Bij het uitvoeren van het regeerakkoord heeft de federale regering onder druk van budgettaire beperkingen heel wat maatregelen genomen die impact hebben op de arbeidsmarkt. Zowel de snelheid en hoeveelheid van nieuwe wetgeving als de vraag van de federale sociale partners om bepaalde maatregelen bij te sturen (te repareren), zorgden naast heel wat commotie ook voor heel wat onduidelijkheid. Nu de inhoud van die nieuwe wetgeving (onder ander de wetten van 28/12/2011 en 29/3/2012) een zekere stabiliteit heeft verkregen presenteert Voka met medewerking van SD Worx in een aantal afleveringen een overzicht van de belangrijkste maatregelen. In het eerste artikel stonden we stil bij de maatregelen gericht op “langer werken”. In dit artikel nemen we die voor bedrijfswagens onder de loep.
Bedrijfswagens 1. Voordeel alle aard: principe Indien een werkgever een bedrijfswagen voor persoonlijk gebruik ter beschikking stelt van zijn werknemer of bedrijfsleider, ontstaat er een belastbaar voordeel alle aard in hoofde van de 1 verkrijger. In principe zijn deze voordelen van alle aard belastbaar voor hun werkelijke waarde bij de 2 verkrijger. Nochtans kan men via een Koninklijk Besluit deze waarde ook forfaitair bepalen. Voor de terbeschikkingstelling van bepaalde types van bedrijfswagens als voordeel van alle aard werd dergelijke forfaitaire regeling ingevoerd. Er is slechts sprake van een voordeel bij persoonlijk gebruik. Het persoonlijk gebruik slaat zowel op het traject van de woonplaats naar de vaste plaats van tewerkstelling of naar de zetel van de vennootschap als op andere privéverplaatsingen. Dergelijke andere verplaatsingen zijn verplaatsingen om privéaankopen te verrichten, tijdens de weekends, om op vakantie te gaan, ... Het is hierbij zonder belang dat die andere verplaatsingen worden afgelegd door de werknemer of bedrijfsleider zelf, dan wel door zijn echtgenoot, kinderen of 3 kleinkinderen. Een werknemer of bedrijfsleider die zijn wagen enkel voor woon-werkverkeer gebruikt, zal toch belast worden op een voordeel alle aard. De verantwoording is dat de betrokkene hierdoor een besparing op zijn eigen beroepskosten verwezenlijkt. Een vergoeding in geld of in natura (zoals de terbeschikkingstelling van een voertuig) voor woon-werkverplaatsingen, moet bijgevolg als een belastbaar beroepsinkomen worden gekwalificeerd. De maatregel is zowel van toepassing op werknemers (arbeiders, bedienden, kaderleden en 4 ambtenaren) als bedrijfsleiders. De hieronder besproken regels voor werknemers zijn mutatis mutandis ook van toepassing op de andere categorieën, tenzij uitdrukkelijk anders vermeld.
2. Forfaitaire waardering 2.1. Type voertuig Voor bepaalde types voertuigen werd een forfaitaire waardering ingevoerd door de wetgever.
1 2 3 4
Werknemer: art. 31 2e lid, 2° WIB en bedrijfsleider: art. 32 2e lid, 2° WIB. Art. 36 §1 WIB. Com. IB. 36/143. Com. IB. 36/154.
1
5
De betrokken voertuigen zijn: personenauto’s; auto’s voor dubbel gebruik; minibussen; onechte lichte vrachtwagens.
Voor de definitie verwijzen wij naar de beschrijving van de types voertuigen bij de aftrek in hoofde van de werkgever. 6
De regeling geldt zowel voor nieuwe als tweedehands wagens. Ook het feit dat de werkgever de wagen in eigendom of in leasing heeft, maakt geen verschil uit.
2.2. Belastbaar voordeel 2.2.1. Formule Het voordeel alle aard voor het persoonlijk gebruik van een kosteloos ter beschikking gestelde wagen, wordt vanaf 2012 berekend door een CO2-coëfficiënt toe te passen op 6/7e van de cataloguswaarde van de wagen. 7
Gieten we dit in een formule , dan bekomen we het volgende: [ cataloguswaarde x 6/7 ] x CO2-coëfficiënt 2.2.1.1. Correctiecoëfficiënt in functie van ouderdom wagen
8
Omdat alle voertuigen na verloop van tijd in waarde verminderen, houdt men voor de bepaling van het voordeel alle aard rekening met de ouderdom van de wagen. Meer bepaald door op de cataloguswaarde een correctiecoëfficiënt toe te passen in functie van de ouderdom van de wagen. Daarbij houdt men rekening met de periode die is verstreken vanaf de datum van eerste inschrijving van het voertuig, ongeacht of dit in België dan wel in het buitenland gebeurde.
5 6 7 8
Art. 36 §2, 1e lid WIB. Com. IB. 36/155. Art. 36 §2, 1e lid WIB Art. 36 §2, 3e lid WIB
2
Die correctiecoëfficiënt wordt als volgt bepaald: Periode verstreken sinds 1e inschrijving* wagen
Bij de berekening van het VAA in aanmerking te nemen % van de cataloguswaarde
Van 0 tot 12 maanden
100%
Van 13 tot 24 maanden
94%
Van 25 tot 36 maanden
88%
Van 37 tot 48 maanden
82%
Van 49 tot 60 maanden
76%
Vanaf 61 maanden
70%
*Elke begonnen maand telt voor een volledige maand. Een wagen die ingeschreven werd op 18 augustus 2011, wordt in juli 2012 12 maanden 'oud'. Vanaf augustus 2012 wordt voor de berekening van het VAA de cataloguswaarde aan 94% in rekening gebracht. Let op De aanpassingen treden in werking met ingang van aanslagjaar 2013 (inkomstenjaar 2012). Voor de berekening van de bedrijfsvoorheffing mogen de ouderdomspercentages echter maar toegepast worden vanaf 1 mei 2012. De fiscus verwacht wel een correcte fiche 281, waarbij bij de berekening van het voordeel alle aard vanaf januari 2012 rekening gehouden wordt met de ouderdom van de wagen in kwestie. Werknemers die daardoor te veel bedrijfsvoorheffing betaald hebben in de periode januari - april 2012 krijgen hiervoor een compensatie in de personenbelasting. 2.2.1.2. Samengevat Samengevat wordt het voordeel alle aard op jaarbasis als volgt bepaald: [ ( cataloguswaarde x degressiviteitscoëfficiënt ) x 6/7 ] x CO2-coëfficiënt 2.2.1.3. Berekening voordeel alle aard op basis van kalenderdagen De formule berekent het voordeel alle aard op jaarbasis. Door dat resultaat te delen door 12 bekwamen we het voordeel op maandbasis. Wat maand na maand resulteerde in eenzelfde bedrag aan voordeel alle aard. Aan deze werkwijze komt nu een einde. Vanaf 1 januari 2012 moet het voordeel berekend 9 worden in functie van kalenderdagen door te vermenigvuldigen met een breuk met in de: teller: het aantal kalenderdagen van de betrokken maand en noemer: het aantal kalenderdagen per jaar (365 standaard, 366 in een schrikkeljaar).
Dit heeft tot gevolg dat het voordeel maandelijks kan verschillen al naargelang het aantal kalenderdagen in de betrokken maand!
2.2.2. Berekeningselementen 2.2.2.1. Cataloguswaarde 9
10
FAQ nr. 1 en 40 FOD Financiën.
3
Oorspronkelijke definitie Onder cataloguswaarde verstond men de gefactureerde waarde, inclusief opties en BTW, zonder rekening te houden met enige korting, vermindering, enz. Deze definitie was zowel van toepassing op nieuwe wagens als op wagens in leasing. Voor tweedehandswagens betrof het niet de originele factuurwaarde, maar de tweedehandswaarde (= de door de werkgever betaalde gefactureerde waarde met inbegrip van de opties, maar zonder eventuele kortingen enz.). Wetswijziging Omdat hierdoor een ongelijke behandeling dreigde te ontstaan tussen nieuwe en tweedehandswagens, speelde men even met het idee om voor beide types van wagens een aparte definitie te voorzien. Ook die piste werd verlaten en men kiest resoluut voor één nieuwe definitie die zowel voor nieuwe, tweedehands- als leasingwagens geldt. De cataloguswaarde wordt dan de catalogusprijs in nieuwe staat bij verkoop aan een particulier, met inbegrip van opties en werkelijk betaalde BTW, zonder rekening te 11 houden met kortingen, verminderingen enz. Cataloguswaarde buitenlandse wagens Bij de aankoop van een buitenlandse wagen zal steeds gewerkt worden met de Belgische catalogusprijs. 2.2.2.2. Werkelijk betaalde BTW De cataloguswaarde omvat de werkelijk betaalde BTW. Voorbeeld Een werkgever koopt een nieuwe wagen ter waarde van 32.500 euro en krijgt een korting van 2.500 euro. De werkelijk betaalde BTW bedraagt 30.000 euro x 21% = 6.300 euro. De cataloguswaarde is dan gelijk aan 38.800 euro (32.500 euro + 6.300 euro). De werkelijk betaalde BTW heeft betrekking op de BTW vermeld op de aankoopfactuur van het voertuig. Dit staat los van de eventuele aftrek van BTW in de BTW-aangifte, of van de BTW die in de aangifte moet worden toegepast bij wederverkoop van het voertuig onder de zogenaamde margeregeling. Wettelijke aftrekbeperking BTW In de BTW-wetgeving geldt een beperking van het recht op aftrek voor personenwagens van 12 50% . Met deze aftrekbeperking wordt geen rekening gehouden voor de berekeningsgrondslag van het voordeel alle aard. Aankoop tweedehandswagen onder margeregeling De margeregeling geldt wanneer een BTW-belastingplichtige autohandelaar een voertuig verkoopt dat hij bij een particulier heeft aangekocht. In dat geval moet voor de BTWwetgeving BTW worden aangegeven op de winstmarge. Er is echter geen BTW op de factuur van wederverkoop. 10 11 12
Art. 36 §2, 2e lid WIB. Programmawet (I) van 29 maart 2012, B.S. 6 april 2012, p. 22143. Artikel 45 §2 Wetboek BTW.
4
Wanneer een werkgever een tweedehandswagen koopt bij een BTW-belastingplichtige wederverkoper met toepassing van deze margeregeling, ontvangt hij hiervoor een factuur zonder vermelding van de BTW. Voor de bepaling van de berekeningsbasis van het voordeel alle aard moet in deze uitzonderlijke situatie dus geen rekening gehouden worden met de BTW. Er is immers geen werkelijk betaalde BTW vermeld op de aankoopfactuur van het voertuig! 2.2.2.3. Opties versus accessoires
13
Voor de bepaling van de cataloguswaarde moet geen onderscheid gemaakt worden tussen opties en accessoires. De notie "opties" omvat in de fiscale betekenis van het woord ook de accessoires aangebracht aan het voertuig. 2.2.2.4. Invloed (fleet)kortingen en (gratis) optiepakketten Voor de bepaling van de cataloguswaarde moet rekening gehouden worden met de opties, maar mag geen rekening gehouden worden met kortingen, verminderingen e.d. Fleetkortingen
14
Voor de bepaling van de cataloguswaarde mag bijgevolg geen rekening gehouden worden met fleetkortingen of kortingen gegeven in het kader van een speciale actie. Optiepakketten
15
Wanneer er naar aanleiding van een speciale actie een gratis optiepakket ter waarde van 3.000 euro wordt toegekend op een wagen met cataloguswaarde van 30.000 euro, is de berekeningsbasis van het voordeel alle aard gelijk aan 33.000 euro. Wordt op diezelfde wagen van 30.000 euro cataloguswaarde naar aanleiding van een speciale actie een optiepakket ter waarde van 4.000 euro toegekend tegen een verminderde prijs van 2.000 euro, dan bedraagt de berekeningsbasis van het voordeel alle aard 34.000 euro.
2.2.2.5. CO2-coëfficiënt
16
Principe De basis-CO2-coëfficiënt bedraagt 5,5% voor een CO2-uitstoot van: 95 gr/km voor dieselvoertuigen; 115 gr/km voor voertuigen met benzine-, LPG- of gasmotor.
Deze referentie-CO2-uitstoot zal jaarlijks herzien worden in functie van de evolutie van de CO2-uitstoot van voertuigen die als nieuw zijn ingeschreven. Het referentiecijfer wordt bij koninklijk besluit bekendgemaakt. Ligt de CO2-uitstoot: hoger dan deze referentie-uitstoot, dan wordt de coëfficiënt verhoogd met 0,1% per CO2-gram boven de referentie-uitstoot (tot een maximum van 18%); lager dan deze referentie-uitstoot, dan wordt de coëfficiënt verminderd met 0,1% per CO2gram onder de referentie-uitstoot (tot een minimum van 4%). 13 14 15 16
FAQ nr. 18, FOD Financiën. FAQ nr. 16 FOD Financiën. FAQ nr. 17, FOD Financiën. Art. 36 §2, 3e,5e en 6e lid WIB.
5
Geen CO2-uitstoot Het minimumpercentage van 4% is steeds van toepassing op wagens zonder CO2-uitstoot (bv. elektrische wagens). CO2-uitstoot onbekend Voertuigen waarvoor geen gegevens m.b.t. de CO2-uitstoot beschikbaar zijn bij de dienst voor inschrijving van voertuigen, worden gelijkgesteld met voertuigen met een CO2-uitstoot van: 195 gr/kilometer indien aangedreven door een dieselmotor (wat resulteert in een CO2coëfficiënt van 15,5%) en 205 gr/kilometer indien aangedreven door een benzine-, LPG-, of aardgasmotor (wat resulteert 17 in een CO2-coëfficiënt van 14,5%).
Vindplaats CO2-uitstoot Om het CO2-uitstootgehalte te kennen, moet men zich beroepen op de informatie waarover de Dienst voor Inschrijving van de Voertuigen (DIV) van de FOD Mobiliteit en Vervoer beschikt. Als de DIV over deze informatie beschikt, is deze informatie in principe terug te vinden: op het inschrijvingsbewijs van het voertuig; via het internet kan eveneens de elektronische versie van de CO2-gids van de zuinige wagens geconsulteerd worden (www.energievreters.be/auto). Deze regelmatig bijgewerkte gids wordt opgesteld door de FOD leefmilieu en geeft de CO2-uitstoot weer van alle op de Belgische markt verkrijgbare auto’s vanaf een bepaalde datum.
Hoewel deze informatie eveneens op het gelijkvormigheidsattest van de wagen van het voertuig terug te vinden is, is het CO2-uitstootgehalte dat vermeld is op het inschrijvingsbewijs bepalend. Daaruit volgt dat, wanneer het inschrijvingsbewijs de CO2uitstoot niet vermeldt en de DIV over geen informatie beschikt, steeds de CO2-uitstoot van een wagen met onbekende uitstoot moet toegepast worden en dit zelfs wanneer het CO218 uitstootgehalte is aangeduid op het gelijkvormigheidsattest. Wanneer het CO2-uitstootgehalte niet vermeld is op het inschrijvingsbewijs, bestaat de mogelijkheid om dit alsnog door de DIV op het inschrijvingsbewijs te laten vermelden. Voor meer inlichtingen verwijzen we naar de infokiosk van de DIV (tel 02/277.30.50). Dit kan van belang zijn indien het uitstootgehalte wel gekend is en lager ligt dan de vooropgestelde standaardwaarden.
2.2.3. Minimumbijdrage 19
Het voordeel mag nooit minder bedragen dan 820 euro (niet-geïndexeerd) per jaar. Voor inkomstenjaar 2012 (aanslagjaar 2013) komt dit neer op een ondergrens van 1.200,00 euro ( 2012-01-01 ). Ook deze ondergrens zal jaarlijks herzien/geïndexeerd worden.
2.2.4. Speciale gevallen 2.2.4.1. Een hybride voertuig
17 18 19
Art. 36 §2, 7e lid WIB. Circulaire nr. Ci.RH.241/603.298 (AOIF nr. 22/2010) van 9 maart 2010. Art. 36 §2, 8e lid WIB.
6
Voor hybride voertuigen moet men de coëfficiënt nemen die overeenstemt met de gebruikte fossiele brandstof: ofwel als een voertuig dat rijdt op benzine, ofwel als een voertuig dat rijdt 20 op diesel. Voorbeeld Een hybride voertuig op benzine-elektriciteit met een CO2-uitstootgehalte van 27 gram per km. De cataloguswaarde bedraagt 44.500 euro (prijs inclusief BTW). Berekening van het voordeel: [44.500 x 6/7 ] x [ 0,1 x (115 - 27) ] = 1.525,71 euro. 2.2.4.2. Elektrische wagen 21
Het minimumpercentage van 4% is steeds van toepassing op wagens zonder CO2-uitstoot , zoals bijvoorbeeld de elektrische wagen. Rekening houdend met het hoge prijskaartje dat aan dergelijke wagens hangt, komt dit neer op een forse verhoging van het voordeel alle aard in hoofde van de werknemer. Voorbeeld Nissan Leaf heeft een cataloguswaarde van 36.990 euro. 22 In het eerste jaar van inschrijving bedraagt het voordeel alle aard 1.268,23 euro op jaarbasis. Opmerking Volgens de berekeningswijze die tot en met inkomstenjaar 2011 moest toegepast worden, werd het voordeel geplafonneerd op 500 of 750 euro op jaarbasis, afhankelijk van de enkele afstand woon-werk (respectievelijk < of = aan 25 km of > 25 km).
2.2.4.3. Wagen op LPG
23
Wagens die met een LPG-installatie zijn uitgerust, kunnen ook op benzine rijden. Omdat LPG echter goedkoper is, zullen deze wagens doorgaans ook op die brandstof rijden. Het voordeel van alle aard mag in zo'n geval dan ook berekend worden rekening houdend met de laagste CO2-uitstoot, namelijk die voor LPG. Wanneer uit de feiten zou blijken dat er nooit of nauwelijks op LPG wordt gereden, zal het voordeel moeten berekend worden, rekening houdend met de CO2-uitstoot voor benzine. 2.2.4.4. "6 wielen" leasecontract
24
Dergelijke contracten voorzien naast de terbeschikkingstelling van een bedrijfswagen ook in de terbeschikkingstelling van een scooter of fiets. Er worden tegelijkertijd 2 voertuigen ter beschikking gesteld zodat voor beide voertuigen een belastbaar voordeel van alle aard moet berekend worden. Voor de terbeschikkingstelling van de bedrijfswagen wordt dit voordeel forfaitair (zie ook p. 3) geraamd. Het voordeel dat voortvloeit uit het persoonlijk gebruik van de scooter of fiets wordt echter vastgesteld in verhouding tot de werkelijke waarde die het heeft bij de verkrijger. In de regel is de oplossing te vinden in het antwoord op de vraag wat het bedrag is dat de verkrijger in normale omstandigheden zou moeten besteden om dergelijk voordeel te verkrijgen.
20 21 22 23 24
Circulaire nr. Ci.RH.241/603.298 (AOIF nr. 22/2010) van 9 maart 2010. Doc. Kamer 1952/001, p.26 en FAQ nr. 27 FOD Financiën. [36.990 x 6/7] x 4%. FOD Financiën, FAQ nr. 26. FAQ nr. 8 FOD Financiën.
7
Opmerking Wanneer een bedrijfswagen gecombineerd wordt met een bedrijfsfiets en de fiets effectief gebruikt wordt voor de woon-werkverplaatsingen, moet er voor de terbeschikkingstelling van de bedrijfsfiets geen voordeel van alle aard aangerekend worden.
2.3. Eigen bijdrage 2.3.1. Principe Wanneer de bedrijfswagen niet gratis ter beschikking gesteld wordt, is het in aanmerking te nemen voordeel datgene wat overeenkomstig hogervermelde formule (zie ook p. 3) berekend 25 werd, verminderd met de eigen bijdrage van de werknemer. Het voordeel mag met andere woorden verminderd worden met de eigen bijdrage. Fundamenteel daarbij is dat de eigen bijdrage een tussenkomst is van de werknemer in "iets" dat hem door de werkgever ter beschikking wordt gesteld. Of er sprake is van een terbeschikkingstelling moet blijken uit de feitelijke en juridische omstandigheden, zoals bijvoorbeeld de bepalingen van een leasingcontract.
2.3.2. Vormen geen eigen bijdrage: enkele voorbeelden Winterbanden
26
Een werknemer vertrekt met zijn gezin op wintervakantie en koopt daarvoor een nieuwe set winterbanden die hij op zijn bedrijfswagen laat monteren. Het leasingcontract voorziet geen terbeschikkingstelling van winterbanden. Zijn werkgever komt niet tussen in de kosten. Deze kosten worden NIET beschouwd als een eigen bijdrage die de werknemer mag aftrekken van het voordeel alle aard dat hem wordt aangerekend voor het persoonlijk gebruik van zijn bedrijfswagen. De winterbanden maken immers geen deel uit van de terbeschikkingstelling en bijgevolg ook niet van het voordeel. Voor de berekeningsbasis van het voordeel van alle aard moet dus geen rekening gehouden worden met de winterbanden. Uitgaven tijdens vakantie
27
Een werknemer die met zijn gezin op vakantie gaat naar het buitenland, moet in het buitenland de brandstofkosten en tolkosten voor het gebruik van snelwegen, tunnels, veerdiensten, enz. zelf betalen. Deze kosten maken geen deel uit van de terbeschikkingstelling van de bedrijfswagen. Bijgevolg hebben zij NIET het karakter van een eigen bijdrage in het aangerekende voordeel van alle aard en mag de werknemer ze er niet van aftrekken. Carwash
28
Een werknemer draagt zorg voor zijn bedrijfswagen en laat hem regelmatig onder handen nemen in de carwash. Hij betaalt die wasbeurten zelf, de werkgever betaalt deze kosten niet terug. Deze kosten maken geen deel uit van de terbeschikkingstelling en bijgevolg ook niet 25 26 27 28
Art. 36 § 2, 10e lid WIB. FOD Financiën, FAQ nr. 30. FOD Financiën, FAQ nr. 31. FOD Financiën, FAQ nr. 32.
8
van het voordeel. Deze kost heeft NIET het karakter van een eigen bijdrage in het aangerekende voordeel van alle aard. De werknemer mag deze kost er bijgevolg niet van aftrekken. Brandstofkosten
29
De werknemer gebruikt zijn bedrijfswagen voor het woon-werkverkeer en andere privéverplaatsingen. De brandstofkosten moet hij volledig zelf betalen. Deze brandstofkosten maken geen deel uit van de terbeschikkingstelling. De kost die de werknemer draagt heeft NIET het karakter van een eigen bijdrage in het aangerekende voordeel van alle aard en mag er bijgevolg niet van worden afgetrokken. Merk op dat de fiscus met dit standpunt het geweer van schouder verandert in vergelijking met een eerder ingenomen standpunt, verwoord in de commentaren bij het Wetboek 30 Inkomstenbelastingen . Het … bedoelde voordeel wordt, in voorkomend geval, verminderd met de bijdrage van de verkrijger van het voordeel in de kosten (bv. de verbruikte brandstof, de verzekeringspremie inzake burgerlijke aansprakelijkheid, met inbegrip van de verhoging van die premie ingevolge een ongeval). Opmerking Wanneer de werknemer gebruik wil maken van zijn werkelijke beroepskosten, mag hij de kosten m.b.t. de woon-werkverplaatsingen als aftrekbare beroepskosten in aanmerking nemen voor een forfaitair bedrag van 0,15 euro per afgelegde kilometer. Dit forfait mag echter nooit meer bedragen dan het voordeel van alle aard dat op zijn naam wordt belast. Verzekeringspremie
31
Soms wordt een verzekering niet gesloten door de werkgever, maar door de werknemer en betaalt deze laatste de verzekeringspremie volledig zelf. De verzekering van de wagen maakt geen deel uit van de terbeschikkingstelling. De kost die de werknemer zelf heeft gedragen, heeft NIET het karakter van een eigen bijdrage in het aangerekende voordeel van alle aard en mag er bijgevolg niet van worden afgetrokken. Opmerking 32 Ook dit is deels een verstrenging in vergelijking met een eerder ingenomen standpunt . De verzekeringspremie betreffende burgerlijke aansprakelijkheid, met inbegrip van de verhoging van die premie ingevolge een ongeval werd wél beschouwd als een eigen bijdrage. De verzekeringspremie voor stoffelijke schade aan het voertuig, evenals de verhoging van die premie als gevolg van een ongeval werd dan weer niet beschouwd als een eigen bijdrage. Bijdragen naar aanleiding van schade of ongeval
33
Wanneer een werknemer een bijdrage moet betalen aan zijn werkgever voor het herstel van schade naar aanleiding van een ongeval (bijvoorbeeld het bedrag van de franchise tot dekking van de schade van het voertuig), kan deze bijdrage NIET in mindering gebracht worden van het belastbaar voordeel van alle aard. Hetzelfde geldt wanneer een leasingmaatschappij op het einde van een leasingcontract een bedrag factureert ter vergoeding van de schade aan het voertuig.
29 30 31 32 33
FOD Financiën, FAQ nr. 33. Com. IB nr. 36/142 FOD Financiën, FAQ nr. 34. zelfde Com. IB. nr. 36/142 FOD Financiën, FAQ nr. 29.
9
Extra accessoires
34
Stel: een werkgever koopt een wagen met een cataloguswaarde van 30.000 euro. Deze wagen wordt als bedrijfswagen ter beschikking gesteld aan zijn werknemer die hiermee zijn woon-werkverkeer en privéverplaatsingen aflegt. De werknemer fietst graag en laat voor een bedrag van 1.000 euro een trekhaak en fietsdrager installeren op zijn wagen. De werkgever komt niet tussen in de kosten. Het voordeel dat de werknemer wordt aangerekend vloeit voort uit de terbeschikkingstelling van de wagen met een cataloguswaarde van 30.000 euro. De trekhaak en fietsdrager maken geen deel uit van de terbeschikkingstelling en dus ook niet van het voordeel. De kost die de werknemer zelf heeft gedragen heeft NIET het karakter van een eigen bijdrage in het aangerekende voordeel van alle aard en mag er bijgevolg niet van worden afgetrokken.
2.3.3. Vormen wel eigen bijdrage: enkele voorbeelden Meerprijs leasing door bijkomende opties
35
Stel: een werknemer krijgt een leasewagen ter beschikking van zijn werkgever en mag deze gebruiken voor het woon-werkverkeer en zijn andere privéverplaatsingen. De maandelijkse bijdrage van de werkgever in de leasewagen bedraagt 480 euro. Met dit maandelijks bedrag is het mogelijk om een standaardwagen A van het merk X te leasen. De werknemer wil een aantal opties toevoegen aan dit standaardmodel (metaalkleur, lederen interieur, siervelgen, enz.). Het maandelijkse leasebedrag stijgt daardoor naar 560 euro. De werkgever verplicht de werknemer de meerprijs, zijnde 80 euro, zelf ten laste te nemen via een maandelijkse inhouding op zijn nettoloon. Deze meerprijs wordt WEL beschouwd als een eigen bijdrage die de werknemer mag aftrekken van het voordeel van alle aard dat hem wordt aangerekend. Het voordeel zelf moet berekend worden, vertrekkend van de cataloguswaarde van standaardmodel A, verhoogd met de waarde van de bijkomende opties. Opmerking De eigen bijdrage van de verkrijger mag uitsluitend in mindering gebracht worden van het specifieke voordeel waarin de eigen bijdrage kadert. Wanneer de eigen bijdrage hoger zou zijn dan het forfaitair geraamde voordeel, mag het saldo dus niet in mindering gebracht worden van de belastbare bezoldigingen noch van eventuele andere belastbare voordelen van alle aard. Meerprijs leasing door wagen hogere categorie Stel: een werknemer krijgt een leasewagen ter beschikking van zijn werkgever en mag deze gebruiken voor het woon-werkverkeer en zijn andere privéverplaatsingen. De maandelijkse bijdrage van de werkgever in de leasewagen bedraagt 480 euro. Met dit maandelijks bedrag is het mogelijk om een standaardwagen A van het merk X te leasen. De voorkeur van de werknemer gaat echter uit naar het duurdere standaardmodel B van hetzelfde merk. Het maandelijkse leasebedrag hiervan bedraagt 600 euro. De werkgever verplicht de werknemer de meerprijs, zijnde 120 euro, zelf ten laste te nemen. Maandelijkse inhouding
34 35
36
FOD Financiën, FAQ nr. 35. FOD Financiën, FAQ nr. 36.
10
Dit kan gebeuren via een maandelijkse inhouding op zijn nettoloon. Deze meerprijs wordt beschouwd als een eigen bijdrage die de werknemer mag aftrekken van het voordeel van alle aard dat hem wordt aangerekend. Het voordeel zelf moet berekend worden, vertrekkend van de cataloguswaarde van standaardmodel B, zijnde de cataloguswaarde van de effectief ter beschikking gestelde wagen. Opmerking De eigen bijdrage van de verkrijger mag uitsluitend in mindering gebracht worden van het specifieke voordeel waarin de eigen bijdrage kadert. Wanneer de eigen bijdrage hoger zou zijn dan het forfaitair geraamde voordeel, mag het saldo dus niet in mindering gebracht worden van de belastbare bezoldigingen noch van eventuele andere belastbare voordelen van alle aard. 37
Eenmalige bijdrage Dit kan ook gebeuren via een eenmalige bijdrage van 5.760 euro. Deze meerprijs wordt beschouwd als een eigen bijdrage die de werknemer mag aftrekken van het voordeel van alle aard dat hem wordt aangerekend. Het voordeel zelf moet berekend worden, vertrekkend van de cataloguswaarde van standaardmodel B, zijnde de cataloguswaarde van de effectief ter beschikking gestelde wagen. Opmerking 1 De eigen bijdrage van de verkrijger mag uitsluitend in mindering gebracht worden van het specifieke voordeel waarin de eigen bijdrage kadert. Wanneer de eigen bijdrage hoger zou zijn dan het forfaitair geraamde voordeel, mag het saldo dus niet in mindering gebracht worden van de belastbare bezoldigingen noch van eventuele andere belastbare voordelen van alle aard. Opmerking 2 Bovendien is het zo dat, ingevolge het eenjarigheidsbeginsel, de eenmalige bijdrage niet over verschillende jaren mag gespreid worden. De bijdrage moet in het jaar van betaling in mindering gebracht worden van het forfaitair geraamde voordeel van alle aard bedrijfswagen.
2.3.4. Bijkomende opties Wanneer de werknemer zelf een optie (bv. lederen interieur, trekhaak, ...) ten laste neemt, moet hiermee geen rekening gehouden worden voor de bepaling van de berekeningsbasis 38 van het voordeel alle aard. Opties worden omschreven als "bijkomende voorzieningen aan de wagen die door gelijk welke bestuurder uit een bepaald aanbod kunnen gekozen worden". Voorbeeld De cataloguswaarde van een wagen bedraagt 30.000 euro. De werknemer wil een lederen interieur maar zijn werkgever verplicht hem deze bijkomende optie ter waarde van 2.000 euro zelf ten laste te nemen. In dat geval zal de berekeningsbasis van het voordeel alle aard gelijk zijn aan 30.000 euro. Er dient geen rekening gehouden te worden met de opties die de werknemer zelf ten laste neemt.
2.3.5. Specifieke gevallen
36 37 38
FOD Financiën, FAQ nr. 37. FOD Financiën, FAQ nr. 38. FAQ nr. 7 FOD Financiën (versie 31 januari 2012).
11
Opties nodig voor uitoefening beroep
39
Sommige werknemers krijgen een dienstvoertuig ter beschikking dat uitgerust is met een aantal specifieke opties die essentieel zijn voor de uitoefening van het beroep. Wanneer de werknemer dit dienstvoertuig ook mag gebruiken voor de zuivere privé- en woonwerkverplaatsingen, stelt zich de vraag of deze opties moeten toegevoegd worden aan de cataloguswaarde van het voertuig. Wanneer het gaat om zeer specifieke technische opties die inherent zijn aan het uitgeoefende beroep, moet de waarde van dergelijke opties niet toegevoegd worden aan de cataloguswaarde. Denk bijvoorbeeld voor een politie- of brandweerman aan een zwaailicht, sirene, zoeklicht, dienstradio, enz. Opties voor aanpassing aan lichamelijke beperkingen
40
De kosten die gedaan worden om het ter beschikking gestelde voertuig aan te passen of om te bouwen in functie van de lichamelijke beperkingen van de verkrijger van het voordeel, worden niet meegerekend in de cataloguswaarde. Voorwaarde is wel dat dezelfde aanpassingen of verbouwingen niet ter beschikking staan van verkrijgers zonder lichamelijke gebreken. Zo zal een aanpassing die de gas-, rem- en ontkoppelingspedalen vervangt door een systeem aan het stuur niet worden meegerekend in de cataloguswaarde. De kosten om een automatische versnellingsbak te laten installeren, blijven dan weer wel in de berekeningsbasis, omdat ook personen zonder lichamelijke beperkingen zo'n optie kunnen kiezen. Deze kosten moeten duidelijk uitgesplitst vermeld staan op de factuur.
2.4. Gedeeltelijke terbeschikkingstelling of wijziging type wagen gedurende het jaar 2.4.1. Principe: berekening op basis van kalenderdagen Het voordeel wordt berekend in functie van kalenderdagen door te vermenigvuldigen met een breuk met in de: teller: het aantal kalenderdagen van de betrokken maand en noemer: het aantal kalenderdagen per jaar (365 standaard, 366 in een schrikkeljaar).
2.4.2. Gelijktijdige terbeschikking van meerdere wagens41 Wanneer een werknemer (of bedrijfsleider) terzelfdertijd over meerdere wagens kan beschikken, zal voor elk van die wagens afzonderlijk een belastbaar voordeel alle aard worden aangerekend.
2.4.3. Terbeschikkingstelling gedurende gedeelte van het jaar42 Het bedrag van het belastbaar voordeel alle aard heeft betrekking op een volledig jaar. In geval van een beperkte terbeschikkingstelling gedurende een gedeelte van het belastbare tijdperk, moet het bedrag van het belastbare voordeel alle aard bijgevolg pro rata temporis verminderd worden op basis van het aantal kalenderdagen.
39 40 41 42
FOD Financiën, FAQ nr. 19. FOD Financiën, FAQ nr. 20. FAQ nr. 2 FOD Financiën. FAQ nr. 3 FOD Financiën.
12
Voor de berekening van het aantal kalenderdagen moet rekening gehouden worden met de eerste dag van de terbeschikkingstelling van de bedrijfswagen, maar niet met de laatste dag waarop de wagen wordt ingeleverd. Voorbeeld 1 Een werknemer wordt bij zijn nieuwe werkgever tewerkgesteld vanaf 15 september en krijgt vanaf diezelfde dag de beschikking over een firmawagen. In dat geval mag het belastbare voordeel alle aard voor het betrokken belastbare tijdperk worden vermenigvuldigd met 108/365, wat neerkomt op een vermindering pro rata temporis op basis van het aantal kalenderdagen, rekening houdend met een terbeschikkingstelling van 15 september tot en met 31 december. Voorbeeld 2 Een werknemer wordt op 15 augustus ontslagen en moet op diezelfde dag zijn firmawagen inleveren. In dat geval mag het voordeel alle aard voor het betrokken belastbare tijdperk vermenigvuldigd worden met 226/365, wat neerkomt op een vermindering pro rata temporis van het aantal kalenderdagen, rekening houdend met een terbeschikkingstelling van 1 januari tot en met 14 augustus. Voorbeeld 3 Een werknemer krijgt omwille van een uitzonderlijke gebeurtenis tijdelijk (van 1 tot 31 maart) de beschikking over een bedrijfswagen. In dat geval mag het belastbare voordeel alle aard vermenigvuldigd worden met 30/365, wat neerkomt op een vermindering pro rata temporis op basis van het aantal kalenderdagen, rekening houdend met een terbeschikkingstelling vanaf 1 maart tot en met 30 maart. Op 31 maart wordt de wagen ingeleverd, zodat hiermee geen rekening moet gehouden worden.
2.4.4. Wagenwissel43 Hoe moet het belastbare voordeel alle aard berekend worden wanneer de werknemer in de loop van het jaar (bv. 10 juli) een andere firmawagen ter beschikking krijgt? De oude wagen wordt op diezelfde dag ingeleverd. Het belastbare voordeel alle aard is in zo'n geval gelijk aan de som van het bedrag van het belastbare voordeel alle aard van de bedrijfswagen die gedurende de: eerste periode van het belastbare tijdperk ter beschikking werd gesteld, vermenigvuldigd met 190/365. Dit komt neer op een vermindering pro rata temporis op basis van het aantal kalenderdagen, rekening houdend met een terbeschikkingstelling vanaf 1 januari tot en met 9 juli. tweede periode van het belastbare tijdperk ter beschikking werd gesteld, vermenigvuldigd met 175/365. Dit komt neer op een vermindering pro rata temporis op basis van het aantal kalenderdagen, rekening houdend met een terbeschikkingstelling vanaf 10 juli tot en met 31 december.
2.4.5. Aanloopwagen44 In afwachting van een definitieve bedrijfswagen, krijgt de werknemer vanaf 1 maart een aanloopwagen ter beschikking. Op 1 juni wordt deze ingeleverd en vervangen door de definitieve bedrijfswagen. In dergelijke situatie is het belastbare VAA gelijk aan de som van het belastbare voordeel alle aard van de: aanloopwagen, vermenigvuldigd met 92/365. Dit komt neer op een vermindering pro rata temporis op basis van het aantal kalenderdagen, rekening houdend met een terbeschikkingstelling vanaf 1 maart tot en met 31 mei.
43 44
FAQ nr. 4 FOD Financiën. FAQ nr. 6 FOD Financiën.
13
definitieve bedrijfswagen, vermenigvuldigd met 214/365. Dit komt neer op een vermindering pro rata temporis op basis van het aantal kalenderdagen, rekening houdend met een terbeschikkingstelling vanaf 1 juni tot en met 31 december.
2.4.6. Onderhoud en/of herstelling45 Het feit dat een werknemer tijdelijk zijn firmawagen niet heeft kunnen gebruiken ingevolge een onderhoud of herstelling doet geen afbreuk aan de terbeschikkingstelling van de wagen door zijn werkgever of onderneming. Dergelijke situatie heeft geen enkele invloed op de berekening van het voordeel alle aard. Er mag bijgevolg geen vermindering pro rata temporis doorgevoerd worden, in functie van de tijdsduur van het onderhoud of de herstelling. Wanneer de werknemer een vervangwagen ter beschikking zou krijgen, mag er bij de berekening van het voordeel alle aard evenmin rekening gehouden worden met de vervangwagen.
2.4.7. Poolwagens Regelmatig gebruik
46
Wanneer een werknemer de beschikking heeft over een poolwagen die hij mag gebruiken voor zijn woon-werkverplaatsingen en/of eigenlijke privéverplaatsingen moet er, rekening houdend met het persoonlijke gebruik, ook een forfaitair voordeel alle aard worden belast. Wanneer de werknemer verschillende poolwagens gebruikt, met een verschillende cataloguswaarde en CO2-uitstoot, moet er voor de vaststelling van het belastbare voordeel alle aard van die maand rekening gehouden worden met de poolwagen die het meest door de betrokken werknemer in de loop van die maand werd gebruikt. Occasioneel gebruik
47
Stel: een werknemer heeft niet de gewoonlijke beschikking over een poolwagen. Omwille van uitzonderlijke familiale omstandigheden moet de werknemer echter dringend naar huis en mag hij hiervoor, uitzonderlijk, een poolwagen van zijn werkgever gebruiken. In dergelijk geval moet het louter toevallige gebruik door de werknemer van een voertuig van de werkgever voor een korte verplaatsing, als een niet belastbaar VAA worden beschouwd. Dit standpunt geldt eveneens indien de werknemer uitzonderlijk en louter toevallig een korte verplaatsing verricht met een poolwagen, en dit ongeacht de omstandigheid. Samenvattend schema professionele verplaatsingen (verplaatsing steeds vanaf/terug naar parking werkgever)
wagen door werknemer mee naar huis ’s avonds
45 46 47 48
Werkgever Aftrekbare beroepskost
Aftrekbare beroepskost : 48 - personenbelasting :75 % - Vennootschapsbelasting: afhankelijk van CO2-uitstoot: 120 à 50 % behalve: brandstofkosten : 75% 49 intrest autolening :100 %
FAQ nr. 5 FOD Financiën. FAQ nr. 12 FOD Financiën. FAQ nr. 13 FOD Financiën. art. 66 § 1 WIB
14
Werknemer Geen voordeel
Voordeel alle aard
professionele verplaatsingen (verplaatsing steeds vanaf/terug naar parking werkgever)
Werkgever Aftrekbare beroepskost
Werknemer Geen voordeel
MITS fiches 281.10 en 281.20 uitzonderlijk/occasioneel privé-gebruik
Niet-aftrekbaar
indien VAA: fiche
werknemer : 281.10 bedrijfsleider: 281.20
Niet (volledige) naleving voorwaarden gevolgen/sancties fiscaal : Belastbaar voordeel alle aard
- geen fiche: verworpen uitgave - aanslag geheime commissielonen mogelijk (naar aanleiding van fiscale controle)
Speciaal geval: garagebedrijf
Vrijgesteld sociaal voordeel
50
Garagebedrijven beschikken over verschillende wagens die voor tal van doeleinden ingezet worden (vervangwagen, testritwagen, firmawagen, ...). De werknemer beschikt niet over een "vaste" bedrijfswagen, maar maakt voor zijn privéverplaatsingen afwisselend gebruik van verschillende voertuigen naargelang de beschikbaarheid op dat ogenblik in het garagebedrijf. Voor de vaststelling van het balstbare voordeel van alle aard van die maand moet rekening gehouden worden met de wagen die het meest gebruikt werd in de loop van die maand door de betrokken werknemer. Wanneer een werknemer echter gedurende de eerste 2 weken van de maand voertuig A ter beschikking heeft en daarna tot het einde van de maand voertuig B, is er geen sprake van afwisselend gebruik. Het belastbaar voordeel van alle aard van die maand is dan gelijk aan de som van de voordelen voor voertuigen A en B (pro rata temporis).
2.4.8. Berekening voordeel alle aard in geval van afwezigheden Normale afwezigheden
51
De normale afwezigheden zoals vakantiedagen, compensatiedagen, ziekteverlof, vormingsdagen, enz. hebben geen enkele invloed op de berekening van het voordeel van alle aard. Het forfaitair geraamde voordeel mag in zo’n situatie bijgevolg niet pro rata temporis verminderd worden. Er wordt immers een voordeel van alle aard belast van zodra er een firmawagen ter beschikking wordt gesteld. De forfaitaire berekening staat volledig los van de intensiteit of frequentie van het effectieve gebruik van de bedrijfswagen. Landurige afwezigheid
52
Wanneer in de overeenkomst over het persoonlijk gebruik van een door de werkgever ter beschikking gestelde wagen een clausule is opgenomen die voorziet in een verplichte 49 50 51 52
art. 198bis WIB FAQ nr. 14 FOD Financiën. FAQ nr. 9 FOD Financiën. FAQ nr. 10 FOD Financiën.
15
inlevering van de wagen bij langdurige afwezigheid (bv. in geval van ernstige ziekte) moet er bij de effectieve inlevering van de wagen voor die periode geen voordeel van alle aard worden belast. De terbeschikkingstelling is geschorst zodat het belastbaar voordeel van alle aard voor het betrokken belastbaar tijdperk pro rata temporis mag verminderd worden en dit op basis van het aantal kalenderdagen dat de terbeschikkingstelling werd geschorst. Wanneer de werknemer de wagen niet moet inleveren (of het voertuig vrijwillig inlevert!) zal er voor de periode van langdurige afwezigheid toch een voordeel van alle aard worden belast. De terbeschikkingstelling van de wagen werd immers gedurende de betreffende periode niet geschorst.
16
3. Payrolltechnische aspecten 3.1. Bedrijfsvoorheffing Het voordeel alle aard is aan bedrijfsvoorheffing onderworpen. De waarde van het voordeel wordt toegevoegd aan het bedrag van de bezoldigingen en onderworpen aan de gewone 53 schalen der bedrijfsvoorheffing. Indien de bedrijfswagen wordt gebruikt voor de woon-werkverkeerplaatsing kan het voordeel – samengeteld met de eventuele andere vergoedingen die de werknemer ontvangt als terugbetaling van “andere reiskosten” – vrijgesteld worden ten bedrage van max. 370 euro ( 54 2012-01-01 ) . Voorwaarde is wel dat de werknemer opteert voor de aftrek van forfaitaire beroepskosten en dus zijn werkelijke beroepskosten niet bewijst. Bedrijfsleiders kunnen nooit bovenvermelde vrijstelling genieten.
3.2. Fiche 28155 De kosten verbonden aan het voordeel worden slechts als beroepskost aangemerkt, indien 56 het voordeel verantwoord wordt door een loonfiche 281. In de vennootschapsbelasting en de rechtspersonenbelasting kan de niet-verantwoording van de kosten via een fiche bovendien het voorwerp uitmaken van een aanslag geheime commissielonen aan een tarief 57 van 309%. 58
Voor de werknemer moet dit vermeld worden op een fiche 281.10 . Om de exacte plaats van het voordeel alle aard te kennen, maakt de fiscus een onderscheid tussen 3 situaties. A. De wagen wordt uitsluitend gebruikt voor eigenlijke privéverplaatsingen. De vrijstelling van 370 euro ( 2012-01-01 ) is niet van toepassing. Op de fiche 281.10 moet het voordeel alle aard voor het volledige bedrag vermeld worden onder de rubriek "voordelen alle aard" in het vak "bezoldigingen". B. De wagen wordt uitsluitend gebruikt voor individueel woon-werkverkeer Op de fiscale fiche moet het voordeel alle aard voor het volledige bedrag vermeld worden onder de rubriek "ander vervoermiddel" in het vak "bijdragen in de reiskosten". Concreet betekent dit dat de vrijstelling ten belope van 370 euro ( 2012-01-01 ) toch kan worden toegepast op voorwaarde dat: vaststaat dat de werknemer de bedrijfswagen effectief en uitsluitend gebruikt voor zijn woonwerkverplaatsingen; en de werknemer aan zijn werkgever bevestigt dat hij zijn werkelijke beroepskosten niet bewijst in de personenbelasting.
C. De wagen wordt gemengd gebruikt Wanneer de bedrijfswagen gebruikt wordt voor individueel woon-werk- en zuivere privéverplaatsingen, moet het voordeel als volgt in de fiche omgedeeld worden: 53
Bijlage III KB/WIB. Art. 38 eerste lid, 9° WIB. 55 FAQ nr. 23 FOD Financiën. 56 Art. 57 WIB. 57 Art. 219 WIB. 58 Voor bedrijfsleiders wordt het voordeel altijd vermeld onder de rubriek voordelen alle aard op de fiche 281.20. 54
17
ten belope van max. 370 euro ( 2012-01-01 ) onder rubriek "ander vervoermiddel" in het vak "bijdragen in de reiskosten”; het verschil (= de waarde van het voordeel alle aard, berekend volgens de nieuwe forfaitaire berekeningsregels, verminderd met max. 370 euro ( 2012-01-01 ) ) onder de rubriek "voordeel van alle aard" in het vak "bezoldigingen".
Concreet betekent dit dat de vrijstelling ten belope van 370 euro ( 2012-01-01 ) toch kan toegepast worden op voorwaarde dat: vaststaat dat de werknemer de bedrijfswagen effectief en uitsluitend gebruikt voor zijn woonwerkverplaatsingen; en de werknemer aan zijn werkgever bevestigt dat hij zijn werkelijke beroepskosten niet bewijst in de personenbelasting.
18
4. Fiscale aspecten werkgeversluik 4.1. Verworpen uitgaven 4.1.1. Niet-aftrekbare beroepskost Het voordeel alle aard voor het persoonlijk gebruik van een kosteloos ter beschikking gestelde wagen, wordt vanaf 2012 berekend door een CO2-coëfficiënt toe te passen op 6/7e van de cataloguswaarde van de wagen. 17% van het aldus berekende voordeel alle aard in hoofde van de werknemer, maakt voor de 59 werkgever een verworpen uitgave uit. 4.1.2. Belasting van 33,99% Hierop is een belasting verschuldigd van 33,99% of het verlaagd opklimmend tarief van de 60 vennootschapsbelasting. Dit is zowel van toepassing op de entiteiten onderworpen aan de vennootschapsbelasting als aan de rechtspersonenbelasting. Zijn uitgesloten: de Staat, de Gewesten, de Gemeenschappen, de provincies, de agglomeraties, de federaties van gemeenten, de gemeenten, de OCMW’s, de Polders en Wateringen en openbare kerkelijke instellingen. Let op In de vennootschapsbelasting komt deze extra belasting bovenop de reeds bestaande aftrekbeperkingen inzake: brandstofkosten (zie ook p. Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd.1)(75%) en andere autokosten (gedifferentieerd aftrekpercentage (zie ook p. 26) in functie van de CO2uitstoot en het gebruikte brandstoftype - variërend van 50% voor de meest vervuilende wagens tot 120% voor de elektrische wagens).
4.2. Niet-aftrekbare beroepskosten 4.2.1. Algemene principes Sommige kosten verbonden aan bedrijfswagens zijn slechts in beperkte mate aftrekbaar in hoofde van de werkgever. Deze maatregel werd indertijd ingevoerd door de wetgever met als 61 doel het in kosten brengen van extreem dure wagens te beperken. Hierbij moet men een onderscheid maken naargelang het soort van gemaakte kosten en het type voertuig. Opmerking De aftrekbeperking is van toepassing ongeacht of de bedoelde voertuigen al dan niet eigendom zijn van de werkgever. Zowel aangekochte voertuigen als gehuurde of geleasede voertuigen ondergaan dezelfde aftrekbeperking. 4.2.1. Soorten kosten 4.2.1.1. Brandstofkosten Tot 31 december 2009 waren brandstofkosten voor 100% aftrekbaar. Sinds 1 januari 2010 is de aftrek beperkt tot 75 %. In het kader van de zorg om het milieu is het volgens de wetgever 59
Nieuw art. 198, 1e lid, 9° WIB (vennootschap) en aangepast art. 223 en 225 WIB (rechtspersonen). 60 Art. 215 WIB. 61 Parl. Voorbereiding Kamer - Zittingsperiode 2009-2010 doc 2278/1 p. 58.
19
immers niet meer verantwoordbaar een uitzondering te maken voor de aftrekbaarheid van de brandstofkosten. De aftrekbeperking is ingegeven door de wens het brandstofverbruik van het wagenpark van België te doen dalen en de bedrijven ertoe aan te zetten meer gebruik te maken van 62 alternatieve oplossingen. Hierdoor wordt niet het bezit, maar wel het gebruik van de wagen gesanctioneerd. De gebruikte brandstof (diesel, benzine of LPG) en het CO2-uitstootgehalte speelt geen rol. Kosten die gepaard gaan met het brandstofverbruik, zoals additieven tegen het stollen van 63 diesel en kosten voor het opslaan van brandstof ondergaan dezelfde beperking. De beperking van 75 % geldt voor de personen- en vennootschapsbelasting, zowel voor inwoners als niet-inwoners. 4.2.1.2. Andere kosten Voor andere autokosten verschilt het aftrekpercentage in de personen- en vennootschapsbelasting. Gelet op de algemene bewoording “beroepskosten met betrekking tot het gebruik van personenauto’s enz.” worden alle rechtstreekse en onrechtstreekse beroepskosten – tenzij uitdrukkelijk uitgesloten – die zijn verbonden met de aankoop of de huur, het bezit, het gebruik en het onderhoud van een voertuig gevat door de 64 aftrekbeperking. Hierna volgt een niet-beperkende lijst van kosten die onder de aftrekbeperking vallen: afschrijvingen van het voertuig en van alle toebehoren en uitrusting zoals een alarminstallatie of radio; verzekeringskosten (burgerlijke aansprakelijkheid, rechtsbijstand, ...); bijdragen aan organisaties van pechverhelping; verkeersbelasting; onderhoudskosten (olieverversing, smering, afstelling, …), zelfs indien ze zelf zijn uitgevoerd in eigen werkplaats; kosten pechverhelping en wegslepen van defecte voertuigen; niet als voorbelasting aftrekbare btw; kosten van wassen van voertuig (carwash); herstellingskosten; parkinggelden (parkeermeters) of tolgelden, ongeacht in binnen- of buitenland; bijdrage technische inspectie; parking: de aftrekbeperking is van toepassing op de door de onderneming gedane kosten (huur of afschrijving) van parking of garages die worden ingenomen door voertuigen waarop ook de aftrekbeperking in hoofde van de werkgever van toepassing is. Dit zal het geval zijn indien de onderneming eigenaar, leasingnemer of huurder is van de voertuigen.
De kosten voor parking/garages van wagens die worden ingenomen door voertuigen die eigendom zijn van het personeel of voor klanten zijn in principe niet aan aftrekbeperking onderworpen. Uitzondering op de aftrekbeperking De aftrekbeperking geldt evenwel niet voor: 1. 2. 62 63 64
mobilofoonkosten, zowel de afschrijving van de aankoopprijs als de installatie van een handsfreekit in het voertuig; financieringskosten;
Parl. Voorbereiding Kamer - Zittingsperiode 2009-2010 doc 2278/1 p. 58. Com. IB. 66/43. Com. IB. 66/33.
20
Hiertoe behoren: o o o 3.
interesten van leningen voor een aankoop van een wagen; interesten en andere financiële kosten van een contractfinanciering bij aankoop van een wagen; interesten en andere financiële kosten vervat in een leasingcontract. solidariteitsbijdragen.
De solidariteitsbijdrage die de werkgever op RSZ-vlak verschuldigd is wanneer hij een bedrijfswagen voor privégebruik ter beschikking stelt, blijft voor 100% aftrekbaar. De bijdrage wordt op fiscaal vlak als een wettelijke socialezekerheidsbijdrage behandeld, met name als 65 met bezoldigingen van de personeelsleden verband houdende kosten.
4.2.3. Type voertuigen onderworpen aan beperking 4.2.3.1. Toepassingsgebied De voertuigen waarvoor de aftrekbaarheid van de beroepskosten wordt beperkt, zijn personenauto’s, auto’s voor dubbel gebruik, minibussen en onechte lichte vrachtwagens. Voor de definities van de verschillende types van voertuigen verwijst het wetboek inkomstenbelasting zowel voor de berekening van het voordeel alle aard als voor de aftrekbeperking in hoofde van de werkgever naar de omschrijvingen in de reglementering 66 betreffende inschrijving motorvoertuigen. Het betreft: 1.
2.
3.
4.
de personenwagen: elke motorvoertuig (van de categorie M1) waarvan de passagiersruimte uitsluitend is ontworpen en gebouwd voor het vervoer van personen en dat, bij gebruik voor bezoldigd vervoer van personen, ten hoogste acht plaatsen mag bevatten, die van de bestuurder niet meegerekend; auto voor dubbel gebruik: elke motorvoertuig (van de categorie M1) ontworpen en gebouwd voor het vervoer van personen en zaken dat, bij gebruik voor bezoldigd vervoer van personen, ten hoogste acht plaatsen mag bevatten, die van de bestuurder niet meegerekend; minibus: elke motorvoertuig (van de categorie M1) ontworpen en gebouwd voor het vervoer van personen, dat bij gebruik voor bezoldigd vervoer van personen, ten hoogste acht plaatsen mag bevatten, die van de bestuurder niet meegerekend, en dat voorzien is van een koetswerk van hetzelfde type als dat van lichte bestelwagens of autobussen; bepaalde onechte lichte vrachtwagens: een wagen wordt als een onechte lichte vrachtwagen beschouwd indien niet voldaan is aan een aantal technische vereisten. Voor de omschrijving van de diverse types van voertuigen verwijst men naar de verkeersbelasting. Het gaat bv. om bepaalde 4x4’s, bepaalde monovolumes.
4.2.3.2. Onechte lichte vrachtwagen Een onechte lichte vrachtwagen
67
is een voertuig:
opgevat en gebouwd voor het vervoer van goederen, en waarvan de maximale toegelaten massa 3.500 kg niet overschrijdt, en Dat niet beantwoordt aan één van de hieronder opgesomde voertuigtypes: 65
Art. 52 3°, a WIB. Art. 1 6° KB 20 juli 2001 betreffende de inschrijving van voertuigen, B.S. 8 augustus 2001, p. 27022 verwijzend naar KB houdende algemeen reglement op de technische eisen waaraan auto’s, hun aanhangwagens, hun onderdelen en hun veiligheidstoebehoren moet voldoen, B.S. 28 maart 1968. 67 Art. 4 § 2 Wetboek van de met de inkomstenbelastingen gelijkgestelde belastingen. 66
21
o
o
o
o
voertuigen waarvan de passagierscabine ten hoogste twee zitplaatsen mag bevatten, die van de bestuurder niet inbegrepen, en die volledig is afgesloten van de open laadbak (pick-ups met enkele cabine); voertuigen waarvan de passagierscabine ten hoogste zes zitplaatsen mag bevatten, die van de bestuurder niet inbegrepen, en die volledig is afgesloten van een open laadbak (pick-up met dubbele cabine); voertuigen gelijktijdig bestaande uit een passagiersruimte die ten hoogste twee zitplaatsen mag bevatten, die van de bestuurder niet inbegrepen, en een daarvan afgesloten laadruimte waarvan de afstand tussen elk punt van de scheidingswand achter de zitplaatsen en de binnenkant van de achterzijde van de laadruimte, gemeten in de langsrichting van het voertuig, op een hoogte van 20 cm boven de vloer, steeds minstens 50% dient te bedragen van de lengte van de wielbasis. Deze laadruimte moet bovendien over haar hele oppervlakte bestaan uit een koetswerk deel uitmakende, vaste of duurzaam bevestigde, horizontale laadvloer zonder verankeringsplaatsen voor bijkomende banken, zetels of veiligheidsgordels (de bestelwagen met één enkele rij zetels); voertuigen gelijktijdig bestaande uit een passagiersruimte die ten hoogste zes zitplaatsen mag bevatten, die van de bestuurder niet inbegrepen, en een daarvan volledig afgesloten laadruimte waarvan de afstand tussen elk punt van de scheidingswand achter de laatste rij zitplaatsen en de binnenkant van de achterzijde van de laadruimte, gemeten in de langsrichting van het voertuig, op een hoogte van 20 cm boven de vloer, steeds minstens 50% moet bedragen van de lengte van de wielbasis. Deze laadruimte moet bovendien over haar hele oppervlakte bestaan uit een van het koetswerk deel uitmakende, vaste of duurzaam bevestigde, horizontale laadvloer zonder verankeringsplaatsen voor bijkomende banken, zetels of veiligheidsgordels (de bestelwagen met twee rijen zetels).
De onechte lichte vrachtwagen zal hetzelfde regime ondergaan als een personenwagen, wagen voor dubbel gebruik of minibus op fiscaal vlak. Hiermee wenst men een einde te stellen aan de praktijk waarbij monovolumes en terreinwagens door een aantal technische 68 ingrepen het fiscale gunstregime van lichte vrachtwagen konden genieten. Deze nieuwe fiscale definitie van (onechte) lichte vrachtwagen is in werking getreden vanaf 1 januari 2006. Of de wagen in werkelijkheid als personenwagen of lichte vrachtwagen wordt gebruikt, speelt geen rol. Enkel de technische constructie is bepalend. Het toezicht op de technische kenmerken eigen aan de fiscale definitie van de voertuigen, wordt in principe uitsluitend uitgevoerd in de stations voor technische keuring van de voertuigen. De op deze manier door de stations voor de technische keuring ingezamelde gegevens worden gecentraliseerd en doorgegeven aan de Dienst voor Inschrijving van voertuigen (DIV) voor verdere verwerking. Door de uitwisseling van gegevens tussen de DIV en de FOD Financiën 69 beschikken de taxatiediensten over de juiste technische gegevens.
4.2.4. Aftrekpercentage 4.2.4.1. Principe
68
Naast de 100% aftrekbeperking als beroepskost, genieten de lichte vrachtwagens ook een gunstregime: de btw op lichte vrachtwagens is volledig recupereerbaar; de lichte vrachtwagen is uitgesloten van de belasting op inverkeerstelling, de aanvullende verkeersbelasting en de accijnscompenserende belasting; de investeringsaftrek kan worden toegepast; de aanschaffingswaarde kan degressief worden afgeschreven. 69 Circulaire nr. Ci.RH.241/603.298 (AOIF nr. 22/2010) van 9 maart 2010 betreffende de personenbelasting - Voordeel van alle aard - Forfaitaire raming van de voordelen van alle aard - Kosteloze beschikking over een autovoertuig - Voordeel anders dan in geld behaald Wijziging in de berekening van de forfaitaire raming van het voordeel van alle aard dat voortvloeit uit het persoonlijk gebruik van een kosteloos ter beschikking gesteld voertuig teneinde rekening te houden met het CO2-uitstootgehalte en het type van brandstofvoorziening van de motor van het betreffende voertuig.
22
In de personenbelasting en de belasting der niet-inwoners/natuurlijke personen geldt een 70 aftrekpercentage van 75%, ongeacht de CO2-uitstoot van de wagen. In de 71 72 vennootschapsbelasting hangt de aftrekbaarheid vanaf 1 april 2007 af van het aantal gr CO2 per kilometer die de wagen uitstoot en de aard van de gebruikte brandstof. Op 1 januari 2010 werden deze nogmaals aangepast om rekening te houden met de evolutie van de CO2uitstoot van nieuwe wagens. De gedifferentieerde aftrek varieert tussen 50 % (meest vervuilende wagens) en 120 % (elektrische wagens). 4.2.4.2. Dieselwagens Aftrekpercentages van:
Van 01.04.2007 t/m 31.12.2009: CO2-uitstoot (in gr/km) van:
Vanaf 01.01.2010: CO2-uitstoot (in gr/km) van:
50%
----
> 195 of indien geen CO2gegevens bekend bij DIV
60%
> 175 of indien geen CO2gegevens bekend bij DIV
> 170 tot max. 195
70%
> 145 tot max. 175
> 145 tot max. 170
75%
> 115 tot max. 145
> 115 tot max. 145
80%
105 tot max. 115
> 105 tot max. 115
90%
< 105
> 60 tot max. 105
100%
----
Max. 60
4.2.4.3. Benzinewagens Aftrekpercentages van:
Van 01.04.2007 t/m 31.12.2009: CO2-uitstoot (in gr/km) van:
Vanaf 01.01.2010: CO2-uitstoot (in gr/km) van:
50%
----
> 205 of indien geen CO2gegevens bekend bij DIV
60%
> 190 of indien geen CO2gegevens bekend bij DIV
> 180 tot max. 205
70%
> 160 tot max. 190
> 155 tot max. 180
75%
> 130 tot max. 160
> 125 tot max. 155
80%
120 tot max. 130
> 105 tot max. 125
90%
< 120
> 60 tot max. 105
100%
-----
Max. 60
70 71 72
Art. 66 § 1 WIB. Art. 198bis WIB. Met een overgangsregeling die geldig was tot 1 april 2008.
23
4.2.4.4. Elektrische wagens Voor elektrische voertuigen – met 0 gram CO2-uitstoot – zijn bovenmelde kosten aftrekbaar tot 120%. Concreet zal 20% van de kosten vrijgesteld kunnen worden via het aanleggen van een belastingvrije reserve. Deze aftrekbeperking is niet van toepassing op voertuigen die niet behoren tot bovenstaande omschreven categorieën, in casu de echte lichte vrachtwagen/bestelwagen, autobussen, moto’s, … 4.2.4.5. Wagens op LPG of hybride wagens LPG-wagens worden – in tegenstelling tot de reglementering van het belastbare voordeel alle aard in hoofde van de werknemer – niet uitdrukkelijk opgenomen in de wet m.b.t. de aftrekbaarheid voor beroepskosten. Technisch heeft deze wagen nog een benzinemotor zodat deze wagen de gedifferentieerde aftrekbeperkingen van benzinevoertuigen ondergaat. Dezelfde redenering kan toegepast worden op hybride voertuigen. Deze wagens beschikken naast een opslagvoorziening voor elektrische energie/kracht (bv. accu, condensator, …) over een diesel- of benzinemotor waardoor zij onder de aftrekbeperking van diesel respectievelijk benzine vallen.
4.2.5. Vermijding van dubbele belasting 4.2.5.1. Principe Om dubbele belasting te vermijden is het gepast het gedeelte van de kosten met betrekking tot het gebruik van een voertuig door de verkrijger niet te beperken wanneer het overeenstemmende voordeel van alle aard voor die verkrijger een belastbaar bestanddeel 73 vormt . Deze administratieve tolerantie geldt enkel als er een voordeel van alle aard wordt belast in hoofde van de werknemer en niet indien de werknemer een eigen bijdrage in de kosten betaalt. Het Hof van beroep Antwerpen bevestigt het administratief standpunt. Echter in een recent arrest aanvaardt het Hof wel dat de autokosten die in hoofde van de werkgever aan de aftrekbeperking onderworpen zijn, verminderd mogen worden met de bijdragen die de werknemers voor het privégebruik betalen. 4.2.5.2. Werkwijze Voor de aftrek van het voordeel alle aard van de autokosten maken we volgende uitsplitsing: 30% van het voordeel alle aard voor de brandstofkosten; 70% van het voordeel alle aard voor de andere autokosten.
We lichten hier de meest gebruikte werkwijze toe aan de hand van een voorbeeld waarbij de 74 verworpen uitgave wordt gecorrigeerd in functie van het forfaitair gewaardeerde voordeel. Voorbeeld Een voertuig op diesel met een cataloguswaarde van 32.000 euro en een CO2uitstootgehalte van 172 gram per km. Forfaitair gewaardeerd voordeel: [32.000 x 6/7] x [5,5% + (0,1x(172 - 95))] = 3.620,57 euro. Kosten (na aftrek te recupereren btw)
73
Com. IB. 66/41. Daarnaast bestaat er nog de mogelijkheid om de verworpen uitgave te corrigeren volgens het werkelijk gebruik van de wagen Com. IB. 195/106. 74
24
Kosten (na aftrek te recupereren btw)
verzekeringspremie
1.000 euro
verkeersbelasting
500 euro
afschrijvingsannuïteit
5.250 euro
onderhoud en herstelling
750 euro
TOTAAL
7.500
brandstofkosten
2.500 euro
Eerste stap: BTW uit voordeel verwijderen. Voordeel alle aard exclusief btw 3.335,39 = 3.620,57 – 3.335,39= 285,18 euro verschuldigde btw Tweede stap: opsplitsing van het voordeel zonder btw in functie van aftrekpercentage. de brandstofkosten - 30% 3.335,39 × 30% = 1.000,62 de andere kosten - 70% 3.335,39 × 70% = 2.334,77
Derde stap: compensatie met de te beperken autokosten. te beperken brandstofkosten min gedeelte brandstof in voordeel alle aard: 2.500 – 1.000,62 = 1.499,38 Verworpen uitgave 25% = 100 – aftrekpercentage 75% 1.499,38 × 25% = 374,85 te beperken andere autokosten min gedeelte brandstof in voordeel alle aard: 7.500 – 2.334,77 = 5.165,23 Verworpen uitgave 40% = 100 – aftrekpercentage 60% 5.165,23 × 40% = 2.066,09 Totaal verworpen uitgave: 2.440,94
25
AUTEUR Veerle MICHIELS Juridisch adviseur Kenniscentrum SD Worx
Voor meer informatie of voor advies op maat verwijzen wij u graag naar KMO-consult (03/220 28 47 of mail naar
[email protected]) en naar de Divisie Competence & Consultancy (03/220 28 31 of mail naar
[email protected] of
[email protected]).
© SD Worx, 6 juni 2012 De intellectuele eigendomsrechten op deze brochure horen toe aan SD Worx en zijn auteursrechtelijk beschermd. Het kopiëren, opslaan in een geautomatiseerd gegevensbestand, aanpassen of wijzigen van geheel of van een deel van deze brochure, onder welke vorm en op welke wijze dan ook, zonder de uitdrukkelijke toelating van SD Worx, is verboden. SD Worx geeft aan de lezer van deze brochure de toelating om de geraadpleegde gegevens te kopiëren, af te drukken en aan te wenden op voorwaarde dat deze gegevens louter voor informatieve doeleinden van de lezer worden aangewend, en met uitsluiting van elke vereenvoudiging, distributie, commercialisatie of exploitatie onder derden. Deze brochure is met grote zorgvuldigheid samengesteld. Gelet op de snelle evolutie en complexiteit van de behandelde materie sluit SD Worx onvolkomenheden niet uit.
26