VERBINTENISSENRECHT Basisbegrippen, voorbeeldvragen en antwoorden + juridische grondslagen die vaak voorkomen op examens. -ANTHONY TRICARICO2014’-2015’ 1. Natuurlijke verbintenis Definitie: - Het gaat hier om gewetensplichten, te situeren tussen de zedelijke (louter moreel) en juridische verbintenissen. - Niet in rechte afdwingbaar, wel een bron van rechtsgevolgen. - Wordt in rechte erkend, wnnr ze vrijwillig, geheel of gedeeltelijk uitgevoerd wordt of wnnr de SA belooft haar na te komen. (dan soort omvorming in een juridische verplichting) Bij een vrijwillige uitvoering is ze dus wel in rechte afdwingbaar. - Hetgeen in uitvoering van een ntrlke verb betaald werd kan niet als onverschuldigd worden teruggevorderd (art. 1235, lid 2 BW) - Een natuurlijke verbintenis is niet opeisbaar, wel uitvoerbaar. Voorbeeld: - Bv. feitelijke vader die aan buitenechtelijk kind waarvan de afstamming niet bewezen is of mag worden, vrijwillig steungeld betaalt, zet aldus een ntrlke verb in een burgerlijke om. Verschil met juridische verbintenis: - Een natuurlijke verbintenis is niet in rechte afdwingbaar, een juridische verbintenis wel. - Een juridische verbintenis is een rechtsband krachtens welke een persoon (SA) aan een ander persoon (SE) een prestatie (geven, doen of laten) verschuldigd is.
2. Inspannings- en resultaatsverbintenis Definitie: - De uitslag- of resultaatsverbintenis is deze waarbij de SA er zich toe verplicht een welbepaald resultaat te bereiken. Bv de garagehouder mbt de teruggave verplichting vd aan hem voor herstellingswerken of voor
schoonmaak toevertrouwde wagens. Bv de restauranthouder mbt de teruggave verplichting vd kledingstukken die gasten hem toevertrouwen - Een inspanningsverbintenis legt aan de SA enkel de verplichting op een bepaalde inspanning te leveren of bepaalde middelen aan te wenden om een resultaat te bereiken, maar de SA belooft niet dat hij erin zal slagen dat resultaat ook te verwezenlijken. Bv de advocaat bij de behartiging vd belangen van zijn cliënt Bv de geneesheer bij de medische behandeling van zijn patiënt Criterium voor onderscheid: - In de praktijk is het niet steeds even simpel een onderscheid te maken. (vb. van de geneesheer: bloedonderzoek =resultaatsverbintenis; genezen van de patiënt = inspanningsverbintenis) Er is m.a.w. een grijze zone. Ook de advocaat kan als voorbeeld dienen: meestal inspanningsverbintenis, maar bv.Verzoekschrift in hoger beroep indienen resultaatsverbintenis→ . Juridisch belang van het onderscheid: - Het biedt de mogelijkheid de inhoud en de draagwijdte van de door de SA aangegane verbintenis nader te bepalen om zo na te gaan of de SA al dan niet zijn verbintenis is nagekomen. - Bewijslastverdeling: Bij een resultaatsverbintenis zal de SE bij wanuitvoering het bestaan vd verb en het uitblijven vh beloofde resultaat moeten bewijzen, op de SA rust dan de plicht het bewijs te leveren van overmacht of toeval. Bij een inspanningsverbintenis daarentegen heeft de SE de zwaarste bewijslast: hij moet het bestaan van de verbintenis bewijzen en de wanuitvoering door een gebrek aan zorg in hoofde vd SA. - Overmachtsleer: alleen voor de resultaatsverbintenissen dienen de strenge vereisten vd overmachtsleer in acht genomen te worden, voor inspanningsverbintenissen geldt enkel het zorgvuldigheidscriterium vd goede SA.
3. Verschil tussen de alternatieve en de facultatieve verbintenis - Beide soorten verbintenissen horen thuis in de indeling volgens het aantal voorwerpen van de verbintenis. Alternatieve verbintenis (art. 1189-1196 BW): - Is een verbintenis die verschillende prestaties tot voorwerp heeft, waarvan er slechts één dient te worden nagekomen, naar keuze hetzij vd SE hetzij vd SA. - Art. 1190 BW: het keuzerecht komt aan de SA toe, tenzij de partijen uitdrukkelijk of stilzwijgend anders zijn overeengekomen. - Deze keuze mag pas gebeuren op het ogenblik vd uitvoering. (van belang ivm de risicoregeling)
- Bv een verzekering waarbij aan de verzekerde de keuze wordt gelaten bij het bereiken vd leeftijd van 65j
tussen een eenmalige kapitaalsuitkering of een lijfrente. Risicoregeling: - Bij verbintenissen om een bepaalde zaak te geven heeft de eigendomsoverdracht onmiddellijk plaats. - Daaruit vloeit voort dat het risico vh verlies v die zaak bij overmacht of toeval na het ontstaan vd verbintenis gedragen moet worden door de SE (dus bij koop door de koper). - Toegepast op de alternatieve verbintenissen is er een onderscheid naargelang de zaak teloorgaat voor of na de keuze: Gaat 1 v beide zaken bij toeval teniet voor de keuze, dan moet de andere prestatie nagekomen worden. (art. 1193 BW) De verb wordt maw zuiver en eenvoudig. Betreft het een bepaalde zaak die door overmacht teniet gaat na de keuze dan is de SA volledig bevrijd en moet hij dus ook de andere prestatie niet meer nakomen. Facultatieve verbintenis - Is een verb die in beginsel slechts 1 prestatie tot voorwerp heeft, maar waarbij de SA de bevoegdheid bezit om de voorziene prestatie door een andere te vervangen. - Bv. art. 1681 BW - 2 voordelen voor de SA in vergelijking met de alternatieve verbintenis: Keuzerecht komt altijd toe aan de SA, de SE kan enkel uitvoering vd hoofdprestatie vorderen Risicoregeling : Daar slechts 1 zaak verschuldigd is bij een facultatieve verbintenis, is de SA steeds bevrijd wnnr die individueel bepaalde zaak door overmacht tenietgaat
4. Verschil tussen samengevoegde en hoofdelijke verbintenissen De gezamenlijke of samengevoegde verbintenis - Is de verbintenis die aan de actieve of passieve zijde vanaf haar ontstaan door verschillende personen is aangegaan of naderhand verschillende personen treft. - Bv. 4 studenten kopen gezamenlijk een auto voor 1000 euro van een handelaar. Vanaf het begin heeft de
verkoper in dit geval ivm de verbintenis om de koopprijs te voldoen, 4 schuldenaars v ieders 250 euro. Gevolgen - In beginsel is de verbintenis deelbaar en zal zij dus verdeeld dienen te worden in zoveel delen als er schuldenaren of schuldeisers zijn, zodat iedere SA slechts tot beloop van zijn aandeel kan aangesproken worden en iedere SE de SA slechts kan aanspreken tot beloop vh aandeel van die SE. Bv A en B zijn gezamenlijk aan C 1000 euro verschuldigd. C kan v ieder slechts 500 vorderen. Wordt 1 v
beiden onvermogend, dan kan C niet de totaliteit eisen vd overblijvende SA. - Iedere SE zal afzonderlijk moeten dagvaarden en iedere SA zal dus afzonderlijk moeten gedagvaard worden. - Iedere schuldvordering of schuld heeft haar eigen lot inzake ingebrekestelling. - De stuiting vd verjaring ten overstaan v 1 der schuldenaren is niet tegenstelbaar aan de andere. - Onvermogen v 1 SA komt voor rekening vd SE, niet vd andere debiteurs. - Wegens de nadelen v deze regeling wordt vaak de hoofdelijkheid of de ondeelbaarheid vd verbintenis bedongen. - Maar deze 2 worden niet vermoed! Dus indien niets bedongen en pluraliteit v SA of SE dan is het een gezamenlijke verbintenis. De hoofdelijke of solidaire verbintenis (art. 1197-1216 BW) - Passieve hoofdelijkheid: wnnr een pluraliteit v SA's gehouden is tot één en dezelfde prestatie, zodat ieder van hen voor het geheel kan worden aangesproken, en de betaling door 1 v hen gedaan de overige SA's jegens de SE bevrijdt. Bv vd 4 studenten die auto kopen, de verkoper kan nu ieder v hen voor het geheel v 1000 euro
aanspreken. - Actieve hoofdelijkheid: wnnr een pluraliteit v SE's gerechtigd is tot één en dezelfde prestatie, zodat ieder v hen de SA voor het geheel kan aanspreken, en de betaling gedaan in handen v 1 vd SE's de SA jegens allen bevrijdt. - Art. 1202 BW: Hoofdelijkheid wordt niet vermoed, zij moet uitdrukkelijk bedongen zijn of bestaan krachtens een bepaling vd wet. Gevolgen - Het hoofdgevolg is dat iedere hoofdelijke SA tot de gehele schuld gehouden is. - Art. 1206 BW: ivm verjaring vervolgingen tegen 1 vd hoofdelijke SA's stuiten de verjaring tav allen - Art. 1205 BW: ivm ingebrekestelling de aanmaning v 1 SA geldt ten overstaan van al de anderen - Het onvermogen v 1 SA komt evenredig voor rekening vd andere debiteurs, en dus niet voor rekening vd SE. (art. 1214 BW)
5. Bronnen van hoofdelijkheid Art. 1202 BW: Hoofdelijkheid wordt niet vermoed, zij moet uitdrukkelijk bedongen zijn of bestaan krachtens een bepaling vd wet. Contract
- Ruime opvatting 'uitdrukkelijk': het beding kan uitdr of stilzw worden aanvaard, maar de wil moet zeker, dwz duidelijk zijn. In geval van twijfel moet de rechter zich tegen hoofdelijkheid uitspreken. Wet - Met de bedoeling aan de SE een grotere bescherming te bieden, komen er in ons recht veel wetsbepalingen voor waarin passieve hoofdelijkheid in het leven wordt geroepen. - Bv. artt. 222, 1033, 1887, 2002 BW en 50 Sw. - Krachtens een bepaling in de wet : deze woorden met ruim worden geïnterpreteerd. Hoofdelijkheid kan ook bepaald worden bij een besluit of reglement genomen krachtens een wet Hoofdelijkheid kan ook bepaald worden door gewoonteregels en algemene rechtsbeginselen Op deze leer moet ook beroep gedaan worden om de regel te rechtvaardigen dat in geval v schade veroorzaakt door de gemeenschappelijke fout van een pluraliteit v daders, al deze daders hoofdelijk aansprakelijk zijn. De hoofdelijkheid steunt hier op het algemeen rechtsbeginsel dat ook in art. 50 Sw is neergelegd.
6. Verschil tussen hoofdelijke verbintenis, verbintenis in solidum, en ondeelbare verbintenis - Zowel verbintenis in solidum als de hoofdelijke verbintenis hebben als gevolg dat iedere schuldenaar de verplichting heeft tot het geheel, en dat de betaling door 1 schuldenaar de anderen bevrijd. Verschil tussen hoofdelijkheid en in solidum - Grondslag: Hoofdelijkheid is louter technisch en zij moet uitdrukkelijk bedongen zijn of bestaan krachtens een bepaling vd wet. (art. 1202 BW) Verbintenis in solidum vloeit voort uit de noodwendigheden vd onderscheiden casusposities. Ogv de algemene beginselen die een bepaalde toestand beheersen, acht men het noodzakelijk dat verschillende personen tot het geheel gehouden zijn. - Het voorwerp: Hoofdelijkheid = eenheid v voorwerp en pluraliteit v verbintenissen gemeenschappelijke fout van een pluraliteit van daders In solidum = pluraliteit v voorwerpen en pluraliteit v verbintenissen onderscheiden fouten van een pluraliteit van daders die ook tot 1 enkele schade leidt Bv in solidum aanspr vd aannemer en architect wegens miskenning v hun respectieve contractuele
verbintenissen en deze fouten hebben geleid tot 1 schade - De gevolgen: Het regresrecht vd hoofdelijke schuldenaren vindt zijn grondslag in artt. 1213-1214 BW. Deze bepalingen zijn niet van toepassing op de verbintenis in solidum. In de regel zal de regresvordering bij de verb in solidum gebaseerd zijn op art. 1251, 3° BW, dat de wettelijke subrogatie inricht van degene die met of voor anderen gehouden was. Bij ontstentenis van subrogatie, zou degene die betaald heeft, tegen zijn medeSA een rechtstreekse vordering kunnen instellen ogv de vermogensverschuiving zonder oorzaak. In principe gelden de secundaire gevolgen vd hoofdelijkheid niet voor de verbintenis in solidum . Art. 1206 BW: vervolgingen tegen 1 vd hoofdelijke SA's stuiten de verjaring tav allen Art. 1205 BW: de aanmaning v 1 SA geldt ten overstaan van al de anderen Art. 1207 BW: de eis tot betaling v interest tegen 1 vd hoofdelijke SA's, doet de interest lopen tav allen Verschil tussen hoofdelijkheid en ondeelbaarheid - Een verbintenis is ondeelbaar, wnnr ze nooit anders dan geheel kan worden uitgevoerd. - Is van gn belang bij een verb met 1 SA en 1 SE. Want SE kan niet verplicht worden een gedeelte vd schuld in ontvangst te nemen. (art. 1244, 1e lid BW) - De ondeelbaarheid wordt vaak bedongen ter versterking vd waarborg vd hoofdelijkheid. - De gevolgen vd ondeelbaarheid zijn nagenoeg dezelfde als die vd hoofdelijkheid behalve: Gevolgen voor erfgenamen : De ondeelbaarheid treft ook de erfgenamen vd SA. Iedere erfgenaam kan voor het geheel worden aangesproken. Dit is niet het geval bij hoofdelijkheid. Hierbij worden de erfgenamen wel hoofdelijke schuldenaren, doch slechts tot beloop v hun deel in de nalatenschap. Bv de erflater was hoofdelijk SA voor 12000, dan worden zijn 4 erfgenamen hoofdelijk SA's ieder voor 3000. Bij een ondeelbare verbintenis blijft de verbintenis zelfs tegenover de erfgenamen ondeelbaar en is ieder vd 4 erfgenamen ondeelbaar SA voor 12000. (maar zie art. 1225 BW) Ingebrekestelling : Bij ondeelbaarheid is de aanmaning van 1 SA niet tegenstelbaar aan de andere mede SA's. Bij hoofdelijkheid wel. (art. 1205 BW) Verlies van een zaak door fout van 1 SA : Het verlies van een zaak door de fout van een hoofdelijke SA bevrijdt de anderen niet. (art. 1205 BW) Bij ondeelbare verbintenissen zal een dergelijk verlies echter als een geval van overmacht beschouwd worden tov de SA's die geen fout hebben aan het verlies. Deze laatste zullen dan ook bevrijd zijn.
7. Verschil tussen verbintenis onder tijdsbepaling / onder voorwaarde - Een verbintenis kan beperkt worden door een tijdsbepaling of door een voorwaarde, dit zijn modaliteiten v die verbintenis. Een verbintenis zonder voorwaarde of tijdsbepaling noemt men een zuivere verbintenis. Verbintenis met tijdsbepaling (art. 1185-1188 BW) - Is de verbintenis waarvan de uitvoering of de uitdoving afhankelijk is v een toekomstige, doch zekere gebeurtenis. - Art. 1185 BW: De tijdsbepaling verschilt vd voorwaarde hierin, dat zij de verbintenis niet opschort, maar alleen haar uitvoering uitstelt. - Alhoewel de tijdsbepaling in ieder geval zeker is, kan zij wat haar verwezenlijking betreft mbt de datum vast of onvast zijn. - De tijdsbepaling werkt schorsend wnnr ze eenvoudig de uitvoering vd verbintenis uitstelt. (art. 1185 BW) - De tijdsbepaling werkt uitdovend wnnr ze aan een verbintenis een einde stelt. Opschortende tijdsbepaling - Bij verbintenissen met opschortende tijdsbepaling bestaat de verbintenis reeds, maar ze is nog niet opeisbaar. - Gevolgen: Bij de verbintenis om een bepaalde zaak te geven gaat ondanks de tijdsbepaling de eigendom en het risico onmiddellijk over op de verkrijger vh goed. (art. 1138 BW) Hetgeen de SA vóór de vervaldag betaalde, kan niet als onverschuldigd teruggevorderd worden, zelfs indien hij niet op de hoogte was vd tijdsbepaling (art. 1186 BW) Uitdovende tijdsbepaling - Bij het verstrijken vd termijn moet de verbintenis niet meer uitgevoerd worden. Verbintenis onder voorwaarde (art. 1168-1182 BW) - Is de verbintenis waarvan de uitvoering of de uitdoving afhankelijk is van een toekomstige doch onzekere gebeurtenis. Opschortende voorwaarde - Art. 1181 BW: verb onder opschortende voorwaarde aangegaan is die welke afhangt v een toekomstige, onzekere gebeurtenis - Cass.: Bij een verb onder opschortende voorwaarde, bestaat de overeenkomst hangende de voorwaarde, enkel de uitvoering vd verb is geschorst. - Gevolgen conditione pendente (periode van onzekerheid): Bij de verbintenis om een individueel bepaalde zaak te geven blijft het risico voor rekening vd SA (art. 1182, lid 1 BW) Wat de SA betaald zou hebben, mag hij als onverschuldigd terugvorderen. Reden is dat het hier niet om een zekere maar om een onzekere toekomstige gebeurtenis gaat. Ontbindende voorwaarde - Art. 1183 BW: een ontbindende voorwaarde is die welke, bij haar vervulling, de verbintenis tenietdoet, en de zaken herstelt in dezelfde toestand alsof er nooit een verbintenis had bestaan. - Indien de voorwaarde dus in vervulling is gegaan doet deze de verbintenis met terugwerkende kracht teniet.
8. Gevolgen voor de partijen bij verbintenis onder opschortende en ontbindende voorwaarde - Art. 1181 BW: verb onder opschortende voorwaarde aangegaan is die welke afhangt v een toekomstige, onzekere gebeurtenis. - Art. 1183 BW: een ontbindende voorwaarde is die welke, bij haar vervulling, de verb tenietdoet, en de zaken herstelt in dezelfde toestand alsof er nooit een verbintenis had bestaan. - Cass.: Bij een verb onder opschortende voorwaarde, bestaat de overeenkomst hangende de voorwaarde, enkel de uitvoering vd verb is geschorst. Ook wnnr de voorwaarde ontbreekt en de verb ophoudt te bestaan, kan het niet nakomen van verplichtingen hangende de voorwaarde tot schadevergoeding aanleiding geven. 1 Gevolgen pendente conditione - periode van onzekerheid, tijdens dewelke nog niet zeker is of de voorwaarde in vervulling zal gaan of niet - Opschortende voorwaarde: Cass.: De schuldeiser “conditione pendente” bezit een recht, maar de uitvoering van dit recht is opgeschort. Het feit dat de SE een recht bezit, heeft volgende gevolgen : de SE mag alle bewarende maatregelen treffen (art. 1180 BW) bij overlijden gaat dit recht over op zijn erfgenamen (art. 1179 BW) dit recht kan onder levenden worden overgedragen of in pand worden gegeven ingeval v betwisting kan hij het bestaan v zijn recht door de rechter laten vaststellen de SA mag niet meer over de zaak beschikken Op dit beginsel bestaan echter ook een reeks uitzonderingen : de verjaring loopt niet zolang de voorwaarde niet in vervulling is gegaan (art. 2257 BW) het risico – teloorgang wegens overmacht – vd individueel bepaalde zaak die het voorwerp vd verbintenis uitmaakt, blijft voor rekening vd schuldenaar (art. 1182, 1e lid BW) (itt art. 1138 BW)
wat de schuldenaar betaald zou hebben, mag hij als onverschuldigd terugvorderen; dit itt de verbintenis met tijdsbepaling aangezien het hier niet om een zekere maar om een onzekere toekomstige gebeurtenis gaat art. 1040 BW - Ontbindende voorwaarde: Deze zijn conditione pendente als zuivere verbintenissen te behandelen. (art. 1183, 2e lid BW) §2 Gevolgen conditione pendente - periode waarin de voorwaarde vervuld is - Opschortende voorwaarde: Art. 1179 BW: de vervulde voorwaarde werkt terug tot op de dag waarop de verbintenis is aangegaan Gevolgen van de terugwerkende kracht : indien tss het sluiten vd overeenkomst en de vervulling vd opschortende voorwaarde een nieuwe wet in werking getreden is, zal nrml de oude wet de verhouding tussen partijen beheersen, tenzij de nieuwe wet retroactief zou werken. de hypotheek tot waarborg v een verbintenis onder schorsende voorwaarde neemt rang op datum vd inschrijving en niet op datum vd verwezenlijking der voorwaarde. de SA die bij vergissing een voorwaardelijke schuld vereffende vóór de vervulling vd opschortende voorwaarde, kan zich na het vervullen vd voorwaarde niet meer beroepen op de regels vd onverschuldigde betaling. Op de regel vd terugwerkende kracht der vervulde voorwaarde bestaan enkele uitzonderingen, die te wijten zijn aan het feit dat er een periode v onzekerheid heeft bestaan: de door de SA verrichte daden v beheer blijven voortbestaan de SA behoudt de nrml geïnde vruchten het risico blijft voor rekening vd SA (art. 1182 BW) de verjaring loopt pas vanaf het vervullen vd voorwaarde (art. 2257 BW) - Ontbindende voorwaarde: Art. 1183 BW: de vervulling vd ontbindende voorwaarde doet de verbintenis met terugwerkende kracht teniet en herstelt de zaken in dezelfde toestand alsof er gn verbintenis had bestaan Heeft tot gevolg dat de beschikkingsdaden vd eigenaar onder ontbindende voorwaarde worden tenietgedaan; dit geldt eveneens ten overstaan vd onderverkrijgers. Uitzondering : In contracten met opeenvolgende prestaties (bv huurovereenkomst) kunnen de prestaties v 1 vd partijen onmogelijk worden uitgewist. De daarvoor betaalde tegenprestatie (bv huurprijs) mag dan evenmin worden teruggevorderd. De overeenkomst gaat dan enkel ex nunc teniet. Art. 1178 BW: Met de vervulling vd voorwaarde wordt gelijkgesteld de omstandigheid dat de SA door zijn foutief optreden de vervulling ervan verhinderd heeft. §3 Gevolgen deficiente conditione - periode waarin gebleken is dat de voorwaarde definitief niet in vervulling gaat (=feitenkwestie) - Art. 1176 BW: Wnnr de voorwaarde erin bestaat dat een gebeurtenis wel zal plaatshebben... - Art. 1177 BW: Wnnr de voorwaarde erin bestaat dat een gebeurtenis niet zal plaatshebben... - Schorsende voorwaarde: de definitieve niet-vervulling vd voorwaarde betekent niet alleen dat de verb nooit uitgevoerd moet worden, maar ook dat die verb tenietgaat en dit met terugwerkende kracht - Ontbindende voorwaarde: de definitieve niet-vervulling vd voorwaarde betekent dat de bedreiging van een ontbinding verdwijnt; het recht vd SE wordt definitief
9. Verbintenis onder potestatieve voorwaarde Begrip - Potestatieve voorwaarde (art. 1170 BW): is die welke de uitvoering of de uitdoving vd verbintenis doet afhangen van een gebeurtenis die de ene of de andere vd contracterende partijen vermag te doen plaatshebben of te verhinderen. Soorten Zuiver potestatieve voorwaarde: - Is degene die de verbintenis louter en alleen doet afhangen vd wil van 1 der partijen. - Zuiver potestatieve opschortende voorwaarde: Vd zijde vd schuldeiser : bv. Ik verhuur mijn huis aan u, indien u dat wilt (contractbelofte) Vd zijde vd schuldenaar : bv. Ik verkoop u mijn auto voor 1000, indien ik dat wens (= nietig!!!!!!!) Een verbintenis onder opschortende voorwaarde is nietig wnnr de verwezenlijking v die voorwaarde louter afhangt vd wil vd schuldenaar. In dit geval heeft de debiteur zich in feite tot niets verbonden, maw de verbintenis heeft geen voorwerp. (art. 1174 BW) Dus enkel de zuiver potestatieve opschortende voorwaarde langs de kant vd schuldenaar is nietig. - Zuiver potestatieve ontbindende voorwaarde: Is geldig langs beide zijdes, komt in feite neer op een opzeggingsrecht. bv. A stelt zich tov B borg voor al de schulden van C. Hij bedingt echter dat hij te allen tijde de borgtocht zal mogen intrekken. Gewone potestatieve voorwaarde: - Is degene waarbij de verbintenis deels afhangt vd wil van 1 der partijen en deels vd omstandigheden of de wil van een derde (m.a.w. Toeval)
- Er is geen wezenlijk verschil tss de gewone potestatieve voorwaarde en de gemengde voorwaarde, deze hangt nl ook af vd wil van 1 vd partijen en vd wil van een derde (art. 1171 BW). - bv. A verkoopt zijn huis aan B indien A trouwt met X
10. Verbintenis door éénzijdige wilsuiting: begrip + voorbeeld + verschil met éénzijdig contract Begrip - Een verbintenis door éénzijdige wilsuiting is een éénzijdige rechtshandeling. De verbintenis ontstaat aldus door toedoen van één persoon. - In ons BW wordt dit niet als bron van verbintenissen vermeld. - Uit een arrest vh Hof van Cassatie van 1980 blijkt dat de theorie vd verbintenis door eenzijdige wilsuiting wel degelijk deel uitmaakt van ons positief recht. Ze is dus een bron van verbintenissen. Voorbeeld - Een aanbod de bindende kracht van een aanbod vindt haar grondslag in een door een éénzijdige → wilsuiting aangegane verbintenis. Verschil met een eenzijdig contract - Een eenzijdig contract is een meerzijdige rechtshandeling die slechts in hoofde van 1 der partijen 1 of meer verbintenissen in het leven roept. Het gaat dus om een contract, hetgeen een akkoord of wilsovereenstemming tss partijen impliceert. - Bij een eenzijdige verbintenis is er gn akkoord of wilsovereenstemming, het is een eenzijdige rechtshandeling. - De rechtsgeldigheid van eenzijdige contracten staat vast (art. 1103 BW), die van eenzijdige verbintenissen wordt nog betwist.
11. Verschil tussen verbintenis en overeenkomst - Een contract of overeenkomst is het samentreffen van twee of meer wilsuitingen (wilsovereenstemming tussen partijen) met als doel het doen ontstaan, wijzigen of uitdoven van één of meer verbintenissen. - Een contract kan verbintenissen scheppen, kan maw een bron van verbintenissen zijn, maar is gn verbintenis. - Een verbintenis daarentegen is veel ruimer. - Een verbintenis is elke in rechte afdwingbare verplichting. - In juridische zin is een verbintenis de rechtsband krachtens welke een persoon (de SA) aan een andere persoon (de SE) een prestatie (geven, doen of laten)verschuldigd is. - Er zijn trouwens andere bronnen van verbintenissen dan de overeenkomsten, zoals de onrechtmatige daden of de quasi-contracten.
12. Gentlemen’s agreement - Een contract impliceert de bedoeling vd partijen juridische gevolgen in het leven te roepen. Bij een gentlemen's agreement ontbreekt deze bedoeling. - Het is een rechtens vrijblijvende of onverbindende afspraak. - Partijen binden zich wel moreel, maar niet in rechte. - Op een gentlemen's agreement kan derhalve als overeenkomst geen rechtsvordering worden gebaseerd. - Bv Wnnr partijen een arbeidsov voor onbepaalde duur aanvullen met een gentlemen's agreement waarin aan de werknemer de waarborg wordt verleend dat deze arbeidsovereenkomst min 5j zal duren, miskent de rechter art. 1134,lid 1 BW – maw de bindende kracht vd arbeidsovereenkomst – wnnr hij beslist dat de werknemer recht heeft op de eerbiediging door de werkgever v die minimum duur van 5j.
13. Theorie van de wilsautonomie: verklaar + situeer in het Belgisch contractenrecht - De wil vd partijen als de bron bij uitstek vd verbintenissen was de gedachte vc Code Napoléon. - Vooral sinds begin 20e eeuw heeft er echter een socialisering van onze maatschappij plaats gehad die juridisch om verwoord is in een achteruitgang vd wilsautonomie. I. Oorsprong en betekenis van de theorie van de wilsautonomie - Redenen waarom de liberale, kapitalistische maatschappij vd 19e eeuw zo'n grote betekenis hechtte aan de theorie vd wilsautonomie: - Economisch: Afremming vd economische ontwikkeling door protectionisme in Ancien Régime Reactie, materiële vooruitgang slechts mogelijk door uitbreiding vh economisch ruilverkeer en dit door vrijheid van handel, vrijheid van mededinging en vrijheid van arbeid De verwoording v deze economische opvatting in het verbintenissenrecht is het beginsel vd contractvrijheid - Politiek-filosofisch: Vrijheid vh individu, maar verplichtingen door leven in maatschappij Om vrijheid te waarborgen moeten verbintenissen zoveel mogelijk steunen op vrijwillig gesloten contracten - Ethisch:
Gezien de gelijkheid v alle individuen en het feit dat zij verschillende individuele belangen hebben, is het vrijwillig gesloten contract de beste garantie dat het ook een rechtvaardig contract is. II. Gevolgen van deze leer voor het contractenrecht - Hoe werd de theorie vd wilsautonomie in de Code Napoléon geconcretiseerd? 1 Plaats in het Burgerlijk Wetboek - Grootste deel is gewijd aan de individuele eigendom en aan de vraag hoe de verkrijging hiervan mogelijk is. Bij de beantwoording hiervan wordt bijzonder aandacht besteed aan het contractenrecht, naast het erfrecht. 2 Contractuele vrijheid - Ieder individu is in beginsel vrij om al dan niet te contracteren en mits ze de openbare orde en de goede zeden eerbiedigen vrij om aan hun overeenkomsten de inhoud te geven die hen goeddunkt. 3 Consensualisme - Gezien het principe vd wilsautonomie volstaat in de regel de loutere toestemming vd partijen voor het tot stand komen van contracten. 4 Bindende kracht van de overeenkomst - Art. 1134, 1e lid BW: alle overeenkomsten die wettig zijn aangegaan strekken degenen die deze hebben aangegaan tot wet. - Ook de rechter moet de bindende kracht vd geldig gesloten overeenkomst eerbiedigen. - Zelfs wnnr de niet-toepassing van een contractueel beding gn schade berokkent aan de contractant die er zich op beroept, dan nog mag de rechter de toepassing ervan niet weigeren. 5 Werkelijke wil primeert op de uitgedrukte wil - Het is de vrije wil vh individu die in de theorie vd wilsautonomie de voorrang geniet, de werkelijke bedoeling moet dus primeren op de vorm waarin die wil gestalte heeft gekregen. (art. 1156 BW) 6 Theorie van de wilsgebreken - Indien het contract niet vrijwillig (door dwaling, bedrog of geweld) werd gesloten , dan is het vernietigbaar. - Dit is een logisch gevolg vd theorie vd wilsautonomie, men is gebonden door zijn wil, maar dan mag die wil gn gebreken vertonen. - Benadeling is geen wilsgebrek en dus daarom niet vernietigbaar. 7 Relativiteit der contracten - Het contract ontleent zijn bindende kracht aan de wil der partijen, derden kunnen dus niet gebonden zijn. (artt. 1119 en 1165 BW)
14. Imprevisieleer: definitie + aanvaard in Belgisch recht? + argumenten pro en contra Begrip - Volgens de imprevisieleer gaat een overeenkomst teniet of mag deze door de rechter worden aangepast, indien na het tot stand komen vh contract zich abnormale en onvoorziene omstandigheden hebben voorgedaan die de nakoming vd verbintenis van 1 der partijen in zeer belangrijke mate verzwaren, zij het niet onmogelijk maken. - Bv ernstige verstoring vh contractuele evenwicht door oorlog of plotse en belangrijke devaluatie vd
munteenheid Aanvaarding in Belgische recht? - Deze theorie is in ons recht niet van toepassing. Dit betekent dat de SA slechts van zijn verbintenis bevrijd kan verklaard worden, wnnr de onvoorziene en abnormale gebeurtenissen overmacht opleveren. - Cass 1994 heeft de imprevisieleer verworpen, althans in zoverre deze wordt gegrondvest op de in art. 1134, lid 3 BW neergelegde verplichting om de overeenkomst te goeder trouw uit te voeren. Argumenten pro/contra Pro: - Contract moet te goeder trouw worden uitgevoerd. - Een situatie zoals oorlog is iets waar men geen rekening mee kon houden. Contra: - Bij de invoering vh BW oordeelde men ogv de wilsautonomie en de bindende kracht vd overeenkomst dat wnnr een partij zich vrijwillig verbindt, zij gehouden is deze verbintenis in alle omstandigheden na te komen. - De tegenstanders haalden het achteraf ook met het argument dat geldig gesloten overeenkomsten bindend zijn voor de partijen en de rechter. - Niets belet de partijen zelf te bepalen dat bij grondige wijziging vd omstandigheden het contract binnen bepaalde perken zou aangepast worden.
15. Belang van het onderscheid tussen éénzijdige en wederkerige contracten 1. Definitie - Wederkerig contract (art. 1102 BW): wnnr de partijen zich over en weer jegens elkaar verbinden, m.a.w. Indien door en bij het tot stand komen der overeenkomst onderling afhankelijke verbintenissen ontstaan van beide partijen jegens elkaar.
- Eenzijdig contract (art. 1103 BW): wnnr door en bij het tot stand komen der overeenkomst slechts 1 der partijen tot 1 of meer prestaties jegens de andere partij verplicht wordt. (= een meerzijdige rechtshandeling) (een eenzijdige verbintenis daarentegen is een eenzijdige rechtshandeling) kunnen soms aanleiding geven tot het ontstaan van verbintenissen in hoofde vd medecontractant bv kosten door de bewaarnemer voorgeschoten terugbetalen standpunt 1: deze verplichtingen ontstaan slechts achteraf en toevallig en zijn gn tegenprestatie vd aanvankelijke verbintenis standpunt 2: ook bij eenzijdige contracten ontstaan voor beide partijen verbintenissen, maar in hoofde vd wederpartij gaat het niet om hoofdverbintenissen maar om bijkomende verplichtingen
2. Belang van het onderscheid - Bij wederkerige contracten mag een partij steeds weigeren haar verbintenissen na te komen, wnnr de tegenpartij niet bereid is de hare uit te voeren (exceptio non adimpleti contractus). De belanghebbende partij mag gebeurlijk ook de gerechtelijke ontbinding vh contract aanvragen (toepassing vd stilzwijgende ontbindende voorwaarde, opgenomen in art. 1184 BW) - De theorie van het risico speelt enkel bij de wederkerige contracten een rol . Wnnr 1 vd partijen omwille van overmacht in de onmogelijkheid gesteld is om haar verb uit te voeren, aanvaardt men als regel dat de medecontractant evenmin gehouden is zijn verplichting na te komen (res perit debitori) Deze leer is overbodig voor eenzijdige contracten daar de enige bestaande verbintenis, en dus het contract, in geval van overmacht eenvoudig tenietgaat. - Verschil in bewijslevering . (art. 1325 en 1326 BW)
16. Kanscontracten Begrip - Vergeldend contract (art. 1104, 1e lid BW): wnnr elke partij zich verbindt iets te geven of te doen, dat beschouwd wordt als gelijkwaardig met wat men haar geeft of voor haar doet. - Kanscontract (art. 1104, 2e lid BW): wnnr het gelijkwaardige gelegen is in de kans op winst of verlies, die voor elke partij afhankelijk is van een onzekere gebeurtenis - Belang van onderscheid : De regels inzake benadeling, waar deze in het recht beteugeld wordt (bv art. 1674 BW), vinden uiteraard gn toepassing op kanscontracten. Voorbeeld - Een verzekeringsovereenkomst : zo bv het risico zich voordoet en de verzekeraar meer moet uitbetalen dan hij aan premies geïnd heeft, dan lijdt hij verlies en boekt de verzekeringsnemer winst. - De verkoop van een onroerend goed tegen de betaling van een lijfrente.
17. Zakelijke contracten en plechtige contracten: definitie + voorbeeld - Behoudens de gevallen waarin de wet uitdrukkelijk de vervulling van bepaalde vormvereisten voorschrijft, zijn alle contracten consensueel. Deze 2 zijn dus uitzondering op de regel. - Het louter samentreffen wd wilsuitingen is voor de totstandkoming v deze contracten onvoldoende. Plechtige contracten: - Zijn die waarvan het ontstaan op straffe van nietigheid onderworpen zijn aan de nakoming van bepaalde vormvereisten. - Meestal nemen de formaliteiten de vorm aan van een schriftelijke akte, die niet enkel ad probationem vereist wordt, maar ad probationem en ad formationem. - Bv het huwelijk (art. 165 BW) en de adoptie (art. 349 BW) Zakelijke contracten: - Zijn die welke voor hun rechtsgeldig ontstaan behalve wilsovereenstemming ook de afgifte van de zaak vereisen. - Bv de bewaargeving (de verplichting vd bewaarnemer om de zaak te bewaren en terug te geven ontstaat
pas op het ogenblik waarop de zaak aan hem is overhandigd), de handgift, bruiklening en verbruiklening
18. Contracten intuitu personae: definitie + verschil met contracten intuitu pecuniae Contracten intuitu personae: - Is het contract waarbij de identiteit of de persoonlijke hoedanigheid van 1 der partijen beslissend is voor de toestemming vd andere. Soms blijkt het intuitu personae-karakter uit de aard vh contract zelf. (bv ov met advocaten, architecten) In andere gevallen kan er twijfel ontstaan en zal de rechter de bedoeling vd partijen moeten onderzoeken. (bv huurcontract intuitu personae) - Gevolgen vh intuitu personae karakter vd overeenkomst:
De ov neemt een einde bij het overlijden, het onbekwaam worden of de faillietverklaring vd partij, van wie de personaliteit determinerend is. Deze laatste mag de ov niet overdragen of ze door een uitvoeringsagent laten nakomen. Bij intuitu personae kan dwaling omtrent de persoon of de persoonlijke kwaliteiten aanleiding geven tot vernietiging vd overeenkomst. De ov intuitu personae is vaak herroepbaar ad nutum, mits uitkering in bepaalde gevallen van een SV (bv art. 1794 BW) In de contracten intuitu personae moet een aanbod steeds aan 1 of meer welbepaalde personen worden gedaan. De rechtstreekse gedwongen uitvoering tav contracten intuitu personae is veelal uitgesloten. Contracten intuitu pecuniae: - Is het contract waarbij het geldelijk voordeel primeert en waarin de persoonlijkheid vd wederpartij om die reden slechts van ondergeschikt belang is.
19. Standaard- en toetredingscontracten: leg uit + voor- en nadelen - Standaardovereenkomsten: zijn contracten die geregeld aan bepaalde rechtsbetrekkingen ten grondslag worden gelegd en waarvan de inhoud geheel of voor een belangrijk deel bestaat uit een vast samenstel v contractbedingen dat vooraf schriftelijk is opgesteld voor een groot aantal gevallen en waarin het aanvullend recht wordt gepreciseerd, aangevuld of uitgeschakeld. - Toetredingscontracten: zijn eenzijdig opgestelde standaardovereenkomsten. - Bv. de CAO is standaardcontract maar geen toetredingscontract Voordelen: - Maken een inkorting vd onderhandelingsfase mogelijk, zodat meer overeenkomsten in minder tijd kunnen worden gesloten. - Ze laten de partijen toe hun rechten en plichten duidelijker te omschrijven dan in de vaak verouderde en leemten vertonende suppletieve wetsbepalingen het geval is - De algemene bedingen zijn vaak aan een lange ervaring getoetst en worden bij elke rechtsontwikkeling aangepast. - Deze overeenkomsten bieden de mogelijkheid rekening te houden met de specifieke noden en behoeften vd betrokken sector. - Ze laten een betere kostprijsberekening toe en kunnen een belangrijke kostenbesparing betekenen door inkorting vd onderhandelingsfase en verkleining vh procesrisico. Nadelen: - Deze contractvorm kan leiden tot misbruik.
20. Verschil tussen voorstel, aanbod en contractbelofte Voorstel - Zijn de besprekingen, onderhandelingen, voorstellen en tegenvoorstellen die aan het aanbod voorafgaan, worden gekenmerkt door een gebrek aan precisie en binden de partijen in beginsel niet. Aanbod - Is een vast en precies voorstel, een door 1 vd partijen voorgesteld ontwerpcontract, waarin al de onontbeerlijke elementen voor het sluiten vd overeenkomst aanwezig zijn, zodat de andere partij alleen nog toe te stemmen heeft, zonder iets te moeten preciseren, om het contract tot stand te brengen. - De bindende kracht van een aanbod vindt haar grondslag in een door een eenzijdige wilsuiting aangegane verbintenis. - bv. Is een door een persoon ondertekend voorstel tot verzekering een aanbod? Dit hangt ervan af of de
ondertekenaar al dan niet op de hoogte is gebracht van alle essentiële bepalingen vh verzekeringscontract. Contractbelofte - De contractbelofte is een overeenkomst waarbij 1 der partijen zich verbindt om met de andere partij een contract te sluiten, waarvan de hoofdbedingen zijn vastgesteld. - Gaat dus verder dan het aanbod: het aanbod is een eenzijdige rechtshandeling, de contractbelofte een overeenkomst. - Onderstelt dat partijen het eens zijn over alle hoofdbestanddelen vh contract dat later in het leven kan worden geroepen. (bv bij een verkoopbelofte moet wilsovereenstemming zijn over zaak en prijs) - Een aanbod kan men na het gedurende een redelijke termijn te hebben opengehouden intrekken, een contractbelofte niet.
21. Wat is de juridische grondslag van de bindende kracht van het aanbod en hoelang is een aanbod verbindend? - Volgens Cassatie vindt de bindende kracht van een aanbod haar grondslag in een door een eenzijdige wilsuiting aangegane verbintenis.
- Dit betekent dat bij aanvaarding vh aanbod door de wederpartij het contract gesloten is en dus partijen tot wet strekt. - Dit betekent ook dat de pollicitant niet vrij is om het aanbod op ieder moment naar eigen goeddunken in te trekken . Dit is zeker het geval wnnr de pollicitant zelf heeft verklaard dat het aanbod gedurende een zekere tijd van kracht blijft. Wnnr de aanbieder geen termijn heeft bepaald wordt veelal aangenomen dat de pollicitant in dit geval zijn aanbod gedurende een redelijke termijn moet openhouden. Dit wilt zeggen dat de bestemmeling genoeg tijd moet hebben om het aanbod te bestuderen. Het aanbod vervalt echter wnnr de aanbieder het intrekt vooraleer het de tegenpartij kon bereiken. - Maar wat als de aanbieder betwist dat hij zich juridisch wou binden? kijken naar vertrouwensleer: het feit dat alle voor de sluiting vh contract onontbeerlijke elementen in het aanbod aanwezig zijn, wekt veelal de gewettigde indruk bij de bestemmeling dat de pollicitant de bedoeling heeft om zich eenzijdig tot het openhouden van dit aanbod te verbinden.
22. Op welk tijdstip en plaats komt het contract tot stand wanneer de partijen in tijd en ruimte gescheiden zijn? - Contracten komen in ons recht in beginsel tot stand wnnr partijen zich akkoord verklaren over de essentiële bestanddelen vd overeenkomst. - Het contract ontstaat daar, waar de partijen zich bevinden en op het ogenblik waarop de aanvaarding de pollicitant bereikt. (meestal in elkaars tegenwoordigheid bij de aanvaarding, en dus gn probleem) Oplossingen voor als partijen niet in elkaars aanwezigheid handelen: - Partijen kunnen zelf een regeling uitwerken. (wilsautonomie) - Wnnr de overeenkomst nopens plaats en tijdstip van totstandkoming niet de minste aanwijzing bevat, dient een suppletieve rechtsregel aangewend te worden. - Er zijn verschillende theorieën: - De theorie vd wilsverklaring (aanvaardingsleer): Volgens deze leer ontstaat de overeenkomst op het ogenblik en op de plaats waar de bestemmeling vh aanbod zijn aanvaarding heeft geuit, ongeacht de vraag of de pollicitant kennis heeft van die aanvaarding. Nadeel is dat acceptant tijdstip vd aanvaarding kan verschuiven naar een andere dan het werkelijke tijdstip. - De theorie vd verzending: Situeert de aanvaarding op de plaats en op het ogenblik, waarop deze in de meeste gevallen als definitief mag worden beschouwd, dus op de plaats en op het ogenblik waarop de aanvaardingsbrief verzonden wordt. Nadeel is de rechtsonzekerheid voor de pollicitant qua het bestaan vd overeenkomst. De acceptant kan de aanvaarding herroepen vooraleer deze de pollicitant bereikt. (bv met een fax) - De theorie vd ontvangst: De overeenkomst ontstaat op het ogenblik en op de plaats waar de aanvaarding de pollicitant bereikt, zelfs indien laatstgenoemde er nog gn kennis van heeft genomen. Nadeel is dat pollicitant slechts geruime tijd na de ontvangst (bv door ziekte) kennis kan nemen vd aanvaarding. En het tijdstip kan moeilijker worden bepaald dan bij de verzendingsleer. - De theorie vd verneming: De overeenkomst ontstaat wnnr de pollicitant werkelijk kennis neemt vd aanvaarding. Wilsleer: op het ogenblik waarop beide partijen op de hoogte zijn v hun wederzijds akkoord is er een werkelijk samentreffen v hun beider wilsuitingen en is de wilsovereenstemming volledig. - Standpunt vh Hof van Cassatie: De overeenkomst komt tot stand op het tijdstip waarop degene die het aanbod heeft gedaan, vd aanvaarding kennis neemt of daarvan redelijkerwijze kennis had kunnen nemen, en dit tijdstip bepaalt tevens de plaats waar de overeenkomst geacht wordt tot stand te zijn gekomen. (dit is een regel van suppletief recht) Cass. Huldigt dus de vernemingsleer maar met de tempering dat de kennisneming geacht wordt plaats te hebben bij de ontvangst vd aanvaarding of korte tijd nadien (ontvangsttheorie). Deze tempering illustreert hoe de wilsleer in toenemende mate door de vertrouwensleer wordt gecorrigeerd.
23. Wanneer maken standaardbedingen deel uit van de contractsinhoud? Het Hof van Cassatie is van mening dat de toestemming van een partij niet slechts uitdrukkelijk maar ook stilzwijgend tot uiting kan komen en deze de partij even goed bindt. Zo kunnen standaardbedingen, zelfs wanneer ze afwijken van het suppletief recht ook stilzwijgend aanvaard worden. Er blijft echter een probleem: in de praktijk zal de aanvaarding van standaardbedingen vaak een fictie betreffen. → De vraag is welke omstandigheden de rechtspraak voldoende acht om tot aanvaarding van de
standaardbedingen te besluiten:
De medecontractant moet er kennis van hebben genomen of er redelijkerwijze kennis van hebben kunnen nemen en daarna dient bewezen te worden dat de bestemmeling die bedingen ook heeft
aanvaard →KENNIS en AANVAARDING: 1) KENNIS
a. Voorafgaande kennis van de standaardbedingen De kennis of de mogelijke kennis van de bedingen moet aan de contractsluiting voorafgaan. → de standaardbedingen die voor het eerst opduiken in een factuur of een leveringsbon maken in beginsel geen deel uit van dat contract (een factuur of leveringsbon vormen op zichzelf geen contract, maar zijn slechts een bevestiging door één van de partijen van een voordien gesloten overeenkomst)
b. Volstaat een loutere verwijzing naar de standaardbedingen? Bij het ontbreken van elke verwijzing naar de alg. bedingen maken deze uiteraard geen deel uit van het contract. Is de voorwaarde van kennis of mogelijke kennis vervuld doordat verwezen wordt naar de standaardbedingen of moeten deze aan de wederpartij persoonlijk worden meegedeeld? → rechtspraak is verdeeld: - loutere verwijzing volstaat als de betrokkenen vertrouwd zijn met elkaar en met de handel - de bestemmeling heeft de plicht de tekst met de alg. voorwaarden te vragen die d.m.v. een verwijzing in het contract staan. Zulke rechtspraak werkt misbruiken in de hand: de opsteller weet dat het merendeel van de medecontractanten in feite geen kennis zal nemen van de standaardbedingen, hij zal dan ook zijn eigen verbintenissen minimaliseren en die van de wederpartij maximaliseren → er is veel rechtspraak die een loutere verwijzing naar algemene contractsvoorwaarden niet voldoende acht
c. Er moet een mogelijke kennis zijn van de standaardbedingen Volstaat vaak bv. niet: - minuscule of onduidelijke letters - het uithangen van een eenvoudig bord of aanplakken van alg. voorwaarden - opgesteld in vreemde taal - overdreven moeilijk juridisch taalgebruik 2) AANVAARDING Wanneer vastgesteld is dat de wederpartij de alg. voorwaarden kende of behoorde te kennen dan moet nog worden aangetoond dat hij deze ook heeft aanvaard.
a. Stilzwijgende aanvaarding van standaardbedingen Vaak wordt aangenomen dat de bestemmeling de alg. bedingen stilzwijgend heeft aanvaard doordat hij er niet uitdrukkelijk of stilzwijgend tegen heeft geprotesteerd. Niet voldoende: louter stilzwijgen volstaat niet, omstandig stilzwijgen is vereist. Een stilzwijgen dat niet anders uitgelegd kan worden dan in de zin van een toestemming.
b. Stilzwijgende aanvaarding van gebruikelijke standaardbedingen → zie volgende vraag
24. Verschil tussen gewoonte/gebruik en bestendig gebruikelijk beding Gewoonte of gebruik: - Is er indien in een bepaalde kring mbt een bepaalde soort overeenkomsten een bepaalde gedragslijn algemeen en voortdurend wordt gevolgd en men in het maatschappelijk verkeer geacht wordt zich daaraan te houden. (=rechtsgebruik en autonome rechtsbron) Een bestendig gebruikelijk beding: - Is een beding dat partijen in een zekere soort overeenkomsten plegen op te nemen. (=feitelijk gebruik en ontleent bindende kracht aan de wil vd partijen) - Gebruikelijke bedingen tss partijen: het loutere feit dat partijen de standaardbedingen in een vorige overeenkomst hebben opgenomen, schept niet het vermoeden dat zij diezelfde voorwaarden in hun latere contracten hebben willen inlassen anders is het indien partijen de algemene bedingen stelselmatig in hun vroegere overeenkomsten hebben opgenomen en er geen aanwijzingen zijn dat zij er in het latere contract van hebben willen afwijken - Gebruikelijke bedingen in een bepaalde tak van handel, beroep of bedrijf: Zijn deze bedingen toepasselijk wnnr er niet bij de contractsluiting over is gerept, en zo ja, gelden zij ook nog indien 1 of beide partijen deze bedingen niet heeft gekend? In sommige gevallen wel ogv de vertrouwensleer en de precontractuele aansprakelijkheid. De betrokken partij kende de bestendig gebruikelijke bedingen weliswaar niet, maar hij behoorde die te kennen. Hij moet de gevolgen van zijn gedrag dragen, want de wederpartij mocht met recht en reden zijn stilzwijgen beschouwen als een aanvaarding vd bestendig gebruikelijke bedingen in de betrokken bedrijfssector.
25. Veinzing of simulatie Begrip - Partijen wekken naar buiten de schijn een bepaalde rechtshandeling te hebben verricht (de schijnbare ov), terwijl ze in het geheim afspreken, dmv tegenbrieven, dat de naar buiten blijkende handeling niet zal gelden (de geheime of verborgen ov). - De geheime overeenkomst wil dus de gevolgen vd openlijke rechtshandeling tenietdoen of ze althans wijzigen. Verscheidene vormen - Louter fictieve overeenkomst : partijen wekken naar buiten de schijn van een bepaalde overeenkomst, terwijl ze in werkelijkheid geen wijziging wensen te brengen in de tss hen bestaande rechtsverhouding. Bv de schijnverkoop van een roerend goed door A aan B met de bedoeling het aan een nakend
faillissement te onttrekken. - De vermomde rechtshandeling : partijen wekken naar buiten de schijn van een bepaalde overeenkomst, terwijl ze in werkelijkheid een andere overeenkomst beogen. Bv koop-verkoop, zonder vereffening vd prijs, daar het in werkelijkheid een schenking betreft - De gedeeltelijk vermomde rechtshandeling - Door tussenpersonen : partijen willen werkelijk de naar buiten tot stand gebrachte rechtshandeling, maar dan tss anderen dan de naar buiten genoemde partijen. Bv A sluit naar buiten toe koopcontract met B, maar in werkelijkheid is de koper C Geoorloofdheid - In beginsel is simulatie geoorloofd - Wnnr de simulatie ongeoorloofde of onrechtmatige doeleinde nastreeft dan is deze ov absoluut nietig ogv art. 1131 en 1133 BW. Bv wnnr de werkelijke, geheim gehouden overeenkomst ertoe strekt belastingen te ontduiken Gevolgen tss partijen: - Tussen partijen geldt de werkelijke rechtshandeling. (art. 1321 BW) - Omdat er een schijnakte bestaat, moet aan die akte voorlopig geloof worden gehecht. (artt. 1319 en 1322 BW) - Bij betwisting of ze geveinsd is kan het bewijs vd veinzing slechts met een geschreven bewijs gebeuren (tegenbrief) (art. 1321 BW), ook indien de waarde vd schijnakte de 375euro niet overtreft. (art. 1342 BW) Gevolgen tov derden: - Tegenbrieven werken niet tegen derden. (art. 1321 BW) - Derden kunnen kiezen om zich te beroepen op de schijnhandeling of op de werkelijk gewilde rechtshandeling. - De betrokken partijen mogen tov derden niet het bewijs leveren vd door hen ingeroepen veinzing. - Voor derden is de simulatie een louter feit, zij mogen het bewijs leveren door alle mogelijke rechtsmiddelen.
26. Verschil tussen verhinderende dwaling, essentiële dwaling en bijkomende dwaling Verhinderende dwaling - Deze dwaling is zo vergaand dat er geen echte wilsovereenstemming is tot stand gekomen, de partijen zijn volledig misleid door een misverstand of vergissing. - Soorten verhinderende dwaling: error in negotio (dwaling nopens de aard vd rechtshandeling) A denkt een goed te verkopen, terwijl wederpartij B meent dat het om een schenking gaat error in corpore (dwaling nopens het voorwerp vd verrichting) A verkoopt een werkmanswoning, terwijl B in de waan verkeert een villa te kopen error in causa (dwaling omtrent de oorzaak vd rechtshandeling) A weigert een erfenis, omdat hij in de waan verkeert dat daardoor zijn vader tot die nalatenschap geroepen zal worden, terwijl in werkelijkheid zijn broer er baat uit trekt - Sanctie is de relatieve nietigheid Essentiële dwaling - Bij essentiële dwaling bestaat er wel wilsovereenstemming, maar één van de partijen heeft zijn toestemming gegeven ten gevolge van een waanvoorstelling. - Ze betreft een waanvoorstelling over de zelfstandigheid van de zaak die het voorwerp van het contract uitmaakt. (art.1110 BW) (art. 1117 BW). - “Zelfstandigheid vd zaak” houdt in: ieder element dat de partij hoofdzakelijk ertoe heeft bewogen de overeenkomst te sluiten, zodat zonder dit element geen contract zou zijn aangegaan. - Sanctie is de relatieve nietigheid Bijkomende dwaling - Is de vergissing die geen determinerende invloed heeft uitgeoefend op de toestemming vd betrokken partij. - Dwaling omtrent bijkomende eigenschappen (want zie art. 1110 BW: enkel dwaling over de zelfstandigheid vd zaak komt in aanmerking voor nietigheid) - Dwaling omtrent de waarde : Dit staat in de regel gelijk met benadeling. Art. 1118 BW bepaalt uitdrukkelijk dat benadeling overeenkomsten slechts nietig maakt wat betreft bepaalde
contracten of bepaalde personen. Dwaling omtrent de waarde vd zaak is op zichzelf dus niet voldoende om de nietigverklaring vd overeenkomst te verkrijgen. - Dwaling omtrent de beweegredenen - Geen sanctie
27. Dwaling moet verschoonbaar zijn: verklaar - Cass.: De onverschoonbare dwaling, dus de vergissing die geen redelijk mens zou begaan, is geen gebrek in de toestemming in de zin van de art. 1109 en 1110 BW en kan derhalve niet tot grondslag dienen voor de in art. 1117 BW bedoelde vordering tot nietigverklaring. - Gevolgen van deze opvatting: Het begrip onverschoonbaarheid moet niet in het licht van art. 1382 BW worden omschreven, maar in functie vd wilsleer. De schuld dient in concreto te worden beoordeeld. De leer vd onverschoonbare dwaling geldt niet tav de verhinderende dwaling, daar deze niet bedoeld wordt in art. 1110 en 1117 BW. - Men kan de onverschoonbare dwaling echter ook koppelen aan de theorie vd precontractuele aansprakelijkheid: Wnnr de vergissing vd dwalende partij aan zijn eigen onaandachtzaamheid of onzorgvuldigheid te wijten is, begaat deze een fout in de zin van art. 1382 en 1383 BW. Hij heeft immers aan de totstandkoming vh contract niet alle zorgen van een goed huisvader besteed. Deze fout kan worden gesanctioneerd door het behoud, ondanks het wilsgebrek, vh contract. Met deze theorie kan ook de onverschoonbare verhinderende dwaling gesanctioneerd worden.
28. Bedrog: definitie, hoofdbedrog, tussenbedrog, is achterhaalbaar bedrog een wilsgebrek? Begrip - Is de opzettelijk door 1 vd contracterende partijen veroorzaakte verkeerde voorstelling vd werkelijkheid: die de wederpartij tot contracteren heeft bewogen (hoofdbedrog) (zie art. 1116 BW) of deze er althans toe gebracht heeft contractvoorwaarden te aanvaarden die hij, zonder het bedrog, zeker niet zou hebben goedgekeurd (tussenbedrog) - Bedrog is dus een opzettelijk verwekte dwaling. - Vereiste elementen: Psychologisch element : het inzicht de wederpartij te misleiden Materieel element : de gebruikte kunstgrepen - Cass.: Het materieel element kan naast een positief handelen ook bestaan in een verzwijging en onder bepaalde omstandigheden in een stilzwijgen. Stilzwijgen : is gwn niet spreken; men verschaft bepaalde informatie niet, omdat men deze zelf niet kent of omdat men niet weet dat deze van belang is voor de wederpartij. Verzwijgen : is het opzettelijk niet zeggen van iets dat men behoort te zeggen, daar men weet dat de betrokken informatie van belang is voor de beslissing vd wederpartij. Sanctie - Sanctie van hoofdbedrog: relatieve nietigheid (art. 1116 BW) (verjaringstermijn van 10j zie art. 1304 BW) of vordering tot volledige schadeloosstelling ogv art. 1382 BW (bedrog is nl ook een onrechtmatige daad) - Sanctie van tussenbedrog: toekenning van schadeloosstelling ogv art. 1382 BW - Verjaringstermijn van 1382 BW is 5j en 20j (art. 2262bis, §1 BW) (zie BCA) Achterhaalbaar bedrog - De theorie vd onverschoonbare dwaling geldt niet voor het bedrog als wilsgebrek. - Cass.: Wnnr het bedrog tot de toestemming heeft geleid, kan de onvoorzichtigheid of zelfs de grove en onverschoonbare nalatigheid vh slachtoffer vh bedrog door de medecontractant niet worden ingeroepen. Bedoelde onvoorzichtigheid of nalatigheid heeft niet tot gevolg dat het bedrog op zijn beurt verschoond zou worden en geen aanleiding zou kunnen geven tot vernietiging vd overeenkomst of tot schadevergoeding. - Toepassing vd precontractuele aansprakelijkheid dringt zich op: Zowel de fout vd partij die het bedrog gepleegd heeft moet gesanctioneerd worden, als de eventuele nalatigheid of onvoorzichtigheid vh slachtoffer vh bedrog. De rechter kan dan naargelang het geval, hetzij de overeenkomst in stand houden en alleen SV toekennen, hetzij de overeenkomst nietig verklaren en geen of slechts gedeeltelijke SV toewijzen.
29. Geweld: definitie en 7 voorwaarden Begrip - Geweld is de bedreiging gebruikt om de toestemming van iemand te bekomen. Voorwaarden (art. 1111-1115 BW) 1 Kwaad van fysieke, materiële of morele aard
- Het kwaad waarmee gedreigd is, moet van fysieke, materiële (bv financiële ondergang) of morele aard zijn. 2 Het geweld moet doorslaggevend zijn geweest - Zonder het geweld zou het slachtoffer het contract niet hebben gesloten. - Indien het geweld de wederpartij er enkel toe gebracht heeft minder gunstige voorwaarden te aanvaarden, gaat het om incidenteel geweld. 3 Het 'dadelijk' karakter van het geweld - Het kwaad waarmee gedreigd wordt moet nakend zijn, zodat het een onmiddellijke vrees doet ontstaan. 4 Het aanzienlijk karakter van het geweld - Het geweld moet indruk maken op een redelijk mens. (abstract criterium) (art. 1112, lid 1 BW) - Er wordt gelet op de leeftijd, het geslacht en de stand vd persoon (subjectief criterium) (art. 1112, lid 2 BW) 5 Het onrechtmatig karakter van het geweld - Het geweld mag niet voortvloeien uit de normale uitoefening van een recht of uit normale sociale, economische of andere gezagsverhoudingen. - Normaal gebruik van rechten en bevoegdheden: Cass.: Overwegende dat morele dwang de geldigheid vd wil slechts aantast in zoverre hij onrechtmatig of ongeoorloofd is; dat de enkele omstandigheid dat een werknemer ontslag neemt, omdat de werkgever dreigt hem zo niet ontslag te geven wegens een dringende reden en te dien einde een rechtsvordering tegen hem in te stellen, niet als zodanig geweld kan opleveren in de zin vd art. 1109 ev BW. Dreigen met op zichzelf geoorloofde rechtsmiddelen of geoorloofde rechtsuitoefening om voordelen te verkrijgen die niet onwettig zijn, levert geen geweld op. Anders is het indien misbruik wordt gemaakt van op zichzelf geoorloofde drukkingsmiddelen. Dit is bv het geval wnnr men een drukking middel aanwendt om abnormale voordelen af te dwingen. - Gezagsverhoudingen: De vrees in het raam van een nrmle gezagsverhouding, bv vh kind ten opzichte van zijn ouders of vd werknemer tov zijn werkgever, is op zichzelf geen voldoende grond voor een nietigverklaring van een contract wegens geweld. (art. 1114 BW) Evenwel wordt de morele druk ten gevolge van een gezagsverhouding met dwang gelijkgesteld als er misbruik is van invloed, dit wnnr men deze machtpositie aanwendt om abnormale voordelen af te dwingen of wnnr deze druk gepaard gaat met andere, onaanvaardbare intimidatiemiddelen. 6 Herkomst van het geweld - Het geweld kan ook uitgaan van een derde. (art. 1111 BW) - Geweld wordt ook gesanctioneerd wnnr het het gevolg is van natuurlijke omstandigheden of van een noodtoestand. De wederpartij buit dan de omstandigheden te zijnen behoeve uit. 7 Geweld gericht op wederpartij of derde - Rechtsleer en rechtspraak aanvaarden dat opsomming van art. 1113 BW niet beperkend bedoeld is. Bewijs en sanctie - Geweld is een feit en mag worden bewezen door alle rechtsmiddelen, vermoedens inbegrepen. - Relatieve nietigheid en bijkomende SV is mogelijk.
30. Gekwalificeerde benadeling Gewone benadeling - Benadeling impl dat de economische waarde vd door de partijen aangegane wederkerige verbintenissen ongelijk is. - In beginsel geen grond voor nietigverklaring vh contract. (zie art. 1118 BW) de wetgever heeft echter in een aantal gevallen de benadeling gesanctioneerd, m.n. ten opzichte van bepaalde personen en t.o.v. bepaalde contracten. Gekwalificeerde (of omstandige) benadeling - Begrip: Wnnr de duidelijke en gewichtige wanverhouding die tss de wederzijdse prestaties bestaat, haar oorsprong vindt in de uitbuiting door de ene contractpartij vd ondergeschikte positie (zwakte, gebrek aan kennis of ervaring, lichtzinnigheid,...) vd wederpartij. - Volgens belangrijk gedeelte rechtsleer en rechtspraak heeft een overeenkomst die in zo'n omstandigheden is tot stand gekomen een ongeoorloofde oorzaak en is zij derhalve absoluut nietig. (artt. 1131 en 1133 BW) - Cass.: Oordeelt dat het louter bestaan van een wanverhouding tss de prestaties vd in een overeenkomst betrokken partij in se niet impliceert dat de oorzaak van die overeenkomst bij een of beide partijen ongeoorloofd is. Cass heeft dus de mogelijkheid willen openlaten voor een sanctionering vd theorie vd gekwalificeerde benadeling ogv art. 1131 en 1133 BW. - Ander deel vd rechtsleer en rechtspraak vindt de ongeoorloofde oorzaak geen goede grondslag: Het gaat om een wilsgebrek of een fout en niet zozeer om een schending vd openbare orde of de goede zeden. (dus niet absolute nietigheid) - Auteur: Een sanctionering vd gekwalificeerde benadeling ogv de theorie vd precontractuele aansprakelijkheid (art.1382 BW) is meer aangewezen. (bv art. 1907ter BW) Sanctie - Gewone benadeling Vernietiging vh contract (art. 1305 BW)
Verschil met relatieve nietigheid is dat degene die uit de benadeling profijt haalt, in principe de vernietiging kan vermijden door een aanpassing vd contractuele voorwaarden. (art. 891 en 1581 BW) - Gekwalificeerde benadeling Als de grondslag de buitencontractuele aansprakelijkheid is dan kan integrale SV gevorderd worden. Als de grondslag de theorie vd ongeoorloofde oorzaak is (art. 1131 en 1133 BW) dan is de sanctie absolutie nietigheid.
31. Precontractuele aansprakelijkheid: verklaar, voorbeeld, juridische grondslag, sensu stricto – sensu lato - Culpa in contrahendo = precontractuele aansprakelijkheid - Precontractueel noemt men de periode die voorafgaat aan het sluiten van een overeenkomst of, omgekeerd, aan de eenzijdige of meerzijdige beslissing een voorgenomen contract niet te sluiten. Zij is gekenmerkt door het bestaan van een wederkerige verhouding tss rechtssubjecten ivm het sluiten van een overeenkomst. - Gaat hier om het herstel, ogv art. 1382 – 1383 BW vd tijdens de precontractuele fase aan de wederpartij veroorzaakte schade. - Alle tekortkomingen aan de bij de contractsluiting in acht te nemen zorgvuldigheid kunnen op deze grond worden beteugeld. - Precontractuele aanspr sensu stricto: partijen hebben uiteindelijk de beoogde ov niet gesloten. Bv het op arbitraire gronden afbreken van vergevorderde onderhandelingen - Precontractuele aanspr sensu lato: partijen zijn wel tot een ov gekomen. Vooral over fouten begaan ter gelegenheid vd totstandkoming van nietige contracten 1. Onderhandelingen en voorstellen niet gevolgd door een contract - Partijen hebben het recht aan de aan een aanbod voorafgaande onderhandelingen op ieder moment naar eigen goeddunken een einde te maken. - Van dit recht mogen zij echter geen misbruik maken. - Meestal bestaat de fout er in het bij de wederpartij gewekte vertrouwen op foutieve wijze – opzettelijk of door nalatigheid – te hebben beschaamd. 2. Relatief nietige overeenkomst – Bijkomende schadeloosstelling - In een aantal gevallen biedt de relatieve nietigheid onvoldoende bescherming aan het slachtoffer vd precontractuele fout. Deze kan dan bijkomende SV bekomen ogv art. 1382-1383 BW. - Bv begaat een fout, de werkgever die en dame voor onbepaalde tijd in dienst neemt als gerante v winkel
zonder haar ervan op de hoogte te brengen dat hij gn hernieuwing heeft aangevraagd vh betrokken handelshuurcontract 3. Relatief nietige overeenkomst – Behoud van het contract gekoppeld aan schadevergoeding - Het is mogelijk dat een contract vernietigbaar is, maar dat de partij die deze nietigheid mag inroepen, de voorkeur geeft aan het behoud vh contract gekoppeld aan een SV ogv de artt. 1382 ev BW. - Bv lening van bank, deze verzuimt info te geven, maar bij nietigverklaring zou de bouw vd lener zijn huis in
gedrang komen 4. Absolute nietige overeenkomst – Schadeloosstelling - Ook wnnr de gesloten ov absoluut nietig is kan het slachtoffer SV bekomen ogv art. 1382 BW. - Anders is het echter wnnr het contract een ongeoorloofde (externe) oorzaak heeft en beide partijen een oogmerk strijdig met de openbare orde of de goede zeden nastreefden, of tenminste dat de wederpartij daarvan wist. 5. Rechtsgeldige overeenkomst – Schadeloosstelling - Zelfs wnnr een contract rechtsgeldig is en dus niet voor nietigverklaring in aanmerking komt, is toepassing vd theorie vd precontractuele aansprakelijkheid mogelijk. - Bv de sanctionering vh incidenteel bedrog ogv art. 1382 BW. 6. Fout van een derde - Bij de totstandkoming van een contract kunnen ook derden een fout begaan die door art. 1382-1383 BW wordt gesanctioneerd.
32. Verklaar: partijovereenkomst of partijbeslissing en raamovereenkomst De geldigheidsvereisten van het contract – C. Het voorwerp – I. Het voorwerp moet bepaald of bepaalbaar zijn Partijovereenkomst of partijbeslissing - Is de bij overeenkomst aan 1 vd partijen verleende bevoegdheid om de rechtsbetrekkingen met de wederpartij nader te bepalen of zelfs te wijzigen. - Het nemen van een partijbeslissing behoort tot de uitvoering van de overeenkomst en moet derhalve te goeder trouw gedaan worden. - Deze rechtsfiguur komt bv. vaak voor in aannemingscontracten. Zo kan een garagist wanneer een voertuig aan hem voor onderhoud is toevertrouwd, bepalen welke normale werken uitgevoerd moeten worden en welke prijs daarvoor betaalt moet worden. Deze bevoegdheid moet hij uiteraard te goeder trouw uitoefenen. Raamovereenkomst
- In een raamovereenkomst wordt een bindende afspraak gemaakt tss partijen wat de hoofdzaken betreft. - De aanvulling vh contract gebeurt hier niet door de beslissing van 1 vd partijen, maar vereist een nieuwe wilsovereenstemming tss beide partijen. - Zie bv A koopt van B een welbepaald autovoertuig tegen welbepaalde prijs. Afgesproken wordt de kleur van de auto later in gemeen overleg zal vastgesteld worden. Dit is geen partijovereenkomst aangezien de kleur niet vrij bepaald mag worden door één van de partijen, een aanvullende wilsovereenstemming tussen de partijen is essentieel.
33. Verklaar: openbare orde – goede zeden – dwingend recht - De geldigheidsvereisten van het contract – C. Het voorwerp – III. Het voorwerp moet geoorloofd zijn - Het voorwerp moet geoorloofd zijn. Dit wil zeggen dat het niet strijdig mag zijn met de voorschriften van openbare orde en goede zeden (art. 6 BW) of met andere bepalingen van dwingend recht. De begrippen “openbare orde” en “goede zeden” - De wet van openbare orde is de wet die de essentiële belangen vd staat of vd gemeenschap raakt, of die in het privaatrecht de juridische grondslagen vastlegt waarop de economische of morele orde vd maatschappij rust. - Goede zeden: Gaat veeleer om de fundamentele ethische normen die door alle eerlijke en rechtschapen mensen worden gerespecteerd en die op dit ogenblik in ons land gangbaar zijn. - De begrippen openbare orde en goede zeden overlappen elkaar en zijn niet los v elkaar te definiëren. De begrippen “openbare orde” en “dwingend recht” - Een wettelijke regeling waarvan partijen niet bij overeenkomst mogen afwijken, is van dwingend recht. - Een regel die de bescherming vd openbare orde tot doel heeft (dwingend recht sensu lato), wordt door de absolute nietigheid gesanctioneerd, terwijl aan de schending van een rechtsregel die de bescherming van private belangen beoogt (dwingend recht sensu stricto), een relatieve nietigheid is verbonden. - Bv art. 1678 en 1680 BW zijn van dwingend recht sensu stricto - Bv arbeidsongevallenwet is van dwingend recht sensu lato
34. Twee rechtsadagia: verklaar + geef toepassing - In pari causa turpitudinis cessat repetitio & Nemo auditur propriam turpitudinem allegans 35. Oorzaak: interne en externe oorzaak, valse oorzaak, abstracte verbintenis - Hfdstk IV. De geldigheidsvereisten van het contract – D. De oorzaak Interne of organieke oorzaak - Is het onmiddellijke doel dat iedere partij beoogt, de reden van bestaan, de inwendige rechtvaardiging van elke verbintenis. - Bv bij koop werkt bij de verkoper de betaling vd prijs als oorzaak voor het aangaan van zijn eigen verbintenis om het eigendomsrecht af te staan. - De voorwerpen vd respectieve verbintenissen werken telkens als oorzaak voor de tegenprestatie. Externe of subjectieve oorzaak - Is het verwijderde doel dat de partijen wederzijds voor ogen hebben wnnr ze een overeenkomst sluiten. - Het gaat om de uitwendige rechtvaardiging of de beweegredenen die aan de basis liggen van iedere verbintenis. - Bv een huis verkopen om zo je schulden te kunnen betalen Abstracte verbintenis - Begrip: Is de verbintenis die voor haar geldig bestaan van haar oorzaak kan worden losgemaakt. Dit kan zowel de interne als de externe oorzaak omvatten. - Het zijn onbetwistbare titels die op gn verweermiddelen kunnen stuiten dan uit de titel zelf. (bv wisselbrief) - Cass.: De oorzaak is voor elke rechtshandeling vereist, tenzij in de gevallen waarin de wet aanvaardt dat een rechtshandeling vd oorzaak kan worden losgemaakt en geabstraheerd en bijgevolg op zichzelf kan bestaan. De valsheid van de oorzaak - Ofwel hebben partijen gecontracteerd ogv een welbepaalde oorzaak, die in feite louter denkbeeldig is. In dit geval ontbreekt de oorzaak. - Ofwel hebben partijen in hun contract met kennis van zaken verwezen naar een niet-bestaande oorzaak, om de ware oorzaak te verbergen. (eigenlijk is er enkel in dit geval dus een valse oorzaak) In dit geval is er simulatie. Een valse oorzaak is dus niet steeds ongeoorloofd want simulatie is in principe toegelaten. Daarom zal de verb in geval van valse oorzaak alleen nietig zijn, indien de werkelijke oorzaak ongeoorloofd is.
36. Art. 1156 t.e.m. 1164: adviezen? Welke interpretatie bij tegenstrijdigheid? Wanneer partijen over zin en draagwijdte van hun contract van mening verschillen, zal de rechter die moeten bepalen. Hij zal m.a.w. het contract moeten interpreteren. * draagwijdte van de artikelen 1156 t.e.m. 1164 BW:
- Dienen deze interpretatieregels als louter adviezen aan de rechter te worden beschouwd of vormen zij werkelijke rechtsregels met een suppletief karakter? Indien louter adviezen voor de rechter: schending kan niet tot cassatie leiden. Traditionele leer, gedurende vele jaren de heersende opvatting - Kritiek op deze traditionele leer: 1) De traditionele opvatting m.b.t. deze interpretatieregels is erg radicaal. Nergens zijn aanwijzingen te vinden die aantonen dat deze bepalingen geen wetten zijn. De rechterlijke macht is zijn bevoegdheid te buiten gegaan. 2) Heel wat interpretatieregels vervat in de betreffende artikelen zijn toepassingen van het beginsel van de wilsautonomie (de grondslag van ons contractenrecht). De wilsautonomie is geen louter advies maar een fundamenteel rechtsbeginsel dat de rechters moeten eerbiedigen. - Reactie van het Hof van Cassatie: In een arrest van 1979 besliste het Hof dat in geval van twijfel over de zin of draagwijdte van een contract het contract moet uitgelegd worden volgens art. 1162 BW (wat bepaalt dat in geval van twijfel het contract wordt uitgelegd ten nadele van hij die bedongen heeft en ten voordele van hij die zich verbonden heeft). Art. 1162 BW wordt expliciet erkend als zijnde een wettelijke bepaling waarvan de schending tot → cassatie kan leiden. In een later arrest van datzelfde jaar stelde het Hof dat de rechter krachtens art. 1156 BW verplicht is de gemeenschappelijke bedoeling van de partijen na te gaan. Uit dit arrest kan worden afgeleid dat ook de overige interpretatieregels wettelijke bepalingen zijn. Het Hof erkend impliciet dat de art. 1156-1164 BW suppletieve rechtsregels zijn waarvan de schending door de rechter tot cassatie kan leiden. * welke interpretatie bij tegenstrijdigheid? … ???
37. Art. 1162 BW: draagwijdte, verschil interpretatie / aanvulling van contract Interpretatie ten nadele van degene die bedongen heeft - Art. 1162 BW: In geval van twijfel wordt overeenkomst uitgelegd ten nadele van hem die bedongen heeft en ten voordele van hem die zich verbonden heeft. - Cass.: art. 1162 BW kan slechts worden toegepast door de rechter wnnr de andere in de art. 1156 ev BW vermelde interpretatieregels geen uitkomst bieden. - Degene die in een ov het voordeel van een beding tot vrijstelling van aansprakelijkheid geniet, is mbt dat exoneratiebeding, in het raam van art. 1162 BW, de partij die bedongen heeft, terwijl de andere partij zich verbonden heeft. (dus niet altijd noodzakelijk ten voordele vd SA)
Verschil interpretatie ↔ aanvulling van het contract: - Interpretatie van het contract impliceert dat een contractuele regeling wel bestaat maar dat over de zin of de draagwijdte daarvan een conflict bestaat tussen partijen. De oplossing bestaat in tal van interpretatieregels die de rechter moet volgen. - Bij aanvulling vertoont het contract een leemte en moet dus vervolledigd of vervolmaakt worden. (verschil met interpretatie, want hierbij is er al een contractuele regeling, maar conflict over zin of draagwijdte) Art. 1135 BW biedt voor dit probleem een oplossing.
38. Interpretatieve, aanvullende en beperkende werking van goede trouw - Hfdstk V. De gevolgen van het contract – A. De gevolgen tussen partijen – III. Uitvoering te goeder trouw - Art. 1134, lid 3 BW bepaalt dat de overeenkomst steeds te goeder trouw ten uitvoer moet worden gebracht. Tijdens de 19e eeuw werd deze bepaling vnl. als interpretatieregel opgevat. In het begin van de 20 e eeuw werd de aanvullende werking erkend en thans staat het Hof van Cassatie op het punt de beperkende werking van de goede trouw te erkennen. Interpretatieve werking - Het beginsel vd uitvoering te goeder trouw houdt vooreerst in dat de contractpartijen hun verbintenissen veeleer naar de geest vh contract, dus overeenkomstig de gemeenschappelijke bedoeling vd partijen, dan naar de letter moeten uitvoeren. - Gaat niet om de interpretatie vh contract (zoals bij art. 1156 BW) maar wel om de uitvoering vh contract. Aanvullende werking - Vrij algemeen wordt thans erkend dat art. 1134, lid 3 BW vooral een gedragsregel formuleert: de SE en de SA van een contractuele prestatie dienen zich bij de uitvoering van hun contract, behoorlijk, correct te gedragen. - De aanvullende werking vd goede trouw impliceert dat, naast de overeengekomen verbintenissen, de SE en de SA gehouden zijn tot een aantal bijkomende verplichtingen. (samenwerkingsplicht) - Deze aanvullende verplichtingen formuleert de rechter via het referentiegedrag vd zorgvuldige contractant, geplaatst in dezelfde externe omstandigheden. Beperkende werking - Gaat om de vraag of de rechter in bepaalde omstandigheden de bevoegdheid heeft om het contractueel bepaalde te beperken of opzij te zetten.
- Cass. 1983 Stelt perken aan de uitoefening van contractuele rechten door een sanctie te verbinden aan het misbruik maken van contractuele rechten. In die zin wordt door Cass de beperkende werking vh goede trouwbeginsel erkend. Sinds dit arrest is het vaststaande rechtspraak v Cass dat de uitvoering te goeder trouw van overeenkomsten moet worden beoordeeld met toepassing vh criterium vh verbod vh misbruik van contractuele rechten. - Cass. 2001: De sanctie bestaat in het opleggen vd normale uitoefening vh desbetreffende contractuele recht of in het herstel vd schade die is veroorzaakt door het misbruik dat van dat recht is gemaakt. Wnnr het misbruik bij de uitoefening van een contractueel recht betrekking heeft op de toepassing van een contractueel beding, kan het herstel vd daardoor veroorzaakte schade erin bestaan dat aan de SE het recht wordt ontzegd om op dat beding een beroep te doen. Toepassing vd beperkende werking: Rechtsverwerking: - Begrip: Hierbij gaat een subjectief recht teniet of het kan althans niet meer worden aangevoerd wnnr de houder van dat recht, zonder vrijwillig uitdrukkelijk of stilzwijgend ervan afstand te doen, een houding aanneemt die objectief onverenigbaar is met de uitoefening van dat recht, waardoor hij aldus het gewettigd vertrouwen van de SA en van derden misleidt. - Voorbeeld: Een aannemer had zijn recht op schadeloosstelling wegens het foutief verbreken vd aannemingsovereenkomst door de opdrachtgever verloren, daar hij 3m had laten voorbijgaan alvorens te reageren en hij zich al die tijd niet meer op de bouwwerf had vertoond, zodat hij zichzelf vd mogelijkheid had beroofd om tot gehele of gedeeltelijke uitvoering vh werk over te gaan.
39. Rechtsverwerking: definitie, voorbeeld, visie in België Begrip: Hierbij gaat een subjectief recht teniet of het kan althans niet meer worden aangevoerd wnnr de houder van dat recht, zonder vrijwillig uitdrukkelijk of stilzwijgend ervan afstand te doen, een houding aanneemt die objectief onverenigbaar is met de uitoefening van dat recht, waardoor hij aldus het gewettigd vertrouwen van de SA en van derden misleidt. Voorbeeld: Een aannemer had zijn recht op schadeloosstelling wegens het foutief verbreken vd aannemingsovereenkomst door de opdrachtgever verloren, daar hij 3m had laten voorbijgaan alvorens te reageren en hij zich al die tijd niet meer op de bouwwerf had vertoond, zodat hij zichzelf vd mogelijkheid had beroofd om tot gehele of gedeeltelijke uitvoering vh werk over te gaan. Visie in België: - Cass. 1 7 mei 1990 sprak zich uit over de gelding vd rechtsverwerking in het Belgische privaatrecht. - Uit dit arrest kan men 3 conclusies trekken: Cass ontkent enkel het bestaan van een algemeen rechtsbeginsel betreffende rechtsverwerking. Om de miskenning vh in de figuur vd rechtsverwerking verwoorde principe aan te voeren, zal de schending moeten worden ingeroepen van hetzij het in art. 1134, lid 3 BW neergelegde beginsel dat overeenkomsten te goeder trouw moeten worden uitgevoerd, hetzij het algemeen rechtsbeginsel dat rechtsmisbruik verbiedt. Cass heeft dus het bestaan zelf van rechtsverwerking niet ontkend en evenmin dit begrip uit onze rechtsorde geweerd. Het Hof laat de mogelijkheid open zich op rechtsverwerking te beroepen indien men aanvoert dat rechtsmisbruik gepleegd werd door de contractpartij die een haar toekomend recht uitoefent terwijl die bij de wederpartij het gewettigd vertrouwen had doen ontstaan dat recht niet te zullen uitoefenen, en zo een houding aanneemt die objectief onverenigbaar is met de houding die voordien bij de (niet-) uitoefening van dit recht werd ingenomen. In deze zin en vastgekoppeld aan het misbruik van een contractueel recht is de rechtsverwerking niet onverenigbaar met de wettelijke regeling van de bevrijdende verjaring. → Een partij heeft inderdaad de mogelijkheid een haar toekomend recht niet direct uit te oefenen maar dit moet dan wel gebeuren binnen de perken van de uitvoering te goeder trouw. De niet-onmiddellijke uitoefening van een contractueel recht mag dus geen rechtsmisbruik inhouden. * Sanctie: Indien grondslag = rechtsmisbruik → sanctie: vermindering of beperking van het recht tot het niveau van de normale uitoefening ervan.
40. Bespreek de drie overmachttheorieën in België De discussie over de contractuele aansprakelijkheid voor eigen daad schept vooral problemen t.a.v. de resultaatsverbintenissen. M.b.t. de inspanningsverbintenissen is iedereen het er immers overeen dat enkel het
foutcriterium geldt. Bij inspanningsverbintenissen begaat de schuldenaar die zich niet houdt aan de zorgvuldigheid waaraan een goede schuldenaar in dezelfde situatie geplaatst zou houden een fout. Wat betreft de resultaatsverbintenissen moet de schuldenaar bewijs leveren van overmacht (of toeval) om zijn aansprakelijkheid te vermijden. Hieromtrent zijn er in België 3 opvattingen m.b.t. overmacht.
1) De leer van de ontoerekenbare onmogelijkheid Volgens deze opvatting is er slechts sprake van overmacht wanneer de omstandigheid die als vreemde oorzaak ter bevrijding wordt ingeroepen door de schuldenaar, de nakoming van de verbintenis onmogelijk maakt en waarbij de schuldenaar ter zake geen enkele fout treft. Deze leer steunt op de artikelen 1147 en 1148 BW . Het Hof van Cassatie heeft deze leer in 1976 bevestigd. → “de overmacht die de schuldenaar van de verplichting tot schadevergoeding bevrijdt, is de gebeurtenis
die een onoverkomelijk beletsel uitmaakt tot de nakoming van zijn verbintenissen en die, wat haar totstandkoming betreft, aan geen fout van de schuldenaar is de wijten”. Er zijn dus 2 vereisten voor de toepassing van deze leer: de onmogelijkheid om de verbintenis na te komen en de niet toerekenbaarheid van die onmogelijkheid aan de schuldenaar. (1) De onmogelijke nakoming van de verbintenis Wat deze vereiste betreft is er een strekking die de absolute onmogelijkheid noodzakelijk acht. Enkel fysische en wettelijke onmogelijkheid is van tel, niét de morele onmogelijkheid (zoals ernstig gevaar voor leven, gezondheid, vrijheid…)! → dit is onhoudbaar, lijkt gemaakt voor übermenschen Rechtsleer en rechtspraak hebben de absolute onmogelijkheid dan ook vervangen door de normale, menselijke of praktische onmogelijkheid. (2) De niet-toerekenbaarheid van de verhindering aan de schuldenaar Indien de omstandigheid die de nakoming verhindert te wijten is aan de schuldenaar is hij niet bevrijd. → de vreemde oorzaak moet onvoorzienbaar en onvermijdelijk zijn → de schuldenaar kan zich niet beroepen op een omstandigheid die aan zijn eigen nalatigheid of onvoorzichtigheid is te wijten
2) De schuldleer Volgens deze leer is de niet-nakoming van de verbintenis aan overmacht te wijten wanneer de schuldenaar om het beoogde resultaat te bereiken alles gedaan heeft wat een zorgvuldig schuldenaar in dezelfde omstandigheden gedaan zou hebben. M.a.w. indien de schuldenaar het resultaat niet heeft bereikt terwijl hij daartoe alle inspanningen heeft geleverd die men van hem als “goed huisvader” mag verwachten dan is hij door overmacht bevrijd. → overmacht begint daar waar de schuld ophoudt → de als overmacht te beschouwen omstandigheid hoeft niet noodzakelijk geheel onvoorzienbaar of onvermijdelijk te zijn en de nakoming van de verbintenis moet niet noodzakelijk onmogelijk geweest zijn → voordeel: zelfde foutbegrip als inspanningsverbintenissen (nl. culpa levissima in abstracto)
3) De schuldleer aangevuld met het risicobeginsel Centrale vraag: welke gevallen dienen onderworpen te worden aan de risicoaansprakelijkheidregeling? 2 strekkingen: (1) De schuldenaar is slechts bevrijd indien hij bewijst dat de niet-nakoming het gevolg is van een vreemde oorzaak (art. 1147 BW) die hem niet kan worden toegerekend. Ander begrip van het woord “vreemd”: extern i.p.v. niet-toerekenbaar (zo zal bv. Lang durend vriesweer wel als overmacht gelden maar ziekte niet) → deze strekking wordt unaniem verworpen in België (2) De schuldenaar die in de nakoming van zijn verbintenis tekortschiet is verplicht de door de schuldeiser geleden schade te vergoeden, tenzij de tekortkoming hem niet kan worden toegerekend (dit zal zijn wanneer de tekortkoming niet te wijten is aan zijn schuld, noch krachtens wet, rechtshandeling of in het verkeer geldende opvattingen voor zijn rekening komt) 1. de wet: art. 1138, 1302, 1929 BW -> de ingebreke gestelde schuldenaar kan zich niet meer op overmacht of toeval beroepen. 2. de rechtshandeling: garantiebedingen waarbij de partijen de aansprakelijkheid van de schuldenaar tot bepaalde buiten zijn schuld veroorzaakte gebeurtenissen uitbreiden 3. de in het verkeer geldende opvattingen (vage maatstaf): - genera non pereunt (soortzaken vergaan niet) - de schuldenaar die gebruik maakt van aangestelden is voor hun gedragingen aansprakelijk op dezelfde wijze als hij voor zijn eigen gedragingen aansprakelijk is - de schuldenaar moet instaan voor de deugdelijkheid van de zaken waarvan hij bij uitvoering van zijn verbintenis gebruik van maakt.
41. Aansprakelijkheid voor de daad van een derde: persoonlijke fout schuldenaar vereist? Juridische grondslag?
twee strekkingen: (1) Een tekortkoming ten gevolge van het optreden van een aangestelde kan slechts aan de schuldenaar worden toegerekend indien hij persoonlijk een fout begaan heeft . Het moet bewezen worden dat de schuldenaar zijn helper niet goed heeft gekozen, niet voldoende gecontroleerd of hem verkeerde instructies heeft gegeven (2) Een persoonlijke fout in hoofde van de schuldenaar is niet noodzakelijk en het volstaat dat diens aangestelde schuld treft. Het bewijs dat de helper opzettelijk of uit nalatigheid een fout heeft begaan (waardoor de verbintenis niet is uitgevoerd) volstaat De keuze tussen beide opvattingen is evident. De schuldenaar doet in zijn eigen belang beroep op deze derden en moet dan ook maar het daaraan verbonden risico dragen. De schuldeiser mag ook niet in een minder gunstige rechtspositie geplaatst worden omdat de schuldenaar voor de nakoming van zijn verbintenis beroep doet op derden. Beperkte toepassing van de risicoleer: schuldenaar is aansprakelijk voor de niet-nakoming van zijn verbintenis die te wijten is aan een fout van zijn helper, zelfs indien de schuldenaar terzake geen persoonlijke fout treft → keuze voor de 2e opvatting. - Beperkte toepassing vd risicoleer (Cass): de SA is aansprakelijk voor de niet-nakoming van zijn verbintenis die te wijten is aan een fout van zijn helper, zelfs indien de SA ter zake geen persoonlijke fout treft. - Over de juridische grondslag van deze leer bestaat meningsverschil: Art. 1245 BW : maar het gaat hier slechts om specifieke regelingen en niet om de onrechtstreekse formulering van een algemeen principe Toestemmingsleer waarbij partijen stilzwijgend zouden overeengekomen zijn dat de SA zich garant stelt voor zijn aangestelden: berust grotendeels op een fictie Vreemde oorzaak waarbij men stelt dat die uitdrukking in art. 1147 BW niet alleen betekent dat de als overmacht of toeval ingeroepen omstandigheid geenszins aan een fout vd SA te wijten mag zijn, maar ook dat die omstandigheid “extern” moet zijn aan de SA en diens onderneming: wordt verworpen als grondslag Vertegenwoordigingsleer : deze leidt echter tot de conclusie dat het hier in wezen gaat om een aansprakelijkheid vd debiteur voor eigen daad en niet zozeer om een aansprakelijkheid voor andermans daad, wat dus niet strookt met de werkelijkheid - Dus de risicoleer biedt wellicht de meest realistische grondslag voor deze opvatting. -- > hierin heeft Cass zich duidelijk uitgesproken voor de regel dat een contractuele SA aansprakelijk is voor de fouten van zijn aangestelden en uitvoeringsagenten, zelfs wnnr hem persoonlijk ter zake geen enkele schuld treft.
42. Verschil tussen een exoneratiebeding en een vrijwaringsbeding Exoneratiebeding - Een exoneratiebeding is een contractuele aansprakelijkheidsregeling. Bij zulke clausules wordt de aansprakelijkheid van de ene partij t.o.v. de andere geregeld. Meerbepaald wordt de schadelast van de schuldenaar naar de schuldeiser verschoven, of andersom. - kan worden omschreven als een contractueel beding waarbij een partij zich geheel of gedeeltelijk vrijstelt vd contractuele of de buitencontractuele aansprakelijkheid die op haar rust. Vrijwaringbeding - Hierbij verbindt 1 vd partijen zich ertoe om in te staan voor de financiële gevolgen vd aansprakelijkheid die de wederpartij tov derden zou kunnen oplopen. - Bij een exoneratiebeding wordt de schadelast vd SA naar de SE verschoven, terwijl bij een vrijwaringbeding niet wordt geraakt aan de aansprakelijkheid vd SA jegens de SE, maar het financiële risico ervan op een derde wordt afgewenteld.
43. Geoorloofdheid / geldigheid van exoneratiebedingen 1) Principiële geoorloofdheid - Naar Belgisch recht zijn exoneratieclausules principieel geoorloofd en dit geldt zowel voor de contractuele (want wilsautonomie en contractvrijheid) als voor de buitencontractuele aansprakelijkheid (want de regels vd BCA, art. 1382 ev zijn niet van openbare orde). - Onder voorbehoud vd hierna te bespreken beperkingen, geldt de principiële geldigheid van exoneratieclausules ongeacht de aard vd schade en in het bijzonder zowel voor zaakschade als voor lichamelijke schade. Sinds geruime tijd is er rechtsleer die ervoor pleit om exoneratieclausules als ongeoorloofd aan te merken in zoverre zij de vergoeding bij lichamelijke schade uitsluiten of beperken. - Sinds Cass. 25 september 1959 zijn er in het gemene recht 3 uitzonderingen op de principiële geoorloofdheid van exoneratieclausules. 2) Gemeenrechtelijke uitzonderingen a. Bijzondere wetsbepalingen van dwingend recht of van openbare orde die exoneratieclausules verbieden of aan bepaalde beperkingen onderwerpen
- Bv art. 1954ter; 1792 en 2270 BW b. Exoneratieclausules die de schuldenaar vrijstellen van aansprakelijkheid voor zijn persoonlijke opzettelijke fout - Algemeen wordt aangenomen dat een SA zich niet mag vrijstellen van zijn aansprakelijk voor zijn eigen opzettelijke fout. - Sommige auteurs omschrijven de opzettelijke fout als de bewuste, gewilde miskenning van een verplichting waartoe iemand gehouden is, hetzij krachtens een contractuele verb hetzij, op het buitencontractuele vlak, krachtens een rechtsnorm die een welomschreven gebod of verbod oplegt of krachtens de algemene zorgvuldigheidsnorm. (deze opvatting verdient de voorkeur) In deze zienswijze is het niet nodig dat ook de schadelijke gevolgen vd contractuele wanprestatie of de buitencontractuele fout gewild waren. Cass heeft zich inzake exoneratiebedingen voor de contractuele aansprakelijkheid nog niet ondubbelzinnig uitgesproken over het begrip “opzettelijke fout”. Maar inzake arbeidsongevallen heeft het zich aangesloten bij de hierboven genoemde opvatting. - Het verdient de voorkeur om de juridische grondslag vd ongeoorloofdheid van exoneratiebedingen voor een eigen opzettelijke fout te zoeken in art. 6 en 1131 BW. - Een beding dat zou toestaan een ander opzettelijk schade te berokkenen of een opgenomen verbintenis wetens en willens niet na te komen, is immers in strijd met de openbare orde en de goede zeden en kan gn gevolg hebben. - Cass.: Een contractuele SA kan wel geldig zijn aansprakelijkheid beperken of uitsluiten voor zijn persoonlijke zware fout of de zware fout van zijn aangestelden. - Cass.: Een contractuele SA kan wel geldig zijn aansprakelijkheid beperken of uitsluiten voor de zware fout en zelfs de opzettelijke fout van zijn aangestelden. c. Exoneratieclausules die iedere zin of betekenis ontnemen aan de aard van het door de partijen beoogde contract - Bv. Bij een parkingcontract, het gaat om een contract van bewaargeving, de exploitant vd pakeergarage stelt zich vrij van zijn aansprakelijkheid voor diefstal en beschadiging vh in bewaring genomen voertuig, maar dit exoneratiebeding ontneemt iedere zin en betekenis aan het contract en is bijgevolg nietig. - Aanbevolen om art. 6 en 1131 BW als juridische grondslag te nemen. Het is dus strijdig met de openbare orde en moet als nietig worden aangemerkt, het exoneratiebeding dat iedere betekenis ontneemt aan de aard vh contract dat de partijen beoogden tot stand te brengen.
44. Partij: definitie A. Partijen - De personen die zelf, in eigen naam, bij een rechtshandeling zijn tussengekomen. (partijen strictu sensu) - De personen die regelmatig vertegenwoordigd werden ogv een wettelijke (bv voogdij) of een contractuele (bv lastgeving) vertegenwoordiging. In dit geval zijn de vertegenwoordigden en niet de vertegenwoordigers verbonden. - De rechtverkrijgenden onder algemene titel (art. 1122 BW). Gaat om de opvolgers mbt het hele vermogen of een evenredig deel ervan, zonder onderscheid tss actief en passief. (bv erfgenamen, algemene legatarissen) B. Derden - Alle andere personen zijn derden in de zin van art. 1165 BW.
45. Art. 1165 BW: verklaar Het beginsel van de relatieve werking van overeenkomsten - Algemene regel dat overeenkomsten derden geen voor- of nadeel kunnen brengen. - Art. 1119 BW: In het algemeen kan niemand zich verbinden of iets bedingen in zijn eigen naam, dan voor zichzelf. - Art. 1165 BW: Overeenkomsten brengen alleen gevolgen teweeg tss de contracterende partijen; zij brengen aan derden geen nadeel toe en strekken hun slechts tot voordeel in het geval voorzien bij art. 1121 BW. - Met cass. 27 mei 1909 kwam het onderscheid tot stand tss de innerlijke uitwerkselen en het louter bestaan vh contract. - De innerlijke uitwerkselen: Zijn de rechten en verbintenissen die uit het contract voortspruiten, ze binden uitsluitend de contracterende partijen. Derden kunnen dus niet verplicht worden andermans contractuele verbintenissen na te komen. Derden kunnen evenmin, behalve bij beding ten behoeve van een derde, de uitvoering van een contractuele verbintenis vorderen. Deze zijn dus niet tegenstelbaar aan derden .
bv. de eigenaar van een gebouw die het onderhoud ervan aan de huurder contractueel opgelegd had, kan
zich ten aanzien van derden niet op die overeenkomst beroepen om zijn aansprakelijkheid ogv art. 1386 BW te ontkomen - Het bestaan zelf vd overeenkomst: Dit bestaan is een louter feit dat zich aan derden, in hun betrekkingen met de contractanten, opdringt met alle daaraan verbonden gevolgen, zowel de gunstige als de ongunstige. Derden mogen zich beroepen op een contract voor zover zij uitsluitend verwijzen naar het bestaan van dat contract, om er in rechte of in feite de passende gevolgen uit af te leiden. Partijen mogen het louter bestaan van een contract aan derden tegenwerpen, zonder dat zij echter de uitvoering vd uit het contract voortvloeiende verplichtingen v derden mogen afdwingen. Bv.: wanneer de brandweer van Mechelen, zonder daartoe verplicht te zijn, een brand blust op het
grondgebied van Tremelo, dan mag de stad Mechelen zich beroepen op het bestaan van de overeenkomst tussen Tremelo en Aarschot, krachtens dewelke de stad Aarschot er zich toe verbonden heeft de branden in Tremelo te bestrijden, om aan te tonen dat zaakwaarneming ten voordele van de stad Aarschot heeft plaatsgevonden. - Het beginsel van de relatieve werking van de overeenkomst is thans dus beperkt tot de innerlijke uitwerkselen (interne, obligatoire gevolgen) van het contract en staat de tegenwerpelijkheid van het bestaan van de overeenkomst aan derden niet in de weg. - Het is van belang te weten dat er uitzonderingen bestaan op zowel (1) de regel dat het bestaan van een contract aan derden tegenwerpelijk is (zie vraag 46), en (2) de regel dat de interne, obligatoire gevolgen van het contract slechts tussen partijen geldt (zie o.a. vraag 47).
46. Pauliaanse vordering Hfdstk V. De gevolgen van het contract – B. De gevolgen voor derden – II. uitzonderingen op de regel dat het bestaan van een contract aan derden tegenwerpelijk is Begrip - Een SA kan proberen zijn SE's te benadelen door zichzelf onvermogend te maken of door zijn onvermogen nog te vergroten door bv een goed tegen spotprijs te verkopen aan een vriend. Indien de vriend op de hoogte was vh bedrog, kan de SE de actio pauliana tegen hem instellen en de overdracht niet tegenwerpelijk laten verklaren. (art. 1167 BW) - art. 1167 BW vormt aldus een uitzondering op het beginsel dat de schuldeisers de gebeurlijk nadelige gevolgen moeten ondergaan van het louter bestaan van de overeenkomst waaraan zij vreemd zijn. Men wil namelijk vermijden dat deze derden het slachtoffer zouden worden van bedrog. Juridische grondslag - Er is geen eensgezindheid over de juridische grondslag. - Gaat om een vordering tot nietigverklaring: Niet correct, want leidt tot de miskenning vd rechten van eventuele latere verkrijgers. - Vermogensverschuiving zonder oorzaak: Niet correct, want de verrijking vd derde-medeplichtige vindt haar juridische verrechtvaardiging in de gewraakte rechtshandeling. - Gaat om een persoonlijke vordering obv art. 1382-1383 BW: De derde die welbewust deelneemt aan de bedrieglijke benadeling vd rechten vd SE door de debiteur, handelt in strijd met de algemene zorgvuldigheidsverplichting. Deze verklaring geldt echter niet tov de derde-verkrijger ten kosteloze titel die te goeder trouw is. In dit geval is er immers geen derde-medeplichtigheid – dus een fout – vereist voor de inwilliging vd actio Pauliana. Dus ook geen volledige verklaring. Personen die de vordering kunnen instellen - Om het even welke schuldeiser kan de actio Pauliana instellen. - Uitz.: Schuldeisers onder opschortende voorwaarde of onder opschortende termijn kunnen de Pauliaanse vordering niet instellen. Maar een debiteur die insolvabel is, verliest het voordeel vd tijdsbepaling (art. 1188 BW) Personen tegen wie de vordering kan worden ingesteld - Kan worden ingesteld tegen de derde of, bij diens overlijden, tegen diens erfgenamen. Maar kan ook tegen de schuldenaar worden ingesteld. Voorwaarden 1. De schuldvordering moet dateren van vóór de betwiste rechtshandeling - De schuldvordering moet niet alleen voor de bedrieglijke handeling vd debiteur ontstaan zijn, maar ook voor dat tijdstip eisbaar zijn geworden. 2. De benadeling van de schuldeiser door de verarming van de schuldenaar - Het nadeel dat de SE lijdt moet erin bestaan dat hij door de betwiste handeling vd SA zijn rechten niet meer of niet meer ten volle kan uitoefenen. De betwiste handeling moet de feitelijke insolvabiliteit vd SA veroorzaakt of verergerd hebben. - Er is eveneens benadeling in de zin van art. 1167 BW wnnr de SA een goed onttrekt aan de concrete
vervolgingsmogelijkheden van zijn SE, zelfs indien de door hem gestelde daad, economisch gezien, gn vermindering vh patrimonium teweegbrengt. (bv verkoop van auto tegen normale prijs, daar een geldsom makkelijker aan de derde-SA onttrokken kan worden) - Veelal aanvaardt men dat het nadeel vd SE niet bewezen is, wnnr het patrimonium vd SA alleen een gemis aan verrijking ondergaat. Men stelt dat de SE voldoende bescherming heeft via de zijdelingse vord (art. 1166 BW). - In enkele gevallen beschikt de SE niet over de actio Pauliana hoewel hij een verarming ondergaat: Verrichtingen mbt rechten die uitsluitend aan de persoon vd SA verbonden zijn of goederen die niet vatbaar zijn voor beslag. In het erfrecht en huwelijksgoederenrecht bestaan specifieke voorschriften, die de SE moet naleven. De regelmatige (niet-bedrieglijke) betaling van een vervallen schuld kan niet aangevochten worden. 3. De schuldenaar moet bedrieglijk hebben gehandeld - Subjectieve opvatting: Verstaat onder bedrog het oogmerk om te schaden, dus de bedoeling om de SE te benadelen. Legt een zware bewijslast op schouders vd SE. - Objectieve opvatting: (→ krijgt voorkeur in België) Er is bedrog vd SA wnnr deze wist dat hij door de betwiste rechtshandeling zich verarmde of zijn insolvabiliteit vergrootte en daardoor nadeel berokkende aan zijn SE. - De objectieve opvatting leidt soms tot de toepassing vh 'criterium vd abnormale handeling': Betekent dat men moet onderzoeken of de betwiste rechtshandeling kan worden uitgelegd door wettige motieven, dan wel of de omstandigheden waarmee de betrokken rechtshandeling omringd is, deze als verdacht doen overkomen. Indien verdacht dan ontstaat het vermoeden dat de SA met bedrieglijk opzet gehandeld heeft en dient deze het tegenbewijs te leveren dat hij zich niet willens en wetens heeft verarmd. 4. Medeplichtigheid van de derde - Het volstaat dat de derde op de hoogte was vh bedrog vd SA, dus dat hij op de hoogte was vh abnormaal karakter vd betwiste rechtshandeling. - Het 'behoren te weten' dient met 'weten' te worden gelijkgesteld. - Wnnr de vervreemding gebeurde uit vrijgevigheid, zal de derde-verkrijger de gevolgen vd Pauliaanse vordering moeten ondergaan zonder dat het bewijs van zijn medeplichtigheid moet worden geleverd. 6. Gevolgen - De geslaagde actio Pauliana heeft de niet-tegenwerpelijkheid tot gevolg vd betwiste rechtshandeling aan de SE die de vordering instelde. - Tussen de contracterende partijen en tav andere derden blijft de gewraakte rechtshandeling echter gelden. 7. Duur van de vordering - Het is een persoonlijke rechtsvordering, dus verjaart door verloop van 10 jaar. (art. 2262bis BW)
47. Beding ten behoeve van een derde: definitie, voorbeeld, voorwaarden, gevolgen, sancties - Het beding ten behoeve van een derde is een uitzondering (ten gunste van derden) op de regel dat de obligatoire gevolgen van een contract slechts tussen partijen gelden. - Art. 1121 BW vormt een wettelijke uitzondering op het relativiteitsbeginsel van art. 1165 BW. Begrip - Is het beding waarbij een partij (de stipulant) in eigen naam en voor eigen rekening van een andere partij (de belover) een recht stipuleert ten gunste van een derde (derde-begunstigde) die nochtans totaal vreemd is gebleven aan die overeenkomst. Bv de levensverzekering waarin de bedongen som bij het overlijden van de verzekerde betaald moet worden aan de in het contract aangewezen persoon (bv. de echtgenote-weduwe). Bv de bedingen in de overdracht van een handelszaak, waarbij de overnemer verplicht wordt bepaalde personeelsleden in dienst te houden. Juridische grondslag - Het beding ten behoeve van een derde is een volkomen originele en autonome rechtsfiguur die geen verwijzing behoeft naar allerhande rechtsconstructies. Voorwaarden - Voor een geldig beding ten behoeve van een derde moeten de volgende 4 elementen voorhanden zijn. 1. Het derdenbeding moet het accessorium vormen van de hoofdovereenkomst - Het is in de hoofdovereenkomst dat de grondslag, de oorzaak te vinden is voor het gebonden zijn vd belover jegens de derde-begunstigde. - Zowel het ontstaan als het voortbestaan vh derdenbeding zijn dus afhankelijk vd hoofdovereenkomst. - De belover mag aan de derde-begunstigde dus alle excepties en verweermiddelen tegenwerpen die hij kan putten uit zijn rechtsverhouding tov de stipulant. - Het bijkomend karakter vh beding ten behoeve van een derde heeft ook tot gevolg dat bij nietigverklaring vh derdenbeding wegens ongeoorloofdheid vd oorzaak of het voorwerp, de hoofdovereenkomst niettemin blijft voortbestaan. 2. De stipulant moet het inzicht hebben dat hij aan de derde niet alleen een feitelijk voordeel maar ook een eigen
recht verschaft (jegens zijn medecontractant) 3. De stipulant moet de bedoeling hebben om niet ten behoeve van zichzelf (en zijn erfgenamen) maar ten behoeve van een derde te bedingen. - Art. 1122 BW bepaalt dat men geacht wordt te hebben bedongen voor zichzelf en voor zijn erfgenamen en rechtverkrijgenden, tenzij het tegendeel uitdrukkelijk bepaald is of uit de aard vd overeenkomst voortvloeit. - Wie zich dus op deze uitzondering beroept zal het bewijs moeten leveren dat de toepassingsvoorwaarden ervan vervuld zijn. 4. De derde-begunstigde moet bepaald of ten minste bepaalbaar zijn - Het volstaat dat de derde ogv wat in de overeenkomst is gestipuleerd, anders dan door de uitsluitende wil vd stipulant, op het ogenblik dat het beding effect moet hebben, bepaalbaar is. - Het is dus niet noodzakelijk dat de derde bij naam wordt genoemd in de ov die het derdenbeding bevat. - Bv verzekering voor wie het aanbelangt, de armen vd stad Antwerpen, een beding ten gunste vh personeel van onderneming X, een beding aan een toekomstig persoon zoals 'de kinderen die uit het huwelijk geboren zullen worden' Gevolgen - Het derdenbeding schept onmiddellijk een rechtstreeks recht van de derde-begunstige t.o.v. de belover. Zolang de derde dit recht niet heeft aanvaard, beschikt de stipulant over de bevoegdheid om het te herroepen. 1. Het onmiddellijk karakter van het geschapen recht - De derde verkrijgt dit recht ook wnnr hij vh bestaan ervan onwetend is of onbekwaam is om het te aanvaarden. - De aanvaarding van dit beding door de derde is niet vereist voor het ontstaan van dit recht, maar heeft enkel tot gevolg dat de stipulant niet meer gerechtigd is het beding te herroepen. - Wanneer het beding tijdig herroepen wordt en de stipulant een nieuwe begunstigde aanwijst, dan wordt het recht van deze nieuwe beneficiant geacht met terugwerkende kracht ontstaan te zijn op het ogenblik van het sluiten van de hoofdovereenkomst. - Het onmiddellijk karakter is echter niet van openbare orde. De stipulant kan steeds contractueel het ontstaan van het recht verdagen of onderwerpen aan de vervulling van een voorwaarde. 2. Het rechtstreeks karakter van het geschapen recht - Het beding ten behoeve van een derde doet een rechtstreeks recht ontstaan in de persoon vd beneficiant tegenover de belover. - Als gevolg hiervan kunnen de schuldeisers vd stipulant geen beslag leggen op de sommen die de belover aan de beneficiant verschuldigd is. 3. Het tijdelijk herroepbaar karakter van het geschapen recht - Het recht dat de derde-begunstigde onmiddellijk heeft verkregen en dat hij rechtstreeks tegen de belover kan laten gelden, mag herroepen worden door de stipulant zolang de derde het beding te zijnen gunste niet aanvaard heeft. - De derde kan het beding uitdrukkelijk of stilzwijgend aanvaarden. Sancties - Indien de belover zijn verplichtingen niet naleeft, beschikken zowel de stipulant als de beneficiant over een vordering tot nakoming. De beneficiant beschikt over geen enkel verhaal tegen de stipulant. 1. Recht van de beneficiant om nakoming te vorderen - Bij wanprestatie van de belover beschikt de begunstigde over een vordering tot nakoming tegenover de belover, o.w.v. het onmiddellijk en rechtstreeks recht van de derde-begunstigde. 2. De vorderingsrechten van de stipulant - De stipulant kan kiezen tussen de vordering tot ontbinding en de vordering tot uitvoering (hetzij in natura, hetzij bij equivalent)
48. Rechtstreekse vordering: definitie, voorbeeld, volmaakt/onvolmaakt - Een rechtstreekse vordering is een uitzondering (ten gunste van derden) op de regel dat de obligatoire gevolgen van een contract slechts tussen partijen gelden. Definitie - Een rechtstreekse vordering is de vordering die een schuldeiser, in de door de wet – en bij uitbreiding de rechtspraak – bepaalde gevallen in eigen naam en voor eigen rekening kan instellen tegen de schuldenaar van zijn schuldenaar. - Dit is een uitzondering op art. 1165 BW aangezien de schuldeiser zo de nakoming kan vorderen van een verbintenis waaraan hij totaal vreemd is. - De SE handelt in eigen naam en voor eigen rekening (= verschil met zijdelings vordering). - Het feit dat de SE over een eigen recht beschikt heeft tot gevolg dat de opbrengst van zijn vordering hem exclusief ten goede komt en niet zijn SA of diens andere schuldeisers. Voorbeeld - Het slachtoffer van een verkeersongeval heeft een rechtstreekse vordering tegen de verzekeraar vd aansprakelijke automobilist. (art. 16, lid 1 WAM-wet) (= een volmaakte rechtstreekse vordering)
- Rechtstreekse vordering van de arbeiders waarvan de aannemer zich bedient voor de uitvoering van zijn opdracht tegen de opdrachtgever ten belope van hetgeen deze laatste nog aan de aannemer verschuldigd is op het ogenblik van het instellen van de vordering (art. 1798 BW) (= een onvolmaakte rechtstreekse vordering) Volmaakte en onvolmaakte rechtstreekse vorderingen - Het eigen recht vd SE leidt een min of meer onafhankelijk bestaan tov de 2 achterliggende rechtsverhoudingen, nl die tussen de SE en zijn SA (A-B) en de rechtsverhouding tss de SA en de onder SA (B-C) - Alle excepties en verweermiddelen van de onderschuldenaar (C), gebaseerd op diens rechtsverhouding met de schuldenaar (B), zijn niet tegenwerpelijk aan de titularis van de rechtstreekse vordering (A), indien deze ontstaan zijn na het instellen van de rechtstreekse vordering. - Zo kan bv. de onderschuldenaar zich niet beroepen op de betaling die hij aan zijn schuldeiser (B) heeft gedaan nadat de rechtstreekse vordering door A tegen hem is ingesteld: C zal een tweede keer moeten betalen, aan A. - Bij een Volmaakte rechtstreekse vordering zijn ook de excepties en verweermiddelen daterend van vóór de uitoefening van de rechtstreekse vordering niet tegenstelbaar aan de titularis van de rechtstreekse vordering. - Bij een Onvolmaakte rechtstreekse vordering zijn de excepties en verweermiddelen daterend van vóór de uitoefening van de rechtstreekse vordering zijn wel tegenstelbaar tegen de schuldeiser Verschil met het beding ten behoeve van een derde: - Bij het beding ten behoeve van een derde zijn het de contracterende partijen zelf die ten gunste vd derde een recht in het leven hebben geroepen, terwijl bij de rechtstreekse vordering de derde zijn recht te danken heeft aan de wetgever of de rechtspraak.
49. Zijdelingse vordering: definitie, voorwaarden, gevolgen, belang - Een zijdelingse vordering is een uitzondering (ten gunste van derden) op de regel dat de obligatoire gevolgen van een contract slechts tussen partijen gelden. Definitie - Een zijdelingse vordering is de macht van de schuldeiser om de rechten van zijn schuldenaar in diens naam en voor diens rekening (hier verschilt de zijdelingse vordering van de rechtstreekse) tegen derden uit te oefenen, wanneer de schuldenaar zelf verzuimt dit te doen. - Art. 1166 BW bepaalt “dat schuldeisers alle rechten en vorderingen van hun schuldenaar kunnen uitoefenen, met uitzondering van die welke uitsluitend aan de persoon verbonden zijn”. - Art. 1166 BW vormt een wettelijke uitzondering op het relativiteitsbeginsel van art. 1165 BW. - De schuldeiser die deze vordering instelt oefent een eigen recht uit: hij is een derde die zelfs tegen de wil in van zijn schuldenaar diens rechten als schuldeiser tegen de onderschuldenaars kan laten gelden. Voorwaarden 1. Het moet gaan om Rechten en vorderingen van de SA die het voorwerp van de eis kunnen vormen - Art. 1166 BW bepaalt “dat de schuldeisers alle rechten en vorderingen van hun schuldenaar mogen uitoefenen, behalve die welke uitsluitend aan de persoon verbonden zijn”. - De rechtspraak en rechtsleer erkennen echter nog andere uitzonderingen: a. Het beheer van het vermogen van de schuldenaar - De SE kan slechts de reeds bestaande rechten en vorderingen van zijn SA uitoefenen. - Hij kan geen nieuwe rechten en verplichtingen aangaan in naam en voor rekening van zijn SA. b. Aan de persoon van de SA verbonden rechten en vorderingen - bv vorderingen die betrekking hebben op de staat vd persoon c. Rechten van de SA - De zijdelingse vordering strekt zich niet uit tot de rechten en vorderingen die de SA op zijn beurt in naam en voor rekening van zijn SA kan laten gelden. - bv. A is SE van B, B is SE van C en C is SE van D, A mag de zijdelingse vordering instellen tegen C, maar niet tegen D. d. Niet-beslagbare goederen - Deze goederen maken in feite geen deel uit van het onderpand van de schuldeisers en de zijdelingse vordering kan hen dus geen voordeel opleveren. (bv onderhoudsgelden) 2. De schuldenaar moet zijn recht verzuimen - Indien de SA zijn recht wel uitoefent, of de door de SE ingestelde vordering overneemt, dan mag de SE de zijdelingse vordering niet instellen, of niet voortzetten. 3. Degene die de vordering instelt moet de schuldeiser zijn - De eiser moet tegenover de persoon wiens rechten en vorderingen hij wil laten gelden, een vaststaande en opeisbare schuldvordering bezitten. - Het is niet vereist dat de SA in gebreke is gesteld of dat de SE over een uitvoerbare titel beschikt. 4. De schuldeiser moet er belang bij hebben om de plaats van de schuldenaar in te nemen - Wanneer de zijdelingse vordering de schuldeiser geen (evt. onrechtstreeks) voordeel brengt, beschikt hij er niet over. (Bv wanneer de SA duidelijk vermogend is) Draagwijdte en gevolgen - De SE die over een eigen recht beschikt om zijdelings op te treden, oefent de vordering van zijn SA uit. - Daaruit volgt o.m.: De schuldeiser moet geen subrogatie of indeplaatsstelling vragen. De eis moet door de SE in naam en voor rekening vd SA worden ingesteld.
Aan de SE kunnen alle excepties tegengeworpen worden, waarover de verweerder tegen de SA beschikt. De SE moet dwanguitvoering vorderen ten belope van wat de verweerder aan de SA moet betalen, ongeacht wat de SA aan de SE verschuldigd is. De procedure komt het patrimonium van de schuldenaar ten goede en de gerecupereerde gelden strekken alle schuldeisers tot waarborg, zonder dat de schuldeiser die de zijdelingse vordering uitoefende op enige voorrang aanspraak kan maken. De SE moet de SA niet voorafgaandelijk in gebreke stellen en het is niet noodzakelijk hem mede voor de rechtbank te dagvaarden.
50. Sterkmaking: begrip, soorten, kenmerken en gevolgen - Art. 1120 BW: “Niettemin kan men zich sterk maken voor een derde, door te beloven dat deze iets zal doen; behoudens schadevergoeding ten laste van hem die zich heeft sterk gemaakt of die beloofd heeft de verbintenis te zullen doen bekrachtigen, indien de derde weigert ze na te komen.” Begrip - Sterkmaking impliceert dat 1 contractpartij tov de wederpartij de verbintenis aangaat dat een derde erin zal toestemmen op zijn beurt schuldenaar te worden van die wederpartij. - Bv. A (de sterkmaker) verbindt zich er tegenover B (wederpartij) toe dat hij van C (derde) zal verkrijgen dat deze zijn huis vóór 1 januari vh volgende jaar aan B zal verkopen tegen een prijs die niet hoger ligt dan 100.000 euro. - A gaat een persoonlijke verbintenis aan waarvan de wanuitvoering tot schade-loosstelling kan leiden. Daarentegen blijft de derde C volledig buiten de overeenkomst. Als zich tot het sluiten van een overeenkomst laat overhalen, dan komt er een tweede contract tot stand, nl. tussen B (de schuldeiser) en C, de persoon wiens verbintenis beloofd werd door A. - Sterkmaking is geen uitzondering op de regel dat de obligatoire gevolgen van een contract slechts tussen partijen gelden: De sterkmaker (A) verbindt enkel zichzelf en niet de persoon voor wie hij zich sterk maakt (C). Indien deze laatste de beloofde verbintenis niet aangaat is er enkel sprake van contractbreuk van de sterkmaker en niet van de derde voor wie hij zich sterk heeft gemaakt. Voorbeeld - Een vermoedelijke erfgenaam die zich sterk maakt voor zijn ernstig zieke vader of moeder. Soorten - Bemiddelingscontract: Hierbij gaat het om een inspanningsverbintenis. Het is dus geen sterkmaking want sterkmaking vereist een resultaatsverbintenis. - Zuivere sterkmaking: De sterkmaker verbindt zich tov de stipulans tot het resultaat dat een derde in de toekomst een bepaalde rechtshandeling zal verrichten. - Sterkmaking gekoppeld aan andere overeenkomst: Hierbij verricht de sterkmaker onmiddellijk een rechtshandeling in naam van de derde. De sterkmaker belooft in feite de bekrachtiging of ratificatie van een welbepaalde overeenkomst. - Sterkmaking door iemand optredend in dubbele hoedanigheid: Hierbij treedt een persoon bij een bepaalde verrichting op als wederpartij-contractant en als sterkmaker. Kenmerken en rechtsgevolgen 1. De verbintenis van de sterkmaker - Persoonlijke verbintenis: De sterkmaker gaat een persoonlijke verbintenis aan tov zijn wederpartij. Op de persoon voor wie hij zich sterk maakt (de derde) rust geen enkele verplichting. - Verbintenis om iets te doen: De sterkmaker verbindt zich ertoe de verbintenis vd derde te verkrijgen. - Resultaatsverbintenis: De sterkmaker gaat een resultaatsverbintenis aan. Wanneer de verbintenis van de derde uitblijft kan de sterkmaker aansprakelijk gesteld worden wegens wanprestatie, tenzij bewijs van overmacht. - Vorm: Geen vormvereisten, de sterkmaking kan zowel uitdrukkelijk als stilzwijgend. - Nakoming: Zodra de derde de belofte goedkeurt, aanvaardt, is de sterkmaker bevrijd. Wanneer de derde vanaf dan de aangegane verbintenis niet of niet goed nakomt kan de sterkmaker daarvoor niet aansprakelijk worden gesteld. Indien de derde de belofte afkeurt is de sterkmaker, behoudens overmacht, SV verschuldigd aan zijn wederpartij. 2. De verbintenis van de derde - Aard: Kan bestaan in verbintenis om iets te doen, te geven of niet te doen. - Vorm: Geen vormvereisten, zowel uitdrukkelijk als stilzwijgend (uitz. voor plechtige contracten). - Aanwijzing van de derde: Het is niet vereist dat de derde bij naam wordt genoemd, Men kan zich bv sterkmaken voor 'een groep'.
51. Derde-medeplichtigheid bij andermans contractbreuk: begrip, drie theorieën, voorwaarden - Derdemedeplichtigheid bij andermans contractbreuk is een uitzondering (ten nadele van de derde) op de regel dat de obligatoire gevolgen van contracten enkel tussen partijen gelden. Begrip - Wanneer een schuldenaar zijn contract niet nakomt omdat een derde hem bv. een beter contract aanbiedt, pleegt contractbreuk. Die derde miskent, op zijn minst, andermans contractuele rechten. - De vraag is of de benadeelde SE niet alleen over een vorderingsrecht beschikt tegen zijn contractbreuk plegende SA, maar ook de derde-medeplichtige voor het geleden verlies aansprakelijk kan stellen. - Eenieder moet andermans contractuele rechten als feit erkennen en de rechter moet met die rechtstoestand rekening houden bij de beoordeling van het gedrag van de derde-medeplichtige in het licht van de wetsbepalingen op de burgerlijke aansprakelijkheid (art. 1382 e.v. BW). 3 Theorieën 1. Theorie van de bedrieglijke verstandhouding tussen de derde en de contractpartij die contractbreuk pleegt - Cass. 1932: Derden mogen het recht verleend door art. 1165 BW niet misbruiken. (rechtsmisbruik) Dit is het geval wnnr de derde handelt met het inzicht de SE te schaden of tenminste met de bedoeling de SA te helpen contractbreuk te plegen. Er is dus een bijzonder bedrieglijk opzet vereist, aangezien het niet volstaat dat de derde willens en wetens aan andermans contractbreuk heeft deelgenomen. - De 2e voorwaarde acht men bewezen wanneer de derde de SA tot contractbreuk heeft aangezet of verleid, bv. Door zeer gunstige contractvoorwaarden aan te bieden of economische druk uit te oefenen. - Volgens deze leer is er gn sprake van ongeoorloofde derde-medeplichtigheid wnnr de SA zelf het initiatief neemt en de derde, hoewel op de hoogte van diens contractuele verplichtingen, ingaat op de hem gedane aanbiedingen. 2. Het bewust miskennen van andermans contractuele rechten is een fout - Het volstaat voor de veroordeling vd derde dat deze welbewust, dus met kennis van zaken, andermans contractuele rechten heeft miskend. - Het volstaat dat de SE aantoont dat de derde zijn contractuele rechten bewust niet heeft geëerbiedigd. Het bewijs van daadwerkelijke medewerking vd derde aan de contractbreuk is dus niet nodig. - Deze opvatting werd verworpen door Cassatie 1960 en 1961. Beslissen dat elke bewuste miskenning van andermans contractuele rechten onrechtmatig is in de zin van art. 1382 BW zou aan het in art. 1165 BW uitgedrukte relativiteitsbeginsel elke betekenis ontnemen. Men legt hier immers aan derden de algemene verplichting op om zich te onthouden van iedere bewuste miskenning van andermans contractuele rechten, wat zonder meer een algemene juridische verplichting inhoudt. = dus een miskenning vd contractvrijheid en het beginsel vd wilsautonomie 3. Tussenoplossing: het welbewust deelnemen aan andermans contractbreuk is een fout - Het is voor een veroordeling ogv art. 1382 BW vereist dat de derde welbewust en rechtstreeks heeft deelgenomen aan de opzettelijke contractbreuk vd SA. - Cass 1983 heeft gekozen voor deze theorie. - Verschil met 1e theorie: Er wordt geen bijzonder bedrieglijk opzet in hoofde van de derde vereist, het welbewust deelnemen aan andermans contractbreuk volstaat (= algemeen opzet). - Verschil met 2e theorie: De welbewuste miskenning van andermans contractuele rechten volstaat niet, het bewijs moet geleverd worden dat de derde daadwerkelijk - dus actief en rechtstreeks - aan andermans opzettelijke contractbreuk heeft meegewerkt. (de derde moet te kwader trouw hebben gehandeld) Juridische grondslag - De theorie vd derde-medeplichtigheid kan worden gebaseerd op de theorie vh rechtsmisbruik - De derde maakt misbruik van art. 1165 BW en zijn contractuele vrijheid, daar hij in zijn rechtsbetrekkingen met de contracterende partijen niet voldoende rekening houdt met de regel dat geldig aangegane overeenkomsten als wet voor de partijen gelden. - Elke rechtsuitoefening die kennelijk in strijd is met de zorgvuldigheid die tav andermans persoon of goed in het maatschappelijk verkeer betaamt, is foutief (art. 1382 BW). Toepassingsvoorwaarden (vd 3e theorie) - De derde moet rechtstreeks hebben deelgenomen aan de wanprestatie van de schuldenaar. Zonder de tussenkomst van de derde zou er geen contractbreuk geweest zijn. - De derde moet – op het ogenblik vd contractsluiting - met kennis van zaken (welbewust) aan andermans contractbreuk hebben deelgenomen. Het volstaat dat hij had behoren te weten van zijn deelneming aan andermans contractbreuk. - De schuldenaar moet willens en wetens zijn contractuele verplichtingen niet zijn nagekomen. Bij niet-opzettelijke contractbreuk van de schuldenaar is medeplichtigheid uitgesloten.
52. Verschil relatieve – absolute nietigheid - De nietigheid is een vorm van tenietgaan vd overeenkomst. - De nietigheid is de sanctie die het contract treft, wnnr bij de totstandkoming 1 vd onontbeerlijke bestanddelen ontbreekt (geldige toestemming, bekwaamheid, geldig voorwerp, geoorloofde oorzaak) of wnnr bepaalde essentiële vormvereisten miskend werden.
Absolute nietigheid - De absolute nietigheid belangt de openbare orde of het algemeen belang aan. Hoofdkenmerken: - Niet vatbaar voor bekrachtiging - Mag door élke belanghebbende ingeroepen worden en de rechter zal ze desnoods ambtshalve moeten uitspreken - Mag in élke stand van het geding opgeworpen worden, zelfs voor de 1 e maal voor het hof van cassatie - Verjaart na 10 jaar, bij toepassing van art. 2262bis § 1, lid 1, BW Het vertrekpunt is het tijdstip waarop de vordering eisbaar is.
Relatieve nietigheid - De relatieve nietigheid beoogt in principe enkel de bescherming van private belangen. Hoofdkenmerken: - Ze is vatbaar voor bevestiging of bekrachtiging (art. 1338 BW) De bevestiging of bekrachtiging is een eenzijdige wilsuiting, waarbij iemand afstand doet vh recht om de nietigheid van een rechtshandeling te doen uitspreken. Voorwaarden : de bevestiging moet uitgaan van een persoon die over een volledige handelingsvrijheid beschikt de oorzaak waaruit de nietigheid voortvloeit moet opgehouden hebben te bestaan (artt. 1115 en 1311 BW) degene die bevestigd moet de nietigheid gekend hebben waardoor de verbintenis was aangetast de bedoeling om tot de bevestiging van een nietige rechtshandeling over te gaan, moet ondubbelzinnig vaststaan Ze is uitdrukkelijk, wnnr zij uit een formele verklaring blijkt, zonder dat een geschrift daartoe vereist is De stilzwijgende bevestiging kan voortvloeien uit iedere daad waaruit met zekerheid blijkt, dat de belanghebbende het inzicht heeft om te bevestigen. Het gevolg is dat de grond tot nietigheid verdwijnt zodat de gesloten overeenkomst onaantastbaar wordt. - Beperkt vorderingsrecht tot degenen die door de nietigheid worden beschermd - Verjaart na 10j (art. 2262bis § 1, lid 1, BW) Het vertrekpunt is de dag waarop volgens de algemene beginselen de bevestiging kan plaatsgrijpen, dus de dag waarop de door de wet beschermde persoon niet meer onderhevig is aan het gebrek waartegen hij beschermd wordt. - De gelding van de nietigheid bij wijze van exceptie buiten de verjaringstermijn Vb: A sluit een overeenkomst met B, die in hoofde van A door een relatieve nietigheid is aangetast en B is hiervan op de hoogte. Hij wacht dan ook om de uitvoering van de verb van A te vragen tijdens de verjaringstermijn. Moest B achteraf de uitvoering kunnen eisen en verkrijgen, dan zou de billijkheid niet noodzakelijk gediend zijn. RL en RS oordelen dat, indien de door de nietigheid beschermde persoon na het verstrijken vd verjaringstermijn niet meer de vord tot nietigverklaring kan instellen, hij toch nog als verweerder steeds de mogelijkheid bleef behouden om zich bij wijze van exceptie tegen een vord tot nakoming vd te verzetten. 2 voorwaarden voor de toepassing hiervan : het contract werd niet uitgevoerd de SA kende de nietigheid van zijn verbintenis niet en was evenmin op de hoogte vd bedoeling van zijn Wederpartij.
53. Theorie van het risico: definitie, wie draagt het risico van toevallig tenietgaan van de zaak die voorwerp van het contract uitmaakt bij contracten die de eigendomsoverdracht van een welbepaalde zaak meebrengen? - De theorie van het risico zinspeelt op een specifieke vorm van tenietgaan van wederkerige contracten. - Wanneer de verbintenis van een der partijen wegens een vreemde oorzaak vervalt, gaat ook de tegenprestatie teniet ingevolge de innige band die tussen de verbintenissen bestaat in het raam van een wederkerig contract. - Het contract gaat niét teniet wegens gebrek aan oorzaak: Dit wordt namelijk beoordeeld bij de totstandkoming van het contract en niet tijdens het verloop ervan. In de theorie van het risico daarentegen wordt men geconfronteerd met een omstandigheid die zich na de totstandkoming voordoet. - De theorie van het risico is een constructie van rechtsleer en rechtspraak. - Bij de behandeling vd theorie vh risico verwijst mens soms naar de rechtspreuk 'Res perit debitori': Dit betekent dat de SA die ogv een vreemde oorzaak bevrijd werd van zijn verbintenis, het voordeel verliest vd wederkerige prestatie. Bv.: De verhuurder is verplicht aan zijn huurder het genot te verstrekken van een onroerend goed. Indien dit onroerend goed door overmacht vernield wordt is de verhuurder bevrijd van zijn verplichting. De huurder wordt echter eveneens bevrijd van de verplichting zijn verbintenis verder uit te voeren. De verhuurder verliest dus zijn onroerend goed én de tegenprestatie. - De regel van art. 1138 BW 'Res perit creditori' is een uitzondering op de theorie vh risico:
(“wie draagt het risico van toevallig tenietgaan van de zaak die voorwerp van het contract uitmaakt bij
contracten die de eigendomsoverdracht van een welbepaalde zaak meebrengen?”) De verbintenis om een zaak te leveren is voltrokken door de loutere toestemming van de contracterende partijen. Zij maakt de schuldeiser tot eigenaar en heeft tot gevolg dat het risico van de zaak voor hem is, vanaf het ogenblik dat deze geleverd moest worden, ook al heeft de overgave ervan niet plaatsgehad, tenzij de schuldenaar in gebreke is ze te leveren. Indien bijgevolg de zaak bij louter toeval of overmacht tenietgaat, in de periode tussen het sluiten van de overeenkomst en de levering, ondergaat de schuldeiser (koper) het verlies. Hij blijft nochtans gehouden aan zijn verplichting (de betaling van de prijs aan de verkoper) ondanks het feit dat zijn medecontractant (de verkoper) ingevolge de vreemde oorzaak bevrijdt is van zijn verbintenis.
54. Exceptio non adimpleti contractus ENAC: definitie, voorwaarden, verschil met retentierecht Begrip - De exceptio non adimpleti contractus (ENAC) of de exceptie van niet-uitvoering is een verweermiddel in een wederkerige overeenkomst dat aan de partij tov wie de verbintenis op een foutieve wijze niet is uitgevoerd, het recht verleent om de nakoming van haar eigen verbintenis op te schorten totdat de wederpartij haar verbintenis nakomt of aanbiedt na te komen. - Is een door het recht toegelaten vorm van eigenrichting, want gn voorafgaandelijke rechterlijke toelating nodig. - Het recht om de ENAC in te roepen duurt zolang de wederpartij haar verbintenis niet uitvoert en evenmin aanbiedt uit te voeren. - Het feit dat ingevolge bepaalde omstandigheden deze tijdelijke schorsing blijvend wordt, doet gn afbreuk aan het recht de ENAC in te roepen. - HvC heeft aangenomen dat de ENAC een algemeen rechtsbeginsel is obv een aantal bijzondere toepassingsgevallen (bv art. 1612, 1653, 1749, 1948 BW) Voorbeeld - Bv. A verkoopt auto aan B met beding dat prijs moet worden betaald op ogenblik vd levering. B betaalt niet op het ogenblik vd levering. A heeft dan het recht om met toepassing vd ENAC de nakoming van zijn leveringsverbintenis op te schorten tot op het ogenblik dat B de overeengekomen prijs betaalt of aanbiedt te betalen. Toepassingsvoorwaarden: - Er moet een wederkerige overeenkomst bestaan of minstens een rechtsverhouding die wederkerigheid inhoudt Dus ook de onvolmaakt wederkerige ov's (bv bruiklening 1890-1891 BW en bewaargeving 1947 BW). Is ook van toepassing op de wederkerige rechtsverhoudingen die ontstaan uit de nietigverklaring of ontbinding v een ov. - De wederkerige verbintenissen moeten principieel gelijktijdig worden uitgevoerd De ENAC kan dus niet worden ingeroepen door de partij die vooraf moet presteren wnnr door de wil vd partijen, de aard vd overeenkomst of de gebruiken afgeweken wordt vd gelijktijdigheid in de uitvoering vd verbintenissen. - De ENAC mag niet worden ingeroepen in omstandigheden die strijdig zijn met de goede trouw Betekent dat de ENAC niet mag worden aangewend wnnr de wanprestatie v degene tegen wie zij wordt ingeroepen, voortvloeit uit de eigen nalatigheid of fout. Betekent ook dat er een evenredige verhouding moet bestaan tss de niet-nagekomen verbintenis vd wederpartij en de verbintenis waarvan de uitvoering wordt opgeschort door de partij die zich op de ENAC beroept. - De wanprestatie vd wederpartij moet aan haar toerekenbaar zijn Kan dus niet worden ingeroepen als de wederpartij het bewijs levert van overmacht. - De wanprestatie vd wederpartij moet vaststaan De loutere vrees dat de wederpartij niet zal presteren (bv failliet zal worden verklaard) is niet voldoende. - De partij die de ENAC inroept, mag hiervan voordien geen afstand hebben gedaan Afstand kan nl omdat de ENAC in beginsel niet van openbare orde of dwingend recht is. Uitz.: bij overeenkomsten tss ondernemingen en consumenten kan afstand doen niet. Verschil met het retentierecht - Het retentierecht is het verweermiddel geput uit de verbintenisrechtelijke verhouding tss een SE en een SA, op grond waarvan de SE, die een zaak vd SA onder zich houdt die in verband staat met de schuldvordering die hij op zijn SA heeft, mag weigeren die zaak aan zijn SA af te geven zolang zijn schuldvordering niet werd voldaan. - Het is een drukkingsmiddel om de SA ertoe aan te sporen zijn verbintenissen na te komen. - Vervult een complementaire rol tav de ENAC want kan enkel worden ingeroepen in de gevallen waarin er een occasionele rechtsbetrekking bestaat tss de SE en de SA. - Bij een wederkerige overeenkomsten bestaat er gn behoefte aan het retentierecht, omdat de ENAC dan volstaat.
55.a. Stilzwijgend ontbindend beding (art. 1184 BW): begrip, voorwaarden, buitengerechtelijke ontbinding Begrip:
- Is een sanctie bij niet-nakoming van verbintenissen uit wederkerige overeenkomsten. - De nauwe band die bestaat tss de wederzijdse prestaties in een wederkerige overeenkomst brengt mee dat een contractant het recht heeft de ontbinding vd overeenkomst te vorderen bij wanprestatie vd wederpartij. - Art. 1184 BW: stelt dat de ontbindende voorwaarde in wederkerige contracten steeds stilzwijgend is inbegrepen voor het geval dat 1 vd partijen haar verbintenis niet nakomt. Toepassingsvoorwaarden: - Het moet gaan om een wederkerig contract. - Een foutieve wanprestatie van de schuldenaar. - Keuzerecht van de schuldeiser: de gedwongen uitvoering vorderen vd niet nagekomen verbintenis, hetzij in natura als dit nog mogelijk is en gn dwang op de persoon vd SA meebrengt, hetzij bij equivalent of de ontbinding vd overeenkomst, evt met bijkomende schadevergoeding - Het contract wordt niet van rechtswege ontbonden. - De ontbinding dient te worden uitgesproken door de rechter, die op onaantastbare wijze oordeelt of de tekortkoming vd wederpartij ernstig genoeg is om de ontbinding te rechtvaardigen. - Voor ontbinding moet het gaan om een tekortkoming aan 1 vd hoofdverbintenissen vd overeenkomst of alleszins om een tekortkoming die van die aard is dat de partijen niet gecontracteerd zouden hebben als zij een dergelijke wanprestatie hadden voorzien. - Aan een vordering tot ontbinding dient in de regel een ingebrekestelling vooraf te gaan, behoudens wnnr deze geen enkel nut meer zou hebben. (meestal geldt de dagvaarding als ingebrekestelling) Buitengerechtelijke ontbinding: - Hoewel voor ontbinding wegens wanprestatie van een wederkerige overeenkomst principieel de voorafgaande tussenkomst van de rechter vereist is, wordt in de rechtspraak en rechtsleer geaccepteerd (o.a. door cass.) dat een ontbinding op eenzijdige verklaring van de schuldeiser ook mogelijk is. - Wie tot een buitengerechtelijke ontbinding overgaat handelt op eigen risico, de rechter kan altijd een controle a posteriori uitoefenen. - Voorwaarden: Een flagrante incompetentie of een duidelijke kwade trouw vd wederpartij bij de uitvoering vd overeenkomst, waardoor iedere kans op een normale voortzetting vd contractuele verhoudingen verdwenen is. Een situatie van spoedeisendheid, want anders is er gn reden om de voorafgaande tsskomst vd rechter uit te schakelen. Een voorafgaande ingebrekestelling om de ov uit te voeren als dit nog materieel mogelijk is, met toekenning van een redelijke termijn. Een aan de wederpartij gerichte ontbindingsverklaring waarin op ondubbelzinnige wijze kenbaar wordt gemaakt dat tot een buitengerechtelijke ontbinding zal worden overgegaan en om welke reden dit gebeurt.
55.b. Uitdrukkelijk ontbindend beding - De nauwe band die bestaat tss de wederzijdse prestaties in een wederkerige overeenkomst brengt mee dat een contractant het recht heeft de ontbinding vd overeenkomst te vorderen bij wanprestatie vd wederpartij. Begrip: - Met het uitdrukkelijk ontbindend beding wordt niet de ontbindende voorwaarde van art. 1183 BW bedoeld, maar wel het contractuele beding waarin de partijen een contractuele regeling treffen aangaande het stilzwijgend ontbindend beding in geval van foutieve wanprestatie. - Dit kan omdat de wettelijke regeling van het stilzwijgend ontbindend beding (art. 1184 BW) in principe niet van openbare orde of dwingend recht is. - In sommige gevallen verbiedt de wetgever het uitdrukkelijk ontbindend beding. (bv bij huurovereenkomsten: art. 1762bis BW) Mogelijkheden: - Partijen kunnen de ontbinding wegens wanprestatie contractueel uitsluiten (niet bij onderneming- consument ov) - Partijen kunnen de ontbinding contractueel uitbreiden tot overeenkomsten die normalerwijze niet binnen het toepassingsgebied van art. 1184 BW vallen (zoals tot de eenzijdige overeenkomsten) - Partijen kunnen de rechtstechnische uitwerking vd ontbinding, zoals geregeld in 1184 BW, wijzigen: De partijen kunnen bedingen dat in geval van wanprestatie door 1 van hen de wederpartij de ontbinding vd overeenkomst kan vorderen. (dit beding heeft dezelfde betekenis als art. 1184 BW, dus eigenlijk gn meerwaarde) De partijen kunnen bedingen dat bij 1 of meer welbepaalde vormen van wanprestatie de overeenkomst van rechtswege ontbonden zal zijn. In dit geval komt aan de rechter gn bevoegdheid toe om te beoordelen of de in het beding bedoelde vormen van wanprestatie ernstig genoeg zijn om de ontbinding te rechtvaardigen. Enkel bij betwisting of de wanprestatie zich heeft voorgedaan zal de rechter moeten tsskomen. Voorafgaande ingebrekestelling blijft echter verplicht. De partijen kunnen bedingen dat bij 1 of meer welbepaalde vormen van wanprestatie de overeenkomst van rechtswege en zonder voorafgaande ingebrekestelling ontbonden zal zijn. - Voor de uitdrukkelijke ontbindende bedingen vd 2e en 3e soort wordt in de rechtspraak meer en meer aanvaard dat de aanwending ervan door de rechter kan worden getoetst aan het vereiste vd uitvoering te goeder trouw vd
overeenkomst (art. 1134, lid 3 BW), en of de aanwending van dat beding in concrete omstandigheden vd zaak rechtsmisbruik uitmaakt.
56. Onverschuldigde betaling: toepassingsvoorwaarden, omvang vd terugvordering Toepassingsvoorwaarden - Betrokken wetsbepalingen: Artt. 1235, 1236, 1376 en 1377 BW - Uit deze bepaling blijkt dat de onverschuldigde betaling afhankelijk is van 2 voorwaarden: er moet een betaling voorhanden zijn het onverschuldigd karakter ervan moet vaststaan - Het bewijs vh onverschuldigd karakter vd betaling moet door de eiser worden geleverd. 1. De betaling - Materieel bestanddeel: overhandiging of de verwezenlijking vh voorwerp vd verbintenis (bv afgifte v geldsom). - Moreel bestanddeel: de betaling moet geschieden met het oog op de uitdoving van een schuld. 2. Het onverschuldigd karakter vd betaling moet vaststaan - Het onverschuldigd karakter van een betaling onderstelt dat er geen schuld bestaat. a. Absolute of objectieve ontstentenis van schuld - Er is nooit een verbintenis geweest. - De verbintenis werd reeds uitgedoofd. De verjaring treft niet het bestaan vd schuld, maar wel de eisbaarheid. Bij betaling van een verjaarde schuld kan men dus niet spreken van een onverschuldigde betaling, omdat de schuld in werkelijkheid nog steeds bestaat. - De verbintenis werd onder opschortende voorwaarden aangegaan. - De verbintenis vindt haar oorsprong in een ontbonden of nietige overeenkomst. - Met deze gevallen stelt men gelijk: De betaling waarvan het bedrag dit vd schuld overschrijdt De betaling van een natuurlijke verbintenis, indien er geen wil was om zich v deze ntrlke verb te kwijten b. Relatieve of subjectieve ontstentenis van schuld - De betaling werd ontvangen door iemand die geen schuldeiser was. (art. 1376 BW) - De betaling werd bij vergissing gedaan door iemand anders dan de schuldenaar. (art. 1377 BW) Het bewijs vd dwaling of vergissing is slechts nodig indien enige twijfel mogelijk is nopens de oorzaak vd teruggevorderde betaling, indien de betaling dus schijnbaar een oorzaak heeft. De terugvordering kan niet geneutraliseerd worden onder voorwendsel dat de dwaling onverschoonbaar was. Omvang van de terugvordering - De omvang van hetgeen moet worden teruggegeven door de accipiens verschilt naargelang deze te goeder of te kwader trouw is. 1. Te goeder trouw - Indien de accipiens een geldsom ontving, moet hij die teruggeven, maar de interest mag hij behouden. - Indien de accipiens een onroerend of lichamelijk roerend goed ontvangen heeft, zal de verplichting tot teruggave in natura moeten worden uitgeoefend (art. 1379 BW) - Indien de accipiens het goed verkocht heeft, zal hij enkel de verkoopprijs moeten teruggeven. (art. 1380 BW) - De vruchten van het goed mogen steeds worden behouden. - Indien het goed verging of beschadigd werd, moet de accipiens enkel teruggeven wat er nog van overblijft. - De accipiens heeft recht op een vergoeding voor de noodzakelijke en nuttige uitgaven die tot het behoud vd zaak zijn gedaan. (art. 1381 BW) 2. Te kwader trouw - Indien de accipiens een geldsom ontving, moet hij het kapitaal en de intresten teruggeven . (art. 1378 BW) - Indien de accipiens een onroerend of lichamelijk roerend goed ontvangen heeft, zal de verplichting tot teruggave in natura moeten worden uitgeoefend (art. 1379 BW) - Indien de accipiens het goed verkocht heeft, zal hij de waarde en niet alleen de prijs moeten vergoeden. - De vruchten moeten worden teruggegeven of desnoods worden vergoed. - Indien het goed verging of beschadigd werd, moet de accipiens de schade vergoeden, zelfs bij toeval of overmacht. - De accipiens heeft recht op een vergoeding voor de noodzakelijke en nuttige uitgaven die tot het behoud vd zaak zijn gedaan. (art. 1381 BW) - Bijkomende SV kan indien de schade door de teruggave niet volledig gedekt is. Verjaring - Behoudens specifieke bepalingen verjaart de vordering tot terugbetaling vh niet-verschuldigde na 10j. - Deze termijn gaat in vanaf het ogenblik vd onverschuldigde betaling.
57. Vermogensverschuiving zonder oorzaak: begrip, toepassingsvoorwaarden, draagwijdte Begrip - De vermogensverschuiving zonder oorzaak is de feitelijke toestand die geschapen wordt door de verrijking van een persoon ten nadele van een ander, zonder geldige oorzaak.
- In bepaalde omstandigheden krijgt de verarmde persoon een vorderingsrecht om deze toestand te verhelpen: actio de in rem verso. - Cass beschouwt de vermogensverschuiving zonder oorzaak als een algemeen rechtsbeginsel. Toepassingsvoorwaarden - Om de actio de in rem verso te kunnen instellen moet er voldaan zijn aan 5 voorwaarden. - De bewijslast rust op de eiser. 1. Verarming van de eiser 2. Verrijking van de verweerder - Dit kan bestaan uit een nieuwe waarde die in het patrimonium vd verweerder is overgegaan. - De besparing van een verlies. - De bevrijding van een last, zoals de uitdoving van een schuld. 3. Het oorzakelijk verband tussen de verarming en de verrijking - Van onrechtmatige verrijking is slechts sprake indien de verrijking voortvloeit uit de omstandigheid die de verarming veroorzaakt. 4. De afwezigheid van oorzaak - Onder oorzaak verstaat men hier elke juridische daad of elke wetsbepaling waarin degene die de verrijking ondergaat het recht put om deze te bewaren. Het gaat dus om de bestaansreden of de rechtvaardiging. - De afwezigheid van oorzaak moet zowel de verarming als de verrijking betreffen. - Er is gn vermogensvermeerdering zonder oorzaak, wnnr de waardeverplaatsing op de wil zelf vd verarmde is gebaseerd, hetzij dat deze handelt uit vrijgevigdheid, hetzij uit speculatief opzet. Bv A verzorgd iemand tijdens zijn ziekte in de hoop diens legataris te worden. De verzorgingskosten, die een vorm van vermogensverschuiving uitmaken, vinden hier hun oorzaak in het speculatief inzicht of de vrijgevigheid vd verarmde. 5. Het subsidiair karakter van de vordering de in rem verso - De meerderheid vd RL en RS neemt aan dat de vordering de in rem verso slechts kan worden ingesteld wnnr de eiser over geen andere rechtsvordering beschikt. - Het subsidiair karakter betreft alleen het al dan niet bestaan van andere vorderingsmogelijkheden tegen de verrijkte. Draagwijdte van de vordering de in rem verso - De omvang vd aanspraken vd eiser wordt afgewogen adhv 2 criteria: de omvang vd verrijking vd verweerder de omvang vd verarming vd eiser - Als er een waardeverschil bestaat tss de verarming en de verrijking, dient slechts de laagste van beide waarden te worden genomen.
58. Zaakwaarneming: begrip, voorwaarden, vergelijking met vermogensverschuiving zonder oorzaak Begrip - De zaakwaarneming (artt. 1372-1375 BW) is een soort van wettelijke opdracht, gegeven aan degene die, in geval van nood, vrijwillig en belangeloos, maar zonder vrijgevig inzicht, andermans belangen behartigt. - In het raam vd zaakwaarneming kan men 2 soorten verbintenissen onderscheiden: De verbintenissen vd meester vd zaak, die vanuit zijn standpunt voortvloeien uit een louter feit. (nl de tsskomst vd zaakwaarnemer) De verbintenissen vd zaakwaarnemer, waarvan de grondslag te vinden is in de eenzijdige wilsuiting. Toepassingsvoorwaarden 1. De behartiging van andermans belangen - Zaakwaarneming kan geschieden ten behoeve van een onbekend of toekomstig persoon. - Er is geen zaakwaarneming wnnr men onder de schijn v andermans belangen te behartigen, zijn eigen belang nastreeft. 2. Het optreden moet vrijwillig zijn - Er mag tss degene wiens zaak is waargenomen en de zaakwaarnemer geen contractuele verplichting bestaan mbt de waargenomen zaak. - De zaakwaarnemer mag niet wettelijk gehouden zijn tot wat hij in het raam vd zaakwaarneming heeft verricht. 3. Het optreden moet belangeloos zijn - De tussenkomst vd zaakwaarnemer moet gekenmerkt zijn door de afwezigheid van alle winstbejag. 4. De afwezigheid van elk vrijgevigheidinzicht 5. Het optreden moet noodzakelijk zijn - De ongevraagde bemoeiing met andermans zaken is principieel slechts gerechtvaardigd in geval van nood. - Sommige auteurs nemen aan dat het optreden vd zaakwaarnemer niet noodzakelijk maar wel nuttig moet zijn geweest. Gevolgen - De verbintenissen vd zaakwaarnemer: zie artt. 1372, 1373 en 1374 + De zaakwaarnemer is ertoe gehouden zich nopens zijn beheer te verantwoorden. - De verbintenissen vd meester vd zaak:
zie art. 1375 BW Huidige RL stelt dat de zaakwaarnemer in bepaalde omstandigheden aanpsraak kan maken op een loon. Onderscheid tussen zaakwaarneming en vermogensverschuiving zonder oorzaak - Bij de zaakwaarneming moet het bedrag van de nuttige uitgaven integraal vergoed worden, zelfs wanneer het voorwerp waarop de zaakwaarneming betrekking had tenietgegaan is. - In geval van onrechtmatige verrijking worden de verarming en de verrijking tegenover elkaar afgewogen. De verarmde heeft slechts recht op het laagste bedrag van beide waarden. Indien het voorwerp van de uitgaven tenietgegaan is zal de verarmde niets kunnen vorderen.
59. Gedwongen uitvoering in natura / bij equivalent: begrip, omvang vd vergoeding - Een verbintenis heeft normaal slechts 1 gevolg: zij verleent aan de SE het recht om de uitvoering te eisen. - Als de SA weigert zijn verbintenissen vrijwillig uit te voeren, is de SE verplicht zijn toevlucht te nemen tot de gedwongen uitvoering. - De gedwongen uitvoering kan 2 vormen aannemen: Gedwongen uitvoering in natura : is de verwezenlijking vh voorwerp vd verbintenis Gedwongen uitvoering bij equivalent : slechts wnnr de uitvoering in natura onmogelijk is geworden of als de SA weigert hiertoe over te gaan of als hij ingevolge bepaalde omstandigheden hiertoe niet meer verplicht kan worden, is de geldelijke schadeloosstelling of de uitvoering bij equivalent mogelijk. Gedwongen uitvoering in natura - De bewoordingen van art. 1142 BW zijn ongelukkig weergegeven: Want in deze opvatting zou de uitvoering vd verbintenis uiteindelijk afhangen vd willekeur vd SA, die steeds zou kunnen kiezen tss de uitvoering in natura en de uitvoering bij equivalent. De artt. 1143-1144 BW tonen aan dat de SA niet een bepaalde uitvoeringsmodaliteit mag uitkiezen. - Cass.: Zolang de uitvoering in natura mogelijk blijft, beschikt de SE niet over een keuzemogelijkheid. - Wnnr het voorwerp van een verbintenis een rechtshandeling is, en niet een materiële daad, kan de rechter zich in de plaats vd SA stellen en de voor de rechtshandeling vereiste toestemming geven. - Wanneer de verbintenis bestaat in de betaling van een geldsom, kan de eiser de gedwongen uitvoering in natura laten plaatsgrijpen door te laten overgaan tot inbeslagneming vd goederen vd SA. - Gedwongen uitvoering in natura is mogelijk wnnr de verbintenis de levering van een welbepaalde zaak tot voorwerp heeft. Desnoods kan deze zaak manu militari door een gerechtsdeurwaarder worden opgehaald. - Indien de verbintenis de levering tot een soortzaak (genus-zaak) tot voorwerp heeft, kan de SE ogv art. 1144 BW door de rechter worden gemachtigd om zich bij derden gelijksoortige voorwerpen aan te schaffen op kosten vd in gebreke blijvende SA. - De artt. 1143-1144 BW verlenen de rechter de bevoegdheid om de SE van een verbintenis om iets te doen of iets niet te doen te machtigen om een derde te gelasten met de uitvoering vd verbintenis, en dit op kosten vd in gebreke blijvende SA. (=onrechtstreeks middel van gedwongen uitvoering in natura) Gedwongen uitvoering bij equivalent - Neemt meestal de vorm aan van een geldelijke schadeloosstelling. De uitvoering bij equivalent is een vorm van uitvoering vd verbintenis en neemt de plaats in vd gedwongen uitvoering in natura. - De onmogelijkheid van de uitvoering in natura kan van materiële of morele aard zijn. - Onmogelijkheid van materiële aard: Wnnr de te leveren specieszaak vernield is Wnnr de termijn voor het uitvoeren vd verbintenis verstreken is en een laattijdige uitvoering voor de schuldeiser geen nut meer heeft - Bij de morele onmogelijkheid om een verbintenis in natura uit te voeren stuit de SE op de onwil vd SA. Het Nemo potest-adagium verzet zich tegen het gebruik van geweld. Soorten vergoedingen - De vergeldende of compensatoire vergoeding is die welke in de plaats komt vd uitvoering in natura als deze niet mogelijk is. Ze is dus niet cumuleerbaar met de uitvoering in natura. - De moratoire vergoeding is die welke de SE toekomt in geval v laattijdige uitvoering vd verbintenis. Deze vergoeding kan zowel met een uitvoering in natura als met een uitvoering bij equivalent worden gecumuleerd. Omvang van de vergoeding - Art. 1149 BW: hoofdbestanddelen vd schade zijn het geleden verlies en de gederfde winst - Er zijn 2 wettelijke beperkingen aan de omvang vd SV: Art. 1150 BW : het al dan niet voorzienbaar karakter vd schade Art. 1151 BW : beperking tot de rechtstreeks veroorzaakte schade
60. Het schadebeding Begrip - Art. 1226 BW: Is een contractueel beding waarin de partijen vooraf en op forfaitaire wijze het bedrag vd schadevergoeding vastleggen dat 1 van hen bij de in dat beding omschreven contractuele wanprestatie aan de andere zal moeten betalen. - Is een contractuele regeling omtrent de omvang vd SV bij contractuele aansprakelijkheid, waarvan de wettelijke regeling (art. 1149-1151 BW) niet van openbare orde of dwingend recht is.
- Heeft voor de SE v dat beding het voordeel dat, als zijn SA de in dat beding bedoelde contractuele wanprestatie pleegt, hij het bestaan en de omvang vd daardoor veroorzaakte schade niet moet bewijzen. - Het is een contractueel bedongen schadevergoedingsregeling, dus moet voor de geldige totstandkoming ervan, voldaan zijn aan alle geldigheidsvereisten voor het sluiten van een overeenkomst. - Het schadebeding is een accessorium vd hoofdovereenkomst. (art. 1227 BW) - Verschil met opzegbedingen: Het bij overeenkomst vooraf forfaitair bepaalde bedrag dat de ene partij aan de andere moet betalen als ze de overeenkomst voortijdig wil beëindigen, is geen schadebeding, maar wel de tegenprestatie om dit recht te kunnen uitoefenen (dus een opzegbeding). Verschijningsvormen - Indeling naargelang de aard vd schade die ze beogen te vergoeden: de schadebedingen die strekken tot forfaitaire vaststelling vd compensatoire SV voor de schade veroorzaakt door de gehele of gedeeltelijke niet-uitvoering of de onzorgvuldige uitvoering vd in die bedingen bedoelde verbintenissen de schadebedingen die strekken tot forfaitaire vaststelling vd moratoire SV voor de schade veroorzaakt door de laattijdige uitvoering vd in die bedingen bedoelde verbintenissen de schadebedingen die strekken tot vaststelling vd forfaitaire bijkomende SV verschuldigd door de partij ten laste van wie de overeenkomst met toepassing van art. 1184 BW wordt ontbonden Interpretatie van schadebedingen - Aangezien schadebedingen afwijken vh gemene recht moeten ze restrictief worden geïnterpreteerd. Geoorloofdheid van schadebedingen - In het gemene recht Schadebedingen zijn in principe geoorloofd als ze een schadevergoedend karakter hebben. De beoordeling vh schadevergoedend karakter moet adhv het criterium vd potentiële schade, dus de schade die het redelijkerwijze te verwachten gevolg is vd aan de SA toe te rekenen contractuele wanprestatie. De rechter heeft een matigingsbevoegdheid, deze is van openbare orde. (art. 1231 BW) Art. 1153 BW: zelfde regeling voor kennelijk overdreven bedongen moratoire interesten Verschil met 1231 is dat het toetsingscriterium bij 1153 BW niet de potentiële, maar de werkelijk geleden schade is. - In sommige bijzondere wetsbepalingen heeft de wetgever het schadebeding verboden (bv art. 1023 Ger.W.) of de overdreven schadebedingen onderworpen aan een specifieke, vh gemene recht afwijkende regeling. (lex specialis derogat generali) bv art. 74, 17° en 24°; art. 75 Wet Marktpraktijken en Consumentenbescherming bv art. 90, lid 2 Wet Consumentenkrediet.
61. Anatocisme: definitie, voorwaarden, uitzonderingen - In verband met verbintenissen tot betaling van een geldsom bestaan er een aantal specifieke regels. Zo heb je art. 1153 BW (moratoire interest) enerzijds, en de artt. 1154 en 1155 BW anderzijds. Deze laatste twee artikels betreffen de regeling van het anatocisme. - Deze drie artikelen zijn uitsluitend van toepassing op verbintenissen die vanaf hun oorsprong bestonden in de betaling van een geldsom. - Het enige dat bij de niet-nakoming van deze verbintenissen verschuldigd kan zijn, is moratoire schadevergoeding, dwz een vergoeding wegens vertraging in de nakoming vd verbintenis. - Deze artikel zijn dus ook niet van toepassing op verbintenissen die ontstaan uit een onrechtmatige daad. Want de vergoeding die door de rechter wordt toegekend om de benadeelde te herstellen in zijn oorspronkelijke toestand is van compensatoire aard. Begrip - Onder Anatocisme verstaat men de kapitalisatie van interesten, dwz dat de interesten bij het kapitaal worden gevoegd en op hun beurt interest gaan opbrengen. Toepassingsvoorwaarden (art. 1154 BW) - Enkel vervallen intresten kunnen bij het kapitaal worden ingelijfd. - Het moet gaan intresten die over een heel jaar verschuldigd zijn. - Er moet een voorafgaande gerechtelijke aanmaning of een bijzondere overeenkomst bestaan die betrekking heeft op de vervallen interesten die moeten worden gekapitaliseerd. Deze gerechtelijke aanmaning of bijzondere overeenkomst moeten bij iedere jaarlijkse vervaldag vd interesten worden hernieuwd. - De interesten die niet gekapitaliseerd kunnen worden, verjaren na 5j. (art. 2277 BW) Uitzonderingen - Art. 1155 BW bevat 2 uitzonderingen op de regeling van art. 1154 BW, maar deze bepaling is niet limitatief. Daarnaast is er nog een uitzondering die ogv de gewoonte wordt aanvaard. - De afwijking in art. 1155 BW van art. 1154 BW bestaat hierin dat deze inkomsten niet noodzakelijk over een heel jaar verschuldigd dienen te zijn en dat de interesten niet vervallen hoeven te zijn, zodat de kapitalisatie vd interesten ook anticipatief kan worden bedongen. Het vereiste van een voorafgaande gerechtelijke aanmaning of v een bijzondere ov blijft wel nog bestaan.
De verantwoording v deze uitzondering is dat het hier gaat om schulden waarvan het enige voorwerp bestaat in een periodieke storting, zodat men niet hoeft te vrezen voor een bovenmatige aangroei vh kapitaal. - Ogv een vaststaand gebruik contra legem (vaststaand handelsgebruik) wordt meestal aanvaard dat de rekening courant ontsnapt aan de regeling van art. 1154 BW.
62. Muntontwaarding - De gevolgen van verbintenissen – de gedwongen uitvoering van verbintenissen – enkele bijzondere regelen betreffende de schadeloosstelling bij niet-nakoming van contractuele verbintenissen – problematiek vd muntontwaarding Begrip - Een vertraging in de betaling van een geldschuld kan aan de SE schade veroorzaken indien de munt waarin de schuld wordt betaald, intussen in waarde is gedaald. - Voor de beantwoording vd vraag wie het verlies moet dragen dat door de muntontwaarding wordt veroorzaakt, moet een onderscheid worden gemaakt tss geldschulden en waardeschulden. Geldschulden - Geldschulden zijn schulden die een numerieke geldsom tot voorwerp hebben waarvan het bedrag op onveranderlijke wijze door de wet of de wil vd partijen is vastgesteld. (bv pensioen, huurprijs) - Bij geldschulden wordt de rechtsverhouding tss partijen bij een muntontwaarding geregeld door art. 1895 BW: Hieruit volgt dat voor geldschulden de SE het risico vd muntontwaarding draagt. - Op deze bepaling bestaan 2 uitzonderingen: Art. 1895 BW is niet van openbare orde of dwingend recht zodat de partijen er in hun ov van kunnen afwijken. De betaling van een schuld in een vreemde munt is niet aan art. 1895 BW onderworpen. De SE kan in dat geval naast de moratoire interest, nog een aanvullende SV verkrijgen wegens het verlies door de muntontwaarding, op voorwaarde dat deze muntontwaarding zich heeft voorgedaan na de ingebrekestelling vd SA. Waardeschulden - Art. 1895 BW is niet van toepassing op waardeschulden. - Dit zijn schulden waarvan de omvang door de rechter moet worden bepaald. Het gaat dus om de verbintenissen tot betaling van compensatoire SV. - Hier geldt het beginsel dat de SE integraal moet worden vergoed voor de door hem geleden schade. De rechter mag dus rekening houden met alle elementen waarover hij beschikt op het tijdstip van zijn uitspraak, waaronder de muntontwaarding die zich intussen heeft voorgedaan. 63. De verschillende soorten interesten - De gevolgen van verbintenissen – de gedwongen uitvoering van verbintenissen – enkele bijzondere regelen betreffende de schadeloosstelling bij niet-nakoming van contractuele verbintenissen – de verschillende soorten interesten Compensatoire of vergoedende interesten - Deze beogen de schade te vergoeden die de SE lijdt ingevolge de niet-nakoming vd verbintenis. - Zij vormen een aanvulling op de compensatoire SV en zijn van dezelfde aard. - Meestal worden ze toegevoegd aan de compensatoire SV wnnr deze werd berekend op de dag waarop de schade zich heeft voorgedaan en niet op de dag waarop de schade door de rechter effectief werd begroot. Ze lopen dus meestal vanaf het schadeverwekkende feit. Moratoire interesten of verwijlinteresten - Moratoire interesten vergoeden de schade die de SE lijdt door de vertraging in de betaling vd schuld door de SA. - Ze worden berekend aan de wettelijke rentevoet, tenzij de partijen een andere rentevoet zijn overeengekomen. - De moratoire intresten lopen (behoudens andersluidende wetsbepaling) vanaf het instellen van een rechtsvordering of ten vroegste vanaf de ingebrekestelling (art. 1153, lid 3 BW). Gerechtelijke interesten - Zijn de interesten die door de rechter worden toegekend. - Ze zijn geen autonome soort van interesten, maar de voortzetting v ofwel de moratoire ofwel de compensatoire interesten. - De gerechtelijke interesten lopen ten vroegste vanaf het instellen vd rechtsvordering. Wettelijke interesten - Zijn de aan de wettelijke rentevoet berekende interesten die krachtens de wet verschuldigd zijn. - Zijn in feite ook geen autonome interesten, maar naargelang het geval, compensatoire of moratoire interesten. Conventionele interesten - Zijn moratoire interesten waarvan de rentevoet, in afwijking van art. 1153, lid 1 BW door de partijen wordt bepaald. - Het gaat dus om een schadebeding onderworpen aan de regelingen van art. 1153, laatste lid BW.
64. Ingebrekestelling - De gevolgen van verbintenissen – de voorwaarden voor de gedwongen uitvoering van verbintenissen – De ingebrekestelling vd SA - Om tot de gedwongen uitvoering van een verbintenis te kunnen overgaan moet aan 2 voorwaarden zijn voldaan: de SA moet in gebreke zijn gesteld de SE moet over een uitvoerbare titel beschikken Begrip - Een ingebrekestelling of een aanmaning is een kennisgeving, uitgaande vd SE en gericht aan zijn SA, waarin de SE op ondubbelzinnige wijze aan zijn SA ter kennis brengt dat hij de nakoming vd aangegane verbintenissen eist. - Bij niet-nakoming door de SA is deze daardoor niet automatisch in gebreke (in mora). - Zelfs wnnr voor de nakoming vd verbintenis een bepaalde termijn is bedongen, zal het verstrijken van deze termijn niet auto de ingebrekestelling vd SA meebrengen. - Uit de artt. 1139 en 1146 BW blijkt dat voorafgaande ingebrekestelling de regel is en een algemeen rechtsbeginsel. Op de verplichting tot voorafgaande ingebrekestelling bestaan 4 uitzonderingen 1. Een contractueel beding tot vrijstelling van ingebrekestelling - Art. 1139 BW: Partijen kunnen in hun ov een beding opnemen waarbij de SE wordt vrijgesteld van zijn verplichting tot voorafgaande ingebrekestelling. - Dergelijk beding moet de SE wel duidelijk en ondubbelzinnig vrijstellen v deze verplichting. 2. Bij miskenning van verbintenissen om iets niet te doen (art. 1145 BW) - Een ingebrekestelling heeft immers geen zin wnnr de SA toch al datgene heeft gedaan waartoe hij zich heeft verbonden het niet te zullen doen. 3. Verbintenissen om iets te geven of te doen: materiële onmogelijkheid of nutteloosheid vd nakoming vd verbintenis na het verstrijken vd bedongen termijn (art. 1146 BW) - De RS en RL hebben de in art. 1146 BW opgenomen vrijstelling v deze verplichting uitgebreid tot het geval waarin de uitvoering van een verbintenis voor de SE geen nut meer heeft wegens het voorwerp of de aard vd overeenkomst of andere door de rechter vastgestelde omstandigheden. 4. Bij schending van niet-contractuele verbintenissen - Er is geen ingebrekestelling nodig bij miskenning van verbintenissen die voortvloeien uit een quasi-contract, een wettelijke bepaling of een rechtmatige daad. (bv 1382 BW) Vormvoorschriften - Art. 1139 BW: ingebrekestelling gebeurt door een aanmaning of een daarmee gelijkstaande akte - Aanmaning: gerechtsdeurwaarders exploot - Daarmee gelijkstaande akte: dagvaarding, bevel tot betaling, beslag, oproeping in verzoening In handelszaken volstaat een aangetekende en zelfs gewone brief In burgerlijke zaken volstaat een gewone brief, telefax, e-mail Maar waar het op aankomt, is niet de vorm, maar wel de inhoud, nl de SE moet, op welke wijze ook, op een duidelijke, ondubbelzinnige en gebiedende wijze aan zijn SA zijn wil ter kennis brengen dat hij de nakoming vd verbintenis vordert. Gevolgen - Vanaf de ingebrekestelling is de SA aansprakelijk voor de vertraging in de nakoming vd verbintenis en de moratoire interesten beginnen te lopen. - Bij verbintenissen tot levering van een welbepaalde zaak, komt het risico vh door toeval tenietgaan v die zaak, ten laste vd SA. (zie art. 1138 en 1302 BW).
65. Een uitvoerbare titel - De gevolgen van verbintenissen – de voorwaarden voor de gedwongen uitvoering van verbintenissen – het bezit van een uitvoerbare titel - Om tot de gedwongen uitvoering van een verbintenis te kunnen overgaan moet aan 2 voorwaarden zijn voldaan: de SA moet in gebreke zijn gesteld de SE moet over een uitvoerbare titel beschikken - Een uitvoerbare titel is een titel op grond waarvan een SE kan overgaan tot de gedwongen uitvoering van een verbintenis. - Deze titel is voorzien vh formulier van tenuitvoerlegging, waarvan de bewoordingen bij KB zijn vastgelegd. - Deze titel wordt in de regel afgeleverd door de gerechtelijke overheden. Het gaat maw om de vonnissen en arresten waarin een veroordeling wordt uitgesproken. - De procedure om een uitvoerbare titel te verkrijgen is geregeld in art. 1386 ev Ger.W. - Ook een notariële akte is een uitvoerbare titel, maar de uitvoerbaarheid ervan is beperkt tot de rechtstreekse uitvoering vd prestaties die in de akte zijn opgenomen.
66. De overdracht van verbintenissen Begrip - Van overdracht van een verbintenis is sprake als een verbintenis, zoals die oorspronkelijk tss bepaalde rechtssubjecten tot stand kwam, op een ander rechtssubject overgaat, zonder dat zij hierbij in haar wezen wordt aangetast. - Bij de overdracht van verbintenissen wordt de verbintenis beschouwd als een onderdeel vh vermogen van een persoon (een vermogensbestanddeel). - Het gaat dus om een substitutie vd rechtssubjecten in een bepaalde rechtsband. - Actieve overdracht: verandering van SE, dus overdracht vd schuldvordering - Passieve overdracht: verandering van SA, dus overdracht vd schuld - De inhoud vd verbintenis als zodanig, dwz de rechtsband blijft ongewijzigd: Dus de persoonlijke of de zakelijke zekerheden die de uitvoering vd verbintenis waarborgen gaan over op het nieuwe rechtssubject (zie art. 1692 BW) Dus de excepties en de verweermiddelen die de SA tegen de SE kon inroepen, kan hij, in de regel, ook tegen de overnemer vd schuldvordering inroepen (zie art. 1690-1691 BW) Soorten overdrachten 1. De overdracht bij overlijden - Levert normaal geen probleem. Indien de rechtsopvolgers de nalatenschap van hun rechtsvoorganger, de erflater, aanvaarden, volgen zij hem op in zijn rechten en verbintenissen. - Het enige verschil dat kan ontstaan is dat er een pluraliteit van SE's of SA's nu de plaats inneemt van 1 enkele SE of SA, en dat we dus met een samengevoegde verbintenis te maken krijgen. 2. De overdracht onder de levenden - Actieve overdracht: De toestemming vd SA is niet vereist. Tov de overeenkomst tss overdrager en overnemer is de SA een derde. Art. 1690, lid 2 BW : “De overdracht is slechts tegenwerpelijk aan de SA als zij hem ter kennis wordt gebracht of als hij deze overdracht heeft erkend.” Een overdracht van schuldvordering moet voldoen aan de geldigheidsvereisten van een overeenkomst (art. 1108 BW) - Passieve overdracht: Deze wordt niet geregeld in het Belgische recht. Ogv de beginselen vd wilsautonomie en de contractvrijheid brengt dit mee dat de SE vd verbintenis akkoord moet gaan met deze overdracht.
67. Verschil tussen overdracht van schuldvordering en subrogatie - De overdracht van een verbintenis vloeit enkel voort uit een overeenkomst tss de overdrager en overnemer. - De subrogatie kan ook krachtens de wet gebeuren. (art. 1251 BW) - Bij overdracht van schuldvordering kan de overdracht slechts tegen de gecedeerde SA worden ingeroepen vanaf het ogenblik dat zij aan de gecedeerde SA ter kennis werd gebracht of door hem werd erkend. (art. 1690, §2 BW) - Bij subrogatie is geen kennisgeving aan of erkenning door de SA vereist. - De overdracht van schuldvordering is tegenwerpelijk aan andere derden dan de gecedeerde SA door het sluiten vd overeenkomst van overdracht. (art. 1690, §1 BW) - Bij subrogatie zal de solvens tov andere derden de subrogatie slechts kunnen inroepen indien ze vaste datum verkregen heeft overeenkomstig art. 1328 BW. - Bij overdracht van schuldvordering is de overdrager tot vrijwaring vd schuldvordering gehouden. (art. 1693 BW) - Bij subrogatie is de SE in wiens plaats de gesubrogeerde treedt, niet tot vrijwaring gehouden. Is de schuldvordering nietig, dan zal de solvens hoogstens de SE kunnen aanspreken ogv onverschuldigde betaling of, subsidiair, vermogensverschuiving zonder oorzaak. - Bij overdracht van schuldvordering kan de overnemer bij betaling van een bedrag dat minder is dan de waarde vd schuldvordering toch houder vd schuldvordering worden voor het totale bedrag. - Bij subrogatie wordt de solvens slechts gesubrogeerd tot beloop van zijn effectieve betaling. - Krachtens art. 1252 BW mag de subrogatie de SE niet benadelen, indien hij slechts gedeeltelijk werd betaald. Bv Indien A op een hypothecaire schuldvordering van 200.000 euro aan de SE B een som van 100.000 euro vereffent en het onroerend goed achteraf voor 160.000 euro verkocht wordt, zal men niet overgaan tot een pondspondsgewijze verdeling vd gelden. B zal eerst het saldo van zijn schuldvordering volledig uitbetaald krijgen. - Bij overdracht van schuldvordering zou men wel tot een evenredige verdeling moeten overgaan.
68. De eenvoudige betaling: Inbetalinggeving Het tenietgaan van verbintenissen – De gewone uitdoving – De eenvoudige betaling – Het voorwerp vd betaling – Omvang vd betaling – Inbetalinggeving Begrip - Art. 1243 BW: De SE kan niet genoodzaakt worden een andere zaak aan te nemen dan die welke hem verschuldigd is, al heeft ook de aangeboden zaak een gelijke of zelfs een grotere waarde.
- Inbetalinggeving: De SE heeft echter het recht vrijwillig te aanvaarden dat men hem iets anders overhandigt. Kenmerken - De zaak die de SA aanbiedt, moet werkelijk in betaling worden gegeven. De overhandigen ervan moet dus de bevrijding vd SA meebrengen. - Het moet gaan om een andere zaak dan die welke oorspronkelijk verschuldigd was. - De SE moet aanvaarden dat de door hem in ontvangst genomen zaak de bevrijding vd SA teweegbrengt. Juridische grondslag - Aanvankelijk was men van oordeel dat de inbetalinggeving niets anders was dan een schuldvernieuwing door verandering vh voorwerp vd verbintenis. Nrml zou dit tot gevolg hebben dat voortaan de regels moeten toegepast worden die aan de nieuwe verbintenis eigen zijn. - Voor velen is de inbetalinggeving echter een gewone overeenkomst over de manier van betalen, die aan de oorspronkelijke overeenkomst wordt toegevoegd. De SE behoudt al zijn rechten, indien de inbetalinggeving hem niet de verwachtte voldoening schenkt.
69. Betaling: toerekening van de betaling - Het tenietgaan van verbintenissen – De gewone uitdoving – De eenvoudige betaling – De betalingsmodaliteiten –Toerekening vd betalingen - In normale omstandigheden wordt de verbintenis uitgedoofd door de betaling (= uitkering in geldsom / overhandigen van een zaak / uitvoering van een bedongen prestatie). Begrip - De vraag vd toerekening rijst wnnr de SA tot verschillende betalingen is gehouden. - Dit kan het geval zijn wnnr de SA verschillende schulden heeft tegenover dezelfde SE of wnnr een schuld interest opbrengt. 1. Het bestaan van een pluraliteit van schulden - De toerekening vd betaling geschiedt hetzij op initiatief vd SA, hetzij op initiatief vd SE. a. Toerekening door de schuldenaar - Art. 1253 BW: “De SA van verscheidene schulden heeft het recht om, wnnr hij betaalt, te verklaren welke schuld hij wil voldoen.” - Lang werd aangenomen dat bij 2 ongelijke schulden, de SA een bedrag betaalt dat overeenstemt met de mindere schuld, hij deze betaling niet mag toerekenen op de grotere schuld, omdat de SE niet gedwongen kan worden een gedeeltelijke betaling te aanvaarden. - Cass. heeft echter beslist dat: Het door art. 1243 BW aan de SA van verschillende schulden toegekende recht om, als hij betaalt, te verklaren welke schuld hij wil voldoen, behalve in geval van misbruik van dat recht, wordt alleen beperkt door het in andere wetsbepalingen aan de SE toegekende recht om zich te verzetten tegen de door de SA gedane toerekening. b. Toerekening door de schuldeiser - Art. 1255 BW c. Toerekening volgens de wettelijke voorschriften - Bij ontstentenis van enige wilsuiting vd partijen, zal de toerekening plaatsgrijpen volgens de wettelijke voorschriften van art. 1256 BW: De vervallen schulden moeten aangezuiverd worden vóór de niet-vervallen schulden. Indien alle schulden vervallen zijn, moet eerst de meest bezwarende schuld afgelost worden. Indien alle schulden vervallen en even bezwarend zijn moet eerst de oudste schuld aangezuiverd worden. Indien alle schulden ook op dit gebied gelijk zijn, gebeurt de toerekening op alle schulden naar evenredigheid. 2. Het bestaan van een interest opbrengende schuld - Art. 1254 BW
70. Subrogatie - Het tenietgaan van verbintenissen – De gewone uitdoving – De betaling met indeplaatsstelling of subrogatie Begrip - Artt. 1249-1252 BW - Persoonlijke subrogatie: wnnr een persoon een andere persoon in een verbintenis vervangt - Zakelijke subrogatie: wwnr een zaak de plaats inneemt van een andere zaak - De betaling met indeplaatsstelling (subrogatie senso stricto) is een aspect vd persoonlijke subrogatie sensu lato. - Er is betaling met subrogatie wnnr een ander dan de SA (dus een derde) de SE betaalt en met toestemming van deze laatste of krachtens de wet in de plaats vd SE treedt en diens rechten en vorderingen tegenover de SA kan doen gelden. Toepassingsvoorwaarden 1. Betaling aan een rechtsbekwaam subject - De subrogatie kan slechts plaatsgrijpen, indien de betaling gedaan wordt aan een persoon – fysieke of rechtspersoon – die bekwaam is om de betaling te ontvangen en om zijn rechten en vorderingen aan de solvens over te dragen.
2. De betaling van andermans schuld - Art. 1249 BW stelt dat het moet gaan om de betaling van andermans schuld door en in eigen naam van een derde. - Hij moet echter niet geheel buiten de rechtsbetrekking staan. (zie art. 1252, 3° BW) - Soms stelt men dat de wetgever in bepaalde gevallen de subrogatie toetst, hoewel de derde in werkelijkheid zijn eigen schuld vereffent. (quasi-subrogatie) Dit zou dan oa het geval zijn met de (quasi-)subrogatie vd arbeidsongevallenverzekeraar tegen degene die aansprakelijk is voor het arbeid(weg)ongeval (art. 47 Arbeidsongevallenwet) 3. Het bestaan van een effectieve betaling - Een belofte van betaling, zelfs als de SE de betaling voor zeker houdt, volstaat niet. - Degene die de subrogatie inroept, moet het bewijs leveren vd effectieve betaling. Wettelijke subrogatie - Art. 1251 BW somt 4 gevallen van wettelijke subrogatie op: 1°: Bv 3 SE's A, B en C hebben op hetzelfde goed een hypothecaire schuldvordering tot beloop van respectievelijk 100000, 50000 en 25000 euro. A wenst tot verkoop over te gaan. C vreest dat die verkoop niet voldoende zal opbrengen om de 3 schulden af te lossen. Daarom kan het voor hem van belang zijn A te betalen en in diens rechten gesubrogeerd te worden, om een gunstiger ogenblik voor de verkoop af te wachten. 3°: Met anderen is men gehouden wnnr er hoofdelijke mede SA's zijn, medeSA's van ondeelbare verbintenissen en verbintenissen in solidum. Voor anderen is men gehouden wnnr men borg is tov een hoofd SA of wnnr men derde houder is van een hypotheek goed. Contractuele subrogatie - Art. 1250 BW maakt een onderscheid tss subrogatie toegestaan door de SE, en subrogatie toegestaan door de SA. - Bij subrogatie met toestemming vd SE moet er een uitdrukkelijke instemming zijn vd SE en de subrogatie moet gelijktijdig met de betaling toegestaan worden. - Bij betwisting moet degene die zich op de subrogatie beroept dit bewijzen. - Tov andere derden zal de solvens de subrogatie slechts kunnen inroepen indien ze vaste datum verkregen heeft overeenkomstig art. 1328 BW. Gevolgen (ongeacht de aard vd subrogatie)
1. De betaling met subrogatie dooft de schuldvordering tov de oorspronkelijke SE uit, tot beloop van hetgeen betaald werd, en tegelijkertijd draagt ze in dezelfde mate de schuldvordering over aan de derde die de betaling verrichte. Deze indeplaatsstelling geldt zowel voor de schuldvordering als voor de nevenrechten en accessoria (voorrechten, hypotheken, panden, borgtochten en zekerheden allerhande).
2. De SE in wiens plaats de gesubrogeerde treedt, is niet tot enige vrijwaring gehouden, ook niet wnnr hij zelf de subrogatie toestond. 3. De solvens wordt slechts gesubrogeerd tot beloop van zijn effectieve betaling. 4. Krachtens art. 1252 BW mag de subrogatie de SE niet benadelen, indien hij slechts gedeeltelijk werd betaald. Bv Indien A op een hypothecaire schuldvordering van 200.000 euro aan de SE B een som van 100.000 euro vereffent en het onroerend goed achteraf voor 160.000 euro verkocht wordt, zal B eerst het saldo van zijn schuldvordering volledig uitbetaald krijgen.
5. De gesubrogeerde moet ook de nadelen ondergaan die de schuld met zich meebrengt. De SA mag immers tegen de gesubrogeerde al de excepties inroepen die hij tegen zijn oorspronkelijke SE kon doen gelden.
71. Schuldvernieuwing of novatie - Het tenietgaan van verbintenissen – De onrechtstreekse uitdovingsgronden – De schuldvernieuwing of novatie Begrip - De schuldvernieuwing of novatie is een wijze van uitdoving vd verbintenissen, die hierin bestaat dat een nog geldende oude verbintenis door een nieuwe verbintenis wordt vervangen. - De uitdoving vd oude verbintenis is het gevolg van deze substitutie. - Art. 1271-1281 BW - Zie art. 1277 BW: want de aanwijzing van een betaler of ontvanger berust op een mandaat, dus gn substitutie. - De toestemming van beide partijen is vereist. Geldigheidsvereisten 1. Het bestaan van een oude verbintenis - Bij een absoluut nietige verbintenis kan schuldvernieuwing niet. - Bij een relatief nietige verbintenis, waarvan de nietigheid niet is gevorderd, kan schuldvernieuwing wel. Vaak zal de novatie overigens neerkomen op een bekrachtiging vd vernietigbare verbintenis. - Bij een natuurlijke verbintenis is novatie pas mogelijk wnnr ze is omgezet in een burgerlijke verbintenis. - Bij een verjaarde verbintenis, waarvan de SA de verjaring niet heeft ingeroepen, is novatie mogelijk. Een afstand vd verjaring is immers mogelijk (art. 2220 BW). - Een reeds uitgedoofde verbintenis, is niet vatbaar voor substitutie, dus kan novatie niet.
- Bij een voorwaardelijke verbintenis is novatie mogelijk, maar haar lot zal onzeker blijven en afhangen vh al dan niet in vervulling gaan vd voorwaarde vd oude verbintenis. 2. De totstandkoming van een nieuwe verbintenis - Als de nieuwe verbintenis absoluut nietig is, dan is novatie uitgesloten. Bij relatieve nietigheid, zal de novatie onzeker blijven zolang niet is uitgemaakt of de nietigheid zal worden ingeroepen. - Bij een voorwaardelijke nieuwe verbintenis idem als supra. 3. Het bestaan van een nieuw element (aliquid novi) - Er moet een nieuw element in de oorspronkelijke rechtsverhouding zijn opgenomen, dat nieuwe element kan betrekking hebben op: de persoon vd SE, de persoon vd SA, het voorwerp vd verbintenis. (art. 1271 BW) 4. Het inzicht om tot schuldvernieuwing over te gaan (animus novandi) - Art. 1273 BW: Schuldvernieuwing wordt niet vermoed; de wil om ze tot stand te brengen moet duidelijk uit de handeling blijken. - Novatie kan stilzwijgend, ze moet echter vaststaan en mag niet uit vage veronderstellingen afgeleid worden. - Wnnr een nieuwe verbintenis onverenigbaar is met de oude, zal men doorgaans tot de impliciete novatie besluiten. 5. De bekwaamheid van de partijen (art. 1272 BW) - De SE moet bekwaam zijn om over de oude schuldvordering te beschikken, omdat hij daarvan afstand doet. - De SA moet bekwaam zijn om de nieuwe verbintenis aan te gaan. Soorten van novaties (art. 1271 BW) 1. Novatie door verandering v SE - Wnnr de SA zich tegenover een nieuwe SE verbindt en de oude SE hem van zijn oorspronkelijke schuld ontslaat. 2. Novatie door verandering v SA - Wnnr een nieuwe SA zich tegenover de SE verbindt en deze laatste de oorspronkelijke SA van zijn verb ontslaat. - Novatie op initiatief vd oude SA – schuldoverzetting of delegatie (zie art. 1275 BW) Onvolmaakte delegatie : wnnr de SE de verb vd nieuwe SA aanvaardt, zonder dat hij de oude SA bevrijdt, dit geeft een bijkomende waarborg, er is geen werkelijke animus novandi - Novatie op initiatief vd nieuwe SA – overneming van schuld of expromissio (zie art. 1274 BW) Wnnr een derde zich buiten het toedoen vd oorspronkelijke SA verbindt de schuld van deze laatste te vereffenen en de SE bereid is de oorspronkelijke SA te bevrijden. Een derde is gerechtigd de schuld van iemand anders te betalen. (art. 1236 BW) Adpromissio of bijvoeging v SA : indien de oorspronkelijke SA niet bevrijd wordt 3. Novatie door verandering van schuld - Het kan gaan om verandering vh voorwerp (bv som geld ipv auto), de aard (bv verschuldigd saldo v verkoopprijs omzetten in lening) of de modaliteiten vd verbintenis. - Bepaalde wijzigingen v modaliteiten blijven nochtans zonder invloed op het bestaan vd oude verbintenis, zoals bv een wijziging in de tijdsbepaling, toekenning van respijttermijn. Gevolgen - Dubbel gevolg: De nieuwe schuld neemt de plaats in vd oude. De oude schuld wordt uitgedoofd. - Door de uitdoving vd oude schuld verdwijnen alle eraan verbonden waarborgen, zekerheden, d.i. voorrechten en hypotheken. (art. 1278 BW) → = verschil overdracht van verbintenissen en subrogatie - Art. 1281, lid 1 BW: De novatie tss de SE en 1 vd hoofdelijke schuldenaars bevrijdt de medeschuldenaars. - Art. 1282, lid 2 BW: De novatie tav de hoofdschuldenaar bevrijdt de borgen.
72. Schuldvergelijking of compensatie - Het tenietgaan van verbintenissen – De onrechtstreekse uitdovingsgronden – De schuldvergelijking of compensatie Begrip - De schuldvergelijking of compensatie is de wijze van uitdoving van verbintenissen die hierin bestaat dat, wnnr 2 personen respectievelijk van elkaar SE zijn, hun schuldvorderingen tot beloop vh kleinste bedrag worden uitgedoofd. (art. 1289 BW) - Het gevolg van deze uitdovingswijze is dat een schuld kan verbrokkeld worden en voor een deel verdwijnen, hoewel art. 1244, lid 1 BW de SE principieel de mogelijkheid biedt zich tegen een gedeeltelijke betaling te verzetten. Voorbeeld - A heeft een schuldvordering van 5000 op B, en deze laatste is van zijn kan SE van A voor een bedrag van 3000. De schuldvordering van A wordt door schuldvergelijking uitgedoofd tot beloop van 3000. De schuldvordering van B is volledig uitgedoofd. Wettelijke compensatie (art. 1290 BW) - Zodra de wettelijke voorwaarden vervuld zijn, gaan de wederzijdse schulden automatisch teniet, met al de gevolgen die aan deze uitdoving verbonden zijn: het verdwijnen vd voorrechten, hypotheken en andere bijhorigheden het sluiten vd interesten
- Is niet van openbare orde, partijen kunnen er derhalve uitdrukkelijk of stilzwijgend afstand van doen. - Art. 1295 en 1299 BW Geldigheidsvereisten 1. Het moet gaan om 2 schulden tussen dezelfde personen - Art. 1296-1297 BW - Een natuurlijke verbintenis kan geen aanleiding geven tot compensatie, tenzij na haar omzetting in een burgerlijke verb. - Een verbintenis, die stoelt op een ongeoorloofde oorzaak, is niet vatbaar voor compensatie. - De verplichting tot teruggave, voortvloeiend uit de nietigheid v een ongeoorloofde schuld, is wel vatbaar voor compensatie. - De schulden moeten betrekking hebben op de verhoudingen tss 2 wederzijds en in eigen naam verbonden personen. - Art. 1294 BW 2. De schulden moeten beide tot voorwerp hebben een geldsom of een zekere hoeveelheid vervangbare zaken van dezelfde soort (art. 1291 BW) 3. De schulden moeten een vaststaand karakter hebben (art. 1291 BW) - De schulden moeten vatbaar zijn voor onmiddellijke vereffening. - Ze staan vast wnnr men weet dat ze verschuldigd zijn en hoeveel er verschuldigd is. - Het bestaan vd schulden mag dus niet het voorwerp zijn van een ernstige betwisting. - Het bedrag vd schuld moet bepaald zijn. 4. De schulden moeten opeisbaar zijn (art. 1291 BW) - Een schuld met tijdsbepaling komt vóór het verstrijken vd termijn niet in aanmerking voor compensatie. - Art. 1292 BW: Uitstel van betaling (termijn v respijt) verhindert de schuldvergelijking niet. Uitzonderingen - Schuldvergelijking vindt geen toepassing in 3 gevallen (art. 1293 BW), en kan ook niet plaatshebben ten nadele vd verkregen rechten van een derde (art. 1298 BW). Contractuele schuldvergelijking - Door de wil vd partijen kan de schuldvergelijking tot stand worden gebracht buiten de omstandigheden waarin deze door de wet is voorgeschreven. Bv wnnr het gaat om nog niet vaststaande schulden Gerechtelijke schuldvergelijking - Wordt door de rechter uitgesproken. - Met uitzondering vh vaststaande karakter van minstens 1 vd betrokken schulden, zijn de voorwaarden dezelfde als voor de wettelijke compensatie. - Ontleent haar werking aan het vonnis dat de schuldvergelijking uitspreekt. 73. Schuldvermenging - Het tenietgaan van verbintenissen – De onrechtstreekse uitdovingsgronden – De schuldvermenging Begrip - Er is schuldvermenging wnnr een persoon de hoedanigheden verenigt van SE en SA.De vermenging heeft van rechtswege plaats en brengt onrechtstreeks de uitdoving vd schuldvordering teweeg. (art. 1300 BW) - Art. 1300 BW verwijst ten onrechte naar het tenietgaan v 2 schuldvorderingen, omdat er slechts 1 bestaat. Voorbeeld - In het zakenrecht: wnnr 1 persoon het eigendomsrecht en het recht van vruchtgebruik heeft op eenzelfde zaak. - In de meeste gevallen is schuldvermenging het gevolg van rechtsopvolging. Indien de patrimonia echter gescheiden blijven (bv. aanvaarding onder voorrecht van boedelbeschrijving) speelt de schuldvermenging niet. Draagwijdte/gevolgen van de vermenging (art. 1301 BW) - Schuldvermenging in de persoon van de hoofdschuldenaar strekt tot voordeel van de borgen. - Schuldvermenging in de persoon van de borg doet geenszins de hoofdverbintenis teniet. - Schuldvermenging in de persoon van de schuldeiser strekt niet tot verder voordeel van zijn hoofdelijke medeschuldenaars dan voor het aandeel waarvoor hij schuldenaar was. Aard van de schuldvermenging: - Eigenlijk is er geen definitieve uitdoving van de verbintenis maar slechts een materieel beletsel voor de uitvoering van de verbintenis, zolang de hoedanigheden van schuldeiser en schuldenaar in dezelfde persoon verenigd blijven. - Zo zal de schuldvordering bv. herleven wanneer ze aan een derde wordt overgedragen.
74. Kwijtschelding van schuld Het tenietgaan van verbintenissen – De uitzonderlijke uitdovingsgronden – De kwijtschelding van schuld Algemeen - Artt. 1282-1288 BW - De artt. 1282-1284 BW behandelen niet zozeer de kwijtschelding van schuld als wel de gevolgen vd teruggave vd titel/ vd schuld. - Die teruggave wijst op een rechtshandeling die niet noodzakelijk met een kwijtschelding samenvalt. Ze levert in
hoofdorde het bewijs van een bevrijding. Maar een kwijtschelding kan wel de vorm aannemen vd een teruggave v titel. Begrip - Kwijtschelding van schuld is in de regel een overeenkomst ten kosteloze titel tss SE en SA, waarbij de SE geheel of ten dele afstand doet van zijn recht op betaling vd schuldvordering. - Bestaat uit 2 hoofdkenmerken: het vrijgevigheidsinzicht het bestaan van een overeenkomst waaruit de aanvaarding vd SA moet blijken Geldigheidsvereisten - Grondvoorwaarden: De kwijtschelding is een schenking, dus moeten de regels vd schenking inzake bekwaamheid vd partijen, de inbreng en inkorting en de herroeping worden toegepast. - Vormvereisten: Is echter niet onderworpen aan de vormvereisten vd schenking. - Voor het overige zijn er geen bijzondere voorwaarden mbt de totstandkoming vd overeenkomst. - De aanvaarding door de SA kan stilzwijgend gebeuren en uit de omstandigheden vd zaak worden afgeleid. Bewijs - In beginsel zijn de regels vh gemene recht van toepassing (oa art. 1315 BW) - Op dit vlak kunnen ook de vermoedens van bevrijding spelen die aan de vrijwillige teruggave vd onderhandse of authentieke titel gehecht zijn en die uitdrukkelijk omschreven zijn in de artt. 1282-1283-1284 BW. - De wet spreekt van teruggave vd titel, dus kan men gn wettelijk vermoeden afleiden uit de vernietiging of het verscheuren vd titel, maar wel een feitelijk vermoeden. - Art. 1286 BW Draagwijdte vd kwijtschelding - Positie vd hoofdelijke schuldenaars: Art. 1285 BW - Positie vd borgen: Art. 1287-1288 BW.
-ANTHONY TRICARICO2014’-2015’