij behoefte aan heeft (bijvoorbeeld controle/vertrouwen), maar op een manier die sociaal ‘acceptabel’ is. Tip 3: Kijk naar momenten waarop het wel goed gaat. Zie je verschil in zijn gedrag richting leeftijdgenoten en richting volwassenen? Begin bij degenen waar het het beste gaat. Zie je verschil tussen activiteiten die gestructureerd of die vrij zijn? Ook hier, begin je plan bij een situatie die redelijk gaat.
Driestar Onderwijsadvies Voorbeeldvragen en –antwoorden helpdesk ZIEN! – 1.0 - augustus 2010
5
Tip 4: Inlevingsvermogen is geen makkelijke vaardigheid. Het is vaak een compenserende factor die je kunt inzetten bij het bevorderen van andere vaardigheden. Helaas kun je dat bij hem niet inzetten. Ik zou gaan proberen dit wel te bevorderen. Op de stelling ‘zegt aardige dingen tegen medeleerlingen’ heb je een 1 gescoord. Het zou kunnen dat zijn ontwikkelingsniveau heel laag is, waardoor hij nog vooral egocentrisch scoort. Wanneer hij wel een gemiddelde leerling is, kun je dit goed bevorderen. Klassikaal kun je gaan oefenen met het geven complimenten. Vervolgens kun je hem extra vaak een compliment geven. Vraag dan direct: hoe vind je het dat ik dat zeg? Leuk hè? Zodat hij gaat ervaren dat het prettig is om complimenten te krijgen. Beloon ook klassikaal alle kinderen die uit zichzelf een compliment geven. Bespreek verschillende soorten complimenten (zo concreet mogelijk). Vraag regelmatig aan kinderen om complimenten te geven aan elkaar. Bijvoorbeeld als iemand iets laat zien: vraag aan de anderen wat ze er goed aan vinden. Of als je het buitenspelen bespreekt in de klas: wat was er fijn? Op die manier creëer je een sfeer waarin het zeggen van iets positiefs ‘hoort’. Tip 5: Je zou verder kunnen kijken bij de handelingssuggesties die genoemd worden bij uitspraak 2 ‘zorgbehoefte op het gebied van sociale flexibiliteit (onder de knop ‘handelen’). Mogelijk vind je hier suggesties waarvan je denkt: hé, dat is een aandachtspunt en daarbij acht ik de kans van succes op redelijk korte termijn groot. Wanneer je het op prijs stelt dat ik gerichter met je meedenk, wil ik je vragen om de volgende informatie aan te leveren: - Wat is je vraag met betrekking tot de leerling? - Wat zijn sterke kanten? Zijn er ook interesses? Of een goede cognitieve ontwikkeling? (het gaat om een totaalbeeld van de leerling, je kunt de sociaal-emotionele ontwikkeling niet los zien van andere ontwikkelingsgebieden). Bovendien gebruik ik de sterke kanten/compenserende factoren om een keus te maken uit de doelen waaraan je kunt gaan werken: als je een doel kiest waarbij OOK een beroep wordt gedaan op iets wat een kind kan of leuk vindt, is de kans op een succeservaring het grootst.
3. ADHD, maar wat is de huidige hulpvraag? Vraag: Op school hebben wij een leerling in groep 5 met ADHD. Laatst was ik bij een gymles om hem te observeren. Een aantal dingen die me opvielen: - Leerling schopt bewust ballen naar kinderen die op de grond zitten en lacht daarbij. - Houdt zeer scherp de regels van het spel in de gaten door een ander direct te wijzen op zijn fouten, zelf speelt hij soms vals. Hij laat zich dan niets gezeggen. Ook als deze leerling bij een ander onderdeel in de gymzaal bezig is, houdt hij het spel van anderen in de gaten. - Lacht kinderen uit omdat ze er raar uit zien of omdat ze iets niet goed kunnen, betrekt hierbij andere kinderen (pestgedrag?). - Sterke eigen wil. Hij gaat niet direct naar leerkracht maar probeert eerst zijn zin door te drijven. - Loopt weg uit spel op het moment dat zijn groep gaat verliezen! Vooral over het onderstreepte gedeelte maken wij ons zorgen, wij zouden hier graag mee aan de slag gaan maar hoe? Hebben jullie tips? Er is al heel veel met hem gedaan o.a. stimuleren van het samenspelen en stop-denk-doe-methode.
Driestar Onderwijsadvies Voorbeeldvragen en –antwoorden helpdesk ZIEN! – 1.0 - augustus 2010
6
Profiel:
Reactie: Ik kan me voorstellen dat jullie je zorgen maken over deze jongen. Voor zijn omgeving, maar vooral voor hemzelf, moet dit gedrag heel onbevredigend zijn. Het is zaak zo gauw mogelijk uit deze negatieve spiraal te komen, want zo bevestigt hij zijn waarschijnlijk niet zo positieve zelfbeeld. - Dat is namelijk mijn eerste idee: deze jongen denkt heel negatief over zichzelf. Hij heeft het nodig om anderen ‘naar beneden te halen’ om zichzelf voldoende serieus te nemen. - Ik ben daarom benieuwd naar de scores die jullie hebben gegeven op ZIEN!. Zou je me willen mailen? (Je kunt een pdf-bestand maken via ‘overzichten’.) - Indien er ook een sociogram is afgenomen en/of een groepsprofiel, dan zou ik die ook eens goed bekijken als ik jou was. Een interessante vraag is hoe zijn positie in de groep is. - Mijn idee is dat zijn Sociale autonomie laag is en dat insteken hierop veel winst zal opleveren. Maar omdat ik niet meer informatie heb, praat het wat lastig. - Ik ben ook heel benieuwd hoe het gaat met zijn inlevingsvermogen. - Mooi om te lezen dat jullie al veel hebben gedaan. Ik ben heel benieuwd naar de effecten van die begeleiding. Blijkbaar hadden ze niet volledig het gewenste resultaat, maar ik kan me niet voorstellen dat er geen enkele vooruitgang is waargenomen. Een interessante vraag is WAT precies ervoor heeft gezorgd dat jullie wel een verandering waarnamen. Juist die positieve uitzonderingen bieden aanknopingspunten voor begeleiding. - Klopt het trouwens dat jullie (in ZIEN!-termen) tot nu toe vooral ingestoken hebben op Impulsbeheersing (Stop-denk-doe methode) en Sociaal initiatief/sociale flexibiliteit (leren samenspelen)? Dat was toen misschien het meest urgent, maar zie je dat ik op grond van jouw informatie eerder aan andere dingen denk? - Je schrijft ook dat hij ADHD heeft. Is dat officieel vastgesteld? Weet hij het zelf? Hoe vindt hij dat? Ziet hij het als uitdaging om te leren omgaan met zijn zwakke punten, of gebruikt hij het mogelijk als rechtvaardiging voor zijn gedrag? Als het laatste het geval is, dan zou begeleiding ook moeten gaan om zelfacceptatie (SA), en inlevingsvermogen. - Maar als ik je verhaal lees, denk ik zelf niet aan ADHD. Dat kan er ook zijn, maar de gedragingen die je nu beschrijft, hoeven er helemaal geen relatie mee te hebben. Probeer dus eerst helder te krijgen wat zijn hulpvraag is. - En heb je met hemzelf over je zorgen al eens gesproken? Herkent hij jullie zorgen? Wat ziet hij zelf als oorzaak? Als je me meer informatie stuurt en een concrete vraag daarbij, ben ik bereid verder met je mee te denken. Heel veel succes in ieder geval!
Driestar Onderwijsadvies Voorbeeldvragen en –antwoorden helpdesk ZIEN! – 1.0 - augustus 2010
7
Reactie leerkracht: Dat was een heel verhaal, maar wel heel fijn, bedankt hiervoor! Een paar antwoorden op uw vragen: - ADHD is vastgesteld, hij gebruikt Ritalin. - In de bijlage ziet u de uitslag van ZIEN!. - In groep 4 heb ik veel situaties waarin hij ander kinderen ‘pijn’ deed besproken. Hij kan heel goed vertellen wat er mis ging en hoe het wel moet maar in de praktijk is dat niet te zien. - Wilt u aangeven wat u precies met deze leerling zou doen, wat kan de leerkracht, wat kan ik doen (ik ben onderwijsassistente), is het zinvol om steeds bij de gymles te zijn of heeft u andere ideeën? Reactie helpdesk: Zoals je weet, zijn de A-uitspraken heel belangrijk, omdat die direct verband houden met Betrokkenheid en Welbevinden. Dat uitspraak 8 (lage competentiebeleving) en 12 (weinig vertrouwen in zichzelf en/of de ander) eruit komen, komt overeen met wat ik je schreef over dat hij negatief over zichzelf denkt. Dit is echt een essentieel punt om mee aan de slag te gaan en veel belangrijker dan bezig zijn met impulsbeheersing en sociale flexibiliteit. Heb je zelf al doorgelezen welke doelen er bij deze uitspraken staan? Wat lijkt jullie bij hem passen? Uitspraak 12, type A lijkt me van toepassing. Lees die toelichting eens goed door en kies dan waar je mee aan de slag gaat. Dit adviseer ik je heel sterk! Het is heel goed mogelijk dat er sprake is van onveilige gehechtheid. Onder de knop nuttig kun je een artikel hierover vinden. Lees dat vooral met het oog op hoe je als omgeving hem kunt helpen meer vertrouwen in zichzelf en de ander te krijgen. Naar aanleiding van de stellingen: - Sociale autonomie is gemiddeld. Je geeft aan dat hij zegt wat hij ergens van vindt, dat hij eigen keuzes maakt en zelfstandig is. Hij heeft dus eigenheid. Het lijkt er alleen op dat hij zich ‘overschreeuwt’: hij uit zich wel heel zeker, maar ‘gelooft’ het a.h.w. niet echt, want hij zoekt toch telkens bevestiging. Dat doet hij dan op een negatieve manier, door anderen naar beneden te halen. - Als je merkt dat hij wel op een positieve manier iets van zijn eigenheid laat zien: bekrachtig dat! Als het even kan: negeer negatieve manieren van aandachtvragen. - Voor kinderen met een hechtingsprobleem is zelfstandigheid niet automatisch een kracht. Het is eerder een overlevingsmechanisme, omdat ze zich niet afhankelijk durven opstellen van een ander. Prik er daarom doorheen. Breng het kind af en toe in situaties waarin het afhankelijk van een ander moet zijn (bijvoorbeeld een bepaalde rol in een samenwerkingssituatie). - In de begeleiding van zulke kinderen is het zaak heel voorzichtig te zijn. Ongewenst gedrag mag uiteraard niet getolereerd worden, en het vraagt een lange adem, maar probeer een relatie op te bouwen en een kind te leren dat andere mensen te vertrouwen zijn. Wees zelf voorspelbaar, consequent en rechtvaardig. - Dat hij belangstelling toont voor wat andere kinderen doen en zeggen, vind ik heel mooi! Hier moet je echt wat mee proberen te doen! Geef hem bijvoorbeeld een taak waarin hij regelmatig met andere kinderen iets samendoet en waarin het positief gewaardeerd wordt als hij luistert. Bijvoorbeeld laat hem een complimentenpot beheren waarbij per week een kind centraal staat en waarin andere kinderen een briefje mogen stoppen met complimenten. Die complimenten worden vervolgens één keer per week voorgelezen en mag het betreffende kind opplakken en meenemen. - Of geef hem een rol tijdens een klassengesprek waarin je bespreekt wat je tijdens de gymles of de excursie gaat doen. - Laat hem positieve ervaringen opdoen. Benoem expliciet dat je waardeert dat hij luistert en oog heeft voor mooie kanten van anderen. Op die manier gaat hij meer sympathie ontwikkelen. EN voor anderen EN voor zichzelf. Wat ik hierboven schrijf, zijn vooral dingen om deze jongen te leren begrijpen en te reflecteren op je eigen gedrag.
Driestar Onderwijsadvies Voorbeeldvragen en –antwoorden helpdesk ZIEN! – 1.0 - augustus 2010
8
In de handelingssuggesties staan heel veel mogelijkheden concreet beschreven, die ga ik hier niet herhalen. Ik stel het wel op prijs als je nog eens laat weten wat je hebt gekozen om aan te gaan werken en hoe dat gaat! Heel veel succes ermee. Realiseer je dat jij en de leerkracht voor deze jongen heel belangrijk zijn. Reactie leerkracht: Het is alweer even geleden dat wij contact hadden via de mail. Jij vroeg mij om nog eens de reageren. Bij deze! Ik ben met deze leerling aan de slag gegaan. Elke week komt hij met nog drie leerlingen uit zijn groep. De leerkracht gaf mij situaties door waar deze leerlingen moeite mee hebben en ik ga daarmee aan de slag. Het verslag uit zijn hulpplan zie je in de bijlage. Afgelopen week heb ik met de leerkracht van deze leerlingen geëvalueerd. We komen beiden tot de conclusie dat deze leerling rustiger is geworden (dit komt o.a. door zijn medicijnen) maar ook door duidelijkheid en de vaste structuur in de groep. Je ziet situaties waarin hij positief is naar andere kinderen. Er zijn situaties waarin het nog niet zo gaat. Een voorbeeld: tijdens de zwemles moest deze leerling door ‘het gat’ zwemmen. Dit lukte niet. Deze leerling loopt weg, is boos en zegt dat hij het niet kan. Wil het niet meer proberen. Dit kan ook gebeuren tijdens een spel. Hij is het niet met iets eens. Wordt boos en zegt dat hij er geen zin meer in heeft. De leerkracht en ik vinden dit lastig. Wat is de beste aanpak. Daarom hebben wij een stappenplan bedacht en uitgewerkt (zie bijlage) die we tijdens zulke situaties willen inzetten. Dit is een vaste aanpak die in de andere groepen meegenomen zou kunnen worden. Het is nog niet af maar wij willen eerst weten of dit de goede vragen zijn. 1. Rustig worden 2. Wat gebeurde er? 3. Waarom ben ik boos geworden? 4. Welke oplossing zal goed lukken/ welk idee kan goed? Reactie helpdesk: Zeg, ik heb echt zitten genieten toen ik je verslag las! Wat fantastisch dat je zulke dingen hebt gedaan/kunt doen. Het zal behoorlijk intensief zijn voor je, want voor de leerling is het echt hard werken om met iets wat je zo moeilijk vindt aan de slag te gaan. Maar je bereikt wel wat! De situatie die je beschrijft over dat hij bij veel emoties (teleurstelling/angst/boosheid/verdriet) vooral met boosheid en weglopen reageert, herken ik heel goed uit de praktijk van het SBO, waar ik al een aantal jaar als orthopedagoog werkt. Het stappenplan lijkt me bruikbaar. Een paar opmerkingen: - Ik heb heel positieve ervaringen met het invullen van een GGGG-schema. Zie bijlage. In eerste instantie is dit iets wat je samen moet doen. Als een leerling het begrijpt, kan hij het vaak alleen, waarna je het op een moment dat de leerkracht/jou uitkomt, kunt bespreken. - Het mooie van dit schema is dat je een kind leert ordenen, en dat het inzicht krijgt in eigen gedachten en gevoelens. Ook ben je op deze manier niet beoordelend bezig: een kind kan het niet fout zeggen/schrijven. Het is bedoelt om hem te helpen. - Benadruk bij het bespreken vooral dat het erom gaat hoe het echt was. Geef complimenten. - Het kan helpen om alle onderdelen van het schema een voor een uit te werken in bijeenkomsten. Soms is een ‘gebruiksaanwijzing’ een optie, waarop heel veel gevoelens/gedachten/gedragingen/oplossingen staan. Kiezen is soms makkelijker dan helemaal zelf bedenken. - Als stap 1 schrijf je ‘rustig worden’. Belangrijk! Bespreek samen met de leerling wat hem helpt om rustig te worden: een apart tafeltje in de klas? Of juist buiten de klas? Wil hij alleen zijn of vindt hij het fijner als er iemand bij is? Mogelijk op het plein een vast plekje waar hij even naar toe kan? Hoe lang? Geeft hij het zelf aan als hij rustig is? Of komt een volwassene naar hem toe? Wil hij wat doen om rustig te worden (bijvoorbeeld boek lezen / boksbal)?
Driestar Onderwijsadvies Voorbeeldvragen en –antwoorden helpdesk ZIEN! – 1.0 - augustus 2010
9
- Hoe concreter je dit benoemt, hoe beter. En probeer het vooral ZIJN ideeën te laten zijn. Evalueer regelmatig. Probeer er naar toe te werken dat hij zelf gaat aanvoelen dat hij behoefte heeft aan rust en dat hij zo’n ‘time-out’ mag nemen. Het mag absoluut geen karakter van straf hebben. - Probeer zoveel mogelijk spelvormen te blijven hanteren. Succes! En als je nog eens behoefte hebt aan meedenken, hoor ik het wel, he.
5. Meerbegaafd, en IL en IB beperkt Vraag van een ib'er: De leerkracht krijgt als diagnose te zien: impulsbeheersing onvoldoende. Waarom komen daar dan geen indicatie-uitspraken bij? Is het profiel dan niet logisch ingevuld? Welbevinden en betrokkenheid is voldoende. Dit klopt echt bij dit jongetje. Maar zijn impulsen kan hij echt niet beheersen. Nu kom ik wel verder als ik bij handelen klik en doelen opzoek, maar ik dacht dat dat vanzelf ook in het profiel tevoorschijn kwam. Reactie van de helpdesk: De reden dat er geen indicatie-uitspraken worden gegeven, is dat zowel Betrokkenheid als Welbevinden voldoende zijn. Dit zijn de twee graadmeters, die aangeven of het kind in staat is om te profiteren van het onderwijsaanbod. Omdat dat nu nog het geval is, ‘zegt’ ZIEN! dat er niet direct grote reden tot zorg is. Eventuele beperkingen op het gebied van sociale vaardigheden belemmeren het kind niet in de mate dat het niet meer mee doet of slecht in zijn vel zit. Stel je het op prijs dat we meedenken, wil je dan iets meer informatie geven? Reactie van de ib'er Het viel het me nu inderdaad op dat bij dit kind er wel een onvoldoende score op impulsbeheersing stond (wat me overigens niet verwonderde), maar dat er dus geen indicatie-uitspraken werden gegeven. Ik kan inderdaad bij de handelingssuggesties wel verder komen, maar ik vond het vreemd dat ZIEN! dat in het profiel niet direct weergaf. Nu begrijp ik dat dat samenhangt met de twee graadmeters. Toen ik de vragen onder betrokkenheid en welbevinden nog eens doorlas, moest ik ook tot de conclusie komen dat dit jongetje daar echt voldoende op kon scoren, maar niet op sociale flexibiliteit en impulsbeheersing. Het jongetje is niet in staat om iets met het woord "nee" te kunnen doen. Hij lijkt dit niet te begrijpen, hoewel hij hoogbegaafd is (IQ boven 130). Hij slaat kinderen, maar heeft daar zelf ook last van, want hij vindt het 's ochtends weer moeilijk om opnieuw te beginnen. Voorbeeld: een jongetje floot en hij vindt sommige geluiden hoogst irritant. Blijkbaar heeft hij een aantal keren aangegeven aan het kereltje dat hij daarmee moest ophouden. Toen dat niet gebeurde, heeft hij hem een klap verkocht. Van de juf kreeg hij een standje, maar 's avonds vertelde hij aan zijn moeder dat het niet zijn schuld was, maar die van het jongetje, omdat hij het toch echt eerst had gevraagd. Blijkbaar komen deze incidenten heel vaak voor, maar dit was voor het eerst dat hij nu kon vertellen hoe het kwam dat hij een klap had gegeven. Over het algemeen kijkt hij de leerkrachten eerst aan, kijken ze naar hem, dan gebeurt er niets, maar zodra je hem even uit het oog verliest is er een conflict met een ander kind. Op cognitief gebied is er genoeg uitdaging. Hij gaat ook graag naar school, maar op sociaal gebied is er veel mis. Ook met zijn broertje thuis zijn er veel conflicten. Moeder is nu naar de kinderarts doorverwezen, maar zelf zouden we zijn sociale redzaamheid op de goede manier in banen willen leiden. Een slim, pienter jongetje dus (groep 2), met veel interesses (hij gaat bijna iedere zaterdag met zijn ouders naar een museum of iets anders doen wat voor hem interessant is) . Op school krijgt hij een gevarieerd aanbod, maar de conflicten met anderen zijn erg groot. Hij merkt ook dat hij nergens meer gevraagd wordt om te spelen, ook niet meer een uitnodiging voor een feestje krijgt, want het gaat altijd fout. Hier heeft hij zelf ook last van.
Driestar Onderwijsadvies Voorbeeldvragen en –antwoorden helpdesk ZIEN! – 1.0 - augustus 2010
10
Hij krijgt per dag een kaart met blije en verdrietige gezichtjes: per dagdeel kan hij een blij of een verdrietig gezichtje krijgen. Bij tien blije gezichtjes mag hij iets doen wat hij leuk vindt. Pas had hij een video uitgekozen die de hele klas mocht bekijken. De beloning is zeer gewaardeerd door de hele klas, maar thuis was hij gefrustreerd geweest. Hij wordt er hyper van dat hij in zo'n rol moet zitten dat het goed moet gaan. Dit kost hem blijkbaar veel te veel energie. En als het dan ook niet altijd lukt, wordt hij verdrietig. Een heel verhaal, maar ook u had de moeite genomen om er uitgebreid op in te gaan. we gaan dus nu aan het werk met mogelijkheden via de handelingssuggesties. Wellicht nog kleinere stappen gaan maken: bij het buitenspel eerst het gesprek: waar gaan we op letten? Maar: of hij voldoende inlevingsvermogen heeft betwijfel ik sterk, ook niet voldoende sociale flexibiliteit. Maar, denk gerust mee. We stellen het zeker op prijs. Reactie van de helpdesk: Dat is een complexe vraag. Ik ben heel blij om te lezen dat jullie zijn hulpvraag zo serieus nemen en hem proberen te (onder)steunen. Ik merk een grote betrokkenheid en een genuanceerd beeld van zijn (on)mogelijkheden. Een aantal opmerkingen/suggesties: - Ik ben heel benieuwd naar zijn inlevingsvermogen. Je schrijft zelf al dat je je afvraagt of het voldoende is. Wanneer dat niet het geval is, kan het namelijk verstandig zijn daar eerst mee aan de slag te gaan. Zie ook de bijlage: een pdf-bestand met de tekst die onder de knop handelen staat bij uitspraak 4 (IL). Op de eerste pagina wordt een toelichting gegeven op de relatie tussen IB en IL. - Het buitenspel meer voorstructureren zou ik zeker doen. Ik werk al een aantal jaar als orthopedagoog op het sbo en zml. Daar gebeurt dat heel vaak bij kinderen die gedrag hebben als deze jongen, dat de pauze uitgebreid wordt voorbesproken:
Maak het eventueel visueel: teken (of schrijf?) WAT hij gaat doen. Bespreek regels. Visualiseer die. Laat hem kiezen met wie. Bespreek het plan met z’n drieën. Perk de ruimte in waar hij speelt. Eventueel de tijd beperken. Soms is het verstandig om de niet-ingevulde tijd te verkorten en een duidelijke opdracht te geven in de klas.
- Een heel belangrijk punt lijkt me ook dat hij leert hulp vragen. Dat is een eerste stap van impulsbeheersing. De kans op succes is dan redelijk groot. Maak het zo concreet mogelijk: Wie mag hij om hulp vragen? Hoe? Wanneer wel en niet? - Daar kun je een beloningssysteem op zetten. Een eerste stap voor het leren hulp vragen is al ‘accepteren dat de juf zich inmengt’ vervolgens ‘de juf vraagt of ze kan helpen’ daarna ‘met een vragend gezicht erbij staan te kijken en laten merken dat je hulp wilt bieden’ enzovoort. - Probeer heel kleine stapjes te nemen. - Een dagdeel voor een blij of verdrietig gezichtje is mogelijk vrij lang. Ik adviseer vaak om het eerst voor een kortere periode te doen: een activiteit, bijvoorbeeld. Heel veel succes ermee. Mail gerust ooit nog eens hoe het gaat!
6. WB matig, hoe verder? Vraag: Ik heb een jongetje in groep 3 met onderstaand profiel: BT=V WB=M SI=G
SF=V
SA=G IM=V
IL=G
Driestar Onderwijsadvies Voorbeeldvragen en –antwoorden helpdesk ZIEN! – 1.0 - augustus 2010
11
Helaas komen er geen handelingssuggesties bij, terwijl ik wel het idee heb dat ik met deze leerling wat moet. Tot voor kort (een paar maanden geleden) lag hij goed in de groep, maar dat wordt de laatste tijd steeds minder. Eerst accepteerden zijn klasgenootjes dat hij de baas speelt, maar ze komen er nu steeds meer achter dat anderen dat ook niet leuk vinden. Dus zie ik nu ook steeds vaker dat als hij de baas wil spelen, anderen er met elkaar tegen in gaan. Dit komt tot heftige botsingen en het gebeurt regelmatig dat hij helemaal door het lint gaat. Als dit nog een poosje zo door gaat, raakt hij al zijn vriendjes kwijt. Kunt u mij suggesties geven over hoe ik deze leerling kan helpen? Alvast bedankt! Reactie van de helpdesk: Deze jongen zal het niet makkelijk hebben. En daarmee zijn medeleerlingen en jij ook niet. Goed dat je dit signaleert en het serieus neemt! De reden dat je geen uitspraken krijgt, is dat je waarschijnlijk op het aanvullingsblad welbevinden hebt aangegeven dat geen van de typeringen van toepassing is. Wil je alsnog kijken of je toch de tweede of derde beschrijving een optie vindt? Zo ja, dan kun je vervolgens via de knop ‘handelen’ kijken wat voor suggesties er beschreven staan. Typering
Diagnose-uitspraak
De lage score op welbevinden lijkt vooral te worden beïnvloed door omgevingsfactoren: relatie met de leerkracht, moeilijke thuissituatie, tijdelijke factoren als ziekte, traumatische ervaring, enzovoort.
10. De leerling ervaart belemmeringen als gevolg van omgevingsfactoren.
De leerling lijkt voldoende zelfvertrouwen te hebben. De leerling reageert echter gevoelig op kritiek, bijv. door zich terug te trekken, door te zwijgen of door een onverschillige, brutale of clowneske houding.
11. De leerling heeft weinig vertrouwen in de ander.
De leerling is gevoelig voor kritiek, wordt niet graag op zijn fouten gewezen. De leerling raakt snel ontmoedigd en toont zich zelden tevreden of blij over wat het gedaan heeft. (Soms: u merkt problemen op het gebied van de aandachtsconcentratie.)
12. De leerling heeft weinig vertrouwen in zichzelf en de ander.
Geen van bovenstaande typeringen is van toepassing op de leerling. Bij de vaardigheden is alles voldoende tot goed. Begrijpelijk dus dat er geen uitspraken komen, maar je zorgen blijven wel! Op grond van wat je schrijft zou ik je willen adviseren om eens te kijken bij uitspraak 2 (zorgbehoefte op het gebied van sociale Flexibiliteit). En dan met name de volgende suggesties: 05 Kan zijn gevoelens beter reguleren 12 Accepteert de inbreng van andere kinderen in het spel of werk 13 Speelt/werkt samen met andere kinderen 14 Accepteert dat hij niet altijd zijn zin kan krijgen Probeer bij WAT je ook doet, gebruik te maken van zijn sterke kanten. Inlevingsvermogen is bijvoorbeeld goed. Dat biedt veel mogelijkheden!
Driestar Onderwijsadvies Voorbeeldvragen en –antwoorden helpdesk ZIEN! – 1.0 - augustus 2010
12
Wanneer je het op prijs stelt dat ik gerichter met je meedenk, wil ik je vragen om de volgende informatie aan te leveren: - Wat heb je al geprobeerd en wat was daarvan het effect? - Wat zijn sterke kanten? In ieder geval SI, SA en IL, maar zijn er ook interesses? Of een goede cognitieve ontwikkeling? (het gaat om een totaalbeeld van de leerling, je kunt de sociaal-emotionele ontwikkeling niet los zien van andere ontwikkelingsgebieden) - Wil je de stellingen + jouw scores naar me mailen? (op te vragen via overzichten – tabblad leerlingvolgsysteem – knop begeleiding)
7. Hoe beter met anderen leren omgaan? Vraag: In mijn groep 3 zit een leerling met een onduidelijke uitslag. Welbevinden/Betrokkenheid is matig. De rest is voldoende. Betrokkenheid: concentratie matig. Welbevinden: erg gericht op één leerling, ze vindt het moeilijk als dat meisje met een ander speelt, let heel erg op anderen. Ze heeft conflicten met spelen, denkt snel dat andere leerlingen haar niet mogen, over haar fluisteren enzovoort. Op welke manier kan ik er voor zorgen dat dit meisje beter met anderen kan omgaan? Ouders hebben er thuis ook gesprekjes over als ze thuis komt met klachten over anderen. Reactie van de helpdesk: Ik ben benieuwd welke indicatie-uitspraken ZIEN! heeft gegeven. Omdat WB en BT matig zijn, is er gevraagd om de doorvragen in te vullen. Heeft u daar iets aangegeven? U kunt het alsnog handmatig doen. Zie onderaan deze mail de teksten van de stellingen waar u er één van mag kiezen. Erachter staat bij welke uitspraak u handelingssuggesties kunt vinden. Enkele vragen, die u mogelijk al helpen om een nog beter beeld van dit meisje te krijgen: - Zelf geeft u aan dat de concentratie matig is. Heeft u een idee wat daarvan de achtergrond is? - De vaardigheden zijn voldoende aanwezig, lijkt het. Door wat u schrijft over conflicten (heeft veel te maken met SF) en achterdochtig zijn, kan het zijn dat u sommige vragen iets te positief heeft ingevuld. Misschien wilt u de stellingen nog een keer kritisch bekijken? Hoe preciezer u het invult, hoe concreter de suggesties aansluiten bij de behoeften van het kind. - WB en BT zijn de twee graadmeters, die aangeven of het kind in staat is om te profiteren van het onderwijsaanbod. Hoewel u misschien de neiging heeft om in te steken op het bevorderen van de vaardigheden, zou ik als ik u was eerst kijken of u toch niet beter op WB en BT kunt insteken. Wanneer die voldoende of goed worden, zal ze veel beter in haar vel zitten. Meestal zijn kinderen dan vanzelf meer flexibel. - Wanneer u daarnaast ook de vaardigheden wilt versterken, kunt u kijken onder de knop ‘handelen’ op het startscherm van ZIEN!. Ik denk op grond van wat u schrijft in eerste instantie aan uitspraak 2 (sociale flexibiliteit). Ik adviseer u om een doel te kiezen waarvan u de kans op succes heel groot acht. Het is zowel voor het meisje als voor u belangrijk om snel een succeservaring op te doen. Dat motiveert. - Weet u dat er ook suggesties voor ouders zijn? Zie de knop ‘ouders’ op het startscherm van ZIEN!. Ik stuur u hierbij de teksten m.b.t. sociale flexibiliteit mee. Geeft u ze gerust aan ouders! Wanneer u het op prijs stelt dat ik gerichter met u meedenk, wil ik u vragen om de volgende informatie aan te leveren: 1. Wat zijn sterke kanten? Zijn er ook interesses? Of een goede cognitieve ontwikkeling? (het gaat om een totaalbeeld van de leerling, je kunt de sociaal-emotionele ontwikkeling niet los zien van andere ontwikkelingsgebieden). Bovendien gebruik ik de sterke kanten/compenserende factoren om een keus te maken uit de doelen waaraan je kunt gaan werken: als je een doel kiest waarbij OOK een beroep wordt gedaan op iets wat een kind kan of leuk vindt, is de kans op een succeservaring het grootst.
Driestar Onderwijsadvies Voorbeeldvragen en –antwoorden helpdesk ZIEN! – 1.0 - augustus 2010
13
2. Wilt u de stellingen + uw scores naar me mailen? (kunt u opvragen via overzichten – tabblad leerlingvolgsysteem – knop begeleiding – overzicht ZIEN per leerling – knop 'per stelling'). U kunt dan de pagina opslaan en mailen. Reactie van de leerkracht: U schrijft dat ik eerst in moet steken op welbevinden/betrokkenheid. Als ik de handelingsuggesties lees in ZIEN! vind ik die niet zo passen bij mijn leerling. Het zijn toch aanbevelingen die vallen onder deel A. Ik zie geen tips om de concentratie bij uitleg/werken te verbeteren. Misschien kan ik die ergens anders vinden. - betrokkenheid: concentratie matig/overige vragen:redelijk - welbevinden: contact beperkt tot paar l.l/ erg op anderen letten. Ze heeft het meest conflicten met een paar meisjes die dominant zijn en ook met haar vriendin willen spelen. Ze komt snel klagen dat ze haar buiten sluiten/ over haar fluisteren/ andere de baas spelen. ( steeds hetzelfde groepje) Misschien moet ik met het hele clubje wat gaan doen. Waar kan ik dan het beste op in steken? - cognitief: lezen komt traag op gang, ze krijgt er wel meer plezier in. sterk: kan zorgzaam voor andere leerlingen zijn. Ze is hartelijk naar mij toe/gevoelig voor een complimentje/geniet van gezellige dingen. Ik hoop dat het bovenstaande het beeld meer compleet maakt. Reactie van de helpdesk: Bedankt voor je uitgebreide toelichting! W.b. concentratie: Bij uitspraak 4 ‘impulsbeheersing’ (zie bijlage voor de teksten die in ZIEN! te vinden zijn) staan de volgende doelen waar je mogelijk wat mee kunt. Zeker als de beperkte concentratie niet het gevolg lijkt van een verminderd zelfvertrouwen (WB), zit het mogelijk in het moeilijk kunnen omgaan met prikkels. 10 11 16 17
Stoort zich in het spel of werk niet aan prikkels van buitenaf Kan zichzelf doelen stellen in het spel Stoort andere kinderen niet tijdens het werk Is minimaal 10 minuten alleen met zijn taak bezig
Ik ben wel heel benieuwd op welk moment dat ze het moeilijk vindt om zich te concentreren: is het bij alle vakken en instructies? Je schrijft bijvoorbeeld dat het lezen langzaam op gang komt. Zie je misschien dat haar concentratie minder is als er een beroep wordt gedaan op lezen of op iets anders wat ze lastig vindt? Of is haar concentratie juist minder als ze minder uitdaging ervaart? (ik zie dat uitspraak 6 ‘behoefte aan meer uitdaging’ wordt aangeraden. Blijkbaar heb je bij de doorvragen de volgende stelling aangevinkt: De leerling heeft duidelijk belangstelling voor het activiteitenaanbod en neemt het spel of werk serieus. De leerling is doorgaans wel gemotiveerd om de activiteiten uit te voeren.) Vaak werkt het goed om voor jezelf te bedenken in welke situaties dat ze NIET wordt belemmerd door een beperkte concentratie: wat zijn dat voor situaties? Wat wordt er van haar verwacht? Wat doe jij? Probeer daar van te leren. Kijk of je die punten ook op moeilijke momenten kunt toepassen. Wanneer haar concentratie mogelijk toch samenhangt met een verminderd zelfvertrouwen, kun je kijken bij bijvoorbeeld uitspraak 9 of 12. W.b. het contact met klasgenoten: Het lijkt me een heel goed plan om het hele groepje erbij te betrekken! Enkele suggesties: - Een eerste stap zou kunnen zijn dat je de leerlingen nog meer bewust maakt van positieve kanten van elkaar. Laat elkaar complimenten geven. Werk bijvoorbeeld met een complimentenpot. Of laat iedereen complimenten noemen voor anderen die je op een mooi papier schrijft per leerling. - Creëer situaties waarin kinderen mogen (moeten) samenwerken/samenspelen. Begeleid en evalueer dat: zo leren ze elkaar waarderen.
Driestar Onderwijsadvies Voorbeeldvragen en –antwoorden helpdesk ZIEN! – 1.0 - augustus 2010
14
- Heb je in je groep duidelijke regels over hoe je een ‘conflict’ uitpraat? Leer ze naar elkaar te luisteren, benoem hoe kinderen (mogelijk) denken en creëer op die manier begrip voor een ander. - Werk aan het zelfvertrouwen van dit meisje. Als ze positief over zichzelf denkt, is het minder belangrijk hoe anderen over haar denken. - ‘Train’ hoe ze contacten met anderen aan kan gaan. Sociaal initiatief is voldoende. Misschien dat je juist daar iets van kunt nemen, wat je ‘goed’ gaat maken. Dat is vaak veiliger dan direct beginnen met iets wat ze lastig vindt. Vervolgens kies je een doel van sociale flexibiliteit. - Spreek duidelijke regels af wat ze moet doen als ze zich niet fijn voelt. In eerste instantie mag dat zijn dat ze naar jou toekomt. Beloon (ze is gevoelig voor complimenten schrijf je) als ze komt (dat doet ze blijkbaar graag) en om hulp vraagt. Elke keer kun je dan een stapje verder gaan om haar zelfstandiger te maken. - Als je de doelen van sociale flexibiliteit bekijkt: wat kan ze al? Wat ligt in de zone van naaste ontwikkeling en zal relatief snel lukken? Begin daar. De doelen van SF nog even op een rij: 01 TOELICHTING BIJ DEZE UITSPRAAK 03 Kan zijn weg vinden in en rondom de klas 04 Accepteert veranderingen in routines e.d. 05 Kan zijn gevoelens beter reguleren 06 Begint aan nieuwe dingen 07 Gebruikt materialen gevarieerd 08 Speelt gevarieerd 09 Legt gevoelens in het spel 10 Speelt ervaringen uit 11 Komt los in het spel, geniet 12 Accepteert de inbreng van andere kinderen in het spel of werk 13 Speelt/werkt samen met andere kinderen 14 Accepteert dat hij niet altijd zijn zin kan krijgen 15 Maakt een ruzie goed (gestuurd door leerkracht of uit zichzelf) 16 Kijkt de ander aan tijdens het praten 17 Laat iemand uitpraten 18 Luistert naar de ander 19 Reageert vriendelijk - Ze is zorgzaam naar anderen. Kun je dat uitbouwen? Zijn anderen zich daar van bewust? Kun je haar taakjes geven waarbij ze een ander mag helpen en meteen leuk contact heeft? Ik wens je veel succes met het ‘puzzelen’ en kiezen. Het blijft voor mij een ‘papieren’ meisje. Ik hoop dat je wel een beetje een idee krijgt hoe je zelf een beredeneerde keuze kunt gaan maken.
Driestar Onderwijsadvies Voorbeeldvragen en –antwoorden helpdesk ZIEN! – 1.0 - augustus 2010
15
Bijlage – GGGG model
Voor een digitale versie: zie onder de knop ‘Informatief’ op het startscherm van ZIEN!.
Driestar Onderwijsadvies Voorbeeldvragen en –antwoorden helpdesk ZIEN! – 1.0 - augustus 2010
16