Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent
Academiejaar 2012-2013
De waardering van een notariskantoor Masterproef van de opleiding ‘Master in het Notariaat’
Ingediend door
De Meyer Stephanie 00700802 Promotor: Prof. Dr. Paul Beghin Commissaris: Dhr. Stan Devos
Voorwoord
Er was eens 6 jaar geleden een meisje die de droom had om notariaat te studeren, daarvoor moest zij eerst wel succesvol een rechtenopleiding afronden. Iemand vroeg haar dan ook: “Wat ga je doen als het niet lukt?” Heel vastbesloten antwoordde zij: “Oh, maar het zal mij lukken!” Vandaag, 6 jaar later, schrijf ik dan ook niet zonder enige trots dit voorwoord. Het schrijven van deze masterproef was voor mij dan ook de figuurlijke kers op de taart van mijn opleiding, doch leidt het ook een nieuw hoofdstuk in mijn leven in. Ik kan dan ook niet wachten om eraan te beginnen. Het spreekt voor zich dat deze scriptie niet in huidige vorm tot stand gekomen was zonder de bijdrage van een aantal mensen. Elk hebben zij op hun eigen manier hun steentje bijgedragen. Het is dan ook een goed moment om hen hartelijk te bedanken. Eerst en vooral wil ik Prof. Dr. Paul Beghin bedanken voor zijn uitstekende begeleiding van deze masterproef. Daarnaast gaat mijn dank uit naar Dhr. Jo Eeckhout en Dhr. Ronny Sergeant omdat zij gezorgd hebben voor een eerste praktische kennismaking met het onderwerp. Niet in het minst wil ik Mevr. Marina Vermuyten en Dhr. Emile Walkiers bedanken. Hun jarenlange praktijkervaring in de materie van de waardering van kantoren heeft mij toegelaten met een kritische blik naar dit onderwerp te kijken.
Stephanie De Meyer, De Pinte, mei 2013
2
Inhoudstafel
Voorwoord................................................................................................................................... 2 Inleiding ....................................................................................................................................... 4 Titel I Historische benadering van de waardering van notariskantoren .......................................... 6 Hoofdstuk I Summier wettelijk geregelde vergoedingsplicht en feitelijke overdracht ...................... 6 Hoofdstuk II Gentlemen’s agreement van 1975 ................................................................................. 7 Titel II Huidige regeling inzake waardering van een notariskantoor ................................................ 9 Hoofdstuk I De uitoefening van het notarisambt binnen een vennootschap ................................... 10 Afdeling I De professionele notarisvennootschap ........................................................................ 10 Afdeling II De participatie- en bestuursvennootschap .................................................................. 13 Afdeling III De middelenvennootschap ......................................................................................... 16 Hoofdstuk II Overzicht van de gebeurtenissen die aanleiding geven tot een schatting ................... 18 Afdeling I Overlijden, afzetting of vernietiging van een benoeming............................................. 18 Afdeling II Bereiken van de leeftijdsgrens ..................................................................................... 19 Afdeling III Ontslag voor het bereiken van de leeftijdsgrens ........................................................ 19 Afdeling IV Associatie .................................................................................................................... 19 Hoofdstuk III De overdracht in het kader van het openbaar ambt ................................................... 20 Hoofdstuk IV De overdracht in het kader van het vrij beroep .......................................................... 21 Afdeling I De bestanddelen die het te schatten kantoor uitmaken .............................................. 21 Onderafdeling I De kantoorgebonden activa ............................................................................ 22 Onderafdeling II De kantoorgebonden passiva ......................................................................... 24 Afdeling II De schatting van het kantoor ....................................................................................... 25 Onderafdeling I Voorafgaand aan de schattingsprocedure ...................................................... 25 Onderafdeling II De schattingsprocedure zelf ........................................................................... 27 Onderafdeling III Na de schattingsprocedure ........................................................................... 32 Titel III Kritische benadering van de huidige regels met betrekking tot waardering van een notariskantoor ........................................................................................................................... 34 Bibliografie ................................................................................................................................ 37
3
Inleiding
1.Dat het notariaat zo een lange geschiedenis1 kent, heeft het enerzijds te danken aan de belangrijke functie die de notaris vervult binnen de maatschappij maar anderzijds ook aan het feit dat het notariaat zich als geen ander heeft kunnen aanpassen aan de steeds evoluerende noden en behoeften van een moderne samenleving.
2.Toch was de wijze van overdracht van een notariskantoor lange tijd een doodgezwegen onderwerp omdat sedert jaar en dag de preferentiële opvolging van het ambt de regel was, en zo kantoren als het ware “vererfd” werden van vader op zoon. Het behoeft dan ook geen verwondering te wekken dat de overdrachtsregeling en vergoeding die voor een kantoor betaald werd geen “hot topic” was. In de loop der jaren is bij de wetgever evenwel de gedachte gegroeid dat ook deze problematiek aangepakt moest worden en er een objectivering van de benoeming moest worden doorgevoerd. Deze kwam er, naar aanloop van een samenwerkingsakkoord tussen de Minister van Justitie en de KFBN en pas later werd een wettelijke regeling ingevoerd door de herwerkte versie van de Ventôsewet, die gepaard ging met tal van andere wijzigingen.
3.Deze masterproef heeft dan ook als doel de huidige wijze van waardering van een notariskantoor op een kritische wijze door te lichten, daartoe zal zij de schattingsprocedure binnen de ruimere context van de overdracht plaatsen. De reden hiervoor wordt teruggevonden in de wijzigingen die de laatste jaren aangebracht zijn aan de organisatie van het notariaat, die op hun beurt een stempel gedrukt hebben op de waarderingsregels.
4.In het licht van deze doelstelling werd er geopteerd voor een driedelige indeling. De scriptie wordt aangevat met een historisch overzicht van de waardering en overdracht van het protocol (Titel I). Een terugblik is noodzakelijk, daar de huidige regelgeving pas ten volle kan worden begrepen als de grondslag ervan gekend is. Daarna wordt de bespreking van de huidige regelgeving aangevat (Titel II), waarbij er zal worden 1
J., RENS, “Notaris”, in X Het onroerend goed in de praktijk, III.H-1-III.H.Lit-2. (96p)
4
ingegaan op de verscheidene recente veranderingen die een invloed hebben op de waardering en overdracht van het protocol. Als laatste zal de waardering en overdracht van een kantoor in een kritisch licht gehouden worden.
5.Net omdat deze masterproef kadert in de opleiding “Master in het Notariaat”, wordt dit toch wel economisch gericht onderwerp, vooral bekeken door een juridische bril. Toch zal op verscheidene plaatsen, niet in het minst in de kritische benadering, gepoogd worden de materie ook uit een economisch standpunt te benaderen.
5
Titel I Historische benadering van de waardering van notariskantoren
Hoofdstuk I Summier wettelijk geregelde vergoedingsplicht en feitelijke overdracht 6.De Ventôsewet van 18032 (hierna afgekort OWN) voerde reeds een beperkte wettelijke regeling voor wat betreft de overname van het notariskantoor. Enerzijds voorzag zij een regeling voor de repertoria en minuten3, anderzijds verankerde zij een beperkte vergoedingsplicht voor de notaris-overnemer. Dat de minuten en repertoria kosteloos overgedragen werden en nog steeds worden, is het logisch gevolg van het openbaar karakter van het notarisambt. De notaris als openbaar ambtenaar kan zich enkel en alleen laten gelden als een bewaarder van deze authentieke geschriften. De overlatende notaris kon toen enkel een vergoeding bekomen voor de nog niet geïnde honoraria voor verleden akten en voor de erelonen voor uitgiften van akten4.
7.De historisch gegroeide traditie5 van preferente opvolging zorgde ervoor dat de hele problematiek rond de waardebepaling en betaling van een vergoeding, slechts een marginaal belang had. Toch werd niet elk kantoor door een klassieke opvolging van vader op zoon overgelaten. Dit had als gevolg dat de praktijk, bij gebrek aan wettelijke regeling, een antwoord moest formuleren op de vraag over de eventuele vergoeding voor de andere bestanddelen die het kantoor uitmaakten. Een onderscheid tussen materiële (bijvoorbeeld kantoormeubilair) en immateriële bestanddelen (bijvoorbeeld cliënteel) drong zich op.
2
Wet van 25 Ventôse jaar XI (16 maart 1803), tot regeling van het notarisambt, Pasin., Bull. 258 nummer
2240. De authentieke Nederlandstalige tekst werd pas vastgesteld bij de wet van 9 april 1980, BS. 6 mei 1980, erratum BS. 9 augustus 1980. 3
(oud) artikel 54 Ventôsewet.
4
(oud) artikel 59 Ventôsewet.
5
Zie voor een kritische benadering S., VAN TRICHT, “Rent a notary’s daughter? Over preferenties inzake
opvolging en benoemingen van notarissen”, Notarius 1995, 442-443.
6
8.Voor wat betreft de materiële elementen werd reeds lang aanvaard6 dat de notarisoverdrager hiervoor een vergoeding kon bekomen. De vergoeding voor de immateriële bestanddelen lag daarentegen moeilijker, waarbij de tegenstanders van mening waren dat het statuut van openbaar ambtenaar in tegenstrijd kwam met een vergoeding voor onder andere het cliënteel en de knowhow7. Toch werd door het Hof van Cassatie en (impliciet) door de wetgever, de vergoeding voor het immaterieel notarieel vermogen, aanvaard8.
9.Het valt op dat de praktijkregeling zich beperkte tot het aanvaarden van een vergoedingsplicht voor de bestanddelen die een notariskantoor uitmaken. Zij sprak zich niet uit over de hoegrootheid of de berekeningswijze ervan.
Hoofdstuk II Gentlemen’s agreement van 1975 10.De beperkte wettelijke regeling leidde tot talrijke misbruiken, in het bijzonder door notaris-overdragers die hun kantoor niet ingevolge preferentiële opvolging konden overlaten en een te hoge prijs bedongen om zich van een goede oude dag te verzekeren. De toenmalige minister van Justitie, Herman Van der Poorten, en de KFBN wilde deze praktijken een halt toeroepen en sloegen de handen in elkaar. Deze samenwerking leidde tot het ontstaan van een Gentlemen’s agreement9 (ook wel protocol genoemd). Dit herenakkoord wordt hierna uiteengezet op summiere wijze. De reeds bestaande regelen van overdracht van de minuten en de repertoria aan de overnemer werden bevestigd. Daarnaast werd een uitdrukkelijke basis gegeven aan de praktisch gegroeide regeling dat de opvolger ook het personeel en de overige vermogensbestanddelen van het kantoor diende over te nemen. De vacante
6
A contrario Brussel 4 juni 1987, Rev. Not. B. 1988, 360-366.
7
A., SCHICKS en A., VANISTERBEEK, “Traité-Formulaire de la Pratique Notariale”, I, Louvain, Fonteyn, 1924,
34. 8
Zie H., DE DECKER, “Over de overdracht van notariskantoren en interimovereenkomsten”, T. Not. 1990,
91-99 en de verwijzingen aldaar. 9
KONINKLIJKE FEDERATIE VAN BELGISCHE NOTARISSEN, De overdracht van notariskantoren, Omzendbrief
Koninklijke Federatie van Belgische Notarissen 75/11 van 30 juni 1975.
7
betrekkingen werden weer gepubliceerd in de bijlagen tot het Belgisch Staatsblad10. Deze regel kende evenwel uitzondering voor wat betreft de opvolging door echtgenoot, kinderen of schoonkinderen. De praktijk van de preferentiële benoeming werd op deze manier impliciet bevestigd. Het zou duren tot 1996 vooraleer alle vacante betrekkingen weer in de bijlagen tot het Belgisch Staatsblad zouden worden gepubliceerd, ongeacht of er sprake was van een bevoorrecht kandidaat of niet.
11.In het licht van deze thesis is vooral de uniforme procedure die werd uitgewerkt om een vacant kantoor te schatten van belang. De waardering gebeurde door een schattingscommissie die samengesteld was uit een bedrijfsrevisor of accountant, een afgevaardigde van de plaatselijke tuchtkamer waarvan de notaris-overdrager deel uitmaakte en een afgevaardigde van de KFBN. De berekening startte met de belastingaangiften van de notaris van de laatste 5 jaar voor de overdracht. Deze bedragen dienden dan weer als basis voor de berekening van het semi netto-inkomen voor elk van de 5 jaren, waarvan dan het gemiddelde wordt genomen. Het bekomen gemiddeld semi-netto-inkomen werd vervolgens aangepast aan de index en vermenigvuldigd met de factor 2,5 om zo de reële waarde van het kantoor te bekomen. Op deze waarde kon echter nog een correctie van 1/3 worden toegepast en dit zowel in meer als in minder.
10
Sedert de jaren ’50 werden vacante plaatsen niet meer bekendgemaakt.
8
Titel II Huidige regeling inzake waardering van een notariskantoor
12.De hertekening van de Organieke wet Notariaat11 kaderde binnen de hele hervorming van Justitie. Aangezien de laatste grote wijziging al dateerde van 196712 heeft de wetgever zijn kans dan ook schoon gezien en tal van ingrijpende wijzigingen doorgevoerd. Zij hadden niet enkel de toegang tot het beroep als voorwerp maar wilden tegelijk ook een antwoord bieden op de menigvuldige en complexere wetgeving13 waarmee een notaris te maken kreeg. De wetgever vond dat een zekere graad van specialisatie aan de orde was en heeft daarom de mogelijkheid van een associatie in het leven geroepen.
13.Aangezien tal van deze wijzigingen onlosmakelijk verbonden zijn met de waardering van het notarisprotocol, is het dan ook van belang eerst hierop dieper in te gaan. Net omdat de nieuwe benoemingsprocedure en de professionalisering van het notarisambt met elkaar verweven zijn, worden zij daarom ook samen behandeld (Hoofdstuk I). Daarnaast mag ook het voor de hand liggende niet vergeten worden namelijk wanneer juist tot een schatting moet worden overgegaan. Ook dit laatste aspect zal worden aangesneden (Hoofdstuk II). Uiteindelijk wordt dan aangevat met de bespreking van de overdrachtsregeling waarbinnen een onderscheid gemaakt wordt tussen de overdracht in het kader van het openbaar ambt (Hoofdstuk III) en die in het kader van het vrij beroep (Hoofdstuk IV). Het is pas bij de overdracht in het kader van het vrij beroep dat de huidige schattings- en waarderingsregels aan bod komen, daarbij is er geopteerd voor een driedelige opdeling om zo een duidelijk beeld te scheppen van wat voor, tijdens en na de schatting dient te gebeuren.
11
Wet van 4 mei 1999 tot wijziging van de Wet van 25 ventôse jaar XI op het notarisambt, BS 1 oktober
1999. 12
Wetsontwerpen tot wijziging van de wet van 25 ventôse jaar XI, tot regeling van het notarisambt, Parl.
St. Kamer 1998-99, nr 1432-1433/1, 2. 13
Zoals dit zo mooi verwoord werd in het wetsontwerp. Zie Wetsontwerpen tot wijziging van de wet van
25 ventôse jaar XI, tot regeling van het notarisambt, Parl. St. Kamer 1998-99, nr 1432-1433/1, 5.
9
Hoofdstuk I De uitoefening van het notarisambt binnen een vennootschap 14.Sedert jaar en dag oefende de notaris zijn ambt uit als een natuurlijke persoon maar met de invoering van de nieuwe notariswet in 1999, kwam daarin verandering. Een notaris heeft nu de mogelijkheid zijn ambt onder te brengen in een professionele notarisvennootschap. Daarnaast heeft zich recent nog een ontwikkeling voorgedaan waardoor het nu mogelijk wordt voor de notaris een tweedelijnsvennootschap op te richten. In dit hoofdstuk wordt er ingegaan op de verschillende alternatieven die openliggen voor een notaris om zijn ambt onder te brengen binnen een vennootschap. Eerst wordt er ingegaan op de professionele notarisvennootschap die de uitoefening van het notarisambt tot voorwerp heeft, hiertoe kan een notaris toetreden, zowel wanneer hij zijn beroep alleen uitoefent als wanneer hij het in samenwerkingsverband met verschillende andere notarissen of kandidaat-notarissen uitoefent (Afdeling I). Ten tweede zal de mogelijkheid van de oprichting van een participatie- of bestuursvennootschap, die nog maar een tweetal jaar bestaat, uitvoerig besproken worden (Afdeling II). Ten derde, en als laatste, wordt ook de middelenvennootschap behandeld (Afdeling III).
Afdeling I De professionele notarisvennootschap 15.Het algemeen principe van de professionele associatiemogelijkheid wordt teruggevonden in artikel 50 OWN, waarin het volgende wordt bepaald: “Een notaris kan, alleen of in associatie, zijn beroep uitoefenen binnen een professionele vennootschap onder de voorwaarden en op de wijze hierna bepaald. […]” Deze bepaling heeft als gevolg dat een notaris-titularis zijn ambt vorm kan geven door gebruik te maken van een vennootschap14 maar meer nog, geeft het de mogelijkheid aan kandidaat-notarissen om zich te associëren met een titularis in een vennootschap waarbij het maatschappelijk doel van deze professionele notarisvennootschap enkel en alleen het uitoefenen van het beroep mag omvatten. Dit alles betekent evenwel niet dat elke manier om het notarieel beroep vorm te geven plots tot de mogelijkheden behoort 14
Dit is noodzakelijkerwijze een burgerlijke vennootschap en geen commerciële daar een notaris geen
handelsactiviteiten mag verrichten wegens het verbod vervat in art. 6 6° OWN.
10
want er wordt onmiddellijk aan toegevoegd dat de voorwaarden van de wet moeten worden nageleefd. Dit blijkt een moeilijke oefening te zijn aangezien er in de OWN slechts vier artikelen handelen over de professionele notarisvennootschap. Net omdat de wetgever deze bepalingen als lex specialis plaatst tegenover het gemeen vennootschapsrecht en de vormneutraliteit15 vooropgesteld heeft, deed de publicatie van de OWN heel wat inkt vloeien16. Een en ander werd opgehelderd met het reglement dat in 2004 werd aangenomen door de Kamer van Notarissen17, dit is ondertussen al vervangen door een vernieuwd reglement.
16.Wanneer een notaris-titularis zijn beroepsactiviteit alleen uitoefent binnen een vennootschap, zal dit noodzakelijkerwijze de vorm van een EBVBA aannemen18 waarbij het vermogen van de vennootschap de volle eigendom van alle onlichamelijke roerende kantoorgebonden activa bevat19. Het bezit van een onroerend goed door een professionele notarisvennootschap, ongeacht of het volle eigendom, blote eigendom dan wel vruchtgebruik betreft, wordt strikt verboden20. Dit werd destijds opgelost door het ter beschikking stellen van een onafgewerkte ruwbouw waarbij de vennootschap 15
Dit betekent dat de wetgever de regelen van de OWN zonder onderscheid van toepassing verklaart op
elke mogelijke professionele notarisvennootschap die toegelaten is. 16
Zie bijvoorbeeld: H., BERQUIN, “Een praktische kijk op een associatie van notarissen”, T. Not. 1997, 61-66;
F.,BOUCKAERT, “De professionele vennootschap voor de notarissen en kandidaat-notarissen”, in De nieuwe notariswet, Brugge, die Keure, 2000, 157-181; M., COIPEL, “Quelques réflexions à propos de l’exercice de la fonction notariale en S.P.R.L.U”, Rev. Not. B., 1992, 278-292 en M., TISON, en H., DE WULF, “De notarisvennootschap bekeken door een vennootschapsrechtelijke bril”, in Rechtskroniek voor het Notariaat, nr. 3, Brugge, die Keure, 2003, 68-93. 17
Reglement van de Nationale Kamer van notarissen van 22 juni 2004, ondertussen vervangen door het
Reglement van Nationale Kamer van notarissen van 26 april 2011 inzake vennootschappen van notarissen. 18
Art. 2§1 Reglement van Nationale Kamer van Notarissen inzake vennootschappen van notarissen
(Hierna afgekort: Reglement vennootschapen van notarissen). 19
Art. 1§2 Reglement vennootschappen van notarissen.
20
Art. 50§1 c) OWN en GWH 20 oktober 2009. In dit arrest diende het Hof zich uit te spreken over de
vraag of het verbod om onroerende goederen te bezitten wanneer de notaris zijn ambt uitoefent in het kader van een EBVBA de toets met artikel 10 en 11 GW doorstaat omdat het verbod om onroerende goederen te bezitten niet geldt voor notarissen die hun ambt ten persoonlijke titel uitoefenen.
11
instond voor de verdere afwerking en de kosten daartoe kon inbrengen en afschrijven overeenkomstig het boekhoudrecht. Een andere oplossing bestond erin om het gebouw, dat eigendom was van de notaris-natuurlijke persoon, te verhuren aan de notarisvennootschap. Sedert de invoering van de participatie- en bestuursvennootschap door het reglement van de Kamer van Notarissen vormt dit verbod geen beperking meer omdat het voor deze tweedelijnsvennootschap mogelijk wordt een onroerend goed te bezitten21. De oprichting van een professionele éénpersoonsvennootschap is onderworpen aan de controle van de Provinciale Kamer van Notarissen, waar er bij weigering hoger beroep openstaat bij de Nationale Kamer.
17.Daarnaast heeft een notaris-titularis de mogelijkheid zich te associëren met één of meer titularissen of kandidaat-notarissen. De wetgever heeft hier een aantal motieven aangegrepen om de vennootschapstypes waarvan gebruik gemaakt kan worden te beperken. Eerst en vooral is een notarisvennootschap intuitu personae, wat impliceert dat enkel de uitoefening van het notarisambt tot het doel van de vennootschap kan worden gerekend. Dit heeft als gevolg dat de open vennootschapstypes waarbij de aandelenoverdracht vrij is, niet tot de mogelijkheden behoren. Ook de commanditaire vennootschap, waarbij slechts enkele aandeelhouders het bestuur uitmaken en anderen slechts als geldschieter optreden, is uitgesloten omdat de wetgever als uitgangspunt had dat de vennoten als gelijken moeten worden beschouwd22. Ook de tijdelijke handelsvennootschap23 en de stille handelsvennootschap24 worden best gemeden, respectievelijk omwille van het tijdelijk karakter en omwille van het feit dat het bestaan niet bekendgemaakt wordt aan derden. De maatschap, BVBA, CVBA en CVOA blijven dan nog over als mogelijkheden die kunnen dienen om het notarisambt vennootschapsrechtelijk vorm te geven.
21
Art. 4 Reglement vennootschappen van notarissen en meer uitgebreid afdeling II De participatie- en
bestuursvennootschap. 22
M., TISON en H., DE WULF, “De notarisvennootschap bekeken door een vennootschapsrechtelijke bril”, in
Rechtskroniek voor het Notariaat, nr. 3, Brugge, die Keure, 2003, 74. 23
Art. 47 W Venn.
24
Art. 48 W Venn.
12
18.De keuze voor een vennootschapstype met beperkte aansprakelijkheid, zoals de (E)BVBA of de CVBA, heeft geen gevolgen voor de persoonlijke aansprakelijkheid25 van de notaris. Ingevolge artikel 50 § 1 a) OWN blijft de notaris die de beroepsfout gemaakt heeft daarvoor hoofdelijk aansprakelijk, samen met zijn professionele vennootschap. Dit betekent dat de schuldeisers de keuze hebben naar welk vermogen zij aanspreken tot voldoening van hun vordering.
19.De oprichting van een professionele notarisvennootschap26 kan maar als geldig beschouwd worden wanneer een hele procedure doorlopen is. Hierbij zal enerzijds de Provinciale Kamer van Notarissen a posteriori de wettelijkheid van de oprichtingsakte controleren, net zoals het geval is bij de oprichting van een EBVBA. Anderzijds is in sommige gevallen de machtiging van de Minister van Justitie vereist is27.
Afdeling II De participatie- en bestuursvennootschap 20.De Nationale Kamer van Notarissen heeft in haar reglement van 2011 voorzien dat een notaris die zijn ambt binnen een vennootschap uitoefent, nu gebruik kan maken van een participatie- of bestuursvennootschap als een tweedelijnsvennootschap. De participatievennootschap wordt gedefinieerd als “ […]een burgerlijke vennootschap die tot doel heeft het uitoefenen van het beroep van de notaris door deelneming als besturend vennoot in een professionele notarisvennootschap met rechtspersoonlijkheid, met uitsluiting van enige activiteit buiten de professionele notarisvennootschap waarin zij participeert.” Daar waar de bestuursvennootschap omschreven wordt als “ […] een burgerlijke vennootschap die tot doel heeft het bestuur als zaakvoerder of bestuurder van een professionele notarisvennootschap, met uitsluiting van enige activiteit binnen de professionele notarisvennootschap waarvan zij zaakvoerder of bestuurder is.”
25
Art. 50 § 1 a) OWN.
26
M., TISON en H., DE WULF, “De notarisvennootschap bekeken door een vennootschapsrechtelijke bril”, in
Rechtskroniek voor het Notariaat, nr. 3, Brugge, die Keure, 2003, 77-79. 27
Dit is het geval voor een associatie tussen twee notaris-titularissen met een verschillende standplaats
en een associatie tussen een notaris-titularis en een kandidaat-notaris.
13
Hieruit kan worden afgeleid dat waar bij een participatievennootschap deze zowel bestuurder als vennoot is in de professionele vennootschap, het bij de bestuursvennootschap toch enigszins anders is, en de tweedelijnsvennootschap enkel de hoedanigheid van bestuurder aanneemt binnen de notarisvennootschap.
21.Het juridisch kader waarbinnen dit vorm kan worden gegeven, wordt gelimiteerd tot de BVBA. Een letterlijke interpretatie van het reglement beperkt dit, mijn inziens, zelfs tot de EBVBA, omdat het spreekt over de “enige vennoot”. Tevens kunnen enkel notarissen of geassocieerde notarissen optreden als vennoot en/of bestuurder en zijn zij de enige die als vaste vertegenwoordiger kunnen zetelen in de professionele vennootschap.
22.Bij de uitoefening van het ambt in het kader van een EBVBA kan een tweedelijnsvennootschap enkel de vorm aannemen van een participatievennootschap, daar de mogelijkheid tot het oprichten van een bestuursvennootschap niet openstaat bij een éénpersoonsvennootschap. Net zoals het geval is bij de professionele eenpersoonsvennootschap, kunnen de geassocieerde notarissen binnen een meerpersonenvennootschap ervoor kiezen een tweedelijnsvennootschap op te richten. In tegenstelling tot wat geldt bij de EBVBA kan hier zowel voor een participatievennootschap als een bestuursvennootschap geopteerd worden.
23.Het grote voordeel van zo’n vennootschap bestaat erin dat het mogelijk wordt om het onroerend goed waarbinnen het kantoor wordt uitgebaat, in te brengen. Op die manier wordt een oplossing geboden voor enerzijds het verbod voor professionele notarisvennootschappen om onroerende goederen te bezitten28 en anderzijds de in de praktijk ontstane werkwijzen (randnummer 16). Toch wekt dit enige verwondering daar de wetgever altijd benadrukt heeft29 dat een notarisvennootschap zelf geen onroerende goederen mag bezitten, maar dit toch toelaat voor wat betreft de tweedelijnsvennootschap. Daarnaast zal door gebruik te maken van een 28
Art. 50 §1 c) OWN.
29
Art. 50 §1 c) OWN.
14
participatievennootschap, de bestuursvergoeding onderworpen worden aan het tarief van de vennootschapsbelasting, in tegenstelling tot de toepassing van de progressieve tarieven van de personenbelasting wanneer de notaris niet werkt met een tweedelijnsvennootschap. Een bijkomend voordeel voor de participatievennootschap is de toepassing van de aftrek van definitief belaste inkomsten (de zogenaamde DBI aftrek30), deze komt erop neer dat de dividenden enkel in hoofde van de dividenduitkerende vennootschap worden belast. De dividenden die de participatievennootschap ontvangt worden afgetrokken van het fiscaal resultaat.
30
Art. 202-203 WIB.
15
Afdeling III De middelenvennootschap 24.Het was lange tijd betwist of de notaris zijn ambt kon onderbrengen in een zogenaamde middelenvennootschap omdat deze mogelijkheid niet voorzien was in de vernieuwde OWN31. De middelenvennootschap onderscheidt zich van de professionele notarisvennootschap omdat deze er enkel op gericht is de nodige bedrijfsmiddelen ter beschikking te stellen van de notaris daar waar de professionele notarisvennootschap wordt opgericht om het ambt uit te oefenen. De rechtsleer aanvaardde evenwel de geldigheid want, zo werd er geredeneerd, verbiedt geen enkele wet de oprichting van een middelenvennootschap32.
25.Bovendien heeft de middelenvennootschap als bijkomend voordeel dat de oprichting ervan niet onderworpen is aan bijzondere vormvereisten voor wat betreft de juridische vorm of het bestuur. Daarnaast moet er in tegenstelling tot wat geldt bij de oprichting van een professionele notarisvennootschap geen mededeling gebeuren aan de Nationale Kamer.
26.Het reglement van 26 april 201133 laat uitdrukkelijk toe aan de notaris om een samenwerkingsverband op te richten met een niet-notaris, maar voegt daar onmiddellijk aan toe dat deze “vennootschap […] zijn onafhankelijkheid en onpartijdigheid niet in het gedrang mag brengen”. Deze bepaling lijkt dan weer te verwijzen naar artikel 50 § 2 OWN waardoor het, mijns inziens, onmogelijk is om een interprofessioneel samenwerkingsverband, in welke zin ook, op te richten.
27.In de praktijk wordt de voorkeur gegeven aan de professionele notarisvennootschap (in de vorm van een BVBA) om zich te verenigen, ten nadele van de 31
De wetgever was van mening dat de middelenvennootschap afbreuk zou doen aan de onpartijdigheid
van de notaris. Zie amendement 22 van R. Landuyt, Parl St. Kamer 1998-99, nr. 1432/12, 2-3. 32
De OWN verbiedt de notaris evenwel om zich met andere vrije beroepers te associëren (art. 50 §2
OWN). Zie voor meer uitleg: M., TISON en H., DE WULF, “De notarisvennootschap bekeken door een vennootschapsrechtelijke bril”, in Rechtskroniek voor het Notariaat, nr. 3, Brugge, die Keure, 2003, 77-79 en J. Bael, “De nieuwe notariswet”, Gandaius Actueel VI, Antwerpen, Kluwer, 2001, 42. 33
Artikel 5§2 Reglement vennootschappen van notarissen.
16
middelenvennootschap. Dit is evenwel ten onrecht omdat deze laatste zich uitstekend leent als middel om zich te associëren en alsnog de nodige autonomie te bewaren. Deze eigenheid heeft een tweeledig voordeel, enerzijds voor wat betreft het bestedingspatroon en anderzijds voor wat betreft de keuze van het kader van ambtsuitoefening. Het oprichten van een middelenvennootschap heeft als gevolg dat enkel en alleen de bedrijfsmiddelen worden gedeeld, maar de invulling van de besteding van de inkomsten, wordt daarentegen volledig beheerst door de individuele noden van de notaris, waardoor bijvoorbeeld betwisting over (té hoge) representatiekosten kan vermeden worden. Elk van de vennoten van de middelenvennootschap kan eveneens zelf beslissen om zijn ambt ten persoonlijke titel uit te oefenen dan wel onder te brengen in een notarisvennootschap, waarbij rekening kan gehouden worden met de feitelijke situatie van de notaris. Tevens biedt de middelenvennootschap ook een oplossing voor het verbod van art. 50 §1 c), omdat het onroerend goed waarbinnen het kantoor gevestigd is, kan worden ingebracht in zo’n vennootschap waarbij het dan wordt verhuurd aan de professionele vennootschap34.
34
M., TISON en H., DE WULF “De notarisvennootschap bekeken door een vennootschapsrechtelijke bril”, in
Rechtskroniek voor het Notariaat, nr. 3, Brugge, die Keure, 2003, 70.
17
Hoofdstuk II Overzicht van de gebeurtenissen die aanleiding geven tot een schatting 28.In dit hoofdstuk worden de verschillende manieren van ambtsbeëindiging toegelicht, die op zich aanleiding geven tot de waardering van het notarisprotocol. Het is van belang om hierbij aan te stippen dat een kantoor maar vacant wordt verklaard in de bijlagen tot het Belgisch Staatsblad van zodra de schattingsprocedure afgerond is35. Een onderscheid wordt gemaakt tussen vier grote categorieën36 van gebeurtenissen.
Afdeling I Overlijden, afzetting of vernietiging van een benoeming 29.Ingevolge artikel 32 OWN brengt het overlijden van een notaris de automatische vacantverklaring van zijn kantoor mee. Deze bepaling is zo logisch dat zij geen verdere uitleg behoeft. Bij de vernietiging van de benoeming moet een onderscheid gemaakt worden voor het tijdstip waarop de procedurefout37 zich heeft voorgedaan, die aanleiding gaf tot de nietigverklaring omdat het niet altijd de vacantverklaring tot gevolg heeft. In het beste geval heeft de procedurefout zich voorgedaan na de oproep aan kandidaat-notarissen en de kandidatuurstelling, waarbij de procedure verder zal worden doorlopen met de oorspronkelijke kandidaat-overnemer. In het slechtste geval, waarbij de procedurefout zich voorgedaan heeft voor de vacantverklaring van het kantoor, dan moet de volledige schattingsprocedure hernomen worden, waarna het kantoor opnieuw vacant moet worden verklaard.
35
De Nationale Kamer van Notarissen moet namelijk haar mededelingsplicht naleven en aldus de nodige
informatie kunnen verstrekken aan de kandidaten. Zie Ministerieel Besluit 30 juli 2001 betreffende de mededeling van de vergoeding voor de overdracht van een notariskantoor, BS 18 augustus 2001, err. 1 september 2001. Zie ook Art. 32 lid 3 OWN en ING PRIVALIS, Overdracht van het notariskantoor, Antwerpen, 2011, 15. 36
Ph., BUISSERET, “Deel VII. Overdracht van een notariskantoor en procedure voor de schatting” in P., VAN
DEN EYNDE, C., HOLLANDERS DE OUDERAEN. en Ph., BUISSERET. (eds.), De vernieuwde notariswet Deel II.
Handboek organisatie van het notariaat, Brussel, De Boeck & Larcier, 2005, 394-396. 37
Een benoemingsbesluit wordt vernietigd door de Raad Van State omwille van procedurefouten.
18
De afzetting38 is de zwaarste tuchtstraf die aan een notaris kan worden opgelegd. Het spreekt dan ook voor zich dat de toepassing ervan in de praktijk heel wat voeten in de aarde heeft en dikwijls uitmondt in een helse procedureslag, waardoor er soms jarenlang op een uitspraak moet worden gewacht. Dit heeft gevolgen voor de overdrachtsprocedure omdat deze slechts kan worden gestart nadat het vonnis of arrest in kracht van gewijsde getreden is.
Afdeling II Bereiken van de leeftijdsgrens 30.Een notaris wordt ingevolge artikel 2 OWN aangesteld tot de leeftijd van 67 jaar en moet vanaf de leeftijd van 66 jaar van rechtswege als ontslagnemend beschouwd worden. Wanneer hij deze leeftijdsgrens bereikt, zal dan ook de overnameprocedure gestart worden. De Nationale Kamer van Notarissen zal twee maand voorafgaand aan bereiken van de leeftijdsgrens van 66 jaar worden ingelicht door de Provinciale Kamer waartoe de ontslagnemende notaris behoort, en zal de procedure inleiden.
Afdeling III Ontslag voor het bereiken van de leeftijdsgrens 31.Een notaris kan natuurlijk ook te allen tijde zijn ontslag aanbieden. Zijn ontslag heeft evenwel niet de automatische vacantverklaring tot gevolg. Het is pas vanaf de aanvaarding van dit ontslag dat de procedure een aanvang kan nemen.
Afdeling IV Associatie 32.Zoals eerder aangehaald, heeft de OWN het mogelijk gemaakt voor een notaristitularis om zich te verenigen met ofwel een andere notaris-titularis ofwel met een kandidaat-notaris. Wat betekent dat het notarisprotocol zal moeten worden gewaardeerd teneinde de inbreng van de vennoot te kunnen bepalen. De associatie kan zijn grondslag vinden in een bestaande notarisvennootschap ofwel kan er daartoe een nieuwe vennootschap opgericht worden, welke een invloed heeft op de waardering (randnummer 50 en 53).
38
Artikel 97 A) 3° OWN.
19
Hoofdstuk III De overdracht in het kader van het openbaar ambt 33.Het ambt van de notaris valt uiteen in twee deelaspecten: hij is enerzijds een openbaar ambtenaar, bekleed met een deel van het overheidsgezag en anderzijds oefent hij een vrij beroep uit. In het licht van de bespreking van de huidige overnameregeling zullen zij dan ook afzonderlijk behandeld worden aangezien zij elk bepaalde karakteristieken hebben.
34.De overname van de elementen die het kantoor uitmaken, wordt uitgewerkt door artikel 54 OWN: “De minuten en repertoria, de grossen en uitgiften evenals de eigenhandige testamenten en andere vertrouwelijke bewaargevingen van een notaris die is vervangen, worden door hem of door zijn erfgenamen, zonder vergoeding overgedragen aan de in opvolging benoemde notaris, zulks binnen één maand na de eedaflegging van deze laatste.” De wet van 4 mei 1999 heeft twee fundamentele wijzigingen aangebracht aan de overgang van het notarisprotocol: enerzijds is de kosteloze overdracht van minuten en repertoria uitgebreid tot de grossen, uitgiften, eigenhandige testamenten en tot elk ander vertrouwelijk document dat bij de notaris in bewaring is gegeven; anderzijds wordt het protocol vanaf nu van rechtswege overgedragen aan de opvolger. Dit in tegenstelling tot de vroegere regeling waarbij er werd overgedragen aan een notaris van dezelfde gemeente en, bij ontstentenis, aan de notaris van hetzelfde kanton. Het was pas als deze overdracht niet binnen de twee maand na de benoeming van de opvolger gebeurde, deze laatste verplicht was de minuten en repertoria over te nemen39.
39
(oud) artikel 55 Ventôsewet.
20
Hoofdstuk IV De overdracht in het kader van het vrij beroep 35.Zoals eerder aangestipt, bestaat het kantoor van de notaris uit meer dan enkel en alleen het protocol en daarom rijst de vraag naar het lot van enerzijds de roerende materiële en immateriële bestanddelen, zijnde de activa, en anderzijds de passiva in het kader van een overname (Afdeling I). Daarna wordt de bespreking van de eigenlijk schattingsprocedure aangevat waarbij om redenen van duidelijkheid en structuur een driedelige indeling voorgesteld wordt (Afdeling II). Ten eerste wordt ingegaan op de procedure die voorafgaat aan de eigenlijke schatting (Onderafdeling I), ten tweede zal de schattingsprocedure in al haar facetten bekeken worden (Onderafdeling II), en ten derde wordt het verdere verloop na de schatting onder de loep genomen (Onderafdeling III).
Afdeling I De bestanddelen die het te schatten kantoor uitmaken 36.De wettelijke bepaling, die handelt over de verschillende elementen waaruit het over te dragen kantoor bestaat, luidt als volgt40: “Alle lichamelijke en onlichamelijke roerende bestanddelen die verband houden met de organisatie van het kantoor en het ereloon op uitgiften en het uitvoeringsereloon, moeten tegen vergoeding aan de in opvolging benoemde notaris worden overgedragen binnen een termijn van één maand na zijn eedaflegging. Alle schulden die geen verband houden met arbeidsovereenkomsten of met de uitvoering van lopende huur- en leveringscontracten, zijn van de overdracht uitgesloten.”
37.Aangezien de wetsbepaling niet uitblinkt in duidelijkheid, wordt er dieper ingegaan op de verschillende bestanddelen die de wetgever met artikel 55 OWN bedoelt, waarbij er een onderscheid zal worden gemaakt tussen enerzijds de activa en anderzijds de passiva.
40
(huidig) artikel 55 Ventôsewet.
21
Onderafdeling I De kantoorgebonden activa
a) kantoor Omwille van praktische redenen moet de overnemer de mogelijkheid krijgen van de overdrager om gedurende een redelijke termijn41 verder gebruik te maken van de kantoorruimte mits betaling van een billijke vergoeding. Dit vloeit niet uitdrukkelijk voort uit de wet maar is slechts impliciet af te leiden uit twee bepalingen. Enerzijds staat er in artikel 55 §1 a) lid 2 OWN dat alle schulden die geen verband houden met de lopende huurovereenkomsten van de overdracht uitgesloten zijn en anderzijds kan de schatter de onmogelijkheid om gedurende een redelijke periode gebruik te maken van het kantoor in aanmerking nemen als factor om de overnamevergoeding te verminderen. Dit betekent evenwel niet dat de overnemer verplicht is om van deze kantoorruimte gebruik te maken en hij dus op elk moment een einde kan stellen aan de huurovereenkomst.
b) staat van de minuten en repertoria Er moet van alle minuten en repertoria een proces-verbaal worden opgemaakt waarbij er een opsomming wordt gegeven van de bestaande repertoria en de staat waarin ze zich bevinden. Het pv vermeldt de volgende gegevens: -het totaal aantal akten waarvan in de verschillende repertoria sprake is -het aantal minuten -een overzicht van de ontbrekende of in slechte staat verkerende minuten.
c) testamenten en bewaargevingen Een overzicht van alle eigenhandige testamenten en vertrouwelijke bewaargevingen moet worden overgemaakt aan de opvolger. Dit geldt eveneens voor de escrow accounts42. 41
In de praktijk wordt een termijn van één jaar vanaf de inbezitstelling als redelijk aanzien.
42
Een escrow kan omschreven worden als een techniek waarbij een (on)lichamelijke roerende zaak in het
belang van de partijen van een onderliggende rechtsverhouding wordt toevertrouwd aan een neutrale derde, die de zaak moet bijhouden tot op het ogenblik van het zich realiseren van de in de
22
d) boekhoudingstukken inzake cliëntenrekeningen Het gaat in dit geval om de originele boekhouding van het kantoor van de afgelopen 10 jaar, de nodige boekhoudkundige bewijsstukken met betrekking tot de overgedragen boekhouding en de boekhoudsoftware.
e) dossiers, cliëntenfiches, software en computerprogramma’s en hypotheek- en registratieboeken Al de bovenstaande bestanddelen worden door de notaris-overdrager overhandigd aan de overnemende notaris.
f) overzicht van gerechtelijke mandaten Voor de wetswijziging van 1999 bestond er geen duidelijkheid omtrent de overname van gerechtelijke opdrachten door de opvolger, thans wordt hiervoor in artikel 54 2e lid OWN een wettelijke basis gevonden.
g) lijst cliëntenrekeningen en rubriekrekeningen Het spreekt voor zich dat voor deze bestanddelen de meest recente gegevens voorhanden moeten zijn. Het zijn daarom de gegevens zoals zij bestaan op datum van de eedaflegging van de opvolger die overhandigd moeten worden.
h) personeel Het statuut van het notarispersoneel bij overname wordt geregeld door een CAO43. Hierin wordt bepaald dat de overdracht van een kantoor op geen enkele wijze invloed heeft op het statuut of de rechten van het personeel. Dit betekent dat niettegenstaande
escrowovereenkomst vastgelegde voorwaarden. Omschrijving ontleend aan E., DIRIX, TILLEMAN, B. en VAN ORSHOVEN, P. (eds.), De Valks juridisch woordenboek, Antwerpen, Intersentia, 2004, 117. Zie meer algemeen: E., DIRIX, V., SAGAERT, “De kwaliteitsrekening herbezocht”, TPR 2004, afl. 1, 268-283. 43
CAO 2 februari 1989, BS. 12 mei 1989.
23
de overname, het personeel in dienst blijft onder dezelfde voorwaarden en met dezelfde voordelen, anciënniteit en bezoldigingen44.
38.De bovenstaande bestanddelen worden overgedragen als de notaris-overdrager als natuurlijke persoon zijn ambt uitoefende. Het kan ook zijn dat het notarisambt in associatie wordt uitgeoefend in de schoot van een vennootschap45 of middels een EBVBA. Wanneer het ambt wordt uitgeoefend binnen een vennootschap dan worden de aandelen overgedragen omdat alle voorafgaandelijk besproken bestanddelen eigendom zijn van die vennootschap. In het geval van een EBVBA46 wordt uitdrukkelijk bepaald dat de bestanddelen zelf, als bedrijfstak, worden overgedragen en niet de aandelen. Toch moet dit laatste genuanceerd worden aangezien de overnemer na zijn benoeming toch rechtsgeldig kan beslissen de aandelen over te nemen en dit slechts als een modaliteit van de overdracht wordt aanzien (randnummer 51).
Onderafdeling II De kantoorgebonden passiva 39.Hierover is de wet heel formeel: enkel drie categorieën van schulden komen in aanmerking voor overname. Het gaat over schulden die verband houden met arbeidsovereenkomsten, de uitvoering van lopende huurcontracten en de uitvoering van leveringscontracten. Elke andere schuld mag in geen geval deel uitmaken van de overdracht en dient te worden aangezuiverd.
44
PH., BUISSERET, “Deel VII. Overdracht van een notariskantoor en procedure voor de schatting” in P., VAN
DEN EYNDE, C., HOLLANDERS DE OUDERAEN en PH., BUISSERET (eds.), De vernieuwde notariswet Deel II. Handboek
organisatie van het notariaat, Brussel, De Boeck & Larcier, 2005, 388. 45
Artikel 55 §1 b) OWN en Artikel 17 NATIONALE KAMER VAN NOTARISSEN, Richtlijn met betrekking tot de
overdracht van notariskantoren, de dato 26 april 2011. 46
Artikel 17 NATIONALE KAMER VAN NOTARISSEN, Richtlijn met betrekking tot de overdracht van
notariskantoren, de dato 26 april 2011.
24
Afdeling II De schatting van het kantoor 40.Zoals reeds aangestipt (randnummer 15), is het enkel de professionele notarisvennootschap die tot haar doel activiteiten mag rekenen die behoren tot de beroepsuitoefening van de notaris. Dit betekent dat enkel de professionele notarisvennootschap het voorwerp zal uitmaken van de schattingsprocedure en er al dus een onderscheid zal moeten worden gemaakt tussen de situatie wanneer de notaris als natuurlijke persoon zijn beroep uitoefent dan wel wanneer hij dit doet binnen een vennootschap, zowel in het kader van een EBVBA als binnen een meerpersonenvennootschap.
Onderafdeling I Voorafgaand aan de schattingsprocedure 41.Ingevolge de wetswijziging van 1999 werden in de wet een summier aantal bepalingen ingevoerd omtrent de schatting van het over te nemen kantoor. De verdere uitwerking werd overgelaten aan een KB. Toch zorgde dit niet voor een kant en klare, allesomvattende regeling, waardoor de nood ontstond aan een nieuw wetgevend initiatief. Het was evenwel niet de wetgever maar de Nationale Kamer die hierop een antwoord formuleerde. Daar waar de richtlijn van 200847 specifiek ingaat op het algemene verloop van de overdracht, spitst het reglement48 meer toe op de technische aspecten van de schatting. Het vademecum49 tenslotte, biedt een leidraad voor de notaris-assessor die de schatter in zijn taak zal bijstaan.
42.De samenlezing van deze documenten geeft een overzicht van de drie stappen die voorafgaand aan de schattingsprocedure moeten doorlopen worden.
47
In de inleiding tot de richtlijn wordt vooral benadrukt dat niet enkel de boekhoudkundige aspecten in
aanmerking moeten genomen worden maar dat het belangrijk is om de schattingsprocedure binnen een ruimer kader te plaatsen. Dit komt niet alleen de overlater en de in opvolging benoemde notaris ten goede, maar ook de continuïteit van de dienstverlening. Zie Richtlijn van Nationale Kamer van notarissen van 24 juni 2008 met betrekking tot de overdracht van notariskantoren. 48
Reglement van Nationale Kamer van notarissen van 26 april 2011 inzake de schatting van een
notariskantoor. 49
KONINKLIJKE FEDERATIE VAN BELGISCHE NOTARISSEN, Vademecum voor de notaris-assessor, editie januari
2010.
25
Eerst en vooral wordt er door de voorzitter van de provinciale kamer een notarisassessor aangeduid50, waarbij aan hem of haar, naast de bijstand aan de schatter, ook gevraagd wordt een beschrijvend verslag op te maken. Artikel 8 van de richtlijn verwoordt het als volgt: “Het beschrijvend verslag (…) moet een zo compleet mogelijk overzicht geven van de karakteristieken van het kantoor (…).” Door deze verwoording rijzen er twee vragen: enerzijds wat wordt met karakteristieken bedoeld, meer algemeen: met welke elementen moet de assessor rekening houden bij het opmaken van zijn verslag en anderzijds hoe krijgt deze verslaggeving vorm in de praktijk. Inhoudelijk zal dit verslag een zo volledig mogelijke beschrijving geven van de feitelijke situatie van het over te dragen kantoor. In dit verslag51 zal onder andere vermeld worden of het gaat om een stedelijk of landelijk kantoor, of een groot deel van het cliënteel aan de persoon van de notaris gebonden is en of er omstandigheden aan de orde zijn die een negatieve impact kunnen hebben op de waarde van het kantoor, … Dit verslag wordt vervolgens overgemaakt aan de notaris-overdrager, waarop deze de mogelijkheid krijgt zijn opmerkingen hierover te formuleren. Het definitief verslag wordt dan overgemaakt aan zowel de notaris-overdrager als de aangeduide schatter en aan de Nationale Kamer van Notarissen. Daarnaast moet er natuurlijk ook een schatter aangesteld worden. Dit gebeurt door de Nationale Kamer van Notarissen in overleg met de Provinciale Kamer waartoe de notaris-overdrager behoort. De schatter is een accountant of bedrijfsrevisor die van zijn taak op de hoogte wordt gesteld via een aangetekende zending en zijn verslag moet hebben opgemaakt binnen een termijn van één maand na de ontvangst, tenzij hij binnen de drie dagen na het ontvangen van zijn opdracht, zijn weigering meedeelt aan de Nationale Kamer van Notarissen. Van de aanstelling van de schatter wordt ook de notaris-overnemer op de hoogte gesteld, bij gewone brief. Deze heeft dan de mogelijkheid de schatter te wraken overeenkomstig artikel 828 Ger W niettegenstaande deze mogelijkheid niet expliciet ingeschreven staat in de wet. Ook zal een bedrijfsrevisor
50
Artikel 7 en 8 van Richtlijn van Nationale Kamer van notarissen van 24 juni 2008 met betrekking tot de
overdracht van notariskantoren. Hierna afgekort: Richtlijn overdracht notariskantoren. 51
Zie meer algemeen KONINKLIJKE FEDERATIE VAN BELGISCHE NOTARISSEN, Vademecum voor de notaris-assessor,
editie januari 2010.
26
een bijkomende controle van de notariële boekhouding52 doorvoeren. Dit gebeurt best door een andere revisor dan diegene die aangesteld is om het kantoor te waarderen om de objectiviteit van de controle en schatting te kunnen garanderen. De doorlichting van de boeken moet de schatter in staat stellen zich een accuraat beeld te vormen van de financiële toestand van het kantoor.
Onderafdeling II De schattingsprocedure zelf 43.Teneinde tot de waardering over te gaan zal de schatter zich ter plaatse begeven, waar hij inzage zal nemen in de boekhouding en elk ander document dat hem kan helpen om de juiste waarde van het kantoor te bepalen. De overdragende notaris kan zich laten bijstaan door de notaris-assessor, de boekhouder van het kantoor en/of een bedrijfsrevisor.
44.Met de invoering van het KB van 200153 heeft de schatter nu een wettelijke leidraad die hem stap voor stap helpt bij zijn waardering teneinde zo tot de overnamevergoeding te komen.
45.De schatter zal zich voor zijn berekening baseren op het inkomen van de laatste 5 jaar waarbij deze referentieperiode ofwel betrekking zal hebben op het boekjaar ofwel op een kalenderjaar, al naargelang de notaris zijn ambt uitoefent binnen een vennootschap of niet. De mogelijkheid om het notarisambt onder te brengen in een vennootschap of om zich te associëren heeft een invloed op het inkomen dat gebruikt wordt als basis voor de berekening. Dit heeft als gevolg dat er zich drie hypotheses kunnen voordoen. 52
Art. 20 KB 10 januari 2002 betreffende het beheer van de door een notaris ontvangen sommen, effecten
en geldswaardige papieren aan toonder en betreffende het toezicht op de boekhouding van notarissen, BS 12 januari 2002. 53
KB 10 augustus 2001 betreffende de vergoeding voor de overname van een notariskantoor, BS 18
augustus 2001. (Hierna KB vergoeding overname) en PH., BUISSERET, “Deel VII. Overdracht van een notariskantoor en procedure voor de schatting” in P., VAN DEN EYNDE, C., HOLLANDERS DE OUDERAEN en PH., BUISSERET (eds.), De vernieuwde notariswet Deel II. Handboek organisatie van het notariaat, Brussel, De Boeck & Larcier, 2005, 397-439.
27
Wanneer de notaris zijn ambt uitoefent als natuurlijke persoon, zal teruggegrepen worden naar de netto beroepsinkomsten van de afgelopen 5 jaar zoals aangegeven in de personenbelasting. De notaris kan zijn ambt ook onderbrengen in een professionele eenpersoonsvennootschap of binnen een associatie met rechtspersoonlijkheid, waarbij de aangegeven netto-inkomsten in de vennootschapsbelasting als grondslag voor de berekening zal gebruikt worden. Wanneer de notaris voor de samenwerking geopteerd heeft voor een vennootschapsvorm zonder rechtspersoonlijkheid, dan heeft de fiscale neutraliteit van deze constructie tot gevolg dat ofwel de inkomsten uit de personenbelasting ofwel uit de vennootschapsbelasting zal gebruikt worden, al naargelang de notaris zich als natuurlijke persoon of als eenpersoonsvennootschap verbonden heeft.
46.Als de netto beroepsinkomsten van deze vijfjarige periode gekend zijn, wordt overgegaan tot de volgende stap in de berekening met name de vaststelling van het semi netto-inkomen. In dit stadium van de waardering zullen een aantal kosten terug bij het inkomen gevoegd worden en zal van sommige inkomsten abstractie worden gemaakt aangezien enkel en alleen het werkelijk inkomen mag gebruikt worden om de vergoeding te berekenen. Zonder de volledigheid ervan te willen nastreven, wordt hierna een overzicht gegeven van de kosten die worden toegevoegd en de inkomsten die worden afgetrokken. Een van de kosten handelt over de afschrijving van de wagen die beroepsmatig wordt gebruikt door de notaris. Aangezien het hier gaat om een strikt individuele keuze die afhangt van de smaak en persoonlijke noden van de notaris, die kunnen verschillen van de idee die de overnemer hierover heeft, en aangezien dit een invloed kan hebben op het netto-inkomen, lijkt het maar fair dat hiermee rekening wordt gehouden. Daarentegen worden de netto beroepsinkomsten verminderd met de financiële opbrengsten en de eventueel gerealiseerde meerwaarden. Met de financiële opbrengsten bedoelt men de interesten die verwezenlijkt worden op het kapitaal. De gerealiseerde meerwaarden hebben dan weer betrekking op waarde van de aandelen die gestegen zijn door incorporatie van reserves.
28
47.Deze herberekening van het beroepsinkomen gebeurt voor elk van de vijf jaren voorafgaand aan de overdracht, waarna van deze inkomsten het gemiddelde wordt berekend54.
48.Om ervoor te zorgen dat de vergoeding niet aangetast wordt door de inflatie, wordt het gemiddeld semi netto-inkomen geïndexeerd.
49.Op het dan bekomen geïndexeerd gemiddeld semi netto-inkomen worden vervolgens een aantal correctiefactoren toegepast, die tot gevolg hebben dat de grondslag van de berekening zal dalen. Ingevolge het KB van 2001 moet een onderscheid gemaakt worden tussen de verplichte correctiefactoren en de facultatieve waarbij moet opgemerkt worden dat deze vrijwillige correctiemechanismen in geen geval beperkend moeten worden geïnterpreteerd55. Voor wat betreft de verplichte criteria gaat het bijvoorbeeld om “abnormale voordelen of vergoedingen die worden toegekend aan één of meer medewerkers ongeacht hun statuut”56, maar ook om gevallen waarin de overnamemethode zich verzet tegen afschrijving van de betaalde vergoeding. Dit laatste is het geval wanneer het gaat om de overname van aandelen, maar daarop wordt verder op ingegaan (randnummer 53). De facultatieve correctiemechanismen laten dan weer toe om met specifieke kenmerken van een kantoor rekening te houden. Zo kan er zich in de regio een gebeurtenis voordoen met belangrijke sociaal-economische impact waardoor er ook negatieve gevolgen verwacht worden voor het kantoor57. Ook de demografische evolutie van een streek kan mogelijk een impact hebben op leefbaarheid van het kantoor. Zo kan een bevolkingsaangroei ertoe leiden dat er een standplaats wordt bij gecreëerd welke een invloed kan hebben op het aantal akten dat in de toekomst zal worden verleden in het
54
KB vergoeding overname.
55
Art. 13 §2 2° KB vergoeding overname.
56
Art. 13 §2 1° a) KB vergoeding overname.
57
Het voorbeeld bij uitstek is hier de sluiting van een multinational die werkgever is van de meerderheid
van de inwoners van de streek. Denk bijvoorbeeld aan de sluiting van Opel Genk of Arcelor Mittal te Luik.
29
overgenomen kantoor58. Ook andere aspecten kunnen een correctie op het gemiddeld geïndexeerd semi netto-inkomen verantwoorden, zoals de onmogelijkheid om gedurende een redelijke periode verder gebruik te maken van de kantoorruimte.
50.Wanneer de schatter al deze factoren overwogen heeft en eventueel in rekening gebracht, wordt het bekomen getal vermenigvuldigd met de factor 2,559 om zo de reële overnamevergoeding te bekomen. In het geval van ambtsuitoefening als natuurlijke persoon of binnen een professionele éénpersoonsvennootschap betekent deze stap het einde van de waardering. Hetzelfde geldt wanneer een associatie opgericht wordt in het kader van een nieuwe vennootschap. In deze laatste situatie wordt de overnamevergoeding van de studie betaald door de nieuw opgerichte vennootschap, en zullen de geassocieerde notarissen enkel moeten instaan voor de vorming van het minimumkapitaal.
51.Toch kan de overnemer om persoonlijke redenen beslissen dat na zijn benoeming in de opvolging, hij liever de aandelen van de EBVBA overneemt, dan dat hij het kantoor koopt als bedrijfstak. Dit heeft als negatief gevolg dat de overgenomen aandelen niet kunnen worden afgeschreven, daarom kunnen de overnemer en overlater in onderling overleg beslissen een deskundige aan te stellen die de waarde van de aandelen dan zou bepalen. Deze procedure mag in geen geval verward wordt met die van de OWN.
52.Met de nieuwe wetgeving wilde de wetgever de transparantie en de objectiviteit van de berekening van de vergoeding bekomen, dit met het oog op de depolitisering van de benoemingen. Toch is het toegelaten om in onderling akkoord tussen de in opvolging benoemde notaris en de overlater hieraan afbreuk te doen, daarom valt het sterkt te betwijfelen of deze werkwijze te verzoenen is met het opzet van de wetgeving60. 58
Het aantal standplaatsen is gekoppeld aan het bevolkingsaantal binnen een gerechtelijk
arrondissement. Zie art. 31 OWN. 59
R.G.E.N. nr 19466 beslissing van 21 december 1954.
60
De Memorie van Toelichting lijkt dit echter expliciet toe te laten: “In het geval dat de overlatende notaris
zijn ambt uitoefende binnen een éénpersoonsvennootschap, kan de overnemer evenwel niet verplicht worden de aandelen ervan over te nemen. In dat geval blijft de overlatende notaris enige aandeelhouder van de
30
53.Wanneer het daarentegen een overname in het kader van een meerpersonenvennootschap betreft of als er geopteerd is een associatie onder te brengen in de schoot van een bestaande vennootschap, zijn de aandelen automatisch het voorwerp van de overdracht. Dit heeft zoals eerder vermeld, als nadelig gevolg dat de overnemer de prijs die hij hiervoor betaald heeft niet kan afschrijven en ingevolge het KB van 2001 wordt dit door de schatter in aanmerking genomen als een verplichte correctiefactor. De schatter zal een décôte toepassen op de virtuele meerwaarde van de aandelen61. De thans bekomen waarde is de overnameprijs voor de aandelen.
54.Wanneer het notarisambt ondergebracht is in een vennootschap zonder rechtspersoonlijkheid dan zal voor wat betreft de schatting moeten worden teruggegrepen naar de regels die gelden bij ofwel de overdracht in het kader van uitoefening als natuurlijke persoon ofwel waarbij de overdracht gebeurt in het kader van de uitoefening van het beroep binnen een EBVBA. Dit is het gevolg van het feit dat een vennootschap zonder rechtspersoonlijkheid geen eigen vermogen kan bezitten en alle activa in onverdeeldheid toebehoren aan alle deelgenoten.
vennootschap die ontbonden wordt of waarvan het maatschappelijk doel moet aangepast worden aan de beëindiging van de ambtsuitoefening.” Parl. St. Kamer 1997-98, nrs. 1432/1 en 1432/2. 61
In de bijgewoonde workshop ‘associaties en overname notariaat’ georganiseerd door ING bank, op
donderdag 13 december 2012, wordt een décôte van 27,57% voorgesteld.
31
Onderafdeling III Na de schattingsprocedure 55.Deze gehele schattingsprocedure62 vindt plaats vooraleer het kantoor vacant wordt verklaard. Dit zou nadelige gevolgen kunnen hebben voor de potentiële overnemers ware het niet dat de wettelijke regeling voldoende garanties inbouwt om de objectiviteit en neutraliteit63 te garanderen. Zo bijvoorbeeld wordt de schatter aangesteld door de Nationale Kamer, is de berekening van de waarde wettelijk en reglementair bepaald en is de te betalen overnamevergoeding voor elke kandidaat dezelfde64. Ook zal de Nationale Kamer na ontvangst van het verslag, de wettelijkheid ervan nagaan door het af te toetsen aan de verschillende relevante wetsbepalingen. Al deze waarborgen verantwoorden daarom ook de regel vervat in artikel 14 § 1 KB vergoeding overname dat de schatting bindend is voor alle partijen.
56.De volgende stap in de overdrachtsprocedure is de bekendmaking in het Belgisch Staatsblad waarbij het MB van 30 juli 200165 een sleutelrol vervult. Dit Ministerieel Besluit bepaalt dat de Nationale Kamer belast wordt met het beleggen van een informatievergadering voor de kandidaat-overnemers waarbij zij kennis kunnen nemen van enerzijds het revisoraal schattingsverslag en anderzijds een aantal aspecten die verband houden met de overname, te weten: de overnamevergoeding, het aantal personeelsleden, het aantal verleden akten, bedrag van de registratierechten afgeleid uit het repertorium. Daarnaast krijgen de kandidaat-overnemers de mogelijkheid tot het stellen van vragen aan de overlater, die ook aanwezig is op de informatievergadering teneinde een beeld te kunnen vormen van het kantoor. 62
PH., BUISSERET, “Deel VII. Overdracht van een notariskantoor en procedure voor de schatting” in P., VAN
DEN EYNDE, C., HOLLANDERS DE OUDERAEN en PH., BUISSERET (eds.), De vernieuwde notariswet Deel II. Handboek
organisatie van het notariaat, Brussel, De Boeck & Larcier, 2005, 423-439. 63
Zie evenwel bedenking bij randnummer 52.
64
Artikel 16 Richtlijn overdracht notariskantoren bepaalt ter zake dat de indiening van de kandidatuur
niet afhankelijk mag gesteld worden van enige financiële waarborg maar dat het wel van belang is dat de kandidaat overnemer over voldoende financiële middelen beschikt en het provinciaal adviescomité hierover inlichtingen kan inwinnen bij de kandidaat-overnemers. 65
MB 30 juli 2001 betreffende de mededeling van de vergoeding voor de overname van een
notariskantoor, BS 18 augustus 2001, err. BS 1 september 2001. Hierna afgekort MB mededeling overnamevergoeding.
32
57.Na de benoeming van de opvolger, waarbij de benoemingsprocedure buiten het bestek van deze thesis valt, zijn er nog een aantal praktische formaliteiten te vervullen waarvan de betaling van de overnamevergoeding de belangrijkste is. Betaling daarvan moet geschieden binnen de 75 dagen na de bekendmaking van zijn benoeming in het Belgisch Staatsblad66. Dat een lange termijn bepaald is, heeft te maken met het lopen van de beroepstermijn van 60 dagen bij de Raad van State tegen het benoemingsbesluit. Daar de kandidaat-overnemer slechts na afloop van deze periode in kennis kan worden gesteld van het administratief beroep, maakt dat de wetgever de keuze voor een lange termijn gemaakt heeft. Daarnaast moet de in opvolging benoemde notaris de eed afleggen binnen de twee maanden na zijn benoeming67. Hij zal ook een verzekering moeten afsluiten teneinde zijn burgerlijke aansprakelijkheid te dekken voor een minimumwaarde van 2,5 miljoen euro68. Ook een aantal verplichtingen die kaderen binnen de sociale zekerheid mogen niet uit het oog verloren worden zoals bijvoorbeeld de aansluiting bij een sociaal secretariaat. Er zijn uiteraard nog veel meer praktische verplichtingen voor de nieuw benoemde notaris maar daarop wordt verder niet ingegaan.
58.Tevens rijst de vraag naar de situatie van de participatie- en bestuursvennootschap en dan specifiek naar het onroerend goed dat hierin ingebracht is. De overdracht beperkt zich enkel tot de notariële studie, wat betekent dat deze vennootschappen als rechtspersoon kunnen blijven voortbestaan. Zij kunnen evenwel niet aanblijven als vennoot en/of zaakvoerder en dienen hiertoe de nodige stappen te ondernemen. Het spreekt voor zich dat wanneer het een overdracht uitmaakt in het kader van een meerpersonenvennootschap waarbij de andere notarissen hun ambt blijven uitoefenen, zij hun eventuele participatievennootschappen en/of bestuursvennootschappen kunnen behouden.
66
Artikel 14 § 1 KB vergoeding overname.
67
Artikel 48 OWN.
68
Artikel 18 Reglement van de Nationale Kamer van notarissen voor de organisatie van de notariële
boekhouding, goedgekeurd bij KB van 9 maart 2003, BS 1 april 2003.
33
Titel III Kritische benadering van de huidige regels met betrekking tot waardering van een notariskantoor
59.Uit de voorgaande bespreking betreffende de overdracht en meer specifiek de schatting van een kantoor, blijkt duidelijk dat het notariaat en dus ook de waardebepaling gedurende de jaren een hele evolutie doorgemaakt heeft. Van de wettelijk summier geregelde overdracht en prijsbepaling naar een modus vivendi welke zowel een steunvlak vond in de politiek als in de praktijk, tot een wettelijk uitvoerig raamwerk waarbinnen de overdracht en waardering geregeld wordt.
60.Ook al kan een uitgebreide wettelijke regeling van een delicaat gegeven zoals de waardering van een kantoor waarbij de belangen van verschillende partijen spelen enkel en alleen worden toegejuicht, toch is de regeling, mijns inziens, op een aantal punten voor verbetering vatbaar. Doordat deze bepalingen omtrent de waardering van een notariskantoor een meer juridische inslag en achtergrond hebben, is er weinig aandacht geschonken aan de economisch belangrijke aspecten van de regeling. Dit resulteert in twee concrete praktische problemen waarop hier verder zal worden ingegaan.
61.Eerst en vooral kan de multiplicatiefactor van 2,5 in vraag worden gesteld. Zoals eerder werd aangegeven (randnummer 50) werd deze afgeleid uit een beslissing van het Bestuur der Registratie en Domeinen die dateert van 1954. Het valt sterk te betwijfelen dat een beslissing van een vorige eeuw, die vandaag nog steeds aan de basis ligt van de waardering, aangepast is aan de maatschappelijke werkelijkheid. In de huidige constellatie zorgt dit voor torenhoge overnamevergoedingen waardoor er voor vele kantoren simpelweg geen potentiële kandidaten gevonden worden. Daar de Kamer van Notarissen bij de gehele overdrachtsprocedure sterk pleit voor een continuïteit van de dienstverlening binnen het kantoor, lijkt deze werkwijze toch totaal het tegenovergestelde te bewerkstelligen en komt dit geen enkel van de betrokken partijen ten goede. Uiteraard is het te begrijpen dat een notaris die op rust wordt gesteld een zo 34
hoog mogelijke prijs voor ‘zijn’ kantoor wil omdat dit uiteindelijk zijn appeltje voor de dorst is, die hem in staat zal stellen te genieten van zijn pensioen, maar als hij geen overnemer vindt, wordt het uitgesteld. Ook voor de eventuele overnemers is het een slechte zaak. Zij willen hun jarenlange inzet beloond zien worden met de benoeming als titularis maar lopen de kans mis door een financiële belemmering. Dat het notariaat hier geen ruchtbaarheid aan geeft, is verstaanbaar. Zij betrachten de belangen van haar leden te beschermen en willen vermijden dat een wetgevend optreden nadelige gevolgen zou hebben voor de overnamevergoeding, zeker gezien de huidige financieel-economische situatie. Bovendien rijst de vraag naar welke coëfficiënt men in de plaats zou kunnen stellen en of er überhaupt nog nood aan is. Zou men niet volstaan met de indexatie van de overnamevergoeding, zoals nu ook al het geval is? Het lijkt mij in ieder geval aannemelijk dat naar de toekomst toe hier geen grote veranderingen moeten verwacht worden.
62.Ten tweede blijkt ook de kennisname van de verscheidene documenten door de potentiële overnemers niet aangepast aan de praktijk, toch niet wanneer men de lijn doortrekt naar een due dilligence onderzoek. Bij zo een boekenonderzoek wordt de spreekwoordelijke onderste steen omgedraaid om de kandidaat-overnemers in staat te stellen een volledig beeld te krijgen vooraleer zij beslissen om een bedrijf over te nemen. Bij de overname van een notariskantoor krijgen de gegadigden op de informatievergadering enkel kennis van een aantal cijfers waaronder het revisoraal schattingsverslag. In geen geval is dit voldoende voor een kandidaat om een accuraat en omstandig beeld te krijgen. Net omdat de eventuele opvolger van een notaris een zeer grote verbintenis aangaat met de overname, waarvan het toch de bedoeling is dat hij daar tot aan zijn eigen in pensioenstelling zijn ambt zal uitoefenen, mag de belangrijkheid ervan absoluut niet onderschat mag worden. In de praktijk kan dit deels worden voorkomen door een associatie aan te gaan. De wetgever heeft met de invoering van het associëren de specialisatie binnen een kantoor mogelijk willen maken omdat vandaag de dag elke notaris een specialist van de generaliteit moet zijn en dit in de praktijk onhoudbaar geworden is. Toch geeft dit de kans aan een geassocieerd notaris 35
om zich gedurende een aantal jaren in te werken in het kantoor en terwijl ook kennis te nemen van zijn specifieke situatie met het oog op de overname. Associëren is evenwel geen zaligmakende oplossing aangezien sinds de depolitisering van het ambt, de benoemingscommissie de meest geschikte kandidaat in opvolging zal benoemen. Dit neemt niet weg dat een eerder geassocieerd notaris meer kans maakt om als titularis te worden benoemd aangezien de continuïteit van het kantoor als een belangrijk aspect van de overname wordt aanzien.
63.De huidige waarderingsregels blijken dus wel een goede basis te verschaffen voor de berekening van de overnamevergoeding maar dienen aangepast te worden aan de maatschappelijke evolutie. Net omdat de wetgever met de hervorming van een decennium geleden, het notariaat meer slagkracht wilde geven kan mijns inziens de waarderingsprocedure ook niet achterblijven. Het lijkt mij echter realistisch om te stellen dat een wijziging van de schattingsregeling, laat staan een hervorming van de organisatie van het notariaat niet erg hoog op het “to do lijstje” van de wetgever staat, gezien de recente sociaaleconomische en financiële problemen.
36
Bibliografie
Wetgeving
Wetboek Inkomstenbelasting.
Wet van 25 ventôse jaar XI (16 maart 1803), tot regeling van het notarisambt, Pasin. Bull. 258 nummer 2440. De authentieke Nederlandse tekst werd vastgesteld bij de wet van 9 april 1980, BS. 6 mei 1980, err. BS, 9 augustus 1980.
Wet van 4 mei 1999 tot wijziging van de Wet van 25 ventôse jaar XI op het notarisambt, BS 1 oktober 1999.
Wetsontwerpen tot wijziging van de wet van 25 ventôse jaar XI, tot regeling van het notarisambt, Parl. St. Kamer 1998-99, nr 1432-1433/1.
Amendement 22 van R. Landuyt, Parl. St. Kamer, 1998-99, nr. 1432.
KB 10 augustus 2001 betreffende de vergoeding voor de overname van een notariskantoor, BS 18 augustus 2001.
KB 10 januari 2002 betreffende het beheer van de door een notaris ontvangen sommen, effecten en geldswaardige parpieren aan toonder en betreffende het toezicht op de boekhouding van notarissen, BS 12 januari 2002.
MB 30 juli 2001 betreffende de mededeling van de vergoeding voor de overdracht van een notariskantoor, BS 18 augustus 2001, err. 1 september 2001.
CAO 2 februari 1989, BS. 12 mei 1989.
R.G.E.N. nr 19466 beslissing van 21 december 1954.
Reglement van de Nationale Kamer van notarissen voor de organisatie van de notariële boekhouding, goedgekeurd bij KB van 9 maart 2003, BS 1 april 2003.
Richtlijn van Nationale Kamer van notarissen van 24 juni 2008 met betrekking tot de overdracht van notariskantoren.
Reglement van Nationale Kamer van notarissen van 26 april 2011 inzake de schatting van een notariskantoor.
Reglement van Nationale Kamer van notarissen van 26 april 2011 inzake vennootschappen van notarissen.
37
Rechtsleer a) Bijdragen in tijdschriften
BERQUIN, H., “Een praktische kijk op een associatie van notarissen”, T. Not. 1997, 61-66.
COIPEL, M., “Quelques réflexions à propos de l’exercice de la fonction notariale en S.P.R.L.U”, Rev. Not. B., 1992, 278-292.
CLAEYS-BOUUAERT, M., “Vademecum van de notaris-assessor”, Notarius 2010, afl. 1, 13.
DEBUSSCHER, E., “De vergoeding voor de overname van het notariskantoor”, Waarvan Akte 2003, afl. 5, 1-5.
DECHAMPS, Y., “Des sociétés de notaire. Commentaire succinct”, Rev. Not. B. 2001, 91-103.
DE DECKER, H., “Over de overdracht van notariskantoren en interimovereenkomsten”, T. Not. 1990, 91-99.
DEMBLON, J., “La profession notariale peut-elle être exercée en société”, Rev. Not. B. 1992, 6-34.
DIRIX, E., SAGAERT, V., “De kwaliteitsrekening herbezocht”, TPR 2004, afl. 1, 268283.
DE WULF, C., “Over de uitoefening van het notarisambt in vennootschap”, T. Not. 1992, 83-96.
DE WULF, C., “De nieuwe notariswetten 1999 in Nederland en in België – Een moeilijke start?”, TPR 2004, afl.1, 243-261.
GASSEE, M., “L’archivage et le notaire. Ces chères archives…”, Notarius 2006, afl. 6, 21-23.
GEENS, K., “Vennootschapsrechtelijke aspecten van een vennootschap van notarissen”, T. Not. 1997, 25-36.
LAGA, H., “Bedenkingen bij de notarisvennootschap”, T. Not. 1992, 98-102.
SCHICKS, A. en VANISTERBEEK, A., “Traité-Formulaire de la Pratique Notariale”, I, Louvain, Fonteyn, 1924,889.
VAN BOVEN, R., “De vrije beroepsbeoefenaar en de professionele vennootschap”, Not. Fisc. M. 2033, afl 5-6, 121-175.
38
VAN DEN BOSSCHE, A., “Het notariaat, nog ontbeerlijk?”, Not. Fisc. M. 2012, afl. 6, 199-208.
VAN DEN HOVE, S., “De bewaringsplicht van de notaris. Verslag van de studiedag 'Notariaat en archief”, Not.Fisc.M. 2009, afl. 10, 375-385
VAN DER WEE, J., “Het vademecum voor de notaris-overdrager is klaar”, Notaris 2010, afl. 3, 14.
VAN GOETSENHOVEN, S., “Het vrij beroep in vennootschapsverband: notarissen, advocaten en geneesheren”, Jura Falc. 2007, 595-722.
VAN TRICHT, S., “Rent a notary’s daughter? Over preferenties inzake opvolging en benoemingen van notarissen”, Notarius 1995, 442-449.
b) Boeken en bijdragen in verzamelwerken
BAEL, J, “De nieuwe notariswet”, Gandaius Actueel VI, Gent, Story-Scientia, 2001, 29-83.
BOUCKAERT, F., “De professionele vennootschap voor de notarissen en kandidaatnotarissen”, in De nieuwe notariswet, Brugge, die Keure, 2000, 211 p.
BUISSERET, PH., “Deel VII. Overdracht van een notariskantoor en procedure voor de schatting” in VAN DEN EYNDE, P., HOLLANDERS DE OUDERAEN, C. en BUISSERET, PH. (eds.), De vernieuwde notariswet Deel II. Handboek organisatie van het notariaat, Brussel, De Boeck & Larcier, 2005, 849 p.
DIRIX, E., B., TILLEMAN en P., VAN ORSHOVEN. (eds.), De Valks juridisch woordenboek, Antwerpen, Intersentia, 2004, 469 p.
MICHIELSENS, A., De nieuwe notariswet, Antwerpen, Kluwer, 1999, 663 p.
RENS, J., “Notaris”, in X Het onroerend goed in de praktijk, III.H-1-III.H.Lit-2. (96p).
TISON, M. en DE WULF, H., “De notarisvennootschap bekeken door een vennootschapsrechtelijke bril”, in Rechtskroniek voor het Notariaat, nr. 3, Brugge, die Keure, 2003, 176 p.
VAN DEN BOSSCHE, A., “De prijs van het ambt”, in Rép. Not., wetsvoorstellen in notariële zaken ter attentie van de Wetgever, Brussel, Larcier, 2010, Suggestion non finalisée/F, 224-225.
VAN DEN BOSSCHE, A., “De notaris is een natuurlijk persoon. Over notarissen en de uitoefening van hun ambt binnen een vennootschap”, in BUYSSENS, F., GEENS, K., 39
LAGA, H., TILLEMAN, B. en VERBEKE, A-L (eds.), Vennootschapsrechtelijke clausules voor het notariaat. Liber Amicorum Prof. Dr. Luc Weyts, Gent, Larcier, 2012, 1031 p.
Rechtspraak
Brussel 4 juni 1987, Rev. Not. b. 1988, 360-366.
Gent 17 januari 2000, T. Not. 2000, 161, noot C. ENGELS.
Rb. Dendermonde 31 maart 1989, Rev. Not. b. 1992, 48.
Rb. Gent 7 december 1972, R.W. 1972-73, 1393.
Rb. Luik (kort geding) 23 maart 1998, Pas. 1997, III, 26.
Rb. Luik (3e kamer) 18 oktober 2004, Rev. Not. b. 2005, afl. 2988, 453-459.
Rb. Namen 16 september 1994, Rev. Not. b. 1994, 523, noot D. STERCKX.
Andere bronnen
KONINKLIJKE FEDERATIE VAN BELGISCHE NOTARISSEN, De overdracht van notariskantoren, Omzendbrief Koninklijke Federatie van Belgische Notarissen 75/11 van 30 juni 1975.
BENOEMINGSCOMMISSIES VOOR HET NOTARIAAT, Activiteitenverslag tot 30 juni 2007, Brussel, Benoemingscommissies voor het notariaat, 2007, 102 p.
KONINKLIJKE FEDERATIE VAN BELGISCHE NOTARISSEN, Vademecum voor de notarisassessor, editie januari 2010, 7 p.
ING PRIVALIS, Overdracht van het notariskantoor , Antwerpen, 2011, 65 p.
Workshop ‘associaties en overname notariaat’ door ING bank, bijgewoond op donderdag 13 december 2012.
40